Preek over Johannes 7:37-39 op zondagmorgen 12 oktober 2014 de orde van dienst: zingen: Gezang 320:1,4 stil gebed votum en groet openingstekst ‘Hoe kostbaar is uw liefde, God! In de schaduw van uw vleugels schuilen de mensen, zij laven zich aan de overvloed van uw huis, U lest hun dorst met een stroom van vreugden, Want bij U is de bron van het leven, door uw licht zien wij licht.’ (Psalm 36:8-10) zingen: Psalm 68:9,12 wetslezing: vanuit Leviticus 19 (uit de Bijbel in Gewone Taal) zingen: Psalm 119:3 gebed om de verlichting met de Heilige Geest kinderlied: Evangelische Liedbundel 455 1 kindermoment Ik wil jullie vanmorgen iets laten zien. Wat zie je hier? Een soort hut, met mensen daarin. Het zijn Joodse mensen en ze hebben een hut gebouwd, een loofhut noem je die. Loof is een beetje een ouderwets woord voor bladeren. Kijk maar boven op die hut is het dak van bladeren. 2 Hier zie je hoe die wordt gebouwd. Zeven dagen wonen Joodse mensen in die loofhut, die ze bij hun huis hebben gebouwd. Daar zitten ze met elkaar. Ze hebben hem versierd van binnen. 3 En daar eten ze met elkaar. Ze zingen. Ze bidden. Ze danken God voor alles wat gegroeid en gebloeid heeft. Maar ze denken ook terug aan de tijd dat het volk Israël 40 jaar door de woestijn trok en ze in tentjes woonden. Ja, het is niet heel erg luxe in zo’n loofhut. Overdag kunnen de regendruppels er door komen en ’s avonds zie je de sterren er doorheen. Maar dat is ook goed, om gewoon eens een tijdje met minder genoegen te nemen en dicht bij God te zijn, die het laat regenen, die de sterren gemaakt heeft, die voor ons zorgt. Dat leren we van de Joden en hun Loofhuttenfeest. En dat leren we ook hier in de kerk en op kindernevendienst. Om telkens weer te beseffen: elke dag krijg ik van God. Het eten op mijn bord, alles waarmee ik kan leven: ik krijg het van God. En hoe klein ik ben, vergeleken bij Hem: Hij zorgt voor mij. Hij houdt van mij. Een goede kindernevendienst en tot straks. schriftlezingen: Jesaja 12 en Johannes 7:37-44 (in de NBG-vertaling) zingen: Gezang 242:2,7 tekstlezing: ‘En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.’ (Johannes 7:37-39) verkondiging Gemeente van Jezus Christus, Het is de zevende dag van Sukkot, oftewel het Loofhuttenfeest. Het is druk in de synagoge. Heel druk. Er zijn ook veel kinderen bij. Want bij het Loofhuttenfeest is zoveel te zien en te beleven. Er worden lofliederen gezongen. Op zo’n manier alsof men de troon van God wil bestormen met lofzang en dankliederen. 4 Dan worden door de rabbijn een aantal mensen uitgenodigd naar voren te komen. Ze hebben in hun hand de loelav: een plantenbundel, met een palmtak, twee mirtetakken en drie wilgentakken. In hun andere hand houden ze de etrog, een soort citrusvrucht. Men beweegt die loelavs in zes richtingen: de vier windrichtingen en omhoog en omlaag, want de Heer is de Koning van het heelal, van alles wat groeit en bloeit. Dan gaat de rabbijn zingend door de synagoge en de mensen volgen hem, zwaaiend met de takken en de vruchten in hun handen. Wanneer één ronde is gemaakt, nemen anderen de takken en de vruchten van hen over en gaan op hun beurt achter de rabbijn aan. Kleine kinderen op de arm van hun moeder, groteren aan de hand van hun vader. En ze zwaaien al die zes kanten op. Zeven keer wordt er zo’n ronde door de synagoge gemaakt. Wat een vrolijk gezicht. Wat een prachtige klanken. Wat een heerlijke geuren van de