Preek 13 april 2014 - Fonteinkerk Amersfoort

Fonteinkerk, 13 april 2014 (Palmzondag)
Lezingen: Jesaja 50:4-9 en Mattheüs 26:36-46
Twee monniken stonden in de rivier hun kleding te wassen. Opeens zagen zij een schorpioen
die aan het verdrinken was. Een van de monniken schepte het dier op en zette het op de oever.
Terwijl hij de schorpioen redde, stak deze hem. De monnik ging verder met het waswerk.
Opnieuw viel de schorpioen in het water. De monnik redde het dier voor de tweede maal, en
werd opnieuw gestoken. De andere monnik vroeg: “Vriend, waarom blijf je dat mormel
helpen, terwijl je weet dat het zijn aard is te steken?” “Omdat,” zei de eerste, “het helpen van
anderen in mijn aard ligt …”
Een filosoof heeft eens gezegd: “Ik geloof dat het essentiële van het leven de trouw is, aan
wat we geloven dat onze bestemming is…” Ik vermoed dat veel mensen in onze chaotische
samenleving zich dat weleens afvragen: “Wat is dan mijn bestemming, wat is het doel van
mijn bestaan?” En we kijken met bewondering en eerbied naar mensen die voor een bepaalde
bestemming gekozen hebben, en die daar alles voor over hebben, tot zelfs hun leven aan toe.
Als gymnasiast maakte ik kennis met de Griekse filosoof Socrates, die tussen 469 en 399 vóór
Christus in Athene leefde. Socrates was ervan overtuigd dat ieder mens het goede en het ware
kan kennen, omdat de enige bron van waarheid levend aanwezig is in ieder mens. En hij was
ervan overtuigd dat een mens die het goede kent, vanzelf ook het goede gaat doen. Hij voelde
het als zijn persoonlijke taak zijn medemensen deze overtuigingen bij te brengen, om hen op
die manier op het spoor van waarheid en goedheid te brengen. Hij maakte met zijn aanpak en
optreden ook vijanden, omdat hij in zijn gesprekken ook vooroordelen ontmaskerde en vaste
overtuigingen ter discussie stelde. Uiteindelijk werd hij door de autoriteiten van Athene
opgepakt. In de aanklacht stond: “Socrates bederft de jeugd, en gelooft niet in de goden waarin de stad gelooft…” Hij werd veroordeeld tot het drinken van een gifbeker. Het einde van
Socrates wordt door zijn leerling Plato in ontroerende zinnen beschreven. Tijdens zijn laatste
uren praat Socrates ontspannen met zijn vrienden; hij maakt zelfs grapjes met hen. Als de
gifbeker wordt binnengebracht, barsten de vrienden in tranen uit. Socrates troost hen, bedankt
hen en vraagt hun om op te houden met huilen. Zonder een spoor van angst of verdriet drinkt
hij de beker leeg, en wacht rustig op zijn einde. Hij leefde voor zijn overtuiging, en bleef tot
aan het einde trouw aan zijn bestemming.
Als jongen van 16 vond ik deze emotieloze houding van Socrates buitengewoon dapper en
stoer. Eigenlijk vond ik Socrates veel indrukwekkender dan Jezus; Jezus gaf óók zijn leven
voor zijn idealen en bestemming, maar was in Gethsemane toch wel erg bang en hulpeloos.
Jezus toonde zich afhankelijk van de steun van zijn leerlingen, en dat vond ik destijds toch
echt een teken van zwakte. Ik moet zeggen dat ik dat vandaag de dag radicaal anders bekijk.
Ik vind die stoere houding van Socrates onecht en krampachtig. Hij stelt zich onaantastbaar en
onkwetsbaar op, in elk geval onkwetsbaar voor zijn eigen emoties, en dat klopt gewoon niet.
Jezus heeft het lef om eerlijk te zijn: om te durven voelen wat een mens in zo’n situatie voelt.
Natúúrlijk is een mens bang voor het lijden, bang voor de dood. Die angst kun je wel wegduwen, maar dat is een vlucht voor de realiteit. Jezus durft in het hier en nu te blijven, en te
ondergaan wat er te ondergaan valt. Daarmee toont Hij zich kwetsbaar en menselijk, en dat
ervaar ik als nabijheid, en als een erkenning van mijn eigen kwetsbaarheid. Als Hij bang was
in die moeilijke uren, dan mag ik in mijn moeilijke uren óók bang zijn.
In 1961 verscheen het boek “Grundformen der Angst” van de psycholoog Fritz Riemann.
In dat boek beschrijft Riemann hoe ieder mens in zijn of haar leven voor vier grote opgaven
staat. Het leven vraagt van ons dat wij streven naar vrije individuele ontplooiing, maar ook
naar overgave in vol vertrouwen, naar vastheid en duurzaamheid, maar ook naar vernieuwing
en verandering. Deze vier opgaven staan met elkaar op gespannen voet, omdat ze balanceren
tussen tegenstrijdige behoeften: de behoefte aan onafhankelijkheid en die aan geborgenheid.
