ONTZAMELEN: REGEL EN UITZONDERING Over het Nederlandse ontzamelbeleid en Museum Gouda. Begeleider: dr. Hestia Bavelaar Onderzoekswerkgroep II: Moderne Kunst Bachelorscriptie Aantal woorden: 8235 30 januari 2014 Annelot Rijkaart Studentnummer 3653714 Bachelor Taal- en cultuurstudies “Wie te veel omhelst, houdt weinig vast” – Elie van Rijckevorsel (1845-1928) 1 Inhoudsopgave Inleiding . . . . . . . . . . p. 3 1.1. Wat is ontzamelen? . . . . . . . p. 5 1.2. Huidige discussie: argumenten voor en tegen ontzamelen . . p. 6 1. In debat over ontzamelen 2. Leidraad voor het Afstoten van Museale Objecten 2.1. Geschiedenis van de LAMO in het kort . . . . . p. 11 2.2. Richtlijnen onder de loep . . . . . . . p. 12 . . . . . . p. 15 . . . p. 16 3. Casus Museum Gouda: één voor allen 3.1. Beschrijven Casus . . 3.2. Verwijten Nederlandse Museumvereniging 3.3. Verdediging Museum Gouda . . . . . . p. 17 4.1. Museum Gouda: Situatie anno 2013 . . . . . p. 20 4.2. Advies herziening LAMO oktober 2013 . . . . . p. 21 4.3. Het eigenzinnige museum versus De Collectie Nederland . . p. 24 4. Wordt vervolgd… Conclusie . . . . . . . . . . p. 26 Literatuurlijst . . . . . . . . . . p. 28 2 Inleiding “’Veiling Dumas is schandalig’; MuseumGoudA veilt topstuk direct op vrije markt”, “Het bliksemt boven de veiling van Dumas”, “Rel over veiling museum Gouda”. Dit is een greep uit de krantenkoppen van nationale kranten tussen mei en september 2011. Aanleiding voor de commotie is de voorgenomen verkoop van het werk The Schoolboys (1987) van Marlene Dumas door Museum Gouda. Bij deze veiling is het museum tegen de geldende richtlijnen voor ontzamelen ingegaan. Deze casus vormt de aanleiding voor deze scriptie over het ontzamelbeleid voor Nederlandse museale objecten. In dit onderzoek zal de volgende vraag centraal staan: Hoe functioneren de richtlijnen voor het ontzamelen van Nederlandse museale objecten, toegespitst op de casus van Museum Gouda? Hoewel het belang van de discussie rond ontzamelen de afgelopen jaren is toegenomen, is de discussie niet nieuw. Een belangrijke publicatie over ontzamelen is het boek Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties1, uitgegeven door het Instituut Collectie Nederland (ICN) in samenwerking met de Boekmanstichting. In dit boek besteedt Petra Timmer een hoofdstuk aan de belangrijke momenten en keuzes in de beleidsontwikkeling en opinievorming over selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties.2 Dit overzicht begint in 1873, wanneer Victor de Stuers in De Gids het pamflet ‘Holland op zijn smalst’ schrijft. Hierin bekritiseert De Stuers de verkoop van een barokke oksaal uit Den Bosch aan het Victoria & Albert Museum in Londen. Vervolgens noemt Timmer verschillende jaartallen waarin belangrijke besluiten zijn genomen omtrent ontzamelen, of waarin spraakmakende incidenten hebben plaatsgevonden. Het huidige debat begint in de jaren negentig van de twintigste eeuw, wanneer ontzamelen steeds openlijker wordt besproken. Zo worden er verschillende symposia gehouden met ontzamelen als onderwerp. In 1995 werd er aan de TU in Eindhoven een Studium Generale gehouden onder de noemer Wie wat bewaart… heeft een probleem.3 De discussie luidt voortdurend: Mogen museale objecten worden afgestoten, en zo ja, onder welke voorwaarden? In het eerste gedeelte van dit onderzoek wordt ingegaan op wat ontzamelen precies is, en wat de belangrijkste argumenten voor en tegen zijn die in het debat worden aangedragen. In het tweede hoofdstuk ligt de focus op de officiële richtlijnen zoals die zijn geformuleerd door de Nederlandse Museumvereniging (NMV) in de Leidraad voor het Afstoten van Museale Objecten Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies). 2 Petra Timmer, ‘Selectie en afstoting in vogelvlucht’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), pp. 20-24. 3 Ibidem, p. 23. 1 3 (LAMO)4 uit 2006. In het derde hoofdstuk wordt de casus van Museum Gouda uitvoerig besproken. Hierbij komen de verwijten van de NMV aan het licht, alsmede de redengeving en verdediging van Museum Gouda. In het vierde en laatste hoofdstuk worden de gevolgen van de casus Museum Gouda besproken, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de vraagstukken die deze casus opwerpt. In dit hoofdstuk komt tevens de meest recente herziening van de LAMO uit 2013 aan bod. In de conclusie wordt geprobeerd een helder antwoord te geven op de vraag hoe de richtlijnen voor ontzamelen op dit moment functioneren. Wat kunnen we leren van de casus Museum Gouda over deze richtlijnen? Wordt het nationaal erfgoed voldoende beschermd? Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten. 2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013). 4 4 1. In debat over ontzamelen 1.1. Wat is ontzamelen? Het woord afstoten of ontzamelen kent meerdere betekenissen. Kort gezegd is afstoten het schenken, ruilen, verkopen of vernietigen van objecten uit de collectie.5 Zo kan het gaan om de overdracht van een object van het ene naar het andere museum. Hierbij blijft het werk publiek eigendom, het verandert enkel van registratie en plaats. Ontzamelen is ook het afstoten van een werk uit de openbare collectie naar het particuliere circuit. Dit kan gebeuren door middel van schenking of verkoop. De meest extreme en definitieve vorm van ontzamelen is vernietiging, wat bij unieke objecten niet of zelden voorkomt. Het uitlenen van museale objecten aan een andere openbare collectie, ook wel langdurige bruikleen genoemd, valt expliciet niet onder afstoten.6 Net als verzamelen, is ontzamelen onderdeel van de collectievorming van een museum. Bij het vormen van de collectie streeft een museum naar de beste samenstelling van objecten. Het museum is voortdurend op zoek naar objecten die de collectie aanvullen en verbeteren, en moet daarnaast ook kijken naar welke objecten in de collectie misschien niet meer zo goed op hun plaats zijn. Op deze manier kan het ontzamelen van een bepaald object meerdere collecties verbeteren. Het verrijkt de collectie van het museum waar het is herplaatst, en het geeft het museum dat het verlaat de mogelijkheid om een ander object aan te schaffen. Het museum is een plaats waar (kunst)objecten worden verzameld, onderhouden en bewaard. Maar waar wordt bewaard, moet ook worden geselecteerd, want wanneer een museum zijn collectie niet van tijd tot tijd opschoont, ontstaat er een onhandelbare wildgroei aan objecten. Ontzamelen is nog steeds onbekend terrein voor veel musea. Hoewel er de afgelopen jaren al meer ervaring is opgedaan door musea op dit gebied, kunnen we nog niet spreken van een museale routine.7 Er is lange tijd voornamelijk alleen verzameld, waardoor musea momenteel te veel objecten hebben om goed voor te kunnen zorgen. In de huidige situatie staat gemiddeld negentig procent van wat een museum heeft verzameld in het depot. De helft hiervan wordt nooit door een museumbezoeker gezien.8 Paul Schnabel, voormalig directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, zegt in een interview met de Volkskrant: “Het [ontzamelen] is nooit iets wat museumdirecteuren met plezier doen, maar ze kunnen haast niet anders. Er is inmiddels een situatie onstaan waarbij het een fysieke noodzaak is om kunst af te stoten. Er worden tegenwoordig hoge eisen gesteld aan de opslag van Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), p. 17. 6 Arjan Kok, Petra Timmer, ‘Inleiding’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 9. 7 Ibidem, p. 9. 8 Mischa Cohen, ‘Onterfd Goed: ontzamelen uit de taboesfeer’, Vrij Nederland 74 (2013) nr. 10, p. 33. 5 5 museale collecties. Dat kost veel geld. Als er dan moet worden bezuinigd, word je gedwongen om keuzes te maken.”9 Daarnaast lijkt de huidige financiële sitiuatie om meer ontzamelpraktijk te vragen. Door de economische crisis heeft de Nederlandse overheid steeds minder geld te besteden aan kunst en cultuur. Ook particulieren hebben minder geld te besteden. Aangezien alle werken in het depot een museum geld kosten, kan het een oplossing zijn om een deel van deze werken af te stoten. Door de hierboven genoemde financiële problemen, en de depots die steeds voller worden, is de discussie rond ontzamelen in de museumwereld op dit moment levendig. Ruim twintig jaar geleden was afstoten een onderwerp dat niet besproken werd. Nu is het een onderwerp van alledag, al ondenemen nog weinig musea concrete stappen.10 Om van praten praktijk te maken, heeft de Museumvereniging de Leidraad voor het Afstoten van Museale Objecten geïntroduceerd. Dit is een document dat aan de hand van praktijkervaring al meerdere malen is herzien. Met de LAMO wil de NMV Nederlandse musea handvaten bieden voor het afstoten van museale objecten, en de procedure die hieraan vooraf dient te gaan. 1.2. Huidige discussie: argumenten voor en tegen ontzamelen De discussie rond ontzamelen is de afgelopen 20 jaar precies hetzelfde gebleven. Zoals Peter van Mensch, museoloog, het formuleert: “Het [museum]vak heeft geen geheugen.” Volgens Van Mensch is eigenlijk alles al gezegd, maar wil men de discussie kennelijk steeds overdoen.11 De volgende drie argumenten tegen ontzamelen worden voornamelijk gebruikt door tegenstanders die ontzamelen te allen tijde afwijzen. Het eerste argument hiervoor is dat zij de museumcollectie zien als een samenhangend geheel, als meer dan een som der delen. De collectie heeft een eigen historie, en die moet gerespecteerd worden. Objecten in de collectie zijn in een bepaalde tijd met bepaalde beweegredenen aangekocht. Op deze manier geeft de volledige collectie een beeld van de opvattingen van generaties vóór ons, ook ten aanzien van verzamelen en bewaren. Om de collectiehistorie in tact te houden, mogen objecten niet worden afgestoten.12 Titus Eliëns, hoofd collecties bij Gemeentemuseum Den Haag, gaat in tegen dit argument van collectiehistorie. De collectiehistorie van een museum is inderdaad interessant. Eliëns vindt Karin Aalberts, ‘Hoeveel kunst moet een museum hebben?’, Volkskrant 15 november 2012. Annemarie Vels Heijn, ‘Van afwijzing tot acceptatie’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 45. 