Monitor Stedelijk Kompas 2-meting

Gemeente Breda
Monitor Stedelijk Kompas
2-meting
Publicatienummer: 1716
Datum: februari 2014
BBO Onderzoek en Informatie
In opdracht van:
Gemeente Breda
Directie Ontwikkeling - Wonen en Samenleven
Uitgave:
Gemeente Breda
Afdeling BBO Onderzoek en Informatie
Projectnummer: 1444
Claudius Prinsenlaan 10
4811 DJ Breda
Telefoon 076-5293513
E-mail: [email protected]
Bronvermelding verplicht
Gemeente Breda
Monitor Stedelijk Kompas
Inhoud
Samenvatting ...................................................................................................................... 4 Omvang doelgroep .......................................................................................................... 4 Beweging in de doelgroep............................................................................................... 5 Stand van zaken doelstellingen ...................................................................................... 5 1. Inleiding .................................................................................................................... 8 1.1. Uitgangspunten Stedelijk Kompas ....................................................................... 8 1.2. Hoofddoelstellingen en plan van aanpak ............................................................. 8 1.3. Prestatieafspraken met het Rijk ........................................................................... 8 1.4. Monitor, nulmeting, éénmeting en tweemeting .................................................... 9 2. Opzet en werkwijze ................................................................................................ 10 2.1. Verantwoording .................................................................................................. 10 2.2. Afbakening van de doelgroep............................................................................. 10 2.3. Methode.............................................................................................................. 11 3. Resultaten .............................................................................................................. 12 3.1. Doelgroep ........................................................................................................... 12 3.2. Omvang doelgroep ............................................................................................. 12 3.3. Beweging in de doelgroep .................................................................................. 13 3.4. Doelstelling 1: Traject / Herstelplan ................................................................... 15 3.5. Doelstelling 2: Huisvesting ................................................................................. 16 3.6. Doelstelling 3: Huisuitzetting .............................................................................. 17 3.7. Doelstelling 4a: Detentie .................................................................................... 20 3.8. Doelstelling 4b: Zorg .......................................................................................... 22 3.9. Doelstelling 5: Overlast ...................................................................................... 22 3
Samenvatting
Het algemene doel van het Stedelijk Kompas is het realiseren van goede opvang en
begeleiding (op maat) aan kwetsbare mensen, gericht op een aanvaardbaar
maatschappelijk bestaan. De hoofddoelstelling is onderverdeeld in een aantal
subdoelstellingen die tevens dienen als prestatieafspraken die met het ministerie zijn
gemaakt. Deze zijn:
1. Vanaf 2013 volgen alle geregistreerde dak- en thuislozen in de regio Breda een
passend traject.
2. Met ingang van 2013 is tenminste 60 % van de geregistreerde dak- en thuislozen
regulier en duurzaam gehuisvest.
3. Vanaf 2010 is dakloosheid als gevolg van huisuitzetting tot minder dan 30% van
het niveau van 2007 teruggebracht.
4. Dakloosheid als gevolg van detentie of afwenteling door andere instellingen is
uitgebannen.
5. In 2015 is overlast door dak en thuislozen teruggedrongen tot ten hoogste 75%
van het huidige niveau.
Omvang doelgroep
Op basis van landelijk onderzoek is de omvang van de totale potentiële doelgroep
geschat op ruim 3000 personen 1 . Met behulp van het centraal registratiesysteem wordt
deze groep steeds beter in beeld gebracht. Dit rapport is gebaseerd op de stand van
zaken december 2013 in het centraal registratiesysteem.
Vanaf 2011 is gestart met het registratiesysteem en in de vorige meting kon voor het
eerst hierover gerapporteerd worden. De gegevens waren toen in veel gevallen niet
vergelijkbaar met eerdere gegevens. In het afgelopen jaar is het registratiesysteem
verder verbeterd en ook steeds beter gevuld. De vulling van het systeem is afhankelijk
van de aanlevering van gegevens van de partners van het Stedelijk Kompas. Daarin is
ook verbetering te zien, maar het is nog niet optimaal.
Dit jaar is voor het eerst inzicht mogelijk in het verloop van de woonstatus van de
doelgroep door de tijd heen. Daarom zijn sommige gegevens in deze meting niet
helemaal vergelijkbaar met de vorige meting. Door de verbeteringen is de doelgroep
echter steeds beter in beeld en daarmee ook de resultaten van het beleid.
Inmiddels zijn 1154 personen geregistreerd als doelgroep Stedelijk Kompas die een
binding hebben met de regio Breda (Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda,
Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Werkendam,
Woudrichem en Zundert). De doelgroep van het Stedelijk Kompas is te verdelen in drie
categorieën: feitelijk daklozen, residentiële daklozen en dreigend daklozen (waaronder
pseudodaklozen). De geregistreerde doelgroep is in onderstaande tabel ingedeeld in
deze categorieën.
1
4
Schattingsmethode van Judith Wolf: 0,7% van de bevolking. Handreiking OGGz in de Wmo, november 2006.
Gemeente Breda
Monitor Stedelijk Kompas
Figuur 1 Status van personen geregistreerd in het centrale registratiesysteem
Feitelijk dakloos
Residentieel dakloos
Dreigend dakloos
Pseudodakloos
Onbekend
Totaal
2012
196
188
487
25
119
1015
2013
195
263
520
109
67
1154
Beweging in de doelgroep
Dankzij de verbeterde registratie is het nu mogelijk een beeld te geven van de
bewegingen die zich het afgelopen jaar binnen de doelgroep hebben voorgedaan. In het
registratiesysteem wordt de woonstatus van alle personen die tot de doelgroep behoren
bijgehouden. In het afgelopen jaar (van 1 december 2012 tot 1 december 2013) heeft er
172 keer iemand van de geregistreerde doelgroep een stap gemaakt op de woonladder.
In de meeste gevallen, namelijk 128 keer was dit een stap vooruit (bijvoorbeeld vanuit
een feitelijk dakloze situatie naar wonend in een instelling) en in 44 gevallen heeft iemand
een stap terug gemaakt op de woonladder. In figuur 3 op pag. 14 zijn alle stappen te zien
die in het afgelopen jaar door de doelgroep zijn gezet op de woonladder.
Belangrijk is ook de in- en uitstroom in de doelgroep. In het afgelopen jaar (van december
2012 tot december 2013) zijn in totaal 120 geregistreerde personen uitgestroomd en
behoren daarmee niet meer tot de doelgroep. Iets meer dan de helft hiervan stroomde uit
omdat ze langer dan een jaar zonder problemen zelfstandig woonden (zie figuur 4, pag.
15). De gegevens over de uitstroom blijken echter nog niet altijd te kloppen met de
geregistreerde woonstatus. Enige voorzichtigheid met de interpretatie van deze cijfers is
daarom op zijn plaats. Vanwege de aanpassingen in het systeem kunnen de gegevens
over de instroom in dit rapport nog niet gepresenteerd worden.
Stand van zaken doelstellingen
Hieronder is per doelstelling aangegeven hoe het staat met het bereiken van de
doelstellingen.
Doelstelling 1: vanaf 2013 volgen alle geregistreerde dak- en thuislozen in de regio
Breda een passend traject.
In december 2013 is 58% van de geregistreerde doelgroep in het bezit van een
herstelplan, een flinke verbetering ten opzichte van vorig jaar (34%). De verbetering komt
vooral doordat de groep dreigend daklozen vaker een herstelplan heeft, namelijk 60%
terwijl dit vorig jaar slechts 25% was. Van de feitelijk daklozen is 44% in bezit van een
herstelplan en van de residentieel daklozen 86%.
Doelstelling 2: met ingang van 2013 is tenminste 60% van alle geregistreerde dak- en
thuislozen regulier en duurzaam gehuisvest.”
