Facultair magazine voor Geesteswetenschappen Utrecht Jaargang 10 | Nummer 1 | februari 2014 Journalist Rob Wijnberg: “Ik wil met De Correspondent overleven door het radicaal anders te doen” > 10 HET NUT VAN GEESTESWETEnSCHAPPEN: VOOROORDELEN ONTKRACHT > 6 Acteur Benja Bruijning: “Ik zit opeens in het laatje van de romantische komedie en ‘de knappe man’” > 20 COLOFON Geestdrift is het onafhankelijke magazine voor de faculteit Geestes wetenschappen van de Universiteit Utrecht en verschijnt in een oplage van tweeduizend exemplaren. De redactie bestaat uit studenten en het blad wordt financieel ondersteund door de Faculteit. Geestdrift verschijnt vier keer per jaar en is gratis te verkrijgen in de verschillende gebouwen van de Faculteit. redactie Loes Aartsma (eindredacteur), Anouk van der Graaf, Tess Kamphorst (beeldredacteur), Marcella Klinker (webredacteur), Lea ter Meulen, Leoni Nijland (hoofdredacteur), Louis Roghair, Janna van Strien, Rik Vangangelt verder werkten mee Marjo van Koppen, Sascha Meijer, Fabian Stolk, Nikki van der Westen fotografen Loes Aartsma, Xander Bouwman, Louise van Gend (cover), Susanne van der Kleij, Bruno van der Laan, Sascha Meijer, Lea ter Meulen, Rik Vangangelt illustratoren Youri Alden, Floor Rehbach GEESTDRIFT februari 2014 14 6 Het belang van Geesteswetenschappen De politiek in Brazilië Gastredacteuren Sascha Meijer en Nikki van der Westen “In verhouding tot de bètawetenschappen zijn de reisden samen af naar Brazilië op zoek naar mooie ver- geesteswetenschappen helemaal niet zo belangrijk.” Dit is halen. In Rio de Janeiro ontmoetten zij rechtenstudent zomaar een vooroordeel dat over de geesteswetenschap- Luiz Guilherme Gama, die het politieke systeem in zijn pen bestaat. Geestdrift onderzocht er een paar en wierp land wil veranderen met de oprichting van een nieuwe hiermee een blik op het nut van de faculteit. politieke partij. 10 20 Interview Rob Wijnberg In september 2013 lanceerde journalist Rob Interview Benja Bruijning Wijnberg het online platform De Correspondent. Hij kreeg een hoofdrol in de feelgoodfilm Alles is Familie druk Zalsman, Zwolle Durft hij al te spreken van een succes? Wij vroegen en ziet sindsdien zijn naam steeds vaker in de media het deze ambitieuze alleskunner en ex-hoofdredacteur voorbij komen. Gelukkig is acteur Benja Bruijning niet zo van nrc.next. vatbaar voor kritiek. Maar: “Als je niet zo lekker in je vel de redactie zit, kan ik me voorstellen dat het hard aan kan komen.” rubrieken Wat komt er van alfa’s terecht? Marian van Dijk zorgt ervoor dat Slot Zuylen blijft bestaan 5 Utereg m’n stadsie: Sterrenwijk 8 De Klassieker 13 Docent als onderzoeker: Marjo van Koppen onderzoekt hoe Arabisch het Limburgs is 18 Achterkantinterview: Thomas Boeschoten:“Ik was al vroeg bezig met het verzamelen en analyseren van data” 24 3 oeps! vormgeving Gerda Lenstra contact Postadres: Drift 10, 3512 bs Utrecht e [email protected] w www.geestdriftmagazine.nl @GeestdriftM Facebook.com/geestdriftmagazine foto: cc by sa Xander Bouwman INHOUD En ook… De Bezwaren Fanfare 4 Utrechtse politieke partij voor studenten en starters 9 Prestatiedruk onder twintigers: “Onze generatie wil overal de beste in zijn” 16 Rondleiding over de Universiteit Utrecht 19 Een zoektocht naar podiumbeesten 22 Poëzie: Fixie 23 Mijlpalen mogen gevierd worden en dat waren wij dan ook van plan toen we erachter kwamen dat Geestdrift Magazine met deze editie tien jaar bestond. Oude edities kwamen op tafel, herinneringen werden opgehaald en de leukste ideeën werden gespuid. Wie zaten er voor ons allemaal aan de redactietafel te brainstormen over nieuwe, onderscheidende thema’s? En welke onderwerpen kwamen er toen aan bod? Er was genoeg inspiratie voor een jubileumnummer en we stonden al in de startblokken om ze uit te gaan voeren. Tot we nog eens goed in de agenda keken en erachter kwamen dat we pas volgend jaar de champagne mogen ontkurken… Oeps! Gelukkig barsten we niet alleen bij een tienjarig bestaan van de leuke ideeën, dus ook deze maand is het blad weer goed gevuld. We hebben maar liefst twee grote interviews voor jullie, met twee inspirerende mannen: de ambitieuze oprichter van De Correspondent, Rob Wijnberg, en de charismatische acteur Benja Bruijning. Je snapt wel dat het voor ons een moeilijke keuze was wie van deze heren de cover mocht sieren. Verder in deze Geestdrift: de reden waarom onze generatie altijd de beste wil zijn in alles, een kenschets van een van de grootste studentenwijken in Utrecht en een portret van een jonge Braziliaanse student en actievoerder in zijn corrupte thuisland. Wij zaten er even naast met onze verjaardag, maar gelukkig houden jullie ons ook scherp. Bedankt voor jullie input in de lezersenquête; we waarderen jullie feedback zeer. En wil jij helemaal op de hoogte blijven van het nieuws rondom Geestdrift en de faculteit Geesteswetenschappen? Dat kan! Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief door een mailtje te sturen naar [email protected]. Je ontvangt dan vier keer per jaar een mail met al het relevante nieuws over je favoriete faculteitsmagazine. Leoni Nijland Hoofdredacteur Geestdrift GEESTDRIFT februari 2014 4 DAMES EN HEREN, STRAATMUZIEK! wat komt er van alfa’s terecht? Misschien heb je ze toevallig al weleens zien spelen in de buurt van de Oudegracht, deze vrolijke Utrechtse straatmuzikanten. Uitgerust met een saxofoon, een accordeon, een gitaar en drie goede mannenstemmen maken ze muziek waar je wel even naar móet blijven luisteren. Conservatoriumstudenten Tim (saxofoon), Joost (accordeon) en Marco (gitaar) vormen samen de Bezwaren Fanfare. Geestdrift sprak met de jonge mannen op een donderdagavond in een koffietentje waar ze optraden ter gelegenheid van een nieuwe kunstexpositie. Door Tess Kamphorst Al spelend en zingend lopen ze in een rijtje langs de lange houten tafel in het koffietentje aan de Vismarkt. Ook de mensen die net nog gebogen zaten over hun laptop kijken nu op, met een lach op hun gezicht. Hoe kan het ook anders, als de Bezwaren Fanfare een geheel eigen vrolijke versie van You are my Sunshine ten gehore brengt. De muziek van de Bezwaren Fanfare bestaat uit een vrolijke en energieke mix van allerlei stijlen, nummers en medleys. Zonder moeite combineren ze het deuntje van de Indische Waterlelies uit de Efteling met Twist and Shout van de Beatles en het vrolijke La Bamba. En dat het liefst lekker ongedwongen op straat. Het begon allemaal aan het begin van hun eerste jaar aan het conservatorium. Joost was net met zijn oom op reis geweest naar Ierland. Samen maakten ze veel muziek op straat. “Ik kwam helemaal geïnspireerd op school. Ik wilde met zoveel mogelijk mensen op straat spelen. Tim ging ook een keer mee en die heeft toen Marco ook gevraagd. Dat was zo leuk dat we nooit meer écht met andere mensen hebben gespeeld.” Toch vragen ze regelmatig gastmuzikanten om met ze mee te spelen. Marco: “We hebben een geweldige zangeres, een fluitspeler, violiste, mandolinespeler en een drummer.” Afgelopen jaar waren de jongens voor het eerst in het theater te bewonderen als begeleidende band in een cabaretshow. Tim: “Het was zeker een vette ervaring. Maar we willen ons ook concentreren op onze eigen dingen. Daarom was het eigenlijk ook heel goed om dit een keer gedaan te hebben en te bedenken: dit willen we juist níet.” “De straat is onze repetitieruimte” Uiteindelijk spelen de jongens toch het allerliefst op straat. Joost: “De druk is eraf. Je bent zo los van alles en als je het goed doet, dan blijven mensen staan. We zijn op straat zo vrij in ons doen en laten dat we zelf ook meer plezier hebben.” Ook het repeteren gaat er doorgaans bij de Bezwaren Fanfare losjes aan toe. Volgens Tim gebeurt het oefenen vooral door veel met elkaar op straat te spelen en noemt de straat dan ook hun repetitieruimte. Het hoofddoel van de Bezwaren Fanfare is met elkaar muziek te kunnen maken. Toch komen de bijverdiensten hen af en toe natuurlijk goed uit. Zo zegt Marco lachend tegen Tim en Joost: “Ik heb jullie een keer gebeld omdat ik nog maar één euro had. Ik zei: jongens, we moeten weer spelen, want ik moet toch eten.” De jongens van de Bezwaren Fanfare behoren tot de vele straatmuzikanten die Utrecht rijk is. Hun favoriete Utrechtse straatmuzikant is een volgens Joost ‘sympathieke Roemeen’ die met zijn accordeon vooral te vinden is op de Lange Elizabethstraat en de Oudegracht, ter hoogte van de bibliotheek. Wanneer het zo uitkomt, spelen ze samen met hem of andere Utrechtse straatmuzikanten. Wat de jongens in de toekomst gaan doen, weten ze nog niet precies. In elk geval vooral heel veel spelen en optreden. Tim: “Onze grote droom is om een plaat uit te brengen.” Die droom is niet ver weg, want de opnames heeft de Bezwaren Fanfare al achter de rug. Maar vanwege de vele covers die de jongens spelen, is het maken van een album een enorm administratief geregel met auteursrechtenorganisatie Buma Stemra. Marco: “We zijn tot nu toe misschien ook een beetje te lui geweest om dat te fixen. Maar de opnames zijn er al. En ook al zijn die nergens anders te horen dan op onze eigen laptop, ze zijn super vet.” En album of geen album, de Bezwaren Fanfare verblijdt ons in ieder geval in de Utrechtse straten met hun vrolijke deuntjes en muzi- Benieuwd geworden naar deze muzikale jongens? In de zomer zijn ze voornamelijk te vinden op het bruggetje van de Dom naar de Zadelstraat toe. Op onze Facebookpagina vind je een filmpje van de Bezwaren Fanfare. Check ook hun eigen Facebookpagina www.facebook.com/ bezwarenfanfare voor nieuwtjes, updates en leuke foto’s en video’s. “Het cultureel erfgoed waar ik nu mee bezig ben, geef ik straks weer door” Geestdrift zoekt afgestudeerden op om te laten zien waar je zoal terecht kunt komen. Dit keer is Marian van Dijk (1963) aan het woord. Zij volgde na het Conservatorium een studie Muziekweten- foto: EIGEN BEHEER MARIAN VAN DIJK foto’s: Bruno van der Laan IN GESPREK MET DE BEZWAREN FANFARE schappen aan de Universiteit Utrecht en de master Museology aan de Reinwardt Academie. Momenteel is zij directeur van Slot Zuylen. door Rik Vangangelt Er zat een tijdje tussen je bachelor en je master. Kun je vertellen hoe je studies zijn verlopen? “Ik wilde na het gymnasium graag de muziek in, dus ben ik naar het Conservatorium gegaan. Daarna kon ik verkort Muziekwetenschappen studeren. Dit ben ik gaan doen omdat ik doorkreeg dat het heel moeilijk zou zijn om als muziekdocent voldoende geld te verdienen om in mijn levensonderhoud te voorzien. Nadat ik verschillende functies had gehad, begon ik mij steeds meer af te vragen wat we nou door moesten geven aan volgende generaties. Hierdoor kwam ik op het spoor van Museology.” “Ik kreeg de drang om mezelf een nieuwe impuls te geven” En toen had je al wat banen in de muziekindustrie gehad? “Ja, ik ben directeur geweest van de Concertzender, een vrijwilligersorganisatie. Daar leerde ik om een organisatie met vrijwilligers vorm te geven, wat ook in mijn huidige functie een rol speelt. Daarna ben ik bij muziekuitgever Donemus terechtgekomen, een semi-commerciële instel- ling. Die moest fuseren, iets waar je niet zonder kleerscheuren