Februari 2014

Facultair magazine voor Geesteswetenschappen Utrecht
Jaargang 10 | Nummer 1 | februari 2014
Journalist
Rob Wijnberg:
“Ik wil met
De Correspondent
overleven door het
radicaal anders te
doen” > 10
HET NUT VAN GEESTESWETEnSCHAPPEN: VOOROORDELEN
ONTKRACHT > 6
Acteur Benja Bruijning:
“Ik zit opeens in het laatje van
de romantische komedie en ‘de
knappe man’” > 20
COLOFON
Geestdrift is het onafhankelijke
­magazine voor de faculteit Geestes­
wetenschappen van de Universiteit
Utrecht en verschijnt in een oplage van
tweeduizend exemplaren. De redactie
bestaat uit studenten en het blad wordt
financieel ondersteund door de Faculteit.
Geestdrift verschijnt vier keer per jaar en
is gratis te verkrijgen in de verschillende
gebouwen van de Faculteit.
redactie
Loes Aartsma (eindredacteur), Anouk van
der Graaf, Tess Kamphorst (beeldredacteur),
Marcella Klinker (webredacteur), Lea ter
Meulen, Leoni Nijland (hoofdredacteur), Louis
Roghair, Janna van Strien, Rik Vangangelt
verder werkten mee
Marjo van Koppen, Sascha Meijer, Fabian Stolk,
Nikki van der Westen
fotografen
Loes Aartsma, Xander Bouwman, Louise van
Gend (cover), Susanne van der Kleij, Bruno
van der Laan, Sascha Meijer, Lea ter Meulen,
Rik Vangangelt
illustratoren
Youri Alden, Floor Rehbach
GEESTDRIFT februari 2014
14
6
Het belang van Geesteswetenschappen
De politiek in Brazilië
Gastredacteuren Sascha Meijer en Nikki van der Westen
“In verhouding tot de bètawetenschappen zijn de
reisden samen af naar Brazilië op zoek naar mooie ver-
­geesteswetenschappen helemaal niet zo belangrijk.” Dit is
halen. In Rio de Janeiro ontmoetten zij rechtenstudent
zomaar een vooroordeel dat over de geesteswetenschap-
Luiz Guilherme Gama, die het politieke systeem in zijn
pen bestaat. Geestdrift onderzocht er een paar en wierp
land wil veranderen met de oprichting van een nieuwe
hiermee een blik op het nut van de faculteit.
politieke partij.
10
20
Interview Rob Wijnberg
In september 2013 lanceerde journalist Rob
Interview Benja Bruijning
­Wijnberg het online platform De Correspondent.
Hij kreeg een hoofdrol in de feelgoodfilm Alles is Familie
druk
Zalsman, Zwolle
Durft hij al te spreken van een succes? Wij vroegen
en ziet sindsdien zijn naam steeds vaker in de media
het deze ambitieuze alleskunner en ex-hoofdredacteur
voorbij komen. Gelukkig is acteur Benja Bruijning niet zo
van nrc.next.
vatbaar voor kritiek. Maar: “Als je niet zo lekker in je vel
de redactie
zit, kan ik me voorstellen dat het hard aan kan komen.”
rubrieken
Wat komt er van alfa’s terecht?
Marian van Dijk zorgt ervoor dat Slot Zuylen blijft bestaan 5
Utereg m’n stadsie: Sterrenwijk 8
De Klassieker
13
Docent als onderzoeker: Marjo van Koppen onderzoekt hoe Arabisch het Limburgs is
18
Achterkantinterview: Thomas Boeschoten:“Ik was al vroeg bezig met het verzamelen
en analyseren van data” 24
3
oeps!
vormgeving
Gerda Lenstra
contact
Postadres: Drift 10, 3512 bs Utrecht
e [email protected]
w www.geestdriftmagazine.nl
@GeestdriftM
Facebook.com/geestdriftmagazine
foto: cc by sa Xander Bouwman
INHOUD
En ook…
De Bezwaren Fanfare 4
Utrechtse politieke partij voor studenten en starters 9
Prestatiedruk onder twintigers:
“Onze generatie wil overal de beste in zijn”
16
Rondleiding over de Universiteit Utrecht 19
Een zoektocht naar podiumbeesten 22
Poëzie: Fixie 23
Mijlpalen mogen gevierd worden en dat waren
wij dan ook van plan toen we erachter kwamen
dat Geestdrift Magazine met deze editie tien jaar
bestond. Oude edities kwamen op tafel, herinneringen werden opgehaald en de leukste ideeën
werden gespuid. Wie zaten er voor ons allemaal
aan de redactietafel te brainstormen over nieuwe,
onderscheidende thema’s? En welke onderwerpen
kwamen er toen aan bod? Er was genoeg inspiratie
voor een jubileumnummer en we stonden al in de
startblokken om ze uit te gaan voeren. Tot we nog
eens goed in de agenda keken en erachter kwamen
dat we pas volgend jaar de champagne mogen
ontkurken… Oeps!
Gelukkig barsten we niet alleen bij een tienjarig
bestaan van de leuke ideeën, dus ook deze maand
is het blad weer goed gevuld. We hebben maar
liefst twee grote interviews voor jullie, met twee
inspirerende mannen: de ambitieuze oprichter
van De Correspondent, Rob Wijnberg, en de
charismatische acteur Benja Bruijning. Je snapt
wel dat het voor ons een moeilijke keuze was wie
van deze heren de cover mocht sieren. Verder in
deze Geestdrift: de reden waarom onze generatie
altijd de beste wil zijn in alles, een kenschets van
een van de grootste studentenwijken in Utrecht en
een portret van een jonge Braziliaanse student en
actievoerder in zijn corrupte thuisland.
Wij zaten er even naast met onze verjaardag,
maar gelukkig houden jullie ons ook scherp.
Bedankt voor jullie input in de lezersenquête; we
waarderen jullie feedback zeer. En wil jij helemaal
op de hoogte blijven van het nieuws rondom
Geestdrift en de faculteit Geesteswetenschappen?
Dat kan! Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief
door een mailtje te sturen naar [email protected]. Je ontvangt dan vier keer per jaar een
mail met al het relevante nieuws over je favoriete
faculteitsmagazine.
Leoni Nijland
Hoofdredacteur Geestdrift
GEESTDRIFT februari 2014
4
DAMES EN HEREN, STRAATMUZIEK!
wat komt er van alfa’s terecht?
Misschien heb je ze toevallig al weleens zien spelen in de buurt
van de Oudegracht, deze vrolijke Utrechtse straatmuzikanten.
Uitgerust met een saxofoon, een accordeon, een gitaar en drie
goede mannenstemmen maken ze muziek waar je wel even
naar móet blijven luisteren. Conservatoriumstudenten Tim
(saxofoon), Joost (accordeon) en Marco (gitaar) vormen samen
de Bezwaren Fanfare. Geestdrift sprak met de jonge mannen op
een donderdagavond in een koffietentje waar ze optraden ter
gelegenheid van een nieuwe kunstexpositie.
Door Tess Kamphorst
Al spelend en zingend lopen ze in een
rijtje langs de lange houten tafel in het
­koffietentje aan de Vismarkt. Ook de
mensen die net nog gebogen zaten over
hun laptop kijken nu op, met een lach op
hun gezicht. Hoe kan het ook anders, als de
Bezwaren Fanfare een geheel eigen vrolijke
versie van You are my Sunshine ten gehore
brengt. De muziek van de Bezwaren Fanfare
bestaat uit een vrolijke en energieke mix
van allerlei stijlen, nummers en medleys.
Zonder moeite combineren ze het deuntje
van de Indische Waterlelies uit de Efteling
met Twist and Shout van de Beatles en het
vrolijke La Bamba. En dat het liefst lekker
ongedwongen op straat.
Het begon allemaal aan het begin van
hun eerste jaar aan het conservatorium.
Joost was net met zijn oom op reis geweest
naar Ierland. Samen maakten ze veel
muziek op straat. “Ik kwam helemaal
geïnspireerd op school. Ik wilde met zoveel
mogelijk mensen op straat spelen. Tim
ging ook een keer mee en die heeft toen
Marco ook gevraagd. Dat was zo leuk dat
we nooit meer écht met andere mensen
hebben gespeeld.” Toch
vragen ze regelmatig gastmuzikanten om met ze mee te spelen. Marco:
“We hebben een geweldige zangeres, een
fluitspeler, violiste, mandolinespeler en
een drummer.” Afgelopen jaar waren de
jongens voor het eerst in het theater te
bewonderen als begeleidende band in een
cabaretshow. Tim: “Het was zeker een vette
ervaring. Maar we willen ons ook concentreren op onze eigen dingen. Daarom was
het eigenlijk ook heel goed om dit een keer
gedaan te hebben en te bedenken: dit willen
we juist níet.”
“De straat is onze
repetitieruimte”
Uiteindelijk spelen de jongens toch het
allerliefst op straat. Joost: “De druk is eraf.
Je bent zo los van alles en als je het goed
doet, dan blijven mensen staan. We zijn op
straat zo vrij in ons doen en laten dat we
zelf ook meer plezier hebben.” Ook het repeteren gaat er doorgaans bij de Bezwaren
Fanfare losjes aan toe. Volgens Tim gebeurt
het oefenen vooral door veel met elkaar op
straat te spelen en noemt de straat dan
ook hun repetitieruimte. Het hoofddoel
van de Bezwaren Fanfare is met elkaar
muziek te kunnen maken. Toch komen
de bijverdiensten hen af en toe natuurlijk goed uit. Zo zegt Marco lachend
tegen Tim en Joost: “Ik heb jullie een
keer gebeld omdat ik nog maar één euro
had. Ik zei: jongens, we moeten weer
spelen, want ik moet toch eten.”
De jongens van de Bezwaren Fanfare
behoren tot de vele straatmuzikanten die
Utrecht rijk is. Hun favoriete Utrechtse
straatmuzikant is een volgens Joost
‘sympathieke Roemeen’ die met zijn accordeon vooral te vinden is op de Lange
Elizabethstraat en de Oudegracht, ter
hoogte van de bibliotheek. Wanneer het
zo uitkomt, spelen ze samen met hem of
andere Utrechtse straatmuzikanten.
Wat de jongens in de toekomst gaan
doen, weten ze nog niet precies. In elk geval
vooral heel veel spelen en optreden. Tim:
“Onze grote droom is om een plaat uit te
brengen.” Die droom is niet ver weg, want
de opnames heeft de Bezwaren Fanfare
al achter de rug. Maar vanwege de vele
covers die de jongens spelen, is het maken
van een album een enorm administratief
geregel met auteursrechtenorganisatie
Buma Stemra. Marco: “We zijn tot nu toe
misschien ook een beetje te lui geweest om
dat te fixen. Maar de opnames zijn er al. En
ook al zijn die nergens anders te horen dan
op onze eigen laptop, ze zijn super vet.” En
album of geen album, de Bezwaren Fanfare
verblijdt ons in ieder geval in de Utrechtse
straten met hun vrolijke deuntjes en muzi-
Benieuwd geworden naar deze muzikale jongens? In de zomer zijn ze
voornamelijk te vinden op het bruggetje van de Dom naar de Zadelstraat toe. Op onze Facebookpagina vind je een filmpje van de Bezwaren
Fanfare. Check ook hun eigen Facebookpagina www.facebook.com/­
bezwarenfanfare voor nieuwtjes, updates en leuke foto’s en video’s.
“Het cultureel erfgoed waar
ik nu mee bezig ben, geef ik
straks weer door”
Geestdrift zoekt afgestudeerden op om te laten zien waar je zoal
terecht kunt komen. Dit keer is Marian van Dijk (1963) aan het
woord. Zij volgde na het Conservatorium een studie Muziekweten-
foto: EIGEN BEHEER MARIAN VAN DIJK
foto’s: Bruno van der Laan
IN GESPREK MET DE BEZWAREN FANFARE
schappen aan de Universiteit Utrecht en de master Museology aan
de Reinwardt Academie. Momenteel is zij directeur van Slot Zuylen.
door Rik Vangangelt
Er zat een tijdje tussen je bachelor en je
master. Kun je vertellen hoe je studies
zijn verlopen?
“Ik wilde na het gymnasium graag de
muziek in, dus ben ik naar het Conservatorium gegaan. Daarna kon ik verkort
Muziekwetenschappen studeren. Dit ben
ik gaan doen omdat ik doorkreeg dat het
heel moeilijk zou zijn om als muziekdocent
voldoende geld te verdienen om in mijn
levensonderhoud te voorzien. Nadat ik
verschillende functies had gehad, begon
ik mij steeds meer af te vragen wat we nou
door moesten geven aan volgende generaties. Hierdoor kwam ik op het spoor van
Museology.”
“Ik kreeg de drang om
mezelf een nieuwe
impuls te geven”
En toen had je al wat banen in de muziekindustrie gehad?
