Vertrouwensoordelen over Nederlandse rechters

Universiteit Utrecht
Psychologie
Faculteit der Sociale Wetenschappen
Vertrouwensoordelen over Nederlandse rechters: De invloed van
de interviewer bij lager opgeleiden
Marianne Robijn
3498875
Masterthesis
Studierichting Sociale Psychologie
Faculteit Sociale Wetenschappen – Universiteit Utrecht
17 Juni 2014
Begeleider: mr. drs. Liesbeth Hulst (VU)
Tweede beoordelaar: prof. dr. Kees van den Bos
2
De macht binnen juridische autoriteiten in Nederland ligt bij hoger opgeleide burgers. Deze
situatie kan worden omschreven als de status quo van het juridische systeem. In dit
kwantitatieve veldexperiment en een tweede verdiepende kwalitatieve veldstudie naar
publieke legitimiteitsoordelen over Nederlandse rechters, wordt onderzocht of mensen anders
antwoorden tegenover een interviewster die al dan niet tot deze status quo behoort en welk
effect het opleidingsniveau van de respondent hierop heeft. Daarnaast wordt verkennend
onderzocht of de ongeremdheidsmanipulatie van Van den Bos en collega’s (2009) in
interactie met de maatschappelijke status van de interviewster, invloed heeft op de
legitimiteitsoordelen over de Nederlandse rechters. De belangrijkste bevinding van dit
onderzoek is dat mensen minder vertrouwen hebben in en lagere legitimiteit toekennen aan de
Nederlandse Rechters tegenover een interviewster die niet tot de status quo behoort, dan
tegenover een interviewster die wel tot de status quo behoort. Hierbij treed dit interviewer
effect van verminderd vertrouwen in de Nederlandse rechters het sterkst op bij lager
opgeleiden. Daarnaast werd gevonden dat lager opgeleiden negatievere legitimiteitsoordelen
over de Nederlandse rechters hebben dan hoger opgeleiden. De ongeremdheidsmanipulatie
bleek echter geen invloed te hebben. Wat de gevonden resultaten zouden kunnen betekenen
wordt besproken.
Vertrouwen van de burger in de overheid en de rechtelijke macht staat in onverminderde mate
in de belangstelling van zowel de politiek als de wetenschap. Vertrouwt de burger erop dat dat
de Nederlandse rechters en politici hun taken goed uitvoeren, beschouwt de Nederlandse
bevolking zijn juridische autoriteiten als legitiem? Binnen de sociaalwetenschappelijke
literatuur komt het belang van deze vragen keer op keer naar voren. Vertrouwen is echter
geen eenduidig begrip en kent vele verschillende definities (Vercruysse, 2010). Hier wordt
vertrouwen, naar voorbeeld van Van den Bos (2011), gedefinieerd als de overtuiging dat
anderen ons niet met opzet kwaad zullen aandoen, dat ze het goede met ons voor hebben en
indien mogelijk, oog hebben voor onze belangen (Sztompka, 1999). Binnen vertrouwen wordt
vaak onderscheid gemaakt tussen maatschappelijk vertrouwen en vertrouwen in de medemens
(Van den Bos, 2011). Maatschappelijk vertrouwen is verticaal georiënteerd en is gericht op
sociale, culturele, economische en politieke instanties van de maatschappij die boven de
burger geplaatst staan (Van den Bos, 2011; Dekker, Maas de Waal, & Van der Meer, 2004).
Sociaal vertrouwen is daarentegen meer horizontaal gericht op de gewone medemens in
leefomgeving van de burger (Van den Bos, 2011). Wanneer in dit paper wordt gesproken over
3
vertrouwen in de overheid en rechtspraak, is dit dan ook een vorm van maatschappelijk
vertrouwen.
Naast vertrouwen wordt ook veel onderzoek gedaan naar de (waargenomen)
legitimiteit van overheden en de rechterlijke macht. Legitimiteit is het geloof dat juridische
autoriteiten eerlijk, oprecht en juist handelen in het belang van de burger (Tyler, 2006).
Legitimiteit van een autoriteit kan voortkomen uit eerlijke procedures, goede resultaten of uit
het geloof dat de autoriteit fundamentele waarden en normen verdedigt (Sunshine & Tyler,
2003). Wanneer de bevolking een juridische autoriteit als meer legitiem beschouwt zal men
meer geneigd zijn om beslissingen van deze autoriteit te accepteren en te steunen (Tyler &
Huo, 2002; Tyler, 2006). Anders gezegd, legitimiteit kan worden gezien als een eigenschap
van een autoriteit of instelling die mensen het gevoel geeft dat deze instituties gerechtigd zijn
om gehoorzaamd te worden (Sunshine & Tyler, 2003). Dit heeft als voordeel dat de bevolking
zich makkelijker voegt naar de wetten en regels van de autoriteit, waardoor de autoriteit
effectiever haar taken kan uitvoeren (Tyler, 2006). Een zekere mate van legitimiteit is voor de
overheid en de rechterlijke macht dan ook noodzakelijk om goed te kunnen functioneren.
Diplomademocratie
De status quo, oftewel de huidige situatie, van de machtsverdeling binnen de juridische
autoriteiten in Nederland is dat hoger opgeleiden ‘de touwtjes in handen hebben’. Bovens en
Wille (2011) beschrijven dit fenomeen als de diplomademocratie: een democratie waarin
burgers meer politieke invloed hebben naar gelang hun opleidingsniveau, gemeten in termen
van hun hoogst behaalde diploma. Anders gezegd, in een diplomademocratie is de macht aan
de burgers met de hoogste diploma’s. Volgens de disaffectiehypothese (Nye, Zelikow, &
King, 1997), aangehaald in Bovens en Wille (2011), kan een gevolg hiervan zijn dat vooral
lager opgeleide burgers steeds minder vertrouwen hebben in de overheid en politiek. Dit
doordat men zich in toenemende mate uitgesloten voelt van politieke en maatschappelijke
participatie en men zich niet kan identificeren met de politiek bestuurlijke elite. Hierdoor
ontstaan de kans dat mensen met een lagere opleiding een diplomademocratie niet meer als
legitiem ervaren.
Dit blijkt ook uit kwantitatief onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau
(SCP) uit 2009 waarbij van alle sociaal demografische gegevens opleidingsniveau verreweg
het belangrijkste kenmerk is dat samenhangt met (on)tevredenheid over de maatschappij en
politiek. Lager opgeleiden zijn veel wantrouwiger en cynischer over politici dan hoger
opgeleiden (Bovens & Wille, 2011). Zij zien politici als praatjesmakers en zakkenvullers die
4
zich meer bekommeren om hun eigen belang dan om de belangen van de burger (Bovens &
Wille, 2011). Dit effect van opleidingsniveau wordt niet alleen gevonden bij onderzoek naar
de politiek maar is ook terug te zien binnen onderzoek van het SCP naar vertrouwen in de
rechterlijke macht. Hoe hoger de opleiding, hoe groter het vertrouwen in de rechter en het
Nederlandse rechtssysteem. (Dekker, Maas de Waal, & Van der Meer, 2004). Dit verband is
ook in andere landen als Zweden, Denenmarken, Verenigd Koninkrijk en België te vinden,
maar is nergens zo sterk als in Nederland. Volgens Dekker en collega’s (2004) zijn er
meerdere mogelijke verklaringen voor dit verband tussen opleiding en vertrouwen in het
rechtssysteem. Zo kan het zijn dat hoger opgeleiden wellicht beter gesocialiseerd zijn in de
Nederlandse staat en daardoor zich positiever uiten. Ook kan meespelen dat hoger opgeleiden
minder in aanraking komen met justitie dan lager opgeleiden. Tot slot kan het zijn dat hoger
opgeleiden zich beter kunnen identificeren met de, ook hoger opgeleide, juridische
autoriteiten dan lager opgeleiden.
Invloed van de interviewer
Om de wereld overzichtelijker te maken categoriseren mensen zichzelf en hun sociale
omgeving in verschillende groepen (Tajfel, 1978). Bij de indeling van deze groepen wordt één
van de meest basale scheidingen in de sociale wereld gemaakt: wij en zij. Hierbij wordt de
groep waartoe men zichzelf rekent (wij) de ingroup genoemd, de ander (zij) wordt de
outgroup genoemd (Tajfel, 1978). Hulst, Van den Bos, Akkermans en Lind (2014) hebben in
verschillende Nederlandse rechtbanken onderzoek gedaan naar de relatie tussen procedurele
rechtvaardigheid en vertrouwen in Nederlandse rechters, onder mensen die op een
rechtszitting moesten verschijnen in verband met hun faillissementsaanvraag. In deze
onderzoeksetting in de rechtbank kan worden verondersteld dat de verschillende in- en
outgroups vrij evident zijn. Enerzijds zijn er de hoger opgeleide rechters en advocaten die ‘de
macht in handen hebben’ en een juridische autoriteit zijn, anderzijds is er de burger die in
zekere mate ‘maar te luisteren heeft’ naar deze autoriteit. De outgroup van rechters en
advocaten kan in dit geval worden aangeduid als een representatie van de eerder genoemde
status quo die het rechtssysteem kent, maar ook terug te zien is bij de rest van de overheid,
waarbinnen hoger opgeleiden de dienst uit maken.
In de rechtbank studie van Hulst, Van den Bos en collega’s (2014) werden de
vragenlijsten afgenomen door hoger opgeleiden. De maatschappelijke status van de
onderzoekers zou door de deelnemers dan ook kunnen worden waargenomen als behorende
tot de status quo van het juridische systeem. Hierdoor ontstond tijdens het onderzoek een
5
nieuwe vraag: Reageert men anders op een onderzoeker die ogenschijnlijk tot de status quo
behoort en daarmee tot de outgroup, dan op een onderzoeker die dat niet doet en tot de
ingroup wordt gerekend? Anders gesteld, heeft de maatschappelijke status van de interviewer
invloed op de responsen van de participanten over de Nederlandse rechters? Deze vragen,
voortgekomen uit de ervaringen tijdens de rechtbankstudie (Hulst, Van den Bos et al, 2014),
zijn dan ook de aanleiding geweest voor het huidige onderzoek en voeren de hoofdtoon van
het hier gepresenteerde paper.
Ongeremdheid
In de hierboven genoemde rechtbankstudie van Hulst, Van den Bos en collega’s (2014) is
gebruik gemaakt van de ongeremdheidsmanipulatie van Van den Bos en collega’s (2009).
Met deze manipulatie wordt men herinnerd aan ongeremd gedrag in het verleden. Hierdoor
treedt er verminderde werking van het behavioral inhibition system (BIS) op wat vervolgens
kan leiden tot het vertonen van meer pro-sociaal gedrag en pro-sociale keuzes (Van den Bos,
Müller, & van Bussel, 2009). Voorbeelden hiervan zijn het sneller mensen te hulp schieten in
geval van nood, het uiten van ongenoegen over gunstige maar onverdiende uitkomsten, zich
meer aansluiten bij de ingroup en het meer conformeren aan de meningen van deze groep
(Van den Bos, Müller, & van Bussel, 2009; Van den Bos & Lind, 2013; Van den Bos et al,