vruchten. Het is Sukkot, hét feest van het Jodendom! Die zevenvoudige rondgang door de synagoge doet denken aan hoe het Loofhuttenfeest oorspronkelijk in de tempel in Jeruzalem gevierd werd. Elke dag vond er een waterprocessie plaats. Eén van de priesters ging dan water scheppen met een gouden kruik uit de Siloamvijver. Hij bracht die kruik, tussen de rijen mensen door die langs de kant van de weg stonden, naar de tempel. De kruik werd dan leeggegoten bij het altaar. Op de laatste dag, de zevende dag, maakte de priester met die gouden kruik zelfs zeven rondjes rond het altaar. Dat was een hoogtepunt: drommen mensen waar hij tussendoor loopt. Ze zingen. Ze zijn blij. Er klinkt bazuingeschal. En er werd geciteerd o.a. uit die prachtige en veelzeggende tekst uit Jesaja 12 (we lazen ‘m ook): ‘dan zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen des heils.’ En daar klatert dat water uit de Siloamvijver neer bij het altaar. Precies op die dag en rond dat ceremonieel is Jezus ook in de tempel. En Hij laat van zich horen. En dat het opzienbarend is, blijkt al gelijk uit een paar details die de evangelist Johannes niet voor niets heeft genoteerd. Jezus stáát. Normaal zat een rabbi als hij ging leren, als hij begon te vertellen. Dat lezen we ook regelmatig over Jezus, als Hij bijvoorbeeld in de synagoge leerde, dat Hij dan zat. Maar nu staat Hij. 5 En vermeldt Johannes nog meer: ‘Hij riep’. Jezus verheft zijn stem. Hij schraapt niet z’n stem om het één en ander eens rustig uiteen te zetten. Nee, het is een heel sterk woord dat Johannes hier gebruikt. Je kunt het ook heel goed met ‘schreeuwen’ vertalen. Jezus roept heel luid, net als een marktkoopman die de aandacht op z’n waar wil vestigen. Zo roept Jezus luidkeels: ‘Als iemand dorst heeft, laat hij dan bij Mij komen en drinken!’ Alsof Hij zeggen eh roepen wil: ‘dat prachtige ceremonieel met dat water hier op het Loofhuttenfeest vindt z’n vervulling in Mij. Als je dorst hebt, kom maar bij Mij en drink.’ En zoals dat water bij dat altaar iets over Gods heil vertelde, over zijn vreugde en vrede, zo maakt Jezus duidelijk dat Hij dat allemaal te geven heeft. Als geen ander. Hij kan onze dorst lessen. En dat is geen letterlijke dorst. Dat voelen we wel aan. Nee, het gaat om onze levensdorst. Om dat diepe verlangen dat ieder mens heeft naar echte vervulling, naar blijvend geluk, naar werkelijk leven. Kijk, we kunnen die dorst proberen te lessen met van alles: met materiële zaken, met een prachtig huis, met een geweldig inkomen, met status, met een hele lijst aan prestaties, enz. enz., maar dat dat zijn geen echte dorstlessers zeg maar. Ze geven wel even voldoening, maar het blijft altijd knagen. Al snel is er weer dorst. Waardoor mensen rusteloos op zoek gaan naar nog meer van hetzelfde of juist iets anders: een nieuwe relatie, een andere uitdaging, een nieuwe kick. Maar de onrust, die dorst, blijft. Er kan er maar Eén die levensdorst, dat diepe verlangen naar echt leven, vervullen. Zoals Augustinus het zo raak zei: ‘ons hart is onrustig, totdat het rust vindt bij U.’ Die dorst zal blijven als we die buiten God, buiten Jezus om, proberen te lessen. Dat drinken bij Hem blijkt in het volgende vers, vers 38, een beeld te zijn voor geloven in Jezus: ‘Wie in Mij gelooft…’ En geloven is in de Bijbel, en zeker ook in het Johannesevangelie, nog wel iets anders dan geloven dat God bestaat of weten dat Jezus ooit voor je aan het kruis gestorven is. Dat is allemaal ook belangrijk. Maar geloven in Jezus is veel meer en allesbepalender. Het is een levende relatie met Hem hebben, je aan Hem toevertrouwen, niet zonder Hem kunnen, één met Hem zijn. Als je zo in Hem gelooft, aan Hem verbonden bent, dan zit daar een geweldige belofte aan vast, een groots gevolg: ‘dan zullen stromen van levend water uit je binnenste vloeien.’ Stromen of ‘rivieren’, zoals de Nieuwe Bijbelvertaling heeft. Is dat 6 groots of niet?! Zou daarom die priester op de laatste dag van het Loofhuttenfeest zeven keer om het altaar gaan? Zeven als getal van volheid! Bij God is volheid, is overvloed. Jezus geeft het niet druppelsgewijs, nee: stromen, rivieren. Van ‘levend water’, oftewel dat echte leven dat vervult, dat die diepe dorst lest, dat eeuwig is: eeuwig leven. Dat komt niet karig je leven binnen. Nee, in stromen! Het bruist, het golft, het klotst over de randen heen. Zo dus. Dat verzint Jezus niet zelf, met eerbied gezegd. Nee, dat zegt de Schrift, zegt Hij er expliciet bij. ‘O, maar waar kan ik dat vinden dan? Ik ken verder geen Bijbeltekst die dit zo zegt, dat als je in Jezus gelooft, dat dan stromen van levend water uit je zullen vloeien.’ Dat klopt. Maar Jezus bedoelt hier ook niet één specifieke tekst of zo. Nee, Hij doelt op het geheel van de Schrift. En dan blijkt het in de Bijbel juist vaak over rivieren te gaan, over stromen, over God die een overvloedige Bron is en ons leven wil vervullen. Die het wil laten stromen in ons leven. Zoals die woorden uit Jesaja 12 bijvoorbeeld zeggen, die op het Loofhuttenfeest bij dat waterceremonieel ook klonken: ‘Dan zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen des heils.’ Of een andere tekst bij Jesaja: ‘De HEER zal je verkwikken in dorre streken, hij maakt je botten sterk en krachtig. Je zult zijn als een goed bevloeide tuin, als een bron waarvan het water nooit opdroogt.’ Of wat dacht je van de geweldige visioen uit Ezechiël 47, waar de profeet een stroom ziet ontstaan vanonder het altaar in de tempel. Die stroom wordt steeds breder en dieper. Die maakt alles levend en vruchtbaar. Die stroom wordt zo diep dat de profeet er op een gegeven moment niet meer in lopen kan, maar moet gaan zwemmen. Zulke overvloed is er bij God. Ja, dat zegt de Schrift en Jezus zet er luidkeels een grote streep onder: ‘Kom bij Mij en drink ervan: stromen van levend water zullen uit je binnenste vloeien!’ U drinkt daar toch wel van? En jij? Of wil je die knagende dorst houden dan! En dat levende water missen? Dat levende water is geen stilstaand water. Nee het vloeit vanuit het binnenste naar buiten, verder. Die NBG-vertaling is trouwens wel een beetje al te keurig met ‘binnenste’. Datzelfde geldt voor de NBV, die het met ‘hart’ vertaalt. Weet u wat er letterlijk staat in het Grieks? ‘Buikholte’. De plek waar de spijsvertering plaatsvindt. Maar ook de plek waar de gevoelens huizen zeg maar. Ook die gevoelens waar je niet zo makkelijk over praat. Je seksuele gevoelens bijvoorbeeld. Maar ook hele 7 donkere gevoelens, dat ‘onderbuikgevoel.’ Kijk, ‘binnenste’ en ‘hart’, die vertalingen klinken naar de mooiste kamer van ons levenshuis, maar ‘buikholte’, dat klinkt veel meer naar het rommelhok of de kelder. Maar wat is het dan tegelijk niet geweldig dat juist daar Jezus met z’n levende water wil komen, zodat daar de rommel wordt opgeruimd, weggespoeld en het daar vandaan gaat stromen! Dat de Heilige Geest, want over Hem heeft Jezus het, z’n vernieuwende werk juist daar begint, dat dat de plek is waarvandaan het gaat stromen naar buiten toe. Zodat ook onze diepste gevoelens anders worden, onze seksualiteitsbeleving en alles. Verlang je daar niet naar, dat tot in de diepte van je bestaan, tot in verste uithoeken, het gaat bruisen, het gaat stromen en over de randen heengaat? Dat je vol wordt van God? Jezus belooft het. Dat vind ik zo mooi: als je in Hem gelooft, als je je aan Hem toevertrouwt, dan ontvang je de Heilige Geest en dan gaat het stromen. Misschien niet gelijk spectaculair, misschien meer op de manier als die stroom bij Ezechiël, steeds wat breder, dieper, ruimer. Dat is ook een proces, een hele tocht, die je leven lang duurt. Als je maar in die stroom stapt. Of in de taal van onze tekst: als je maar in Jezus gelooft, aan Hem verbonden blijft. Dan verandert er werkelijk iets. Dan verandert er alles. De Heilige Geest wil namelijk ook weer verder, naar buiten. Als je drinkt van Jezus zeg maar dan is dat niet als een spons, die alles opzuigt en voor zichzelf houdt. Nee, dan word je zelf ook een bron. Dat had Jezus drie hoofdstukken hiervoor al tegen de Samaritaanse vrouw gezegd: ‘het water dat Ik geef zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’ Mag ik u eens vragen: hoe is dat bij u? Bent u nu een spons of een bron? En jij? En hoe is dat als gemeente? Draait het daar vooral om consumeren of juist ook om distribueren, zoals ik ergens las? Ik denk dat dat wel een valkuil is, juist ook voor de kerk vandaag de dag: dat we in de kerk vooral op consumeren gericht zijn. Dat we het er graag goed hebben, fijne gevoelens krijgen, een warme dienst, een fijne preek. We zuigen het op. We zijn er even door geraakt, maar verder verandert er niet zo veel. Eigenlijk als een spons. Maar Jezus wil ons juist inschakelen voor zijn koninkrijk. Hij wil ons een bron maken, waar het gaat stromen, over de randen heen, naar buiten, naar anderen toe. Gelovigen zijn dus niet alleen mensen die drinken van het levende water, maar ook 8 weer laten drinken, van dat levende water. Maar waar merk je dat dan aan? Hoe komt dat levende water tot uiting? Hoe merk je dat iemand zo’n bron geworden is, dat die stroom van de Heilige Geest naar buiten komt, bij iemand persoonlijk en in de gemeente? Je merkt het aan een diepe vreugde. Vergeet niet dat Jezus deze woorden spreekt op het Loofhuttenfeest, een geweldig vreugdevol feest, met op die laatste dag die veelzeggende ceremonie met die waterprocessie. Wat een feest. Wat een blijdschap. Nou, die vindt z’n vervulling in Christus. Als je in Jezus gelooft, als je aan Hem verbonden blijft, dan komt er een ongekende vreugde in je leven. Kijk, hoe die geuit wordt, kan verschillend zijn. De één is extravert en de ander introvert. De ene gemeente is uitbundiger dan de andere. Maar, het is een diepe blijdschap en die zal te merken zijn, want je bent geen spons, maar een bron. Ik hoorde eens iemand zeggen, en dat was een oerdegelijke Gereformeerde Bonder: ‘ik zou wel met de Here Jezus kunnen dansen.’ Dat je zo verrukt over Hem bent, over hoe Hij je toch weer opzoekt, je opraapt zelfs, je vergeeft en je aan zijn hart drukt. Wie je in Hem mag zijn: een geliefd kind van God! Daar kun je toch niet over uit! Je zou wel met Hem kunnen dansen. Gemeente, wat hoop ik dat anderen dat aan ons merken. Die prachtige tekst uit één van de Psalmen: ‘dien de Heer met vreugde.’ Dat het in je tintelt, huppelt van zielenvreugd! Dat mensen dat merken hoe we straks de kerk uitkomen. Hoe we deze week ingaan en doorkomen. Dat die vreugde te proeven is. Die stroom van de Geest heeft ook alles te maken met de liefde. Paulus schrijft in één van zijn brieven: ‘de liefde van God is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest die ons gegeven is.’ Nou, dat klinkt ook niet naar een paar druppels of een ielig straaltje. Nee, die liefde is uitgestort. Dat klinkt naar een hele emmer bij wijze van spreken: geen ice-bucket, maar een love-bucket! En die liefde van God door de Heilige Geest wil dus verder stromen, naar anderen toe, allereerst naar God terug. Hem liefhebben met heel je hart en ziel en hoofd en handen. Maar ook de ander als jezelf. Dat zeg je natuurlijk heel makkelijk. Maar dat is elke keer weer een offer. Om die stroom niet te laten verstoppen. Door eigenliefde, door bepaalde zonden, door laksheid en traagheid. Die verstoppingen zullen we moeten belijden en ze laten opruimen, wegspoelen door Gods genade in Jezus Christus. En dan kan het weer stromen. Als je leeg wordt van jezelf, kun je vol worden van Gods Geest. Om zo lief 9 te hebben. En gelukkig mag je juist door zo te geven ook weer ontvangen. Ik maakte pas een ontroerend voorbeeld hier van mee. Iemand was op een punt gekomen in het leven dat ze zichzelf afvroeg: ‘Wat beteken ik nu, voor God, voor anderen? Leef ik niet erg op de automaat? En kan ik eigenlijk wel een verschil maken? Tot ze noodgedwongen mantelzorger werd voor iemand die het zelf niet meer redden kon. En nu is ze er elke dag voor diegene, met hart en ziel. ‘Is dat dan niet zwaar dan?’ vroeg ik. Ze keek me ietwat verbaasd aan: ‘Ach, diegene is zo dankbaar; hoe vaak ik niet een grote glimlach krijg! Nu mag ik echt iets betekenen en het maakt mij ook weer gelukkig. Ik dank God er elke dag voor.’ In plaats van een spons een bron van liefde en tegelijk dus ook weer ontvangen wat je van de ander krijgt. Want die stroom van de Heilige Geest is zo verrassend en verrijkend. Het is Loofhuttenfeest. Het bladerdak op de loofhut vertelt over onze kwetsbaarheid én afhankelijkheid. Net als de loofbomen zelf zijn wij afhankelijk van die Bron die God is. Pas als we bij Christus drinken, kunnen we ook anderen laten drinken. Pas als we bij dé Bron ons laven, kunnen we tot een bron worden. Ds. André Troost verwoordde dit als volgt, en daarmee wil ik eindigen: Mijn God, zo diep verborgen bron, verscholen in de schrale aarde, die liefde ongezien bewaarde, o, als ik U niet drinken kon, mijn stam was kaal en zonder twijgen, mijn taal verwaaid en vruchteloos, mijn hart zo leeg, mijn leven loos, mijn boom een boos en bitter zwijgen. Mijn God, onpeilbaar onder mij, hoe zou ik zonder U ontluiken om stil te spelen met de struiken die schuilen voor de storm bij mij? Hoe zou ik takken zien als tenten 10 en in de zomer zingen gaan als nieuw uw stroom mij recht deed staan: een loofhut, lachend naar de lente? Mijn God, hoe dorstig, dor en hol, mijn wortels bidden U naar boven en al mijn bladeren, zij loven uw bron! Ik zuig mij zingend vol, Mijn boom put hoop voor alle dagen, geloof – en liefde bovenal totdat de hemel oogsten zal wat uit de aarde is voldragen. Amen zingen: Evangelische Liedbundel 150 dankgebed en voorbede inzameling van de gaven slotlied: Psalm 118:10 zegen 11
© Copyright 2024 ExpyDoc