De monitor is gebaseerd op een momentopname december 2013. Van de totale groep
van 876 geregistreerde (ex-)daklozen heeft 65% (572) reguliere en duurzame huisvesting
in een woonvoorziening of bij familie of vrienden. Regulier en duurzaam gehuisvest is
hier gedefinieerd als wonend in een opvangvoorziening of wonend met ambulante
begeleiding. Dit is hoger dan bij de vorige meting, toen was het 55%. Dit komt omdat het
5
aantal geregistreerde personen die zelfstandig wonen met begeleiding flink is
toegenomen ten opzichte van vorig jaar.
Doelstelling 3: Vanaf 2010 is dakloosheid als gevolg van huisuitzetting tot minder dan
30% van het niveau van 2007 teruggebracht.
Vanwege de verbeterde registratie is nu veel beter in beeld wat het verloop van de
woonsituatie is van personen die uit huis gezet worden. Uit deze gegevens blijkt dat in
Breda 19 personen na huisuitzetting feitelijk of pseudodakloos werden. Vijf personen
worden daarin niet meegeteld omdat zij binnen drie maanden na huisuitzetting weer
onderdak vonden. Dit aantal ligt door de nieuwe methode een stuk hoger dan de
gegevens van voorgaande jaren.
Het percentage huisuitzettingen in Breda dat leidt tot het vertrek van de huurder ten
opzichte van het aantal aanzeggingen tot ontruiming stijgt ten opzichte van vorig jaar van
28% naar 30%. Dit wordt echter veroorzaakt door een daling in het aantal aanzeggingen
(van 405 naar 349), want het absoluut aantal uitzettingen dat leidt tot vertrek van de
huurder daalt van 113 naar 106.
Doelstelling 4a: dakloosheid als gevolg van detentie is uitgebannen.
De combinatie van het registratiesysteem met de gegevens die bekend zijn bij de
gemeentelijke nazorg ex-gedetineerden geeft een nagenoeg sluitend beeld van de
wooncarrière van mensen die zich uit detentie melden aan het loket. In het
registratiesysteem zijn in totaal 49 personen opgenomen die in 2013 uit detentie
kwamen, waarvan 17 personen na detentie feitelijk dakloos waren en 11 personen
pseudodakloos. Wanneer dakloosheid na een periode van detentie voorkomt is dit vaak
bij personen die zijn te kenmerken als verslaafde veelplegers die regelmatig korte
perioden gedetineerd zijn.
Op basis van de gegevens van de nazorg ex-gedetineerden blijkt dat 6 personen feitelijk
dakloos zijn geworden en 3 personen pseudodakloos als gevolg van detentie. In deze
gevallen waren er omstandigheden waardoor er geen hulp kon worden verleend aan de
persoon in kwestie ter voorkoming van dakloosheid. Daarbij is er vaak sprake van het
weigeren van hulp van de betrokken persoon. Ook zijn er situaties van overmacht waarbij
de hulpverlening niet tijdig in stelling kan worden gebracht wat kan leiden tot (tijdelijke)
dakloosheid.
Doelstelling 4b: dakloosheid als gevolg van afwenteling door andere instellingen is
uitgebannen.
In het afgelopen jaar zijn in totaal 28 personen ingestroomd in de doelgroep met als
reden “uit instelling verwijderd”. Van deze 28 personen werden 10 personen feitelijk
dakloos (6) of pseudodakloos (4) na de verwijdering uit de instelling. In bijna al deze
gevallen is de persoon verwijderd vanwege ontoelaatbaar gedrag en weigerde de
persoon vervolgens medewerking aan een verder zorgtraject.
Doelstelling 5: in 2015 is overlast door dak en thuislozen teruggedrongen tot ten
hoogste 75% van het huidige niveau.
Het aantal incidenten veroorzaakt door daklozen volgens de politiegegevens was in 2010
337, in 2012 daalde dat aantal tot 228, maar afgelopen jaar steeg het weer tot 257. Het
niveau van 2013 ligt daarmee op 76% ten opzichte van 2010. Hierbij is gekeken naar de
ruime definitie, waarbij alle soorten incidenten zijn meegenomen.
6
Gemeente Breda
Monitor Stedelijk Kompas
7
1.
Inleiding
1.1.
Uitgangspunten Stedelijk Kompas
Als gevolg van het succesvol geïntensiveerde beleid op het gebied van de
maatschappelijke opvang, Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) en
verslavingszorg in de 4 grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht (G4)
heeft het ministerie van VWS alle centrumgemeenten de opdracht gegeven eenzelfde
beleid te ontwikkelen onder de noemer Stedelijk Kompas. De gemeente Breda heeft hier
gevolg aan gegeven in haar Stedelijk Kompas Breda. Op 20 maart 2008 heeft de
gemeenteraad Breda dit Stedelijk Kompas Breda vastgesteld.
Het geïntensiveerde beleid kent een paradigmaverschuiving. In de vroegere aanpak gold
als uitgangspunt dat niemand onvrijwillig op straat hoeft te leven. In de nieuwe aanpak is
het uitgangspunt dat niemand vrijwillig op straat leeft. Met het Stedelijk Kompas gaat de
gemeente ervan uit dat alle daklozen (zowel feitelijk als residentieel daklozen) alsook
dreigend en potentieel daklozen een zorgaanbod nodig hebben 2 .
1.2.
Hoofddoelstellingen en plan van aanpak
Het algemene doel van het Stedelijk Kompas is het realiseren van goede opvang en
begeleiding (op maat) aan kwetsbare mensen, gericht op een aanvaardbaar
maatschappelijk bestaan. De hoofddoelstelling luidt als volgt:
Het realiseren van goede opvang en begeleiding (op maat) aan kwetsbare mensen,
gericht op een aanvaardbaar maatschappelijk bestaan:
• Door vroegtijdige signalering en preventieve aanpak voorkómen van uitval uit de
samenleving.
• Indien toch van uitval sprake is, beschikbaarheid binnen 24 uur van goede
opvang en begeleiding. De verblijfsduur is minimaal 6 en maximaal 12 weken.
• Alle cliënten worden voorzien van een individueel traject.
1.3.
Prestatieafspraken met het Rijk
De hoofddoelstelling is onderverdeeld in een aantal subdoelstellingen. Deze
subdoelstellingen dienen tevens als prestatieafspraken die met het ministerie zijn
gemaakt. Deze subdoelstellingen zijn:
1. Vanaf 2013 volgen alle geregistreerde dak- en thuislozen in de regio Breda een
passend traject.
2. Met ingang van 2013 is tenminste 60 % van de geregistreerde dak- en thuislozen
regulier en duurzaam gehuisvest.
3. Vanaf 2010 is dakloosheid als gevolg van huisuitzetting tot minder dan 30% van
het niveau van 2007 teruggebracht.
4. Dakloosheid als gevolg van detentie of afwenteling door andere instellingen is
uitgebannen.
2
Feitelijk daklozen zijn mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats, die de meeste tijd van de week op straat of
in een dag- en nachtopvang verblijven. Residentieel daklozen zijn personen die als bewoner staan
ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang. Potentieel of dreigend daklozen zijn personen die
nog wel ergens wonen, maar dreigende huisvestingsproblemen hebben.
8
Gemeente Breda
Monitor Stedelijk Kompas
5. In 2015 is overlast door dak en thuislozen teruggedrongen tot ten hoogste 75%
van het huidige niveau.
Voor de volledige uitvoering van het Plan van aanpak is ruim 7 jaar voorzien. Het
Trimbos-instituut te Utrecht heeft van het ministerie de opdracht gekregen om de
voortgang van de prestatieafspraken te monitoren.
1.4.
