Hydrologisch onderzoek

Notitie
Referentienummer
Datum
335434
3 april 2014
Kenmerk
Betreft
KRW3-maatregelen langs de Maas
Hydrologische effectenbeschrijving locatie Lomm
1
Algemeen
Voor het bepalen van eventuele hydrologische effecten bij de toekomstige ingrepen, zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd:
 bepalen huidige hydrologische situatie op basis van:
 regionale gegevens zoals REGIS en DINO-loket,
 gegevens van al uitgevoerde (bodem)onderzoeken (Voorbereiding KRW3, Verkennend waterbodemonderzoek, oevertraject 09 Lomm, Gemeente Venlo, Grontmij 320749_GM0113468, d.d. 1 oktober 2013);
 aangeleverde overige informatie;
 beschrijven van de ingrepen;
 beschrijven van mogelijke hydrologische effecten op basis van expert-judgement.
Opgemerkt wordt dat er geen berekeningen zijn uitgevoerd of een grondwatermodelstudie is
gemaakt in verband met de beperkte ingrepen. Gekozen is voor een beschrijving op basis van
expert-judgement.
Navolgend is de huidige hydrologische situatie beschreven met vervolgens de geplande ingrepen
en de eindsituatie en tenslotte de hydrologische effecten.
2
Huidige hydrologische situatie
2.1
Bodemopbouw DINO-loket/REGIS
In navolgend figuur is een geohydrologisch dwarsprofiel uit REGIS opgenomen met daarop, met
een blauwe lijn, globaal de grondwaterstanden uit REGIS en het huidige stuwpeil van de Maas.
Tevens is de locatie van de ingreep op het dwarsprofiel opgenomen en eventueel de ligging van
de Maas en de overige Maasplassen. In het dwarsprofiel is met een gele kleur de watervoerende
pakketten (veelal zand en grind) aangegeven, met een grijze of bruine kleur de scheidende lagen
(slecht doorlatende lagen, veelal kleilagen) en met een groene kleur de matig doorlatende deklaag van zand, klei en/of leem.
Referentienummer
Pagina
335434
2 van 4
Locatie ingreep
Maas
Zichtbaar is dat aan de westzijde van de Maas, sprake is een Holocene deklaag met daaronder
zand en een scheidende laag (kleiige afzetting van de Kiezeloöliet formatie). Hieronder wordt
weer zand aangetroffen (Kiezeloöliet formatie). Aan de oostzijde (ter plaatse van de ingreep), is
sprake van een zandige toplaag (Formatie van Beegden) met daaronder zand (Formatie van
Peize en Formatie van Waalre) en klei (kleiige afzetting van de Kiezeloöliet formatie) en vervolgens weer zand (Kiezeloöliet formatie). De kleilaag in de ondergrond is doorlopend waardoor er
sprake is van een watervoerend pakket van maaiveld tot circa -10 m+NAP en een scheidende
e
laag tot circa -15 à 20 m+NAP waaronder een 2 watervoerend pakket is gelegen.
2.2
Grondwaterstanden DINO-loket/REGIS
Onderstaand figuur geeft het isohypsenpatroon (lijnen met gelijke grondwaterstanden) in het
watervoerend pakket weer (bron REGIS, winterhalfjaar 1999). Dit figuur geeft een indicatie van
de te verwachten grondwaterstanden en –stromingspatroon.
Plangebied
Referentienummer
Pagina
335434
3 van 4
Op basis van het regionaal beeld kan een drainerende werking van de Maas afgeleid worden
tijdens de winterhalfjaar 1999: de waarden van de isohypsen nemen af in de richting van de
Maas. De verwachting is dat er in gemiddelde situatie sprake is van een drainerende werking.
Alleen bij hoogwater kan er sprake zijn van infiltratie vanuit de Maas.
2.3
Grondwaterstanden bodemonderzoek
Ter plaatse van het plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit bodemonderzoek blijkt
dat:
 de maaiveldhoogte ter plaatse van het plangebied, gemiddeld circa 12,5 m+NAP bedraagt;
 de stijghoogte van het eerste watervoerend pakket zich op circa 2 m-mv bevindt (circa
10,5 m+NAP).
De freatische grondwaterstand is tijdens het veldwerk (mei 2013) rond de 11 m+NAP aangetroffen.
2.4
Oppervlaktewaterpeil
Uit de ontwerptekening blijkt dat het referentiepeil (stuwpeil) van de Maas zich op 11,25 m+NAP
bevindt.
2.5
Conclusie hydrologische situatie
Op basis van de aangetroffen grondwaterstanden nabij de Maas, het regionaal isohypsenpatroon
en het referentiepeil kan het volgende worden geconcludeerd:
 de Maas heeft een drainerende werking op de grondwaterstand ter plaatse van het plangebied, bij een gemiddelde situatie;
 het grondwater stroomt in het eerste watervoerend pakket richting de Maas, bij een gemiddelde situatie.
3
Ingrepen
Bij de Maas worden op hoofdlijnen, de volgende ingrepen uitgevoerd:
 verwijderen van de huidige oeverbestorting tot 0,5 onder referentiepeil;
 oever boven referentiepeil herprofileren met talud 1:5 over een breedte van circa 15 meter
(hierbij wordt plaatselijk enkele decimeters grond verwijderd of aangebracht).
4
Hydrologische effecten
Als gevolg van het verwijderen van de oeverbestorting en de minimale herprofilering van de oever boven het referentiepeil komt de drainagebasis 1 à 2 meter landinwaarts te liggen. Hierdoor
zal de grondwaterstand lager komen te liggen. De invloed van deze verandering is slechts beperkt door de bodemopbouw. Hierdoor is het effect bij het stuwpeil van de Maas maximaal enkele
millimeters tot enkele centimeters op enkele meters van de ingreep/ Er is sprake van een verwaarloosbaar effect (minder dan 5 centimeter). In onderstaand figuur is dit schematisch weergegeven (gestippeld is toekomstige situatie).
Effect
Referentienummer
Pagina
335434
4 van 4
Landinwaarts over een strook van enkele meters, bevindt zich eerst nog een strook van de oeverzone van Rijkswaterstaat en daarachter deels natte landbouwgronden die in eigendom van
derden zijn. Het minimale effect heeft geen invloed op de landinwaarts gelegen gronden. Er zijn
geen kwetsbare objecten gelegen die als gevolg van de minimale effecten, hinder ondervinden.
5
Conclusie
Als gevolg van de geplande ingrepen zullen, gezien de hydrologische situatie ter plaatse van het
plangebied, zeer beperkte hydrologische effecten zijn die in het veld niet waarneembaar of meetbaar zijn.
Verantwoording
Projectnummer
:
Referentienummer
:
Revisie
:
C1
Datum
:
3 april 2014
Auteur(s)
:
ing. R. Wijnhoven
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
drs. J. van Uden
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
335434
drs. R.J. Jonker