Deze spanning roept angst op, bij ieder mens in een andere vorm. Corresponderend met de
vier basisopgaven van het leven bestaan er vier basisvormen van de angst. De ene mens wil zo
onafhankelijk mogelijk zijn, omdat hij of zij bang is voor de overgave, voor het verloren gaan
van het “ik” in de relatie met de ander. Deze mens houdt anderen het liefst op een afstand. De
andere mens is juist erg bang voor eenzaamheid, voor verlaten worden en ongeborgen zijn, en
verlangt naar alles samen doen, alles samen beleven. Deze mens laat zich graag bemoederen,
of is juist erg heerszuchtig. Een derde is bang voor vergankelijkheid en sterfelijkheid, en wil
graag de veiligheid van het oude en vertrouwde. Deze mens heeft moeite met veranderingen,
met het nemen van beslissingen, verlangt vaak naar “vroeger”, en kan heel star en rechtlijnig
zijn. De vierde mens tenslotte is juist bang voor beperking en dwang, en verlangt naar een
leven vol vrijheid en spontane opwellingen. Deze mens is grillig, onvoorspelbaar, en vaak een
beetje theatraal. Deze vier basisvormen van de angst zitten stuk voor stuk in ons, waarbij er
altijd één de boventoon voert, afhankelijk van ons karakter. Te midden van deze vier angsten
zoekt ieder mens zich een weg door het leven heen. Een leven zonder angst is ondenkbaar.
Jezus in Gethsemane is bang, doodsbang. Hij is gegrepen door de doodsangst die alle andere
vormen van angst samenbalt en overstijgt. Hij staat voor de moeilijkste beslissing van zijn
leven: vluchten nu het nog kan, zijn roeping opgeven om zichzelf te redden, of zijn bestemming aanvaarden en zijn leven overgeven in Gods handen. Hij heeft in de loop van zijn leven
geleerd dat het zijn roeping is om de mensen vóór te gaan in liefde, en de mensen op te roepen
tot liefde, omdat God een God van liefde is. Deze roeping gaat Hem nu zijn leven kosten;
moet Hij ermee doorgaan? Jezus worstelt met zichzelf en met God. De onzekerheid brengt
angst met zich mee, een angst die pas verdwijnt op het moment dat Jezus zijn bestemming
aanvaardt, zich kan overgeven aan wat komen moet. Herkenbaar misschien: hoe vaak worstelen wij zèlf niet, met ons leven, met onszelf en met de verborgen Aanwezige? Ook wij kunnen
onze angsten pas de baas worden als we weten wie we zijn en waarvoor wij leven. Dan kun je
verder op je weg, desnoods tegen de stroom in.
Als wij denken aan mensen die op een bijzondere manier moedig zijn geweest (Socrates,
Gandhi, Hannie Schaft, Mandela, pater Frans van der Lugt), dan zijn wij geneigd hen op een
voetstuk te plaatsen. Daarbij lopen we het risico dat we hen zo groot maken, en daarmee zo op
een afstand houden, dat ze geen inspirerend voorbeeld meer kunnen zijn. De angst van Jezus
maakt Hem herkenbaar, menselijk. Moedige mensen zijn mensen zoals jij en ik; alleen slagen
zij erin het laatste woord niet aan hun angst te geven, niet terug te deinzen voor de gevolgen.
Zij hebben een doel, een bestemming gevonden die hun hartstocht wakker roept; ze weten wat
ze willen en wie ze zijn, ze hebben een zekere graad van echtheid, van authenticiteit bereikt.
Dáárin onderscheiden zij zich van de anderen.
Jezus wordt op zijn weg omringd door bange mensen. Als Hij op dat ezeltje de stad binnenrijdt, terwijl zijn leerlingen “Gezegend Hij die komt als koning” roepen, zeggen de Farizeeën
tegen Hem: “Meester, berisp uw leerlingen!” Waarschijnlijk zeggen ze dat uit angst voor de
Romeinen, die de hele situatie zouden kunnen opvatten als begin van een opstand. En in die
hof op de Olijfberg, waar de beslissende keuze moet worden gemaakt, vallen zijn leerlingen
in slaap, doodmoe van verdriet en angst. Zij zijn nog te onwetend en te onzeker om Jezus in
zijn vastberadenheid te kunnen volgen. Jezus blijft kiezen voor de weg van God, óók als Hem
dat zijn leven moet kosten. Omdat de weg van God te maken heeft met liefde voor de mensen.
En is de liefde niet het ultieme geneesmiddel tegen de angst? Zoals Johannes het zegt in een
van zijn brieven: “Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit.”
(I Joh. 4:18) Wie bij de Eeuwige blijft, blijft bij de liefde. Een mens die durft lief te hebben:
misschien is dat wel een werkelijk moedig mens…
Een filosoof heeft eens gezegd: “Ik geloof dat het essentiële van het leven de trouw is, aan
wat we geloven dat onze bestemming is…”