Monitor, nulmeting, éénmeting en tweemeting
Om de prestatieafspraken met het Rijk te kunnen meten heeft de afdeling Wonen en
Samenleven van de directie Ontwikkeling opdracht gegeven aan afdeling O&I om een
monitor Stedelijk Kompas te ontwikkelen om na te kunnen gaan in welke mate de
prestatieafspraken worden gerealiseerd. Onderzoek en Informatie zal jaarlijks de
voortgang op de vijf prestatieafspraken monitoren.
Met deze monitor is voorafgaand aan de daadwerkelijke start van de uitvoering van het
Stedelijk Kompas in september 2011 begonnen. Er heeft een nulmeting plaatsgevonden
(publicatienummer 1671) met gegevens over 2010 en een éénmeting (publicatienummer
1716) met gegevens over 2012.
Met de start van het Stedelijk Kompas in september 2011 is het loket Centraal Onthaal
ingericht. Dit is een loket voor (dreigend) dak- en thuislozen van Gemeente Breda. Ook
staat deze naam voor de manier van werken waarop Gemeente Breda de komende jaren
samen met een aantal instellingen de maatschappelijke zorg en opvang voor (dreigend)
dak- en thuislozen regelt. De nieuwe werkwijze is een gezamenlijke aanpak van alle
betrokken maatschappelijke organisaties en gemeenten in de regio Breda. Gemeente
Breda vervult hierin een regiefunctie. De afspraken zijn vastgelegd in een convenant.
Over de startfase van het loket Centraal Onthaal is een beknopt rapport verschenen
(publicatienummer 1706).
Personen die zich bij het Loket melden worden geregistreerd in het registratiesysteem
GWS. In de startfase zijn ook alle personen die bij een instelling van SMO bekend waren
in het systeem opgenomen. Op termijn moet door de cliëntmanagers in samenspraak
met hun cliënten voor alle geregistreerde (dreigend) daklozen een herstelplan worden
gemaakt waarin doelen staan beschreven (een driemaanden, een zesmaanden en een
jaardoel) waarop kan worden gemonitord. Ook deze herstelplannen worden in het
registratiesysteem opgenomen.
Bij de éénmeting is voor het eerst gebruik gemaakt van de gegevens van het centrale
registratiesysteem. Veel gegevens waren toen niet vergelijkbaar met eerdere gegevens.
Het systeem was nog toen echter nog niet helemaal geschikt voor het meten van de
doelstellingen en de vulling was nog beperkt. Het afgelopen jaar zijn grote verbeterslagen
gemaakt in zowel de inrichting als de vulling van het registratiesysteem. Daarom zijn ook
dit jaar enkele gegevens slecht vergelijkbaar met voorgaande jaren.
9
2.
Opzet en werkwijze
De monitor is opgezet naar het voorbeeld van de G4 en de gemeente Rotterdam in het
bijzonder. Vanaf 2006 hebben de G4 en het ministerie van VWS in samenwerking met
het Trimbos-instituut de vijf hoofddoelstellingen uitgewerkt tot meetbare (deel)indicatoren.
De Bredase monitor sluit zo veel mogelijk aan bij deze meetbare (deel)indicatoren en de
uitwerking daarvan. De resultaten worden, volgens afspraak, door de directie
Maatschappelijke Ontwikkeling aangeleverd aan het Trimbos-instituut.
2.1.
Verantwoording
Het centraal registratie systeem Stedelijk Kompas is de belangrijkste basis en bron voor
de gegevens over het behalen van de doelstellingen. Bij de nulmeting in 2011 was dit
registratiesysteem nog niet beschikbaar. Bij de nulmeting is de omvang van de doelgroep
bepaald aan de hand van verschillende tellingen. Sinds de éénmeting wordt de monitor
volledig opgesteld aan de hand van de informatie uit het registratiesysteem. Dat het
registratiesysteem de basis vormt voor deze monitor betekent dat de kwaliteit van de
informatie die hier gepresenteerd wordt afhangt van de mate waarin het beleid sluitend is.
Uit deze monitor kunnen met andere woorden geen conclusies getrokken worden over de
mate waarin de keten sluitend is omdat personen die niet in het registratiesysteem
worden opgenomen buiten beeld blijven. De vulling van het systeem is afhankelijk van de
aanlevering van gegevens van de partners van het Stedelijk Kompas. Daarin is
verbetering te zien, maar het is nog niet optimaal.
Sinds 2011 is het registratiesysteem in gebruik. De inrichting en de invulling van het
systeem is het afgelopen jaar sterk verbeterd. Sinds dit jaar is een historisch overzicht
beschikbaar van de woonstatus van de geregistreerde personen. Om de doelstellingen
goed te kunnen meten moet per geregistreerde cliënt worden bijgehouden welke
“wooncarrière” hij of zij in een bepaalde periode doorloopt. Is een cliënt in een bepaald
jaar van een zwervend bestaan naar een opvang gegaan? Is een dreigende dakloosheid
afgewend, of is iemand toch in de crisisopvang beland? Deze informatie is het afgelopen
jaar ingevoerd in het systeem. Dit geeft een beeld van de bewegingen binnen de
doelgroep die vorig jaar nog ontbrak.
Omdat het afgelopen jaar veel informatie met terugwerkende kracht moest worden
ingevoerd en door de aanpassingen aan het systeem blijkt uit de gegevens dat er nog
onregelmatigheden in de registratie zitten. Volgend jaar zullen de gegevens weer van
een betere kwaliteit zijn. Op deze manier wordt het registratiesysteem steeds beter
gevuld en is de doelgroep daardoor steeds beter in zicht.
2.2.
Afbakening van de doelgroep
De doelgroep van het beleidskader Stedelijk Kompas en daarmee ook de doelgroep van
deze monitor zijn de dak- en thuislozen en de dreigend daklozen in de regiogemeenten:
Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda, Drimmelen, Etten-Leur,
Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Werkendam, Woudrichem en Zundert. In principe
worden vanuit al deze gemeenten personen die tot de doelgroep behoren opgenomen in
het centraal registratiesysteem.
10
Gemeente Breda
Monitor Stedelijk Kompas
Het beleidskader Stedelijk Kompas hanteert het principe van regiobinding. Voor daklozen
van buiten de regio wordt contact opgenomen met de regio waar zij vandaan komen en
zij worden daar naar verwezen. Ook personen zonder geldige verblijfsstatus komen in
principe niet in aanmerking voor opvang in het kader van het Stedelijk Kompas. Er zijn
regelingen voor schrijnende gevallen, maar in principe worden deze personen niet
gerekend tot de doelgroep. Zij worden dan ook niet opgenomen in het centraal
registratiesysteem. Deze personen blijven in de monitor Stedelijk Kompas buiten beeld.
Dat deze personen terugverwezen worden naar de regio waar zij vandaan komen,
betekent echter niet dat zij ook daadwerkelijk vertrekken.
2.3.
Methode
Met de informatie uit het registratiesysteem op de peildatum december 2013 wordt inzicht
gegeven in het aantal dak- en thuislozen dat een traject volgt (prestatieafspraak 1) en
hoeveel procent van de geregistreerde dak -en thuislozen regulier en duurzaam is
gehuisvest (prestatieafspraak 2).
Voor prestatieafspraak 3, dakloosheid als gevolg van huisuitzetting zijn de Bredase
gegevens gebruikt over het aantal aanzeggingen tot huisuitzetting en feitelijke
huisuitzettingen zoals bekend bij de Kredietbank. Deze informatie is eveneens
opgevraagd bij de regiogemeenten. De feitelijke uitzettingen in Breda zoals bekend bij de
Kredietbank zijn vergeleken met de informatie in het registratiesysteem om te
achterhalen of huisuitzetting ook leidt tot feitelijke dakloosheid.