“Ja, ik ben directeur geweest van de Concertzender, een vrijwilligersorganisatie.
Daar leerde ik om een organisatie met
vrijwilligers vorm te geven, wat ook in mijn
huidige functie een rol speelt. Daarna ben
ik bij muziekuitgever Donemus terechtgekomen, een semi-commerciële instel-
ling. Die moest fuseren, iets waar je niet
zonder kleerscheuren vanaf komt. Ik kreeg
de drang om mezelf een nieuwe impuls te
geven, wat de directe trigger was om weer te
gaan studeren. Na de master Museology ben
ik – via mijn netwerk – directeur geworden
van Slot Zuylen. Ik had veel werkervaring en
een breed netwerk, maar nog niet veel vakinhoudelijke kennis van de erfgoedsector.
Daarom is dit voor mij een leerzame baan,
waarin ik know-how op kan doen.”
Wat vind je leuk aan Slot Zuylen?
“Vooral de maatschappelijke betekenis
die het slot heeft. Een kasteel als dit moet
gesteund worden door de directe omgeving,
daarom richten we momenteel een nieuwe
theeschenkerij in. Ook kun je vanuit een
historisch perspectief iets meegeven aan
de bezoekers. Zo was de familie die hier geleefd heeft bijvoorbeeld – vanuit principieel
opzicht – erg bezig met duurzaamheid en
recycling. Die betekenis is een van de twee
dingen die ik zo leuk vind aan de cultureelerfgoedsector, in vergelijking tot de muziekindustrie. Het tweede is dat je meer op
de lange termijn bezig bent. Het erfgoed
waar ik mee bezig ben, geef ik straks weer
door. Ter vergelijking: na een muziekuitvoering val je toch een beetje in een zwart gat.”
Hoe ziet jouw functie eruit?
“Als directeur ben ik voor alles verantwoordelijk. Ik zorg ervoor dat dit slot blijft be-
staan, dat de tuinen er goed uitzien, dat
er mensen zijn die mee willen werken, ik
maak beleidsplannen, vraag subsidies en
fondsen aan, verzin nieuwe manieren om
geld binnen te halen. Alles van voor naar
achter dus. Voor een groot deel bestaat
mijn werk uit projecten. Daarbij heb ik nog
steeds iets aan mijn studies. Bij Muziekwetenschappen leerde je snel teksten te
checken op hun inhoud. Dat gebruik ik
bijvoorbeeld bij subsidieaanvragen. Het
leukste vind ik de veelzijdigheid en de
omgang met de vele mensen. Al die vrijwilligers hebben hun eigen motivatie om hier
mee te helpen en om dat ook nog eens voor
niks te doen. Dat is fantastisch.”
“Netwerk en projectmanagement, daar
heb je wat aan”
Wat zou je de studenten van nu mee wil­
len geven?
“Er zijn twee tips die ik mee zou willen
geven aan studenten: onderhoud je netwerk
en verdiep je in projectmanagement. Als
je dat beheerst, kun je overal aan de slag,
zeker nu vrijwel alle structurele subsidies
verdwijnen.”
5
GEESTDRIFT februari 2014
6
Het nut van geesteswetenschappen
“Maar wat kan je nu precies met jouw studie?” Deze vraag zal de
meeste geesteswetenschappers niet onbekend in de oren klinken.
Buitenstaanders zien vaak het nut van geesteswetenschappelijke
kennis niet in. Maar ook veel geesteswetenschappers zijn zich hier-
pen, maar op het moment dat er weerstand
uit de maatschappij komt is er
geesteswetenschappelijke kennis nodig. Deze kennis
is onmisbaar om
inzicht
van niet altijd bewust en vinden het soms moeilijk om uit te leggen
wat de zin van hun vak is. Het idee dat geesteswetenschappen geen
nut zouden hebben, hangt samen met een aantal terugkerende
vooroordelen. Hoog tijd om deze eens onder de loep te nemen.
Door Janna van Strien
Geesteswetenschappen
zijn onbelangrijk in vergelijking
met bètawetenschappen.
Geesteswetenschappen hebben niet de
taak nuttig te zijn.
“Mensen als Fish en
Nussbaum zitten er
volledig naast”
De problemen rond de inentingen tegen
de mazelen zijn een voorbeeld van een
ethisch en maatschappelijk vraagstuk waarbij de geesteswetenschappen een belangrijke
rol spelen. Tegelijkertijd blijkt hieruit dat de
geesteswetenschappen niet onderdoen voor
de bètawetenschappen. Er kan wel een vaccin
zijn ontwikkeld door de bètawetenschap-
Geesteswetenschappen spelen geen rol in de
economie.
Waar filosoof Nussbaum beweert dat geesteswetenschappen geen economisch nut
hebben, leert de praktijk ons wat anders. Het
klopt dat het economische aspect misschien
niet datgene is waar wij als geesteswetenschappers ons hoofdzakelijk op zouden moeten richten, maar dit betekent niet dat geesteswetenschappelijke kennis helemaal geen
rol in de economie speelt. Terwijl economen
vooral bezig zijn met de huidige stand van
zaken in de economie en het kijken naar de
statistieken, zijn het de geesteswetenschappen die meer naar de achterliggende factoren
en de lange termijn kijken. Het is dan ook
niet voor niets dat een minor als Economi-
illustratie: Floor Rehbach
De vraag naar het nut van geesteswetenschappen wordt geregeld afgedaan met het
antwoord dat nuttig zijn niet de taak van
de geesteswetenschappen is. Opmerkelijk
is dat het veelal de geesteswetenschappers
zelf zijn die deze uitspraak doen. Zo ook
de Amerikaanse literatuurwetenschapper Stanley Fish, die het artikel Will the
Humanities Save Us? schreef. Hij komt tot
de conclusie dat geesteswetenschappen
in alle eerlijkheid geen nut hebben. Een
ander bekend voorbeeld is het boek Not for
Profit van de Amerikaanse filosoof Martha
Nussbaum. Zij ziet de geesteswetenschappen enkel en alleen als iets dat de democratie bevordert en voor maatschappelijk
besef van belang is. Deze wetenschappers
doen de faculteit Geesteswetenschappen
duidelijk tekort, vindt Rens Bod, hoogleraar
Computational and Digital Humanities en
schrijver van het boek De Vergeten Wetenschappen. “Mensen als Fish en Nussbaum
zitten er volledig naast. Het lijkt zelfs alsof
zij de geschiedenis van de geesteswetenschappen niet eens kennen”, stelt Bod. In De
Vergeten Wetenschappen komt duidelijk naar
voren dat de geesteswetenschappen, naast
hun rol in maatschappelijke en ethische
vraagstukken, ook van groot belang zijn
door het voortbrengen van verschillende
invloedrijke toepassingen.
Eén van die terreinen waar geesteswetenschappen belangrijke toepassingen hebben
ontwikkeld, heeft verrassend genoeg een
relatie met de bètawetenschappen. Bètawetenschappen worden al snel als heel nuttig
gezien, zeker in verhouding tot geesteswetenschappen. Bod wijst ons er echter in
zijn boek op dat de geesteswetenschappen
van groot belang zijn geweest voor de bètawetenschappen. Een voorbeeld dat hij aanhaalt, is de methode van tekstreconstructie
van de filologie. Deze heeft namelijk veel
invloed gehad op de genetica. Het kopiëren
van DNA bleek tot in detail overeen te komen met het kopiëren van teksten. Volgens
Bod beschrijven DNA-onderzoekers nu met
deze methode de kopieerfoutjes, substituties, inserties en deleties in DNA.
komt is of je ouders die vaccinatie weigeren
onder druk mag zetten.
te krijgen
in waar de weerstand vandaan komt,
zoals in dit geval vanuit geloofsovertuigingen. Daarnaast
kan geesteswetenschappelijke
kennis ons helpen belangrijke
vragen te beantwoorden, zoals de vraag of
we vaccinatie verplicht kunnen stellen. Een
specifiek voorbeeld hiervan is het boek Preventie en ethiek van Mariëtte van den Hoven
en Carla Kessler. Zij zijn beiden werkzaam
aan de faculteit Geesteswetenschappen in
Utrecht. Een vraag die in hun boek aan bod
sche geschiedenis onder de
faculteit Geesteswetenschappen valt. “Het
verzamelen van historische gegevens biedt
economen de mogelijkheid de geldigheid van
hun theorieën en modellen te toetsen en deze
zo nodig aan te passen”, staat op de website
van de Universiteit Utrecht beschreven.
Een ander voorbeeld waar geesteswetenschappen op economisch gebied van
belang zijn, is bij het proces van globalisatie.
Producten kunnen goedkoper worden geproduceerd aan de andere kant van de wereld en
bedrijven vestigen zich op de goedkoopste
plekken. Kennis van andere talen is hier
onmisbaar, zo komt in het rapport Duurzame
Geesteswetenschappen naar voren. Geesteswetenschappen brengen zowel mensen die
vreemde talen spreken voort, als mensen
die in het onderwijs gaan werken om zo hun
kennis van deze talen weer over te dragen
op anderen. Daarnaast heeft het proces van
globalisatie ook een ethische kant. Kunnen
wij ons zomaar in arme landen vestigen om
daar mensen tegen een lager loon dan in ons
eigen land te laten werken?
Geesteswetenschappen zijn achterhaald.
Els Stronks, hoogleraar Vroegmoderne
Nederlandse letterkunde, houdt zich onder
andere bezig met Digital Humanities en ziet
duidelijk kansen voor de geesteswetenschappen in de huidige maatschappij. “Digital
Humanities bieden de geesteswetenschappen nieuw elan en mogelijkheden”, stelt
Stronks. Ze vervolgt: “Geesteswetenschappers worden ingeschakeld om een kritische
blik te werpen op het gebruik van digitale
media, denk bijvoorbeeld aan de analyse van
de rol van Facebook en Twitter bij Project X
in Haren door de Utrechtse student Thomas
Boeschoten” (lees meer over Thomas op de
achterkant van dit nummer, red.).
“Digital Humanities
bieden de geesteswetenschappen
nieuw elan en
mogelijkheden”
De ontwikkelingen op technologisch
gebied in de huidige maatschappij zorgen
verder voor nieuwe ethische vraagstukken.
In de toekomst zouden wij in staat kunnen
zijn mensen te klonen. De vraag is echter of
wij dit daadwerkelijk moeten willen. Wat
zouden bijvoorbeeld de rechten van zo’n
kloon zijn; zijn deze gelijk aan de rechten
van de ‘echte mens’? Van wie mag er wel
en van wie mag er niet een kloon worden
gemaakt? Een ander voorbeeld is dat de
technologie ons steeds eerder in staat stelt
eigenschappen van ongeboren kinderen te
achterhalen. In de toekomst zou mogelijk
embryoselectie kunnen plaatsvinden. Mogen mensen dan straks beslissen of ze een
meisje of een jongetje willen en uiteindelijk
hun perfecte kind creëren?
“De zienswijze
van geesteswetenschappers
is overal in het
maatschappelijke
leven waardevol”
Pim Huijnen is momenteel betrokken
bij een historisch onderzoeksproject in
de Digital Humanities. “Het ‘intelligent’
zoeken door grote stromen informatie ofwel
Big Data, wordt text mining genoemd”, zo
vertelt Huijnen. “Met behulp van taalwetenschappelijke of statistische algoritmen
kunnen digitale teksten tot op grote hoogte
worden ontleed of aan elkaar gekoppeld.
Big Data werkt bij de gratie van de enorme
hoeveelheid. Die verkleint het effect van
de uitzonderingen op de regel, waardoor
mooie correlaties kunnen worden gemeten.
Maar correlaties tonen alleen gelijktijdigheid aan – zoals dat veel wanbetalers in
hetzelfde postcodegebied wonen – maar
geen oorzakelijk verband.” En juist daar
kunnen volgens Huijnen de geesteswetenschappen hun nut bewijzen. “Er gaat iets
essentieels verloren als op basis van Big Data
en correlaties beleid wordt gemaakt – als
je geen verzekering meer krijgt omdat je in
de verkeerde buurt woont. Bij een studie als
Geschiedenis wordt er juist waarde gehecht
aan de focus op de uitzondering. De geesteswetenschappen nemen geen genoegen met
correlaties die alleen laten zien dát iets gebeurt, maar zoeken naar context en causale
verbanden. Kortom, naar antwoorden op de
vraag waaróm iets gebeurt. Die zienswijze
is overal in het maatschappelijke leven
­waardevol.”
Geestdrift was ook benieuwd naar
de mening van studenten en sprak
daarom met vier van hen over het
nut van hun studie en geesteswetenschappen in het algemeen. Kijk
hiervoor op onze website!
