Filippus en de kamerling Schriftgedeelte: Handelingen 8 vers 26-40. Vele, vele dingen zijn over dit zeer schone verhaal gezegd. De zaak waarop ik wil wijzen is: de wonderlijke weg waarin de Heere in liefde en genade voorzag in de nooddruft van de kamerling. Het woord wat mij in het bijzonder bijbleef was: keerde weder. Hij reisde helemaal van Ethiopië naar Jeruzalem. Het scheen dat hij een zekere mate van Goddelijk licht had; hij gevoelde een pijnlijke leegte wat de wereld niet kon vervullen en hij was niet bevredigd. Nu, hij had een zekere mate van licht, voldoende licht om zijn nooddruft waar te nemen, zoveel dat hij die moeilijke reis maakte helemaal van Ethiopië naar Jeruzalem met een begeerte om God te aanbidden, Hem te vinden, meer van Hem te kennen. Toch schijnt het dat hij geheel ontbloot was van de ware kennis van het Evangelie. En hij keerde weder. O, er schijnt hier zulk een gewichtige nadruk te zijn, alsof er een donkere wolk boven de arme kamerling was. Hij keerde weder; hij had heel die lange reis voor niets gemaakt. Hij was te Jeruzalem geweest, die heilige stad. Daar had hij de schriftgeleerden en de farizeeën ontmoet en had al de ceremoniën gezien, heel de uitwendige eredienst, en hij keerde weder. Hij had niet ontvangen wat hij begeerde; hij had geen bevrediging gevonden voor zijn ziel. Hij keerde weder. O, en er schijnt zulk een donkere wolk boven die kamerling te zijn, de teleurstelling van die lieve man! Wij weten dat hij nog steeds in diepe onwetendheid was. Hij las Jesaja 53. Hij zocht naar de waarheid, maar hij was geheel vreemdeling van de betekenis van hetgeen hij las. Toen Filippus met hem gesproken had, stelde hij de vraag: Van wien zegt de profeet dit, van zichzelven of van iemand anders? O deze donkere wolk over zijn ziel, deze bittere teleurstelling, die gehele reis naar de heilige stad. Hij had zoveel gezien en gehoord te Jeruzalem waar God de eredienst had ingesteld, en was zijn reis nu geheel tevergeefs? Hij was daar geweest en vertoefde, en had getracht te aanbidden, en nu keerde hij teleurgesteld weder. Dit is een wonderlijke zaak voor mij: terwijl dit alles gebeurde, werkte de Heere ginds in Samaría. Hij werkte daar in de harten van het volk en Hij wist alles van deze arme kamerling; Hij zag zijn teleurstelling, zijn duisternis. Uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen behoeft. Deze kamerling had een hemelse Vader hoewel hij het niet wist. Maar o, deze hemelse Vader wist zijn teleurstelling, zijn duisternis, zijn grote nooddruft, en de bestemde tijd wentelde snel voort waarin Christus aan zijn ziel zou worden geopenbaard, de Hoop der heerlijkheid. Wellicht dat sommigen onder u bemerken dat de avond van de sabbat aanbreekt en dat u ook naar uw huis wederkeert, en u hield van hetgeen u gehoord hebt – maar o, er is werkelijk een donkere wolk boven u; er is een gevoel van teleurstelling; u hebt niet werkelijk ontvangen wat u begeerde, en satan zegt u dat u het nooit zult verkrijgen. O, zijn er onder u die deze ervaring kennen? Hij keerde weder. U ging misschien op naar Gods huis met zulke begeerten, zulk een gebed alsof uw hart zou scheuren, en u gevoelde dat de Heere zeker zou voorzien in uw zaak; hoedanig ook uw zaak is, hetzij het uw lichaam is of uw ziel, en dan keert u weder en daar schijnt die donkere wolk te zijn, die diepe teleurstelling. U heeft niet verkregen waarnaar u verlangde; u heeft niet ontvangen wat u verwachtte. O, maar uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen behoeft. Meditaties voor de zaterdagavond Pagina 1 van 2 www.theologieportaal.nl En terwijl de arme kamerling zo duister en zo teleurgesteld was, juist op datzelfde ogenblik was er een vreemdeling die zijn weg baande dwars door de wildernis. Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft. Waar zou ooit een predikant zijn om te prediken tot deze kamerling, en hoe zou hij ooit kunnen komen om tot één man te prediken? Hoe zou hij ooit met hem in contact kunnen komen? Wel, de Heere werkte reeds. Hij wist hoe deze zaken te besturen. De kamerling verkreeg wat hij begeerde, alles wat hij begeerde, omdat hij een dierbare Christus vond, en hij reisde zijn weg met blijdschap. Hij verkreeg het niet in de weg waarin hij het verwachtte of in de plaats waar hij het verwachtte. Een ongewone plaats van samenkomst voor een dienaar van het Evangelie en een behoeftige zondaar midden in deze wildernis! Vaak heb ik gedacht aan Filippus. De Heere zij hem die dingen in Samaría te verlaten en te gaan naar de wildernis van Gaza. En hij stond op en ging heen. Dat is de gehoorzaamheid van het geloof. Hij stond op en ging heen. Hij had een duidelijke leiding en hij gehoorzaamde en ging heen in de wildernis. Maar de Heere zei hem niet wat er ging gebeuren. Toen zag hij die wagen. Gaat toe en voeg u bij dezen wagen. Toen hij daar kwam, hoorde hij de kamerling Jesaja 53 lezen, en dat zou zijn tekst zijn; zijn tekst wachtte op hem, en hij moest er onverwachts over spreken, En de plaats der Schriftuur, die hij las, was deze: Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is voor dien die het scheert, alzo doet Hij Zijn mond niet open. Soms heb ik gedacht dat als de Heere mij ooit zenden zou in een ongewone omstandigheid en mij een woord gaf om over te spreken tot een of andere vreemdeling zoals de kamerling, dan zou ik heel graag willen dat het een woord was zoals dit: Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid. En Filippus (…) beginnende van diezelve Schrift, verkondigde hem Jezus. En dat was het. De Heere voorzag zeer heerlijk en liefelijk in de nooddruft van de kamerling. Hij zond Filippus helemaal van Samaría naar deze wildernis, opdat de kamerling gebracht mocht worden tot de kennis van Christus en gezegend met vrede en de vrijheid van het Evangelie. O de tijd der minne was gekomen - een ongewone plaats, een ongewone ontmoeting. En het zal ook voor u komen, voor diegenen onder u die zo vaak teleurgesteld wedergekeerd zijn van Gods huis, met een donkere wolk hangend boven uw hoofd. U hebt niet verkregen wat u begeerde, wat u verwachtte, maar de tijd der minne zal komen, op Gods tijd en in Gods weg, niet die van u, zelfs al zou een Filippus af moeten dalen van Samaría om Christus tot u te prediken. Er was één zaak die voorzag in de nooddruft van de kamerling, en dat was de prediking van Jezus in Zijn heerlijke Persoon en zondeverzoenend lijden en dood, en dit handelde het af. Misschien begrijpen sommigen van u uw eigen zaak niet, maar u zegt, Iets zal het toch doen afhandelen, En dat liefelijke iets heb ik zo nodig. Wel, u heeft dat ”liefelijke iets” hier in de prediking van Christus. En de kamerling reisde zijn weg met blijdschap. De donkere wolk was verdwenen; hij was niet langer teleurgesteld; hij vond niet wat hij begeerde te Jeruzalem, maar hij vond het wel in Christus. Uit: Saturday Evening Meditations, B.A. Ramsbottom. Meditaties voor de zaterdagavond Pagina 2 van 2 www.theologieportaal.nl
© Copyright 2024 ExpyDoc