2011). In de rechtbankstudie leidde deze ongeremdheidsmanipulatie bij participanten tot
negatievere en naar alle waarschijnlijkheid eerlijkere antwoorden op de vragenlijst, in
vergelijking tot participanten die niet ongeremd waren. De ongeremdheidsmanipulatie zal om
verkennende redenen dan ook worden toegepast in het huidige onderzoek.
Huidige studie
Het huidige onderzoek bouwt voornamelijk voort op de bevindingen van en nieuwe
vraagstukken uit, het rechtbankonderzoek van Hulst, Van den Bos en collega’s (2014). In
Studie 1, een kwantitatief veldexperiment, zal worden onderzocht of de maatschappelijke
status van de interviewster, al dan niet behorende tot de status quo van hoger opgeleiden
autoriteiten, invloed heeft op legitimiteitsoordelen over de Nederlandse rechters. Daarbij
wordt bekeken of en zo ja welk effect het opleidingsniveau van de participant hier op heeft.
Daarnaast word verkennend onderzocht of de ongeremdheidsmanipulatie van Van den Bos en
collega’s (2009) invloed heeft op de legitimiteitsoordelen over de Nederlandse rechters,
eventueel in interactie met de maatschappelijke status van de interviewster.
Legitimiteitsoordelen worden gemeten aan de hand van drie verschillende afhankelijke
6
variabelen, namelijk het vertrouwen in de Nederlandse rechters, de accuraatheid van de
Nederlandse rechters en het rapportcijfer voor de Nederlandse rechters. Een tweede
exploratieve kwalitatieve veldstudie zal worden uitgevoerd ter mogelijke verdieping en
verduidelijking van de gevonden resultaten uit Studie 1.
Verwacht werd dat men zich anders uit over de legitimiteit van de Nederlandse rechter
tegenover een interviewster die tot de status quo van het rechtssysteem behoort dan tegenover
een interviewster die niet tot de status quo behoort. Verwacht werd dat dit effect sterker is bij
lager opgeleiden dan bij hoger opgeleiden. Daarnaast werd op basis van eerder onderzoek van
het SCP (Bovens & Wille, 2011; Dekker, Maas de Waal, & Van der Meer, 2004) verwacht
dat over het algemeen lager opgeleiden negatievere legitimiteitsoordelen hebben over
Nederlandse rechters dan hoger opgeleiden1. Dit komt mogelijk doordat lager opgeleiden zich
minder goed kunnen identificeren met de Nederlandse rechters en zij zich achtergesteld
voelen in een maatschappij waar hoger opgeleiden de touwtjes in handen hebben (Bovens &
Wille, 2011; Dekker, Maas de Waal, & Van der Meer, 2004; Nye, Zelikow & King, 1997).
Tot slot werd verwacht dat mensen die herinnerd zijn aan ongeremd gedrag uit het verleden
en daardoor nu ongeremder zijn, minder sterk worden beïnvloed door de maatschappelijke
status van de interviewster dan mensen die wel geremd zijn.
Studie 1
Methoden
Participanten en Design
De deelnemers voor dit onderzoek zijn geworven onder het winkelende publiek in
winkelcentrum Overvecht, te Utrecht. Men werd op willekeurige wijze ingedeeld in één van
de vier condities van het in dit onderzoek gebruikte 2 (interviewer manipulatie: interviewster
behorende tot de status quo versus interviewster niet behorende tot de status quo) x 2
(ongeremdheid manipulatie: wel versus niet) x 3 (opleidingsniveau: laag versus midden
versus hoog) design. In totaal hebben 126 mensen geparticipeerd, waaronder 74 vrouwen en
52 mannen. De leeftijd van de deelnemers varieerde van 18 tot 83 jaar, met een gemiddelde
1 In de hypothesen betreffende opleidingsniveau
wordt alleen gesproken van lager- en hoger opgeleiden
en worden middelbaar opgeleiden niet genoemd. Er wordt namelijk verwacht dat deze groep zich tussen
de scores van de twee uiterste zal bevinden. Echter, in de analyses van de resultaten sectie zijn de scores
van middelbaar opgeleiden wel voor exploratieve doeleinden meegenomen.
7
leeftijd van 46.3 jaar (SD = 14.8). Het opleidingsniveau van de deelnemers was zeer
gevarieerd: Van de deelnemers heeft 31.7 % lager onderwijs (Lagere school/MAVO/LBO)
genoten, 25.4 % middelbaar onderwijs (HAVO/MBO) en 42.9 % hoger onderwijs
(VWO/HBO/Universiteit)2. De deelnemers waren overwegend van autochtone afkomst
(92.9%)3. Tot slot kan worden gemeld dat binnen de verschillende opleidingsgroepen 52.5 %
van de lager opgeleiden, 35.5 % van de middelbaar opgeleiden en 35.2 % van de hoger
opgeleiden participanten aangaven in het verleden persoonlijk te maken hebben gehad met
Nederlandse rechters. In totaal ging het hierbij om 51 deelnemers.
Procedure en Materialen
Bij het uitvoeren van het onderzochte 2 x 2 x 3 design is gebruik gemaakt van twee
verschillende manipulaties: De ongeremdheidsmanipulatie en de interviewer manipulatie. De
interviewer manipulatie werd ten uitvoer gebracht door de wijze waarop de interviewster
zichzelf zowel verbaal - in woordkeuze en coverstory - als fysiek - kleding en overige
uiterlijke kenmerken - presenteerde aan de participanten. Het doel van deze fysieke en verbale
manipulaties was de participanten te doen geloven dat de interviewster in de twee gebruikte
condities, tot verschillende groepen/klassen van de samenleving behoorde. In de status quo
conditie trachtte de interviewster te bewerkstelligen dat de deelnemers haar zouden
waarnemen als een persoon die tot de status quo van het rechtssysteem behoort, zoals
advocaten en rechters. In de controle conditie probeerde de interviewster het
tegenovergestelde te bereiken door juist niet in deze specifieke maatschappelijke groep van de
status quo geplaatst te worden, maar in die van de lagere klasse.
De concrete uitwerking van deze manipulatie was ten eerste terug te zien in het
uiterlijk van de interviewster. In de status quo conditie had de interviewster zich een formeel
uiterlijk aangemeten. Denk hierbij aan een rok, zwarte blazer, bril en parel oorbellen. In de
controle, meer informele, conditie droeg de interviewster gekleurde sportschoenen, een
spijkerbroek en een paars sportjack. Daarnaast werd deze informele style doorgevoerd in
andere uiterlijke kenmerken als veel make-up, roze nagellak, een gouden kettinkje en grote
oorringen. Zie bijlage 1 voor foto’s ter illustratie van beide condities.
De indeling van lager-, middelbaar- en hoger opleidingsniveau is gebaseerd op de indeling gehanteerd
door het Sociaal en Cultureel Planbureau (Bovens & Wille, 2011). Hierbij met als enige verschil de
categorisering van het VWO, welke door het SCP wordt ondergebracht bij middelbaar onderwijs maar in
het huidige onderzoek tot het hoger onderwijs wordt gerekend.
3 Afkomst van de participanten (autochtoon of allochtoon) is naar eigen inzicht genoteerd door de
interviewster. Mogelijk kan hierdoor het officiële percentage licht afwijken.
2
8
Ten tweede paste de interviewster haar taalgebruik en introductiepraatje, ook wel
coverstory genoemd, aan per conditie. Dit uitte zich als volgt: Passerende mensen in
winkelcentrum Overvecht werden door de interviewster aangesproken met de vraag of ze tijd
hadden om mee te doen aan een kort onderzoek. In de status quo conditie gebeurde dit op een
formele manier door het gebruik van ‘u’. In de controle conditie gebruikte de interviewster
daarentegen ‘je’ bij het aanspreken van mensen. Wanneer de respondent was overgehaald mee
te doen aan het onderzoek stelde de interviewster zich op verschillende wijze voor. In de
status quo conditie deed zij zich voor als Marie-Claire, een rechtenstudente van de
Universiteit van Utrecht die op dat moment haar afstudeerscriptie aan het schrijven was. Het
hoofddoel van haar scriptie was te onderzoeken wat de Nederlandse bevolking vind van de
Nederlandse rechtstaat. De interviewster vermelde dat zij dit een erg interessant onderwerp
vond omdat zij zelf rechten studeert, maar ook doordat haar beide ouders advocaat zijn, ‘het
zit in de familie’. In de controle conditie stelde de interviewster zich voor als Priscilla, een
scholier van het ROC, die de opleiding maatschappelijke dienstverlening volgde. Zij hielp
samen met een aantal anderen leerlingen een docent vragenlijsten te verzamelen voor een
opdracht: ‘Het is niet mijn vragenlijst, ik weet ook niet precies wat mijn docent er mee wilt
doen’. Zie voor de letterlijke gesproken tekst van beide condities bijlage 2.
Na deze introductie van de interviewster werd de participanten gevraagd een
vragenlijst in te vullen. Op de voorkant van de vragenlijst stond een introductietekst met een
korte samenvatting van het onderzoek. Deze introductieteksten kwamen zowel in taalgebruik
als inhoud overeen met de verschijning van de interviewster als Marie-Claire of Priscilla (zie
bijlage 3). Na het lezen van de introductietekst startte men met het invullen van de vragenlijst.
De voor dit onderzoek samengestelde vragenlijst bestond uit drie verschillende onderdelen.
Het eerste gedeelte van de vragenlijst was de ongeremdheidsmanipulatie, zoals gebruikt in
Van den Bos et al. (2009), waarbij men willekeurig de ongeremdheidsvragenlijst of de
controlevragenlijst kreeg toegewezen. In de ongeremdheidsconditie werd men de volgende
drie open vragen gesteld over hun gedachten en gevoelens omtrent een situatie waarin men
zonder remmingen heeft gehandeld: ‘Zou je hieronder, zo kort mogelijk, een situatie willen
beschrijven waarin je geen remmingen voelde?’, ‘Zou je hieronder, zo kort mogelijk, willen
omschrijven hoe je je gedroeg in die situatie zonder remmingen?’ en ‘Wil je hieronder, zo
kort mogelijk, beschrijven welke emoties je voelde toen je geen remmingen voelde?’. In de
controle conditie werd men drie open vragen gesteld naar hun gedachten en gevoelens zoals
ervaren op een normale dag in hun leven: ‘Zou je hieronder, zo kort mogelijk, een gewone
dag uit je leven willen beschrijven?’, ‘Zou je hieronder, zo kort mogelijk, willen omschrijven
9
hoe je je gedraagt op zo’n normale dag?’ en ‘Wil je hieronder, zo kort mogelijk, beschrijven
welke emoties je voelt op zo’n normale dag?’.
Vervolgens werd men in het tweede deel van de vragenlijst gevraagd de twintig items
van de Positief Affect en Negatief Affect Schaal, oftewel PANAS (Watson, Clark, &
Tellegen, 1988) in te vullen. De PANAS bestaat uit twee 10-items sub schalen, één als meting