11 Ibidem, p. 45. 12 Frank Bergevoet e.a. (red.), ‘Bijlage 1. Argumenten voor en tegen afstoten’, Leidraad voor het afstoten van museale objecten. 2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20-%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), p. 55. 9 10 6 dit echter geen argument om de collectie dwangmatig bij elkaar te houden. De geschiedenis van een collectie kan volgens Eliëns ook gedocumenteerd worden.13 Daarnaast is een museumcollectie voortdurend in beweging. We zouden ontzamelen ook kunnen zien als een onderdeel van deze beweging. Op die manier drukt ook ontzamelen de opvattingen van de betreffende generatie ten aanzien van verzamelen en bewaren uit. Een volgend argument tegen ontzamelen is de tijdsgebondenheid van de beslissing. Het afstoten van objecten zou te veel afhankelijk kunnen zijn van de waan van de dag. Collecties hebben een archieffunctie, en in dit opzicht is er niets mis met het bewaren van werken in depots. Stukken die nu in depot staan, zouden zomaar de topstukken van de toekomst kunnen zijn. Je loopt de kans iets weg te doen, wat later van belang kan zijn.14 De toetssteen van de waarde van objecten is dus niet uitsluitend de actuele ‘gebruikswaarde’.15 Men kan zich afvragen of het wel zo erg is dat ontzamelen gebeurt aan de hand van tijdsgebonden opvattingen. De werken worden immers ook aangekocht aan de hand van deze opvattingen. Daarnaast valt af te vragen of het niet zonde is van alle mooie werken in depot, dat ze nooit door publiek worden gezien. Onno Maurer, conservator kunst bij Museum Flehite, vindt dat kunstwerken bij mensen thuis aan de muur beter tot hun recht komen dan voor eeuwig in het depot van het museum.16 Dieuwertje Wijsmuller van de Stichting Onterft Goed (SOG) ziet het afstoten van een werk naar het particuliere circuit niet als eindhalte. In het debat Erfgoed, cultureel of financieel? Collectiebeleid in crisistijd, georganiseerd door SOG, zegt ze het volgende: “Wat ik machtig interessant vind is dit: als we nu ontzamelen en collecties laten adopteren door particulieren, kan er zomaar over twintig jaar weer een nieuwe collectie ontstaan, als mensen dat weer bij een museum brengen. Dat kan toch ook? Maakt voortdurend verzamelen een collectie over honderd jaar echt interessanter? Dat vraag ik mij af.”17 Een derde argument tegen ontzamelen is dat de kwetsbare relatie met potentiële schenkers niet aangetast moet worden. Ontzamelen kan de reputatie van het museum als collectiebeherende Petra Timmer, ‘Een opvallend afstotingsbeleid als constante factor; van Fuchs tot Van Krimpen’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 32. 14 Peter van Mensch, Léontine Meijer-Van Mensch, Erfgoedtermen, Amsterdam 2013, online geraadpleegd via: http://www.menschmuseology.com/wordpress/wp-content/uploads/2013/04/Erfgoedtermen.pdf, p. 13. 15 Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), p. 56. 16 Laura Overpelt, ‘Landschapjes voor een zacht prijsje de deur uit’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 17. 17 Stichting Onterfd Goed (debat), Erfgoed, cultureel of financieel? Collectiebeleid in crisistijd, Witte de With Rotterdam, 28 maart 2013. Verslag online geraadpleegd via: <http://www.onterfdgoed.nl/wpcontent/uploads/2012/06/SOGVerslagDebat1.pdf> (29 december 2013), p. 4. 13 7 instelling aantasten.18 Wanneer een afstotingsoperatie op het publiek als klakkeloos en roekeloos overkomt, kan dit tot gevolg hebben dat potentiële schenkers in de toekomst minder genegen zijn objecten af te staan aan het betreffende museum. Vanzelfsprekend is het belangrijk dat potentiële schenkers duidelijk zien dat het museum zorgvuldig met de werken in zijn beheer omgaat. Het afstoten van objecten kan wantrouwen opwekken, maar dit hoeft geen reden te zijn om niet te ontzamelen. Wanneer het museum besluit werken af te stoten uit de collectie, is transparantie heel belangrijk. Het museum moet veel aandacht besteden aan de communicatie erover, ook wat betreft de verantwoording van eventuele opbrengsten.19 Daarnaast adviseert de LAMO altijd contact op te nemen met de schenker of diens erfgenamen wanneer het museum van plan is een werk af te stoten. Heeft de schenker bezwaren, dan kan het museum alsnog besluiten van het ontzamelen af te zien.20 Ook is het raadzaam om duidelijke afspraken te maken met schenkers over hoe er met ontzamelen om moet worden gegaan.21 Zolang het museum transparant handelt, hoeft het ontzamelen potentiële schenkers geen reden tot wantrouwen te geven. De meeste tegenstanders van ontzamelen zijn niet te allen tijde tegen ontzamelen, maar pleiten voor voorzichtigheid. Ontzamelen moet enkel mogelijk zijn in extreme gevallen. Zoals Peter Schoon, directeur van het Dordrechts Museum en geen voorstander van afstoten, het stelt: “Afstoten is in mijn ogen een uitzondering, en geen regel.”22 Uit de tegenargumenten blijkt dat we voorzichtig moeten zijn met het afstoten van museale objecten, omdat dit veel schade aan kan richten. Letterlijke schade, door het onherroepelijke verlies van een werk dat later nog eens van waarde zou kunnen blijken te zijn, maar ook figuurlijke schade, wanneer het museum aan aanzien en reputatie verliest door het afstoten van objecten, en hierdoor potentiële schenkers wantrouwig maakt. Wat is er dan voor afstoten te zeggen? Hieronder volgen de belangrijkste argumenten vóór ontzamelen. Frank Bergevoet e.a. (red.), ‘Bijlage 1. Argumenten voor en tegen afstoten’, Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20-%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), p. 55. 19 Annemarie Vels Heijn, ‘Van afwijzing tot acceptatie’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 50. 20 Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), p. 35. 21 Annemarie Vels Heijn, ‘Van afwijzing tot acceptatie’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 50. 22 Olav Velthuis, ‘Afstoten zakelijk bekeken’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 145. 18 8 Ontzamelen voelt voor een museum vaak als verlies, en is dit in feite ook. De collectie verliest een werk.23 Maar één van de voornaamste argumenten voor afstoten, is juist de kwaliteitsverbetering van de collectie.24 Door middel van ontzamelen kan een museum zijn collectieprofiel aanscherpen, en werken selecteren die eigenlijk niet goed op hun plaats zijn in de collectie. Het ontzamelen van een object dat niet goed past binnen het collectieprofiel, geeft ruimte om een ander werk aan te schaffen dat dit wel doet. Het gevaar is echter dat een museum op deze manier enkel rekening houdt met de eigen collectie en de eigen belangen, en het geheel uit het oog verliest. Het museum wordt immers de beste plek geacht te zijn voor het object. Het museum moet naast de eigen belangen ook rekening houden met wat het ontzamelen betekent voor de positie van het object, en niet op de laatste plaats met het publiek en de zichtbaarheid van het object. Een volgend argument voor ontzamelen is dan ook ontzamelen vanuit het belang van het object. Soms moet overwogen worden of een object uit de collectie beter past in een andere openbare collectie, of misschien meer op zijn plaats is in een openbare, niet-museale instelling. Dit gaat met name op voor werken die in het depot staan.25 Volgens Marijke Brouwer, lid van de Ethische Codecommissie voor Musea, heeft het afstoten aan een ander museum de voorkeur. Brouwer vindt dat het belang van het object centraal moet staan, zodat het object gaat naar een ander museum waar het beter tot zijn recht komt.26 Al lijkt het museum vaak de beste plek voor een object, sommige objecten zijn beter thuis in een openbare, niet-museale instelling. De titel van het boek27 over selectie en afstoting van de Boekmanstichting en het ICN komt van een werk als dit, het werk Niets gaat verloren (1953) van Willy Boers, voormalig eigendom van het ICN. Binnen het ICN werd het werk niet gewaardeerd. Dit gebrek aan waardering blijkt uit het feit dat het al jaren in depot stond, en nooit is opgenomen in tentoonstellingen. Werk van Boers is veel te vinden in niet-museale instellingen als ministeries en gemeentehuizen, wat laat zien dat zijn werk bij niet-museale instellingen waar het in bruikleen is wel wordt gewaardeerd. Door Niets gaat verloren te verkopen naar de particuliere sector, kreeg het een betere toekomst buiten het depot van het ICN.28 Zo kan ook Arjen Kok, ‘Niets gaat verloren’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 13. 