vanaf komt. Ik kreeg de drang om mezelf een nieuwe impuls te geven, wat de directe trigger was om weer te gaan studeren. Na de master Museology ben ik – via mijn netwerk – directeur geworden van Slot Zuylen. Ik had veel werkervaring en een breed netwerk, maar nog niet veel vakinhoudelijke kennis van de erfgoedsector. Daarom is dit voor mij een leerzame baan, waarin ik know-how op kan doen.” Wat vind je leuk aan Slot Zuylen? “Vooral de maatschappelijke betekenis die het slot heeft. Een kasteel als dit moet gesteund worden door de directe omgeving, daarom richten we momenteel een nieuwe theeschenkerij in. Ook kun je vanuit een historisch perspectief iets meegeven aan de bezoekers. Zo was de familie die hier geleefd heeft bijvoorbeeld – vanuit principieel opzicht – erg bezig met duurzaamheid en recycling. Die betekenis is een van de twee dingen die ik zo leuk vind aan de cultureelerfgoedsector, in vergelijking tot de muziekindustrie. Het tweede is dat je meer op de lange termijn bezig bent. Het erfgoed waar ik mee bezig ben, geef ik straks weer door. Ter vergelijking: na een muziekuitvoering val je toch een beetje in een zwart gat.” Hoe ziet jouw functie eruit? “Als directeur ben ik voor alles verantwoordelijk. Ik zorg ervoor dat dit slot blijft be- staan, dat de tuinen er goed uitzien, dat er mensen zijn die mee willen werken, ik maak beleidsplannen, vraag subsidies en fondsen aan, verzin nieuwe manieren om geld binnen te halen. Alles van voor naar achter dus. Voor een groot deel bestaat mijn werk uit projecten. Daarbij heb ik nog steeds iets aan mijn studies. Bij Muziekwetenschappen leerde je snel teksten te checken op hun inhoud. Dat gebruik ik bijvoorbeeld bij subsidieaanvragen. Het leukste vind ik de veelzijdigheid en de omgang met de vele mensen. Al die vrijwilligers hebben hun eigen motivatie om hier mee te helpen en om dat ook nog eens voor niks te doen. Dat is fantastisch.” “Netwerk en projectmanagement, daar heb je wat aan” Wat zou je de studenten van nu mee wil len geven? “Er zijn twee tips die ik mee zou willen geven aan studenten: onderhoud je netwerk en verdiep je in projectmanagement. Als je dat beheerst, kun je overal aan de slag, zeker nu vrijwel alle structurele subsidies verdwijnen.” 5 GEESTDRIFT februari 2014 6 Het nut van geesteswetenschappen “Maar wat kan je nu precies met jouw studie?” Deze vraag zal de meeste geesteswetenschappers niet onbekend in de oren klinken. Buitenstaanders zien vaak het nut van geesteswetenschappelijke kennis niet in. Maar ook veel geesteswetenschappers zijn zich hier- pen, maar op het moment dat er weerstand uit de maatschappij komt is er geesteswetenschappelijke kennis nodig. Deze kennis is onmisbaar om inzicht van niet altijd bewust en vinden het soms moeilijk om uit te leggen wat de zin van hun vak is. Het idee dat geesteswetenschappen geen nut zouden hebben, hangt samen met een aantal terugkerende vooroordelen. Hoog tijd om deze eens onder de loep te nemen. Door Janna van Strien Geesteswetenschappen zijn onbelangrijk in vergelijking met bètawetenschappen. Geesteswetenschappen hebben niet de taak nuttig te zijn. “Mensen als Fish en Nussbaum zitten er volledig naast” De problemen rond de inentingen tegen de mazelen zijn een voorbeeld van een ethisch en maatschappelijk vraagstuk waarbij de geesteswetenschappen een belangrijke rol spelen. Tegelijkertijd blijkt hieruit dat de geesteswetenschappen niet onderdoen voor de bètawetenschappen. Er kan wel een vaccin zijn ontwikkeld door de bètawetenschap- Geesteswetenschappen spelen geen rol in de economie. Waar filosoof Nussbaum beweert dat geesteswetenschappen geen economisch nut hebben, leert de praktijk ons wat anders. Het klopt dat het economische aspect misschien niet datgene is waar wij als geesteswetenschappers ons hoofdzakelijk op zouden moeten richten, maar dit betekent niet dat geesteswetenschappelijke kennis helemaal geen rol in de economie speelt. Terwijl economen vooral bezig zijn met de huidige stand van zaken in de economie en het kijken naar de statistieken, zijn het de geesteswetenschappen die meer naar de achterliggende factoren en de lange termijn kijken. Het is dan ook niet voor niets dat een minor als Economi- illustratie: Floor Rehbach De vraag naar het nut van geesteswetenschappen wordt geregeld afgedaan met het antwoord dat nuttig zijn niet de taak van de geesteswetenschappen is. Opmerkelijk is dat het veelal de geesteswetenschappers zelf zijn die deze uitspraak doen. Zo ook de Amerikaanse literatuurwetenschapper Stanley Fish, die het artikel Will the Humanities Save Us? schreef. Hij komt tot de conclusie dat geesteswetenschappen in alle eerlijkheid geen nut hebben. Een ander bekend voorbeeld is het boek Not for Profit van de Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum. Zij ziet de geesteswetenschappen enkel en alleen als iets dat de democratie bevordert en voor maatschappelijk besef van belang is. Deze wetenschappers doen de faculteit Geesteswetenschappen duidelijk tekort, vindt Rens Bod, hoogleraar Computational and Digital Humanities en schrijver van het boek De Vergeten Wetenschappen. “Mensen als Fish en Nussbaum zitten er volledig naast. Het lijkt zelfs alsof zij de geschiedenis van de geesteswetenschappen niet eens kennen”, stelt Bod. In De Vergeten Wetenschappen komt duidelijk naar voren dat de geesteswetenschappen, naast hun rol in maatschappelijke en ethische vraagstukken, ook van groot belang zijn door het voortbrengen van verschillende invloedrijke toepassingen. Eén van die terreinen waar geesteswetenschappen belangrijke toepassingen hebben ontwikkeld, heeft verrassend genoeg een relatie met de bètawetenschappen. Bètawetenschappen worden al snel als heel nuttig gezien, zeker in verhouding tot geesteswetenschappen. Bod wijst ons er echter in zijn boek op dat de geesteswetenschappen van groot belang zijn geweest voor de bètawetenschappen. Een voorbeeld dat hij aanhaalt, is de methode van tekstreconstructie van de filologie. Deze heeft namelijk veel invloed gehad op de genetica. Het kopiëren van DNA bleek tot in detail overeen te komen met het kopiëren van teksten. Volgens Bod beschrijven DNA-onderzoekers nu met deze methode de kopieerfoutjes, substituties, inserties en deleties in DNA. komt is of je ouders die vaccinatie weigeren onder druk mag zetten. te krijgen in waar de weerstand vandaan komt, zoals in dit geval vanuit geloofsovertuigingen. Daarnaast kan geesteswetenschappelijke kennis ons helpen belangrijke vragen te beantwoorden, zoals de vraag of we vaccinatie verplicht kunnen stellen. Een specifiek voorbeeld hiervan is het boek Preventie en ethiek van Mariëtte van den Hoven en Carla Kessler. Zij zijn beiden werkzaam aan de faculteit Geesteswetenschappen in Utrecht. Een vraag die in hun boek aan bod sche geschiedenis onder de faculteit Geesteswetenschappen valt. “Het verzamelen van historische gegevens biedt economen de mogelijkheid de geldigheid van hun theorieën en modellen te toetsen en deze zo nodig aan te passen”, staat op de website van de Universiteit Utrecht beschreven. Een ander voorbeeld waar geesteswetenschappen op economisch gebied van belang zijn, is bij het proces van globalisatie. Producten kunnen goedkoper worden geproduceerd aan de andere kant van de wereld en bedrijven vestigen zich op de goedkoopste plekken. Kennis van andere talen is hier onmisbaar, zo komt in het rapport Duurzame Geesteswetenschappen naar voren. Geesteswetenschappen brengen zowel mensen die vreemde talen spreken voort, als mensen die in het onderwijs gaan werken om zo hun kennis van deze talen weer over te dragen op anderen. Daarnaast heeft het proces van globalisatie ook een ethische kant. Kunnen wij ons zomaar in arme landen vestigen om daar mensen tegen een lager loon dan in ons eigen land te laten werken? Geesteswetenschappen zijn achterhaald. Els Stronks, hoogleraar Vroegmoderne Nederlandse letterkunde, houdt zich onder andere bezig met Digital Humanities en ziet duidelijk kansen voor de geesteswetenschappen in de huidige maatschappij. “Digital Humanities bieden de geesteswetenschappen nieuw elan en mogelijkheden”, stelt Stronks. Ze vervolgt: “Geesteswetenschappers worden ingeschakeld om een kritische blik te werpen op het gebruik van digitale media, denk bijvoorbeeld aan de analyse van de rol van Facebook en Twitter bij Project X in Haren door de Utrechtse student Thomas Boeschoten” (lees meer over Thomas op de achterkant van dit nummer, red.). “Digital Humanities bieden de geesteswetenschappen nieuw elan en mogelijkheden” De ontwikkelingen op technologisch gebied in de huidige maatschappij zorgen verder voor nieuwe ethische vraagstukken. In de toekomst zouden wij in staat kunnen zijn mensen te klonen. De vraag is echter of wij dit daadwerkelijk moeten willen. Wat zouden bijvoorbeeld de rechten van zo’n kloon zijn; zijn deze gelijk aan de rechten van de ‘echte mens’? Van wie mag er wel en van wie mag er niet een kloon worden gemaakt? Een ander voorbeeld is dat de technologie ons steeds eerder in staat stelt eigenschappen van ongeboren kinderen te achterhalen. In de toekomst zou mogelijk embryoselectie kunnen plaatsvinden. Mogen mensen dan straks beslissen of ze een meisje of een jongetje willen en uiteindelijk hun perfecte kind creëren? “De zienswijze van geesteswetenschappers is overal in het maatschappelijke leven waardevol” Pim Huijnen is momenteel betrokken bij een historisch onderzoeksproject in de Digital Humanities. “Het ‘intelligent’ zoeken door grote stromen informatie ofwel Big Data, wordt text mining genoemd”, zo vertelt Huijnen. “Met behulp van taalwetenschappelijke of statistische algoritmen kunnen digitale teksten tot op grote hoogte worden ontleed of aan elkaar gekoppeld. Big Data werkt bij de gratie van de enorme hoeveelheid. Die verkleint het effect van de uitzonderingen op de regel, waardoor mooie correlaties kunnen worden gemeten. Maar correlaties tonen alleen gelijktijdigheid aan – zoals dat veel wanbetalers in hetzelfde postcodegebied wonen – maar geen oorzakelijk verband.” En juist daar kunnen volgens Huijnen de geesteswetenschappen hun nut bewijzen. “Er gaat iets essentieels verloren als op basis van Big Data en correlaties beleid wordt gemaakt – als je geen verzekering meer krijgt omdat je in de verkeerde buurt woont. Bij een studie als Geschiedenis wordt er juist waarde gehecht aan de focus op de uitzondering. De geesteswetenschappen nemen geen genoegen met correlaties die alleen laten zien dát iets gebeurt, maar zoeken naar context en causale verbanden. Kortom, naar antwoorden op de vraag waaróm iets gebeurt. Die zienswijze is overal in het maatschappelijke leven waardevol.” Geestdrift was ook benieuwd naar de mening van studenten en sprak daarom met vier van hen over het nut van hun studie en geesteswetenschappen in het algemeen. Kijk hiervoor op onze website! 