van positief affect (PA), de ander als meting van negatief effect (NA). Beide schalen waren
betrouwbaar met respectievelijk α = .87 en α =.87. De PANAS was enerzijds toegevoegd aan
deze vragenlijst als fillertask, anderzijds kan de PANAS gebruikt worden als controle of de
ongeremdheidsmanipulatie niet een veroorzaker is van positief of negatief effect.
Het derde en laatste deel van de vragenlijst bestond uit 22 stellingen met betrekking tot
de legitimiteit van en het vertrouwen in (het werk van) de Nederlandse rechters (zie bijlage 4).
De items werden gescoord op een 7-punt schaal, met antwoorden variërend van 1 = helemaal
niet mee eens tot 7 = helemaal wel mee eens. Doordat dit een nieuwe vragenlijst was, kon van
te voren niet worden voorspeld welke stellingen en combinatie van stellingen tot betrouwbare
schalen zouden leiden. Tijdens de dataverwerking is gekozen voor het uitvoeren van een
factoranalyse, waaruit bleek welke stellingen bij elkaar een betrouwbare schaal vormde.
Uiteindelijk zijn aan de hand van deze factoranalyse negen van de 22 stellingen gekozen voor
het vormen van twee betrouwbare schalen, ofwel afhankelijke variabelen: vertrouwen in de
Nederlandse rechters en Accuraatheid van de Nederlandse rechters. De afhankelijke
variabele vertrouwen in de Nederlandse rechters bestond uit de volgende vijf items: 1) Ik heb
vertrouwen in het Nederlandse rechtssysteem, 2) Ik heb het gevoel dat de rechters in
Nederland te vertrouwen zijn, 3) Ik ben blij met de rechters in Nederland, 4) De Nederlandse
rechters beschermen de rechten van gewone mensen, 5) De Nederlandse rechters begrijpen de
problemen van gewone mensen. Hiervan zijn de eerste twee stellingen afkomstig uit Hulst,
Van den Bos en collega’s (2014), is de derde stelling zelf ontwikkeld en zijn de laatste twee
stellingen afgeleid van onderzoek door Tyler en Huo (2002). Een hogere score op de 7-punt
schaal betekent meer vertrouwen in de Nederlandse rechters (α = .92). De afhankelijke
variabele accuraatheid van de Nederlandse rechters, afgeleid van Tyler en Jackson (2014),
meet in welke mate men het eens is met de straffen die de Nederlandse rechters uitdelen. Deze
variabele is samengesteld uit de volgende vier stellingen: 1) Nederlandse rechters delen te
lage straffen uit aan zware criminelen, 2) Nederlandse rechters laten te veel criminelen lopen,
3) Nederlandse rechters houden onvoldoende rekening met de belangen van het slachtoffer, 4)
Nederlandse rechters maken te veel fouten. Deze stellingen zijn afkomstig uit en gebaseerd op
verslaggeving van het Sociaal en Cultureel Planbureau (Dekker, Maas de Waal, & Van der
10
Meer, 2004). In de dataverwerking zijn voor deze afhankelijke variabele de stellingen
omgescoord. Hierdoor betekent een hogere score op de 7-punt schaal meer waargenomen
accuraatheid van de door de Nederlandse rechters uitgesproken vonnissen (α = .83).
Naast de 22 stellingen kreeg men in dit gedeelte van de vragenlijst de mogelijkheid in
eigen woorden op te schrijven wat men vindt van/denkt over de Nederlandse rechters.
Daarnaast werd men gevraagd een rapportcijfer te geven tussen de 1 en de 10 voor de
Nederlandse rechters (welke later als derde afhankelijke variabele zal worden meegenomen in
de analyses) of men zelf in aanraking is geweest met Nederlandse rechters en zo ja, in welke
mate men dit heeft ervaren als positief (wederom gemeten op een 7-puntschaal, met 1=
helemaal niet en 7= helemaal wel). Ter afsluiting van de vragenlijst werden de participanten
gevraagd naar hun geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Voor geïnteresseerde participanten
was er daarnaast de mogelijkheid hun e-mailadres op te schrijven zodat zij na afronding van
het onderzoek geïnformeerd konden worden over de resultaten
Tot slot een kort overzicht van de procedure. Passerende mensen in winkelcentrum
Overvecht werden door de interviewster aangesproken met de vraag of zij tijd hadden om mee
te doen aan een kort onderzoek. Wanneer men hiermee instemde kon men plaatsnemen op een
bankje waarna de interviewster zichzelf met een kort introductiepraatje voorstelde als MarieClaire (status quo conditie) of Priscilla (controle conditie). Hiermee werd de interviewer
manipulatie ten uitvoer gebracht. De participanten werd verteld dat het invullen van de
vragenlijst een aantal minuten in beslag zou nemen, deze uit drie verschillende delen bestond
en anoniem zou worden verwerkt. Vervolgens kreeg men de in te vullen vragenlijst
toegereikt, waarbij de verschillende condities van de ongeremdheidmanipulatie (manipulatie
versus controle) willekeurig waren verdeeld. Tijdens het invullen van de vragenlijst bleef de
interviewster op gepaste afstand zodat de participant wel vragen kon stellen indien nodig,
maar deze niet het gevoel had dat de interviewster over de schouder mee keek naar de
antwoorden die werden ingevuld. Echter, belangrijk om te melden is dat een aantal
participanten zich niet in staat achtte de vragenlijst zelf in te vullen, bijvoorbeeld doordat men
geen leesbril bij zich had. Bij deze participanten is de vragenlijst mondeling afgenomen en
heeft de interviewster de antwoorden genoteerd. Men werd na het invullen van de vragenlijst
hartelijk bedankt voor de medewerking. Er werd geen verdere beloning uitgedeeld aan, of
verloot tussen de participanten. Ook vond er geen debriefing plaats aan de participanten, met
uitzondering van hen die hun e-mailadres hadden achtergelaten.
11
Resultaten
De resultaten zijn gepresenteerd in vier verschillende delen. Ten eerste volgt hieronder een
beschrijving van de analyses uitgevoerd met betrekking tot de afhankelijke variabele
vertrouwen in de Nederlandse rechters. Vervolgens wordt het zelfde gedaan voor de
afhankelijke variabele accuraatheid van de Nederlandse rechters en het rapportcijfer voor de
Nederlandse rechters. De resultatensectie wordt afgesloten met een correlatietabel van de
gevonden resultaten en een aantal overige kanttekeningen.
Vertrouwen in de Nederlandse rechters
Uit een multivariate analyse met een 3 (opleidingsniveau) x 2 (interviewer manipulatie)
design op de afhankelijke variabele vertrouwen in de Nederlandse rechters kwam een
hoofdeffect van opleidingsniveau naar voren met F(2, 120) = 10.13, p < .001, ηp2 = .14. Lager
opgeleiden scoorden het laagst op de gebruikte 7-puntschaal (M = 3.71, SD = 1.72), gevolgd
door middelbaar opgeleiden (M = 3.94, SD = 1.23) en hoger opgeleiden (M = 4.89, SD =
1.31). Na een post hoc Bonferroni test bleek dat de scores van lager opgeleide en middelbaar
opgeleide participanten significant lager waren dan de scores van de hoger opgeleide
participanten met respectievelijk Mdiff = 1.18, 95% CI [-1.86, .28], p < .001 en Mdiff = -.95,
95% CI [-1.67, -.22], p < .01. Tussen de scores van lager opgeleiden en middelbaar
opgeleiden werd geen significant verschil aangetoond, met Mdiff = -.24, 95% CI [-1.00, 53], p
> .05. Dit betekent dat laag- en middelbaar opgeleiden in vergelijking tot hoger opgeleiden,
maar niet tot elkaar, negatiever waren over het vertrouwen in de Nederlandse rechters.
Naast het hoofdeffect van opleidingsniveau trad een hoofdeffect van de interviewer
manipulatie op, met F(1, 120) = 7.71, p < .01, ηp2 = .06. Participanten in de status quo
conditie scoorden significant hoger op de gebruikte 7-puntschaal (M = 4.68, SD = 1.35) en
uitten zich dus positiever over het vertrouwen in de Nederlandse rechters dan de participanten
in de controle conditie (M = 3.88, SD = 1.58).
Behalve de significante hoofdeffecten van de interviewer manipulatie en
opleidingsniveau trad er een significant interactie-effect op tussen deze beide onafhankelijke
variabelen, met F(1, 120) = 6.97, p < .01, ηp2 = .10. Dit werd opgevolgd met een simple main
analyse, waaruit een simple main effect van lager opleidingsniveau bij de interviewer
manipulatie bleek op te treden, met F(1, 120) = 21.94, p < .001, ηp2 = .16. Lager opgeleiden in
de controle conditie (M = 2.72, SD = 1.5) scoorden significant lager op vertrouwen in de
Nederlandse rechters dan lager opgeleiden in de status quo conditie (M = 4.69, SD = 1.33).
12
Dit betekent dat lager opgeleiden ondervraagd door Priscilla, aangeven minder vertrouwen in
de Nederlandse rechters te hebben dan lager opgeleiden ondervraagd door Marie-Claire. Er
traden geen simple main effecten op van middelbaar- en hoger opleidingsniveau op de
interviewer manipulatie, met respectievelijk F(1, 120) = 0.23, p > .05, ηp2 = .00 en F(1, 120) =
0.73, p > .05, ηp2 = .01. Kortom, het verband tussen de onafhankelijke variabele interviewer
manipulatie en de afhankelijke variabele vertrouwen in de Nederlandse rechters wordt
gemodereerd door de onafhankelijke variabele opleidingsniveau. Zie figuur 1 en 2 voor een
Vertrouwen in de Nederlandse Rechters
weergave van deze resultaten.
5,5
5
4,5
4
Marie-Claire
3,5
Priscilla
3
2,5
2
Laag
Midden
Hoog
Opleidingsniveau
figuur 1: Vertrouwen in de Nederlandse rechters door lager-, middelbaar- en hoger opgeleiden
geïnterviewd door een onderzoeker die wel (Marie-Claire) dan niet (Priscilla) tot de status quo
behoorde. De foutbalken geven de standaard fouten van het gemiddelde weer.
Naast dit eerste design is er een 2 (ongeremdheid) x 2 (interviewer manipulatie) design
getest op de afhankelijke variabele vertrouwen in de Nederlandse rechters. Hieruit bleek
wederom dat er een significant hoofdeffect optrad voor de interviewer manipulatie, met F(1,
122) = 8.57, p < .01, ηp2 = .07. In de status quo conditie scoorden de participanten significant
hoger op vertrouwen in de Nederlandse rechters (M = 4.68, SD = 1.35) dan in de controle
conditie (M = 3.88, SD = 1.58). Dit betekent dat de participanten die ondervraagd werden
door Marie-Claire, positiever waren over het vertrouwen in de Nederlandse rechters, dan de
participanten die ondervraagd werden door Priscilla. Daarentegen werd er geen significant
hoofdeffect voor ongeremdheid, noch een significant interactie-effect tussen de
ongeremdheidsmanipulatie en de interviewer manipulatie gevonden, met respectievelijk F(1,
122) = 1.41, p > .05, ηp2 = .01, F(1, 122) = 0.20, p > .05, ηp2 = .00.