7
GEESTDRIFT februari 2014
8
één partij voor
sterrenwijk
foto: Lea ter Meulen
Als ik boven op de Dom sta, kijk ik even naar benee. Dan zie
ik het oude gragie, het Vreeburg en Wijk C. Ja, dan springt
m’n hartsie open, ik ben trots wat dag ‘ie wat. D’r is geen
mooier plekkie, als Utereg m’n stad, als Utereg m’n stad.
biercantus siert en dat iedere Utrechter min of meer verplicht
is om mee te kunnen zingen. Geestdrift bespreekt elke editie
een andere Utrechtse wijk, met zijn karakteristieken en
bijzondere plekjes. Dit keer het diverse Sterrenwijk.
Door Loes Aartsma
Wat misschien niet het eerste is dat bij je
opkomt bij deze wijk, is dat het Ina BoudierBakkerlaancomplex valt onder Sterrenwijk.
De twee delen hebben een verschillend
karakter. Het ene deel kleurt oranje tijdens
voetbalwedstrijden en verandert in de winter
in een kerstshow. Er staan rijtjeshuizen met
keurige voortuinen en kanten gordijnen. In
de speeltuin zijn altijd kinderen te vinden. De
huizen die de ultieme burgerlijkheid uitstralen, staan in contrast met de studentenflats
aan de andere kant van de spoorlijn. Deze
spoorlijn splitst de wijk: de enige verbinding
tussen de twee delen is een tunnel die hier
onderdoor gaat.
Aan de andere kant van de spoorlijn leven
1300 studenten in het IBB-complex. Er staan
grauwe flats die in vijftig jaar nauwelijks veranderd zijn. Voor de meeste ramen hangt verduistering, met uitzondering van de woonkamers, die qua vorm zo goed als hetzelfde zijn,
maar die met de creativiteit van studenten
verschillend worden ingevuld. Tussen de flats
liggen grasvelden die in de winter leeg zijn,
terwijl ze in zomer gevuld zijn met zonnende
studenten. In de weekenden kun je op gehoor
uitvinden in welk van de flats een huisfeest
plaatsvindt. Voor een lage entreeprijs zijn
studenten welkom in de woonkamer van een
huis, waar ze onbeperkt bier kunnen drinken.
De feesten worden goed bezocht, waardoor de
woonkamers vaak overvol zijn.
De bewoners van Sterrenwijk leven niet
geheel gescheiden. Wanneer FC Utrecht
speelt in het nabijgelegen stadion lopen
bewoners van de wijk zij aan zij naar de
voetbalwedstrijd. Ook maken de bewoners
gebruik van hetzelfde winkelcentrum: het Ina
Boudier-Bakkerhof. Naast het winkelcentrum
ligt een woonwagenkamp. Wanneer het hek
van het kamp geopend wordt, komt er vrijwel
meteen een man naar buiten: de fietsenmaker. Zijn terrein staat vol gammele fietsen die
hij voor een kleine bijdrage repareert.
De ultieme burgerlijkheid in Sterrenwijk
staat in contrast met
het studentenleven
Dit is niet het enige probleem in de wijk.
De strijd tussen de bewoners woedt al jaren
op verschillende gebieden. Het voornaamste
probleem op dit moment ligt bij kinderen
rond de twaalf jaar, aldus Sander Mepping
uit het Woonbestuur IBB. Deze kinderen
gooien vuurwerk en ijsballen in brievenbussen van studentenhuizen. “Ook worden
vrouwelijke studenten vaak lastiggevallen en
geïntimideerd, wat soms zo erg is, dat ze ervoor omfietsen”, vertelt Sander. “Wij hebben
regelmatig contact met wijkagenten en deze
bevestigen de informatie. Over de verhalen
van fietsendiefstallen op het studentencomplex kan ik weinig zeggen.” Het zijn echter
niet alleen de kinderen die een deel leveren in
de strijd. “Ik heb ooit een keer in een dronken
bui een versierde kerstboom uit een tuin bij
een arbeidershuisje gestolen”, vertelt een
Communicatie- en Informatiewetenschappenstudent die niet met zijn naam in het blad
wil komen. Het IBB-complex herbergt ook nog andere, wat onopvallender bewoners: woongroep
Abrona. Onderaan de hoge studentenflat staat
een gebouw met spiegelde ramen, waar een
twintigtal mensen onder begeleiding wonen.
Woonbestuur IBB organiseert regelmatig activiteiten met studenten en Abrona-bewoners.
Zo staat er op het jaarlijkse studentenfestival,
IBB-fest, een kraampje van Abrona en ook is
er deze zomer een barbecue georganiseerd.
“In praktijk is de interesse vanuit studenten
vaak een beetje teleurstellend”, vertelt Sander.
“Maar problemen tussen deze groepen zijn er
niet of nauwelijks.”
De uiteenlopende bewoners van Sterrenwijk maken de wijk uniek. Hoewel er soms
conflicten zijn, is het een eigenzinnige wijk,
die getekend wordt door de verschillende
groepen die op een relatief klein grondgebied samenleven.
De bewoners komen elkaar dagelijks
tegen. Ze komen langs het studentencomplex om naar de supermarkt gaan, of nemen
vanaf het complex de snelste route naar het
centrum langs de rijtjeshuizen. Het tunneltje met gekleurde wandschilderingen dat er
doorgaans vreedzaam bijligt, is tijdens Oud
en Nieuw het symbool van een scheiding in
de wijk. Elke jaarwisseling wordt de tunnel
afgesloten om conflicten te voorkomen. De
oorzaak hiervan is een onrustige jaarwisseling een aantal jaar geleden, waarbij de
ME de twee groepen uit elkaar moest
drijven.
Benieuwd wat studenten van deze wijk
vinden? Neem een kijkje op onze website!
studenten
en starters
beeld: David Oldenburger
Utereg m’n stadsie:
Herman Berkien bezong er al een aantal in het lied dat menig
9
Het politieke landschap binnen de gemeenteraad in Utrecht zal
na de verkiezingen van 19 maart weer behoorlijk veranderen. Het
door Louis Roghair
Nadat in Amsterdam in het begin van
het academisch jaar de partij NAT
(Nieuw Amsterdamse Toekomst) werd
opgericht, werd ook in Utrecht aan de
politieke boom geschud. Steven Menke
(24), Student Humanistiek, richtte
Student & Starter op, de Utrechtse
tegenhanger van NAT. Beide partijen
richten zich op de belangen van studenten.
In tegenstelling tot NAT werd de
oprichting van Student & Starter veel
groter opgepakt in de media. “NOS op 3,
PowNews en Trouw hebben er allemaal
kort aandacht aan besteed”, zegt Steven.
“Waarschijnlijk komt dit doordat de
doelgroep meteen in de naam naar voren
komt. Het is meteen duidelijk waar we
voor staan. Iets wat ook gevaren met zich
meebrengt, omdat we sneller worden
weggezet als one-issuepartij.” Student &
Starter wil zich echter niet zo profileren.
“We zijn er voornamelijk dóór studenten
en starters. We willen naar de gemeentelijke politiek kijken door de ogen van deze
groep. Zo hebben we ook onze eigen kijk
op iets als jeugdzorg. De hoofdpunten zijn
wel degelijk in het belang van studenten en
starters.”
Uiteindelijk blijft Student & Starter de
focus leggen op de naamgevende doelgroep, maar volgens Steven is het voor veel
andere mensen ook een stimulans om zich
met de lokale politiek bezig te houden. “De
partij is laagdrempelig en heel interac-
worden enigszins bijzondere verkiezingen, want net als in Amsterdam, Delft en Groningen zal dit jaar ook in Utrecht een studentenpartij meedoen: Student & Starter. Het initiatief van Steven Menke
zal zich richten op de belangen van studenten en starters, zoals de
naam al zegt. Een blik op de oprichting en de komende campagne.
tief omdat we in principe
mensen zoeken voor twee jaar.
Het kan dus zo zijn dat iemand één jaar
fractiemedewerker is en vervolgens een
jaar raadslid. Daardoor blijft de continuïteit behouden. We werken in feite met een
dakpanconstructie, waardoor raadsleden
na verloop van tijd ook hun studie weer
op kunnen pakken.” Dit betekent dat niet
telkens ieder raadslid wordt vervangen,
maar dat dit slechts met een deel gebeurt.
“De partij is
laagdrempelig en
interactief”
Op dit moment is de campagne in
volle gang. Er gaat veel geld in om, zeker
bij de gevestigde partijen in Utrecht, en
studenten zijn natuurlijk arm. Steven
vertelt: “Geld is wel een probleem. De
oprichting en registratie bij de Kamer van
Koophandel is voor een deel uit eigen zak
betaald met een aantal andere enthousiastelingen, maar voor de campagne was
weinig geld. Een echt partijkantoor hebben
we bijvoorbeeld niet, daarom mogen we
tijdens de campagne gebruikmaken van
een zaaltje van de Coffee Company, die
speciaal voor ons wat langer open blijft.”
Steven: “Om dit geldprobleem op te lossen
zijn we een samenwerking aangegaan met
CrowdAboutNow, een bedrijf dat werkt
met crowdfunding. Ons doel is om 3500
euro op te halen. Het risico hierbij is echter
wel dat het doel behaald móet worden,
anders krijgen we helemaal niets.” Ook
hieruit spreekt de interactiviteit die Steven
voorziet. “Daarnaast is het natuurlijk heel
mooi dat we veel persaandacht hebben
gehad, zowel lokaal als nationaal. Voor de
campagne zullen we natuurlijk groot inzetten op de social media, maar ook gaan we
studenten in real life opzoeken. We lopen
borrels af en maken veel gebruik van ons
eigen netwerk om campagne te voeren.”
In verschillende media vertelde Steven
al dat het behalen van drie zetels in de
gemeenteraad niet ondenkbaar is. “Hoewel
we met een duidelijk verkiezingsprogramma moesten komen is dit niet iets waar we
aan vasthouden. De Utrechtse samenleving
is dynamisch en daarom is het belangrijk
om te blijven vernieuwen.”
10 Interview rob wijnberg
GEESTDRIFT februari 2014 11
Rob Wijnberg:
“Je moet een soort megalomaan
zijn en hard willen werken”
Foto’s: Louise van Gend
Journalist en voormalig hoofdredacteur van
nrc.next Rob Wijnberg kondigde in maart vorig
jaar groot nieuws aan bij een bezoek aan De
Wereld Draait Door: de oprichting van een online
journalistiek platform dat voorbij de waan van
de dag gaat. Inmiddels is De Correspondent een
aantal maanden in de lucht en werd Wijnberg met
zijn unieke idee door Villamedia uitgeroepen tot
Journalist van het Jaar 2013.
Door LEONI NIJLAND EN
RIK VANGANGELT
De kleine ruimte van De Correspondent
is gelegen in het steeds hippere Amsterdam-Noord. Verschillende redactieleden,
waaronder uitgever Ernst-Jan Pfauth en
beeldredacteur Sterre Sprengers, zijn aanwezig. Het is een hardwerkend, ambitieus
gezelschap, dat in een wat geïmproviseerde
redactieruimte werkt. Er staan slechts
twee lange tafels, een koffiezetapparaat en
een rode muur met daarop de letters ‘De
Correspondent’ geschilderd. “Dit kantoor
hebben we helemaal zelf ingericht en
opgebouwd: geschilderd, vloeren gelegd en
tafels in elkaar gezet. We zijn echt met niets
begonnen.”
Hoe kwam je op het idee om
De ­Correspondent op te richten?
“Toen ik nog hoofdredacteur van ­
nrc.next was, kreeg ik als opdracht om mijn
lezersgroep te vergroten. Met zo’n opdracht
zie je vaak dat kranten allemaal hetzelfde
gaan doen: ze creëren een populair product
voor de massa. Niemand heeft er dan nog
wat tegen, maar ook niet echt voor. Ik vond
het omgekeerde juist een grote uitdaging:
overleven door het radicaal anders te doen.
Een krant kan namelijk ook een heel andere
functie hebben dan alleen die van een snelle
nieuwsvoorziener. Het probleem is namelijk
dat een krant het altijd moet afleggen tegen
media als nu.nl en het Journaal, terwijl die
snelheid niet te halen valt. Kranten proberen dat nog wel, maar ik vind juist dat je als
krant van je grote tekortkoming je voordeel
moet maken door meer de verdieping op te
zoeken. Ik kreeg de kans om dat te veranderen bij nrc.next, maar na twee jaar was de
directie het niet meer met mijn koers eens.
Het idee is inmiddels uitgekristalliseerd in
wat De Correspondent is geworden.”
Kunnen we de papieren krant nu defini­
tief afschrijven?
