Op zoek naar de criteria voor goed kunst- en cultuuronderwijs

Op zoek naar de criteria voor goed kunst- en cultuuronderwijs
De kwaliteit van kunstvakken en CKV op de middelbare school
Met bijdragen van Antoine Gerrits en Saskia van der Linden
De kwaliteit van het kunst- en cultuuronderwijs in Nederland is hoog. Toch kan het altijd beter. Zo blijft de achterhaalde tweedeling van kunstvakken oude en nieuwe stijl
voorlopig bestaan. Ook is er nog weinig overeenstemming over wat nu precies de criteria voor goed kunst- en cultuuronderwijs zijn. Een overzicht van de belangrijkste actuele ontwikkelingen, kansen en uitdagingen in het voortgezet onderwijs.
Leerlingen in Nederland komen tot en met de bovenbouw van hun schoolcarrière in aanraking
met kunst en cultuur. Op bijna alle scholen kunnen zij als examenvak kiezen voor een bepaald
kunstvak (muziek, tekenen, handvaardigheid of textiele vormgeving) of voor kunst (beeldende
vormgeving, dans, drama of muziek).
De kunstvakken in het voortgezet onderwijs zijn vanaf eind jaren 70 aan grote veranderingen
onderhevig geweest. Vanuit verschillende beginsituaties ontwikkelden zij zich tot vakken met
een programma: voor havo, vwo en later ook vmbo. Bij de invoering van de Tweede Fase in
1998 zijn naast de bestaande programma’s - kunstvakken oude stijl - ook kunstvakken nieuwe
stijl ingevoerd in de schoolpraktijk. Destijds is ook de Cultuurkaart geïntroduceerd, de ‘culturele creditcard’ voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs.
Binnen het kunst- en cultuuronderwijs vragen vier specifieke terreinen de aandacht: de verschillende benaderingen van goed onderwijs, de opleidingen tot kunstvakdocent, de vernieuwing van het vak CKV en de kwaliteitsambities vanuit het onderwijsveld zelf. Elk punt is hieronder beknopt uitgewerkt.
Wat is goed kunst- en cultuuronderwijs eigenlijk?
Het kunst- en cultuuronderwijs in zijn huidige vorm, met vakken als CKV en Kunst algemeen, is
een relatief jong vakgebied. Het is zich in zekere zin nog aan het uitvinden. Bij de kunstvakken
ontbreekt het aan een centraal uitgangspunt van waaruit het onderwijs de kwaliteit ervan kan
verbeteren. Er is weinig overeenstemming over wat kunst- en cultuuronderwijs inhoudt en
wat de focus moeten zijn. Dit is goed terug te zien in de volgende issues, waar soms met grote
hevigheid over wordt gediscussieerd:
– De verhouding tussen ervaringsgericht kunstonderwijs en meer theoretische opvattingen
(die weer uiteenvallen in vakgericht en cultuurhistorisch1).
– De brede versus de smalle opvatting van cultuuronderwijs: cultuuronderwijs versus kunstonderwijs. Met daarnaast de tegenstelling tussen aparte kunstvakken en een multidiscipli-
1
Bij ‘De Kunst van het Nieuwe, vier disciplines, één doel’ (maart 2012); de oppositie hiertegen en de uiteindelijke beslissing om de aanbevelingen niet over te nemen (juli 2014) en weer de reactie hierop.
naire of vakoverstijgende opvatting.2
– De intrinsieke waarde van kunstonderwijs versus de waarde die het heeft voor andere
vakken of de samenleving..3
– Het kijken naar kunstonderwijs vanuit een cognitieve invalshoek tegenover de creatiefproductieve.4
– De vraag hoe het ontwikkelproces van leerlingen in de kunstvakken inzichtelijk en beoordeelbaar te maken is.5
Het veld van voor- en tegenstanders is, in elk geval voor de buitenwereld, vaak moeilijk te
overzien. Wel duidelijk is dat er in deze discussies weinig aandacht uitgaat naar het nadenken
over kwaliteitsverbetering van het kunst- en cultuuronderwijs. De vraag of dit volgens de ene
of de andere visie moet worden ingevuld, gaat immers niet per se over de kwaliteit. Een gevolg
is dat onderwijsgevenden en onderwijsontwikkelaars afwachten of doorgaan op oude paden
terwijl de discussie voortwoedt.