7 GEESTDRIFT februari 2014 8 één partij voor sterrenwijk foto: Lea ter Meulen Als ik boven op de Dom sta, kijk ik even naar benee. Dan zie ik het oude gragie, het Vreeburg en Wijk C. Ja, dan springt m’n hartsie open, ik ben trots wat dag ‘ie wat. D’r is geen mooier plekkie, als Utereg m’n stad, als Utereg m’n stad. biercantus siert en dat iedere Utrechter min of meer verplicht is om mee te kunnen zingen. Geestdrift bespreekt elke editie een andere Utrechtse wijk, met zijn karakteristieken en bijzondere plekjes. Dit keer het diverse Sterrenwijk. Door Loes Aartsma Wat misschien niet het eerste is dat bij je opkomt bij deze wijk, is dat het Ina BoudierBakkerlaancomplex valt onder Sterrenwijk. De twee delen hebben een verschillend karakter. Het ene deel kleurt oranje tijdens voetbalwedstrijden en verandert in de winter in een kerstshow. Er staan rijtjeshuizen met keurige voortuinen en kanten gordijnen. In de speeltuin zijn altijd kinderen te vinden. De huizen die de ultieme burgerlijkheid uitstralen, staan in contrast met de studentenflats aan de andere kant van de spoorlijn. Deze spoorlijn splitst de wijk: de enige verbinding tussen de twee delen is een tunnel die hier onderdoor gaat. Aan de andere kant van de spoorlijn leven 1300 studenten in het IBB-complex. Er staan grauwe flats die in vijftig jaar nauwelijks veranderd zijn. Voor de meeste ramen hangt verduistering, met uitzondering van de woonkamers, die qua vorm zo goed als hetzelfde zijn, maar die met de creativiteit van studenten verschillend worden ingevuld. Tussen de flats liggen grasvelden die in de winter leeg zijn, terwijl ze in zomer gevuld zijn met zonnende studenten. In de weekenden kun je op gehoor uitvinden in welk van de flats een huisfeest plaatsvindt. Voor een lage entreeprijs zijn studenten welkom in de woonkamer van een huis, waar ze onbeperkt bier kunnen drinken. De feesten worden goed bezocht, waardoor de woonkamers vaak overvol zijn. De bewoners van Sterrenwijk leven niet geheel gescheiden. Wanneer FC Utrecht speelt in het nabijgelegen stadion lopen bewoners van de wijk zij aan zij naar de voetbalwedstrijd. Ook maken de bewoners gebruik van hetzelfde winkelcentrum: het Ina Boudier-Bakkerhof. Naast het winkelcentrum ligt een woonwagenkamp. Wanneer het hek van het kamp geopend wordt, komt er vrijwel meteen een man naar buiten: de fietsenmaker. Zijn terrein staat vol gammele fietsen die hij voor een kleine bijdrage repareert. De ultieme burgerlijkheid in Sterrenwijk staat in contrast met het studentenleven Dit is niet het enige probleem in de wijk. De strijd tussen de bewoners woedt al jaren op verschillende gebieden. Het voornaamste probleem op dit moment ligt bij kinderen rond de twaalf jaar, aldus Sander Mepping uit het Woonbestuur IBB. Deze kinderen gooien vuurwerk en ijsballen in brievenbussen van studentenhuizen. “Ook worden vrouwelijke studenten vaak lastiggevallen en geïntimideerd, wat soms zo erg is, dat ze ervoor omfietsen”, vertelt Sander. “Wij hebben regelmatig contact met wijkagenten en deze bevestigen de informatie. Over de verhalen van fietsendiefstallen op het studentencomplex kan ik weinig zeggen.” Het zijn echter niet alleen de kinderen die een deel leveren in de strijd. “Ik heb ooit een keer in een dronken bui een versierde kerstboom uit een tuin bij een arbeidershuisje gestolen”, vertelt een Communicatie- en Informatiewetenschappenstudent die niet met zijn naam in het blad wil komen. Het IBB-complex herbergt ook nog andere, wat onopvallender bewoners: woongroep Abrona. Onderaan de hoge studentenflat staat een gebouw met spiegelde ramen, waar een twintigtal mensen onder begeleiding wonen. Woonbestuur IBB organiseert regelmatig activiteiten met studenten en Abrona-bewoners. Zo staat er op het jaarlijkse studentenfestival, IBB-fest, een kraampje van Abrona en ook is er deze zomer een barbecue georganiseerd. “In praktijk is de interesse vanuit studenten vaak een beetje teleurstellend”, vertelt Sander. “Maar problemen tussen deze groepen zijn er niet of nauwelijks.” De uiteenlopende bewoners van Sterrenwijk maken de wijk uniek. Hoewel er soms conflicten zijn, is het een eigenzinnige wijk, die getekend wordt door de verschillende groepen die op een relatief klein grondgebied samenleven. De bewoners komen elkaar dagelijks tegen. Ze komen langs het studentencomplex om naar de supermarkt gaan, of nemen vanaf het complex de snelste route naar het centrum langs de rijtjeshuizen. Het tunneltje met gekleurde wandschilderingen dat er doorgaans vreedzaam bijligt, is tijdens Oud en Nieuw het symbool van een scheiding in de wijk. Elke jaarwisseling wordt de tunnel afgesloten om conflicten te voorkomen. De oorzaak hiervan is een onrustige jaarwisseling een aantal jaar geleden, waarbij de ME de twee groepen uit elkaar moest drijven. Benieuwd wat studenten van deze wijk vinden? Neem een kijkje op onze website! studenten en starters beeld: David Oldenburger Utereg m’n stadsie: Herman Berkien bezong er al een aantal in het lied dat menig 9 Het politieke landschap binnen de gemeenteraad in Utrecht zal na de verkiezingen van 19 maart weer behoorlijk veranderen. Het door Louis Roghair Nadat in Amsterdam in het begin van het academisch jaar de partij NAT (Nieuw Amsterdamse Toekomst) werd opgericht, werd ook in Utrecht aan de politieke boom geschud. Steven Menke (24), Student Humanistiek, richtte Student & Starter op, de Utrechtse tegenhanger van NAT. Beide partijen richten zich op de belangen van studenten. In tegenstelling tot NAT werd de oprichting van Student & Starter veel groter opgepakt in de media. “NOS op 3, PowNews en Trouw hebben er allemaal kort aandacht aan besteed”, zegt Steven. “Waarschijnlijk komt dit doordat de doelgroep meteen in de naam naar voren komt. Het is meteen duidelijk waar we voor staan. Iets wat ook gevaren met zich meebrengt, omdat we sneller worden weggezet als one-issuepartij.” Student & Starter wil zich echter niet zo profileren. “We zijn er voornamelijk dóór studenten en starters. We willen naar de gemeentelijke politiek kijken door de ogen van deze groep. Zo hebben we ook onze eigen kijk op iets als jeugdzorg. De hoofdpunten zijn wel degelijk in het belang van studenten en starters.” Uiteindelijk blijft Student & Starter de focus leggen op de naamgevende doelgroep, maar volgens Steven is het voor veel andere mensen ook een stimulans om zich met de lokale politiek bezig te houden. “De partij is laagdrempelig en heel interac- worden enigszins bijzondere verkiezingen, want net als in Amsterdam, Delft en Groningen zal dit jaar ook in Utrecht een studentenpartij meedoen: Student & Starter. Het initiatief van Steven Menke zal zich richten op de belangen van studenten en starters, zoals de naam al zegt. Een blik op de oprichting en de komende campagne. tief omdat we in principe mensen zoeken voor twee jaar. Het kan dus zo zijn dat iemand één jaar fractiemedewerker is en vervolgens een jaar raadslid. Daardoor blijft de continuïteit behouden. We werken in feite met een dakpanconstructie, waardoor raadsleden na verloop van tijd ook hun studie weer op kunnen pakken.” Dit betekent dat niet telkens ieder raadslid wordt vervangen, maar dat dit slechts met een deel gebeurt. “De partij is laagdrempelig en interactief” Op dit moment is de campagne in volle gang. Er gaat veel geld in om, zeker bij de gevestigde partijen in Utrecht, en studenten zijn natuurlijk arm. Steven vertelt: “Geld is wel een probleem. De oprichting en registratie bij de Kamer van Koophandel is voor een deel uit eigen zak betaald met een aantal andere enthousiastelingen, maar voor de campagne was weinig geld. Een echt partijkantoor hebben we bijvoorbeeld niet, daarom mogen we tijdens de campagne gebruikmaken van een zaaltje van de Coffee Company, die speciaal voor ons wat langer open blijft.” Steven: “Om dit geldprobleem op te lossen zijn we een samenwerking aangegaan met CrowdAboutNow, een bedrijf dat werkt met crowdfunding. Ons doel is om 3500 euro op te halen. Het risico hierbij is echter wel dat het doel behaald móet worden, anders krijgen we helemaal niets.” Ook hieruit spreekt de interactiviteit die Steven voorziet. “Daarnaast is het natuurlijk heel mooi dat we veel persaandacht hebben gehad, zowel lokaal als nationaal. Voor de campagne zullen we natuurlijk groot inzetten op de social media, maar ook gaan we studenten in real life opzoeken. We lopen borrels af en maken veel gebruik van ons eigen netwerk om campagne te voeren.” In verschillende media vertelde Steven al dat het behalen van drie zetels in de gemeenteraad niet ondenkbaar is. “Hoewel we met een duidelijk verkiezingsprogramma moesten komen is dit niet iets waar we aan vasthouden. De Utrechtse samenleving is dynamisch en daarom is het belangrijk om te blijven vernieuwen.” 10 Interview rob wijnberg GEESTDRIFT februari 2014 11 Rob Wijnberg: “Je moet een soort megalomaan zijn en hard willen werken” Foto’s: Louise van Gend Journalist en voormalig hoofdredacteur van nrc.next Rob Wijnberg kondigde in maart vorig jaar groot nieuws aan bij een bezoek aan De Wereld Draait Door: de oprichting van een online journalistiek platform dat voorbij de waan van de dag gaat. Inmiddels is De Correspondent een aantal maanden in de lucht en werd Wijnberg met zijn unieke idee door Villamedia uitgeroepen tot Journalist van het Jaar 2013. Door LEONI NIJLAND EN RIK VANGANGELT De kleine ruimte van De Correspondent is gelegen in het steeds hippere Amsterdam-Noord. Verschillende redactieleden, waaronder uitgever Ernst-Jan Pfauth en beeldredacteur Sterre Sprengers, zijn aanwezig. Het is een hardwerkend, ambitieus gezelschap, dat in een wat geïmproviseerde redactieruimte werkt. Er staan slechts twee lange tafels, een koffiezetapparaat en een rode muur met daarop de letters ‘De Correspondent’ geschilderd. “Dit kantoor hebben we helemaal zelf ingericht en opgebouwd: geschilderd, vloeren gelegd en tafels in elkaar gezet. We zijn echt met niets begonnen.” Hoe kwam je op het idee om De Correspondent op te richten? “Toen ik nog hoofdredacteur van nrc.next was, kreeg ik als opdracht om mijn lezersgroep te vergroten. Met zo’n opdracht zie je vaak dat kranten allemaal hetzelfde gaan doen: ze creëren een populair product voor de massa. Niemand heeft er dan nog wat tegen, maar ook niet echt voor. Ik vond het omgekeerde juist een grote uitdaging: overleven door het radicaal anders te doen. Een krant kan namelijk ook een heel andere functie hebben dan alleen die van een snelle nieuwsvoorziener. Het probleem is namelijk dat een krant het altijd moet afleggen tegen media als nu.nl en het Journaal, terwijl die snelheid niet te halen valt. Kranten proberen dat nog wel, maar ik vind juist dat je als krant van je grote tekortkoming je voordeel moet maken door meer de verdieping op te zoeken. Ik kreeg de kans om dat te veranderen bij nrc.next, maar na twee jaar was de directie het niet meer met mijn koers eens. Het idee is inmiddels uitgekristalliseerd in wat De Correspondent is geworden.” Kunnen we de papieren krant nu defini tief afschrijven? “Absoluut niet. Journalistiek wordt in mijn ogen juist beter wanneer de diversiteit groter is. Het werk bij de krant begon mij tegen te staan, omdat het veel te vluchtig is. Er zijn zo veel dingen die niet alleen vandaag gebeuren, maar elke dag. De meest interessante inzichten over hoe de wereld in elkaar steekt, vind je daarom meestal niet in artikelen die alleen vandaag interessant zijn en morgen niet meer. Dat