“Absoluut niet. Journalistiek wordt in mijn
ogen juist beter wanneer de diversiteit groter is. Het werk bij de krant begon mij tegen
te staan, omdat het veel te vluchtig is. Er
zijn zo veel dingen die niet alleen vandaag
gebeuren, maar elke dag. De meest interessante inzichten over hoe de wereld in elkaar
steekt, vind je daarom meestal niet in artikelen die alleen vandaag interessant zijn en
morgen niet meer. Dat is het probleem van
krantennieuws: wat eergisteren gebeurd
is, is niet interessant meer. Het betekent
overigens niet dat een medium als de krant
er niet zou moeten zijn. De Correspondent
is ook niet bedoeld als vervanging van de
krant, maar juist als verrijking.”
Moet je anderen vaak overtuigen van de
toegevoegde waarde die het platform
heeft?
“Niet echt. Het zijn vooral journalisten van
andere media die kritiek hebben. Zij vinden
dat die media dit ook al doen. Dat is een
logische strijd, want die journalisten zien
zichzelf ook lange verhalen maken. Ik snap
natuurlijk de vergelijking met media als Vrij
Nederland en De Groene Amsterdammer,
maar wat journalisten over het hoofd zien
is de potentie van onderscheid die erin zit.
Je kunt niet in één klap alles anders doen,
maar we hebben wel voor ogen om steeds
meer informatie over te brengen op een
manier die afwijkt van wat lezers gewend
zijn. Een online platform biedt daarvoor
heel veel mogelijkheden. Het zou bijvoorbeeld fantastisch zijn wanneer je lagen
kunt maken in je tekst. Iemand geeft dan
aan of hij een leek of een expert is en op
grond daarvan kan hij zelf bepalen waar hij
begint met lezen. Zulke lagen op grond van
voorkennis kun je in een krant of tijdschrift
nooit maken. Je zit daar vast aan één papieren dimensie.”
Wat wil je graag nog veranderen aan het
platform zoals het nu is?
“Los van dat we graag nog meer lezers willen, zijn we momenteel met twee belangrijke dingen bezig. Allereerst willen we dat
lezers nadrukkelijker correspondenten gaan
volgen die zij interessant vinden. De verteller is bij ons heel belangrijk. Veel mensen lezen nu alleen maar de voorpagina, maar wij
willen juist dat onze leden correspondenten
volgen waarvan zij alles zouden willen lezen. Het platform wordt dan ondergeschikt
aan de verschillende correspondenten; een
lezer komt direct bij een correspondent uit.
Een ander punt dat we willen veranderen
zijn de reactieformulieren, die momenteel
nog vrij basaal zijn. We willen dat mensen
straks iets op grond van hun expertise kunnen gaan toevoegen. Iemand die Nederlands
studeert kan met zijn reactie bijvoorbeeld
extra gewicht geven aan zijn kritiek op
Arnon Grunbergs boekrecensie. Het is de bedoeling dat correspondenten over een paar
maanden heel goede reacties gaan promoveren tot onderdelen van hun bijdragen.”
Naast Grunberg werken nog een aantal
andere grote namen mee. Welke criteria
hanteer je bij het aannemen van nieuwe
correspondenten?
“In het begin hebben we een aantal publieke
figuren erbij gehaald, omdat zij al werk hebben en daarmee in de gelegenheid zijn zich
te committeren aan iets dat nog niet bestaat.
Het is dus zeker niet zo dat alle correspondenten een publieke status moeten hebben,
wel moeten ze de potentie hebben om dat te
kunnen opbouwen. Een belangrijk criterium dat we nu hanteren bij het werven van
nieuwe correspondenten is dat we zijn of
haar expertise nog niet in huis hebben. Een
correspondent moet iets toevoegen, hoewel
het natuurlijk altijd belangrijker blijft dat
iemand goed is en interessant om te volgen.
Het moet in die zin een ‘auteur’ zijn: goed
kunnen nadenken, goede ideeën hebben en
goed kunnen schrijven. Er moeten redenen
zijn waarom de lezer die persoon wil volgen.
Dat kan alleen maar uitgedragen worden
als de auteur zelf ook in zijn hoofd heeft
zitten waarom hij wil dat lezers hem of haar
volgen.”
“De Correspondent is
geen vervanging van
de krant, maar juist
een verrijking”
Kun je De Correspondent al een succes
noemen?
“Ik vind het sowieso al een succes dat zoveel
mensen het mogelijk hebben gemaakt, dat
we dit konden maken. Dat is een wonder,
omdat die mensen lid zijn geworden op
grond van verwachtingen. Ook vind ik het
een succes dat we nog elke dag groeien. We
zitten nu op iets meer dan 25.000 leden en
daar komen elke dag ongeveer veertig tot
vijftig leden bij. Maar drie maanden is nog
erg kort om het een succes te noemen, want
de plannen die wij maken zijn plannen van
jaren, niet van maanden. In zekere zin is het
huidige medium de basale vorm van wat we
willen. Als je over vijf jaar terugkijkt, dan
herken je waarschijnlijk niets terug van hoe
het er nu uitziet. Enkel de basis zal je nog
herkennen: de beste journalisten die over
de interessantste onderwerpen schrijven. In
september van dit jaar zal pas echt blijken of
het een succes is, dan moeten leden beslissen of zij hun abonnement willen verlengen met een jaar. Dat wordt een spannend
12 Interview rob wijnberg
DE klassieker
vervolg
GEESTDRIFT februari 2014 13
Of het nu over beeldende kunst, film, theater, muziek of literatuur gaat: elk
vakgebied heeft zijn eigen Klassiekers waar je als student niet aan kunt ontkomen. Wat zijn de favorieten van de studenten bij Geesteswetenschappen?
Geestdrift vroeg drie studenten naar hun Klassieker.
“Het wordt spannend
of mensen opnieuw
lid zullen worden
in september”
foto’s:Lea ter Meulen
Door Lea ter Meulen
moment. We hebben al allemaal scenario’s
bedacht, met als ergste scenario dat 40%
van de leden opzegt. Daarom moeten we
zorgen dat we nu flink groeien, zodat het acceptabel blijft na een eventuele terugval.”
over wat er allemaal fout kan gaan, word je
afgeleid van je doel. Dus je moet een soort
megalomaan zijn en hard willen werken.
Als je die twee dingen hebt, dan is er niks
bijzonders aan het succes.”
“Wat ik heb bereikt,
is niet iets waar ik
nou de vlag voor wil
uithangen”
Zijn er nog dingen die je graag in het
leven zou willen bereiken?
“Zeker. Allereerst wil ik dat De Correspondent nog veel groter en beter wordt. Het is
namelijk nog lang niet wat het moet zijn.
Daarnaast wil ik graag nog een roman
schrijven en misschien een promotieonderzoek doen bij Filosofie.”
Hoe verklaar je dat je op zo’n jonge leef­
tijd al zo succesvol bent?
“Voor mijn dertigste kreeg ik die vraag
regelmatig, maar nu ik eenendertig jaar
ben al veel minder, haha. Het is een leuk
compliment, maar ik ervaar het niet als
zo’n prestatie. Ik besef dat het niet niets is,
maar het is ook niet iets waar ik nou de vlag
voor wil uithangen. Wat ik bereikt heb, zijn
dingen die ik heel graag wilde doen en waar
ik hard voor heb gewerkt. Ik geloof niet
dat er iets speciaals is dat je moet kunnen
of moet doen om dit te bereiken. Volgens
mij kan iedereen het, maar het loopt bij de
meeste mensen spaak doordat ze niet de
moeite willen nemen die het kost. Als je
zoiets als De Correspondent opricht moet je
bereid zijn om er negentig tot honderd uur
per week mee bezig te zijn. En je moet ook
wel oogkleppen op hebben. Als je nadenkt
Heb je in je journalistieke carrière veel
gehad aan die opleiding?
“Echt enorm. Filosofie is een studie waarbij
je leert redeneren en denken. Je krijgt handvatten om te begrijpen hoe andere mensen
de wereld zien. Je bent gewend aan je eigen
perspectief op en waarheid over de wereld.
Bij Filosofie leer je dat er nog duizend andere perspectieven zijn. Dat is als journalist
ook fijn, omdat je dan op een intellectueel
niveau empathie leert krijgen voor andere
mensen. Ik maak altijd een tweedeling:
je hebt academische filosofie – die van de
grote denkers die met elkaar in debat gaan
over ontologische toestanden – en je hebt
ook filosofie die overal is, in iedereen. Mensen weten vaak niet dat die laatste variant
ook filosofie is. Ik vond dat het gat tussen
die twee soorten filosofie kleiner moest
worden en zag journalistiek als de perfecte
brug. Journalistiek gaat over het nu, maar er
zit ook filosofie in verborgen. In mijn boek
Nietsche en Kant lezen de krant zeg ik dat de
combinatie van journalistiek en filosofie
heel handig is: je krijgt journalistiek met
meer diepgang en filosofie met dagwaarde.
Het tijdloze verrijk je met het nu, en het nu
trek je naar het tijdloze. Dat vond ik zo’n
voor de hand liggende combinatie, dat ik
het heel gek vond dat het niet meer werd gedaan. Met De Correspondent probeer ik die
twee dingen – journalistiek en filosofie – samen te brengen door artikelen te schrijven
die langer houdbaar zijn dan één dag.”
Rob Wijnberg
Rob Wijnberg (Winschoten, 1982)
studeerde Filosofie aan de Universiteit
van Amsterdam. Zijn journalistieke
loopbaan begon in 2001 met een vaste
column in De Telegraaf. Daarnaast
schreef Wijnberg onder andere voor De
Groene Amsterdammer en nrc.next.
Van de nrc.next was hij van september
2010 tot en met september 2012
hoofdredacteur. Daarnaast heeft
Wijnberg maar liefst zes boeken
gepubliceerd. Een jaar nadat hij
ontslagen werd bij nrc.next lanceerde
hij het online journalistieke platform
De Correspondent.
Kelly Roebroeks (21, links) en
Sanne Vrijhoeven (21)
Marie-Cécile Fokkema (20)
Premaster Interculturele Communicatie
Klassieker: Der Vorleser (roman), Bernhard Schlink, 1995
Bachelor Franse Taal en Cultuur
Klassieker: Le phantôme de l’opéra (roman), Gaston Leroux, 1910
Jullie waren heel eensgezind
in jullie keuze voor een Klas­
sieker. Hoe komt dat?
“Toen we een paar jaar
geleden de Vertaalacademie
deden, behandelden we een
boek van Bernhard Schlink. De
film The Reader kwam toen net
uit, en we waren heel benieuwd
naar het boek waarop die film
gebaseerd is. Het is een tijdje
geleden dat we het gelezen
hebben, maar we vonden het
allebei mooi en indrukwekkend.”
Waar gaat het over?
“Het boek gaat over een romance tussen een jongen en een 21 jaar
oudere vrouw, die hem opdraagt haar romans en gedichten voor te
lezen. Later blijkt dat de vrouw ervan verdacht wordt iets verschrikkelijks te hebben gedaan in de Tweede Wereldoorlog. De thematiek is
erg interessant: hoe ga je om met misdaden die in een ander tijdperk
gepleegd zijn, bijvoorbeeld als naoorlogse generatie? Dat probleem
kun je linken aan de ‘number-one-mentaliteit’, een term uit ons
vakgebied: een superioriteitsgevoel, dat communicatie en begrip in
de weg staat. Het is zó makkelijk om vanuit een andere tijd, cultuur of
achtergrond mensen te veroordelen, maar het is onmogelijk om te weten wat je zelf in zo’n situatie zou hebben gedaan. Ook de gelaagdheid
van het verhaal is bijzonder: je wordt als lezer echt aan het denken
gezet. Der Vorleser maakt je ervan bewust dat niks zwart-wit is.”
Er zijn ontzettend veel romans over de Tweede Wereldoorlog
geschreven. Waarom is juist dit boek zo belangrijk?
“De meeste films en boeken over de oorlog stellen de slachtoffers
centraal; Der Vorleser gaat over een dader. Direct na de oorlog zou het
soort vragen dat dit boek oproept nog onbespreekbaar zijn geweest,
maar die vragen zijn ook nu heel relevant – júist nu, misschien.
Als je in Duitsland komt, merk je dat het oorlogsverleden toch nog
behoorlijk gevoelig ligt. Zelfs jonge mensen hebben er soms een soort
schuldgevoel over, hoewel ze natuurlijk zelf niks met de oorlog te
maken hebben gehad.”
Een Frans boek. Heb je het
voor je studie gelezen?
“Nee, helemaal niet. Toen
ik twaalf of dertien was, keek
ik vaak kostuumdrama’s samen met een vriendin, en zo
kwamen we een keer bij The
Phantom of the Opera terecht.
De film maakte heel veel
indruk: Emmy Rossum [de
hoofdrolspeelster, red.] zingt
met een stem waarvan je
achterover slaat, en daarnaast
vond ik het verhaal erg spannend. Jaren later, toen ik in
mijn eerste jaar Engels zat, leende ik het boek van een studiegenoot,
in het Frans. Ik las in die tijd ook veel Engelse boeken voor mijn
studie, maar dit boek is me veel beter bijgebleven.”
