20140907T0930-Dorpskerk-P152 - Protestantse Gemeente te

Morgendienst 7 september 2014
Dorpskerk
Ds. J. Schep
Lezing: Psalm 24
NBV
Marcus 1: 29 – 39 NBV
Intro
Eén van de dingen, die gelovige ouders hun kinderen al vroeg leren, zijn
de kindergebedjes. Misschien nog wel de oude bekende - zoals “Ik ga
slapen, ik ben moe” ... maar ook allerlei nieuwe versies. Maar ook
grootouders leren het soms hun kleinkinderen (voorbeeld van het couplet
“boze dat ik heb gedaan” – dat leerden de kinderen van oma).
Het gezegde “jong geleerd, oud gedaan” zal daarop ook wel van toepassing
zijn. Want mensen bidden tot op hoge leeftijd,
tot aan het einde van hun leven, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor
elkaar en voor allen die hen lief zijn.
En vaak is dat bidden - ook door hén - al heel jong geleerd.
Bidden, één van de christelijke levensgewoontes, die enerzijds overbekend
zijn. Als je zou vragen: wat doet iemand die gelooft, voor dingen? dan
zou “bidden” in de top drie staan.
Maar anderzijds ook één van de dingen die heel veel mensen
moeilijk vinden.
Bidden, niet alleen een goede gewoonte, eerder nog levens-noodzakelijk
voor het geloof. Maar ook een gewoonte, die je steeds weer opnieuw moet
bevechten. Het gaat nooit vanzelf.
Vanmorgen hebben we die pelgrims-psalm gelezen - gezongen door pelgrims
die de tempel naderen - en die dan vlak voor de poorten van de tempel “de aloude ingangen” - in beurtzang met de priesters zingen: “Wie mag de
berg van de HEER bestijgen en wie mag staan in zijn heilige plaats?”
Op die Heilige Plaats!
En de priesters antwoorden:
“Wie reine handen heeft en een zuiver hart
En wie zich niet inlaat met leugens
en niet bedrieglijk zweert.....”
Komen voor het aangezicht van de Heer - wat zijn daarvoor de
toegangsvoorwaarden? Het tempelplein, de Voorhof der heidenen en dan de
Voorhof voor mannen en vrouwen, daar kom je zómaar niet. Dáár heb je je
ook te gedragen, want je verschijnt voor Gods aangezicht.
Ik herinner mij de eerste keer dat ik in Jeruzalem was -1977en in wat jeugdige overmoed klom ik met een vriend op de muur rond het
Tempelplein, ongeveer bij de Gouden Poort. En opeens kwamen er bewakers
aanrennen, die riepen “Makom Kadosh”.
Mijn vriend, die in Delft studeerde, klom rustig verder, maar ik had in
Kampen wel net zoveel Hebreeuws geleerd, dat ik het begreep.
“Makom Kadosh”, heilige plaats, precies de woorden die hier in Psalm 24
staan. Zoiets doe je dus niet....... begreep ik toen.
Maar ook: als je bij God verschijnt, zijn er regels:
”Reine handen en een zuiver hart”.
De binnen- én de buitenkant zuiver, zodat je “open” voor God kunt staan.
Op de ontmoeting met God bereid je je voor en in die zin zou dit ook een
tekst kunnen zijn voor een Avondmaals-viering.
Het deed mij denken aan de woorden van Jezus uit de Bergrede:
“Gelukkig wie zuiver, rein van hart zijn,
want zij zullen God zien”.
Copyright Protestantse Gemeente te Zuidland - www.KerkenInZuidland.nl
1/4
Morgendienst 7 september 2014
Dorpskerk
Ds. J. Schep
Niet alleen geen “vuile hánden hebben” - want er zijn de hele
geschiedenis door mensen geweest, die hun handen in onschuld wasten
(Pilatus) - maar ook een hárt, dat dicht bij God leeft.
Want je kunt wel denken: Ik doe dit niet en dat heb ik nog nooit
gedaan...., maar wie weet wat er allemaal ín je óm gaat.
Nu zou je haast denken, dat dan niemand de tempel binnen zou mogen komen.