In het kwaliteitsdebat spelen daarnaast twee actuele ontwikkelingen een rol. In de eerste
plaats gaat het om het besluit van staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker om de huidige
tweedeling van kunstonderwijs oude en nieuwe stijl te handhaven. Ten tweede heeft de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) de uitkomsten van het onderzoek Cultuur in de Spiegel in
een nieuw leerplankader gepubliceerd. Van het kunst- cultuuronderwijs wordt op beide punten een opvatting, en vooral actie verwacht.
Handhaven kunstonderwijs oude en nieuwe stijl
In maart 2012 bracht de zogeheten Verkenningscommissie Kunstvakken een eindadvies uit
over een nieuwe vorm voor alle kunstvakken als examenvak in de bovenbouw. De commissie
was gevraagd om met een voorstel te komen om de kunstvakken oude en nieuwe stijl samen te
voegen. In haar eindrapport getiteld ‘De Kunst van het Nieuwe’ adviseerde de commissie om
vier nieuwe, disciplinegerichte kunstvakken in te voeren.
Staatssecretaris Dekker maakte in de zomer van 2014 bekend dit voorstel niet over te nemen.
Hij kiest ervoor om de bestaande situatie in stand te houden. Scholen behouden zo de mogelijkheid om te kiezen voor een bredere, interdisciplinaire benadering of voor vakspecifieke
verdieping. Anders gezegd: kunstonderwijs oude en nieuwe stijl blijven naast elkaar bestaan.
Het besluit van de staatssecretaris pakt nadelig uit voor het kunstonderwijs, met name omdat
2
Bij zowel de discussies rond ‘De Kunst van het Nieuwe, vier disciplines, één doel’ als bij de stevige discussies (onder andere in Kunstzone 4 en 6 2014) rond het onderzoek en de uitkomst van, Cultuur in de Spiegel en het Leerplankader Cultuur in de Spiegel (maart 2014) van SLO.
3
Bij ‘Art for Art’s sake’ (juni 2013) OECD, ontwikkelingen in het pedagogische debat en internationale onderzoeken over de effecten van cultuuronderwijs op bijvoorbeeld taal en rekenonderwijs.
4
Bij de discussies rond het onderzoek en de uitkomst van, Cultuur in de Spiegel en het Leerplankader Cultuur in de Spiegel (maart 2014) van SLO.
5
Bij Kunstvakken hebben geen Antwoordenboekjes (mei 2013) een afstudeeronderzoek en ‘Cultuur op
school: het speelkwartier voorbij’ (augustus 2011) SKVR.
kunstvakopleidingen met een dubbele belasting opgezadeld blijven. Net als de lerarenopleiding lichamelijke opvoeding worden studenten bij de kunstvakdocentenopleidingen niet via
een vijfjarig bachelor- en mastersysteem opgeleid tot eerste- of tweedegraads leraar; zij worden in vier jaar opgeleid tot brede allrounders op bachelorniveau. Gevolg is dat het opleidingsprogramma overvol zit. Het besluit om kunstonderwijs oude en nieuwe stijl te handhaven,
zorgt ervoor dat de opleidingen daarnaast hun studenten voor een dubbel beroepsprofiel (oude en nieuwe stijl) moeten opleiden.
