Preekschetsen bij 40 Dagen Delen De nieuwe de nieuwe veertigdagenkalender voor 2014 scheurkalender Lezen jullie de scheurkalender samen met de gemeente of met jullie kring? Dominee Jaap van der Windt de schreef mee aan de kalender en hij schreef voor ook speciaal voor kerken en kringen zes inleidingen. Als leidraad voor een veertigdagentijd. preek, overdenking of kringavond. Maak iets bijzonders van de veertigdagentijd voor Pasen. Bestel daarom vandaag nog de nieuwe scheurkalender van Tear: 40 dagen delen. Met voor elke dag een bijbelstukje en afwisselend handige tips, interessante weetjes of een cartoon van Willeke. Speciaal voor iedereen die meer van zichzelf wil delen met een ander. Leerzaam, prikkelend en leuk om te lezen. De kalender is bovendien bijna gratis. Per exemplaar betaal je slechts 3 euro voor de onkosten. Bestel ’m snel op tear.nl/kalender Preekschetsen bij de verschillende zondagen in de Veertigdagenkalender Van Oecumenisch leesrooster naar 40-dagenkalender Vooraf Bij de opzet van de kalender zijn de zondagen open gelaten. Strikt genomen horen die niet bij de veertigdagentijd en in eerdere kalenders van Tear hebben we daar ook geen rekening mee gehouden. Nu steeds vaker kerkelijke gemeentes in hun geheel de kalender gebruiken, hebben we bedacht dit jaar een eerste proef te doen met preekschetsen voor de zondagen, die passen bij de kalender door de week. Omdat veel kerken en ook de Nederlandse Zondagsschoolvereniging gebruik maken van het oecumenisch leesrooster heb ik geprobeerd met de tekstkeuze daarbij aan te sluiten. Hieronder zal ik proberen de thema’s van de verschillende weken van de kalender door te laten werken in de verkondiging op de verschillende zondagen. Het gaat niet om uitputtende exegeses van de verschillende tekstgedeeltes. Die zijn immers op heel veel plekken te vinden, en veel predikanten/voorgangers doen dat toch liever zelf. En de teksten van de verschillende dagen in de kalender staan vaak ook wat op zichzelf en laten zich niet allemaal meenemen naar de zondag. In deze schetsen gaat het vooral om het slaan van bruggetjes tussen de verkondiging op de zondagen en de thema’s van dagen door de week. Jaap van der Windt [email protected] De Veertigdagenkalender is een campagne van Tear. De preekschetsen zijn geschreven door Jaap van der Windt, predikant in Bolsward (PKN). Week 1 » Delen in het lichaam Zondag 9 maart 2014 Zoon van David, medelijden » Matteüs 20: 29-21: 9 Op deze eerste zondag van de Veertigdagentijd staat de intocht in Jeruzalem centraal. Vaak gaat de verkondiging dan over de koning op de ezel, de vorst in nederigheid. Maar als je de perikoop voor de verkondiging wat groter kiest, zie je ook iets anders gebeuren. In het laatste gedeelte van Matteüs 20 gaat het over de roep van de twee blinde mannen ‘Heer, Zoon van David, heb medelijden met ons.’ De lezing van de intocht eindigt met ‘Hosanna voor de Zoon van David’. Eigenlijk is hier sprake van een inclusie. De titel Zoon van David komt ook nog voor in 21: 15. Het is de rode draad in dit Bijbelgedeelte. Matteüs gebruikt de titel ‘zoon van David’ vaak in combinatie met de genezende kracht van Jezus. (Zie als parallel ook Mat. 9: 27ev. en Mat. 15: 22) Alleen in hst. 21: 9 lijkt de titel ook politieke betekenis te hebben. Het is heel mooi als we op deze zondag de titel zoon van David, niet alleen politiek laden, maar vanuit het slot van hst. 20 ook vullen vanuit het ‘medelijden’, het delen in de moeilijkheden. De triomftocht van Jezus is een moment op zijn lijdensweg en is daar niet los van te denken. De lijdensweg van Jezus is eigenlijk al in hst. 19: 1 begonnen (of al eerder bij de verheerlijking op de berg in hst. 17). Jezus gaat op weg vanuit Jericho, op naar Jeruzalem, zijn lijdensweg, samen met een grote groep pelgrims. Hij passeert twee blinden die hem