13
Ten slotte is met betrekking tot de afhankelijke variabele vertrouwen in de
Nederlandse rechters een variantie analyse uitgevoerd met de onafhankelijke variabele eigen
ervaring. Hierbij werd getoetst of er verschillen in scores bestonden tussen participanten die
wel of niet persoonlijk te maken hebben gehad met Nederlandse rechters. Dit bleek inderdaad
het geval te zijn met F (1, 123) = 5.06, p < .05, ηp2 = .04. Participanten die persoonlijk te
maken hebben gehad met Nederlandse rechters scoorden significant lager (M = 3.91, SD =
1.52) en zijn hiermee negatiever over het vertrouwen in de Nederlandse rechters, dan
participanten die niet met Nederlandse rechters te maken hebben gehad (M = 4.52, SD =
1.49). Ter navolging hiervan werd gekeken met behulp van een multivariate analyse of er een
interactie-effect op trad tussen eigen ervaring en de interviewer manipulatie. Dit bleek echter
Vertrouwen in de Nederlandse Rechters
niet het geval te zijn, met F (1, 124) = 0.09, p > .05, ηp2 = .00.
5,5
5
4,5
4
Opleidingsniveau
Laag
Midden
Hoog
3,5
3
2,5
2
Marie-Claire
Priscilla
Interviewer Manipulatie
Figuur 2: Interactie-effect van de onafhankelijke variabelen interviewer manipulatie en
opleidingsniveau op de afhankelijke variabele vertrouwen in de Nederlandse rechters. De
foutbalken geven de standaard fouten van het gemiddelde weer.
Accuraatheid van Nederlandse Rechters
Uit de multivariate analyse met een 3 (opleidingsniveau) x 2 (interviewer manipulatie) design
op de afhankelijke variabele accuraatheid van de Nederlandse rechters kwam een hoofdeffect
van opleidingsniveau naar voren met F(2, 119) = 7.81, p < .01, ηp2 = .16. Lager opgeleiden
scoorden het laagst op de gebruikte 7-puntschaal (M = 2.71, SD = 1.45) gevolgd door de
middelbaar opgeleiden (M = 3.24, SD = 1.27) en hoger opgeleiden (M = 3.93, SD = 1.55). Na
uitvoering van een post hoc Bonferroni test bleek dat de scores van lager opgeleiden
14
significant lager waren dan de scores van hoger opgeleiden, met Mdiff = -1.22, 95% CI [-1.96,
-.49], p < .001. Dit betekent dat participanten met een laag opleidingsniveau negatiever waren
over de accuraatheid van de Nederlandse rechters dan participanten met een hoog
opleidingsniveau. Zowel de scores van laag- als hoger opgeleiden verschilden niet significant
met de scores van middelbaar opgeleiden, met respectievelijk Mdiff = .55, 95% CI [-.30, 1.38],
p > .05, Mdiff = -.69, 95% CI [-1.48, .10], p > .05.
Naast het hoofdeffect van opleidingsniveau werd in deze analyse een hoofdeffect van
de interviewer manipulatie gevonden, met F(1, 119) = 2.43, p < .05, ηp2 = .04. Scores in de
status quo conditie waren significant hoger (M = 4.68, SD = 1.54) op de gebruikte 7puntschaal dan in de controle conditie (M = 3.06, SD = 1.49). Dit betekent dat de
participanten ondervraagd door Marie-Claire positiever waren over de wijze waarop de
Nederlandse rechters straffen dan de participanten die ondervraagd werden door Priscilla. Ten
slotte kan over deze analyse gemeld worden dat er geen significant interactie-effect optrad
tussen opleidingsniveau en de interviewer manipulatie met F(2, 119) = 0.00, p > .05, ηp2 =
.00.
Naast dit eerste design is er een 2 (ongeremdheid) x 2 (interviewer manipulatie) design
getest op de afhankelijke variabele accuraatheid van de Nederlandse rechters. Uit deze
analyse bleek wederom dat er een significant hoofdeffect optrad voor de interviewer
manipulatie, met F(1, 121) = 5.01, p < .05, ηp2 = .04. In de status quo conditie scoorden de
participanten significant hoger op accuraatheid van de Nederlandse rechters (M = 3.68, SD =
1.54 ) dan in de controle conditie (M = 3.01, SD = 1.49). Dit betekent dat de participanten die
ondervraagd werden door Marie-Claire, positiever zijn over de accuraatheid van de
Nederlandse rechters, dan de participanten die ondervraagd werden door Priscilla. Er werd
geen significant hoofdeffect van ongeremdheid aangetoond, met F(1, 121) = 0.10, p > .05, ηp2
= .00, noch een significant interactie-effect gevonden tussen de ongeremdheidsmanipulatie en
de interviewer manipulatie, met F(1, 121) = 0.09, p > .05, ηp2 = .00.
Afsluitend is ook voor de afhankelijke variabele accuraatheid van de Nederlandse
rechters een variantie analyse met de onafhankelijke variabele eigen ervaring uitgevoerd,
waarbij werd getoetst of er verschillen in scores bestonden tussen participanten die wel of niet
persoonlijk te maken hebben gehad met Nederlandse rechters. Dit bleek echter niet het geval
te zijn, er trad geen significant hoofdeffect op, met F(1, 123) = 1.27, p > .05, ηp2 = .01.
15
Rapportcijfer voor de Nederlandse Rechters
Uit een multivariate analyse met een 3 (opleidingsniveau) x 2 (interviewer manipulatie)
design op de afhankelijke variabele rapportcijfer voor de Nederlandse rechters kwam een
significant hoofdeffect van opleidingsniveau naar voren, met F(2, 114) = 4.82, p < .01, ηp2 =
.08. De groep lager opgeleiden scoorden, op een schaal van 1 tot 10, gemiddeld een 6.1 (SD =
1.94) voor de Nederlandse rechters. Zij gaven hiermee het laagste rapportcijfer voor de
Nederlandse rechters, kort daarop gevolgd door de groep middelbaar opgeleiden met een
gemiddelde van 6.2 (SD = 1.56). De groep hoger opgeleiden gaf met een gemiddelde van 7.1
(SD = 1.45) het hoogste rapportcijfer. Na een post hoc Bonferroni test bleek dat het
rapportcijfer gegeven door lager opgeleiden significant lager is dan het rapportcijfer gegeven
door hoger opgeleiden, met Mdiff = -1.02, 95% CI [-1.85, -.19], p < .05. Er trad geen
significant verschil op tussen de rapportcijfers van laag- en middelbaar opgeleiden, met Mdiff
= .16, 95% CI [-.80, 1.12], p > .05. Het gemiddelde rapportcijfer van middelbaar opgeleiden
verschilt echter marginaal significant van het gemiddelde rapportcijfer van hoger opgeleiden,
Mdiff = -.86, 95% CI [-1.78, .054], p < .075. Dit betekent dat laag- en middelbaar opgeleiden
in vergelijking tot hoger opgeleiden, maar niet tot elkaar, gemiddeld een lager rapportcijfer
gaven aan de Nederlandse rechters.
Naast het hoofdeffect van opleidingsniveau trad er bij deze analyse slechts een
marginaal significant hoofdeffect op voor de interviewer manipulatie, met F (1, 114) = 3.32, p
= .07, ηp2 = .02 In de status quo conditie gaf men een marginaal significant hoger
rapportcijfer voor de Nederlandse rechters (M = 6.88, SD = 1.34) dan in de controle conditie
(M = 6.17, SD = 1.96). Een interactie-effect tussen opleiding en de interviewer manipulatie
trad in deze analyse niet op, met F(2, 114) = 1.97, p > .14, ηp2 = .03.
Naast dit eerste design is er een 2 (ongeremdheid) x 2 (interviewer manipulatie) design
uitgevoerd op de afhankelijke variabele rapportcijfer. Hieruit bleek dat er een significant
hoofdeffect optrad voor de interviewer manipulatie, met F(1, 116) = 4.82, p < .05. ηp2 = .04.
In de status quo conditie gaf men een significant hoger rapport cijfer voor de rechters in
Nederland (M = 6.86, SD = 1.34) dan in de controle conditie (M = 6.17, SD = 1.96). Dit
betekent dat participanten geïnterviewd door Marie-Claire gemiddeld een hoger rapportcijfer
gaven, oftewel positiever waren over de Nederlandse Rechters dan participanten geïnterviewd
door Priscilla. Er werd geen significant hoofdeffect van de ongeremdheidsmanipulatie, noch
een significant interactie-effect tussen de ongeremdheidsmanipulatie en de interviewer
manipulatie gevonden, met respectievelijk F(1, 116) = 0.01, p > .05, ηp2 = .00 en F(1, 116) =
0.09, p > .05, ηp2 = .00.
16
Tot slot is ook voor de afhankelijke variabele rapportcijfer voor de Nederlandse
rechters een variantie analyse met de onafhankelijke variabele eigen ervaring uitgevoerd,
waarbij werd getoetst of er verschillen in scores bestonden tussen participanten die wel of niet
persoonlijk te maken hebben gehad met Nederlandse rechters. Dit bleek echter niet het geval
te zijn, er trad geen hoofdeffect op van eigen ervaring, met F(1, 118) = 0.50, p > .05, ηp2 =
.00.
Overig
De correlaties voor de eerder getoetste variabelen zijn terug te vinden in tabel 1. Hieruit
kwamen wederom de significante verbanden van opleidingsniveau en de interviewer
manipulatie met betrekking tot alle drie de afhankelijke variabelen, legitimiteit, accuraatheid
en rapportcijfer van de Nederlandse rechters naar voren.
Tabel 1
Correlaties (Pearson r) tussen de getoetste afhankelijke variabelen en onafhankelijke
variabelen
Ongeremdheid Manipulatie
Interviewer Manipulatie
Opleiding
Eigen Ervaring
Legitimiteit
.135
-.265**
.342***
.199*
Accuraatheid
-.004
-.203*
.345***
.101
Rapportcijfer
.035
-.208*
.264**
.065
Notitie. *p < .05; **p < .01; *** p < .001
Naast de bovengenoemde analyses zijn op alle drie de afhankelijke variabelen, legitimiteit,
accuraatheid en rapportcijfer variantie analyses uitgevoerd met geslacht als onafhankelijke
variabele. Geslacht bleek echter op geen enkele afhankelijke variabele een effect te hebben,
met Fs < .35, ps > .05, ηp2s < .00. Ten slotte kan worden vermeld dat vanwege het uitblijven
van effecten van de ongeremdheidsmanipulatie analyses van de PANAS, die ter controle van
deze manipulatie toegevoegd was aan de vragenlijst, buiten beschouwing zijn gelaten.
Studie 2
Methoden
Participanten en Design
Studie 2 was kwalitatief van aard en bestond uit het afnemen van half gestructureerde
interviews onder lager opgeleiden door een interviewster die niet tot de status quo van het
juridische systeem behoorde. Er is gekozen mensen te interviewen met een interviewster die
17
niet tot de status quo behoort omdat uit Studie 1 bleek dat lager opgeleiden negatiever, en dus
vermoedelijk oprechter, antwoord geven tegen deze persoon, ten opzichte van een
interviewster die wel tot de status quo behoort. De interviews hadden een tijdsduur variërend
van 4.00 tot 20.43 minuten. De deelnemers voor dit onderzoek zijn wederom geworven onder
het winkelende publiek in winkelcentrum Overvecht, te Utrecht. In totaal hebben elf mensen
geparticipeerd, waaronder 3 vrouwen en 8 mannen. De leeftijd van de deelnemers varieerde