De tweedeling zorgt er ook voor dat schooldirectie, collega-docenten, leerlingen en ouders - en
wellicht de Inspectie - zich geen goed beeld kunnen vormen van het vak, laat staan van de kwaliteit van het gebodene. Voor culturele aanbieders en methodeontwikkelaars betekent het besluit van het ministerie een extra belasting bij het ontwikkelen van hun aanbod.
Het is de vraag hoe en wanneer het onderwijs deze ongewenste situatie weer op de agenda kan
krijgen. Zolang de situatie voortduurt, blijft het ook onduidelijk waar de kwaliteitsdiscussie
zich op moet richten: gaat het om beide programma's of is het beter om een keuze te maken?
Cultuur in de Spiegel
De tweede actuele ontwikkeling in het kwaliteitsdebat is de presentatie van de resultaten van
het onderzoeksproject Cultuur in de Spiegel. Dit is een meerjarig onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen, SLO en veertien scholen in het primair en voortgezet onderwijs. Doel van
het onderzoek is om een visie op cultuuronderwijs te ontwikkelen, gebruikmakend van wetenschappelijke inzichten.
‘Zolang de tweedeling in kunstvakken oude en nieuwe stijl blijft bestaan,
is het onduidelijk waar de kwaliteitsdiscussie zich op moet richten.’
In maart 2014 presenteerde SLO de eindresultaten, getiteld ‘Cultuur in de Spiegel in de praktijk. Een leerplankader voor cultuuronderwijs’. Het kader biedt een structuur en een gemeenschappelijke taal waarmee scholen cultuuronderwijs schoolbreed en in een doorlopende leerlijn kunnen vormgeven. Met behulp van dit kader kunnen leraren met elkaar bewuste keuzes
maken voor de inhoud van hun onderwijs.
Cultuur in de Spiegel en het leerplankader SLO stellen met nadruk dat het leerplankader een
instrument is dat evaluatie en bijstelling van het cultuuronderwijs kan ondersteunen. Een van
de uitdagingen de komende tijd is ervoor te zorgen dat scholen het kader kunnen gebruiken
om hun onderwijs vorm te geven.
Opleidingen tot kunstvakdocent
De opleiding van docenten is bij uitstek het middel om de kwaliteit van kunstonderwijs in het
voortgezet onderwijs te borgen en te ontwikkelen. Een trend om het accent op de competenties van de docent te leggen, is al langer zichtbaar; in haar Onderwijsverslag 2012/2013 vraagt
ook de Inspectie hier aandacht voor.6 Het gaat niet alleen om de kwaliteit van toekomstige
6
Onderwijsverslag 2012/2013
docenten; ook de mogelijkheid om zittende docenten bij te scholen is van groot belang.
Algemeen geldt dat de docent in een kunstvak zowel voor de binnenschoolse als voor de buitenschoolse kunst- en cultuureducatie (inclusief de amateurkunst) moet zijn gekwalificeerd.
Hierop worden profielen en startkwalificaties gebaseerd. Binnenschoolse kunstdocenten worden opgeleid voor het onderwijs in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs tot en met
mbo en hbo waar de kunstvakken toepassingsgericht worden onderwezen.
Brede inzetbaarheid?
De bacheloropleiding die onze kunstvakdocenten in vier jaar volgen, zorgt er in theorie voor
dat de docenten breed inzetbaar zijn. Het is echter de vraag of deze brede inzetbaarheid op dit
moment haalbaar is. Van een docent volwasseneducatie in de sector beeldende kunst wordt
iets heel anders gevraagd dan van de docent vormgeving op de grafische school. Iets dergelijks
geldt ook voor een docent schoolmuziek in het voortgezet onderwijs; die moet over andere
kwaliteiten beschikken dan de muziekdocent bij een cultureel centrum. Niet alle breed gevormde docenten kunnen deze gespecialiseerde kwaliteit bieden. De voornaamste oorzaak is
de eerder genoemde zware belasting voor de opleidingen. Het overvolle programma maakt het
moeilijk om op alle gebieden kwalitatief goed onderwijs te geven.