is het probleem van krantennieuws: wat eergisteren gebeurd is, is niet interessant meer. Het betekent overigens niet dat een medium als de krant er niet zou moeten zijn. De Correspondent is ook niet bedoeld als vervanging van de krant, maar juist als verrijking.” Moet je anderen vaak overtuigen van de toegevoegde waarde die het platform heeft? “Niet echt. Het zijn vooral journalisten van andere media die kritiek hebben. Zij vinden dat die media dit ook al doen. Dat is een logische strijd, want die journalisten zien zichzelf ook lange verhalen maken. Ik snap natuurlijk de vergelijking met media als Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer, maar wat journalisten over het hoofd zien is de potentie van onderscheid die erin zit. Je kunt niet in één klap alles anders doen, maar we hebben wel voor ogen om steeds meer informatie over te brengen op een manier die afwijkt van wat lezers gewend zijn. Een online platform biedt daarvoor heel veel mogelijkheden. Het zou bijvoorbeeld fantastisch zijn wanneer je lagen kunt maken in je tekst. Iemand geeft dan aan of hij een leek of een expert is en op grond daarvan kan hij zelf bepalen waar hij begint met lezen. Zulke lagen op grond van voorkennis kun je in een krant of tijdschrift nooit maken. Je zit daar vast aan één papieren dimensie.” Wat wil je graag nog veranderen aan het platform zoals het nu is? “Los van dat we graag nog meer lezers willen, zijn we momenteel met twee belangrijke dingen bezig. Allereerst willen we dat lezers nadrukkelijker correspondenten gaan volgen die zij interessant vinden. De verteller is bij ons heel belangrijk. Veel mensen lezen nu alleen maar de voorpagina, maar wij willen juist dat onze leden correspondenten volgen waarvan zij alles zouden willen lezen. Het platform wordt dan ondergeschikt aan de verschillende correspondenten; een lezer komt direct bij een correspondent uit. Een ander punt dat we willen veranderen zijn de reactieformulieren, die momenteel nog vrij basaal zijn. We willen dat mensen straks iets op grond van hun expertise kunnen gaan toevoegen. Iemand die Nederlands studeert kan met zijn reactie bijvoorbeeld extra gewicht geven aan zijn kritiek op Arnon Grunbergs boekrecensie. Het is de bedoeling dat correspondenten over een paar maanden heel goede reacties gaan promoveren tot onderdelen van hun bijdragen.” Naast Grunberg werken nog een aantal andere grote namen mee. Welke criteria hanteer je bij het aannemen van nieuwe correspondenten? “In het begin hebben we een aantal publieke figuren erbij gehaald, omdat zij al werk hebben en daarmee in de gelegenheid zijn zich te committeren aan iets dat nog niet bestaat. Het is dus zeker niet zo dat alle correspondenten een publieke status moeten hebben, wel moeten ze de potentie hebben om dat te kunnen opbouwen. Een belangrijk criterium dat we nu hanteren bij het werven van nieuwe correspondenten is dat we zijn of haar expertise nog niet in huis hebben. Een correspondent moet iets toevoegen, hoewel het natuurlijk altijd belangrijker blijft dat iemand goed is en interessant om te volgen. Het moet in die zin een ‘auteur’ zijn: goed kunnen nadenken, goede ideeën hebben en goed kunnen schrijven. Er moeten redenen zijn waarom de lezer die persoon wil volgen. Dat kan alleen maar uitgedragen worden als de auteur zelf ook in zijn hoofd heeft zitten waarom hij wil dat lezers hem of haar volgen.” “De Correspondent is geen vervanging van de krant, maar juist een verrijking” Kun je De Correspondent al een succes noemen? “Ik vind het sowieso al een succes dat zoveel mensen het mogelijk hebben gemaakt, dat we dit konden maken. Dat is een wonder, omdat die mensen lid zijn geworden op grond van verwachtingen. Ook vind ik het een succes dat we nog elke dag groeien. We zitten nu op iets meer dan 25.000 leden en daar komen elke dag ongeveer veertig tot vijftig leden bij. Maar drie maanden is nog erg kort om het een succes te noemen, want de plannen die wij maken zijn plannen van jaren, niet van maanden. In zekere zin is het huidige medium de basale vorm van wat we willen. Als je over vijf jaar terugkijkt, dan herken je waarschijnlijk niets terug van hoe het er nu uitziet. Enkel de basis zal je nog herkennen: de beste journalisten die over de interessantste onderwerpen schrijven. In september van dit jaar zal pas echt blijken of het een succes is, dan moeten leden beslissen of zij hun abonnement willen verlengen met een jaar. Dat wordt een spannend 12 Interview rob wijnberg DE klassieker vervolg GEESTDRIFT februari 2014 13 Of het nu over beeldende kunst, film, theater, muziek of literatuur gaat: elk vakgebied heeft zijn eigen Klassiekers waar je als student niet aan kunt ontkomen. Wat zijn de favorieten van de studenten bij Geesteswetenschappen? Geestdrift vroeg drie studenten naar hun Klassieker. “Het wordt spannend of mensen opnieuw lid zullen worden in september” foto’s:Lea ter Meulen Door Lea ter Meulen moment. We hebben al allemaal scenario’s bedacht, met als ergste scenario dat 40% van de leden opzegt. Daarom moeten we zorgen dat we nu flink groeien, zodat het acceptabel blijft na een eventuele terugval.” over wat er allemaal fout kan gaan, word je afgeleid van je doel. Dus je moet een soort megalomaan zijn en hard willen werken. Als je die twee dingen hebt, dan is er niks bijzonders aan het succes.” “Wat ik heb bereikt, is niet iets waar ik nou de vlag voor wil uithangen” Zijn er nog dingen die je graag in het leven zou willen bereiken? “Zeker. Allereerst wil ik dat De Correspondent nog veel groter en beter wordt. Het is namelijk nog lang niet wat het moet zijn. Daarnaast wil ik graag nog een roman schrijven en misschien een promotieonderzoek doen bij Filosofie.” Hoe verklaar je dat je op zo’n jonge leef tijd al zo succesvol bent? “Voor mijn dertigste kreeg ik die vraag regelmatig, maar nu ik eenendertig jaar ben al veel minder, haha. Het is een leuk compliment, maar ik ervaar het niet als zo’n prestatie. Ik besef dat het niet niets is, maar het is ook niet iets waar ik nou de vlag voor wil uithangen. Wat ik bereikt heb, zijn dingen die ik heel graag wilde doen en waar ik hard voor heb gewerkt. Ik geloof niet dat er iets speciaals is dat je moet kunnen of moet doen om dit te bereiken. Volgens mij kan iedereen het, maar het loopt bij de meeste mensen spaak doordat ze niet de moeite willen nemen die het kost. Als je zoiets als De Correspondent opricht moet je bereid zijn om er negentig tot honderd uur per week mee bezig te zijn. En je moet ook wel oogkleppen op hebben. Als je nadenkt Heb je in je journalistieke carrière veel gehad aan die opleiding? “Echt enorm. Filosofie is een studie waarbij je leert redeneren en denken. Je krijgt handvatten om te begrijpen hoe andere mensen de wereld zien. Je bent gewend aan je eigen perspectief op en waarheid over de wereld. Bij Filosofie leer je dat er nog duizend andere perspectieven zijn. Dat is als journalist ook fijn, omdat je dan op een intellectueel niveau empathie leert krijgen voor andere mensen. Ik maak altijd een tweedeling: je hebt academische filosofie – die van de grote denkers die met elkaar in debat gaan over ontologische toestanden – en je hebt ook filosofie die overal is, in iedereen. Mensen weten vaak niet dat die laatste variant ook filosofie is. Ik vond dat het gat tussen die twee soorten filosofie kleiner moest worden en zag journalistiek als de perfecte brug. Journalistiek gaat over het nu, maar er zit ook filosofie in verborgen. In mijn boek Nietsche en Kant lezen de krant zeg ik dat de combinatie van journalistiek en filosofie heel handig is: je krijgt journalistiek met meer diepgang en filosofie met dagwaarde. Het tijdloze verrijk je met het nu, en het nu trek je naar het tijdloze. Dat vond ik zo’n voor de hand liggende combinatie, dat ik het heel gek vond dat het niet meer werd gedaan. Met De Correspondent probeer ik die twee dingen – journalistiek en filosofie – samen te brengen door artikelen te schrijven die langer houdbaar zijn dan één dag.” Rob Wijnberg Rob Wijnberg (Winschoten, 1982) studeerde Filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn journalistieke loopbaan begon in 2001 met een vaste column in De Telegraaf. Daarnaast schreef Wijnberg onder andere voor De Groene Amsterdammer en nrc.next. Van de nrc.next was hij van september 2010 tot en met september 2012 hoofdredacteur. Daarnaast heeft Wijnberg maar liefst zes boeken gepubliceerd. Een jaar nadat hij ontslagen werd bij nrc.next lanceerde hij het online journalistieke platform De Correspondent. Kelly Roebroeks (21, links) en Sanne Vrijhoeven (21) Marie-Cécile Fokkema (20) Premaster Interculturele Communicatie Klassieker: Der Vorleser (roman), Bernhard Schlink, 1995 Bachelor Franse Taal en Cultuur Klassieker: Le phantôme de l’opéra (roman), Gaston Leroux, 1910 Jullie waren heel eensgezind in jullie keuze voor een Klas sieker. Hoe komt dat? “Toen we een paar jaar geleden de Vertaalacademie deden, behandelden we een boek van Bernhard Schlink. De film The Reader kwam toen net uit, en we waren heel benieuwd naar het boek waarop die film gebaseerd is. Het is een tijdje geleden dat we het gelezen hebben, maar we vonden het allebei mooi en indrukwekkend.” Waar gaat het over? “Het boek gaat over een romance tussen een jongen en een 21 jaar oudere vrouw, die hem opdraagt haar romans en gedichten voor te lezen. Later blijkt dat de vrouw ervan verdacht wordt iets verschrikkelijks te hebben gedaan in de Tweede Wereldoorlog. De thematiek is erg interessant: hoe ga je om met misdaden die in een ander tijdperk gepleegd zijn, bijvoorbeeld als naoorlogse generatie? Dat probleem kun je linken aan de ‘number-one-mentaliteit’, een term uit ons vakgebied: een superioriteitsgevoel, dat communicatie en begrip in de weg staat. Het is zó makkelijk om vanuit een andere tijd, cultuur of achtergrond mensen te veroordelen, maar het is onmogelijk om te weten wat je zelf in zo’n situatie zou hebben gedaan. Ook de gelaagdheid van het verhaal is bijzonder: je wordt als lezer echt aan het denken gezet. Der Vorleser maakt je ervan bewust dat niks zwart-wit is.” Er zijn ontzettend veel romans over de Tweede Wereldoorlog geschreven. Waarom is juist dit boek zo belangrijk? “De meeste films en boeken over de oorlog stellen de slachtoffers centraal; Der Vorleser gaat over een dader. Direct na de oorlog zou het soort vragen dat dit boek oproept nog onbespreekbaar zijn geweest, maar die vragen zijn ook nu heel relevant – júist nu, misschien. Als je in Duitsland komt, merk je dat het oorlogsverleden toch nog behoorlijk gevoelig ligt. Zelfs jonge mensen hebben er soms een soort schuldgevoel over, hoewel ze natuurlijk zelf niks met de oorlog te maken hebben gehad.” Een Frans boek. Heb je het voor je studie gelezen? “Nee, helemaal niet. Toen ik twaalf of dertien was, keek ik vaak kostuumdrama’s samen met een vriendin, en zo kwamen we een keer bij The Phantom of the Opera terecht. De film maakte heel veel indruk: Emmy Rossum [de hoofdrolspeelster, red.] zingt met een stem waarvan je achterover slaat, en daarnaast vond ik het verhaal erg spannend. Jaren later, toen ik in mijn eerste jaar Engels zat, leende ik het