Prestatieafspraak 4a, met betrekking tot dakloosheid als gevolg van detentie wordt in
beeld gebracht door de gegevens uit het registratiesysteem centraal onthaal te koppelen
aan de gegevens zoals bekend bij de gemeentelijke nazorg ex-gedetineerden. De
prestatieafspraak 4b, met betrekking tot dakloosheid als gevolg van afwenteling door
andere instellingen wordt bijgehouden in het registratiesysteem.
Prestatieafspraak 5 wordt gemeten aan de hand van de door de politie geregistreerde
incidenten die gepleegd zijn door daklozen. Deze gegevens worden jaarlijks door politie
aangeleverd.
11
3.
Resultaten
3.1.
Doelgroep
De doelgroep bestaat uit drie categorieën en is in het Stedelijk Kompas als volgt
omschreven:
Dak en thuislozen: dak- en thuisloos is iemand zonder vaste woon- of
verblijfplaats, die de meeste tijd van de week op straat of in een opvang
verblijft/slaapt en als dakloos bekend is bij zorgverleners.
Residentiële dak en thuislozen: dit zijn personen die als bewoner staan
ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang.
OGGZ restgroep met huisvestingsproblemen, ofwel: potentieel c.q. dreigend
daklozen: dit zijn personen die nog wèl ergens wonen, maar dreigende
huisvestingsproblemen hebben en met meerdere problemen op meerdere
leefgebieden tegelijkertijd kampen.
De totale doelgroep van het Stedelijk Kompas bestaat dus niet alleen uit (residentiële)
dak- en thuislozen maar bestaat uit een grotere groep, namelijk ook de mensen die het
risico lopen dak- en thuisloos te worden. De gemeente Breda richt zich met het Stedelijk
Kompas op de gehele doelgroep.
De cliënt behoort tot de doelgroep wanneer hij of zij naast huisvestingsproblemen
minimaal nog één probleem heeft, zoals schuldenproblematiek, psychosociale
problematiek, psychiatrisch problematiek, verslaving en/of verstandelijke beperktheid.
Niet-ingezetenen en mensen buiten de regio worden in principe niet opgenomen. Wel
wordt er maatwerk geboden. Voor mensen van buiten de regio wordt contact gelegd met
de regio waar de cliënt vandaan komt. Niet-ingezetenen die een gevaar voor zichzelf of
anderen vormen of die heel hard zorg nodig hebben, worden wel geholpen. Dit laatste zal
maatwerk moeten zijn.
Niet-ingezetenen en mensen buiten de regio worden in het registratiesysteem niet
gerekend tot de doelgroep. In deze monitor
3.2.
Omvang doelgroep
Voor de éénmeting is alleen uitgegaan van gegevens zoals die in het registratiesysteem
zijn opgenomen. Er wordt met andere woorden aangenomen dat men – wanneer men tot
de doelgroep behoort – in het systeem is geregistreerd. Bij aanvang van het Stedelijk
Kompas in 2008 is de totale omvang van de potentiële doelgroep geschat op 3069
personen voor de hele regio 3 .
De totale groep daklozen die in het centrale registratiesysteem zijn opgenomen bestond
op de peildatum december 2013 uit 1154 personen 4 . Dat zijn 139 personen meer dan in
3
Schattingsmethode van Judith Wolf: 0,7% van de bevolking. Handreiking OGGz in de Wmo, november 2006.
Enige voorzichtigheid moet worden gehanteerd met het begrip “personen”. Bij een registratie kan het ook gaan
om een huishouden bestaande uit meerdere personen.
4
12
Gemeente Breda
Monitor Stedelijk Kompas
december 2012 bij de éénmeting,. Toen waren het er 1015. Dat betekent niet zonder
meer dat de werkelijke doelgroep in de regio toeneemt, want er spelen twee andere
belangrijke factoren mee die deze toename kunnen verklaren. Ten eerste de
verbeteringen in het beleid die zorgen dat de keten rondom de doelgroep steeds meer
sluitend wordt waardoor een steeds groter deel van de doelgroep in beeld komt. Ten
tweede zijn er het afgelopen jaar sterke verbeteringen doorgevoerd in het
registratiesysteem waardoor personen die in beeld komen ook steeds beter geregistreerd
worden.
In het registratiesysteem wordt een verdere verfijning van de doelgroep gehanteerd om
de bewegingen in de doelgroep goed te kunnen duiden. De doelgroep is onderverdeeld
in de volgende categorieën:
• Feitelijk dakloos: op straat levend, cliënten van ’t IJ
• Residentieel dakloos: verblijvend in één van de residentiële instellingenvoor
maatschappelijke opvang
• Dreigend dakloos: zelfstandig wonend met huisvestingsproblemen en één ander
probleem
• Pseudodakloos: wonend op verschillende adressen, bij familie of vrienden
Figuur 2 Status van personen geregistreerd in het centrale registratiesysteem
Feitelijk dakloos
Residentieel dakloos
Dreigend dakloos
Pseudodakloos
Onbekend
Totaal
2012
196
188
487
25
119
1015
2013
195
263
520
109
67
1154
Door de verschillen in de methode om de doelgroep te bepalen kunnen deze aantallen
niet worden afgezet tegen de tellingen van het aantal daklozen die in 2010 en eerder zijn
gehouden. In 2010 werden 781 feitelijk daklozen geteld, 293 residentieel daklozen en 63
personen in de OGGz doelgroep met huisvestingsproblemen.
3.3.
Beweging in de doelgroep
Dankzij de verbeterde registratie is het nu mogelijk een beeld te geven van de
bewegingen die zich het afgelopen jaar binnen de doelgroep hebben voorgedaan. In het
registratiesysteem wordt de woonstatus van alle personen die tot de doelgroep behoren
bijgehouden. Zo kunnen we volgen of er mensen zijn die in het afgelopen jaar
bijvoorbeeld vanuit een dreigende dakloosheid feitelijk dakloos zijn geworden of juist
andersom: vanuit een feitelijk dakloze situatie naar een instelling (residentieel dakloos)
zijn gegaan of zelfs naar een zelfstandige woonsituatie.
In het afgelopen jaar (van 1 december 2012 tot 1 december 2013) heeft er 172 keer
iemand van de geregistreerde doelgroep een stap gemaakt op de woonladder. In de
meeste gevallen, namelijk 128 keer was dit een stap vooruit. Zo is er bijvoorbeeld 37 keer
iemand vanuit een feitelijk dakloze situatie naar een instelling gegaan (residentieel
dakloos), is er 28 keer iemand vanuit een instelling zelfstandig gaan wonen met
begeleiding en heeft 18 keer iemand de stap gemaakt van zelfstandig wonen met
begeleiding naar zelfstandig wonen zonder begeleiding.
13
In 44 gevallen heeft iemand een stap terug gemaakt op de woonladder, bijvoorbeeld van
pseudodakloos (op verschillende adressen verblijvend) naar feitelijk dakloos (9 keer) of
van inwonend bij familie of vrienden naar een instelling voor daklozen (9 keer). In figuur 2
zijn alle stappen te zien die in het afgelopen jaar door de doelgroep zijn gezet op de
woonladder.
37
3
9 6
2 9
2 4
3 1
19 57
Eindtotaal
Stap achteruit
Stap vooruit
55
55
37 3 40
14 15 29
2
4 13 17
1
18 7 25
2
6
6
3 10 43 40 128 44 172
1
4 8
2 28
3 5
Dreigend dakloos, zelfst. wonend zonder begeleid.
Dreigend dakloos, zelfst. wonend met begeleid.
Dreigend dakloos, inwonend
Pseudodakloos
Residentieel dakloos
Feitelijk dakloos
oude situatie:
Feitelijk dakloos
Residentieel dakloos
Pseudodakloos
Dreigend dakloos, inwonend
Dreigend dakloos, zelfst. wonend met begeleid.