‘Zowel de hbo-kunstopleidingen als de werkvelden vinden een betere
aansluiting tussen onderwijs en praktijk nodig.’
Aansluiting met beroepspraktijk
Een andere kwestie die de kwaliteit van het docentencorps parten speelt, is dat de beroepspraktijk in de werkvelden cultuurparticipatie en cultuureducatie sterk verandert. De professionals voor de klas missen deels de goede competenties, (start)kwalificaties en kennis om in te
spelen op de nieuwe beroepspraktijk. Vaak hebben zij binnen hun opleiding niet of onvoldoende met de nieuwe ontwikkelingen kunnen kennismaken. Zowel de hbo-kunstopleidingen als de
werkvelden vinden een betere aansluiting tussen onderwijs en praktijk nodig. Inmiddels
wordt gesproken over al dan niet verplichte modules vakkennis, onderzoeksvaardigheden en
pedagogisch/didactische vaardigheden, met name bedoeld voor docenten Tweede Fase.
Nieuwe competentieprofielen en initiatieven
Werken aan kwaliteit van de docentenopleidingen is een doorgaand proces waarbij netwerkvorming tussen opleidingen van belang is. Het landelijk overleg van de kunstvakdocentenopleidingen (KVDO) heeft in 2010 - 2013 gewerkt aan de formulering van competentieprofielen (2013) voor de vier vakken beeldend, muziek, dans en drama.
De afgelopen jaren is ervaring opgedaan met cultuurwerkplaatsen voortgezet onderwijs en is
begonnen aan de bouw van een netwerk kunstvakopleidingen, tweede en eerstegraads lerarenopleidingen in het HBO en universitaire lerarenopleidingen. Met deze opleidingen moeten
tevens de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van kunst- en cultuureducatie in het primair
onderwijs worden gevolgd en aangesloten op het voortgezet onderwijs.
Vernieuwing CKV
Bij de start van de Tweede Fase in 1998 is het vak Cultureel Kunstzinnige Vorming (CKV) inge-
voerd. Het ervaringsgerichte vak moet leerlingen van vmbo tot en met vwo in contact brengen
met kunst en cultuur. In 2012 kwam het vak onder druk te staan: toenmalig minister Van Bijsterveld (OCW) wilde het vak afschaffen als verplicht examenvak om meer ruimte te creëren
voor taal en rekenen. Een van de achtergronden bij het wetsvoorstel was ontevredenheid over
de invulling van CKV: leerlingen klaagden dat ze te weinig leerden, scholen ervoeren de verplichte deelname aan zes of acht culturele activiteiten als knellend. Zij vroegen om meer ruimte om het vak zelf vorm te geven.
Mede op basis van reacties uit het veld (internetconsultatie), concludeerden de minister en de
staatssecretaris in juli 2013 dat het beter was om CKV als verplicht examenvak te handhaven.
Voorwaarde voor behoud van het vak was wel dat de kwaliteit erop vooruit moest gaan.
Onderzoek naar verbetering
Op dit moment lopen verschillende initiatieven om CKV te verbeteren. De Stichting Leerplan
Ontwikkeling (SLO) onderzoekt op verzoek van het kabinet hoe scholen het vak CKV aantrekkelijker en waardevoller kunnen maken. Daarnaast is in maart 2014 een breed samengestelde
'Vernieuwingscommissie CKV' geïnstalleerd om te onderzoeken hoe een kwaliteitsimpuls kan
krijgen. De commissie kijkt daarbij naar de volgende punten:
– de ruimte voor de scholen om een eigen invulling aan het vak te geven
– een kwaliteitsimpuls voor het vak
– een duidelijke stofomschrijving van het domein Kennis van kunst en cultuur
– meer mogelijkheden voor innovatieve vormen van kunstonderwijs.