24 Frank Bergevoet e.a. (red.), ‘Bijlage 1. Argumenten voor en tegen afstoten’, Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20-%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), p. 53. 25 Ibidem, p. 53. 26 Annemarie Vels Heijn, ‘Van afwijzing tot acceptatie’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 47. 27 Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies). 28 Arjen Kok, ‘Niets gaat verloren’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), pp. 12-15. 23 9 worden overwogen om een langdurige bruikleen ‘af te stoten’ naar de betreffende bruikleennemer. Een dergelijke ontzameloperatie is voornamelijk administratief van aard. Het werk verandert van eigenaar, maar niet van plaats. Ten derde kunnen de beheerslasten van het museum verminderd worden door het afstoten van een werk. Dit is vooral van toepassing op volumineuze objecten, en komt vaker voor bij musea voor moderne kunst.29 Bij deze musea zijn de opslagkosten vaak hoger, omdat er meer driedimensionale werken tussen zitten, die meer ruimte innemen en daarom de opslagkosten opvoeren.30 Met het afstoten vanuit het verminderen van de beheerslasten begeeft het museum zich op glad ijs. Het afstoten van museale objecten moet volgens de LAMO namelijk op inhoudelijke gronden gebeuren.31 Een museum dat een werk afstoot vanuit puur financieel of organisatorisch oogpunt kan dus handelen in strijd met de LAMO. Geldnood kan een drijfveer zijn om vanuit financiële redenen een werk af te stoten. Afgevraagd kan worden of dit zo verkeerd is. Dieuwertje Wijsmuller stelt dat de taboe die op ontzamelen rust, de mogelijkheden in de weg staat. Plannen om objecten af te stoten komen vaak te laat. Stichting Onterfd Goed wil musea bewegen om proactiever te worden, en niet te wachten totdat het te laat is.32 We moeten nu beslissen wat Nederlands erfgoed is, en daarnaast kunnen we ons afvragen hoeveel werken van één kunstenaar er nu per se in Nederland moeten zijn, aldus Wijsmuller.33 De reden voor afstoting kan ook meer letterlijk in het object zelf besloten liggen dan dat het ergens anders beter op zijn plaats is. Zo kan het zijn dat een museum een object dubbel heeft (doubletten), dat het oeuvre van een bepaalde kunstenaar oververtegenwoordigd is, waardoor de collectie niet meer in balans is, of dat objecten onherstelbaar beschadigd zijn.34 Het Koninklijk Penningkabinet heeft in 2000 bijvoorbeeld een groot aantal munten uit de Frank Bergevoet e.a. (red.), ‘Bijlage 1. Argumenten voor en tegen afstoten’, Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20-%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), p. 53. 30 Olav Velthuis, ‘Afstoten zakelijk bekeken’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 143. 31 Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), pp. 19-21. 32 Coen Peppelenbos, ‘Nieuws: Stichting Onterfd Goed reageert op kritiek verdwijnen schrijfmachines van W.F. Hermans naar Vlaanderen’, website TZUM Literair weblog <http://www.tzum.info/2013/08/nieuwsstichting-onterfd-goed-reageert-op-kritiek-verdwijnen-schrijfmachines-van-w-f-hermans-naarvlaanderen/> (28 december 2013). 33 Mischa Cohen, ‘Onterfd Goed: ontzamelen uit de taboesfeer’, Vrij Nederland 74 (2013) nr. 10, p. 33. 34 Frank Bergevoet e.a. (red.), ‘Bijlage 1. Argumenten voor en tegen afstoten’, Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20-%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), pp. 53-55. 29 10 restcollectie van het Academisch Penningkabinet herplaatst. Een deel van deze munten, allemaal doubletten, is in bruikleen bij andere musea terecht gekomen. Wat overbleef is verkocht aan een verzamelaar. Met het geld dat dit heeft opgebracht konden nieuwe aankopen worden gefinancierd.35 Afstotingsoperaties met deze redengeving leveren normaal gesproken weinig stof tot kritiek. 2. Leidraad voor het Afstoten van Museale Objecten 2.1. Geschiedenis van de LAMO in het kort Zoals al is benoemd in de inleiding, is ontzamelen niet een compleet nieuw gegeven. Het afstoten van objecten heeft misschien altijd al bij de museale praktijk gehoord, de leidraad om musea en overheden handvaten te bieden is nog relatief nieuw. Hierdoor is deze leidraad voortdurend in beweging, en brengt bijna elke casus zwakke plekken aan het licht.36 Onze houding ten opzichte van deze praktijk van afstoting en selectie is in de loop van de tijd veranderd. Tot de jaren negentig van de twintigste eeuw was de museale omgang met selectie en afstoting een geheimzinnig gegeven. De taak van het museum was het verwerven en behouden van objecten, en dat dit ook inhield dat voorwerpen die de collectie kon missen werden afgestoten, werd veelal verzwegen.37 Rond 1990 werd de Gedragslijn voor museale beroepsethiek ontwikkeld door een werkgroep van de NMV. Dit was de Nederlandse versie van de Code of Professional Ethics van de International Coucil of Museums (ICOM). Het onderwerp dat in deze gedragslijn tot de meeste discussie leidde was het hoofdstuk over selectie en afstoting. Hierdoor werd afstoten plots een onderwerp dat besproken kon worden, en hiermee rees de vraag naar een handleiding voor afstoten. Het resultaat was de Concept-leidraad voor het afstoten van museale objecten, de eerste LAMO uit 2000. In de jaren die volgden op deze eerste LAMO hebben verschillende musea ervaring opgedaan met het selecteren en ontzamelen van objecten. De leidraad bleek een geschikt hulpmiddel. Desalniettemin leidt bijna elke casus tot nieuwe inzichten op dit relatief nieuwe terrein van de museale praktijk, waardoor er behoefte ontstond aan een herziening van de LAMO. Vanuit het museale veld bleek dat de eerste versie van de LAMO te weinig de concrete praktijk van het ontzamelen weerspiegelde. Daarom is de versie uit 2006 een praktische Laura Overpelt, ‘Over drie kabinetten en één collectie’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), pp. 184-185. 36 Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), p. 9. 37 Rik Vos, ’Hoofdstuk 15. Ontzamelen: een Concept-leidraad voor het afstoten van museale objecten’, in: Annemarie Beunen (red.), Museumrechtwijzer. Juridisch handboek voor musea, Amsterdam 2000 (Boekmanstudies), p. 322. 35 11 leidraad geworden, die gebruiksvriendelijker is.38 De leidraad is gestructureerd volgens het proces van ontzamelen, met achtereenvolgens de hoofdstukken ‘voorbereiding’, ‘selectie’, ‘herplaatsen’ en ‘afronding’. In deze versie van de LAMO staan de kernbegrippen zorgvuldigheid, transparantie en verantwoording centraal. De LAMO uit 2006 wordt op dit moment nog steeds gebruikt door musea, en vormt daarom ook de basis voor deze scriptie, met name in de volgende paragraaf. In 2006 verscheen tevens de Ethische Code voor Musea van de ICOM, als opvolger van de Gedragslijn voor Museale beroepsethiek.39 Met de LAMO wil de NMV proberen de onderneming van het afstoten te normaliseren. Het afstoten van museale objecten brengt altijd kosten met zich mee. Welke investeringen kunnen er redelijkerwijs van musea verwacht worden in objecten waar ze eigenlijk vanaf willen?40 Door de afstotingsoperatie te normaliseren, zouden de kosten zo laag mogelijk kunnen worden gehouden. 2.2. Richtlijnen onder de loep Er moet aan verschillende randvoorwaarden worden voldaan voordat de ontzameloperatie van start gaat, zodat de operatie zorgvuldig en transparant verloopt. Ten eerste worden alle leden van de NMV, en alle geregistreerde musea bij de Stichting Het Nederlands Museumregister, geacht de Ethische Code als uitgangspunt voor hun handelen te hanteren. In het bespreken van de richtlijnen wordt de structuur van de LAMO gevolgd, met als onderdelen voorbereiding, selectie, herplaatsen en afronding. In de voorbereidingsfase stelt de LAMO dat het museum een collectieplan moet opstellen, waarin een passage over selectie en ontzamelen wordt opgenomen. In deze passage moet duidelijk naar voren komen dat bij dit proces van afstoting is gekeken naar de gehele collectie. Hierdoor is het afstoten een logisch gevolg van het collectiebeleid, waarbij is gekozen voor een zo groot mogelijke kwaliteit van het geheel van de collectie.41 Daarnaast moet de afstotingsoperatie vanaf de voorbereiding tot de afronding zorgvuldig worden gedocumenteerd. Op die manier kan in de gaten gehouden worden hoe het gaat tijdens het project, en kan er achteraf verantwoording over afgelegd worden. Dit bevordert de zorgvuldigheid en de Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), pp. 9-10. 