aanroepen. Waar omstanders snauwen, daar blijft Jezus staan. In het kader van de Veertigdagenkalender kan er ruime aandacht besteed worden aan de tekst: Heer, heb medelijden met ons. En Jezus kreeg medelijden. Medelijden is een belangrijke drijfveer van Jezus, naast de lijdende mens staan, of knielen. Van Jezus staat diverse keren dat hij met ontferming bewogen wordt, een gevoel vanuit de buik. Ook de (Barmhartige Samaritaan) wordt met ontferming bewogen. Het past ook bij de zachtmoedigheid waarover gesproken wordt in hst. 21: 5. Het gebed ‘open onze ogen’ kan ook gemakkelijk door mensen gebeden worden die niets aan hun ogen mankeren. ‘Open mijn ogen voor het geloof, voor de nood om mij heen, voor uw leiding in mijn leven, voor de betekenis van uw lijden voor mij.’ Blindheid heeft hier natuurlijk een dubbele betekenis. De mensen die met Jezus meegaan, zelfs zijn leerlingen, zijn blind voor de lijdensweg die Jezus gaat. De omstanders gebruiken de titel ‘Zoon van David’ ook liever voor de bevrijder, dan voor de lijdende knecht van de Heer. Wie van de mensen die nu juichend achter de Heer aangaan, deelt uiteindelijk in het lijden en in de moeilijkheden van de Heer? Van de twee genezen blinden wordt gezegd dat zij de Heer volgen. Waar zijn zij gebleven? Zou Bartimeüs één van hen geweest zijn? (Marcus 10). Afgelopen week ging het in de kalender over delen in het lichaam: we spraken over het Heilig Avondmaal en Paulus’ klacht dat we het lichaam van Christus niet goed onderscheiden, als we blind zijn voor de nood van anderen aan dezelfde tafel, wereldwijd. Niet iedereen die ‘Zoon van David’ roept, ziet ook werkelijk de betekenis van Jezus. Komende week gaat het over delen in moeilijkheden. Jezus volgen is medelijden hebben met mensen die het moeilijk hebben, en er wat aan doen. De Veertigdagenkalender is een campagne van Tear. De preekschetsen zijn geschreven door Jaap van der Windt, predikant in Bolsward (PKN). Week 2 » Delen in de moeilijkheden Zondag 16 maart 2014 Zoon van David (2), overvloed » Matteüs 21: 10-17 Als Jezus de tempel binnengaat jaagt Hij de verkopers en geldwisselaars weg. Daar zitten twee kanten aan: een geestelijke kant, de tempel is een huis van eerbied en gebed. Maar er zit ook een economische kant aan: Als je uit Galilea kwam dan kon je niet je eigen offerdieren van huis meenemen. Dat was te ver. De dieren zouden te langzaam lopen en ook het gevaar lopen gewond te raken. Offerdieren moesten gaaf zijn en gezond. Je kon dus niet anders dan geld meenemen en het offerdier in Jeruzalem kopen. Maar de prijzen waren in Jeruzalem natuurlijk wel hoger en de verkopers verdienden er goed aan. Ook de geldwisselaars verdienden goed. In de tempel mocht niet het geld gebruikt worden met daarop de beeltenis van de keizer. Iedereen was dus verplicht zijn geld om te wisselen. Daar zat natuurlijk wel een marge op. De handel in de tempel legde de leiders van de tempel ook geen windeieren. Wellicht dat Jezus’ protest tegen deze handel een belangrijke aanleiding was voor de priesters om Hem uit de weg te willen ruimen. Geld en hebzucht zijn belangrijke drijfveren in het leven. Tussen vers 13 en 14 verandert de sfeer drastisch. Blinden en verlamden komen naar Jezus toe. Weer wordt de titel ‘zoon van David’ gebruikt in verband met genezingen. Terwijl juist van David gezegd wordt dat Hij een hartgrondige afkeer had van lammen en blinden (2 Sam. 5: 8). Dit was ook de reden waarom verlamden en blinden niet in de tempel mogen komen. In de tekst van vandaag staat juist dat de verlamden en blinden naar Jezus toekomen, om door Hem genezen te worden. Het is duidelijk dat er met Jezus voor hen een nieuwe tijd aanbreekt, iedereen mag delen in de overvloed die Jezus geeft. De genezing van de verlamden en blinden worden steeds genoemd als tekenen van het koninkrijk dat aanbreekt. De