van 41 tot 75 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 54.5 jaar (SD = 12.8). De deelnemers
hadden allen een laag opleidingsniveau (Lagere school/MAVO/LBO). Alle deelnemers waren
van autochtone afkomst. Ten slotte kan worden gemeld dat vier deelnemers aangaven in het
verleden persoonlijk te maken hebben gehad met Nederlandse rechters.
Procedure en Materialen
Passerende mensen in winkelcentrum Overvecht werden door de interviewster aangesproken
met de vraag of ze tijd hadden om mee te werken aan een kort interview met als onderwerp de
rechters in Nederland. De interviewster deed dit in de hoedanigheid van Priscilla, zoals eerder
beschreven in Studie 1. Nadat men aangaf mee te willen werken aan het interview werden
geslacht, leeftijd en opleidingsniveau van de potentiële deelnemer genoteerd. Wanneer op dit
punt in de procedure bleek dat de deelnemer middelbaar of hoger opgeleid was, werd er niet
gestart met het daadwerkelijke interview. De persoon in kwestie werd vriendelijk bedankt en
gemeld dat deze bij nader inzien toch niet tot de doelgroep van het onderzoek behoorde.
Wanneer de deelnemer wel lager opgeleid bleek te zijn werd deze om toestemming gevraagd
het gesprek op te mogen nemen met een geluidsrecorder. Dit zodat de interviewster op een
later moment de interviews in zijn geheel kon uittypen.
Vervolgens ging het interview van start, hierbij werd gebruik gemaakt van een half
gestructureerde interview opzet. Dit hield in dat de openingsvraag en een vijftal thema’s die in
het interview aan bod zouden komen van te voren waren vastgesteld. De openingsvraag
luidde: ‘Als ik zeg de Nederlandse rechters, waar denk jij dan aan?’. De van te voren
vastgestelde thema’s waren belangen burger vertegenwoordigd, andere groep, macht, invloed
en sociale wenselijkheid. Deze thema’s zijn gekozen opdat zij wellicht verduidelijking kunnen
geven over de onderliggen psychologische processen die ten grondslag liggen aan de
resultaten uit Studie 1. De exacte volgorde waarin deze thema’s werden besproken en de
verdiepende open vragen met betrekking tot deze thema’s, werden echter vastgesteld
afhankelijk van het verloop van het interview in combinatie met wat er uit voorgaande
interviews naar voren was gekomen. Dit laatste heeft er toe geleid dat er naast de 5 eerder
18
genoemde thema’s een zesde interview thema, genaamd straffen, is toegevoegd. Hieronder
worden de thema’s in chronologische volgorde, zoals deze in de meeste interviews aan bod
kwamen, verder besproken. De thema’s andere groep en sociale wenselijkheid waren echter
het meest van belang voor deze Studie.
In het thema straffen werd besproken in hoeverre men het eens is met de straffen die
de rechters uitdelen: Zijn deze te laag of te hoog? En zo ja, bij welk type delict vind men dit
vooral het geval? Dit thema werd toegevoegd doordat men in veel gevallen zelf over dit
onderwerp begon te vertellen naar aanleiding van de openingsvraag van het interview. Bij het
thema belangen burger vertegenwoordigd werd ingegaan op legitimiteitsoordelen over
Nederlandse rechters. De hierbij gestelde vragen waren afgeleid van de vragenlijst in Studie 1
en Tyler en Jackson (2014). Dit waren vragen als ‘Heeft u het gevoel dat de rechters de
belangen van de gewone burger, zoals u zelf, behartigen?’ en ‘Beschermen de rechters de
rechten van gewone mensen?’. Ook werd gevraagd of men het gevoel had dat bepaalde
groepen in de samenleving zoals rijken en/of hoger opgeleiden, maar ook allochtonen,
wellicht een hand boven het hoofd werd gehouden door de Nederlandse rechters. Met het
thema andere groep werd getracht te achterhalen of lager opgeleiden zichzelf expliciet in een
andere maatschappelijke groep plaatsen dan de Nederlandse rechters. Vragen die met
betrekking tot dit thema werden gesteld waren: ‘Kan jij je identificeren met de Nederlandse
rechters?’ en ‘Kunnen Nederlandse rechters tot jouw vriendengroep horen?’. Met het thema
macht werd aandacht besteed aan de vraag of men rechters ziet als mensen met een hogere
maatschappelijke status en macht, en zo ja of men dit terecht vind. Bij thema invloed werd
ingegaan op de vraag of men denkt zelf invloed te kunnen uitoefenen op de besluiten die door
rechters worden genomen. Met het laatste thema sociale wenselijkheid werd getracht te
achterhalen of het positiever antwoorden tegen iemand van de status quo (in Studie 1) een
impliciet of expliciet proces is. De vraag die hierbij gesteld werd was: ‘Als dit interview was
afgenomen door iemand van het rechtssysteem zoals een advocaat of rechter, had u dan
anders geantwoord?’. Ook werd gevraagd of men dacht anders te antwoorden wanneer zij
anoniem op internet een vragenlijst over dit onderwerp zouden invullen.
Ter afsluiting van het interview werd, mocht dit nog niet zijn besproken, gevraagd of
men in het verleden zelf ervaring heeft gehad met Nederlandse rechters, en zo ja of men hier
kort iets over wilde toelichten. Na afloop van het interview werd men vriendelijk bedankt
voor de medewerking. Ook bij deze studie werd er geen verdere beloning uitgedeeld aan, of
verloot tussen de participanten en was er wederom geen sprake van een debriefing.
19
Resultaten
Voordat de interviews werden geanalyseerd zijn deze eerst woordelijk uit getypt. Hierna kon
per interview de tekst worden onderverdeeld in de verschillende thema’s. Vervolgens werden
per thema de uitspraken van de verschillende participanten naast elkaar gelegd ter
vergelijking, waarbij vooral werd gekeken naar de overeenkomsten. In onderstaande
beschrijving wordt per thema het algemene beeld geschetst welke voortvloeit uit de
interviews. Daarbij ondersteunt door enkele quotes die de algemene terugkerende opinie het
beste beschrijven.
Thema 1: Straffen
Wanneer gevraagd werd waaraan men denkt bij de Nederlandse rechters had het antwoord
van de meerderheid (in)direct betrekking op de straffen die de rechters uitdelen: ‘soft’, ‘krom’,
‘slappe hap’ en ‘te lage straffen’. Wanneer verder op dit onderwerp werd ingegaan bleek dat
alle deelnemers het er unaniem over eens waren dat de straffen uitgedeeld door de
Nederlandse rechters te laag zijn. Men vond dit vooral het geval bij grotere geweldsdelicten,
maar ook het met de auto veroorzaken van een dodelijk ongeluk werd meermaals genoemd.
Thema 2: Belangen burger vertegenwoordigd
Op de vraag of de Nederlandse rechters opkomen voor de belangen van normale burger bleek
het antwoord over het algemeen ‘nee’. Dit komt in veel gevallen voort uit het gevoel dat
bepaalde groepen in de maatschappij, zoals rijken en hoger opgeleiden maar ook allochtonen
gemakkelijker onder hun straf uitkomen. Over rijken en hoger opgeleiden wordt gezegd dat
zij ‘toch allemaal een hand boven het hoofd worden gehouden, mensen die hoger in de
maatschappij staan worden minder gestraft, minder gauw en minder hard’ maar ook dat zij
‘beter dure advocaten kunnen betalen dan mensen die geen geld hebben, het wordt steeds
moeilijker je recht te halen als je geen geld hebt’. Over allochtonen werd meerdere malen
gezegd dat zij (positief) ‘gediscrimineerd worden’ en ‘gewoon naar het buitenland vluchten’.
Bij de deelnemers die niet het gevoel hadden dat één van deze, of beide groepen worden
voortgetrokken blijft het gevoel bestaan dat hun belangen niet worden behartigd door de
Nederlandse rechters. Als dit wel het geval was dan zouden namelijk ‘de straffen wel hoger
zijn geweest’.
20
Thema 3: Andere groep
Men kon zich, op één participant na, niet identificeren met de Nederlandse Rechters. De
voornaamste reden hiertoe was dat de Nederlandse rechters hoog opgeleid zijn: ‘zij zijn hoger
opgeleid en ik niet’ en ‘zij hebben toch een bepaald opleidingsniveau dat boven mijn kennis
gaat’. Vaak werden de Nederlandse rechters als een andere groep mensen beschouwd die
‘hoger in de maatschappij’ staan. Men zag zichzelf dan ook niet snel vrienden zijn met de
Nederlandse rechters ‘rechters gaan toch met andere mensen om’, ‘hebben der eigen
kennissenkring’ en ‘hoger opgeleiden mensen zoeken elkaar toch een beetje op, hebben
dezelfde uitgaans- en eetgelegenheden en sociale bezigheden’.
Thema 4: Macht
Wanneer de participanten werd gevraagd of zij de Nederlandse rechters als een hoger staande
autoriteit beschouwde antwoordde men hierop instemmend ‘ja, dat lijkt me wel ja’ en ‘ze zijn
ook hoog’. Men had over het algemeen geen problemen met het feit dat rechters meer macht
hebben, immers ‘je hebt ze toch nodig’, ‘er moet toch één persoon beslissen’. Daarbij speelde
het feit dat Nederlandse rechters ‘er voor geleerd hebben’ een belangrijke rol. Ondanks dat
men het in het algemeen instemt met de hogere functie die rechters vervullen en de macht die
hiermee gepaard gaat wordt wel meerdere malen opgemerkt dat dit alleen zo is als ze ‘de
straffen goed uitdelen’, en zoals eerder besproken, is men het daar lang niet altijd mee eens.
Zoals één van de participanten zei: ‘Ja het is wel goed dat dat er is, maar doen ze het ook
goed? En dat is in sommige zaken niet zo’.
Thema 5: Invloed
Op de vraag of participanten invloed denken te kunnen uitoefenen op de beslissingen die de
Nederlandse rechters nemen wordt unaniem gezegd ‘nee’, ‘kan je weinig aan doen’, immers
‘je moet er voor hebben geleerd’. Wel wordt er een aantal keer geopperd dat ondanks dat je
alleen niets kan veranderen, dat wellicht wel mogelijk is ‘met zijn allen’ en ‘dan moet je op de
goede partij stemmen’. Al lijken de mensen die dit benoemen ook daar sceptisch over te zijn,
‘niemand zit er achter aan, ze maken der eigen druk om de bezuinigingen, ze moeten alles
duurder maken, maar niet om zulke dingen’. Daarbij komt dat een groot aantal participanten
in de interviews hun ongenoegen met betrekking tot de politiek laat doorschemeren.
21
Thema 6: Sociale wenselijkheid
Op de vraag of men anders had geantwoord, positiever of negatiever, als de interviewster een
advocaat was geweest was het antwoord bij alle participanten, zonder enige aarzeling,
steevast ‘Hetzelfde’, ‘ik geef altijd mijn mening, maakt niet uit tegen wie’. Ook wanneer men
hypothetisch een anonieme vragenlijst op het internet zou hebben ingevuld in plaats van een
