Matteüs 25 : 31 – 46 GWK, 16 november 2014 Gemeente van onze

Matteüs 25 : 31 – 46
GWK, 16 november 2014
Gemeente van onze Heer, Jezus Christus,
1.
Het zijn nogal heftige teksten die we lezen aan het eind van het kerkelijk jaar, zo vlak voor
we opnieuw beginnen met Advent.
Het zijn teksten over afrekening houden, het opmaken van de balans, een eindoordeel
over ons leven.
In het verhaal dat aan onze tekst voorafgaat gebruikt Jezus het beeld van een werkgever
die de resultaten van zijn investeringen bespreekt met zijn verantwoordelijke
medewerkers.
In onze tekst spreekt Jezus over een rechter die een oordeel gaat uitspreken over hoe we
mondiaal samenleven.
Alle volken worden samengebracht; de verenigde naties staan voor het tribunaal van de
laatste rechter.
‘Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen,
zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon’.
Luister en glorie!
Het is niet het eerste, het beste tribunaal; het gaat om de hoogste rechter en het laatste
oordeel.
Uitgesproken door de Mensenzoon, dat dan weer wel.
De uitdrukking Mensenzoon heeft in de Bijbel twee kanten: een goddelijke en een
menselijke kant.
In de eschatologische literatuur, de Bijbelgedeelten die over de eindtijd en het eindoordeel
gaan, is de mensenzoon een figuur die goddelijke macht en heerlijkheid draagt.
Maar de gestalte van een mens blijft herkenbaar.
In het eindoordeel over het leven gaat het om de menselijkheid: de grote dingen van de
geschiedenis worden gemeten aan de maat van de mensen.
Hoe is er met mensen omgegaan; zijn de mensen menselijk behandeld?
Overigens wordt er door die Mensenzoon wel heel heftige taal gesproken, bv. in vers 41:
Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen, naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de
duivel en zijn engelen.
Daar staat jullie een eeuwige bestraffing te wachten…
2.
Hoe preek je nu over zulke heftige teksten?
We kunnen het simpel houden op de manier die Paulus voorstelt in zijn brief aan de
Thessalonicenzen.
Hij schrijft:
Over de onderlinge liefde hoeven wij u niets te schrijven, want u hebt van God zelf geleerd
hoe u in liefde met elkaar moet omgaan.
Jullie doen dat al met alle gelovigen in heel Macedonië.
Zo’n brief zou je als Protestantse Gemeente in Oegstgeest ook wel willen ontvangen.
In die lijn van ‘doe nou maar gewoon wat je eigenlijk al gewend bent’ kunnen we Matteüs
25 lezen als de basistekst voor de 7 werken van barmhartigheid.
Die zijn via het christelijk geloof door de eeuwen heen tot een bekend onderdeel van de
westerse en op den duur ook wereldwijde cultuur zijn geworden.
1. Mensen die honger hebben te eten geven
2. Mensen die dorst hebben te drinken geven
1
3.
4.
5.
6.
7.
Vreemdelingen gastvrijheid verlenen
Naakten kleden
Zieken bezoeken, verzorgen
Gevangen bezoeken en aan reclassering doen
De doden begraven
De woorden van Jezus uit Matteüs 25 dus als bron voor het doen van liefdadigheid.
Inmiddels hebben we geleerd dat er ook andere bronnen zijn om je op te baseren.
Goede doelen en goede werken zijn onderdeel van het samenleven geworden.
Van Giro 555 tot Serious Request, volgende maand in Haarlem, van Amnesty International
tot de stichting Exodus, van Vluchtelingenwerk Nederland tot en met Fair Trade koffie,
chocolade en kleding.
Zo is dit Bijbelse denken in de cultuur terecht gekomen als een zoutend zout; het houdt
het leven op smaak.
Overigens staan maar 6 van de 7 werken van barmhartigheid in onze tekst.
Het begraven van de doden is daar later aan toegevoegd, gebaseerd op andere teksten.