boek van een studiegenoot, in het Frans. Ik las in die tijd ook veel Engelse boeken voor mijn studie, maar dit boek is me veel beter bijgebleven.” Waarom is het zo bijzonder? “Ten eerste omdat het verhaal heel origineel is. Het spanningsveld tussen het realistische en het fantastische vind ik interessant: het boek is gebaseerd op gebeurtenissen die zich echt hebben afgespeeld in het operagebouw in Parijs aan het eind van de 19e eeuw, maar heeft tegelijkertijd ook mythische aspecten. Omdat het verschillende thema’s en genres verenigt, spreekt het boek denk ik bijna iedereen wel aan. Om die reden kun je het ook een klassieker noemen.” De film hebben veel mensen misschien al gezien. Moeten we ook allemaal het boek gaan lezen? “Ja, ik vind van wel. Even een filmpje kijken gaat heel snel; om het boek te lezen moet je echt de tijd nemen, en je concentreren. Sommige mensen vinden dat tegenwoordig misschien te veel moeite, maar het geeft je wel de kans om echt in het verhaal te duiken: de personages en verwikkelingen worden veel beter uitgewerkt dan in de film. Die details, en de mooie opbouw, maken het boeiend. In het boek mis je natuurlijk wel het muzikale aspect, dat juist weer heel goed is aan de film. Misschien is het boek in combinatie met de film eigenlijk wel een soort Gesamtkunstwerk: ze scheppen samen een totaalbeeld, en verrijken elkaar.” GEESTDRIFT februari 2014 15 “Mijn ouders willen liever dat ik ermee stop” foto: Sascha Meijer 14 Tegen de klippen op starten in de Braziliaanse politiek Juni 2013. In Brazilië gaan honderdduizenden mensen de straten op om te protesteren tegen corruptie, hoge WK-kosten, slechte voorzieningen en hoge busprijzen. Een deel van de demonstranten zet geweld in om meer aandacht te trekken en vernietigt banken als symbool van het kapitalisme. De militaire politie, die bekend staat om zijn corruptie, onderdrukt foto: Sascha Meijer de betogers met traangas en met harde hand. Het is de eerste keer dat in Brazilië mensen zo massaal in actie komen voor verandering. De jonge Luiz Guilherme Gama (21), rechtenstudent in Rio de Janeiro, hielp mee om een nieuwe politieke partij op te richten. Door Sascha Meijer en Nikki van der Westen Veel leeftijdsgenoten van Luiz deden mee aan de protesten. Luiz niet. Dat betekent niet dat hij de problemen van Brazilië niet ziet, integendeel. Daarom sloot hij zich twee jaar geleden aan bij de rijke zakenman João Amoêdo, die een nieuwe politieke partij wilde oprichten genaamd Novo, wat simpelweg ‘nieuw’ betekent. Luiz schopt niet tegen heilige huisjes, maar wil de politiek van binnenuit veranderen. Deelname aan politiek is zeldzaam onder Braziliaanse jongeren. Dat is niet per se vanwege onverschilligheid. Politiek heeft in Brazilië een imago van corruptie en zelfverrijking. Je daarin mengen ‘heeft toch geen effect’, is een vaak gehoord credo. Luiz is een uitzondering. “We hebben verandering nodig. Wij denken dat Brazilië een frisse wind kan gebruiken. En voor een frisse wind heb je een nieuw platform nodig, zodat adequate mensen kunnen deelnemen. Om goed te doen voor het land en om zich kandidaat te stellen. Dat is de aandrijfkracht – een nieuw platform is essentieel”, vertelt Luiz. “Mijn vrienden zijn niet betrokken bij de politiek. Pas met de protesten begonnen ze het interessant te vinden, maar het blijft oppervlakkig.” “Ik vind niet dat de protesten een slechte zaak zijn, maar we moeten meer doen dan dat alleen. Mensen geven niet om politiek, dus het is een goed begin. Zonder het geweld natuurlijk – een vreedzaam protest. Om mensen in de goede richting te wijzen, om ze te laten zien dat politiek belangrijk is en voor de ontwikkeling van ons land. Maar het is niet de finish. Het is slechts een eerste stap. We moeten doorzetten”, vertelt Luiz. “Wat ik denk, is dat de meeste mensen die deelnemen aan de protesten er uiteindelijk mee ophouden. Brazilië heeft geen revolutie nodig, zoals zij beweren. Het land heeft permanente aandacht nodig.” Brazilië heeft net als Nederland een meerpartijensysteem. Vanaf 2003 levert de arbeiderspartij de president: eerst Luiz Lula da Silva, sinds 2011 de eerste vrouwelijke president Dilma Roussef. Ook die partij is niet vrij van corruptie. Een jaar geleden werden nog twaalf topmedewerkers en partijleden van ‘Lula’ veroordeeld in een van de grootste corruptieschandalen van het land, bijgenaamd ‘Mensalão’. De nieuwe partij van Luiz is, in tegenstelling tot de regeringspartij, liberaal. Met bijna 500.000 likes zijn ze op Facebook al groter dan alle bestaande partijen. De meeste likes komen van mensen tussen de 18 en 24. In realiteit duurt het nog wel even voordat ze een echte partij zijn, laat staan de grootste. Dat heeft namelijk nogal wat om het lijf in Brazilië. “Op dit moment moeten we 500.000 handtekeningen verzamelen, verspreid door het hele land, van mensen die onze partij steunen. Pas dan mogen we deelnemen aan verkiezingen. Maar de pest is dat de handtekeningen door ambtenaren gevalideerd moeten worden. Zij kijken dan of de handtekening die wij inleveren, klopt met iemands digitale identiteitskaart.” In de praktijk komt het erop neer dat je, zonder de juiste contacten, vier keer zoveel handtekeningen nodig hebt voor je kunt beginnen. “We hebben al bijna twee miljoen handtekeningen ingeleverd, en 450.000 zijn er goedgekeurd. Daar hebben we ruim twee jaar over gedaan.” Het is het grootste probleem voor een startende partij als Novo. In februari 2014 hopen ze echt te kunnen beginnen – precies drie jaar na de start. Niet alleen de alles-vertragende bureaucratie is een doorn in het oog van Brazilianen. Ook corruptie is een groot thema sinds de recente protesten. In Brazilië is de scheidslijn tussen arm en rijk groot en die wordt in stand gehouden door degenen die aan het roer staan. Die blijven graag op hun plek. “Ik ken voorbeelden van ex-politici die een nieuwe partij wilden starten. Binnen een paar maanden waren al hun handtekeningen gevalideerd.” Het is voor Luiz boven alles een stereotype waartegen hij moet vechten bij het opstarten van Novo. Politiek wordt in Brazilië automatisch geassocieerd met corruptie. “Als we om een handtekening vragen, kijken mensen ons eerst schuin aan. Ze geloven je niet. We moeten ze eerst overtuigen dat we geen zakkenvullers zijn. Mijn ouders zouden ook liever hebben dat ik met mijn politieke bezigheden stop. Het heeft hier geen goed imago.” En dat terwijl corruptie juist hetgene is waartegen Novo wil strijden. Maar hoe blijf je weg bij corruptie, als je wil meedoen in de politieke arena? “We hebben die garantie niet, maar we denken dat als we de juiste mensen erbij krijgen en te allen tijde betrokken blijven, we de corrupte politici uiteindelijk kunnen uitbannen. We gaan het overwinnen, maar bieden geen garanties.” De vraag is wel hoe Novo anders is dan andere partijen, als het ook geen garantie biedt voor een integer beleid, maar volgens Luiz is hun beginpunt al anders. “Eén van de dingen die ons onderscheidt, is dat we geen oud-politici in de partij willen. We willen beginnen met een schone lei.” Luiz denkt lang na over wat hij als eerst zou veranderen aan Brazilië. Niet omdat hij niets kan bedenken, maar omdat hij moet kiezen. “We moeten in de overheidsuitgaven snijden. Er zijn wel 39 ministeries. Aan het hoofd staan willekeurige mensen die door hun vrienden op die plek gezet worden. We moeten ons focussen op wat echt belangrijk is. Verspil geen tijd en belastinggeld aan dingen die geen zaak van de overheid zijn, zoals een Ministerie van Visserij of een Ministerie van Toerisme.” Of Luiz zelf ooit de nieuwe Roussef wordt, weet hij nog niet. Hij wilde zich eerst wel kandidaat stellen voor Novo, maar twijfelt nu. “Het leven als publieke figuur lijkt me niets. Misschien ooit, maar nu ben ik er nog niet klaar voor.” Met dank aan Stichting Lokaalmondiaal en De Buitenlandsredactie konden Nikki en Sascha dit verhaal maken. Nikki van der Westen Nikki van der Westen studeerde Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Ze studeerde een halfjaar in de VS en liep stages bij NOS, Holland Doc en De Familie Film en Tv. Momenteel doet ze de master Journalistiek en Media aan de Universiteit van Amsterdam en loopt ze stage bij een nieuwe documentaireserie van de VARA. Sascha Meijer Sascha Meijer studeerde Media en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Ze liep stages bij Holland Doc en Pieter van Huystee Film. Naast haar master Journalistiek en Media aan de Universiteit van Amsterdam doet zij op dit moment research voor een documentaireserie bij de EO. GEESTDRIFT februari 2014 17 16 Twintigers boven het maaiveld voor niets krijgen wij diverse bijnamen als de Grenzeloze Generatie, de Netwerkgeneratie, Generatie Y, Generatie Einstein, de Digitale Generatie en de Prestatiegeneratie. Eén ding is zeker als je kijkt naar het bovenstaande rijtje: twintigers van nu groeiden op met het idee dat alles mogelijk is. Door Leoni Nijland Onze ouders werden geboren ten tijde van de wederopbouw en hadden weinig verwachtingen van hun verdere leven. Na de oorlog kon het immers alleen maar beter gaan. Voor onze generatie ligt dat heel anders. Wij groeiden juist op met een hoop verwachtingen en het idee dat de wereld aan onze voeten ligt. Er zijn mogelijkheden om in het buitenland te gaan studeren, bestuursfuncties te vervullen en stages te lopen op internationaal niveau. Niets is onmogelijk, zo lijkt het. De focus ligt daarbij op het zoveel mogelijk benutten van opties en daardoor zo vroeg mogelijk carrière maken. De VPRO was ruim twee jaar geleden een van de eersten die onze bijna dwangmatig presterende generatie eens goed onder de loep nam. De makers van de documentaire BV IK volgden jongeren tussen de twintig en dertig jaar en inventariseerden hun idealen, toekomstverwachtingen, dilemma’s en successen. De titel van de documentaire is een benaming die onderzoeksbureau Motivaction aan onze generatie toekende. Volgens hen zijn de twintigers van nu minder gericht op de maatschappij en veel meer ondernemingsgericht en merkgericht met zichzelf bezig. Snel beroemd of succesvol worden is voor de twintiger van nu een normale zaak. Pleidooi voor middelmatigheid Het is voor onze generatie daarom gewoon geworden om al vroeg een goede status te genereren, actief te netwerken en ongegeneerd carrière te maken. Door de prestatiedrang lijkt ‘middelmatig’ zijn haast geen optie meer. Jeroen van Baar, student Neuroscience and Cognition aan de Universiteit Utrecht, schreef hierover het boek De prestatiegeneratie. Een pleidooi voor middelmatigheid. Middelmatig zijn lijkt haast geen optie meer “Over Nederland werd altijd gezegd dat je er je hoofd beter niet boven het maaiveld moet uitsteken: doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. Dat geldt voor onze generatie al lang niet meer. Wij willen overal de beste in zijn en vergelijken onszelf constant met leeftijdsgenoten”, vertelt Jeroen. “Onze omgeving heeft een grote rol gespeeld in het idee dat je altijd het maximale uit jezelf moet halen. De laatste tien jaar hebben we bijvoorbeeld staatssecretarissen van Onderwijs gehad die erg op excellentie zaten. Niet alleen op de