Een eerste versie van het onderzoek van de Vernieuwingscommissie is juni 2014 afgerond. Na
veldraadpleging in september 2014 wordt het definitieve advies in november 2014 aan OCW
opgeleverd.
Parallel aan de onzekerheid over het vak CKV speelde in 2010 ook de mogelijke afschaffing van
de CJP-Cultuurkaart. De Cultuurkaart, een ‘creditcard’ waarmee leerlingen culturele activiteiten kunnen betalen, ondersteunt de actieve cultuurdeelname van leerlingen, al dan niet in samenhang met het vak CKV. Ook stimuleert de kaart de samenwerking tussen scholen en culturele instellingen. In de visiebrief ‘Cultuur beweegt. De betekenis van cultuur in een veranderende samenleving.’ (Kamerstuk, 10 juni 2013) geeft de minister aan dat ook in het voortgezet
onderwijs van belang is dat kinderen en jongeren zich op cultureel vlak blijven ontwikkelen.
Zij behoudt de Cultuurkaart en reserveert hier voor een periode van 10 jaar geld voor. Daarmee is voor alle leerlingen een basisbedrag van minimaal € 5,- beschikbaar, mits scholen zelf
ook minimaal 10 euro per leerling beschikbaar stellen.
De kwaliteitsimpuls voor het vak CKV is een redelijk concreet en overzichtelijk vraagstuk. De
kwaliteitsverbetering valt vooral te verwachten van twee punten:
– het gebruik van innovatieve onderwijsvormen. Bijvoorbeeld met ‘onderzoeken en presenteren’ als een van de 21st century skills. Dit moet ervoor zorgen dat leerlingen het vak meer
gaan waarderen en enthousiast worden voor kunst en cultuur.
– het vak uitdagender maken door leerlingen steeds complexer mogelijkheden tot leren en
handelen aan te bieden. Dit vergt een hoog niveau aan vakdidactische expertise van docenten. Ook de activiteiten die met de Cultuurkaart worden ondernomen, kunnen breder en op
meer innovatieve wijze worden ingezet.
Kwaliteitsambities vanuit het onderwijsveld
Naast de mogelijkheid om het kunstonderwijs van bovenaf een kwaliteitsimpuls te geven, is er
ook een kans om dit vanuit de scholen zelf te doen. Scholen die hier doelbewust mee bezig zijn
en daarin een voorhoede vormen, kunnen daarbij fungeren als voorbeeld voor andere scholen.
In de Vereniging Cultuurprofielscholen (VCPS) organiseren 43 scholen zich met het doel om
beter cultuuronderwijs te geven en het cultuuronderwijs door te ontwikkelen. Enkele scholen
stellen kunst en cultuur als uitgangspunt voor het hele onderwijsprogramma van de school.
De vereniging wil een voortrekkersrol bij de ontwikkeling van kunst- en cultuuronderwijs.
Daartoe stelt de vereniging op haar website materiaal ter beschikking, ontwikkelt zij promotieen profileringsmateriaal en organiseert zij landelijke bijeenkomsten om ervaringen te delen
met andere scholen. De diversiteit in aanpak en uitvoeringsvormen van cultuuronderwijs en
de mogelijkheid te experimenteren dan wel onderzoek te doen, maakt dat de vereniging niet
alleen interessant is voor leden maar voor alle vo-scholen in Nederland.
Relevante ontwikkelingen en trends
1 Van onderwijzen naar leren
In publicaties van bijvoorbeeld H. Macheleins & J. Simons en G. Biesta op het terrein van de
pedagogiek is een paradigmaswitch te bespeuren. In 'The Beautiful Risk of Education' (2013.