tekenen bewijzen dat Jezus de Messias is. Als Johannes de Doper door omstandigheden eraan twijfelt of Jezus nu echt wel de Messias is, geeft Jezus als antwoord: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’ (Mt. 11: 5, 6; 15: 30, 31/Jes. 42) De tempel is de plek waar God woont in het midden van zijn volk. Jezus laat heel duidelijk zien waar de prioriteit van God ligt. Niet bij de machthebbers, maar bij de zwakkeren. Niet bij de rovers, maar bij de berooiden. Symbolisch laat Jezus zien waar het in het nieuwe koninkrijk om begonnen is. De lammen en blinden mogen nu al delen in de overvloed van dat rijk. Dat bepaalt ons bij onze eigen eredienst. Is onze gemeente een plek waar de zwakkeren welkom zijn? Wie heeft het in ons leven voor het zeggen, ‘de dominee of de koopman’? De Veertigdagenkalender is een campagne van Tear. De preekschetsen zijn geschreven door Jaap van der Windt, predikant in Bolsward (PKN). Week 3 » Delen van de overvloed Zondag 23 maart 2014 De wil van de Vader doen » Matteüs 21: 28-46 De gelijkenis van de ‘onrechtvaardige pachters´ is de tweede van drie ‘polemische´ gelijkenissen waarvan we ook de eerste lazen. De vertellingen vinden plaats in de tempel, als verweer tegen de hogepriesters en oudsten, de machthebbers van die tijd, de groep die Jezus uiteindelijk ter dood veroordeelde. Ze gaan over de vraag: Wie doet de wil van God? Wat is het volk van God? De tekst in 21: 43 zet dit het meest op scherp, waar Gods volk zijn niet meer genetisch is, maar echt gekoppeld wordt aan de wil van de Vader. God wil gerechtigheid. Dat is waar Johannes de Doper het volk ook toe opriep. In de gelijkenis over de pachters worden er verschillende knechten naar de wijngaard gestuurd. Johannes is uiteraard te zien als een van hen. De heer van de wijngaard heeft de pachters een mooie wijngaard in handen gegeven en verwacht gerechtigheid. Door profeten roept hij de pachters op om vruchten te laten zien. (Jesaja 5: 1-7 klinkt hier natuurlijk door, maar ook profeten als Micha en Amos.) In de gelijkenis van de twee zoons ligt het accent duidelijk op het doen. Je kunt met de mond van alles zeggen en belijden, het gaat er om wat je doet. Een brug naar de thema’s van de kalender ligt in de verwijzing naar de hoeren en tollenaars die wel luisteren naar de oproep tot bekering van Johannes. Tussen de regels door lees je de klacht van de Joodse leiders tegen Jezus dat Hij omgaat met hoeren en tollenaars, zoals in Lucas 15 en in Mat. 9: 9-13 (de roeping van Matteüs zelf). De leiders van de tempel zagen dat de zondaren zich bekeerden, maar betrokken dit niet op zichzelf. In plaats van te delen in de vreugde over de bekering (Luc. 15 drie keer) en te delen in de bekering zelf, plaatsten zij zich buiten het koninkrijk, buiten het volk van God door niet te doen wat de Vader wil. ‘Johannes koos de weg van de gerechtigheid toen hij naar u toe kwam.’ In Matteüs speelt het woord ‘gerechtigheid’ een belangrijke rol. Het komt zeven keer voor. Het kan gebruikt worden als verzamelnaam voor de rechtvaardige daden die voortvloeien uit het geloof: aalmoezen geven, bidden en vasten (Mat. 6: 1), maar ook veel breder: de christelijke levenshouding, een gerichtheid op God in gehoorzaamheid (5: 6, 6: 33). Deze gerichtheid moet groter zijn dan die van de schriftgeleerden en farizeeën (5: 20). Daarbij moeten we niet denken aan kwantiteit, maar aan kwaliteit. Deze gerechtigheid is nodig om het koninkrijk van de hemel binnen te gaan (zie ook 6: 33). In de kerk wordt veel gesproken over gerechtigheid. Woorden als recht, rechtvaardigheid en gerechtigheid komen honderden keren in de Bijbel voor. En ook in de Psalmen en gezangen bezingen we voortdurend dat God eerlijk en rechtvaardig is, dat Hij opkomt voor de verdrukte mens en zorgt voor weduwen en wezen. Maar heel vaak spreken we er in de kerk op