Waarom is het zo bijzonder?
“Ten eerste omdat het verhaal heel origineel is. Het spanningsveld tussen het realistische en het fantastische vind ik interessant:
het boek is gebaseerd op gebeurtenissen die zich echt hebben
afgespeeld in het operagebouw in Parijs aan het eind van de 19e
eeuw, maar heeft tegelijkertijd ook mythische aspecten. Omdat het
verschillende thema’s en genres verenigt, spreekt het boek denk ik
bijna iedereen wel aan. Om die reden kun je het ook een klassieker
noemen.”
De film hebben veel mensen misschien al gezien. Moeten we
ook allemaal het boek gaan lezen?
“Ja, ik vind van wel. Even een filmpje kijken gaat heel snel; om het
boek te lezen moet je echt de tijd nemen, en je concentreren. Sommige mensen vinden dat tegenwoordig misschien te veel moeite,
maar het geeft je wel de kans om echt in het verhaal te duiken: de
personages en verwikkelingen worden veel beter uitgewerkt dan in
de film. Die details, en de mooie opbouw, maken het boeiend. In het
boek mis je natuurlijk wel het muzikale aspect, dat juist weer heel
goed is aan de film. Misschien is het boek in combinatie met de film
eigenlijk wel een soort Gesamtkunstwerk: ze scheppen samen een
totaalbeeld, en verrijken elkaar.”
GEESTDRIFT februari 2014 15
“Mijn ouders
willen liever dat
ik ermee stop”
foto: Sascha Meijer
14
Tegen de klippen op starten in de
Braziliaanse politiek
Juni 2013. In Brazilië gaan honderdduizenden mensen de straten op om te
protesteren tegen corruptie, hoge WK-kosten, slechte voorzieningen en
hoge busprijzen. Een deel van de demonstranten zet geweld in om meer
aandacht te trekken en vernietigt banken als symbool van het kapitalisme. De militaire politie, die bekend staat om zijn corruptie, onderdrukt
foto: Sascha Meijer
de betogers met traangas en met harde hand. Het is de eerste keer dat in
Brazilië mensen zo massaal in actie komen voor verandering. De jonge
Luiz Guilherme Gama (21), rechtenstudent in Rio de Janeiro, hielp mee
om een nieuwe politieke partij op te richten.
Door Sascha Meijer en Nikki
van der Westen
Veel leeftijdsgenoten van Luiz deden mee
aan de protesten. Luiz niet. Dat betekent
niet dat hij de problemen van Brazilië niet
ziet, integendeel. Daarom sloot hij zich twee
jaar geleden aan bij de rijke zakenman João
Amoêdo, die een nieuwe politieke partij
wilde oprichten genaamd Novo, wat simpelweg ‘nieuw’ betekent. Luiz schopt niet tegen
heilige huisjes, maar wil de politiek van
binnenuit veranderen.
Deelname aan politiek is zeldzaam onder
Braziliaanse jongeren. Dat is niet per se
vanwege onverschilligheid. Politiek heeft in
Brazilië een imago van corruptie en zelfverrijking. Je daarin mengen ‘heeft toch geen
effect’, is een vaak gehoord credo. Luiz is een
uitzondering. “We hebben verandering nodig. Wij denken dat Brazilië een frisse wind
kan gebruiken. En voor een frisse wind heb
je een nieuw platform nodig, zodat adequate
mensen kunnen deelnemen. Om goed te
doen voor het land en om zich kandidaat te
stellen. Dat is de aandrijfkracht – een nieuw
platform is essentieel”, vertelt Luiz. “Mijn
vrienden zijn niet betrokken bij de politiek.
Pas met de protesten begonnen ze het interessant te vinden, maar het blijft oppervlakkig.”
“Ik vind niet dat de protesten een slechte
zaak zijn, maar we moeten meer doen dan
dat alleen. Mensen geven niet om politiek, dus het is een goed begin. Zonder het
geweld natuurlijk – een vreedzaam protest.
Om mensen in de goede richting te wijzen,
om ze te laten zien dat politiek belangrijk is
en voor de ontwikkeling van ons land. Maar
het is niet de finish. Het is slechts een eerste
stap. We moeten doorzetten”, vertelt Luiz.
“Wat ik denk, is dat de meeste mensen die
deelnemen aan de protesten er uiteindelijk
mee ophouden. Brazilië heeft geen revolutie
nodig, zoals zij beweren. Het
land heeft permanente aandacht
nodig.”
Brazilië heeft net als Nederland een
meerpartijensysteem. Vanaf 2003 levert de
arbeiderspartij de president: eerst Luiz Lula
da Silva, sinds 2011 de eerste vrouwelijke
president Dilma Roussef. Ook die partij is
niet vrij van corruptie. Een jaar geleden
werden nog twaalf topmedewerkers en partijleden van ‘Lula’ veroordeeld in een van de
grootste corruptieschandalen van het land,
bijgenaamd ‘Mensalão’.
De nieuwe partij van Luiz is, in tegenstelling tot de regeringspartij, liberaal. Met
bijna 500.000 likes zijn ze op Facebook
al groter dan alle bestaande partijen. De
meeste likes komen van mensen tussen de
18 en 24. In realiteit duurt het nog wel even
voordat ze een echte partij zijn, laat staan de
grootste. Dat heeft namelijk nogal wat om
het lijf in Brazilië.
“Op dit moment moeten we 500.000
handtekeningen verzamelen, verspreid door
het hele land, van mensen die onze partij
steunen. Pas dan mogen we deelnemen
aan verkiezingen. Maar de pest is dat de
handtekeningen door ambtenaren gevalideerd moeten worden. Zij kijken dan of de
handtekening die wij inleveren, klopt met
iemands digitale identiteitskaart.”
In de praktijk komt het erop neer dat je,
zonder de juiste contacten, vier keer zoveel
handtekeningen nodig hebt voor je kunt
beginnen. “We hebben al bijna twee miljoen
handtekeningen ingeleverd, en 450.000
zijn er goedgekeurd. Daar hebben we ruim
twee jaar over gedaan.” Het is het grootste
probleem voor een startende partij als Novo. In februari 2014 hopen ze echt te kunnen
beginnen – precies drie jaar na de start.
Niet alleen de alles-vertragende bureaucratie is een doorn in het oog van Brazilianen. Ook corruptie is een groot thema
sinds de recente protesten. In Brazilië is de
scheidslijn tussen arm en rijk groot en die
wordt in stand gehouden door degenen die
aan het roer staan. Die blijven graag op hun
plek. “Ik ken voorbeelden van ex-politici die
een nieuwe partij wilden starten. Binnen een
paar maanden waren al hun handtekeningen
gevalideerd.”
Het is voor Luiz boven alles een stereotype waartegen hij moet vechten bij het opstarten van Novo. Politiek wordt in Brazilië
automatisch geassocieerd met corruptie.
“Als we om een handtekening vragen, kijken
mensen ons eerst schuin aan. Ze geloven je
niet. We moeten ze eerst overtuigen dat we
geen zakkenvullers zijn. Mijn ouders zouden
ook liever hebben dat ik met mijn politieke
bezigheden stop. Het heeft hier geen goed
imago.” En dat terwijl corruptie juist hetgene is waartegen Novo wil strijden. Maar
hoe blijf je weg bij corruptie, als je wil meedoen in de politieke arena? “We hebben die
garantie niet, maar we denken dat als we de
juiste mensen erbij krijgen en te allen tijde
betrokken blijven, we de corrupte politici
uiteindelijk kunnen uitbannen. We gaan het
overwinnen, maar bieden geen garanties.”
De vraag is wel hoe Novo anders is dan
andere partijen, als het ook geen garantie
biedt voor een integer beleid, maar volgens
Luiz is hun beginpunt al anders. “Eén van de
dingen die ons onderscheidt, is dat we geen
oud-politici in de partij willen. We willen beginnen met een schone lei.” Luiz denkt lang
na over wat hij als eerst zou veranderen aan
Brazilië. Niet omdat hij niets kan bedenken,
maar omdat hij moet kiezen. “We moeten in
de overheidsuitgaven snijden. Er zijn wel 39
ministeries. Aan het hoofd staan willekeurige mensen die door hun vrienden op die
plek gezet worden. We moeten ons focussen
op wat echt belangrijk is. Verspil geen tijd en
belastinggeld aan dingen die geen zaak van
de overheid zijn, zoals een Ministerie van
Visserij of een Ministerie van Toerisme.”
Of Luiz zelf ooit de nieuwe Roussef
wordt, weet hij nog niet. Hij wilde zich
eerst wel kandidaat stellen voor Novo, maar
twijfelt nu. “Het leven als publieke figuur
lijkt me niets. Misschien ooit, maar nu ben
ik er nog niet klaar voor.”
Met dank aan Stichting Lokaalmondiaal en
De Buitenlandsredactie konden Nikki en Sascha
dit verhaal maken.
Nikki van der Westen
Nikki van der Westen studeerde
Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Universiteit
Utrecht. Ze studeerde een halfjaar in
de VS en liep stages bij NOS,
Holland Doc en De Familie Film en
Tv. Momenteel doet ze de master
Journalistiek en Media aan de
Universiteit van Amsterdam en
loopt ze stage bij een nieuwe
documentaireserie van de VARA.
Sascha Meijer
Sascha Meijer studeerde Media en
Cultuur aan de Universiteit van
Amsterdam. Ze liep stages bij
Holland Doc en Pieter van Huystee
Film. Naast haar master
Journalistiek en Media aan de
Universiteit van Amsterdam doet zij
op dit moment research voor een
documentaireserie bij de EO.
GEESTDRIFT februari 2014 17
16
Twintigers boven het maaiveld
voor niets krijgen wij diverse bijnamen als de Grenzeloze Generatie, de Netwerkgeneratie, Generatie Y, Generatie Einstein,
de Digitale Generatie en de Prestatiegeneratie. Eén ding is
zeker als je kijkt naar het bovenstaande rijtje: twintigers van nu
groeiden op met het idee dat alles mogelijk is.
Door Leoni Nijland
Onze ouders werden geboren ten tijde
van de wederopbouw en hadden weinig
verwachtingen van hun verdere leven. Na
de oorlog kon het immers alleen maar beter
gaan. Voor onze generatie ligt dat heel
anders. Wij groeiden juist op met een hoop
verwachtingen en het idee dat de wereld
aan onze voeten ligt. Er zijn mogelijkheden
om in het buitenland te gaan studeren,
bestuursfuncties te vervullen en stages
te lopen op internationaal niveau. Niets
is onmogelijk, zo lijkt het. De focus ligt
daarbij op het zoveel mogelijk benutten
van opties en daardoor zo vroeg mogelijk
carrière maken. De VPRO was ruim twee
jaar geleden een van de eersten die onze
bijna dwangmatig presterende generatie
eens goed onder de loep nam. De makers
van de documentaire BV IK volgden
jongeren tussen de twintig en dertig
jaar en inventariseerden hun idealen,
toekomstverwachtingen, dilemma’s en
successen. De titel van de documentaire
is een benaming die onderzoeksbureau
Motivaction aan onze generatie toekende.
Volgens hen zijn de twintigers van nu
minder gericht op de maatschappij en veel
meer ondernemingsgericht en merkgericht
met zichzelf bezig. Snel beroemd of
succesvol worden is voor de twintiger van
nu een normale zaak.
Pleidooi voor middelmatigheid
Het is voor onze generatie daarom gewoon
geworden om al vroeg een goede status
te genereren, actief te netwerken en
ongegeneerd carrière te maken. Door de
prestatiedrang lijkt ‘middelmatig’ zijn
haast geen optie meer. Jeroen van Baar,
student Neuroscience and Cognition aan
de Universiteit Utrecht, schreef hierover
het boek De prestatiegeneratie. Een pleidooi
voor middelmatigheid.
Middelmatig zijn
lijkt haast geen
optie meer
“Over Nederland werd altijd gezegd
dat je er je hoofd beter niet boven het
maaiveld moet uitsteken: doe maar
normaal, dan doe je al gek genoeg. Dat
geldt voor onze generatie al lang niet
meer. Wij willen overal de beste in zijn
en vergelijken onszelf constant met
leeftijdsgenoten”, vertelt Jeroen. “Onze
omgeving heeft een grote rol gespeeld in
het idee dat je altijd het maximale uit jezelf
moet halen. De laatste tien jaar hebben
we bijvoorbeeld staatssecretarissen van
Onderwijs gehad die erg op excellentie
zaten. Niet alleen op de universiteit zijn er
honoursprogramma’s verschenen, ook op
basisscholen en middelbare scholen zie je
nu competitie. Steeds vroeger vergelijken
we onszelf met de ander en dat leidt tot
prestatiedrang.” De jonge auteur, die zelf
ook maar al te graag goed wil presteren,
merkt dat hij door het schrijven van
dit boek veel bewuster is geworden van
zijn eigen prestatiegerichtheid. Maar
genezen? “Nee, dat nog niet. Het
blijkt veel moeilijker om
een middelmatige student
te zijn, dan te streven naar
meer.”