universiteit zijn er honoursprogramma’s verschenen, ook op basisscholen en middelbare scholen zie je nu competitie. Steeds vroeger vergelijken we onszelf met de ander en dat leidt tot prestatiedrang.” De jonge auteur, die zelf ook maar al te graag goed wil presteren, merkt dat hij door het schrijven van dit boek veel bewuster is geworden van zijn eigen prestatiegerichtheid. Maar genezen? “Nee, dat nog niet. Het blijkt veel moeilijker om een middelmatige student te zijn, dan te streven naar meer.” Veel studenten zullen zich kunnen herkennen in het boek van Jeroen. Er zijn er nog maar weinig die zich enkel bezighouden met studeren. Twintigers willen zich toch op een bepaalde manier onderscheiden van hun leeftijdsgenoten en dingen naast hun studie ondernemen. Studentenpsycholoog Jeanette van Rees, werkzaam bij de Universiteit Utrecht, zegt daarover: “De laatste jaren zie je zeer veel perfectionistische studenten. Zij willen alles goed doen en zijn heel gericht bezig met het opbouwen van hun cv en de juiste keuzes maken. Bij veel studenten ontstaan er daardoor paniekklachten als het niet gaat zoals zij het willen, zij gaan veelvuldig piekeren. Ambities zijn natuurlijk leuk, maar het moet niet te gek worden.” De vraag is dan uiteraard hoe je dit probleem kunt oplossen, maar helaas is die vraag volgens Jeanette niet zo simpel te beantwoorden. “We kijken altijd per persoon wat er aan de hand is. Als er bijvoorbeeld studenten komen die perfectionistisch zijn op het gebied van studie en carrière en daar een negatief zelfbeeld over hebben, dan proberen we die gedachtepatronen te doorbreken. Want waarom zou je door iets wat nu niet lukt in de goot terechtkomen?” Zinloos en cynisch leven Onze generatie lijkt dus een beetje door te slaan in het streven naar succes. Maar hoe ervaren studenten aan onze eigen universiteit die prestatiedrang? Alain Balistreri lijkt het schoolvoorbeeld van onze prestatiegeneratie. Hij studeert Literatuurwetenschap en Italiaanse Taal en Cultuur, deed onlangs twee bestuursjaren, werkt drie dagen per week als projectmedewerker illustratie: Youri Alden Paniekklachten en piekeren Er wordt gigantisch veel over onze generatie geschreven. Niet bij Het Literatuurhuis en twee dagen als parttime docent Nederlands op een middelbare school. Toch ziet hij zichzelf niet als onderdeel van de prestatiegeneratie. “Steeds vroeger vergelijken we onszelf met de ander en dat leidt tot prestatiedrang” “Allereerst ben ik me er totaal niet van bewust dat er zo’n generatie is. De mensen die mijn studies doen, zijn namelijk helemaal niet zo ambitieus. Zelf doe ik de dingen die ik doe puur omdat ik ze leuk vind om te doen. Ik voel absoluut niet een druk van buitenaf; het komt juist van binnenuit. Wel merk ik dat mensen om mij heen het knap vinden dat ik zoveel naast mijn studies doe en zij laten ook blijken dat zij dit ook wel zouden willen. Misschien hebben die mensen door mij het gevoel dat ze moeten presteren, maar dat is absoluut niet wat ik wil uitdragen.” Suus van de Kar, studente Theologie, herkent bij zichzelf wél een drang naar excelleren. Zij is nu bezig aan haar derde bacheloropleiding, was kort geleden nog student-assistent en deed onder andere een bestuursjaar en een jaar faculteitsraad. “Het leven heeft voor mij meer zin als ik dingen naast mijn studie doe. Het probleem is echter dat het soms meer energie slurpt dan dat het oplevert. En doordat anderen mij het gevoel geven dat ik moet presteren – mijn moeder zei altijd: ‘waarom makkelijk doen, als het ook moeilijk kan?’ – ga ik nóg meer doen in een wanhopige poging om maar vooral geen zinloos en cynisch leven te leiden.” Afgestudeerd en dan? Ook als je afgestudeerd bent, kan het gevoel om te moeten presteren aanwezig blijven. Jorinde van Leeuwen, oudstudente Nederlandse Taal en Cultuur en sinds een half jaar werkzaam als junior consultant bij een werving- en selectiebureau, zegt daarover: “Je hebt een universitaire opleiding gedaan en wilt graag werk dat daarop aansluit. Ik ben heel blij met mijn baan, maar ik heb ook wel mijn twijfels: is dit de functie die ik altijd al wilde en waarvoor ik al die tijd heb gestudeerd? En bovendien, ben ik wel goed genoeg opgeleid om deze functie te beoefenen? Dat zijn slechts een paar vragen die me bezighouden. Je hoort wel eens leeftijdsgenoten die een baan hebben gevonden die naadloos aansluit op hun studie, heerlijk lijkt me dat.” “De afgelopen jaren zie je zeer veel perfectionistische studenten” De verwachtingen bij onze generatie zijn dus onder andere hoog omdat we ons te veel aantrekken van onze omgeving. Een beetje prestatiedruk van buitenaf is natuurlijk nooit verkeerd, maar laten we ons er vooral niet té veel van aantrekken. Het is belangrijk om de dingen naast en na je studie in de eerste plaats te doen omdat je ze leuk vindt om te doen en niet omdat je het gevoel hebt te moeten voldoen aan de verwachtingen van je omgeving. Daar wordt uiteindelijk niemand beter en gelukkiger van, ook jijzelf niet. Winactie Heb jij ook last van prestatiestress en wil je graag weten wat Jeroen van Baar daarover in zijn boek De prestatiegeneratie. Een pleidooi voor middelmatigheid heeft geschreven? Mail ons voor 15 maart in welke situatie jij dit boek het meest nodig hebt en wie weet win jij één van de drie exemplaren. Stuur je inzending onder vermelding van ‘winactie’ naar [email protected]. GEESTDRIFT februari 2014 19 18 Docent als onderzoeker “GOH, HIER HAD IK DE UNIVERSITEIT NOOIT GEZOCHT” bezig met onderzoek doen. Om je een kijkje te geven in het soort onderzoek waar zij zich mee bezig houden, laat Geestdrift elke editie een andere docent aan het woord. Dit keer Marjo van Koppen (1976), Universitair Hoofddocent bij de afdeling Taalkunde van Nederlandse Taal en Cultuur. fot o: Sus ann e van der Kle ij Docenten geven college, maar houden zich daarnaast ook In een stad als Utrecht kunnen toeristen zich goed vermaken. Er zijn veel musea en ook een vaartocht door de grachten per rondvaartboot, kano of waterfiets ontbreekt niet in het Hoe Arabisch is het Limburgs? Op het eerste gezicht lijken het Arabisch en het Limburgse dialect erg weinig op elkaar. De klanken, woorden en woordvolgorde zijn heel anders. In het Arabisch komt het werkwoord bijvoorbeeld vaak op de eerste plaats in de zin. Je zegt dan dus niet ‘Jan eet een appel’ zoals in het Nederlands en ook het Limburgs, maar ‘eet Jan een appel’. Als je echter goed gaat kijken dan blijkt dat talen die op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken lijken te hebben, toch meer gemeenschappelijk hebben dan gedacht. In mijn proefschrift heb ik laten zien dat congruentie tussen het werkwoord en onderwerp in het Arabisch dezelfde eigenschappen heeft als de congruentie tussen een voegwoord en een onderwerp in het Limburgse dialect van Tegelen. Kijk maar eens naar de voorbeelden hieronder: (1) Xaraj-at al-bintu wa al-waladu. vertrok het meisje en de jongen ‘Het meisje en de jongen vertrokken.’ (2) Ik vraag me af of-s of doow jij [Arabisch] kom-s. [Limburgs] kom-t Het Arabisch en het Limburgs wijken allebei af van het Standaardnederlands. Natuurlijk zijn de Arabische woorden anders dan de Standaardnederlandse, maar de woordvolgorde in het Arabisch verschilt ook van het Standaardnederlands, zoals ik hierboven al uitlegde: het werkwoord, in dit geval ‘xarajat’, ‘vertrok’, komt helemaal vooraan in de zin. Het Limburgs verschilt van het Standaardnederlands in een aantal opzichten. Het Standaardnederlandse ‘jij’ is in het Limburgs ‘doow’. De uitgang op het werkwoord is in het Standaardnederlands -t, maar in het Limburgs -s. Waar het mij nu om gaat voor dit artikel is een ander verschil: in het Limburgs krijgt niet alleen het werkwoord een suitgang - ‘kom-s’- maar ook het voegwoord: of-s. Hoewel het Limburgs en het Arabisch in deze twee zinnen tamelijk weinig met elkaar te maken lijken te hebben, verraadt nadere inspectie dat de vervoeging op het werkwoord in het Arabisch en de vervoeging op het voegwoord in het Limburgs hetzelfde gedrag vertonen. Bekijk de volgende zin maar eens: (3) … of-s doow en ich ôs treff-e. of jij en ik elkaar treffen. In het Limburgse voorbeeld in (3) congrueert het werkwoord ‘treffe’ met het onderwerp ‘doow’ en’ ich’ ‘jij’ en ‘ik’, een meervoudig onderwerp. De uitgang op het werkwoord is dan ook een -e. Als we deze zin nu goed bekijken dan zien we dat de uitgang op het voegwoord geen -e is, maar een -s. Daaruit kunnen we opmaken dat hoewel het werkwoord met het hele onderwerp ‘doow’ en ‘ich’ congrueert, het voegwoord alleen congrueert met het eerste deel van het onderwerp ‘doow’ . Precies hetzelfde zien we in het Arabisch. Het werkwoord in (1) congrueert niet met het hele onderwerp ‘al-bintuwa al-waladu’, ‘het meisje en de jongen’, maar alleen met ‘al bintu’, ‘het meisje’. Dat valt wederom af te leiden uit de vervoeging op het werkwoord. ‘Xaraj-at’ heeft een vervoeging voor de derde persoon enkelvoud vrouwelijk. Het Arabisch en het Tegels lijken dus op elkaar omdat ze allebei een zinselement hebben dat voorafgaat aan het onderwerp en congrueert met het eerste deel van dat onderwerp in plaats van met het hele onderwerp. We zullen het daarbij laten voor deze column, maar als je het Arabisch en Limburgs verder onderzoekt, dan blijkt dat deze twee talen in nog veel meer opzichten op elkaar lijken. Het bovenstaande is slechts een klein voorbeeld van een patroon dat taalkundigen keer op keer zien. Talen lijken heel verschillend, maar als je beter gaat kijken, dan worden allerlei interessante patronen zichtbaar. Ik ga er, als generatief taalkundige, vanuit dat menselijke talen gebaseerd zijn op een en dezelfde blauwdruk. Die blauwdruk, die we ook wel Universele Grammatica noemen, zorgt ervoor dat talen eigenlijk variaties op een en hetzelfde thema zijn. Dat is dus een mogelijke verklaring voor de overeenkomsten tussen talen die verder weinig met elkaar te maken hebben, zoals het Limburgs en het Arabisch. Mijn onderzoek gaat over de vraag of en zo ja hoe er binnen deze blauwdruk beregeld is welke variaties er zijn op het basisthema. Anders gezegd, ik onderzoek waarom en hoe talen van elkaar verschillen. Op dit moment leid ik een project dat specifiek ingaat op deze vraag. Om tot een antwoord op die vraag te komen kijken we naar variatie tussen talen die weinig met elkaar te maken hebben, zoals het Limburgs en het Arabisch, maar ook naar talen die dichter bij elkaar liggen zoals het Nederlands en het Duits of zelfs het Limburgs en het Achterhoeks. toeristische programma. Gek genoeg was er tot voor kort nog geen rondleiding door de instelling die Utrecht groot heeft gemaakt: de Universiteit Utrecht. Jan Overwijk, student Filosofie, en Sven Hermans, student Geschiedenis, hebben hier verandering in gebracht. Door Louis Roghair De vrienden bedachten een rondleiding met als kernthema de geschiedenis van de Universiteit Utrecht. “Na wat onderzoek te hebben gedaan bleek dat de universiteit zich sterk bewust is van haar verleden en dat er veel waarde wordt gehecht aan tradities”, vertelt Sven. “Er volgde een gesprek met hoogleraar Universiteitsgeschiedenis Leen Dorsman, waaruit bleek dat