een geestelijke manier over: Gods gerechtigheid is dat Hij de mensen door het lijden en sterven van de Here Jezus vergeeft. Dat is waar, maar wat betekent dat voor ons rechtvaardig handelen in het dagelijks leven? Vaak kunnen we als gelovigen van een soort afstand kijken naar deze gelijkenissen. Maar met wie identificeren we ons? Met de zoon die doet wat de Vader wil, of zijn wij toch meer als de rentmeesters, pachters van de wijngaard? Geven we God alle eer? Laten we vruchten zien die Hij verwacht? Doen wij aan gerechtigheid? Verheugen wij ons over mensen die tot geloof komen? Werken we daar ook aan mee? Vaak rekenen we onszelf tot het ‘volk van God’ zonder daaraan de werken van gerechtigheid te koppelen. Natuurlijk leven we uit genade, en hangt onze redding niet af van onze werken, maar kunnen de daden uitblijven als we werkelijk de wil van de Vader willen doen. Ook kunnen we ons soms moeilijk voorstellen dat de genade van God zich ook uitstrekt naar ‘hoeren en tollenaars’ in onze eigen omgeving. Laat staan dat we delen in de vreugde als één van hen werkelijk de weg tot God vindt. De Veertigdagenkalender is een campagne van Tear. De preekschetsen zijn geschreven door Jaap van der Windt, predikant in Bolsward (PKN). Week 4 » Delen in de vreugde Zondag 30 maart 2014 Zoon van David (3), het koningschap » Matteüs 22: 34-46 Dat Jezus anders dacht dan farizeeën of sadduceeën was op zichzelf niet vreemd. Er waren geweldig veel verschillende inzichten binnen het jodendom in die tijd. Als we een groep moeten aanwijzen waar Jezus in zijn leer het dichtste bij stond, dan zijn dat de farizeeën. De sadduceeën erkenden alleen de eerste vijf boeken van Mozes als gezaghebbend en ontkenden het gezag van de profeten en geloofden (daardoor) ook niet in de opstanding. De farizeeën erkenden alle geschriften van ‘de Wet en de Profeten’ als gezaghebbend en geloofden wel in de opstanding, en hadden dat met Jezus gemeen. De discussies met de farizeeën zijn vaak wel fel, maar niet zo grimmig als met de leiders van de tempel. In vers 23-33 zijn het de sadduceeën die door Jezus op grond van teksten uit de Tora (hun eigen terrein) tot zwijgen worden gebracht. Nu is het weer de beurt aan de farizeeën die Jezus vragen naar het belangrijkste gebod in de wet. De vraag van de farizeeën is op zich een positieve vraag, maar de setting is dat niet. Zij stellen Jezus op de proef (als in 16: 1, 19: 3, een 22: 15ev.). Jezus geeft een samenvatting van de wet (als in Luc. 10 en Mat. 7: 12). Dit wordt door Paulus overgenomen in bijv. Rom. 13: 8-10. De vraag naar belangrijke en minder belangrijke geboden werd vaker gevoerd in het Jodendom, maar uitgangspunt was toch dat alle geboden even belangrijk waren. Deut. 6: 4-9 (uit het Shema) en Lev. 19: 18 spelen een gelijke rol. Uiteraard klinken alle voorschriften uit Leviticus 19 mee, waar uitgebreid over de relatie met de naaste gesproken wordt. Met een samenvatting, of een keuze voor ‘het grootste gebod’, wordt niet bedoeld dat ‘liefhebben’ de enige regel is die blijft staan. De liefde is het fundament van de omgang met de naaste. Daarin vinden de andere hun vervulling. Maar die andere geboden blijven voluit staan als richtlijnen voor het leven. De serie gesprekken worden afgesloten met een vraag die de Heer stelt. Weer komen we terug bij de titel ‘zoon van David’. Het was voor het jodendom vanzelfsprekend dat de Messias uit het geslacht van David zou voortkomen. Een zoon van David zou zitten op de troon. Een verwachting die we ook terug horen bij de leerlingen van Jezus, zelfs nog na Pasen, als zij vragen of Jezus spoedig het koningschap over Israël gaat herstellen (Hand. 1: 6). Het kan niet zo zijn dat Jezus door zijn vraag wil ontkennen dat de Messias afstamt van David. Het gaat er vooral om aan te geven dat het koningschap van de Messias niet een