39 Ibidem, p. 19. 40 Frank Bergevoet, ‘Selectie, afstoten en de kencijfers’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 96. 41 Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), pp. 19-21. 38 12 transparantie van de ontzameloperatie. Omdat selecteren en afstoten het publieke belang raakt, is het belangrijk dat er goed gecommuniceerd wordt. Pers en publiek moeten worden geïnformeerd, zodat er inzicht is in de operatie, en er betrokkenheid wordt gecreëerd. Hiervoor stelt de LAMO voor een communicatieplan op te stellen.42 Tot slot moet er in de voorbereidingsfase een inschatting worden gemaakt van hoeveel tijd, geld en mankracht de operatie in beslag zal nemen. De LAMO noemt aspecten waarmee rekening kan worden gehouden.43 Na de voorbereiding volgt het selectieproces. Hierbij moet allereerst het doel van de afstotingsoperatie worden geformuleerd. Dit doel is doorgaans het verbeteren van de kwaliteit van de collectie, of het realiseren van een betere plaats voor de afgestoten objecten. Om te toetsen welke objecten voor afstoting in aanmerking komen, moeten selectiecriteria worden geformuleerd. In het formuleren van deze criteria worden het collectieplan, de missie van het museum en de positie ten opzichte van andere collega-instellingen meegenomen.44 In deze fase moet ook de cultuurhistorische waarde en de herkomst van het object worden onderzocht. De cultuurhistorische waarde wordt vastgesteld aan de hand van de Deltaplansystematiek.45 De cultuurhistorische waarde bepaalt vervolgens het verloop van de afstotingsprocedure. A- of Bobjecten moeten per object zorgvuldig worden gecontroleerd en geregistreerd wat betreft authenticiteit, herkomst en redengeving voor het ontzamelen. C- en D-objecten kunnen in grotere aantallen tegelijk worden onderzocht en geregistreerd.46 Omdat alleen de eigenaar het object mag afstoten, moet ook een herkomstonderzoek worden gedaan. Als het museum de eigenaar is van het object, moet onderzocht worden of er bij aanschaf gebruik is gemaakt van schenkingen of subsidies. Als het object is verkregen middels schenking, gift, legaat of erfstelling Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), p. 24. 43 Ibidem, pp. 22-23. 44 Ibidem, pp. 27-28. 45 In het Deltaplan wordt een onderscheid gemaakt in objecten van vier categorieën, van A tot D. Aobjecten zijn doorgaans te vinden in de vaste opstelling. Het kunnen objecten zijn van een schakelwaarde, een essentiële fase in het oeuvre van een kunstenaar, objecten van een symboolwaarde, die in relatie staan met een bijzondere gebeurtenis, of voor niet-kunst objecten: objecten die uniek zijn, zoals een prototype. Objecten uit de B-categorie worden met regelmaat getoond in tijdelijke opstellingen, of maakt bijvoorbeeld onderdeel uit van een ensemble dat in zijn geheel aan de criteria voldoet. Onder de categorie C objecten vallen objecten die wel voldoen aan de doelstelling van het museum, maar niet voldoen aan de criteria van voorwerpen uit de A- of B-categorie. De laatste categorie, D, behelst objecten die nooit als museaal object geïnventariseerd hadden mogen worden, of voorwerpen die niet passen binnen de doelstellingen van het museum. Deze objecten komen het snelst in aanmerking voor ontzamelen. Bron: Frank Bergevoet e.a. (red.), ‘Bijlage 2. Selectiecriteria Deltaplan voor het Cultuurbehoud’, Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20-%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), pp. 59-62. 46 Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), pp. 28-29. 42 13 moet worden nagegaan of hier voorwaarden aan zijn verbonden. Als dit niet het geval is, is het toch raadzaam om contact op te nemen met de schenker of diens erven. Op die manier blijft het ontzamelproject transparant. Ook bij subsidies is er vaak sprake van voorwaarden en beperkingen, die moeten worden onderzocht voor het werk ontzameld kan worden.47 Wanneer het museum bruikleennemer is van het object, moet het worden geretourneerd naar de bruikleengever. Als uit het herkomstonderzoek niet duidelijk wordt wie de eigenaar is van het object, kan het object nooit worden afgestoten. Hierna volgt de herplaatsingsfase. De belangrijkste richtlijn die de LAMO hiervoor formuleert, is dat objecten altijd eerste aan andere musea dienen te worden aangeboden. Op die manier worden objecten voor De Collectie Nederland behouden. Om na te gaan welk museum de objecten wordt gegund, moet het museum een lijst van gunningscriteria opstellen. Redenen om een ander museum het werk te gunnen kunnen bijvoorbeeld zijn dat het museum onderdeel uitmaakt van dezelfde regio, of wat betreft inhoud een vergelijkbare collectie beheert.48 Na het opstellen van de gunningscriteria, moeten andere musea geïnformeerd worden over het voornemen van ontzamelen en de geldende gunningscriteria. Dit informeren van collega-musea kan via de herplaatsingsdatabase op internet, via kranten of vakbladen om alle musea tegelijk te informeren. Bovendien kan een museum ervoor kiezen om rechtstreeks contact op te nemen met musea die belangstelling zouden kunnen hebben voor de objecten.49 Het museum zou objecten vervolgens kunnen herplaatsen bij een ander museum middels schenking, gift, ruil of verkoop. De LAMO raadt aan bij ruil gebruik te maken van een onafhankelijke deskundige die de financiële waarde van de objecten bepaalt. Op die manier kan worden gezorgd voor een eerlijke ruil.50 Wanneer er geen museale belangstelling is voor een object, kan het object afgestoten worden buiten de museumsector. Hierbij zou het museum in overweging moeten nemen wat dit betekent voor de aandacht en zorg die het object zal krijgen en de zichtbaarheid ervan.51 Tot slot volgt de afrondingsfase. De LAMO stelt dat de opbrengsten van een afstotingsoperatie uitsluitend mogen worden besteed aan de verbetering van de kwaliteit van de collectie, bijvoorbeeld door aankoop van nieuwe werken, actieve conservering of restauratie.52 Wanneer is besloten tot het vernietigen van objecten, is het raadzaam om een bezinningsperiode te hanteren tussen het moment van selectie en de daadwerkelijke vernietiging. Omdat het vernietigen van objecten onherroepelijk is, moet er voorzichtig met deze vorm van ontzamelen Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), pp. 35-36. 48 Ibidem, p. 39. 49 Ibidem, p. 40. 50 Ibidem, pp. 42-44. 51 Ibidem, pp. 44-45. 52 Ibidem, p. 49. 47 14 worden omgegaan.53 Na de overdracht dient het museum voor objecten uit de Deltaplancategorie A en B aan te geven waar ze zijn herplaatst. Dit voorkomt in de toekomst onduidelijkheden omtrent de herkomst. De complete afstotingsoperatie moet zorgvuldig gedocumenteerd worden.54 3. Casus Museum Gouda: één voor allen 3.1. Beschrijven Casus In Niets gaat verloren wordt een hoofdstuk gewijd aan het ontzamelbeleid van Museum Gouda. De introductie van dit hoofdstuk luidt als volgt: “Voor het eerst maakte een museum zo openlijk zijn afstotingsplannen aan het publiek kenbaar en gebruikte daarvoor het instrument van een tentoonstelling als communicatiemiddel.”55 Het hoofdstuk bespreekt de tentoonstelling Gouden bergen…? die het museum in de zomer van 2005 organiseerde, waarin ruim drieduizend objecten werden getoond die in de jaren daarvoor waren geselecteerd voor afstoting. In dit hoofdstuk komt Museum Gouda positief naar voren als museum met een vooruitstrevend ontzamelbeleid, waarbij vooral de transparante communicatie te roemen is. Een aantal jaren na 2007, het publicatiejaar van Niets gaat verloren, is de reputatie van Museum Gouda op het gebied van ontzamelen veranderd. In 2011 kreeg het museum namelijk flinke kritiek te verduren naar aanleiding van een ontzameloperatie die niet geheel volgens de richtlijnen van de LAMO is verlopen. In dit jaar besloot het museum The Schoolboys (1987) van Marlene Dumas af te stoten uit zijn collectie. Het schilderij is geveild bij Christie’s in Londen, en heeft ruim 1,2 miljoen euro opgebracht. Het was aangeschaft in 1988 voor 18.000 gulden.56 Het bestuur van de NMV keurde de verkoop al af voordat de veiling had plaatsgevonden. De directeur van Museum Gouda zou in hun ogen onvoldoende moeite hebben gedaan om het schilderij voor De Collectie Nederland te behouden.57 Op 28 november 2011 werd in de ledenvergadering van de NMV gestemd over het al dan niet royeren van Museum Gouda, als sanctie voor het niet navolgen van de LAMO. Benno Tempel, directeur van het Gemeentemuseum Den Haag, diende voorafgaand aan deze stemming het voorstel in om de afstotingsregels aan te scherpen en passende sancties te formuleren voor Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), p. 49. 