Dat er bij de ingang detectie-poortjes, of mensen die fouilleren moeten
worden neergezet – zoals die er nu ook staan. Alleen dan gespecialiseerd
in wat er binnen-in mensen leeft.
Wie kan dán de berg van de HEER beklimmen?
Maar het mooie van de psalm vind ik dat er van uit gegaan wordt, dat er
toch meer ruimte, véél ruimte is op het terrein van de Heer.
Dat er ruimte is voor zegen en recht (5).
Dat er inderdaad mensen zijn, die met hun hele hart naar God vragen. Dat
Jakob, het volk Israël, bereid is om dat zelfonderzoek te ondergaan.
En dat de poorten zullen openzwaaien voor ieder, die hart en handen tot
God opheft, om met de woorden van de volgende psalm - Psalm 25 - te
spreken.
Van het beklimmen van de berg van de HEER, wilde ik nu de overstap maken
van het beklimmen van de berg mét de Heer, met Jezus. In het Evangelie
horen we vaker dat Jezus Christus de stilte opzoekt, bv. van de
Olijfberg, vóórdat Hij de ontmoeting met de mensen weer aan kan.
Daar zoekt Hij de ontmoeting met zijn Vader, als iets dat ook voor Hem
levensnoodzakelijk is.
In het gedeelte uit het Marcus-evangelie is trouwens niet direct sprake
van een berg, maar van een eenzame plaats.
Het kan dus ook aan de oever van het meer zijn geweest, ergens buiten
Kapernaüm, maar de gedachte is het zelfde: Jezus zoekt de stilte!
“Vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond
Hij op, ging naar buiten en liep naar een eenzame plaats om
daar te bidden” (vers 35).
Ook Jezus zal in zijn vertrouwdheid met de Psalmen de woorden uit Psalm
24 hebben kunnen dromen. Woorden, die na de verwoesting van de eerste
tempel door de Babyloniërs, waren geworden tot woorden voor ieder
heiligdom.
“Reine handen en een zuiver hart” - als er één geweest is, dan Hij.
En misschien heeft Hij die dag
- in de synagoge van Kapernaüm
- in zijn strijd met de boze geesten
en later op de dag in zijn betrokkenheid op alle zieken,
wel beseft dat Hij daarom bij zijn Hemelse Vader kracht en ook richting
moet zoeken voor het vervolg.
Die geesten weten wél uit welke kracht Jezus handelt, maar ze moeten nog
zwijgen. Maar ook de tóerusting met die kracht is een zaak van de stilte,
van de eenzaamheid, van de verbondenheid en misschien soms ook wel de
worsteling met Zijn Vader.
Het is opvallend, dat we - net zoals op andere momenten - niet te horen
krijgen “wat” Jezus bidt.
Alleen “dat” Hij bidt én “hoe” - in stilte.
Maar zelfs die stilte wordt nu bij Jezus doorbroken.
Copyright Protestantse Gemeente te Zuidland - www.KerkenInZuidland.nl
2/4
Morgendienst 7 september 2014
Dorpskerk
Ds. J. Schep
De leerlingen, de na-volgers, worden achter-volgers, want ze vinden Hem,
en zeggen: iedereen is naar U op zoek.
Ze moeten U allemaal hebben.... maar dan reageert Jezus, die zich niet
wil laten opjagen: Laten we ergens anders heen gaan.
Ik ben net begonnen met de opmerking dat het gebed soms “bevochten” moet
worden. En misschien heeft u of heb jij wel gedacht: Waar gaat dat heen?
En ik kan me ook voorstellen dat er onder ons zijn, voor wie dat
“bevechten” helemaal niet geldt. En dan moet we dat elkaar ook niet
aanpraten.
Als je iedere dag met God spreekt, op je eigen plekje, misschien wel op
dat vaste moment van de dag, dan is dat geweldig en dan moet je dat
blijven doen! (Stille Tijd houden) Ook al is het met ups en downs en
ervaar je er de ene keer meer bij dan de andere.