Maarten Das, de dichter van lied 1007 dat we straks gaan zingen, heeft het mooi onder
woorden gebracht:
Hij noemt de 7 werken van barmhartigheid alsof hij ze uitspreekt als belofte aan iemand
die bij hem is, of hij bij haar.
Brood zal ik je geven en water als wijn.
En kom je van verre en roept men je na, dan noem ik je mijn naaste, wees welkom, besta.
Tot en met:
Als eens de dood je zal hebben begroet,
Draag ik je in vrede Gods licht tegemoet.
Zó wil ik leven; eenvoudig en klein,
Met twee lege handen een koningskind zijn.
Lege handen: niet gevuld met alles wat je voor jezelf wilt houden, maar leeg om ze uit de
mouwen te kunnen steken náár en vóór wie op je pad komen.
Dat is koningskind zijn, dat is al leven in Gods koninkrijk.
3.
Hier zou ik al ‘Amen’ kunnen zeggen.
Aan zo ‘leven met lege handen’ hebben we onze handen vaak al vol!
Maar de woorden van Jezus gaan over alle volken, over de Verenigde Naties.
Dan moeten we zo’n Bijbelgedeelte ook nog eens lezen in het taalveld en de werkelijkheid
van de politiek, nationaal en internationaal.
Zorgen dat mensen te eten en te drinken hebben, dat we ons kunnen kleden en onze
huizen kunnen verwarmen dat is de kern van de economie.
Afgelopen week in Peking en dit weekend in Australië: de ene economische wereldtop na
de andere gaat over die vraagstukken.
En door de spanningen tussen Poetin en de andere wereldleiders beseffen weer al te
goed dat de economische vraagstukken ook regelrecht te maken hebben met het
vraagstuk van de veiligheid en vrede.
Er zit weer allerlei kou in de lucht; van het dichtdraaien van de gaskraan in Rusland tot de
dreiging van een nieuwe koude oorlog.
2
En dan hebben we het nog niet eens over Ontwikkelingssamenwerking en bijvoorbeeld de
kledingindustrie in Aziatische landen als Bangladesh.
Over eerlijke spijkerbroeken en t-shirts gesproken…
En wat dacht u van het thema Voedselveiligheid?
Het staat hoog op de agenda van de Verenigde Naties.
En het watermanagement, met koninklijke stip genoemd bij de voorrangsonderwerpen
voor ontwikkelingssamenwerking.
Jezus heeft het ook over het ‘opnemen’ van de vreemdeling.
Het woord dat daar gebruikt wordt betekent letterlijk: opnemen in de gemeenschap van het
huis of van de kudde.
Integratie heet dat in het krant en in de Tweede Kamer.
Een minister die strakkere lijnen trekt, kamerleden die hun fractie moeten verlaten, onrust
en ongemak omdat we niet precies weten wat er zich allemaal afspeelt achter de
schermen.
En een wijkagent in Leiden die het ergste vreest; nu zullen de jongeren van Turkse
afkomst, inmiddels vierde generatie in Nederland, wel weer zeggen:
Zie je wel, we blijven in de hoek van de verdenking zitten.
Hoe kun je dan ooit echt integreren?
De lijn naar het gediscrimineerd voelen ligt dan voor het oprapen.
Alsof we daar in de politiek en in de samenleving ook al niet onze handen aan vol hadden
via die discussie over Zwarte Piet.
Zieken bezoeken en de mantelzorg, de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) en
de nieuwe premie voor de Zorgverzekering in 2015, en wees blij dat we hier de fase van
de Obama-care al gepasseerd zijn…
De ramp met het Ebola-virus; mensen die ziek worden en niet eens bezocht mogen
worden, nauwelijks meer fatsoenlijk begraven kunne worden…
Vreemdelingenbeleid en de vraag om Bed, Bad en Brood voor uitgeprocedeerden; de
Protestantse kerk in Nederland, onze kerk vroeg het Europees Comité voor Sociale
Rechten van de Raad van Europa (ECSR) erom en allerlei gemeenten dóén het gewoon,
ook al is de regering ertegen…
Lieve mensen, ik heb het Bijbelgedeelte er niet op uitgezocht, het staat gewoon op het
rooster aan het eind van het kerkelijk jaar, om de balans op te maken: hoe leven we met
elkaar, voor Gods aangezicht?