Dreigend dakloos, zelfst. wonend zonder begeleid.
Eindtotaal
nieuwe situatie:
Figuur 3 Stappen van de doelgroep op de woonladder in 2013 (dec 2012- dec 2013)
6
6
6
4
18
De stappen die binnen de geregistreerde doelgroep gemaakt worden op de woonladder
vertellen niet het hele verhaal. Belangrijk is ook de in- en uitstroom in de doelgroep.
Mensen stromen in de doelgroep als voor het eerst geconstateerd wordt dat zij tot de
doelgroep behoren en als zodanig geregistreerd worden, bijvoorbeeld omdat ze zich
melden bij loket Centraal Onthaal.
Als mensen eenmaal tot de doelgroep behoren, kunnen zij om verschillende redenen
weer uit de doelgroep stromen, bijvoorbeeld omdat ze verhuizen buiten de regio,
(langdurig) in detentie zijn of overleden zijn. Om vervuiling te voorkomen is afgesproken
als er langer dan een jaar niks vernomen is van iemand van wie geen adres bekend is,
dat dan wordt aangenomen dat zij vertrokken zijn met onbekende bestemming. Tot slot
kan iemand uitstromen uit de doelgroep als hij of zij zelfstandig woont zonder begeleiding
en er geen hulpvraag meer is.
De instroom voor het afgelopen jaar vertoont een zeer vertekend beeld omdat het
afgelopen jaar een grote verbeteringsslag in het registratiesysteem is gemaakt. Daardoor
lijkt het alsof de helft van de doelgroep (578 personen) het afgelopen jaar is ingestroomd.
Verdere cijfers over de instroom kunnen daarom in dit rapport nog niet gepresenteerd
worden.
14
Gemeente Breda
Monitor Stedelijk Kompas
In het afgelopen jaar (van december 2012 tot december 2013) zijn in totaal 120
geregistreerde personen uitgestroomd en behoren daarmee niet meer tot de doelgroep.
Iets meer dan de helft hiervan stroomde uit omdat ze langer dan een jaar zonder
problemen zelfstandig woonden (zie figuur 4). Zes personen die het afgelopen jaar zijn
uitgestroomd, stroomden later weer opnieuw in de doelgroep.
Figuur 4 Uitstroom van de doelgroep in 2013 naar reden van uitstroom (dec 2012- dec 2013)
Zelfstandig wonend
Verhuisd buiten regio
Vertrok. onbekende bestemming
Overleden
Detentie
Totaal
64
36
15
4
1
120
Interessant is om te zien vanuit welke woonsituatie deze personen zijn uitgestroomd.
Omdat de woonsituatie van de doelgroep pas sinds afgelopen jaar goed wordt
bijgehouden zijn deze gegevens nog niet erg betrouwbaar. De gegevens worden daarom
niet gepresenteerd, maar bij een volgende meting kan deze analyse wel gemaakt
worden.
3.4.
Doelstelling 1: Traject / Herstelplan
De eerste doelstelling van het Stedelijk Kompas is: “Vanaf 2013 volgen alle
geregistreerde dak- en thuislozen in de regio Breda een passend traject.”
Vanaf 2013 kunnen alle dak- en thuislozen in de regio Breda een sluitende zorgaanpak
verwachten die hen in de eerste plaats helpt naar huisvesting (of het voorkómen van
dakloosheid), en uiteindelijk naar zoveel mogelijk zelfredzaamheid.
Deze sluitende zorgaanpak wordt vormgegeven in een zogenaamd Trajectplan,
inmiddels Herstelplan genoemd. Eind 2013 hadden 665 geregistreerde (dreigend)
daklozen een Herstelplan. Dit is 58 procent van de geregistreerde doelgroep, een
aanzienlijke verbetering ten opzichte van de vorige meting. Eind 2012 had slechts
ongeveer éénderde een herstelplan.
In onderstaande tabel zijn de geregistreerde personen met en zonder herstelplan
uitgesplitst naar de woonsituatie. Daarin is te zien dat de residentieel daklozen het meest
beschikken over een herstelplan, maar dat sinds dit jaar ook een ruime meerderheid van
de dreigend daklozen een herstelplan heeft. Van de feitelijk daklozen heeft 44 procent
een herstelplan. De pseudodaklozen blijven het vaakst zonder herstelplan. Ter
vergelijking zijn ook de percentages van de vorige meting weergegeven.
15
Figuur 5 Het bezitten van een herstelplan naar status van de geregistreerde
Met
Status
Feitelijk dakloos
Zonder
herstelplan herstelplan
% 2013
Totaal
% 2012
85
110
44%
195
42%
Residentieel dakloos
226
37
86%
263
70%
Dreigend dakloos
311
209
60%
520
25%
Pseudodakloos
28
81
26%
109
36%
Onbekend
15
52
22%
67
0%
665
489
58%
1154
34%
Totaal
Ondanks de verbetering die het afgelopen jaar heeft plaatsgevonden blijkt uit deze
gegevens dat een behoorlijk deel van de geregistreerde doelgroep niet in het bezit is van
een herstelplan. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn en het betekent niet altijd
dat zij niet in beeld zijn. Personen die in beeld zijn bij het team bemoeizorg of bij het team
ACT-DD (dubbel diagnose) zijn nog in het voorstadium waarin zij begeleid worden
richting een herstelaanpak. Daarnaast zijn er enkele (vaak oudere) personen die in een
woonvoorziening van SMO wonen waar geen herstelplan voor is omdat van hen niet de
verwachting is dat zij nog stappen kunnen maken. Tot slot is er een groep die wel bekend
is, maar nergens aan mee wil werken. Voor deze meting waren hierover nog geen
gegevens beschikbaar, maar het verdient aanbeveling om daar bij een volgende meting
een nadere analyse van te maken.
3.5.
Doelstelling 2: Huisvesting
De tweede doelstelling van het Stedelijk Kompas is: “Met ingang van 2013 is tenminste
60% van alle geregistreerde dak- en thuislozen regulier en duurzaam gehuisvest.” Tot
reguliere en duurzame huisvesting behoren de huidige SMO-voorzieningen, vormen van
beschermd en begeleid wonen, zelfstandig wonen in een eigen woning of bij iemand
anders wonen.
Als indicator voor deze doelstelling geldt de verhouding van het aantal daklozen dat niet
regulier en duurzaam gehuisvest is (feitelijk en pseudodaklozen) tot het aantal daklozen
dat wel regulier en duurzaam gehuisvest is met begeleiding (residentieel daklozen en
dreigend daklozen met begeleiding). De groep dreigend daklozen zonder begeleiding
tellen hierbij niet mee. Zij behoren wel tot de doelgroep, maar zijn (nog) niet dakloos.
Op basis van de registratie stellen we vast dat eind 2013 195 personen feitelijk dakloos
zijn, 263 personen duurzaam gehuisvest zijn in een woonvoorziening van SMO en 109
personen pseudodakloos zijn, dat wil zeggen verblijvend op verschillende adressen bij
familie of vrienden. Uit de herstelplannen weten we ook dat in december 2013 309
personen wonen met ambulante woonbegeleiding van SMO, dit kan zowel preventieve
begeleiding zijn als ook nazorg voor ex daklozen. De totale groep komt daarmee in
december 2013 dus 876 personen. Daarvan is 65% (572 / 876) regulier en duurzaam
gehuisvest. Dit is hoger dan bij de vorige meting, toen was het 55%. Dit komt omdat het
aantal geregistreerde personen die zelfstandig wonen met begeleiding flink is
toegenomen ten opzichte van vorig jaar.
16
Gemeente Breda
3.6.