er wel eens eerder geprobeerd is iets op te zetten, maar niet op de structurele wijze waarop wij het wilden aanpakken. Hij hielp ons vervolgens op weg en bracht ons in contact met de directeur van de Sonnenborgh die ons initiatief ook toejuichte.” Het balletje ging rollen. De rondleiding werd ondergebracht als eigen onderneming binnen de Universiteit Utrecht, in het Centrum voor Wetenschap en Cultuur. “Na de zomer kregen we een aanvraag binnen van de ICU, het bestuur van de UIT-week, om tijdens de UIT een workshop te verzorgen op de dinsdag, dit werd onze eerste boeking. Na interesse vanuit de UHSK, de studievereniging van Geschiedenis, om rondleidingen te geven tijdens de facultaire introductiedagen werd het een succes.” Om het allemaal te kunnen behappen zijn er ondertussen, naast Jan en Sven, zeven andere gidsen aangesteld. Op de vraag wat de rondleiding over de universiteit nog bijdraagt – er zijn namelijk al een aantal rondleidingen door de stad waarin ook de universiteit zijdelings aan bod komt – is het antwoord duidelijk: “Deze variant is opgezet met het idee om een meerwaarde te kunnen zijn voor de universitaire gemeenschap. We geloven dat de universiteit zich van oudsher kenmerkt door het gevoel van toebehoren aan de gemeenschap. Dit zit ook besloten in het Latijnse woord ‘universitas’.” Ook clichés worden niet uit de weg gegaan: “De geschiedenis toont de wortels van de tradities waar we in staan. Het is dan ook prachtig om mensen bewust te maken van wie ze zijn en waar ze staan.” In de lange geschiedenis van de Universiteit Utrecht hoort ook aandacht te worden besteed aan de Uithof, maar hoe valt dit te belopen? “Vanwege het ‘historische’ hebben we de laboratoria en megalomane collegezalen daar niet in de rondleiding gestopt. Naast een aantal vanzelfsprekende locaties zoals het Domplein en het Acade- miegebouw, komt de rondleiding ook langs een aantal plaatsen waarvan je zegt: ‘goh, hier had ik de universiteit nooit gezocht.’ We wilden het historische tastbaar maken door het echte oude van de universiteit aan te wijzen en daarin de band met Utrecht te benadrukken.” “Het is prachtig om studenten bewust te maken van wie ze zijn en waar ze staan” Ondertussen is het project alweer een tijdje bezig. “Ook de rest van het jaar hopen we dat er meer boekingen bij komen. In de wintermaanden zullen maar weinig mensen de behoefte hebben om een uur door de stad te banjeren, maar in het voorjaar zetten we toch weer in op een hoop animo. In het kader van meeloop- en matchingsdagen hopen we weer het een en ander te kunnen verzorgen. Het zou leuk zijn om rondleidingen op ouderdagen te kunnen verzorgen. Naast het feit dat de rondleiding is ontwikkeld voor studenten en medewerkers van de universiteit is het ook waardevol voor ouders. Door de rondleiding worden de ouders via hun kinderen betrokken bij de stad.” Rondleiding aanvragen? Ga naar www.uu.nl/rondleiding. De rondleiding is bedoeld voor groepen vanaf tien personen en kost vijf euro per persoon. Het is ook geschikt voor internationale studenten, want de rondleiding kan in het Engels gegeven worden. GEESTDRIFT februari 2014 21 20 foto: Janey van Ierland “In de montage word je gebroken of gemaakt” de familiefilm een bekendheid is geworden, wordt hij niet overladen met verzoeken van producenten. “Veel producenten denken nu dat ik het erg druk heb.” Na de rol in Alles is familie is Benja terecht gekomen in het ‘blik BN’ers’ dat vaak bij films wordt opengetrokken. De filmindustrie is een kleine wereld waarin vaak dezelfde grote namen voorbij komen. “Het is een kleine vijver van acteurs, maar dat heb ik nog niet ervaren als probleem. Er komen altijd weer nieuwe mensen bij.” Het maakt voor Benja niet uit of hij met acteurs speelt die hij kent of met onbekenden. “Ik heb wel eens met mijn vriendin [Anna Drijver, red.] samengespeeld: dat kan handig zijn omdat je dan meteen ziet wat ze bedoelt. Aan de andere kant is het ook erg leuk om met acteurs te spelen met wie ik nog nooit heb gespeeld. Het is interessant omdat je ze moet leren kennen en inschatten”, vertelt Benja. “Het is belangrijk dat een personage goed overkomt op het publiek.” Niet alleen het publiek in de zaal geeft een oordeel over acteerprestaties: ook recensenten doen dit. Over het algemeen is Benja niet gevoelig voor kritiek. “Maar ik kan me voorstellen dat het op het moment dat je niet lekker in je vel zit, wel wat harder aan kan komen”, vertelt Benja. Over het algemeen vindt de acteur recensies maar precair. “Mensen zien wat in de krant staat als waarheid, terwijl het eigenlijk maar een mening is.” Meestal levert het lezen van recensies weinig voor de acteur op. Behalve recensenten kan ook het publiek tegenwoordig makkelijk een mening geven via internet. Eens in de twee à drie maanden googlet Benja zichzelf wel eens. “Er is op dit moment niet zo veel over me te vinden. Wat wel heel grappig is, is dat een meisje op Twitter een paard heeft dat Benja heet. Ze heeft het dan over ‘even lekker op Benja rijden’”, vertelt hij lachend. Benja Bruijning brak in 2012 door met een hoofdrol in de feelgoodfilm Alles is familie en vanaf 8 februari is hij te zien in de vierdelige televisieserie Hoe duur was de suiker. Toch is de acteur niet alleen te vinden op het witte doek: zo staat hij ook in de toneelproductie Monsters van De Utrechtse Spelen. Hoe combineert de acteur het spelen in theater en films? En hoe gaat hij om met zijn bekendheid? Door Loes Aartsma Het verschil tussen toneel en film en televisie De Amsterdamse acteur is zowel te zien op het witte doek als in theaterzalen. Zo speelt Benja op dit moment in Monsters, een toneelproductie van De Utrechtse Spelen. De afwisseling tussen film en toneel bevalt hem goed. “Bij theater zit je meer vast aan de vorm, omdat het herhaalbaar moet zijn. Het leuke aan toneel is het lange repetitieproces waardoor je je een rol eigen kan maken voordat je het aan het publiek laat zien. Vervolgens krijg je elke avond directe feedback van het publiek”, vertelt Benja. Op het toneel is het belangrijk dat acteurs van elkaar weten wat er gaat gebeuren en op welke manier. Als een acteur moet schrikken van een medespeler, is het van belang dat de medespeler ook op het juiste moment op de goede plek staat. Tijdens de repetities bespreken acteurs hoe ze op elkaar in moeten spelen, wat op het toneel tot een beter eindresultaat leidt. “Dát is juist zo interessant aan toneel: je moet helemaal op elkaar afgestemd zijn.” “Maar ook film is een mooi medium waar je veel mee kan. Bij film kan je klein en ingetogen spelen en gedetailleerd zijn in je spel, omdat de camera dat opvangt. Op het toneel moet je daarentegen vaak het spel uitvergroten. Bij het maken van een film is een acteur afhankelijk van de voorkeuren van een regisseur. Er is er tijdens opnames wel eens discussie op de set; daarin wil ik vaak wel mijn punt maken, maar uiteindelijk is de regisseur de baas. Daarnaast heeft hij het overzicht. Soms voelt wat je doet onnatuurlijk, maar ziet dat er wel goed uit”, vertelt Benja. “Het is soms goed om scènes terug te kijken. Als er bijvoorbeeld eenzelfde scène vanuit verschillende hoeken gefilmd wordt, is het van belang dat deze scène er bij elke opname hetzelfde uitziet.” “Bij het maken van een film ben je overgeleverd aan de stijl van een regisseur. Op het toneel heeft een acteur het meer zelf in de hand en kan hij iets meer buiten de lijntjes kleuren. Bij een film kan alles zo geknipt en geplakt worden dat het er goed uitziet. Tweejarige kinderen die net leren praten, lijken in films bijvoorbeeld vaak heel goed te zijn, maar in werkelijkheid duurt het best lang voordat een kind zegt wat het moet zeggen. Vaak moet je vijf keer ‘toe maar, zeg maar mama’ zeggen voordat een kind het daadwerkelijk zegt. In de film wordt het dan wel zo gemonteerd dat het er goed uitziet”, vertelt Benja. “Ik zit opeens in het laatje van de romantische komedie en ‘de knappe man’” “In de montage word je gebroken of gemaakt. Als acteur ligt je lot dus voor een groot deel in de handen van de regisseur”, vertelt Benja. Het lijkt er hierdoor op dat een acteur nauwelijks meer zelf hoeft na te denken en geen verantwoordelijkheden meer heeft, maar niets is minder waar. “Als acteur is het voornamelijk belangrijk dat je de teksten kent en je een personage waar kan maken.” Acteurs hebben volgens Benja de verantwoordelijkheid om zich te verdiepen in een rol. Een tekst op papier moet tot leven gebracht worden. Hiervoor moet een acteur zich kunnen inleven, de handelingen van een personage begrijpen en zich de filosofie en psychologie van een personage eigen maken. Het evenwicht tussen publiciteit en acteren is soms moeilijk. Een veel gehoord gerucht is dat acteurs goed moeten kunnen netwerken of lobbyen om een rol te krijgen. Benja heeft na zijn doorbraak een netwerk opgebouwd van mensen uit de filmwereld, maar toch zegt hij niet te kunnen netwerken. Een nieuwe rol krijgt hij niet met zijn bekendheid of door te lobbyen, maar door een goede auditie. “Bij auditeren staat een goede acteerprestatie boven het goed kunnen netwerken. Ik zou niet eens weten hoe dat laatste moet”, vertelt Benja. Na de doorbraak Op straat wordt Benja nog niet altijd herkend, maar door de rol van Charlie de Roover in Alles is familie heeft hij wel een grote naamsbekendheid gekregen. “Na die film belandde ik opeens in het laatje van ‘de romantische komedie’ en ‘de knappe man’, terwijl ik daarvoor in andere producties bijvoorbeeld vaak de rol van ‘de verkrachter’ had”, vertelt Benja. Hoewel hij na zijn rol in Benja Bruijning Benja Bruijning brak in 2012 door met de rol van Charlie in Alles is familie. Eerder was hij al te zien in televisieseries als Bellicher en Dokter Deen. Zijn eerste rol had de dertigjarige acteur al in 1999 in Dichter op de Zeedijk. Naast films en televisieseries is Benja te zien in het theater. Zo speelt hij tijdens de Utrechtse Spelen in Monsters, een toneelstuk dat 20 februari 2014 in première gaat. poëzie 22 Je moet het maar durven: het podium beklimmen en de num- Door Anouk van der Graaf mers die je in je slaapkamer oefent spelen voor een vreemd “Iedereen krijgt hier een kans.” De van oorsprong Amerikaanse Eric Kerns plugt een gitaar in de versterker. ‘Open Mike’, zoals hij ook wel genoemd wordt, ontfermt zich al vijftien jaar over het wekelijkse open podium van muziekcafé ’t Oude Pothuys. De avond is een fenomeen in Utrecht. Elke maandag is het een verrassing wie er komt optreden. Iedereen met een bijzonder talent mag dezelfde avond nog binnenlopen en vragen om een plekje in het programma. “Vanavond zal het vast niet zo druk zijn”, zegt Kerns, “door het koude weer.” Maar zelfs dan al komt hij bijna niet boven het gezellige geklets van de gasten uit. Steeds meer muzikanten komen het café binnendruppelen, sommige met een gitaar op hun rug. “Is er nog een plekje in het programma vanavond?” De 23-jarige Gildor van Beers is op tijd naar het café gekomen. Hij weet dat het maandagavondprogramma van ’t Pothuys vaak gauw vol is, ondanks het gure weer. Normaal gesproken drumt de ambitieuze Utrechter in een band, maar omdat oefenen thuis weinig gewaardeerd