Pg 45) ziet Biesta eind vorige eeuw een ontwikkeling van onderwijzen naar leren (en learnification) waarbij hij de laatste als zeer invloedrijk beschrijft in de opkomst van 'onderwijs als
leerfacilitator' en het 'creëren van leeromgevingen'. Hij constateert dat daarmee de rol en positie van de docent is verwaarloosd en onderzoekt de mogelijkheid om deze weer terug te brengen in het pedagogische denken. Op een andere manier en vanuit het gezichtspunt van de
school als instituut, pogen Macheleins en Simons in 'Apologie van de school'(2013) de rol van
de school te opnieuw uit te vinden. In plaats van het idee dat de docent in de toekomst niet
meer nodig is, zien zij in een nieuwe rol juist de sleutel. Op een andere manier zet de Onderwijscoöperatie het onderwerp als ‘Professionele Ruimte’ op de agenda: 'Professionele Ruimte
is de ruimte voor de leraar om haar of zijn expertise te benutten ten gunste van onderwijskwaliteit. Het gaat dan om de ruimte om te beslissen over onderwijsinhoud, onderwijsinrichting
(didactisch, pedagogisch en organisatorisch) en professionele ontwikkeling.'
2 Groeiende interesse voor internationale ontwikkelingen
Ook de globalisering heeft grote invloed op de ontwikkelingen in Nederland. Er ontstaat een
voorzichtig groeiende belangstelling, ook bij docenten, voor internationale ontwikkelingen in
het cultuuronderwijs. Kleine stappen worden genomen in de vorm van uitwisselingsprogramma's, kleine internationale conferenties, en samenwerking met Vlaanderen. Binnen deze context valt ook de groeiende aandacht voor de Duurzame school ('Kennisnet, Onderwijs in de
21ste eeuw') op.
3 Meer aandacht voor toptalenten
In het Nederlands onderwijs ligt van oudsher veel nadruk op het verbeteren van de prestaties
van leerlingen met leerachterstand. Meer dan de helft van de leraren in basis- en voorgezet
onderwijs bevestigt dat. Er is recentelijk ook ander geluid te horen. Staatssecretaris Dekker
schrijft hierover in zijn ‘Plan van aanpak toptalenten 2014-2018’ dat toptalenten overal in het
onderwijs te vinden zijn en uitblinken op cognitief, praktisch, technisch, creatief of sociaal niveau. Onderzoek laat zien dat 10 tot 20 procent van de leerlingen meer uitdaging aankan. De
staatssecretaris noemt hierbij meerdere mogelijkheden waaronder: het volgen van vakken op
een hoger niveau; lessen in het vervolgonderwijs en opdrachten bij bedrijven (die mee kunnen
tellen als onderwijstijd); en vakken eerder afsluiten, waardoor tijd vrijkomt voor nieuwe uitdagingen.
Wie spelen er mee?
Naast de ontwikkelingen binnen ons vakgebied is het van belang de stakeholders en hun rol in
kaart te brengen. In willekeurige volgorde betreft het: overheid, bedrijfsleven (ten aanzien van
beroepscompetenties), onderwijsvakbonden, de VO-raad, de Onderwijscoöperatie, vervolgonderwijs van MBO, HBO tot en met academies en universiteiten, lerarenopleidingen, schoolbesturen, docenten al dan niet verenigt in een vakvereniging, onderwijspedagogische centra,
SLO, CITO en CvE, FCP en LKCA, culturele instellingen en aanbieders, educatieve uitgevers,
leerlingen en ouders, de publieke opinie en de media.
De belangrijkste groep stakeholders zijn de partijen die direct invloed uitoefenen en bij de
beslissers aan tafel zitten: schoolbesturen, de VO-raad, universiteiten, de vakverenigingen.
Soms hebben zij direct invloed op de kwaliteit van onderwijs, maar meestal indirect op de
voorwaarden voor kwaliteit. Zij zijn de echte stakeholders die bij het beleid van overheid,
scholen(schoolbesturen), onderwijsondersteunende organisaties en onderzoeksinstellingen,
betrokken worden of daar directe ingang hebben.