Monitor Stedelijk Kompas
Doelstelling 3: Huisuitzetting
De derde doelstelling van het Stedelijk Kompas is: “Vanaf 2010 is dakloosheid als gevolg
van huisuitzetting tot minder dan 30% van het niveau van 2007 teruggebracht.”
Indicatoren om de voortgang te meten zijn:
• Het aantal huisuitzettingen uit huurwoningen in verhouding tot het aantal
aanzeggingen
• Het aantal uit huis gezette personen of huishoudens uit huurwoningen dat tussen
2007 en 2013, na huisuitzetting, tijdelijk of langdurig dakloos raakte.
Beide indicatoren zijn belangrijk. Stedelijk Kompas zet niet alleen in op het begeleiden
van mensen die uitgezet worden naar opvang of wonen, maar ook op het voorkomen van
dreigende huisuitzetting.
Aanzeggingen, huisuitzettingen en dakloosheid in Breda
Voor de gegevens over aanzeggingen tot huisuitzetting en de feitelijke huisuitzettingen
worden de gegevens van de Kredietbank Breda gebruikt. De Kredietbank coördineert alle
huisuitzettingen als gevolg van vonnissen waarin ontbinding van de huurovereenkomst
wordt uitgesproken. Daartoe ontvangen zij alle aanzeggingen tot huisuitzetting. Na een
aanzegging zijn er drie mogelijke uitkomsten: de huisuitzetting gaat niet door omdat
alsnog betaald wordt, de huurders vertrekken vrijwillig of er vind een ontruiming plaats.
Het gaat hier alleen om gegevens over de gemeente Breda. Zie verderop voor gegevens
van andere gemeenten binnen de regio.
De gegevens van de Kredietbank worden gekoppeld aan het registratiesysteem om vast
te kunnen stellen of de personen die vrijwillig vertrokken of ontruimd zijn geregistreerd
zijn als doelgroep stedelijk kompas en wat hun woonsituatie is na de huisuitzetting. In
figuur 6 is te zien hoeveel aanzeggingen tot huisuitzetting in Breda hebben geleid tot het
vertrek van de huurder (vrijwillig vertrek of via ontruiming). In Breda waren er in 2013 349
aanzeggingen tot ontruiming van een woning. In 106 gevallen (30%) leidde dit tot het
vertrek van de huurder(s).
Figuur 6 Huisuitzettingen Breda die leiden tot feitelijk vertrek huurders
Huisuitzetting woningen
Aanzegging tot huisuitzetting
Feitelijk vertrek (vrijwillig vertrek of ontruiming)
waarvan ontruiming
aantal
349
106
74
%
30%
21%
Wanneer dit verder wordt uitgesplitst naar het gezinsverband van de bewoners dan is te
zien dat aanzeggingen tot huisuitzetting minder vaak leiden tot het feitelijk vertrek van de
bewoners als het gaat om gezinnen of alleenstaande ouders. In figuur 7 is te zien dat 16
aanzeggingen in 2013 hebben geleid tot het vertrek van een gezin en 6 aanzeggingen
hebben geleid tot het vertrek van een alleenstaande ouder. In de gegevens over
huisuitzettingen is niet geregistreerd of het type gezin een gezin met of zonder kinderen
betreft. Voor een volgende meting is het interessant dit onderscheid wel te maken.
17
Figuur 7 Huisuitzettingen Breda uitgesplitst naar gezinsverband bewoners
Gezinsverband
bewoners
gezin*
alleenstaande ouder
man
vrouw
gezinsverband onbekend
Totaal
Aanzegging tot
huisuitzetting
81
32
109
33
94
349
Feitelijk vertrek van
bewoners
16
6
49
11
24
106
Percentage
20%
19%
45%
33%
26%
30%
In figuur 8 is te zien welke gevallen men na feitelijk vertrek door een huisuitzetting feitelijk
dakloos is geworden. Bij de 106 uitzettingen die leidden tot feitelijk vertrek waren 122
personen betrokken. Daarvan werden er 24 feitelijk dakloos of pseudodakloos na de
huisuitzetting (15 feitelijk en 9 pseudodakloos). Van deze 24 personen hebben 5
personen binnen drie maanden na de huisuitzetting alsnog onderdak gevonden, al of niet
dankzij de inspanningen van de keten Stedelijk Kompas. Personen die binnen 3
maanden alsnog onderdak vinden worden niet meegeteld voor de doelstelling. Dan
blijven 19 personen over die feitelijk dakloos werden na huisuitzetting, dat is 16% van het
totaal aantal personen dat vertrekt uit de woning door een huisuitzetting.
Figuur 8 Personen Breda die feitelijk dakloos worden na huisuitzetting
Feitelijk dakloos na huisuitzetting
Aantal huisuitzettingen die leiden tot feitelijk vertrek
Aantal personen
waarvan geregistreerd als doelgroep
feitelijk dakloos of pseudodakloos geworden na huisuitzetting
- binnen 3 maanden alsnog onderdak
3 maanden na huisuitzetting dakloos of pseudodakloos
aantal
106
122
38
24
5
19
%
16%
De doelstelling van het stedelijk kompas refereert aan de situatie uit 2007. Figuur 9 laat
daarom de vergelijking zien met voorgaande jaren. Omdat de methode een aantal keer is
veranderd zijn de gegevens echter slecht vergelijkbaar. Bovendien zijn door een omissie
in voorgaande jaren alleen de ontruimingen geteld en niet de gevallen waarbij de sleutel
vrijwillig werd ingeleverd. Voor de vorige meting kon dit nog hersteld worden, maar voor
eerder metingen niet. Daarom wordt in de tabel zowel alleen de ontruimingen als ook de
gevallen van feitelijk vertrek (ontruiming en vrijwillig vertrek) gepresenteerd.
Figuur 9 Aanzeggingen en woningontruimingen in Breda, 2007-2013
% Dakloos
Aanzeggingen Aantal
Feitelijk % Feitelijk Dakloos
geworden (perc
tot ontruiming ontruimingen % ontruimingen vertrek vertrek
geworden van ontruiming)
2007
655
113
17%
23
20%
2008
585
113
19%
26
23%
2009
494
91
18%
13
14%
2010
436
76
17%
8
11%
2011* 2012*
405
79
20%
113
28%
10
13%
2013
349
74
21%
106
30%
19
26%
*gegeven over 2012 is gebaseerd op gegevens van sept 2011 t/m aug 2012
18
Gemeente Breda
Monitor Stedelijk Kompas
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat het aantal ontruimingen sinds 2007 behoorlijk is
afgenomen. Het aantal aanzeggingen is echter nog meer gedaald, waardoor het
percentage aanzeggingen dat leidt tot ontruiming de laatste twee jaar is gestegen. Het
percentage aanzeggingen dat leidt tot vertrek van de huurder (ontruiming en vrijwillig
vertrek) is eveneens gestegen ten opzichte van vorig jaar terwijl het absoluut aantal is
gedaald.
Figuur 10 Relatief percentage daklozen t.g.v. huisuitzetting t.o.v. niveau 2007
Dakloos na uitzetting
Relatief percentage dakloos t.o.v. niveau 2007
2007
23
-
2008
26
113%
2009
13
57%
2010
8
35%
2011
-
2012*
10
43%
2013
19
83%
*gegeven over 2012 is gebaseerd op gegevens van sept 2011 t/m aug 2012
In 2010 werd geconstateerd dat de doelstelling “dakloosheid als gevolg van huisuitzetting
is teruggebracht tot minder dan 30% van het niveau van 2007” zo goed als gehaald was
(figuur 10). In 2012 bleek het aantal gestegen was en de doelstelling voor dat jaar niet
gehaald werd. Ten opzichte van vorig jaar is dit jaar het aantal huisuitzettingen dat leidt
tot feitelijke dakloosheid flink gestegen. Deze stijging moet echter toegeschreven worden
aan de verandering van methode. In voorgaande jaren waren we voor deze gegevens
afhankelijk van de registratie in het GBA, wanneer personen die als gevolg van
huisuitzetting dakloos raakten hun adres bij de gemeente niet lieten wijzigen waren zij in
dit overzicht dus niet in beeld. Dankzij het registratiesysteem is veel nauwkeuriger in
beeld wat de veranderingen in de woonstatus zijn van personen die dakloos raken. Voor
komende jaren moet deze doelstelling daarom herijkt worden op het niveau van 2013.