Veel studenten zullen zich kunnen herkennen
in het boek van Jeroen. Er zijn er nog maar
weinig die zich enkel bezighouden met
studeren. Twintigers willen zich toch op een
bepaalde manier onderscheiden van hun
leeftijdsgenoten en dingen naast hun studie
ondernemen. Studentenpsycholoog Jeanette
van Rees, werkzaam bij de Universiteit
Utrecht, zegt daarover: “De laatste jaren zie
je zeer veel perfectionistische studenten. Zij
willen alles goed doen en zijn heel gericht
bezig met het opbouwen van hun cv en de
juiste keuzes maken. Bij veel studenten
ontstaan er daardoor
paniekklachten als het
niet gaat zoals zij
het willen, zij
gaan veelvuldig
piekeren.
Ambities zijn
natuurlijk leuk,
maar het moet
niet te gek
worden.”
De vraag is dan uiteraard hoe je dit
probleem kunt oplossen, maar helaas is
die vraag volgens Jeanette niet zo simpel te
beantwoorden. “We kijken altijd per persoon
wat er aan de hand is. Als er bijvoorbeeld
studenten komen die perfectionistisch
zijn op het gebied van studie en carrière en
daar een negatief zelfbeeld over hebben,
dan proberen we die gedachtepatronen te
doorbreken. Want waarom zou je door iets
wat nu niet lukt in de goot terechtkomen?”
Zinloos en cynisch leven
Onze generatie lijkt dus een beetje door te
slaan in het streven naar succes. Maar hoe
ervaren studenten aan onze eigen universiteit
die prestatiedrang? Alain Balistreri lijkt het
schoolvoorbeeld van onze prestatiegeneratie.
Hij studeert Literatuurwetenschap en
Italiaanse Taal en Cultuur, deed onlangs twee
bestuursjaren, werkt drie dagen per week als
projectmedewerker
illustratie: Youri Alden
Paniekklachten en piekeren
Er wordt gigantisch veel over onze generatie geschreven. Niet
bij Het Literatuurhuis en twee dagen
als parttime docent Nederlands op een
middelbare school. Toch ziet hij zichzelf niet
als onderdeel van de prestatiegeneratie.
“Steeds vroeger
vergelijken we
onszelf met de ander
en dat leidt tot
prestatiedrang”
“Allereerst ben ik me er totaal niet van
bewust dat er zo’n generatie is. De mensen
die mijn studies doen, zijn namelijk helemaal
niet zo ambitieus. Zelf doe ik de dingen die ik
doe puur omdat ik ze leuk vind om te doen.
Ik voel absoluut niet een druk van buitenaf;
het komt juist van binnenuit. Wel merk ik
dat mensen om mij heen het knap vinden dat
ik zoveel naast mijn studies doe en zij laten
ook blijken dat zij dit ook wel zouden willen.
Misschien hebben die mensen door mij het
gevoel dat ze moeten presteren, maar dat
is absoluut niet wat ik wil uitdragen.” Suus
van de Kar, studente Theologie, herkent bij
zichzelf wél een drang naar excelleren. Zij is
nu bezig aan haar derde bacheloropleiding,
was kort geleden nog student-assistent en
deed onder andere een bestuursjaar en een
jaar faculteitsraad. “Het leven heeft voor
mij meer zin als ik dingen naast mijn studie
doe. Het probleem is echter dat het soms
meer energie slurpt dan dat het oplevert.
En doordat anderen mij het gevoel geven
dat ik moet presteren – mijn moeder zei
altijd: ‘waarom makkelijk doen, als het ook
moeilijk kan?’ – ga ik nóg meer doen in een
wanhopige poging om maar vooral geen
zinloos en cynisch leven te leiden.”
Afgestudeerd en dan?
Ook als je afgestudeerd bent, kan het
gevoel om te moeten presteren aanwezig
blijven. Jorinde van Leeuwen, oudstudente Nederlandse Taal en Cultuur
en sinds een half jaar werkzaam als
junior consultant bij een werving- en
selectiebureau, zegt daarover: “Je hebt een
universitaire opleiding gedaan en wilt
graag werk dat daarop aansluit. Ik ben
heel blij met mijn baan, maar ik heb ook
wel mijn twijfels: is dit de functie die ik
altijd al wilde en waarvoor ik al die tijd
heb gestudeerd? En bovendien, ben ik wel
goed genoeg opgeleid om deze functie
te beoefenen? Dat zijn slechts een paar
vragen die me bezighouden. Je hoort wel
eens leeftijdsgenoten die een baan hebben
gevonden die naadloos aansluit op hun
studie, heerlijk lijkt me dat.”
“De afgelopen jaren
zie je zeer veel
perfectionistische
studenten”
De verwachtingen bij onze generatie zijn
dus onder andere hoog omdat we ons
te veel aantrekken van onze omgeving.
Een beetje prestatiedruk van buitenaf is
natuurlijk nooit verkeerd, maar laten we
ons er vooral niet té veel van aantrekken.
Het is belangrijk om de dingen naast en na
je studie in de eerste plaats te doen omdat
je ze leuk vindt om te doen en niet omdat je
het gevoel hebt te moeten voldoen aan de
verwachtingen van je omgeving. Daar wordt
uiteindelijk niemand beter en gelukkiger
van, ook jijzelf niet.
Winactie
Heb jij ook last van prestatiestress en wil je graag weten wat Jeroen
van Baar daarover in zijn boek De prestatiegeneratie. Een pleidooi voor
middelmatigheid heeft geschreven? Mail ons voor 15 maart in welke
situatie jij dit boek het meest nodig hebt en wie weet win jij één
van de drie exemplaren. Stuur je inzending onder vermelding van
‘winactie’ naar [email protected].
GEESTDRIFT februari 2014 19
18
Docent als onderzoeker
“GOH, HIER HAD IK DE
UNIVERSITEIT NOOIT GEZOCHT”
bezig met onderzoek doen. Om je een kijkje te geven in het
soort onderzoek waar zij zich mee bezig houden, laat Geestdrift elke editie een andere docent aan het woord. Dit keer
Marjo van Koppen (1976), Universitair Hoofddocent bij de
afdeling Taalkunde van Nederlandse Taal en Cultuur.
fot o: Sus ann e van der
Kle ij Docenten geven college, maar houden zich daarnaast ook
In een stad als Utrecht kunnen toeristen zich goed vermaken.
Er zijn veel musea en ook een vaartocht door de grachten
per rondvaartboot, kano of waterfiets ontbreekt niet in het
Hoe Arabisch is het Limburgs?
Op het eerste gezicht lijken het Arabisch en het Limburgse dialect erg weinig op elkaar. De klanken, woorden en woordvolgorde
zijn heel anders. In het Arabisch komt het werkwoord bijvoorbeeld vaak op de eerste plaats in de zin. Je zegt dan dus niet ‘Jan
eet een appel’ zoals in het Nederlands en ook het Limburgs, maar
‘eet Jan een appel’. Als je echter goed gaat kijken dan blijkt dat
talen die op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken lijken
te hebben, toch meer gemeenschappelijk hebben dan gedacht.
In mijn proefschrift heb ik laten zien dat congruentie tussen het
werkwoord en onderwerp in het Arabisch dezelfde eigenschappen heeft als de congruentie tussen een voegwoord en een onderwerp in het Limburgse dialect van Tegelen. Kijk maar eens naar
de voorbeelden hieronder:
(1) Xaraj-at al-bintu wa al-waladu.
vertrok het meisje en de jongen
‘Het meisje en de jongen vertrokken.’
(2) Ik vraag me af of-s of
doow jij [Arabisch]
kom-s. [Limburgs]
kom-t Het Arabisch en het Limburgs wijken allebei af van het Standaardnederlands. Natuurlijk zijn de Arabische woorden anders
dan de Standaardnederlandse, maar de woordvolgorde in het
Arabisch verschilt ook van het Standaardnederlands, zoals
ik hierboven al uitlegde: het werkwoord, in dit geval ‘xarajat’,
‘vertrok’, komt helemaal vooraan in de zin. Het Limburgs verschilt van het Standaardnederlands in een aantal opzichten. Het
Standaardnederlandse ‘jij’ is in het Limburgs ‘doow’. De uitgang
op het werkwoord is in het Standaardnederlands -t, maar in het
Limburgs -s. Waar het mij nu om gaat voor dit artikel is een ander
verschil: in het Limburgs krijgt niet alleen het werkwoord een suitgang - ‘kom-s’- maar ook het voegwoord: of-s. Hoewel het Limburgs en het Arabisch in deze twee zinnen tamelijk weinig met
elkaar te maken lijken te hebben, verraadt nadere inspectie dat de
vervoeging op het werkwoord in het Arabisch en de vervoeging
op het voegwoord in het Limburgs hetzelfde gedrag vertonen.
Bekijk de volgende zin maar eens:
(3) …
of-s doow en
ich ôs
treff-e.
of
jij
en
ik
elkaar
treffen.
In het Limburgse voorbeeld in (3) congrueert het werkwoord
‘treffe’ met het onderwerp ‘doow’ en’ ich’ ‘jij’ en ‘ik’, een meervoudig onderwerp. De uitgang op het werkwoord is dan ook een -e.
Als we deze zin nu goed bekijken dan zien we dat de uitgang op het
voegwoord geen -e is, maar een -s. Daaruit kunnen we opmaken
dat hoewel het werkwoord met het hele onderwerp ‘doow’ en ‘ich’
congrueert, het voegwoord alleen congrueert met het eerste deel
van het onderwerp ‘doow’ . Precies hetzelfde zien we in het Arabisch. Het werkwoord in (1) congrueert niet met het hele onderwerp ‘al-bintuwa al-waladu’, ‘het meisje en de jongen’, maar alleen
met ‘al bintu’, ‘het meisje’. Dat valt wederom af te leiden uit de
vervoeging op het werkwoord. ‘Xaraj-at’ heeft een vervoeging voor
de derde persoon enkelvoud vrouwelijk.
Het Arabisch en het Tegels lijken dus op elkaar omdat ze allebei
een zinselement hebben dat voorafgaat aan het onderwerp en
congrueert met het eerste deel van dat onderwerp in plaats van met
het hele onderwerp. We zullen het daarbij laten voor deze column,
maar als je het Arabisch en Limburgs verder onderzoekt, dan blijkt
dat deze twee talen in nog veel meer opzichten op elkaar lijken.
Het bovenstaande is slechts een klein voorbeeld van een patroon dat taalkundigen keer op keer zien. Talen lijken heel verschillend, maar als je beter gaat kijken, dan worden allerlei interessante
patronen zichtbaar. Ik ga er, als generatief taalkundige, vanuit dat
menselijke talen gebaseerd zijn op een en dezelfde blauwdruk. Die
blauwdruk, die we ook wel Universele Grammatica noemen, zorgt
ervoor dat talen eigenlijk variaties op een en hetzelfde thema zijn.
Dat is dus een mogelijke verklaring voor de overeenkomsten tussen talen die verder weinig met elkaar te maken hebben, zoals het
Limburgs en het Arabisch. Mijn onderzoek gaat over de vraag of
en zo ja hoe er binnen deze blauwdruk beregeld is welke variaties
er zijn op het basisthema. Anders gezegd, ik onderzoek waarom en
hoe talen van elkaar verschillen.
Op dit moment leid ik een project dat specifiek ingaat op deze
vraag. Om tot een antwoord op die vraag te komen kijken we naar
variatie tussen talen die weinig met elkaar te maken hebben, zoals
het Limburgs en het Arabisch, maar ook naar talen die dichter bij
elkaar liggen zoals het Nederlands en het Duits of zelfs het Limburgs en het Achterhoeks.
toeristische programma. Gek genoeg was er tot voor kort nog
geen rondleiding door de instelling die Utrecht groot heeft
gemaakt: de Universiteit Utrecht. Jan Overwijk, student
Filosofie, en Sven Hermans, student Geschiedenis, hebben
hier verandering in gebracht.
Door Louis Roghair
De vrienden bedachten een rondleiding
met als kernthema de geschiedenis van de
Universiteit Utrecht. “Na wat onderzoek
te hebben gedaan bleek dat de universiteit
zich sterk bewust is van haar verleden en
dat er veel waarde wordt gehecht aan tradities”, vertelt Sven. “Er volgde een gesprek
met hoogleraar Universiteitsgeschiedenis
Leen Dorsman, waaruit bleek dat er wel
eens eerder geprobeerd is iets op te zetten,
maar niet op de structurele wijze waarop
wij het wilden aanpakken. Hij hielp ons
vervolgens op weg en bracht ons in contact
met de directeur van de Sonnenborgh die
ons initiatief ook toejuichte.”