herhaling is van die van David. Het is niet David die zijn koningschap ‘overdraagt’ aan een opvolger, maar het koningschap van de Messias zal van een andere orde zijn. Het citaat van Psalm 110 is veelzeggend. Net zoals Melchisedek een priester is van een andere orde, waarvan de afkomst eigenlijk onduidelijk is, zo is ook het koningschap van de Messias van een andere orde. Let hierbij op Romeinen 1: 3-4: het evangelie over zijn Zoon, een mens voortgekomen uit het nageslacht van David, aangewezen als Zoon van God en door de heilige Geest bekleed met macht toen hij, Jezus Christus, onze Heer, opstond uit de dood. De titel Zoon van David is daarmee een misleidende titel. We zagen al dat het in Matteüs vooral gebruikt wordt in samenhang met genezingen en niet politiek. Maar we zien ook dat de omstanders de titel wel steeds politiek opvatten. De komende week gaan we stilstaan bij het deel hebben aan het koninkrijk. Daarbij gaat het niet om een koninkrijk van deze wereld, maar om de sfeer waarin Gods regels worden nageleefd. Het koninkrijk is gebaseerd op het grootste gebod. Het is het rijk waar de liefde alle geboden vervult. Het is het koninkrijk waar God regeert door genade en gerechtigheid. Zijn troon is een kruis, zijn kroon een doornenkroon. God en koningknecht. De Veertigdagenkalender is een campagne van Tear. De preekschetsen zijn geschreven door Jaap van der Windt, predikant in Bolsward (PKN). Week 5 » Deel hebben aan het koninkrijk Zondag 6 april 2014 Deel hebben aan Jezus » Matteüs 26: 31-35; 69-75; (Johannes 13: 6-10) Als Jezus met zijn leerlingen op weg is naar Getsemane, spreekt Hij er met zijn leerlingen over dat zij Hem in de steek zullen laten, maar tegelijkertijd kijkt Hij alweer over dat moment heen, zelfs over zijn lijden heen, naar zijn opstanding. Hij zal dezelfde leerlingen voorgaan naar Galilea. Wat als een verwijt zou kunnen klinken, ‘jullie zullen mij afvallen’, wordt omgezet in troostvolle woorden. Het afvallen van Jezus is ook aanstoot nemen aan Jezus. (Zie ook Mat. 11: 6.) Skandalizoo staat er in het Grieks. Alsof de leerlingen zich voor Hem zullen schamen. Het is het tegenovergestelde van in geloof aannemen. Het afvallen is niet zozeer vluchten om het vege lijf te redden, maar ook afstand nemen van Jezus omdat de leerlingen de zin en betekenis van het lijden niet zien, missen. Het is meer afwijzing, dan vluchten. Het gaat om ergernis, een steen des aanstoots. Het is zeker niet ‘delen in het lijden’ of ‘delen in het koninkrijk’. Het is er juist van vervreemd raken. Een lijdende Messias hoort niet in het plaatje van het koninkrijk, vandaar ook het citaat uit Zacharias 13, waar God de herder slaat. De rechter gaat zelf ten onder. In vers 32 kijkt de Heer al over Pasen heen, naar Galilea, hst. 28: 16-20. De kudde die uit elkaar geslagen is, wordt verzameld. Jezus gaat als een herder zijn kudde voor. De leerlingen blijven niet treuren bij een graf in Jeruzalem maar gaan de levende Heer achterna. Natuurlijk klinkt voor de lezer van Matteüs door dat Jezus zegt: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. (28: 18) Jezus spreekt over zijn koninkrijk, waar wij als zijn volgelingen deel van uitmaken en waar we mensen in kunnen uitnodigen door doop en onderwijs. In vers 33-35 staat Petrus weer centraal. Hij zal nooit aanstoot nemen aan Jezus, Hem nooit afvallen. Maar wat weet hij op dat moment van wat hen te wachten staat? Welke vragen kunnen mensen overvallen, in wat voor twijfel kun je terecht komen? Van het ene op het andere moment kunnen alle zekerheden wegvallen. Jezus kent Petrus en weet dat hij zijn grote woorden niet zal waarmaken. Jezus kent de gebrokenheid, de aanvechting, ons verlangen om te delen in het eeuwige leven en het koninkrijk, en onze zwakke houding als het erop aankomt. Ook in Johannes 13 wordt Petrus geschetst als radicaal