54 Ibidem, pp. 49-51. 55 Petra Timmer, ‘Ontzamelen op zijn Gouds’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 56. 56 Sandra Olsthoorn, ‘Museum gestraft om verkoop schilderij’, Het financieele dagblad 8 september 2011. 57 Ibidem. 53 15 wie zich niet aan die regels houdt. Dit voorstel werd aangenomen, waardoor de leden het voldoende achtten Museum Gouda enkel te berispen.58 3.2. Verwijten Nederlandse Museumvereniging De Ethische Codecommissie voor Musea heeft ten tijde van de voorgenomen afstotingsoperatie onderzocht of de handelswijze van Museum Gouda te rechtvaardigen is. Dit gebeurde in opdracht van het bestuur van de NMV. Als resultaat heeft de Commissie een schriftelijk advies geformuleerd, Advies inzake veiling van topstuk uit museumcollectie.59 De Commissie constateert hierin dat de richtlijnen van de LAMO op een aantal punten niet zijn nageleefd, zonder dat daarvoor naar haar oordeel een geldige reden bestaat.60 Allereerst wordt het afstoten van de deelcollectie hedendaagse kunst, en het werk van Dumas als onderdeel daarvan, niet beschreven in het Collectieplan 2009-2012. In het Beleidsplan 20112015 wordt de afstoting wel aangekondigd. Dit beleidsplan is echter bedrijfsmatig van aard, en opgesteld met het oog op de bezuinigingen. De Commissie stelt daarom dat de afstoting van het werk van Dumas niet is te herleiden tot een actueel geldend collectieplan.61 Dit is een probleem, omdat afstoten altijd op inhoudelijke gronden moet gebeuren, en het afstoten van een object daarom logisch dient te volgen uit het collectieplan.62 Daarnaast is het werk niet aangeboden aan andere musea. Dit is in strijd met de LAMO, waar nadrukkelijk wordt vermeld dat een object altijd eerst aan andere musea moet worden aangeboden.63 De reden die het museum hiervoor aangaf was dat collega-musea de vraagprijs niet zouden kunnen betalen. Deze aanname voldoet in de ogen van de Commissie niet. Aanbieden ter verkoop tegen een marktconforme prijs is bij topstukken als de Dumas niet in strijd met de LAMO. De directeur heeft tijdens het gesprek met de Commissie geweigerd om alsnog te onderzoeken of een museum belangstelling had voor aankoop.64 Anoniem, ‘MuseumgoudA blijft, regels aangescherpt’, website Nederlandse Museumvereniging <http://www.museumvereniging.nl/Nieuwsoverzicht/Nieuwsdetailpagina/tabid/351/NewsListId/9/Ne wsItemId/413/Default.aspx> (27 december 2013). 59 Niek van Lingen e.a., Ethische codecommissie voor musea. Advies inzake veiling van topstuk uit museumcollectie, 20 juni 2011, online geraadpleegd via <http://www.museumvereniging.nl/Portals/0/Advies%20ECC%20museumgoudA%20200611.pdf> (29 december 2013). 60 Ibidem, p. 4. 61 Ibidem, p. 4. 62 Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), p. 21. 63 Ibidem, p. 39. 64 Niek van Lingen e.a., Ethische codecommissie voor musea. Advies inzake veiling van topstuk uit museumcollectie, 20 juni 2011, online geraadpleegd via <http://www.museumvereniging.nl/Portals/0/Advies%20ECC%20museumgoudA%20200611.pdf> (29 december 2013), p. 4. 58 16 Tot slot vond de Commissie het zorgelijk dat voorhands onduidelijk is gebleven hoe de opbrengst van de veilingverkoop zou worden besteed. In navolging van de LAMO mag de opbrengst enkel worden gebruikt voor verbetering van de kwaliteit van de collectie.65 De Commissie was er niet zeker van of het museum zich hieraan zou houden.66 3.3. Verdediging Museum Gouda In een interview gehouden op 13 december 2013 geeft Gerard de Kleijn, directeur van Museum Gouda, inzicht in de beweegredenen van het museum in deze casus.67 In 2010 werd De Kleijn directeur van Museum Gouda. Op dat moment ging het niet goed met het museum. Het museum zat in de schulden, en was niet populair in de stad. Bovendien zou de gemeente forse bezuinigingen doorvoeren, die neerkwamen op 25 procent van de subsidie.68 Als er niets gebeurde, zou de schuld nooit meer van tafel komen. Museum Gouda was praktisch failliet. De Kleijn werd aangesteld om het museum weer op de rit te krijgen. Er werd een plan gevormd waarin alles in één keer opgelost zou worden, zowel de schulden als de bezuinigingen. Hier ontstond het voornemen voor de verkoop van de Dumas. De Kleijn benadrukt dat de verkoop van The Schoolboys niet de enige manier was om uit de schulden te komen. Met eenmalig geld van de verkoop van een werk konden de bezuinigingen immers het hoofd niet geboden worden. Er werd een gedeelte van het personeel ontslagen. Ook werd de huur van de Moriaan opgezegd, een nevenvestiging van het museum. Het derde onderdeel van de reddingsoperatie van Museum Gouda was de verkoop van de Dumas. Voorafgaand aan de verkoop is de herkomst van het werk onderzocht. Het werk is in 1988 gekocht door de gemeente Gouda in een Amsterdamse galerie. Voor de aankoop is geen gebruik gemaakt van fondsen of subsidies. Aangezien het schilderij nog steeds eigendom was van de gemeente, heeft het museum de gemeente toestemming gevraagd om het werk te verkopen. De gemeente besloot deze toestemming te geven, en tevens toe te zeggen dat de opbrengst in zijn geheel ten goede zou komen aan Museum Gouda. Uit onverwachte hoek kwam de reactie van kunstenares Marlene Dumas, die in een interview met De Volkskrant stelde ‘zeer teleursgesteld’ te zijn over de veiling van haar schilderij Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013), p. 49. 66 Niek van Lingen e.a., Ethische codecommissie voor musea. Advies inzake veiling van topstuk uit museumcollectie, 20 juni 2011, online geraadpleegd via <http://www.museumvereniging.nl/Portals/0/Advies%20ECC%20museumgoudA%20200611.pdf> (29 december 2013), p. 4. 67 Interview met Gerard de Kleijn, Museum Gouda, 13 december 2013. 68 Niek van Lingen e.a., Ethische codecommissie voor musea. Advies inzake veiling van topstuk uit museumcollectie, 20 juni 2011, online geraadpleegd via <http://www.museumvereniging.nl/Portals/0/Advies%20ECC%20museumgoudA%20200611.pdf> (29 december 2013), p. 2. 65 17 The Schoolboys. Dumas voelde zich gepasseerd omdat zij vooraf niet wist van de afstotingsoperatie, en ze had graag de mogelijkheid gehad mee te denken over de verkoop van het schilderij.69 Op de website van de kunstenares is tevens een kritiekbrief te vinden van haar studiomanager, waarin Museum Gouda de wind van voren krijgt.70 Aangezien het werk eigendom was van de gemeente Gouda, hoeft Museum Gouda zich weinig aan te trekken van deze kritiek van de kunstenares. Wel legt dit voorval de kwetsbare relatie tussen musea en levende kunstenaars bloot. Hoewel directeur De Kleijn de galeriehouder van Dumas een dag voor de bekendmaking had gemaild over zijn voornemen, was het misschien beter geweest de kunstenares meer persoonlijk te benaderen. Het grootste kritiekpunt blijft dat het museum het werk in kwestie niet eerst heeft aangeboden aan andere Nederlandse musea. Als antwoord op de vraag waarom dit niet is gebeurd, stelt De Kleijn dat het museum er 7 ton voor wilde hebben, en dat dit simpelweg niet beschikbaar was. Het is algemeen bekend dat de internationale kunstmarkt veel meer betaald dan musea kunnen opbrengen. Voor de aankoop van een werk van een ander Nederlands museum hoeft een museum bovendien niet te rekenen op de steun van fondsen. De Vereniging Rembrandt steunt dit bijvoorbeeld niet, omdat het object reeds deel uitmaakt van het Nederlands kunstbezit.71 Als er een museum was geweest dat het had willen kopen voor de vraagprijs op het moment dat Museum Gouda zijn plannen bekend maakte aan de NMV, dan had dat museum het werk mogen kopen. Ook De Kleijn meent dat dit beter was geweest, omdat het werk dan in het openbaar kunstbezit van Nederland was gebleven. Maar hij houdt vol dat het geld er niet was. Het tweede grote kritiekpunt is dat het werk niet op inhoudelijke gronden werd ontzameld, maar dat financiële motieven de overhand voerden. De Kleijn beaamt dat regels moeten worden nageleefd, maar stelt dat zonder de verkoop van deze Dumas, het museum nu hoogstwaarschijnlijk failliet zou zijn geweest. “En dan zouden we niet alle mooie dingen kunnen doen die we nu doen, zoals de huidige Fantin-Latour tentoonstelling”.72 Hij verdedigt dat in uitzonderingssituaties zoiets weleens moet kunnen. Daarnaast speelden inhoudelijke motieven wel degelijk een rol. Het werk was aangekocht in een periode waarin vrouwelijke kunstenaars werden aangekocht, destijds de focus van het museum. Maar anno 2011 had het museum een nieuwe visie, waarin het zich meer Harmen Bockma, ‘Dumas is ontzet over stiekeme veiling door Gouds museum’, Volkskrant 2 september 2011. 70 Jolie van Leeuwen, ‘Reactie op open brief van G. de Kleijn aan Marlene Dumas’, website Marlene Dumas, <http://www.marlenedumas.nl/reactie-op-de-open-brief-van-g-de-kleijn-aan-marlene-dumas/> (6 januari 2014). 