wordt, is hij gitaar gaan spelen. Vanavond speelt hij voor het eerst solo. “Best spannend, maar de ongedwongen sfeer maakt het podium laagdrempelig en gastvrij”, legt hij uit. Andere koek De gasten praten en lachen door Gildors optreden heen, maar steeds meer stoelen worden richting het podium gedraaid. Collega-muzikant Sam Rodrigues (23) legt uit waarom het open podium voor hen als startende artiesten belangrijk is. “Het is best een stap om je muziek te laten horen aan iemand anders dan je familie en vrienden, buiten je vertrouwde omgeving. Een open podium biedt een waardevolle live erva- publiek. Maar toch doe je het, want je wilt muzikant worden. foto: Eigen behe er Café Avere chts Het open podium is van iedereen De artiesten worden uitbetaald in drankjes, gezelligheid en feedback Of dichter. Of schrijver. “Natuurlijk was ik eerst zenuwachtig, maar het went en daarna is het alleen maar genieten.” We gaan op zoek naar de podiumbeesten die het aandurven; naar de gezelligste open mic nights in Utrecht. ring. Natuurlijk was ik eerst zenuwachtig, maar het went en daarna is het alleen maar genieten. Het geeft hier niet als het misgaat.” Alsof hij een voorbeeld wil geven, maakt Gildor net een gitaarfoutje. “Oeps”, klinkt het. En dan speelt hij weer verder. “Avonden zoals deze geven je de kans om in contact te komen met andere muzikanten”, vervolgt Sam. “Het zorgt vaak voor mooie samenwerkingen.” Steeds meer stoelen worden richting het podium gedraaid De twintigjarige Shanti Manoharan speelt vanavond een zoetgevooisde cover van ‘Just a boy’, van Angus and Julia Stone. Naast dat ze zelf optreedt, helpt Shanti met het organiseren van een open mic avond in Theater Vleuterweide. “Daar is het toch andere koek”, vindt ze. “Mensen kopen een kaartje voor de voorstelling en je speelt in een theater waar alle ogen op jou zijn gericht. Ik denk dat het voor veel beginnende artiesten nog een stapje verder is.” Debuteren Utrecht biedt niet alleen muzikaal talent een podium. Zo staan iedere eerste woensdag van de maand aanstormende, maar ook ervaren dichters in café De Bastaard aan het Jansveld. “Het is een goede manier om direct feedback te krijgen op je werk”, zegt Sophie Kok. Ze organiseert als projectleider van het NK Poetry Slam onder meer de open podia in De Bastaard. Tijdens de U-slam in dit theatercafé brengt poëtisch talent werk ten gehore onder het oor van een maandelijks wisselende poëzieprominent. “We bekijken wat teksten van nieuwkomers, maar eigenlijk wijzen we nooit iemand af. Het is juist de bedoeling dat elk nieuw talent kan komen debuteren”, legt Kok uit. Ook het literair collectief De Vorlesebühne geeft iedereen een kans. Elke derde zaterdag van de maand geeft het een nieuwe voorstelling in Houtzaagmolen De Ster in Lombok, waarbij het open podium een vast onderdeel is. “Er is bij ons ruimte voor schrijvers uit allerlei windrichtingen. Inmiddels zullen er een kleine honderd verschillende auteurs bij ons één keer of vaker hebben opgetreden”, vertelt oprichter Bernhard Christiansen. “We streven bewust naar een mengeling van bekend en onbekend talent.” Huisgitaar De open-podiumartiesten die in ‘t Pothuys optreden krijgen geen vergoeding. Ze worden uitbetaald in drankjes, gezelligheid en feedback. En heb je je eigen instrument niet bij je? Dan kun je zelfs gebruik maken van de akoestische ‘huisgitaar’. Het zijn veel jonge muzikanten die spelen, maar daarnaast gaan ‘s maandags geregeld ervaren collega’s ten tonele. Het is een gemêleerde groep artiesten. Kerns: “Je kunt hier bijvoorbeeld ook poëzie voordragen. En vorige week floot een muzikale, ietwat aangeschoten jongen op zijn vingers een paar prachtige covers.” Het is ons duidelijk: het open podium is van iedereen. Zelf het podium beklimmen of nieuw talent spotten? ’t Oude Pothuys. Muziek. Elke maandagavond vanaf 21.30. Toegang is gratis. Café Averechts. Muziek, poëzie. Elke dinsdagavond vanaf 21.00 inschrijven. Toegang is gratis. Theatercafé De Bastaard. U-Slam, Poëzie. Elke eerste woensdag van de maand. Toegang is gratis. Theater Vleuterweide. Muziek. GEESTDRIFT februari 2014 23 Fixie Stil nu, staakt uw geraas: de doctor vorst! Bergt die smartphones op, weg, in de lockers! Concentreert u, zelfstandig, op uw studie, Zodat de doctor onderzoek kan doen. Hij tast in oude boek- en kranten rond, In nieuwe, actuele, digitale Bij voorkeur zelfs: die zijn eenvoudiger Te vinden en te excerperen. Leve De computer, leve het internet, Leve de DBNL, leve Delpher En weeweeweepuntnederlabpuntenel En zo voort en zo voort, steeds maar voort zo. Steeds verder, dieper, traag de bronnen in Graaft zich een weg de geestrijke doctor. Vakbladen, weekbladen, maandbladen, alManakken, databanken: o-ver-al Kan dat niet-gebundelde gedicht staan, En de verloren gewaande roman, Die sublieme en vlijmscherpe recensie, En een polemiek op leven en dood, Een voorpublicatie, een eerste versie Van ’t later verafgode meesterwerk, De context die de tekst zijn duiding schenkt. Stil dus, staakt uw geraas: de doctor vorst. Houdt uw muilen achter uw laptopklep. Zwijgt nu, jongelui, en spaart cursuspunten, Doet iets nuttigs, of gaat spelen, maar zwijgt, Zodat de doctor onderzoek kan doen In stilte, eenzaamheid en toewijding, En in volkomen overgave aan De schone Nederlandse letterkunst, Gedurende die krap bemeten week, Die strak zit ingeklemd tussen de blokken Waarin de faculteit colleges stort, Althans: indien de doctor mazzel heeft; Dus even niet dit jaar. Pech voor de doctor. Na blok 1 pech, pech na blok 2. Tegenslag. Braaf draaft de doctor corrigerend voort En rent gehaast van hoor- naar werkcollege En weer terug, bevracht met tussentoetsen, Nota’s, eindwerkstukken, typhusthesises, Voordrachtsprotocollen, stageverslagen... Inderdaad laat de doctor met zich sollen. Oh, graag zou uit vorsen gaan de geleerde, De UBB in en de leeslamp aan, Het potlood geslepen, neus in de boeken, Danwel data mining in cyberspace, Stylus paraat bij het retinascherm. En dan, daarna, na het zoeken: het schrijven, Het denken, het heroverwegen, wikken, Het schaven en slijpen, vijlen, polijsten Tot het stuk er staat en klinkt als een klok. Maar hoor! De collegeklok tikt en slaat. Stil nu maar, doctor, en staak je geraas. Doceer toch, tentamineer, corrigeer, Evalueer, visiteer, review peer. Stil maar, programmeer, reorganiseer, Ontwerp een nieuwe cursus, een leerlijn, En een minor, interdisciplinair, Een major en talloze basispakketten, En voor de verdieping nog eens zoveel; Vergeet niet de academische context Voor de studenten van binnen en buiten Het domein, departement, faculteit, Of moge de hemel weten vanwaar En buig toch, vors-arme doctor, buig diep Onder Masterlanguage’s plettende last Van semesters die in blokken niet passen; Bevecht je naaste collega’s en zie Maar hoe je eruit komt, doctor, zie maar. Elke laatste vrijdag van de maand. Toegang is 2,50 voor studenten. Houtzaagmolen De Ster. De Vorlesebühne, Proza. Elke derde zaterdag van de maand. Toegang is 6 euro voor studenten. Tivoli (de Spiegelbar). Comedy Huis Open Mic, stand up comedy. Maandelijks op verschillende dagen/ tijden. Toegang is 5 euro. Fabrian R.W. Stolk Fabian R.W. Stolk (1958) werkt aan de Universiteit Utrecht en houdt zich bezig met onderwijs en onderzoek. Hij richt zich op editie-techniek, literatuurkritiek en epische poëzie in de moderne tijd. Hij studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Utrecht met de specialisatie Moderne letterkunde. Zijn doctoraalscriptie schreef hij over de dichter P.N. van Eyck. Thomas Boeschoten (27) is masterstudent Nieuwe Media en Digitale Cultuur. Hij nam plaats in de commissie Cohen naar aanleiding van Foto: Rik Vangangelt Project X, doceert aan de UU en de UvA. De ambitieuze student zette het succesvolle onderzoeksproject Utrecht Data School op. DE GROTE MAN IN BIG DATA Door RIK VANGANGELT Er zijn veel sporen te vinden op internet, hoe goed afgeschermd je profielen ook mogen zijn. Maar door al die individuele gegevens ontstaan er ook collectieve data op internet. Thomas was tijdens zijn premaster aan de Universiteit Utrecht in zijn vrije tijd al bezig met het verzamelen en analyseren van die data. In die tijd was dat nog een vrij unieke tak van sport, waardoor Thomas kan worden gerekend tot een van de voorlopers van het onderzoek naar nieuwe media binnen Digital Humanities. Toen het ‘Facebookfeest’ Project X in 2012 uit de hand liep, verzamelde Thomas ter plekke gegevens uit digitale media, om die vervolgens samen te vatten en te analyseren. “Toen de commissie Cohen daar achter kwam, vroegen ze of ik dat bij hen zou kunnen presenteren. Naar aanleiding daarvan ben ik gevraagd om zitting te nemen in die commissie. Dat was een leerzame ervaring, zeker doordat andere leden van de commissie veel expertise hadden.” “De commissie Cohen vroeg me of ik mijn analyses wilde komen presenteren” Al voor zijn deelname aan de commissie sprong Thomas er als student uit. “Op basis van mijn cijfers en deelname aan de colleges werd ik gevraagd om in de bachelor Communicatie- en Informatiewetenschappen een eerstejaarsvak te geven. Daarna ben ik de cursus Utrecht Data School gaan geven. Ik miste namelijk het analyseren van Big Data in het onderwijs aan de faculteit Geesteswetenschappen in Utrecht, terwijl ze dat in Amsterdam bijvoorbeeld wel doen. Ik heb een voorstel gedaan om die school op te starten, en dat is gelukt doordat het gedeeltelijk gefinancierd werd door externe opdrachtgevers.” Big Data zijn enorme hoeveelheden aan digitale gegevens waar conclusies uit getrokken kunnen worden. In de cursus gaan studenten tien weken in teams voor de opdrachtgevers onderzoek doen. Unicef, het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de gemeente Utrecht kwamen al voorbij. In het voorjaar van 2014 gaat de samenwerking met Oxfam Novib en Lokaalmondiaal van start. “Je denkt na over wat je met de data van zo’n bedrijf kunt. Voor de gemeente Utrecht hebben we de stad online in kaart gebracht op basis van twitterdata. We konden Utrechters herkennen op basis van volgrelaties, zonder de geografische data te gebruiken.” “Het begrip valorisatie wordt tegenwoordig vaak gebruikt. Waar veel mensen over praten, zetten wij echt om in daden. Door middel van Big Data maken we een koppeling tussen onderwijs, wetenschap en praktijk. Het is vrij uniek wat wij doen, daardoor komen er ook leuke dingen uit voort. Bij de eerste editie van de Data School kregen twee studenten een baan aangeboden, de tweede leidde tot een publicatie.” Zichzelf en zijn eigen loopbaan beschrijft hij bescheiden: “Ik heb ook gewoon mijn leeftijd mee, dat werkt in mijn voordeel.” “We konden Utrechters herkennen op basis van volgrelaties op Twitter, zonder geografische gegevens” Dat zijn nevenactiviteiten voor studievertraging zorgen, neemt Thomas voor lief. “Het lastige als je een scriptie schrijft – en je het goed wilt doen – is dat je je alleen daarop moet concentreren. Ik denk dat het wel moet lukken, maar het vergt een discipline die ik niet heb. Elke keer als ik weet-ik-veel-waarvoor gevraagd word, vind ik dat leuk om te doen. Mijn scriptie komt nog wel.”
© Copyright 2024 ExpyDoc