In zijn gebed opgenomen - Augustijnenkerk Eindhoven

01 juni 2014 Zevende zondag van Pasen
Voorganger: Joost Koopmans osa
‘In zijn gebed opgenomen’
Inleiding
Het is goed dat u hier gekomen bent, verenigd in de naam van Jezus Christus.
Achter in de Augustijnenkerk is de ‘Kapel van Maria van goede raad’. Daar vind je een schrift
vol geschreven met kleine smeekbeden van mensen, meestal omdat ze achtige tijden
doormaken.
Deze mensen voelen wel, net zoals wij allemaal voelen, dat je het alleen niet redt, dat je een
hart nodig hebt dat aan je denkt, mensen die met je meebidden.
Na Jezus’ Hemelvaart zoeken zijn volgelingen elkaar op, om temidden van een wereld die hen
vijandig gezind is, eensgezind te volharden in het gebed.
En Jezus zelf bidt bij zijn afscheid voor de mensen die hem zijn toevertrouwd. Hij bidt voor jou
en mij om eeuwig leven. Het weten dat wij opgenomen zijn in zijn gebed, geeft troost en
levensmoed. Soms zitten we bij de pakken neer, niet meer ontvankelijk voor nieuw leven.
Daarom bidden wij om ontferming:
Gebed
Eeuwige God, wees hier aanwezig als wij tot U bidden, en doe ons kracht putten uit uw
woorden die vol belofte zijn en ons uw zoon tonen als Uw weg naar leven in vreugde en
verdrukking, al onze dagen en tot in eeuwigheid.
Lezing: Handelingen 1, 12-14
Nadat Jezus ten hemel was opgenomen keerden de apostelen van de Olijfberg naar Jeruzalem
terug. Deze berg ligt dichtbij Jeruzalem op sabbatsafstand. Daar aangekomen gingen zij naar
de bovenzaal waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jacobus en Andreas, Filippus en
Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jacobus, zoon van Alfeüs, Simon de IJveraar en Judas, de
broer van Jacobus. Zij allen bleven eensgezind volharden in het gebed samen met de vrouwen,
met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.
Evangelie: Johannes 17, 1-11a
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en zei: 'Vader, het uur is gekomen. Verheerlijk uw
Zoon, opdat de Zoon U verheerlijke. Gij hebt Hem immers macht gegeven over alle mensen om
eeuwig leven te schenken aan allen die Gij Hem gegeven hebt. En dit is het eeuwige leven, dat
zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden: Jezus Christus.
Ik heb U op aarde verheerlijkt door het werk te volbrengen dat Gij Mij hebt opgedragen te
doen. Gij, Vader, verheerlijk Mij thans bij Uzelf en geef Mij de heerlijkheid, die Ik bij U had
eer de wereld bestond. Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld
gegeven hebt. U behoorden ze toe; Mij hebt Gij ze gegeven en zij hebben uw woord
onderhouden. Nu weten zij dat al wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt. Want de boodschap
die Gij Mij hebt meegedeeld, heb Ik hun meegedeeld, en zij hebben ze aangenomen en naar
waarheid erkend dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd dat Gij Mij hebt gezonden.
Ik bid voor hen. Niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij
U toebehoren. Al het mijne is van U en het uwe is van Mij. Zo ben Ik in hen verheerlijkt. Ik
blijf niet langer in de wereld, zij echter blijven in de wereld, terwijl Ik naar U toe kom.'
Overweging
‘Wilt u een kaarsje voor me opsteken?’
1
Die vraag krijg je vaak mee van mensen die weten dat je op bedevaart gaat. Ze geven je een
gebedsintentie en geld om daarginds, in Lourdes bv.- een kaars op te steken.
Als ik met kinderen of kleinkinderen herinneringen ophaal aan hun moeder of oma ter
voorbereiding op haar uitvaart, krijg ik vaak te horen dat ze altijd een lichtje opstak als jij bv.
examen moest doen of voor een operatie stond.
Mensen die deze week de Kunstroute afleggen langs vier Eindhovense kerken en dan ook in
onze kerk komen, steken onwillekeurig een kaarsje op bij Maria of de H. Rita.
Misschien gebeurt dat vanmiddag ook wel als ze hier binnenlopen voor een presentatie van de
Dommel; dat heeft wel niets met de kerk te maken, maar toch: het zien van die vurige
gebeden die u straks achterlaat ( want daarvan zijn die lichtjes toch het symbool) trekt
anderen aan, en bidden wint aan kracht als het gezamenlijk gedaan wordt.