Het balletje ging rollen. De rondleiding
werd ondergebracht als eigen onderneming
binnen de Universiteit Utrecht, in het
Centrum voor Wetenschap en Cultuur. “Na
de zomer kregen we een aanvraag binnen
van de ICU, het bestuur van de UIT-week,
om tijdens de UIT een workshop te verzorgen op de dinsdag, dit werd onze eerste
boeking. Na interesse vanuit de UHSK, de
studievereniging van Geschiedenis, om
rondleidingen te geven tijdens de facultaire
introductiedagen werd het een succes.” Om
het allemaal te kunnen behappen zijn er ondertussen, naast Jan en Sven, zeven andere
gidsen aangesteld.
Op de vraag wat de rondleiding over de
universiteit nog bijdraagt – er zijn namelijk
al een aantal rondleidingen door de stad
waarin ook de universiteit zijdelings aan
bod komt – is het antwoord duidelijk: “Deze
variant is opgezet met het idee om een
meerwaarde te kunnen zijn voor de universitaire gemeenschap. We geloven dat de universiteit zich van oudsher kenmerkt door
het gevoel van toebehoren aan de gemeenschap. Dit zit ook besloten in het Latijnse
woord ‘universitas’.” Ook clichés worden
niet uit de weg gegaan: “De geschiedenis
toont de wortels van de tradities waar we in
staan. Het is dan ook prachtig om mensen
bewust te maken van wie ze zijn en waar ze
staan.”
In de lange geschiedenis van de Universiteit Utrecht hoort ook aandacht te worden
besteed aan de Uithof, maar hoe valt dit
te belopen? “Vanwege het ‘historische’
hebben we de laboratoria en megalomane
collegezalen daar niet in de rondleiding
gestopt. Naast een aantal vanzelfsprekende
locaties zoals het Domplein en het Acade-
miegebouw, komt de rondleiding ook langs
een aantal plaatsen waarvan je zegt: ‘goh,
hier had ik de universiteit nooit gezocht.’
We wilden het historische tastbaar maken
door het echte oude van de universiteit aan
te wijzen en daarin de band met Utrecht te
benadrukken.”
“Het is prachtig om
studenten bewust te
maken van wie ze zijn
en waar ze staan”
Ondertussen is het project alweer een
tijdje bezig. “Ook de rest van het jaar hopen
we dat er meer boekingen bij komen. In de
wintermaanden zullen maar weinig mensen
de behoefte hebben om een uur door de stad
te banjeren, maar in het voorjaar zetten
we toch weer in op een hoop animo. In het
kader van meeloop- en matchingsdagen
hopen we weer het een en ander te kunnen
verzorgen. Het zou leuk zijn om rondleidingen op ouderdagen te kunnen verzorgen.
Naast het feit dat de rondleiding is ontwikkeld voor studenten en medewerkers van de
universiteit is het ook waardevol voor ouders. Door de rondleiding worden de ouders
via hun kinderen betrokken bij de stad.”
Rondleiding aanvragen? Ga naar www.uu.nl/rondleiding.
De rondleiding is bedoeld voor groepen vanaf tien personen en
kost vijf euro per persoon. Het is ook geschikt voor internationale studenten, want de rondleiding kan in het Engels gegeven
worden.
GEESTDRIFT februari 2014 21
20
foto: Janey van Ierland
“In de montage
word je
gebroken
of gemaakt”
de familiefilm een bekendheid is geworden,
wordt hij niet overladen met verzoeken van
producenten. “Veel producenten denken nu
dat ik het erg druk heb.”
Na de rol in Alles is familie is Benja terecht
gekomen in het ‘blik BN’ers’ dat vaak bij
films wordt opengetrokken. De filmindustrie
is een kleine wereld waarin vaak dezelfde
grote namen voorbij komen. “Het is een
kleine vijver van acteurs, maar dat heb ik
nog niet ervaren als probleem. Er komen
altijd weer nieuwe mensen bij.” Het maakt
voor Benja niet uit of hij met acteurs speelt
die hij kent of met onbekenden. “Ik heb wel
eens met mijn vriendin [Anna Drijver, red.]
samengespeeld: dat kan handig zijn omdat
je dan meteen ziet wat ze bedoelt. Aan de andere kant is het ook erg leuk om met acteurs
te spelen met wie ik nog nooit heb gespeeld.
Het is interessant omdat je ze moet leren
kennen en inschatten”, vertelt Benja. “Het is
belangrijk dat een personage goed overkomt
op het publiek.”
Niet alleen het publiek in de zaal geeft
een oordeel over acteerprestaties: ook recensenten doen dit. Over het algemeen is Benja
niet gevoelig voor kritiek. “Maar ik kan me
voorstellen dat het op het moment dat je niet
lekker in je vel zit, wel wat harder aan kan komen”, vertelt Benja. Over het algemeen vindt
de acteur recensies maar precair. “Mensen
zien wat in de krant staat als waarheid,
terwijl het eigenlijk maar een mening is.”
Meestal levert het lezen van recensies weinig
voor de acteur op. Behalve recensenten kan
ook het publiek tegenwoordig makkelijk een
mening geven via internet. Eens in de twee
à drie maanden googlet Benja zichzelf wel
eens. “Er is op dit moment niet zo veel over
me te vinden. Wat wel heel grappig is, is dat
een meisje op Twitter een paard heeft dat
Benja heet. Ze heeft het dan over ‘even lekker
op Benja rijden’”, vertelt hij lachend.
Benja Bruijning brak in 2012 door met een hoofdrol in de feelgoodfilm Alles is familie
en vanaf 8 februari is hij te zien in de vierdelige televisieserie Hoe duur was de suiker. Toch is de acteur niet alleen te vinden op het witte doek: zo staat hij ook in de
­toneelproductie Monsters van De Utrechtse Spelen. Hoe combineert de acteur het
spelen in theater en films? En hoe gaat hij om met zijn bekendheid?
Door Loes Aartsma
Het verschil tussen toneel en film en televisie
De Amsterdamse acteur is zowel te zien
op het witte doek als in theaterzalen. Zo
speelt Benja op dit moment in Monsters, een
toneelproductie van De Utrechtse Spelen.
De afwisseling tussen film en toneel bevalt
hem goed. “Bij theater zit je meer vast aan de
vorm, omdat het herhaalbaar moet zijn. Het
leuke aan toneel is het lange repetitieproces
waardoor je je een rol eigen kan maken voordat je het aan het publiek laat zien. Vervolgens krijg je elke avond directe feedback van
het publiek”, vertelt Benja. Op het toneel is
het belangrijk dat acteurs van elkaar weten
wat er gaat gebeuren en op welke manier. Als
een acteur moet schrikken van een medespeler, is het van belang dat de medespeler ook
op het juiste moment op de goede plek staat.
Tijdens de repetities bespreken acteurs hoe
ze op elkaar in moeten spelen, wat op het
toneel tot een beter eindresultaat leidt. “Dát
is juist zo interessant aan toneel: je moet
helemaal op elkaar afgestemd zijn.”
“Maar ook film is een mooi medium
waar je veel mee kan. Bij film kan je klein en
ingetogen spelen en gedetailleerd zijn in je
spel, omdat de camera dat opvangt. Op het
toneel moet je daarentegen vaak het spel uitvergroten. Bij het maken van een film is een
acteur afhankelijk van de voorkeuren van
een regisseur. Er is er tijdens opnames wel
eens discussie op de set; daarin wil ik vaak
wel mijn punt maken, maar uiteindelijk is
de regisseur de baas. Daarnaast heeft hij het
overzicht. Soms voelt wat je doet onnatuurlijk, maar ziet dat er wel goed uit”, vertelt
Benja. “Het is soms goed om scènes terug te
kijken. Als er bijvoorbeeld eenzelfde scène
vanuit verschillende hoeken gefilmd wordt,
is het van belang dat deze scène er bij elke
opname hetzelfde uitziet.”
“Bij het maken van een film ben je
overgeleverd aan de stijl van een regisseur.
Op het toneel heeft een acteur het meer
zelf in de hand en kan hij iets meer buiten
de lijntjes kleuren. Bij een film kan alles zo
geknipt en geplakt worden dat het er goed
uitziet. Tweejarige kinderen die net leren
praten, lijken in films bijvoorbeeld vaak heel
goed te zijn, maar in werkelijkheid duurt het
best lang voordat een kind zegt wat het moet
zeggen. Vaak moet je vijf keer ‘toe maar, zeg
maar mama’ zeggen voordat een kind het
daadwerkelijk zegt. In de film wordt het dan
wel zo gemonteerd dat het er goed uitziet”,
vertelt Benja.
“Ik zit opeens in
het laatje van de
romantische komedie
en ‘de knappe man’”
“In de montage word je gebroken of
gemaakt. Als acteur ligt je lot dus voor een
groot deel in de handen van de regisseur”,
vertelt Benja. Het lijkt er hierdoor op dat
een acteur nauwelijks meer zelf hoeft na
te denken en geen verantwoordelijkheden
meer heeft, maar niets is minder waar. “Als
acteur is het voornamelijk belangrijk dat je
de teksten kent en je een personage waar kan
maken.” Acteurs hebben volgens Benja de
verantwoordelijkheid om zich te verdiepen
in een rol. Een tekst op papier moet tot leven
gebracht worden. Hiervoor moet een acteur
zich kunnen inleven, de handelingen van een
personage begrijpen en zich de filosofie en
psychologie van een personage eigen maken.
Het evenwicht tussen publiciteit en
acteren is soms moeilijk. Een veel gehoord
gerucht is dat acteurs goed moeten kunnen
netwerken of lobbyen om een rol te krijgen.
Benja heeft na zijn doorbraak een netwerk
opgebouwd van mensen uit de filmwereld,
maar toch zegt hij niet te kunnen netwerken. Een nieuwe rol krijgt hij niet met zijn
bekendheid of door te lobbyen, maar door
een goede auditie. “Bij auditeren staat een
goede acteerprestatie boven het goed kunnen
netwerken. Ik zou niet eens weten hoe dat
laatste moet”, vertelt Benja.
Na de doorbraak
Op straat wordt Benja nog niet altijd
herkend, maar door de rol van Charlie de
Roover in Alles is familie heeft hij wel een
grote naamsbekendheid gekregen. “Na die
film belandde ik opeens in het laatje van ‘de
romantische komedie’ en ‘de knappe man’,
terwijl ik daarvoor in andere producties
bijvoorbeeld vaak de rol van ‘de verkrachter’
had”, vertelt Benja. Hoewel hij na zijn rol in
Benja Bruijning
Benja Bruijning brak in 2012 door
met de rol van Charlie in Alles is
familie. Eerder was hij al te zien in
televisieseries als Bellicher en Dokter
Deen. Zijn eerste rol had de
dertigjarige acteur al in 1999 in
Dichter op de Zeedijk. Naast films en
televisieseries is Benja te zien in het
theater. Zo speelt hij tijdens de
Utrechtse Spelen in Monsters, een
toneelstuk dat 20 februari 2014 in
première gaat.
poëzie
22
Je moet het maar durven: het podium beklimmen en de num-
Door Anouk van der Graaf
mers die je in je slaapkamer oefent spelen voor een vreemd
“Iedereen krijgt hier een kans.” De van
oorsprong Amerikaanse Eric Kerns plugt
een gitaar in de versterker. ‘Open Mike’,
zoals hij ook wel genoemd wordt, ontfermt
zich al vijftien jaar over het wekelijkse open
podium van muziekcafé ’t Oude Pothuys.
De avond is een fenomeen in Utrecht. Elke
maandag is het een verrassing wie er komt
optreden. Iedereen met een bijzonder talent
mag dezelfde avond nog binnenlopen en
vragen om een plekje in het programma.
“Vanavond zal het vast niet zo druk
zijn”, zegt Kerns, “door het koude weer.”
Maar zelfs dan al komt hij bijna niet boven
het gezellige geklets van de gasten uit.
Steeds meer muzikanten komen het café
binnendruppelen, sommige met een gitaar
op hun rug. “Is er nog een plekje in het
programma vanavond?” De 23-jarige Gildor
van Beers is op tijd naar het café gekomen.
Hij weet dat het maandagavondprogramma
van ’t Pothuys vaak gauw vol is, ondanks
het gure weer. Normaal gesproken drumt
de ambitieuze Utrechter in een band, maar
omdat oefenen thuis weinig gewaardeerd
wordt, is hij gitaar gaan spelen. Vanavond
speelt hij voor het eerst solo. “Best spannend, maar de ongedwongen sfeer maakt het
podium laagdrempelig en gastvrij”, legt hij
uit.