71 Annemarie Vels Heijn, ‘Van afwijzing tot acceptatie’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 51. 72 Citaat Gerard de Kleijn, uit: Interview met Gerard de Kleijn, Museum Gouda, 13 december 2013. 69 18 wilde profileren als museum van Gouda. Aangezien The Schoolboys een hedendaags kunstwerk is dat geen band heeft met Gouda of met de rest van de collectie, past het niet meer in het collectieprofiel van het museum. Zoals afgesproken met de gemeente Gouda is de opbrengst van de verkoop volledig ten goede gekomen aan Museum Gouda. Met deze opbrengst heeft het museum verschillende zaken gerealiseerd.73 Ten eerste kon het legaat Ptasnik, dat het museum jaren daarvoor had gekregen, worden geactiveerd en omgezet in de aankoop van H.J. Weissenbruch, Landarbeiders bij een molen in een Hollandse polder. Dit werk van de Haagse School past goed in de kerncollectie van het museum. Daarnaast kon het restauratieprogramma van het altaarstuk van M. Claesz opnieuw worden opgepakt. De restauratie van dit zestiende eeuwse altaarstuk was uit gebrek aan geld gestopt. Naast het feit dat het museum door de verkoop zijn schulden kon aflossen, heeft de Dumas plaats gemaakt voor twee objecten die tevens beter in het collectieprofiel van het museum passen.74 De Kleijn is zich ervan bewust dat er mensen zijn die het handelen van Museum Gouda zullen afkeuren. Vooral in eerste instantie was de kritiek fel, met een meerderheid van de NMV die tegen het museum stemde. Regels zijn regels. Maar volgens Museum Gouda moeten uitzonderingen ook kunnen. En als je niet volgens de regels speelt, moet je bereid zijn om verantwoordelijkheid te nemen voor je daden. Daarom heeft directeur De Kleijn zich bereid getoond met iedereen in gesprek te gaan. Daarnaast is geprobeerd de ontzamelprocedure zo transparant en open mogelijk te laten verlopen, zodat het publiek en de collega-instellingen inzicht kregen in de beweegredenen van het museum. Om de bezoekers bewust te maken van de keuzes die het museum heeft gemaakt, heeft Museum Gouda een bordje bij het altaarstuk van M. Claesz geplaatst, waarop wordt vermeld dat de restauratie van dit object mogelijk is gemaakt door de verkoop van The Schoolboys. De ontzameloperatie heeft, naast de hierboven genoemde artistieke aanwinsten, meer positieve gevolgen gehad. De naamsbekendheid van het museum is fors gestegen. Dit heeft onder meer geleid tot meer bezoekers. Ook is de goodwill voor het museum in de stad toegenomen. Directeur De Kleijn legt uit dat toen het museum van alle kanten werd berispt, het maatschappelijke debat de kant van het museum koos. Hoe zwaarder je wordt aangevallen, hoe meer mensen zich afvragen: waarom eigenlijk? In de ogen van de inwoners van Gouda was het plan zo gek nog niet. “Dus per saldo denk ik dat we er heel goed aan hebben gedaan.”75 Gerard de Kleijn e.a. , Jaarverslag Museum Gouda 2011, 9 januari 2012, online geraadpleegd via <http://museumgouda.nl/uploads/files/2012/09/8/jaarverslag2011.pdf> (29 december 2013). 74 Interview met Gerard de Kleijn, Museum Gouda, 13 december 2013. 75 Citaat Gerard de Kleijn, uit: Interview met Gerard de Kleijn, Museum Gouda, 13 december 2013. 73 19 4. Wordt vervolgd… 4.1. Museum Gouda: Situatie anno 2013 Museum Gouda heeft niet geluisterd naar het advies van de Ethische Codecommissie, en heeft het werk van Dumas toch verkocht. Dit besluit heeft het museum mogelijk gered van de ondergang. Inmiddels gaat het goed met Museum Gouda. Het is uit de schulden, en de tentoonstellingen lopen goed. “De reddingsoperatie is geslaagd.”76 Het museum houdt er nog steeds een actief ontzamelbeleid op na. Hiermee wil het museum meer focus aanbrengen in de collectie en ruimte maken in het depot.77 Het museum is begonnen met het leeghalen van zijn depots. Alles wat waardevol is, wordt opgestapeld in een ruimte in het museum, open voor publiek, genaamd de ‘Schatkamer’. Hierin kunnen bezoekers van het museum duizenden voorwerpen zien die tot voor kort verborgen lagen in het depot. Met de invulling van deze Schatkamer is nu 40 procent van de collectie toegankelijk voor publiek, waar dat voorheen slechts 15 procent was. Het museum bespaart hiermee de kosten die het anders kwijt zou zijn aan de huur van een extern depot.78 In het interview benadrukt De Kleijn dat een ander groot voordeel van de Schatkamer is dat het publiek meer ziet van de beheerfunctie van een museum, en dat het meer bewust wordt van de omvang van een collectie. De objecten worden niet museaal tentoongesteld, er ontbreken kaartjes met informatie. Maar de kunst is wel toegankelijk voor het publiek. En ook andersom is het een voordeel, want de collectiebeheerders worden zich er door middel van dit open depot van bewust dat je het voor het publiek doet, dat de collectie bestaat in het publieke belang. Deze casus heeft de discussie rond ontzamelen weer doen oplaaien. Want kunnen we dit toestaan? Heeft een museum het recht om zijn eigen redding boven De Collectie Nederland te stellen? Door de verkoop is het werk van Dumas niet meer onderdeel van het Nederlands openbaar kunstbezit. Museum Gouda kwam er met een waarschuwing vanaf, maar om soortgelijke ontzameloperaties in de toekomst te voorkomen, besloot de NMV de richtlijnen van de LAMO aan te scherpen. Het resultaat hiervan is het Advies Herziening Leidraad Afstoting Museale Objecten (LAMO), verschenen in oktober 2013, dat wordt besproken in de volgende paragraaf. Citaat Gerard de Kleijn, uit: Interview met Gerard de Kleijn, Museum Gouda, 13 december 2013. Gerard de Kleijn e.a., Deelcollectieplan Hedendaagse Kunst Museum Gouda, vastgesteld op 14 augustus 2012, online geraadpleegd via < http://www.museumgouda.nl/organisatie/beleid/> (6 januari 2014). 78 Anoniem, ‘Schatkamer vanaf 17 september open’, website Museum Gouda <http://museumgouda.nl/nieuws/2013-09-17/schatkamer-vanaf-17-september-open/> (28 december 2013). 76 77 20 4.2. Advies Herziening LAMO oktober 2013 In opdracht van het bestuur van de NMV heeft de werkgroep Herziening Leidraad voor Afstoting van Museale Objecten (LAMO) gewerkt aan een herziene leidraad. Onder andere naar aanleiding van de commotie rondom de casus Museum Gouda is besloten dat er een aantal aanvullingen nodig is om de LAMO beter te laten functioneren. De doelstelling was het formuleren van een transparante, praktische en goed functionerende leidraad, waarbij rekening is gehouden met objecten die behouden moeten blijven in het publieke domein in Nederland. Er is onder andere gevraagd om toezicht op de naleving van het traject, en het stellen van sancties wanneer de richtlijnen niet worden nageleefd.79 In het Advies heeft de werkgroep tevens de formulering van de LAMO uit 2006 verhelderd.80 Omdat hierin inhoudelijk geen verdere aanvullingen worden gedaan, maar slechts de formulering van de richtlijnen iets is aangescherpt, laat ik dit verder buiten beschouwing. Een eerste inhoudelijke verandering die de werkgroep voorstelt, is het melden van alle voorgenomen ontzamelplannen volgens een vastgesteld format, het meldingsformulier. Via een online afstotingsdatabase wordt het openbaar maken van dit meldingsformulier tot een vast en verplicht onderdeel van de procedure gemaakt. Momenteel is het gebruik van deze datebase vrijwillig. Door alle objecten op één plek te melden en te presenteren kunnen de museale sector en de samenleving optimaal worden betrokken bij het beschermen van het cultureel erfgoed.81 Gedurende twee maanden worden de objecten op de afstotingsdatabase geplaatst, waar ze zichtbaar zijn voor iedereen. Na twee maanden dient het museum bij het Museumregister te melden of museale herplaatsing is geslaagd, en als dit niet het geval is, moet het museum de voorgenomen vervolgstappen kenbaar maken.82 Deze afstotingsdatabase is als herplaatsingsdatabase gelanceerd in 2006. De werkgroep heeft verscheidene aanpassingen geformuleerd om het gebruik van de database te vergemakkelijken.83 Tevens wordt het collectieplan in het meldingsformulier een essentieel en verplicht onderdeel.84 Aangezien het collectieplan een meerjarige geldigheid heeft en niet tussentijds wordt bijgesteld, wordt hiermee het Nederlands erfgoed beschermd tegen overhaaste, tijdsgebonden beslissingen. Museum Gouda is voorbijgegaan aan de richtlijn in de LAMO uit 2006 waarin naar voren komt dat een museum objecten altijd eerst moet aanbieden aan andere musea. Ook had het museum de afstotingsoperatie van The Schoolboys niet vooraf vastgelegd in het collectieplan. Steph Scholten e.a., Advies Herziening Leidraad Afstoting Museale Objecten (LAMO), Amsterdam 2013, webversie geraadpleegd via <http://www.museumvereniging.nl/Portals/0/2ProjectenOnderzoek/Bestanden/Advies%20Herziening%20Leidraad%20Afstoting%20Museale%20Obje cten_def%20externx.pdf> (29 december 2013), pp. 3-4. 80 Ibidem, pp. 13-15. 81 Ibidem, p. 6. 82 Ibidem, p. 7. 83 Ibidem, p. 21. 84 Ibidem, p. 12. 