Maar er zijn ook veel mensen, gelovige mensen, gelovige Slandenaren, die
zo weinig meer bidden. Ja, de vaste gebeden - vooral aan tafel - blijven
wel bestaan, maar het persoonlijke gebed. Waar heeft dat nog een plaats?
Waar is onze plaats van stilte?
Nu is het waar dat je overal kunt bidden - tot op de fiets toe - en dat
blijft staan, maar veel stilte om dan ook te luisteren naar God, vind je
daar niet.
Dan zijn er toch de langere momenten nodig.
Daarvoor is ook de bezinning nodig waartoe Psalm 24 oproept:
“Hoe is het met míjn hart en handen?”
Dat gebed is zeker niet alleen een vraag-gebed voor anderen of voor
jezelf, maar misschien ook schuldbelijdenis en dankzegging.
Dát is het gebed, dat we in verbondenheid met Jezus bidden, omdát wij
weten dat het antwoord op de vraag: Wie mag voor Gods aangezicht
verschijnen? gegeven is.
Het antwoord luidt: iedereen die in Jezus’ naam tot Hem komt, die in
navolging van Hem “Vader” zegt.
De schrijver van de Hebreeën-brief zegt het zo: “Laten wij dus zonder
schroom naderen tot de troon van de Genadige....”
Een christen, een gelovig mens, mag in alle vrijmoedigheid tegen God
zeggen: Hier ben ik dan... U kent mij ... U weet wat in mij leeft.. Mijn
hart.. Mijn handen... Mijn zorgen en verdriet….
Zo mag de stilte een moment van bezinning zijn,
maar nog meer van ontmoeting met God.
Als ook Jezus er moeite voor moet doen om die stilte te vinden, dan zal
dat voor zijn volgelingen niet minder zo zijn.
Het vaste moment voor het slapen gaan ... het vervaagt als je tiener
wordt. Het hardop bidden .... wordt “zullen we even stil zijn”?
En de dagelijkse ademhaling wordt tot .....
Uit het Evangelie horen we dat het gebed de basis is voor al het verdere
handelen van Jezus. Zou dat bij ons ook niet zo mogen zijn?
Dat al het spreken over kerk-zijn en christen-zijn, over normen en
waarden, over alles wat maar met geloven te maken heeft,
pas inhoud en richting krijgt, als wij ook zelf onze “eenzame plaatsen”
hebben.
Copyright Protestantse Gemeente te Zuidland - www.KerkenInZuidland.nl
3/4
Morgendienst 7 september 2014
Dorpskerk
Ds. J. Schep
Het begint als je jong bent - ouders moeten dat stukje in de
geloofsopvoeding van hun kinderen niet overslaan.
En misschien heeft het tussen de 15 en 25 een dip, maar vergeet niet als je die leeftijd weer voorbij bent - het weer bij je eigen levensritme
in te bouwen.
Het is geen verloren tijd!
Deze week las ik het toerustingsprogramma van een gemeente voor het
komende seizoen (Marekerk – Leiden) daar gingen ze een boek bespreken van
Bill Hybels, nl.
“Te druk om niet te bidden”.
Wij zeggen het vaak andersom...
Maar volgens de overlevering zei ook Luther al: Ik heb het vandaag zo
druk, ik zal eerst de tijd nemen om te bidden.
Gebed voorkomt dat de tijd alleen maar ge-vuld is met alles wat moet een valkuil voor ons allemaal - maar zorgt er voor dat onze tijd ook vervuld is: richting heeft, openheid voor mensen én voor God.
Toen ik die titel las, dacht ik: “Ik wil die woorden serieus nemen!”
Deze week kwam het opnieuw weer boven – door de Ouderenkring, door de
intervisie, in deze preek.
Heel voorzichtig zeggen: “Dat heb ik de afgelopen tijd van de Heer
begrepen! Het is de moeite waard!”
En vast niet alleen voor mij!
Vraag elkaar er maar eens naar: hoe is het met de stilte?
Het zal vast goede gesprekken opleveren!
Amen
Copyright Protestantse Gemeente te Zuidland - www.KerkenInZuidland.nl
4/4