En als je goed Bijbelleest lees je daardoorheen zomaar de krant…
4.
Daarmee hebben we de vraag naar de verhouding van geloof en politiek op tafel.
Als wij deze woorden van Jezus lezen met de ernst die in dit gedeelte doorklinkt: eeuwig
belonen of eeuwig straffen (kom ik nog op terug…), hoe doen we dat dan als gelovigen en
als kerken in de samenleving, nationaal en internationaal?
We werken als PGO in dit winterseizoen aan ons nieuwe beleidsplan.
Eén van de vragen die we onszelf stellen is: moeten we ons als kerken niet weer eens wat
scherper profileren?
Er is zoveel aan de hand op het gebied van de zorg voor ouderen en jongeren, er moet
nog zoveel gebeuren om de samenleving tot een echte participatiesamenleving te
maken… laten we ons als kerkmensen opnieuw buigen over de vraag wat we vanuit onze
3
pastorale ervaring met het leven van ‘gewone’ mensen onder de aandacht te brengen
hebben.
En schaam je dan niet om te zeggen dat dat te maken heeft met je geloofsovertuiging.
Dat we met die dingen bezig zijn omdat we door de Bijbel of door Jezus op het spoor van
de werken van barmhartigheid zijn gezet.
En dat we daarom samen met iedereen die iets van compassie heeft begrepen zoeken
naar een goede vertaling van die compassie in wet- en regelgeving, in de politiek en
andere initiatieven van samenlevingsopbouw.
Daarbij gaat het om de mensen en de menselijke maat.
De rechter die met luister op de glorierijke troon zit, is de Mensenzoon, hij kent het leven
van mensen van binnenuit, beter gezegd misschien: van onderop.
5.
Maar wat nou met die akelige woorden over vervloeken en duivel en eeuwig vuur en straf?
In gesprek met een aantal oudere gemeenteleden kwam aan de orde dat er veel onbegrip
en zelfs weerzin is tegen deze woorden.
Dat geloven we niet meer, dat er een duivel is en een hel of de lichtere variant daarvan,
vooral bekend in de Rooms-Katholieke traditie, het vagevuur.
We willen daar niet meer bang voor zijn.
Dat raakte diep.
Want dát blijken die teksten die we in deze tijd van het kerkelijk jaar lezen ook op te
roepen: angst voor het oordeel, angst voor eeuwige straf, onzekerheid over het eigen
geloof en daardoor angst voor het levenseinde.
Dat zal ook wel gevoed worden door ervaringen van mensen die iemand hebben zien
worstelen met het levenseinde, het gevecht om te blijven leven en je niet over willen geven
aan de dood.
Dat is lang niet altijd vanwege angst voor het laatste oordeel of de hel.
Maar elke mens die met die beelden worstelt en er bang van wordt, er wakker van ligt en
zich niet in vertrouwen kan overgeven aan God, is er één teveel.
Duivel en hel zijn ook niet bedoeld om ‘in te geloven’.
Geloven doen we in God, Schepper, de bron van leven, in Jezus, de Mensenzoon die
naast de mensen kwam staan en in de Geest van God, die je beleving, je hart raakt en je
overeind houdt in de stormen van het bestaan.
Duivel en hel zijn aanduidingen van de macht van het kwaad.
In Jezus’ tijd werd die macht van het kwaad als een persoon, als een gevallen engel
voorgesteld.
Jezus was met de macht van het kwaad in gesprek, hij werd door de duivel verzocht.