Niet voor niets wordt in kerken, kloosters en op veel andere plaatsen gezamenlijk gebeden.
Vergelijk het maar met zingen. Als je zo’n openingslied alleen zingt, klinkt het iel. Maar zing je
het met heel de kerk, dan valt je stem samen met al die andere stemmen. Je voelt je
opgenomen in één groot lied. Dat was de kracht van: ‘Duizend stemmen zingen Oosterhuis’,
het grote liederenfestival op 16 maart jl. in het Muziekgebouw.
Maar ook stilte kan indringend zijn als je met velen aandachtig stil bent. Die ene minuut stilte
tijden de Dodenherdenking ontroert me steeds weer.
Zo krachtig is ook het eensgezind bidden, en daarover gaat de eerste Lezing.
Na Jezus’ Hemelvaart blijven de Apostelen eensgezind volharden in het gebed, samen met
Maria en de andere naastbestaanden. En juist die eensgezindheid tekent hun trouw aan Jezus
en aan wat hij hun geleerd heeft. Al is hij opgenomen, zijn gebed gaat verder door ons. Door
ons gebed leren wij God kennen en zijn waarheid begrijpen en wordt zijn aanwezigheid in ons
leven steeds sterker.
Hij wordt het lied waarin wij opgenomen zijn en meegenomen worden, de stilte waarin wij
Hem ontmoeten.
Het Evangelie is een duidelijk voorbeeld van hoe Jezus ons opneemt in zijn gebed. Hij bidt niet
voor zichzelf maar voor de mensen die hem zijn toevertrouwd. Hij vraagt voor ons eeuwig
leven. Leven dat niet ophoudt bij de dood, maar deze overstijgt! Waar aardse handen ons niet
meer kunnen vasthouden, strekt God zijn handen naar ons uit en neemt ons op in zijn eeuwige
liefde. Hierop te mogen vertrouwen is een onvoorstelbaar geschenk.
Maar Jezus zegt meer in zijn grote gebed. Hij zegt dat in de mensen die hem volgden, zijn
heerlijkheid - zijn uitstraling - zichtbaar is geworden. Door alle eeuwen heen zijn er zulke
mensen geweest: profeten en kerkvaders, heiligen en gewone mensen als u en ik. Allemaal
mensen die Zijn weg volgden, Zijn woord doorgaven aan hun kinderen, hun leerlingen en aan
wie maar wilde luisteren. Het waren mensen die zich dienstbaar opstelden tegenover hun
medemens en eensgezind baden voor de wereld waarvan zij deel uitmaakten.
Zo gaat het gebed van Jezus als een lopend vuur door de tijd, een vuur waaraan we ons
warmen, een vuur dat ons troost en dat ons doet vertrouwen op Gods aanwezigheid in onze
wereld. Zo eren wij Gods naam en houden het gebed van Jezus gaande.
Allemaal zijn we kind van God, of we gelovig zijn of zeggen nergens in te geloven. Uiteindelijk
is er maar één ding belangrijk: dat we proberen een goed mens te zijn. En gelukkig zijn er veel
goede mensen in onze wereld.
Maar hoe heerlijk is het om iemand te hebben die je de weg wijst naar wat goed is en wat niet?
Ouders leren het hun kinderen, leerkrachten hun leerlingen.
En het is Jezus die ons bij uitstek leert wat nodig is om een goed mens te zijn. Hij wijst ons de
weg van dienstbaarheid, van eensgezindheid, van verbondenheid met God en met elkaar. Hij
zegt dat we elkaars broers en zussen zijn. Dat kunnen we zijn door elkaar daadwerkelijk te
helpen, of door goede raad te geven. Maar we helpen iemand ook door ons gebed. Een kaarsje
opsteken, of een gezamenlijke stilte waarin we met onze aandacht bij God en bij elkaar zijn,
doen wonderen.
2
In God vinden we wat ons ten diepste met elkaar verbindt, want wij zijn de Zijnen en Hij is de
Onze. Wij vallen samen met Hem die heel ons leven mèt ons is.
Prijs je gelukkig als je gelooft in God, want je hebt waarheid gevonden en zijn waarheid is als
een prachtig lied dat je meeneemt en optilt uit je eigen zwarigheden.
=========================================================================================
© Perikopen: Katholieke Bijbelstichting, 's-Hertogenbosch, Nederland.
3