79 21 Doordat de afstotingsdatabase nu een verplicht onderdeel wordt van de afstotingsprocedure, zou het niet meer mogelijk moeten zijn om buiten het museumveld om te handelen. Om het Nederlands erfgoed beter te kunnen beschermen, introduceert de werkgroep een beschermwaardigheidstoets. Beschermwaardig erfgoed is uniek en onvervangbaar erfgoed, dat niet uit het Nederlandse publieke domein zou mogen verdwijnen. Wanneer het object in de afstotingsdatabase staat, kunnen andere musea of experts uit het veld bij het Museumregister signaleren dat het om mogelijk beschermwaardig erfgoed gaat. Het museum dat het werk wil afstoten, kan vooraf ook zelf aangeven of het zou gaan om mogelijk beschermwaardig erfgoed. Om dit erfgoed te beschermen, stelt de LAMO-werkgroep voor om een onafhankelijke en betrouwbare beschermwaardigheidscommissie in te stellen. Deze commissie stelt vast of objecten in een openbare collectie in Nederland moeten blijven op basis van een aantal criteria met betrekking tot het nationale belang, uniciteit, historische en/of artistieke waarde, ensemble waarde en maatschappelijke en/of museale waarde.85 Wanneer de commissie besluit dat een object beschermwaardig is, mag het niet buiten het Nederlandse publieke domein worden afgestoten. Indien herplaatsing niet lukt, zal het oorspronkelijke museum het werk zelf moeten houden.86 Een werk dat niet als beschermwaardig wordt beoordeeld mag buiten het Nederlandse publieke domein worden afgestoten. Het museum kan tegen het besluit van de commissie in beroep gaan. In dit geval besluit het Museumregister over het beroep, nadat een aangepaste commissie het geval nogmaals heeft beoordeeld.87 Deze beschermwaardigheidstoets is in feite een aanvulling op de Wet tot behoud van cultuurbezit. Deze wet verbiedt particulieren belangrijke voorwerpen uit Nederlands particulier bezit af te stoten naar het buitenland.88 Door de beschermwaardigheidstoets worden ook de museale voorwerpen die van belang zijn voor Nederland beschermd. Met de berschermwaardigheidstoets kan voorkomen worden dat werken die belangrijk zijn voor het Nederlands erfgoed in particuliere (buitenlandse) handen verdwijnen. Directeur De Kleijn denkt overigens dat The Schoolboys van Marlene Dumas niet was aangemerkt als onmisbaar voor Nederland, als de beschermwaardigheidstoets er in 2011 al was geweest.89 Steph Scholten e.a., Advies Herziening Leidraad Afstoting Museale Objecten (LAMO), Amsterdam 2013, webversie geraadpleegd via <http://www.museumvereniging.nl/Portals/0/2ProjectenOnderzoek/Bestanden/Advies%20Herziening%20Leidraad%20Afstoting%20Museale%20Obje cten_def%20externx.pdf> (29 december 2013), p. 9. 86 Ibidem, p. 5. 87 Ibidem, p. 10. 88 Rik Vos, ’Hoofdstuk 15. Ontzamelen: een Concept-leidraad voor het afstoten van museale objecten’, in: Annemarie Beunen (red.), Museumrechtwijzer. Juridisch handboek voor musea, Amsterdam 2000 (Boekmanstudies), p. 325. 89 Henny de Lange, ‘Verkoop kunst aan banden gelegd’, Trouw 25 november 2013. 85 22 De werkgroep heeft besloten dat het niet nodig is om een uitvoering sanctiebeleid te ontwikkelen, aangezien de herziene transparante procedure het erfgoed voldoende beschermd. Wanneer een museum zich niet aan de LAMO houdt, is het in overtreding. Afhankelijk van de mate waarin het museum tekort is geschoten bij het navolgen van de LAMO zou het bestuur van het Museumregister kunnen besluiten tot drie typen maatregelen. Ten eerste kan het register het museum een officiële waarschuwing geven. Ten tweede kan het een waarschuwing geven, alsmede een vermelding van opschorting van registratie in het Museumregister op de openbare lijst van geregistreerde instellingen. Ten laatste kan het museum van de registratie in het Museumregister worden verwijderd.90 Museum Gouda is uiteindelijk niet geroyeerd, omdat de NMV oog had voor de nood waarin het museum verkeerde. De Museumvereniging achtte het voldoende de richtlijnen aan te scherpen. Dat hier geen strenger sanctiebeleid uit volgt, kan eigenzinnige museumdirecteuren echter een verkeerd signaal geven. Zo zei Stanley Bremer, directeur van het Wereldmuseum Rotterdam, naar aanleiding van zijn voorgenomen besluit om de gehele Afrika-collectie af te stoten, het volgende: “Ik ben niet bang voor de Museumvereniging. Wat is het ergste wat er kan gebeuren? Dat de NMV me eruit zet? Museum Gouda hebben ze er toch ook niet uitgezet?”91 Het Wereldmuseum Rotterdam heeft uiteindelijk afgezien van de afstotingsoperatie van de gehele Afrika-collectie. Ook directeur Bremer beaamt dat dit een stap te ver was.92 4.3. Het eigenzinnig museum versus De Collectie Nederland De afstotingsprocedure van Museum Gouda wijst ons op het onderliggende dilemma van de discussie omtrent ontzamelen. Dit dilemma draait om de vraag wat belangrijker moet zijn, de eigen collectie, of De Collectie Nederland. Aangezien musea verzamelen en ontzamelen op basis van hun persoonlijke collectiebeleid, is de rol die De Collectie Nederland speelt in dit proces onduidelijk. Dit blijkt ook uit een grootschalig onderzoek dat in 2008 is uitgevoerd door bureau Motivaction. Hieruit kwam naar voren dat voor 59 procent van de Nederlandse musea De Collectie Nederland een zeer kleine rol speelt in het collectiebeleid.93 Ook Gitta Luiten, voormalig directeur van de Mondriaan Stichting beaamt dat in de praktijk het individuele belang van Steph Scholten e.a., Advies Herziening Leidraad Afstoting Museale Objecten (LAMO), Amsterdam 2013, webversie geraadpleegd via <http://www.museumvereniging.nl/Portals/0/2ProjectenOnderzoek/Bestanden/Advies%20Herziening%20Leidraad%20Afstoting%20Museale%20Obje cten_def%20externx.pdf> (29 december 2013), p. 11. 91 Citaat Stanley Bremer, uit: Dieuwertje Mertens, ‘Ieder voor zich in museumland’, Het Financieele Dagblad 10 december 2011. 92 RTV Rijnmond, Bekijk hier de uitleg van Stanley Bremer, de directeur van het Wereldmuseum Rotterdam, 15 oktober 2013, geraadpleegd via: <http://www.youtube.com/watch?v=3FA3ACrvs7I> (6 januari 2014). 93 Dieuwertje Mertens, ‘Ieder voor zich in museumland’, Het Financieele Dagblad 10 december 2011. 90 23 musea voor het nationale belang gaat.94 Uit ditzelfde onderzoek blijkt dat musea zich in hun aankoopbeleid in de eerste plaats laten leiden door hun eigen identiteit. Een museum schaft werken aan die binnen het collectieprofiel passen. Is het dan verkeerd om werken af te stoten op basis van ditzelfde collectieplan? Mag nood geen wetten breken, zoals is gebeurd in de casus Museum Gouda? Uit de herziening van de LAMO verschenen in oktober 2013 blijkt dat de NMV dit inderdaad afkeurt. Wat Museum Gouda heeft gedaan, moet met de geformuleerde aanpassingen niet meer mogelijk zijn. Een museum zou sommige werken altijd moeten beschermen en behouden voor De Collectie Nederland. Maar wie is precies verantwoordelijk voor al het Nederlands openbaar kunstbezit samen? Hoewel de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de NMV en andere overkoepelende organen proberen musea te stimuleren hun collecties op elkaar af te stemmen, lijkt De Collectie Nederland niet hoog in de prioriteitenlijst van musea te staan. Kees van Twist, voormalig directeur van het Groninger Museum, gaat nog een stap verder wanneer hij zegt: “Er bestaat geen Collectie Nederland.”95 In de praktijk zien we weinig terug van de gezamelijke zorg van Nederlandse musea voor De Collectie Nederland. Wanneer de nood hoog is, wordt gekozen voor de eigen collectie. De zelfregulering van de museumwereld, waarbij ethiek boven aardse zaken als financiële schulden staat, lijkt een utopie. De invoering van de beschermwaardigheidstoets laat zien dat ook de NMV niet zeker is van de veronderstelde zelfregulering. Met de beschermwaardigheidstoets beschermt de Museumvereniging het Nederlands erfgoed tegen de wispelturigheid van eigenzinnige museumdirecteuren. Kunnen we het Nederlands erfgoed altijd beschermen? Ik denk het niet. Ook de werken die beschermwaardig worden geacht door de commissie die ze onderzoekt, worden getoetst aan de hand van criteria die een product zijn van hun tijd. Kunnen we nu voorzien wat over honderd jaar nog belangrijk is? Ook op kleinschaliger niveau kunnen we dit terugzien bij Museum Gouda, wanneer we ons richten op de collectiehistorie. Het werk van Marlene Dumas is aangekocht door directeur Josine de Bruyn Kops, de eerste museumdirecteur in Nederland die werk van vrouwelijke kunstenaars in grote getalen aankocht, en hiermee de vrouwelijke kunstenaar in Nederland op de kaart zette.96 Ruim twintig jaar na de aankoop The Schoolboys, wordt het werk afgestoten uit de collectie door directeur De Kleijn, die een andere visie heeft voor het museum. Ook al zou de ontzameloperatie wel naar voren komen in het collectieplan van Museum Gouda, dan nog is het Dieuwertje Mertens, ‘Ieder voor zich in museumland’, Het Financieele Dagblad 10 december 2011. Ibidem. 96 Anoniem, ‘Josine de Bruyn Kops. Vrouwen in de beeldende kunst’, website Goudse canon. 