Hydrologische effecten van de aanleg van

Hydrologische effecten van de aanleg van
natuurvriendelijke oever aan de zuidzijde van de
Pluvierentocht.
Natuurmonumenten
N.Straathof, 14/4/2014
Inleiding
Aan de zuidzijde van de Pluvierentocht wordt volgens de plankaart 3 typen
natuurvriendelijke oevers aangelegd.
Bij de duurzame oever wordt het talud verflauwd en verplaatst de waterlijn zich ca 2
meter landwaarts. Bij de rietoever wordt naast taludverflauwing een plasberm
gegraven met een breedte die landinwaarts varieert van 2.50 tot 70 meter. Ook hier
verplaatst de waterlijn zich landwaarts over de breedte van de plasberm. Bij het type
paaibaai wat vergelijkbaar is met het type plasberm wordt ook de waterdiepte groter.
Vergelijkbaar als met de plasberm bepaalt de breedte van het onderwatertalud over
welke afstand de waterlijn zich landwaarts verplaatst.
In deze notitie wordt in gegaan op de hydrologische effecten.
Hoogteligging en geologische opbouw
De hoogteligging van de zuidoostoever van de Pluvierentocht staat op de
hoogtekaart weergegeven. In de zone waar de ontgravingen plaats vinden ligt het
maaiveld tussen de -2.50 en -3.00 m NAP.
Het peil van de Pluvierentocht bedraagt jaarrond 4.55m -NAP. De drooglegging
direct naast de tocht varieert tussen ca 1.50 en 2.00 meter.
.
De geologische opbouw te plaatse is in de onderstaande boorkolom weergegeven
De bovenste 2 meter bestaat uit slecht doorlatende klei en veen, met daaronder een
ca 5 m. dik pleistoceen zandpakket.
De Pluvierentocht snijdt met zijn bodem door de deklaag heen. Het waterpeil in de
tocht ligt net onder de onderkant van de deklaag.
Grondwaterstanden
Van de oeverzone zelf zijn geen actuele grondwaterstanden bekend.
Wel is in het verleden een modelstudie uitgevoerd naar o.a. de aanleg van de
passantenhaven (Hullenaar.e.a., 2002)
Uit die rapportage is de volgende grondwaterdieptekaart afkomstig
Volgens de modelberekeningen liggen de grondwaterstanden langs de tocht tussen
de 1.2 m en 1.8 beneden maaiveld, circa 2 decimeter hoger dan het
droogleggingsniveau.
Op een afstand van ca 200 meter zuidoostelijk van de Pluvierentocht ligt wel een
peilbuis waarvan grondwaterstijghoogte onder de deklaag bekend is.
De grondwaterstijghoogte schommelt rond de -3.65 m+ NAP, tussen -3.55 en 3.75m+NAP. Het maaiveld ligt er op -3.00m+NAP. De freatische grondwaterstand in
de deklaag van klei zal vooral in de winter hoger liggen dan dit gemeten niveau.
Uit de grafiek is tevens op te maken dat er een daling van 5 a 10 cm is opgetreden
sinds 2006, waarschijnlijk door de aanleg van de passantenhaven.
Hydrologisch effecten.
Hydrologische effecten van de oeververgravingen treden alleen dan op als de
vergraving tot onder het waterpeil reikt en de waterlijn landinwaarts schuift.
Dan verplaatst zich als het ware de drainagebasis in de richting van de
grondwateropbolling in het Harderbos. Dit houdt ook in dat aan de noordwest zijde
van de tocht geen hydrologische effecten zullen optreden.
Om een indruk te krijgen over welke mate van stijghoogtedaling we het hier hebben
zijn voor een oeververplaatsing van 10 meter de veranderingen in het
grondwaterverhang berekend.
stijghoogteverandering ten zuid-oosten van de Pluvierentocht
-3
0.1
-3.1
0.09
-3.2
-3.3
stijghoogte [m+NAP]
-3.5
0.07
stijghoogteverloop nabij Pluvierentocht
-3.6
0.06
stijghoogteverloop na aanleg 10 m brede
plasberm
-3.7
-3.8
0.05
verandering in stijghoogte
-3.9
0.04
-4
-4.1
0.03
-4.2
stijghoogte verandering [m]
0.08
-3.4
0.02
-4.3
-4.4
0.01
-4.5
-4.6
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
0
100
afstand vanaf de oorspronkelijke waterlijn [m]
Volgens deze berekening zal bij verplaatsing van de waterlijn over een afstand van
10 meter op de plek van de nieuwe oever een daling van ca 9 cm betekenen, over
een afstand van 100 m is dat afgenomen tot 5 cm. Doorwerking van deze verlaging
in de zandondergrond naar de freatische grondwaterstand in de 1.5 m dikke klei
deklaag is echter gering en zal vooral in de winter niet tot merkbare ondiepe
verandering leiden. De verlagingen zijn evenredig met de lengte waarover de
verplaatsing van de waterlijn plaatsvindt. Echter omdat de grotere verplaatsingen
ruimtelijk beperkt zijn, zullen de grondwatereffecten binnen het Harderbos ruimtelijk
eveneens beperkt zijn.
Conclusie
De vergraving van de oever van de Pluvierentocht zal lokaal tot beperkte
stijghoogtedaling in het Harderbos leiden. De grootste dalingen treden echter op in
de zone direct naast de tocht met nu al droogste omstandigheden.ie. laagste
grondwaterstijghoogten. Door de vergraving ontstaat een ongeveer 1,5 ha aan
oppervlakte met nat tot vochtig biotoop, waardoor ecologische gezien de balans
positief uitvalt.
Lit.
Hullenaar,J.W. e.a, 2003, Hydrologisch onderzoek Harderwold, Harderbos,
Harderbroek en Kievitslanden