Andere koek
De gasten praten en lachen door Gildors
optreden heen, maar steeds meer stoelen
worden richting het podium gedraaid.
Collega-muzikant Sam Rodrigues (23) legt
uit waarom het open podium voor hen als
startende artiesten belangrijk is. “Het is best
een stap om je muziek te laten horen aan
iemand anders dan je familie en vrienden,
buiten je vertrouwde omgeving. Een open
podium biedt een waardevolle live erva-
publiek. Maar toch doe je het, want je wilt muzikant worden.
foto: Eigen behe er Café Avere chts
Het open podium
is van iedereen
De artiesten worden
uitbetaald in drankjes,
gezelligheid en
feedback
Of dichter. Of schrijver. “Natuurlijk was ik eerst zenuwachtig,
maar het went en daarna is het alleen maar genieten.” We gaan
op zoek naar de podiumbeesten die het aandurven; naar de
gezelligste open mic nights in Utrecht.
ring. Natuurlijk was ik eerst zenuwachtig,
maar het went en daarna is het alleen maar
genieten. Het geeft hier niet als het misgaat.”
Alsof hij een voorbeeld wil geven, maakt
Gildor net een gitaarfoutje. “Oeps”, klinkt
het. En dan speelt hij weer verder. “Avonden
zoals deze geven je de kans om in contact te
komen met andere muzikanten”, vervolgt
Sam. “Het zorgt vaak voor mooie samenwerkingen.”
Steeds meer stoelen
worden richting het
podium gedraaid
De twintigjarige Shanti Manoharan
speelt vanavond een zoetgevooisde cover van
‘Just a boy’, van Angus and Julia Stone. Naast
dat ze zelf optreedt, helpt Shanti met het organiseren van een open mic avond in Theater
Vleuterweide. “Daar is het toch andere koek”,
vindt ze. “Mensen kopen een kaartje voor de
voorstelling en je speelt in een theater waar
alle ogen op jou zijn gericht. Ik denk dat
het voor veel beginnende artiesten nog een
stapje verder is.”
Debuteren
Utrecht biedt niet alleen muzikaal talent een
podium. Zo staan iedere eerste woensdag
van de maand aanstormende, maar ook
ervaren dichters in café De Bastaard aan
het Jansveld. “Het is een goede manier om
direct feedback te krijgen op je werk”, zegt
Sophie Kok. Ze organiseert als projectleider
van het NK Poetry Slam onder meer de open
podia in De Bastaard. Tijdens de U-slam in dit
theatercafé brengt poëtisch talent werk ten
gehore onder het oor van een maandelijks
wisselende poëzieprominent. “We bekijken
wat teksten van nieuwkomers, maar eigenlijk wijzen we nooit iemand af. Het is juist
de bedoeling dat elk nieuw talent kan komen
debuteren”, legt Kok uit.
Ook het literair collectief De Vorlesebühne geeft iedereen een kans. Elke derde
zaterdag van de maand geeft het een nieuwe
voorstelling in Houtzaagmolen De Ster
in Lombok, waarbij het open podium een
vast onderdeel is. “Er is bij ons ruimte voor
schrijvers uit allerlei windrichtingen. Inmiddels zullen er een kleine honderd verschillende auteurs bij ons één keer of vaker hebben
opgetreden”, vertelt oprichter Bernhard
Christiansen. “We streven bewust naar een
mengeling van bekend en onbekend talent.”
Huisgitaar
De open-podiumartiesten die in ‘t Pothuys
optreden krijgen geen vergoeding. Ze worden uitbetaald in drankjes, gezelligheid en
feedback. En heb je je eigen instrument niet
bij je? Dan kun je zelfs gebruik maken van de
akoestische ‘huisgitaar’. Het zijn
veel jonge muzikanten die spelen, maar daarnaast
gaan ‘s maandags geregeld ervaren collega’s ten
tonele. Het is een gemêleerde groep artiesten.
Kerns: “Je kunt hier bijvoorbeeld ook poëzie voordragen. En vorige week floot een muzikale, ietwat
aangeschoten jongen op zijn vingers een paar
prachtige covers.” Het is ons duidelijk: het open
podium is van iedereen.
Zelf het podium beklimmen of
nieuw talent spotten?
’t Oude Pothuys. Muziek.
Elke maandagavond vanaf 21.30.
Toegang is gratis.
Café Averechts. Muziek, poëzie.
Elke dinsdagavond vanaf 21.00
inschrijven. Toegang is gratis.
Theatercafé De Bastaard. U-Slam,
Poëzie. Elke eerste woensdag van de
maand. Toegang is gratis.
Theater Vleuterweide. Muziek.
GEESTDRIFT februari 2014 23
Fixie
Stil nu, staakt uw geraas: de doctor vorst!
Bergt die smartphones op, weg, in de lockers!
Concentreert u, zelfstandig, op uw studie,
Zodat de doctor onderzoek kan doen.
Hij tast in oude boek- en kranten rond,
In nieuwe, actuele, digitale
Bij voorkeur zelfs: die zijn eenvoudiger
Te vinden en te excerperen. Leve
De computer, leve het internet,
Leve de DBNL, leve Delpher
En weeweeweepuntnederlabpuntenel
En zo voort en zo voort, steeds maar voort zo.
Steeds verder, dieper, traag de bronnen in
Graaft zich een weg de geestrijke doctor.
Vakbladen, weekbladen, maandbladen, alManakken, databanken: o-ver-al
Kan dat niet-gebundelde gedicht staan,
En de verloren gewaande roman,
Die sublieme en vlijmscherpe recensie,
En een polemiek op leven en dood,
Een voorpublicatie, een eerste versie
Van ’t later verafgode meesterwerk,
De context die de tekst zijn duiding schenkt.
Stil dus, staakt uw geraas: de doctor vorst.
Houdt uw muilen achter uw laptopklep.
Zwijgt nu, jongelui, en spaart cursuspunten,
Doet iets nuttigs, of gaat spelen, maar zwijgt,
Zodat de doctor onderzoek kan doen
In stilte, eenzaamheid en toewijding,
En in volkomen overgave aan
De schone Nederlandse letterkunst,
Gedurende die krap bemeten week,
Die strak zit ingeklemd tussen de blokken
Waarin de faculteit colleges stort,
Althans: indien de doctor mazzel heeft;
Dus even niet dit jaar. Pech voor de doctor.
Na blok 1 pech, pech na blok 2. Tegenslag.
Braaf draaft de doctor corrigerend voort
En rent gehaast van hoor- naar werkcollege
En weer terug, bevracht met tussentoetsen,
Nota’s, eindwerkstukken, typhusthesises,
Voordrachtsprotocollen, stageverslagen...
Inderdaad laat de doctor met zich sollen.
Oh, graag zou uit vorsen gaan de geleerde,
De UBB in en de leeslamp aan,
Het potlood geslepen, neus in de boeken,
Danwel data mining in cyberspace,
Stylus paraat bij het retinascherm.
En dan, daarna, na het zoeken: het schrijven,
Het denken, het heroverwegen, wikken,
Het schaven en slijpen, vijlen, polijsten
Tot het stuk er staat en klinkt als een klok.
Maar hoor! De collegeklok tikt en slaat.
Stil nu maar, doctor, en staak je geraas.
Doceer toch, tentamineer, corrigeer,
Evalueer, visiteer, review peer.
Stil maar, programmeer, reorganiseer,
Ontwerp een nieuwe cursus, een leerlijn,
En een minor, interdisciplinair,
Een major en talloze basispakketten,
En voor de verdieping nog eens zoveel;
Vergeet niet de academische context
Voor de studenten van binnen en buiten
Het domein, departement, faculteit,
Of moge de hemel weten vanwaar En buig toch, vors-arme doctor, buig diep
Onder Masterlanguage’s plettende last
Van semesters die in blokken niet passen;
Bevecht je naaste collega’s en zie
Maar hoe je eruit komt, doctor, zie maar.
Elke laatste vrijdag van de maand.
Toegang is 2,50 voor studenten.
Houtzaagmolen De Ster.
De Vorlesebühne, Proza. Elke derde
zaterdag van de maand. Toegang is
6 euro voor studenten.
Tivoli (de Spiegelbar). Comedy
Huis Open Mic, stand up comedy.
Maandelijks op verschillende dagen/
tijden. Toegang is 5 euro.
Fabrian R.W. Stolk
Fabian R.W. Stolk (1958) werkt aan de Universiteit Utrecht en houdt zich bezig met onderwijs en
onderzoek. Hij richt zich op editie-techniek, literatuurkritiek en epische poëzie in de moderne tijd.
Hij studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Utrecht met de specialisatie
Moderne letterkunde. Zijn doctoraalscriptie schreef hij over de dichter P.N. van Eyck.
Thomas Boeschoten (27) is masterstudent Nieuwe Media en Digitale
Cultuur. Hij nam plaats in de commissie Cohen naar aanleiding van
Foto: Rik Vangangelt
Project X, doceert aan de UU en de
UvA. De ambitieuze student zette
het succesvolle onderzoeksproject
Utrecht Data School op.
DE GROTE MAN IN BIG DATA
Door RIK VANGANGELT
Er zijn veel sporen te vinden op internet,
hoe goed afgeschermd je profielen ook
mogen zijn. Maar door al die individuele
gegevens ontstaan er ook collectieve data
op internet. Thomas was tijdens zijn premaster aan de Universiteit Utrecht in zijn
vrije tijd al bezig met het verzamelen en
analyseren van die data. In die tijd was dat
nog een vrij unieke tak van sport, waardoor Thomas kan worden gerekend tot een
van de voorlopers van het onderzoek naar
nieuwe media binnen Digital Humanities.
Toen het ‘Facebookfeest’ Project X in
2012 uit de hand liep, verzamelde Thomas
ter plekke gegevens uit digitale media, om
die vervolgens samen te vatten en te analyseren. “Toen de commissie Cohen daar
achter kwam, vroegen ze of ik dat bij hen
zou kunnen presenteren. Naar aanleiding
daarvan ben ik gevraagd om zitting te
nemen in die commissie. Dat was een leerzame ervaring, zeker doordat andere leden
van de commissie veel expertise hadden.”
“De commissie Cohen
vroeg me of ik mijn
analyses wilde
komen presenteren”
Al voor zijn deelname aan de commissie
sprong Thomas er als student uit. “Op basis
van mijn cijfers en deelname aan de colleges werd ik gevraagd om in de bachelor
Communicatie- en Informatiewetenschappen een eerstejaarsvak te geven. Daarna
ben ik de cursus Utrecht Data School gaan
geven. Ik miste namelijk het analyseren van
Big Data in het onderwijs aan de faculteit
Geesteswetenschappen in Utrecht, terwijl
ze dat in Amsterdam bijvoorbeeld wel
doen. Ik heb een voorstel gedaan om die
school op te starten, en dat is gelukt doordat het gedeeltelijk gefinancierd werd door
externe opdrachtgevers.”
Big Data zijn enorme hoeveelheden
aan digitale gegevens waar conclusies uit
getrokken kunnen worden. In de cursus
gaan studenten tien weken in teams voor
de opdrachtgevers onderzoek doen. Unicef,
het ministerie van Infrastructuur en Milieu
en de gemeente Utrecht kwamen al voorbij.
In het voorjaar van 2014 gaat de samenwerking met Oxfam Novib en Lokaalmondiaal van start. “Je denkt na over wat je
met de data van zo’n bedrijf kunt. Voor de
gemeente Utrecht hebben we de stad online
in kaart gebracht op basis van twitterdata.
We konden Utrechters herkennen op basis
van volgrelaties, zonder de geografische
data te gebruiken.”
“Het begrip valorisatie wordt tegenwoordig vaak gebruikt. Waar veel mensen
over praten, zetten wij echt om in daden.
Door middel van Big Data maken we een
koppeling tussen onderwijs, wetenschap
en praktijk. Het is vrij uniek wat wij doen,
daardoor komen er ook leuke dingen uit
voort. Bij de eerste editie van de Data
School kregen twee studenten een baan
aangeboden, de tweede leidde tot een
publicatie.” Zichzelf en zijn eigen loopbaan
beschrijft hij bescheiden: “Ik heb ook gewoon mijn leeftijd mee, dat werkt in mijn
voordeel.”
“We konden Utrechters herkennen
op basis van
volgrelaties op
Twitter, zonder
geografische
gegevens”
Dat zijn nevenactiviteiten voor studievertraging zorgen, neemt Thomas voor lief.
“Het lastige als je een scriptie schrijft – en
je het goed wilt doen – is dat je je alleen
daarop moet concentreren. Ik denk dat
het wel moet lukken, maar het vergt een
discipline die ik niet heb. Elke keer als ik
weet-ik-veel-waarvoor gevraagd word, vind
ik dat leuk om te doen. Mijn scriptie komt
nog wel.”