Aanzeggingen en huisuitzettingen in de regio
Evenals bij de voorgaande metingen zijn de gemeenten in de regio verzocht de cijfers
over aanzeggingen tot ontruiming en de feitelijke ontruimingen aan te leveren. Tevens is
bij de huidige meting gevraagd naar het aantal vrijwillige vertrekken na aanzegging.
Daarbij is vastgesteld dat gemeenten in de regel een vrijwillig vertrek meetellen met het
aantal ontruimingen, maar wel in staat zijn een onderscheid te maken. De gemeenten
Etten-Leur, Werkendam en Woudrichem kunnen niet aangeven in hoeveel gevallen er
sprake is van een vrijwillig vertrek. Bij deze gemeenten is ervan uitgegaan dat de
vrijwillige vertrekken in het aantal ontruimingen is verdisconteerd. Van de gemeente
Oosterhout zijn helaas geen cijfers ontvangen. In onderstaande tabel zijn de resultaten
weergegeven.
19
Figuur 11 Aanzeggingen en woningontruimingen van huurwoningen in de regio over 2013
Aanzeggingen
Ontruiming
ontruiming
Totaal
Totaal
Totaal
Totaal
vertrokken vertrokken vertrokken
vertrokken
%
2012
2012 %
Vrijwillig
vertrek
Aalburg
1
0
0
0
0,0%
1
0,0%
Alphen-Chaam
5
3
0
3
60,0%
2
100,0%
Baarle-Nassau
4
3
0
3
75,0%
0
-
349
74
32
106
30,4%
113*
27,9%
10
3
0
3
30,0%
2
20,0%
Etten-Leur
62
16
16
25,8%
15
20,8%**
Geertruidenberg
21
1
5
6
28,6%
0
0,0%
Moerdijk
37
6
20
26
70,3%
7
17,5%
12
12,2%
30,0%
5
-
Breda
Drimmelen
Oosterhout
Werkendam
Woudrichem
Zundert
Totaal
10
3
3
5
0
0
0,0%
5
-
10
2
2
4
40,0%
5
45,5%
514
111
59
170
33,1%
167
* gegeven op basis van cijfers sept 2011 t/m aug 2012
** meerdere aanzeggingen voor één adres geregistreerd
Vergeleken met de cijfers van 2012 is er bij de gemeente Moerdijk sprake van een
opvallende stijging van het aantal ontruimingen/vrijwillige vertrekken. In 2013 verlieten er
26 van de 37 personen/gezinnen de woning (70,3%) terwijl dat er in 2012 slechts 7 van
de 40 waren (17,5%).
3.7.
Doelstelling 4a: Detentie
De vierde doelstelling van het Stedelijk Kompas is: “Dakloosheid als gevolg van detentie
is uitgebannen”.
De wettelijke nazorg voor ex-gedetineerden die de gemeente Breda reeds heeft en de
Herstelplanaanpak brengen deze doelstelling voor gemeente Breda binnen bereik. Vanuit
de wettelijke plicht tot nazorg is er een registratiesysteem in gebruik waarmee een goed
beeld van de huidige stand van zaken kan worden gegeven.
Indicator om de voortgang te meten
De indicator om de voortgang van deze prestatieafspraak te meten is:
“Het aantal ex-gedetineerden dat na detentie bij het Centraal Onthaal is aangemeld als
zijnde dakloos en niet verblijvend in een instelling voor zorg.”
Meetinstrumenten
Het registratiesysteem Centraal Onthaal is bevraagd op personen met als reden van
instroom “einde detentie” en als status “dakloos”, “residentieel dakloos”, “dreigend
dakloos” of een onbekende status. Dit leverde voor 2013 49 personen op. In figuur 12 is
weergegeven welke woonstatus deze personen hadden na detentie en in welke gevallen
de detentie een verandering in woonstatus heeft veroorzaakt. Het is belangrijk om deze
cijfers in de juiste context te plaatsen. De personen die het betreft zijn goed in beeld bij
de gemeentelijke nazorg voor ex-gedetineerden. Dit levert de volgende nuancering op.
20
Gemeente Breda
Monitor Stedelijk Kompas
Figuur 12 Status na detentie van personen met reden instroom “einde detentie” bij Centraal Onthaal
Status na detentie
Dakloos
Pseudo-dakloos
Dreigend dakloos (inwonend)
Residentieel dakloos
Overig
Totaal
Personen
17
11
7
9
5
49
Waarvan veroorzaakt door detentie
6
3
1
1
11
Van de 17 personen met de status “Dakloos” geldt in 10 gevallen dat die niet ten gevolge
van detentie is. Van deze 10 personen waren er acht al vóór detentie dakloos. Bij één
persoon is dakloosheid het gevolg van een situatie die zich na detentie heeft voorgedaan.
Voor personen die voor detentie al dakloos waren wordt vaak geen nazorg ingezet op het
gebied van wonen om de volgende redenen:
• Stichting Maatschappelijke Opvang (SMO) is dan al aangewezen als
cliëntmanager vanuit Centraal Onthaal. Het is dan de taak van SMO om te kijken
naar een vervolgstap.
• Het gaat hier doorgaans om verslaafde veelplegers;
• deze groep weigert vaak medewerking
• deze groep zit vaak kortdurend gedetineerd (denk aan niet betaalde
boetes of winkeldiefstal) waardoor de detentie te kort is om een plan voor
nazorg op te stellen;
• Indien zij wel hulp willen gaat dit vaak gepaard met reclasseringstoezicht
en wordt een opname/behandeling/plaatsing in een instelling doorgaans
als justitiële voorwaarde onder het toezicht opgelegd. Dan vervalt de
vrijwillige inzet in het kader van nazorg.
De rol van de gemeentelijke nazorg bij deze groep is het bijdragen aan/meedenken over
straf- en zorgscenario tijdens het veelplegersoverleg na aanhouding. Tijdens dit overleg
wordt het straf- en zorgscenario bepaald door de ketenpartners samen.
In zes gevallen is dakloosheid wél het gevolg van detentie, maar zijn er omstandigheden
waardoor er geen hulp kan/kon worden verleend aan de persoon in kwestie ter
voorkoming van dakloosheid. Zo kan bijvoorbeeld de persoon in kwestie alle hulp
weigeren. Ook kan het gaan om een onverwachte schorsing van in bewaringstelling
waardoor er geen tijd is om de betreffende persoon hulp te bieden. In één geval is het
onbekend of de dakloosheid een gevolg is van detentie.
Van de negen personen met de status “Residentieel dakloos” geldt in acht gevallen dat
de persoon in kwestie voor kortere of langere duur geplaatst is in een instelling voor (na-)
zorg. Dit kan bijvoorbeeld zijn een opvang voor residentieel daklozen, de Omloop (voor
jongeren) of de Vliet. Eén persoon verbleef vóór detentie al in een instelling voor
residentieel daklozen.