interview te hebben gedaan, luidde het antwoord unaniem dat men ‘gewoon hetzelfde’ zou
hebben geantwoord.
Algemene Discussie en Conclusie
Het doel van dit onderzoek was te achterhalen of de maatschappelijke status van de
interviewster, al dan niet behorende tot de status quo, invloed heeft op legitimiteitsoordelen
over de Nederlandse rechters, en zo ja of dit effect gemodereerd wordt door het
opleidingsniveau van de participanten. Daarnaast werd verkennend onderzocht of de
ongeremdheidsmanipulatie van Van den Bos en collega’s (2009) invloed heeft op de
legitimiteitsoordelen over de Nederlandse rechters, eventueel in interactie met de
maatschappelijke status van de interviewster. Deze zaken werden onderzocht door een
kwantitatief veldexperiment, opgevolgd door een tweede exploratieve kwalitatieve veldstudie.
Verwacht werd dat participanten zich anders uiten over de legitimiteit van de
Nederlandse rechters tegenover een interviewster die tot de status quo van het rechtssysteem
behoort, in dit onderzoek Marie-Claire, dan tegenover een interviewster die expliciet niet tot
de status quo behoort, hier Priscilla. Deze verwachting gold voornamelijk voor lager
opgeleiden. Daarnaast werd op basis van eerder onderzoek (Bovens & Wille, 2011; Dekker,
Maas de Waal & Van der Meer, 2004) verwacht dat lager opgeleiden ten opzichte van hoger
opgeleiden in het algemeen negatievere legitimiteitsoordelen hebben over de Nederlandse
rechters. Tot slot werd verwacht dat mensen die herinnerd zijn aan ongeremd gedrag uit het
verleden daardoor nu ongeremder zijn en minder sterk worden beïnvloed door de
maatschappelijke status van de interviewster, dan mensen die wel geremd zijn.
De resultaten van Studie 1 bevestigden deels de verwachtingen omtrent de interviewer
manipulatie en het opleidingsniveau. Op de afhankelijke variabele vertrouwen in de
Nederlandse rechter bleek een interactie-effect op te treden tussen de interviewer manipulatie
en opleidingsniveau: lager opgeleiden gaven bij Priscilla aan minder vertrouwen te hebben in
de Nederlandse rechters dan tegenover Marie-Claire, terwijl bij hoger opgeleiden de
22
maatschappelijke status van de interviewster geen verschil in vertrouwensscores veroorzaakte.
Dit interactie-effect tussen de interviewer manipulatie en opleidingsniveau trad echter niet op
voor de afhankelijke variabelen accuraatheid van de Nederlandse rechters en rapportcijfer
voor de Nederlandse rechters.
Wel werden op alle drie de afhankelijke variabelen vertrouwen in, accuraatheid van
en rapportcijfer voor de Nederlandse rechters hoofdeffecten gevonden van zowel
opleidingsniveau als de interviewer manipulatie. Lager opgeleiden scoorden op alle drie de
afhankelijke variabelen lager dan hoger opgeleiden, oftewel hadden een negatiever
legitimiteitsoordeel over de Nederlandse rechters. Daarnaast bleek dat participanten op alle
drie de afhankelijke variabelen tegenover Marie-Claire hoger scoorden en dus positiever
oordeelden over de Nederlandse rechters, dan tegenover Priscilla. Afsluitend kan worden
gemeld dat de ongeremdheidsmanipulatie, in tegenstelling tot wat werd verwacht, op geen
enkele afhankelijke variabele een significant effect had. Noch was er sprake van een
interactie-effect tussen de ongeremdheidsmanipulatie en de interviewer manipulatie.
Het uitblijven van effecten van de ongeremdheidsmanipulatie komt vermoedelijk
doordat de deelnemers uit het huidige onderzoek over het algemeen minder of zelfs niet
geremd zullen zijn geweest, in tegenstelling tot de deelnemers in de rechtbankstudie (Hulst,
Van den Bos et al., 2014). In de rechtbank studie bevonden de deelnemers zich in een
omgeving waarin geremdheid een rol bleek te spelen (Hulst, Van den Bos et al., 2014). Dit
omdat in een rechtszaak veel op het spel kan staan, waardoor rechtszoekende proberen te
begrijpen wat er in die situatie aan de hand is. In het huidige onderzoek waren de deelnemers
aan het winkelen, een meer ontspannen activiteit waarin er minder aanleiding is om de situatie
om zich heen te interpreteren. Er waren hierdoor minder contextuele remmingen zoals in het
rechtbank onderzoek die ‘ongedaan’ gemaakt moesten worden met behulp van de
ongeremdheidsmanipulatie: vermoed wordt dat men al ‘ongeremd’ was.
Een mogelijke verklaring voor het gegeven dat lager opgeleiden negatievere
legitimiteitsoordelen over de Nederlandse rechters hanteren dan hoger opgeleiden kan zijn dat
lager opgeleiden zich niet kunnen identificeren met de Nederlandse rechters en zich hierdoor
minder goed gerepresenteerd voelen (Nye, Zelikow & King, 1997). Dit komt ook naar voren
in de kwalitatieve interviews onder lager opgeleiden uit studie 2, waarin men inderdaad
aangeeft zich niet te kunnen identificeren met de Nederlandse rechters. Daarnaast blijkt uit
deze interviews dat een gedeelte van de lager opgeleiden het gevoel heeft dat rijke en
hoogopgeleide burgers gemakkelijker onder straffen uitkomen dan de ‘normale’ burger, zoals
zijzelf. Onder andere hierdoor heeft men het gevoel dat de belangen van de gewone burger
23
niet goed worden behartigd door de Nederlandse rechters. Aannemelijk is dat hoger
opgeleiden doordat zij zelf tot de groep van rijkere en hoger opgeleide burgers behoren dit
vooroordeel minder hebben. Ook zullen hoger opgeleiden zich hoogstwaarschijnlijk beter
kunnen identificeren met de Nederlandse rechters. Wanneer dit het geval is, zal men een
autoriteit als meer legitiem ervaren (Tyler, 2006).
Dekker en collega’s dragen in een rapport van het SCP aan dat een tweede mogelijke
verklaring voor het gevonden opleidingseffect kan zijn dat lager opgeleiden vaker in
aanraking komen met justitie dan hoger opgeleiden. Dit wordt ondersteund door de gegevens
uit het huidige onderzoek. Onder lager opgeleiden ligt het percentage participanten dat in
aanraking is geweest met de Nederlandse rechters op 52.5%, terwijl dit percentage voor hoger
opgeleiden slecht 35.2% is. Daarnaast komt in het huidige onderzoek naar voren dat mensen
die persoonlijk in aanraking zijn geweest met de Nederlandse rechters minder vertrouwen
hebben in de Nederlandse rechters ten opzichte van mensen die deze persoonlijke ervaring
niet hebben.
De verwachting dat mensen tegenover een interviewster behorende tot de status quo
anders (positiever) oordelen over de rechters in Nederland dan tegenover een interviewster die
niet tot de status quo behoort en dat dit effect voornamelijk optrad bij lager opgeleiden is
bevestigd in Studie 1. Deze of sterk hieraan gerelateerde bevindingen zijn door mij in de
huidige gepubliceerde sociaalpsychologische onderzoeksliteratuur niet terug gevonden en zijn
dus waarschijnlijk nog niet eerder onderzocht of besproken. Dit maakt het dan ook lastig om
de exacte onderliggende redenen en sociaal psychologische processen die tot dit effect leiden
te achterhalen. Ook de verkennende opzet van het recente onderzoek zelf was hier maar deels
toereikend voor vanwege de beperkte tijdsduur die er stond voor deze juist tijdsintensieve
veldstudie. Op de volgende vragen naar aanleiding van het huidige onderzoek, kan op dit
moment dan ook slechts gedeeltelijk antwoord worden gegeven: Waardoor wordt dit effect
veroorzaakt, zijn dit bewuste of onbewuste processen, hoe komt het dat dit effect
voornamelijk optreed bij lager opgeleiden en wat zijn nu de eigenlijk ‘werkelijke’ meningen
van de burger over de rechters in Nederland, de meer positieve tegenover Marie-Claire, of de
meer negatieve tegenover Priscilla?
Zowel het feit dat mensen tegenover Priscilla negatiever waren over de Nederlandse
rechters dan tegenover Marie-Claire, als dat dit effect vooral bij lager opgeleiden optrad heeft
mogelijk te maken met een in- en outgroup effect. Namelijk vooral lager opgeleiden zullen
Marie-Claire tot hun outgroup rekenen in tegenstelling tot hoger opgeleiden. Lager
opgeleiden kunnen zich waarschijnlijk slechter identificeren met de studerende, uit een hoger
24
milieu afkomstige Marie-Claire dan hoger opgeleiden die net zoals Marie-Claire ook
gestudeerd hebben. Verondersteld wordt dat lager opgeleiden Marie-Claire dan ook tot de
outgroup bestempelen van tot de status quo behorende juridische systeem in tegen stelling tot
hoger opgeleiden die Marie-Claire tot hun ingroup zullen rekenen. Priscilla zal daarentegen
door lager opgeleiden sneller tot de eigen ingroup worden gerekend. Dit verschil in plaatsing
van de interviewster in de in- of outgroup zou mogelijk kunnen leiden tot het gevonden effect.
In het huidige onderzoek is echter niet getest of men zich wel of niet kon identificeren
met de interviewster, de interviewster in de in- of outgroup plaatste of welke
maatschappelijke status men toekende aan de interviewster. Zowel de resultaten van het
onderzoek als reacties van de participanten lijken er echter op te wijzen dat de interviewer
manipulatie an sich geslaagd was. Zo zei een deelnemer uit studie 1 tegen Priscilla ‘Ja
rechters, dat is toch wel een ander slag mensen dan wij’. Ook werd tijdens het afnemen van
de interviews voor Studie 2 opgemerkt dat Priscilla‘ wel iets anders gekleed was geweest’ als
ze rechten studeerde of advocaat had willen worden. Ook werd Priscilla, als bewoner van
Overvecht, aangesproken door studenten criminologie met de vraag of zij mee wilde doen aan
hun onderzoek. In vergelijking, Marie-Claire kreeg te horen van één van de participanten uit
Studie 1 dat ze ‘er wel zou komen hoor, je hebt ze goed op een rijtje, jij gaat het wel maken’.
Wat is nu eigenlijk de ‘werkelijke’ mening van de burger over de rechters in
Nederland: de meer positieve tegenover Marie-Claire, of de meer negatieve tegenover
Priscilla? Kan het zo zijn dat Priscilla, iemand die duidelijk niet tot de ingroup van rechters
behoort, een negatief verwachtingseffect creëert bij de participanten? Wat er toe leidt dat men
negatiever gaat antwoorden en de gegeven meningen tegenover Marie-Claire hiermee de
werkelijke zijn. Of werkt dit effect de andere kant op? Namelijk dat men tegenover MarieClaire extra positief is doordat zij de status quo representeert en zijn de meningen geuit