in zijn uitspraken. Als de Heer hem zijn voeten wil wassen, weigert hij dit. Maar als de Heer zegt ‘je zult dan geen deel aan mij hebben’, wil hij dat de Heer zelfs zijn hoofd en handen wast. In de oudere vertalingen vertaling staat heel mooi ‘geen deel hebben aan mij’. Deel hebben aan Jezus, aan zijn koninkrijk, aan het eeuwige leven, hangt uiteindelijk niet af van onze trouw, van onze belijdenis, maar van wat Jezus voor ons gedaan heeft. Als het voor de leerlingen, die jaren met Jezus optrokken, al moeilijk is om te volgen tot het einde, te begrijpen waar het om gaat, en niet aanstoot te nemen aan Hem, hoe veel moeilijker is het voor ons? Natuurlijk weten wij van de opstanding, van eeuwig leven, maar toch. De woorden kunnen ook ver bij ons vandaan blijven. We kunnen wel spreken over deel hebben aan, maar toch op een afstand blijven. Ergernis speelt ook bij ons een rol. Wij kunnen ons ergeren aan medegelovigen, aan vroomheid, aan gemakkelijk antwoorden. Ergernis kan ons geloof in de weg staan. Het gebed om de Heilige Geest, om een rotsvast geloof en om doorzettingsvermogen past bij deze zondag. De Veertigdagenkalender is een campagne van Tear. De preekschetsen zijn geschreven door Jaap van der Windt, predikant in Bolsward (PKN). Week 6 » Delen in het eeuwige leven Zondag 13 april 2014 Getsemane » Matteüs 26: 36-46 Dit Bijbelgedeelte over het gebed van Jezus in Getsemane geeft ons heel indringend zicht op Jezus als mens. Als we ergens Jezus menselijk zien is het hier. Hij deelt in het lijden van de mens: verdriet, doodsangst, verlatenheid. Als we ergens zien dat Jezus het ‘godzijn heeft afgelegd’ en werkelijk mens is geworden, dan hier wel. Het gedeelte laat ook zien dat de leerlingen niet delen in het lijden van Jezus. Het Bijbelgedeelte wordt volledig verteld vanuit het oogpunt van de Heer. Historisch gezien moeten we ervan uitgaan dat Jezus hierover verteld heeft na de opstanding. Hij heeft verteld over zijn lijden, het lijden van de mensenzoon. Jezus had zijn gevangenneming gemakkelijk kunnen ontlopen door niet naar Getsemane te gaan. Dat doet Hij niet. Hij deelt bewust en opzettelijk in het lijden van de mens. God kent verdriet, doodsangst, verlatenheid, pijn en dood van binnenuit. Dit zou niet zo geweest zijn als Jezus zou zijn teruggeschrokken voor wat Hem te wachten stond. De drie leerlingen die met Jezus meegaan zeggen zelf dat zij bereid zijn te delen in het lijden van Jezus (Mat 20: 22 en 26: 35), maar zij vluchten wel als het erop aankomt. Zij zijn zelfs niet in staat Jezus te bemoedigen, laat staan het lijden met Hem te ondergaan. Jezus is ‘ten einde raad’, ‘lamgeslagen’, ‘dodelijk bedroefd’. De Zoon van God zoekt steun bij drie eenvoudige vissers, vrienden voor het leven, en vindt hen slapend. De Heer bidt. We zien Jezus niet alleen als mens, maar ook als mens in zijn relatie met God, zijn Vader. In het gevecht met zichzelf, in zijn angst zoekt Jezus steun bij God en Hij ontvangt dat. De Heer ontvangt niet wat Hij in zijn zwakheid bidt. Hij ontvangt wel de kracht om de wil van de Vader te doen. Het is de wil van God dat Hij deelt in het lijden van de mens, zodat de mens zal kunnen delen in de opstanding. Zo is onze God! Hij kent het menszijn dus van binnenuit. Laten we Hem dan ook steeds in onze gebeden zoeken en bij ons leven, ons lijden betrekken. Laten we de komende week bij Zijn lijden stilstaan en weten dat Hij het met ons deelt. Laten we bidden dat we niet blind zullen zijn voor de betekenis van zijn lijden en dat we zullen delen in zijn opstanding. Week 7 » Delen in lijden en opstanding Zondag 20 april 2014 Pasen » Deze zondag is het Pasen. Gisteren eindigde de veertigdagentijd. De Veertigdagenkalender is een campagne van Tear. De preekschetsen zijn geschreven door Jaap van der Windt, predikant in Bolsward (PKN).
© Copyright 2025 ExpyDoc