Van 11 personen kan worden vastgesteld dat zij pseudodakloos zijn, dat wil zeggen
verblijven op verschillende adressen bij vrienden en/of familie. In acht gevallen is deze
pseudodakloosheid geen gevolg van detentie. Bij drie personen was er sprake van
detentie in het buitenland waarbij er geen overdracht plaatshad, werd hulp niet
geaccepteerd of werd door de persoon zelf voor deze oplossing gekozen.
21
Zeven ex-gedetineerden zijn vanuit detentie gaan inwonen bij moeder, vriendin of iemand
anders en zijn dus feitelijk niet dakloos. In één geval is deze situatie ontstaan omdat er
sprake was van detentie in het buitenland waarbij er geen overdracht plaatshad.
Van de overige vijf personen is er één weer in detentie, één verblijft inmiddels op een
camping en wil geen hulp, één persoon is door het zelf beëindigen van begeleid wonen
dakloos geraakt, één persoon is verdwenen en laat niets van zich weten en één persoon
is op een camping gaan wonen na schorsing van de inbewaringstelling. Dit ging te snel
voor de hulpverlening om een betere oplossing in te zetten.
Geconcludeerd mag worden dat de registratie van het loket Centraal Onthaal, gekoppeld
aan de registratie van gedetineerden een praktisch sluitend beeld geeft van de
wooncarrière van mensen die zich uit detentie melden aan het loket. Wanneer
dakloosheid na een periode van detentie voorkomt is dit vaak bij personen die zijn te
kenmerken als verslaafde veelplegers die regelmatig korte perioden gedetineerd zijn.
Daarbij is er vaak sprake van het weigeren van hulp van de betrokken persoon.
Ook zijn er situaties van overmacht waarbij de hulpverlening niet tijdig in stelling kan
worden gebracht wat kan leiden tot (tijdelijke) dakloosheid.
3.8.
Doelstelling 4b: Zorg
De, andere, vierde doelstelling van het Stedelijk Kompas is: “Dakloosheid als gevolg van
afwenteling door andere instellingen is uitgebannen”.
Indicator om de voortgang te meten
De indicator om de voortgang van deze prestatieafspraak te meten, is:
het aantal personen dat in 2010, na afwenteling uit een zorginstelling, tijdelijk of langdurig
dakloos raakte.
Meetinstrumenten
Het meetinstrument voor dit gegeven is het centrale registratiesysteem. Daarin wordt
bijgehouden welke personen dakloos worden met als reden “uit instelling verwijderd”.
Vanwege de verbeterslag die het afgelopen jaar is doorgevoerd in het registratiesysteem
moet dit gegeven met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. In het afgelopen jaar
zijn in totaal zijn 28 personen ingestroomd in de doelgroep met als reden “uit instelling
verwijderd”. Van deze 28 personen werden 10 personen feitelijk dakloos (6) of
pseudodakloos (4) na de verwijdering uit de instelling.
Na inspectie van de dossiers van deze personen blijkt dat de betreffende persoon in bijna
alle gevallen is verwijderd uit de instelling vanwege binnen de instelling ontoelaatbaar
gedrag (zoals drugsgebruik of agressie) en waar de persoon vervolgens medewerking
aan een verder zorgtraject weigerde. In één geval is onduidelijk in hoeverre de uitzetting
uit de instelling verwijtbaar was aan de cliënt. Het betrof hier een private instelling die niet
aangesloten is op de keten Stedelijk Kompas.
3.9.
Doelstelling 5: Overlast
De vijfde doelstelling van het Stedelijk Kompas is: “In 2015 is overlast door dak- en
thuislozen teruggedrongen tot ten hoogste 75% van het huidige niveau”.
22
Gemeente Breda
Monitor Stedelijk Kompas
Indicator
Aantal meldingen van overlast door daklozen in de regio Breda.
Meetinstrumenten
Voor de metingen van overlast wordt gebruik gemaakt van politiegegevens. In de praktijk
zou de overlast door dak- en thuislozen groter kunnen zijn dan blijkt uit deze registratie.
Niet alle overlast door dak- en thuislozen wordt immers gemeld bij de politie. Toch geven
de politiegegevens een redelijk goed beeld.
De politie registreert wanneer er een strafbaar feit is gepleegd of wanneer er een melding
van overlast komt. Dak- en thuisloos is men wanneer men geen vaste woon- of
verblijfplaats heeft, geregistreerd staat op Claudius Prinsenlaan 12 of aangehouden is
voor het incident ‘overlast zwervers’. Het betreft incidenten die plaats hebben gevonden
in het gebied van de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda,
Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Werkendam,
Woudrichem en Zundert. Dak– en thuislozen die slechts eenmaal contact hebben gehad
met de politie zonder vaste woon en verblijfplaats zijn niet meegenomen in de telling.
Deze daklozen behoren waarschijnlijk niet tot de regio Breda. In 2010 waren dit 238
personen, in 2012 391 en in 2013 419 personen.
Aantallen
In 2013 hebben 184 dak- en thuislozen overlast of strafbare feiten veroorzaakt in de regio
Breda. Ze zijn verantwoordelijk voor 257 incidenten. In 2012 waren 165 dak- en
thuislozen verantwoordelijk voor 228 incidenten en in 2010 waren 188 dak- en thuislozen
verantwoordelijk voor 337 incidenten.
Figuur 13 Overlast veroorzaakt door dak- en thuislozen, 2010 – 2013
Niet tot de doelgroep behorende daklozen
2010
238
2012
391
2013
419
Aantal overlast veroorzakende daklozen
188
165
184
Aantal incidenten
Gem. aantal incidenten per veroorzaker
337
1,79
228
1,38
257
1,40
In vergelijking met 2012 is in 2013 het aantal incidenten toegenomen met 12,7%. Het
gemiddeld aantal incidenten per persoon is met 1,40 ongeveer hetzelfde gebleven als in
2012 (1,38). In 2010 was deze ratio 1,79. In onderstaand overzicht staat de verdeling van
de incidenten naar soort voor de afgelopen drie peilingen.
23
Figuur 14 Incidenten dak- en thuislozen naar soort in 2010, 2012 en 2013
Soort incident
2010
2012
2013
% af- of toename
in 2013
Overlastincident
Diefstal
Lichamelijke integriteit
Winkeldiefstal
Vermogensdelict en fraude
Drugshandel
Verkeerszaken
Inbraak
Overig strafbaar feit
140
28
37
25
16
12
19
4
56
135
140
33
18
15
6
6
11
0
28
3,7%
106,3%
28,6%
7,1%
-40,0%
-33,3%
120,0%
12,0%
Totaal
337
257
12,7%
16
14
14
10
9
5
0
25
228
Iets meer dan de helft van de incidenten in 2013 betreft een overlastincident (140 van de
257). Van deze overlastincidenten hebben 114 incidenten (ruim 80%) betrekking op de
categorie “overlast zwervers”. Dit percentage was in voorgaande metingen ook tussen de
80 en 85%.
In de doelstelling is het begrip overlast niet nader gedefinieerd. Als we de definitie eng
opvatten, kijken we alleen naar de overlastincidenten, in een ruime definitie betrekken we
daarbij ook de strafbare feiten veroorzaakt door daklozen.
In de enge definitie is de uitgangssituatie dus 140 overlastincidenten door dak- en
thuislozen in 2010. Volgens de doelstelling zou dat in 2015 dan 105 moeten zijn (75%
van 140).
Dit betekent dat het niveau ook in 2013 nog niet op de juiste koers ligt voor het behalen
van de doelstelling. Kijken we echter naar de ruime definitie, dan is het uitgangspunt in
2010 337 incidenten veroorzaakt door daklozen. Dat zou in 2015 teruggebracht moeten
zijn tot 253 (75% van 337). Het niveau in 2013 ligt daar maar net boven, namelijk 76%.
Met deze ruimere definitie van overlast is de doelstelling bijna gehaald.
24