Maar die verhalen worden niet verteld om ons bang te maken, juist omgekeerd;
De boodschap is juist: Je kunt stand houden tegenover die macht van het kwaad.
Ga maar aan Jezus’ kant staan of laat Hem naast jou staan.
Duivel, vuur, straf: het zijn beelden, en soms beelden van werkelijkheden al in dit leven,
het leven als een hel, vechten met de duivel van verleiding, verslaving, onmenselijkheid…
En je moet er niet aan denken dat dat eeuwig zou duren!!
Als we dat beseffen, dan krijgen die beelden de kracht van ernstig waarschuwen.
4
Waarschuwen is niet dreigen met de hoop dat dat dreigende perspectief nog eens
werkelijkheid wordt.
Dat waarschuwen is altijd bedoeld om je op te roepen om om te keren.
Keer je van dat dreigende perspectief af, keer het de rug toe.
Keer je naar het licht, naar de vrede en de vreugde van Gods koninkrijk.
Daarom gebruikt Matteüs ook het beeld van de herder.
Je kunt je toch niet voorstellen dat een herder de helft van zijn kudde ‘wegdoet’.
Er zijn weliswaar slechte herders, maar de hele Bijbel door wordt altijd weer gewezen op
God die juist die slechte herders zal aanpakken omdat God de goede herder is.
En die troon van luister en glorie… die zou toch verbleken als die dreiging een reële optie
zou zijn.
Het gezicht van Mensenzoon, die juist begaan is met de mensen en hoe er met mensen
wordt omgegaan, dat gezicht zou toch veranderen in een grijzende duivel als we hem in
dat beeld van een grimmige rechter zouden moeten zien?
Dat kan nooit de bedoeling zijn geweest van dit Bijbelgedeelte dat niet voor niet eindigt
met het perspectief van het eeuwige leven voor de rechtvaardigen.
Daar is het om te doen in die ernstige waarschuwing: alleen om dat perspectief van het
leven, eeuwig nog wel.
6.
Ik ga het eind van de preek maar weer terug naar het begin van de preek.
Naar Paulus die schrijft:
Over de onderlinge liefde hoeven wij u niets te schrijven, want u hebt van God zelf geleerd
hoe u in liefde met elkaar moet omgaan.
Laten ernstige woorden of waarschuwingen ons vooral helpen om gewoon te doen wat er
gedaan kan worden.
Ik zal bij dit Bijbelgedeelte nooit Alexander Warouw vergeten.
Alexander zat een gevangenisstraf uit in de gevangenis Kalisosok in Surabaya op Java.
Hij was vanwege de sociale ongerechtigheid in Indonesië ooit communist geworden.
Na een neergeslagen opstand van de communistische krachten in 1965 was hij tot
levenslang veroordeeld.
In de gevangenis werd hij trouw bezocht door mensen van de kerk.
Dat was voor hem aanleiding om zelf ook christen te worden.
En omdat hij muzikaal talent had werd hij dirigent van het gevangeniskoor.
In 1988 was ik bij de kerstviering in de gevangenis.
Twee weken daarvoor waren er ruim 80 gevangenen uit Irian Jaya/Papua/voormalig
Nederlands Nieuw Guinea aangekomen in de gevangenis.
Papoea’s zijn voor het merendeel christen.
Of ze konden zingen…
Dat konden ze.
Alexander Warouw had ineens een koor van ruim negentig mensen.
Ik was blij dat het oude gevangenis, nog gebouwd in de Nederlandse tijd, was.
De muren waren nog heel dik.
Anders weet ik niet wat er gebeurd was met al die decibellen van dat koor.
Wat een kerstfeest.
En dan te bedenken dat die dirigent christen was geworden omdat andere christenen hem
opgezocht hadden in de gevangenis..
5
Gewoon omdat ze begrepen hadden dat zoiets hoorde bij de liefde van en voor de
Mensenzoon.
Gewoon doen, en ineens was er een stukje hemels koninkrijk op aarde, in volle glorie.
Amen
6