40 vensters op geschiedenis < http://www.goudsecanon.nl/37/1976/Josine-de-Bruyn-Kops/> (6 januari 2014). 94 95 24 collectieplan een document dat voortdurend aan verandering onderhevig is. De NMV stelt dat het Nederlands erfgoed is beschermd tegen overhaaste, tijdsgebonden beslissingen, doordat het collectieplan een meerjarige geldigheid heeft.97 We kunnen ons afvragen hoeveel jaar een collectieplan dan moet gelden. We kunnen ons afvragen in hoeverre musea aan banden kunnen en moeten worden gelegd. We kunnen ons afvragen hoe de richtlijnen voor het ontzamelen van museale objecten functioneren. Steph Scholten e.a., Advies Herziening Leidraad Afstoting Museale Objecten (LAMO), Amsterdam 2013, webversie geraadpleegd via <http://www.museumvereniging.nl/Portals/0/2ProjectenOnderzoek/Bestanden/Advies%20Herziening%20Leidraad%20Afstoting%20Museale%20Obje cten_def%20externx.pdf> (29 december 2013), p. 12. 97 25 Conclusie Hoe functioneren de richtlijnen voor het ontzamelen van Nederlandse museale objecten, toegespitst op de casus van Museum Gouda? Deze vraag staat centraal in dit onderzoek. Ontzamelen kan de kwaliteit van de museumcollectie verbeteren, en de visie van het museum beter uit de verf laten komen. Maar omdat de gevolgen van ontzamelen de zichtbaarheid van een werk voor het Nederlandse kunstpubliek sterk kunnen beïnvloeden, moet er zorgvuldig worden omgegaan met ontzamelplannen. De richtlijnen voor het ontzamelen van musea zijn geformuleerd in de LAMO om het nationaal cultureel erfgoed te beschermen. Ontzamelen mag alleen op inhoudelijke gronden gebeuren, en om het cultureel erfgoed binnen De Collectie Nederland te houden, moeten musea werken eerst aan elkaar aanbieden. In het Advies Herziening LAMO van oktober 2013 is daar onder andere nog de beschermwaardigheidstoets aan toegevoegd, voor onmisbaar erfgoed dat Nederland niet mag verliezen. In de ontzameloperatie van The Schoolboys van Marlene Dumas heeft Museum Gouda niet alle richtlijnen van de LAMO nagevolgd. Het ontzamelen van het werk heeft Museum Gouda in een gezonde financiële situatie weten te brengen, maar de Museumvereniging wil voorvallen als deze in de toekomst proberen te voorkomen. Volgens de NMV zijn alle Nederlandse musea samen verantwoordelijk voor het nationaal erfgoed. De museale sector moet, zoals ook in de LAMO naar voren komt, zelfregulerend zijn. Het is echter de vraag of dit werkelijkheid is, of een utopie. Uiteindelijk zijn musea eigenzinnige instanties die zelf beslissen wat hun visie is, en hoe dit naar voren komt in het collectieplan dat zij formuleren. Vanuit deze eigenzinnige visie kan het museum aankopen wat het wil. Het lijkt daarom tegenstrijdig dat er gedreigd wordt met sancties wanneer een museum het omgekeerde doet, en besluit tot het ontzamelen van een werk.98 Hier ligt het belang van de discussie. In verschillende situaties kunnen verschillende antwoorden nodig zijn wat betreft wat kan en wat niet kan. Het zou gevaarlijk zijn als ontzamelen een vast concept zou worden, als het onderwerp niet meer ter discussie zou staan. Net als aankopen is afstoten een beslissing van de tijd. En aangezien tijden veranderen, veranderen de criteria ook. Het collectieplan van een museum moet actueel blijven, en ook de LAMO moet continu worden aangescherpt. Want hoeveel richtlijnen er ook opgesteld worden, selectie en afstoting blijven complexe vraagstukken, die niet altijd puur rationeel en zakelijk te benaderen zijn.99 Marianne Rutters, juridisch adviseur cultuurbeleid bij het ministerie van OCW, stelt daarom dat fouten effectiever Gerard Marlet, ‘Zo erg is dat ontzamelen niet’, NRC Handelsblad 22 oktober 2011. Tessa Luger, ‘Selectie en afstoting nieuwe stijl’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 105. 98 99 26 door het veld zelf aan de kaak kunnen worden gesteld dan juridisch vervolgd.100 Elk geval is immers anders. Zo bekeken zou de museumsector inderdaad zelfregulerend moeten zijn. De richtlijnen voor het ontzamelen van Nederlandse museale objecten functioneren dus, dankzij de discussie en het debat die het museumveld scherp houden. Wanneer de discussie op gang blijft, blijft afstoten mogelijk, en kunnen musea hun collecties aanscherpen, herdefiniëren en verbeteren. En natuurlijk bestaat de kans dat een museum een verkeerde keuze maakt.101 Als we de beslissing van Museum Gouda om The Schoolboys te verkopen willen zien als een blunder, dan heeft deze blunder het museum van failliessement gered. En blunders als deze houden de discussie actief. Een discussie die zorgt voor betere richtlijnen om ons erfgoed te beschermen. Zo blijven we leren van onze ‘fouten’. Annemarie Vels Heijn, ‘Van afwijzing tot acceptatie’, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 55. 101 Petra Timmer, ‘Gemeentemuseum Den Haag, in: Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies), p. 31. 100 27 Literatuurlijst Boeken Frank Bergevoet e.a. (red.), Leidraad voor het afstoten van museale objecten.2006, webversie geraadpleegd via <http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/LAMO%20%20ICN%20webversie.pdf> (29 december 2013). Annemarie Beunen (red.), Museumrechtwijzer. Juridisch handboek voor musea, Amsterdam 2000 (Boekmanstudies). Truus Gubbels (eindred.), Niets gaat verloren. Twintig jaar selectie en afstoting uit Nederlandse museale collecties, Amsterdam 2007 (Boekmanstudies). Peter van Mensch, Léontine Meijer-Van Mensch, Erfgoedtermen, Amsterdam 2013, webversie geraadpleegd via <http://www.menschmuseology.com/wordpress/wpcontent/uploads/2013/04/Erfgoedtermen.pdf> (29 december 2013). Steph Scholten e.a., Advies Herziening Leidraad Afstoting Museale Objecten (LAMO), Amsterdam 2013, webversie geraadpleegd via <http://www.museumvereniging.nl/Portals/0/2ProjectenOnderzoek/Bestanden/Advies%20Herziening%20Leidraad%20Afstoting%20Museale %20Objecten_def%20externx.pdf> (29 december 2013). Artikelen Karin Aalberts, ‘Hoeveel kunst moet een museum hebben?’, Volkskrant 15 november 2012. Anoniem, ‘Josine de Bruyn Kops. Vrouwen in de beeldende kunst’, website Goudse canon. 40 vensters op geschiedenis < http://www.goudsecanon.nl/37/1976/Josine-de-Bruyn-Kops/> (6 januari 2014). Anoniem, ‘MuseumgoudA blijft, regels aangescherpt’, website Nederlandse Museumvereniging <http://www.museumvereniging.nl/Nieuwsoverzicht/Nieuwsdetailpagina/tabid/351/NewsLis tId/9/NewsItemId/413/Default.aspx> (27 december 2013). Anoniem, ‘Schatkamer vanaf 17 september open’, website Museum Gouda <http://museumgouda.nl/nieuws/2013-09-17/schatkamer-vanaf-17-september-open/> (28 december 2013). 28 Harmen Bockma, ‘Dumas is ontzet over stiekeme veiling door Gouds museum’, Volkskrant 2 september 2011. Mischa Cohen, ‘Onterfd Goed: ontzamelen uit de taboesfeer’, Vrij Nederland 74 (2013) nr. 10, pp. 32-33. Henny de Lange, ‘Verkoop kunst aan banden gelegd’, Trouw 25 november 2013. Gerard Marlet, ‘Zo erg is dat ontzamelen niet’, NRC Handelsblad 22 oktober 2011. Dieuwertje Mertens, ‘Ieder voor zich in museumland’, Het Financieele Dagblad 10 december 2011. Sandra Olsthoorn, ‘Museum gestraft om verkoop schilderij’, Het Financieele Dagblad 8 september 2011. Coen Peppelenbos, ‘Nieuws: Stichting Onterfd Goed reageert op kritiek verdwijnen schrijfmachines van W.F. Hermans naar Vlaanderen’, website TZUM Literair weblog <http://www.tzum.info/2013/08/nieuws-stichting-onterfd-goed-reageert-op-kritiekverdwijnen-schrijfmachines-van-w-f-hermans-naar-vlaanderen/> (29 december 2013). Andere bronnen Gerard de Kleijn e.a., Jaarverslag Museum Gouda 2011, 9 januari 2012, online geraadpleegd via <http://museumgouda.nl/uploads/files/2012/09/8/jaarverslag2011.pdf> (29 december 2013). Gerard de Kleijn e.a., Deelcollectieplan Hedendaagse Kunst Museum Gouda, vastgesteld op 14 augustus 2012, online geraadpleegd via <http://www.museumgouda.nl/organisatie/beleid/> (6 januari 2014). Interview met Gerard de Kleijn, Museum Gouda, 13 december 2013. Niek van Lingen e.a., Ethische codecommissie voor musea. Advies inzake veiling van topstuk uit museumcollectie, 20 juni 2011, online geraadpleegd via <http://www.museumvereniging.nl/Portals/0/Advies%20ECC%20museumgoudA%20200611. pdf> (29 december 2013). 29 Jolie van Leeuwen, ‘Reactie op open brief van G. de Kleijn aan Marlene Dumas’, website Marlene Dumas, <http://www.marlenedumas.nl/reactie-op-de-open-brief-van-g-de-kleijn-aan-marlenedumas/> (6 januari 2014). RTV Rijnmond, Bekijk hier de uitleg van Stanley Bremer, de directeur van het Wereldmuseum Rotterdam, 15 oktober 2013, geraadpleegd via: <http://www.youtube.com/watch?v=3FA3ACrvs7I> (6 januari 2014). Stichting Onterfd Goed (debat), Erfgoed, cultureel of financieel? Collectiebeleid in crisistijd, Witte de With Rotterdam, 28 maart 2013. Verslag online geraadpleegd via: <http://www.onterfdgoed.nl/wp-content/uploads/2012/06/SOGVerslagDebat1.pdf> (29 december 2013). 30
© Copyright 2025 ExpyDoc