tegenover Priscilla juist de ‘werkelijke’ meningen. Daarnaast moet men zich afvragen hoe dit
onderzoek zich verhoudt tegenover meer neutraal en anoniem enquête onderzoek, waarbij de
maatschappelijke status van de interviewer(s) of het onderzoeksinstituut minder expliciet
aanwezig zijn.
In de interviews uit studie 2 werd aangegeven dat men niet anders zou antwoorden
wanneer het interview door een advocaat was afgenomen of men een vragenlijst op internet
had moeten invullen. Dit lijkt erop te wijzen dat het gevonden effect in dit onderzoek van
onbewuste aard is. Wel moet hierbij worden gezegd dat deze vraag aan het einde van het
interview werd gesteld. Dit zou er toe kunnen hebben geleid dat er een vorm van cognitieve
dissonantie is ontstaan: Men heeft zijn mening al verkondigd waarna het vervolgens
25
inconsistent zou zijn om te zeggen dat je mening wellicht anders zou zijn geweest wanneer
het onderzoek op een andere wijze was afgenomen. Desalniettemin zou er in
vervolgonderzoek gekeken moeten worden of er mogelijkheden zijn tot impliciet onderzoek
betreffende dit onderwerp.
Andere aanbevelingen voor toekomstig onderzoek zijn de volgende. Ten eerste is het
verstandig om in vervolgonderzoek een derde, meer neutrale conditie toe te voegen aan de
interviewer manipulatie, waarbij de maatschappelijke status van de interviewster minder
expliciet zichtbaar is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een ‘normale’
universitaire student, die geen rechten studeert en geen persoonlijk binding heeft met het
juridische systeem. Door dit te doen behoort de interviewster enerzijds wel tot de status quo,
ze is hoogopgeleid, anderzijds niet doordat zij geen deel uitmaakt van het rechtssysteem.
Daarnaast is het belangrijk om meer inzicht te krijgen in het in- en outgroup effect: In welke
groep plaatst men zichzelf, de interviewster en de rechters van Nederland. Vragen omtrent
identificatie met deze groepen zouden dan ook een belangrijke toevoeging voor de vragenlijst
kunnen zijn. Tot slot is het voor de generaliseerbaarheid van dit onderzoek naar andere
autoriteiten wellicht interessant dit zelfde type onderzoek op te zetten met als onderwerp
legitimiteitsoordelen over het politiek systeem.
Concluderend kan worden gesteld dat de maatschappelijke status van de interviewer
invloed heeft op vertrouwensoordelen over Nederlandse rechters bij lager opgeleiden. Een
implicatie voor de overheid en het rechtssysteem kan zijn dat burgers in onderzoeken omtrent
de eigen ervaring met en het functioneren van deze autoriteiten positiever zijn, dan men in
werkelijkheid is. Dit doordat de desbetreffende onderzoeker deel uitmaakt of lijkt te maken
van de status quo van deze autoriteiten. Over de vraag welke sociaal psychologische
mechanismen onderliggend zijn aan het gevonden effect kan momenteel alleen worden
gespeculeerd. Vervolgonderzoek is dan ook hard nodig.
26
Literatuur
Bovens, M., & Wille, A. (2011). Diplomademocratie. Over de spanning tussen meritocratie
en democratie. Amsterdam: Bert Bakker.
Dekker, P. B., Maas de Waal, C. J., & Van der Meer, T. W. G. (2004). Vertrouwen in de
rechtspraak: theoretische en empirische verkenningen voor een monitor. Den Haag:
Sociaal en Cultureel Planbureau.
Hulst, L., Van den Bos, K., Akkermans, A. J., & Lind, E. A. (2014). Making Sense of
Bankruptcy Court Hearings: The Moderating Effect of Behavioral Disinhibition on the
Fair Process Effect on Trust in Judges. Manuscript in voorbereiding.
Nye, J. S., Zelikow, P., & King, D. C. (1997). Why people don't trust government.
Harvard University Press.
Sunshine, J., & Tyler, T. R. (2003). The role of procedural justice and legitimacy in shaping
public support for policing. Law & Society Review, 37(3), 513-548.
Sztompka, P. (1999). Trust: A sociological theory. Cambridge University Press.
Tajfel, H. E. (1978). Differentiation between social groups: Studies in the social psychology of
intergroup relations. Academic Press.
Tyler, T. R., & Huo, Y. (2002). Trust in the Law: Encouraging Public Cooperation with the
Police and Courts Through. Russell Sage Foundation.
Tyler, T. R. (2006). Psychological perspectives on legitimacy and legitimation. Annual
Review Psychology, 57, 375 - 400.
Tyler, T. R., & Jackson, J. (2014). Popular legitimacy and the exercise of Legal Authority:
Motivating compliance, cooperation, and engagement. Psychology, Public Policy, and
Law, 20(1), 78 - 95.
Van den Bos, K. (2011). Vertrouwen in de overheid: Wanneer hebben burgers het, wanneer
hebben ze het niet, en wanneer weten ze niet of de overheid te vertrouwen is? Den
Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Van den Bos, K., & Lind, E. A. (2013). On sense-making reactions and public inhibition of
benign social motives: An appraisal model of prosocial behavior. Advances in
experimental social psychology, 48, 1-58.
Van den Bos, K., Müller, P. A., & Van Bussel, A. A. L. (2009). Helping to overcome
intervention inertia in bystander dilemma's: Behavioral disinhibition can improve the
greater good. Journal of Experimental Social Psychology, 45, 873-878.
27
Van den Bos, K., Van Lange, P. A. M., Lind, E. A., Venhoeven, L. A., Beudeker, D. A.,
Cramwinckel, F. M., Smulders, L., & Van der Laan, J. (2011). On the benign qualities
of behavioral disinhibition: Because of the prosocial nature of people, behavioral
disinhibition can weaken pleasure with getting more than you deserve. Journal of
Personality and Social Psychology, 101, 791-811.
Vercruysse, M. (2010). Vertrouwen in het rechtssysteem in Europese context (Master thesis,
Universiteit Gent Faculteit Rechtsgeleerdheid, België). Opgehaald van
http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/185/RUG01001458185_2011_0001_AC.pdf
Watson, D., Clark, L. A., & Tellegen, A. (1988). Development and validation of brief measures
of positive and negative affect: the PANAS scales. Journal of Personality and Social
psychology, 54(6), 1063.
28
Bijlage 1. De fysieke interviewer manipulatie, het uiterlijk van de interviewster
Status Quo Conditie
- Marie-Claire -
Controle Condite
- Priscilla -
29
Bijlage 2. De verbale interviewer manipulatie, de coverstory van de interviewster
Status Quo Conditie (Marie-Claire)
Aanspreken:
Goedemiddag/Goedemorgen, wilt u misschien mee doen aan een kort onderzoekje. Het is niet
commercieel, het is voor mijn afstudeerscriptie, u zou me er heel erg mee helpen. Het gaat om
het invullen van een vragenlijst en duurt maar een paar minuten.
Antwoord voorbijganger
Vervolg:
Fijn dat u mee wilt werken, wilt u even gaan zitten, dat schrijft prettiger! Ik zal me even
voorstellen, ik ben Marie-Claire en ik studeer rechten. Momenteel ben ik bezig met mijn
afstudeeronderzoek. Mijn onderzoek gaat over wat mensen vinden van onze rechtstaat. Dat
vind ik zelf heel interessant doordat ik natuurlijk zelf rechten studeer, maar ook mijn ouders
zijn advocaat. Ik vind het daarom interessant om te weten wat andere mensen daar nou
eigenlijk van vinden, ons het rechtssysteem? Dit gedeelte van mijn onderzoek, deze
vragenlijst, gaat meer in het specifiek over wat u vind van de rechters in Nederland. De
vragenlijst bestaat uit 3 verschillende delen, de eerste twee delen gaan over iets anders, ik
werk namelijk samen met een psychologie student zodat we meer data kunnen verzamelen, en
het laatste deel gaat over de rechters in Nederland. Het eerste deel zijn open vragen, maar die
mag u een paar steek woorden beantwoorden, en de moet u omcirkelen. In totaal duurt het
invullen hiervan een paar minuten. Tot slot wordt de vragenlijst anoniem verwerkt. Nogmaals
bedankt dat u mee wilt werken.
Controle Conditie
– Priscilla Aanspreken:
Hallo, zou je misschien mee willen doen aan een kort onderzoekje? Het is niet commercieel,
het is voor school, je zou me er heel erg mee helpen. Het gaat om het invullen van een
vragenlijst en duurt maar een paar minuutjes.
Antwoord voorbijganger
Vervolg:
Fijn dat je mee wilt doen, wil je even op een bankje zitten, dat schrijft makkelijker? Ik zal me
even voorstellen, ik ben Priscilla en ik zit op het ROC, ik doe daar maatschappelijke
dienstverlening. Ik help momenteel samen met een aantal anderen een docent om
vragenlijsten te verzamelen. Dus het is niet voor mezelf. De vragenlijst gaat over hoe je je
voelt vandaag en wat je vind van de rechters in Nederland. De vragenlijst bestaat uit 3
verschillende delen. Het eerste deel zijn open vragen, maar die mag je in een paar steek
woorden opschrijven, en de rest is gewoon invullen. Het duurt dus niet zo lang en de
vragenlijst wordt anoniem verwerkt. Nogmaals bedankt dat je het wilt invullen.
30
Bijlage 3. De schriftelijke interviewer manipulatie, introductietekst op vragenlijst
Status Quo Conditie (Marie-Claire)
Beste Meneer/Mevrouw,
Voor u ligt de vragenlijst van mijn afstudeeronderzoek aan de Universiteit van
Utrecht. Ik wil hiermee onder andere onderzoeken wat de Nederlandse
bevolking vind van de rechters in Nederland. Het invullen van de vragenlijst
duurt ongeveer 5 minuten. De vragenlijst bestaat uit drie verschillende
onderdelen.
De vragenlijst zal anoniem worden verwerkt.
Bij voorbaat hartelijke dank voor uw medewerking,
Marie-Claire von Meijenfeldt
Universiteit Utrecht
Controle Conditie (Priscilla)
Beste deelnemer,
Voor je ligt de vragenlijst van mijn onderzoek. Het onderzoek gaat onder
andere over wat mensen vinden van de rechters in Nederland. Het invullen
van de vragenlijst duurt ongeveer 5 minuten. De vragenlijst bestaat uit drie
verschillende onderdelen.
Je vult de vragenlijst anoniem in.
Alvast bedankt!
Priscilla
31
Bijlage 4. Vragenlijst Nederlandse rechters Studie 1
Door middel van de onderstaande stellingen willen wij inzicht krijgen in wat mensen
vinden van Nederlandse rechters.
Wilt u aangeven of de stelling op u van toepassing is – hierbij staat 1 voor Helemaal niet
en 7 voor Helemaal wel. Het gaat om uw mening. Er zijn geen goede of foute antwoorden.
Helemaal
niet
Helemaal
wel
1
2
3
4
5
6
7
Ik heb vertrouwen in het Nederlandse rechtssysteem