Hoewel de Onderwijsinspectie zich niet als stakeholder mag opstellen en geen invloedrijke
speler mag zijn, speelt zij toch een speciale rol bij het creëren van draagvlak voor eventuele
verbeterplannen voor het kunstonderwijs. Bij het formuleren van plannen kan aansluiting
gezocht worden bij de kwetsbare punten die de Inspectie in haar Onderwijsverslag
(2012/2013) noemt, bijvoorbeeld:
– differentiëren naar de leerbehoeften van de leerlingen
– kwetsbaarheid van de eindexamens, met name de tweede correctie
– blijvend accent op taal en rekenonderwijs
– doel om uitvallers op school drastisch terug te dringen
Overheid
afnemers
aanbieders
vervolgonderwijs
Goed kunst- en
FCP,
leerlingen en ouders,
onderwijsvakbonden,
MBO, HBO, academies
cultuuronderwijs
LKCA,
bedrijfsleven (ten
de VO-raad, de On-
en universiteiten, lera-
OCW
aanzien van beroeps-
derwijscoöperatie
renopleidingen,
competenties)
SLO, CITO, educatieve
schoolbesturen, on-
uitgevers, culturele
derwijspedagogische
instellingen, educa-
centra
tieve uitgevers
Kunstvakdocenten
docenten al dan niet
verenigt in een vakvereniging
lerarenopleidingen
Vernieuwing ckv
Kwaliteitsambities
VCPS
Literatuur
– Dekker, S. (2014). Reactie op advies Verkenningscommissie Kunstvakken. Brief aan SLO, de
heer H. de Vries van de Staatssecretaris van OCW, 03 juli 2014
– Bussemaker, J. en Dekker, S. (2014). Voorgangsrapportage cultuuronderwijs. Brief aan
Tweede Kamer, 20 juni 2014
– Bussemaker, J (2014). Beleidsreactie advies ‘Meedoen is de Kunst’, Brief aan Tweede Kamer,
20 juni 2014
– Hoeven, M. van der (2014). De publicatie Cultuur in de Spiegel en het Leerplankader kunstzinnige oriëntatie. Een korte notitie over de inhoud en de onderlinge verhouding, SLO, april
2014
– Hoeven, M. van der (2014). Cultuur in de Spiegel in de praktijk. Een leerplankader voor cultuuronderwijs, SLO, 20 maart 2014
– Dekker, S. (2014). Plan van aanpak toptalenten 2014-2018, Brief aan Tweede Kamer, 10
maart 2014
– Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs, 16 december 2013
– Dekker, S. (2013). Wetsvoorstel bovenbouw havo/vwo. Brief aan Tweede Kamer, 05 juli
2013
– Beleidsregel versterking DAMU-licentie vo. Staatscourant 2013 nr. 15595 van 13 juni 2013
– Bussemaker, J. (2013). Visiebrief Cultuur beweegt. De betekenis van cultuur in een veranderende samenleving. Kamerstuk 10 juni 2013
– Scheerens J., Luyten H. en Van Ravens J. (2013).Visies op onderwijskwaliteit. Met illustratieve gegevens over de kwaliteit van het Nederlandse primair en secundair onderwijs. Universiteit Twente, 2013
– Ruim baan voor stapsgewijze verbeteringen (2011). De Onderwijsraad, 2013
– Biesta G.J.J. (2013). The Beautiful Risk of Education. Reinventing the Curriculum. New
Trends in Curriculum Policy and Practice. London, 2013
– Verkenningscommissie Kunstvakken (2012). Advies Verkenningscommissie Kunstvakken: De
Kunst van het Nieuwe, vier disciplines, één doel, maart 2012
– Voogt, J. & Pareja Roblin N. (2010). Discussienota 21st Century Skills. Universiteit Twente.
– Verkregen op 20 juli 2011 van http://www.cultuurnetwerk.nl/skills21/literatuur.html
– Oomen en anderen (2009). Cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs. Monitor
2008-2009. Oberon en Sardes, Utrecht, september 2009