Ik heb het gevoel dat de rechters in Nederland te vertrouwen zijn




























Ik ben blij met de rechters in Nederland







Ik ben gelukkig met de rechters in Nederland







Ik ben positief over de rechters in Nederland







Ik ben wel eens boos over de rechters in Nederland







Ik ben wel eens kwaad over de rechters in Nederland







Ik ben wel eens woedend over de rechters in Nederland
























































Ik vertrouw erop dat de Nederlandse rechters hun werk goed
doen
Ik vertrouw erop dat de Nederlandse rechters oprecht met hun
taken omgaan
Ik vertrouw erop dat de Nederlandse rechters eerlijke
beslissingen nemen
De Nederlandse rechters beschermen de rechten van gewone
mensen
De Nederlandse rechters begrijpen de problemen van gewone
mensen
Ik vind Nederlandse rechters arrogant
Ik denk dat Nederlandse rechters zich verheven voelen boven
gewone mensen
Ik heb het gevoel dat er veel afstand is tussen mij en de
Nederlandse rechters
Ik heb het gevoel dat Nederlandse rechters niet begrijpen wat
gewone mensen belangrijk vinden
Ik heb het gevoel dat Nederlandse rechters zich niet bezig houden
met wat ik belangrijk vind
32
Helemaal
niet
Helemaal
wel
1
2
3
4
5
6
7
Nederlandse rechters delen te lage straffen uit aan zware
criminelen







Nederlandse rechters laten teveel criminelen lopen







Nederlandse rechters houden onvoldoende rekening met de
belangen van het slachtoffer







Nederlandse rechters maken te veel fouten







Wilt u afsluitend ook nog de volgende vragen invullen met betrekking tot de
rechters in Nederland.
1. Kunt u opschrijven waaraan u denkt/wat u vind van de Nederlandse rechters?
2. Met welk rapportcijfer beoordeeld u de Nederlandse rechters? (1 tot 10)
3. Heeft u in het verleden te maken gehad met Nederlandse rechters? (kruis aan):

Ja

Nee
4. Zo ja, in welke mate heeft u dit ervaren als positief?
Helemaal
niet
Helemaal
wel
1
2
3
4
5
6
7







33
Bijlage 5. Interview Schema Studie 2
Openingsvraag: Als ik zeg de Nederlandse Rechters, waar denk je dan aan?
Thema 1: Legitimiteitoordelen (Belangen burger vertegenwoordigd)
Heeft u het gevoel dat rechters:
- De rechten van gewone mensen beschermen.
- De problemen van gewone mensen begrijpen.
- Zich bezig houden met wat u belangrijk vind.
- Uw belangen worden behartigd.
- Dat rechters de belangen van rijken en machtigen beschermen boven die van gewone
mensen.
- Dat bepaalde groepen (rijken/hoger opgeleiden, allochtonen) in de samenleving
makkelijker onder hun straf uitkomen.
Thema 2: Andere groep
Kunt u zich identificeren met rechters? Zijn rechters net zoals u? Behoren ze tot dezelfde
groep? Hadden het uw vrienden kunnen zijn of uw buren?
Thema 3: Macht
Heeft u het idee dat rechters boven u geplaatst zijn? Hoger in de maatschappij staan? Hebben
zij meer macht? Vind u het terecht dat zij meer macht hebben?
Thema 4: Invloed
Heeft u het gevoel dat u, op wat voor manier dan ook, invloed kan hebben wat de Rechters
besluiten? Wordt er naar u, of mensen zoals u, geluisterd? Of voelt u onmacht?
Thema 5: Sociale Wenselijkheid
Als dit een anonieme vragenlijst was geweest op internen had u dan anders geantwoord? En
had u anders geantwoord als iemand van het rechtssysteem u had ondervraagd zoals een
advocaat?
Ter Afsluiting (Mocht dit nog niet voorbij zijn gekomen in het gesprek)
Heeft u zelf, of mensen die u goed kent, in het verleden ervaring gehad met Nederlandse
rechters. Zo ja, zou u hier kort iets over willen toelichten?