2014-421 Memo inzake toezeggingen weth. betr. voorstel

Nieuwegein
(atff-
J_3^U^ort K>M
o n -f /,
<-, V
1 '?
/, '5 <
.?
"- 'M' £,
Memo
Aan
Gemeenteraad
Van
Portefeuillehouder (Martijn Stekelenburg)
Datum
10 december 2014
Betreft
Toezeggingen commissie SAM 3 december 2014, raadsvoorstel armoedebeleid
1.
Portefeuillehouder zegt een strekt ter vervanging van artikel 4 van de Verordening participatie
van kinderen van ouders met een laag inkomen toe.
Het gaat hier om een tekstuele aanpassing van artikel 4, lid 2 sub c.'... kinderen met een laag
inkomen' wordt gewijzigd in 'kinderen van ouders met een laag inkomen'. Hiertoe is een
gewijzigd raadsbesluit aangereikt (strekt ter vervanging).
2.
Tevens zegt de portefeuillehouder toe dat er een overzicht wordt verstrekt waarin opgenomen
de verschillende regelingen en percentages en daarbij inzichtelijk gemaakt de gevolgen
wanneer iemand betaalde arbeid gaat verrichten (armoedeval).
Een overzicht van de verschillende regelingen en percentages is reeds opgenomen in het
beleidsplan op pagina 27. Hier worden zowel de regelingen die onderdeel uitmaken van het
huidige armoedebeleid (het beleid tot en met 31 december 2014) als de regelingen per 1
januari 2015 weergegeven.
Tabel 1 geeft de armoedeval voor een aantal voorbeeldhuishoudens met een inkomen tot
100% van het sociaal minimum weer. In de tabel wordt weergegeven hoeveel het inkomen van
een huishouden stijgt wanneer een persoon vanuit de bijstand fulltime betaalde arbeid gaat
verrichten tegen het wettelijk minimumloon. Voor gehuwden is de inkomensgroei weergegeven
voor de situatie waarin een van beide partners fulltime aan het werk gaat tegen het wettelijk
minimumloon en de andere partner parttime (20 uur per week) gaat werken voor het wettelijk
minimumloon.
| Pagina 1 van 5 |
Nieuwegein
/Vyif^jft
Inkomen bij max.
inkomen bij voltijd arbeid
gebruik
tegen minimumloon
groei
minimaregelingen
alleenstaande
€12.297
€17.056
38,7%
alleenstaande ouder
€13.497
€17.056
26,4%
gehuwden
€18.282
€ 25.584
39,9%
gehuwden me: 2 kinderen
€19.932
€25.584
28,4%
Tabel 1. Inkomensgroei bij werkaanvaarding vanuit de bijstandssituatie.
Er is sprake van armoedeval indien het niet of weinig loont om vanuit een uitkeringssituatie aan
het werk te gaan, omdat het inkomen bij het aanvaarden van werk door het wegvallen van
inkomensondersteunende regelingen per saldo niet of nauwelijks stijgt. Een vuistregel is dat
het loont om vanuit een uitkeringssituatie aan het werk te gaan, als werkaanvaarding leidt tot
een inkomensstijging van minimaal 10%. Voor alle huishoudtypen geldt dat er geen sprake is
van armoedeval, indien een persoon vanuit een uitkeringssituatie aan het werk gaat.
Door voor de verschillende minimaregelingen verschillende inkomensgrenzen te hanteren,
wordt bewerkstelligd dat de armoedeval niet meer of pas later optreedt. Dit wordt geïllustreerd
in tabel 2 en 3. In tabel 2 is aangegeven met welk percentage het inkomen stijgt indien een
huishouden vanuit een uitkeringssituatie meer gaat verdienen, wanneer voor alle
minimaregelingen een inkomensgrens van 110% gehanteerd wordt. Zo stijgt het inkomen van
een alleenstaande met 14,1% als hij vanuit een uitkeringssituatie 124% van het sociaal
minimum gaat verdienen.
109 %
119%
124%
129%
WML
alleenstaande
7,3%
9,6%
14,1%
18,7%
38,7%
alleenstaande ouder
6,6%
-0,2%
4,0%
8,2%
26,4%
gehuwden
7,2%
12,7%
17.2%
17,2%
39,9%
gehuwden met 2 kinderen
6,6%
-0,8%
3,3%
7,5%
28,4%
Tabel 2
Wanneer uitgegaan wordt van de vuistregel dat het loont om vanuit een uitkeringssituatie aan
het werk te gaan als het inkomen minimaal met 10% stijgt, kan uit tabel 2 opgemaakt worden
dat:
Het voor alleenstaanden pas loont om aan het werk te gaan als zij minimaal 124%
van het sociaal minimum gaan verdienen.
Pagina 2 van 5 |
Mieuwegem
/,2VsWi
■A
2 0 14-42 1
■
Het voor alleenstaande ouders in geen van de voorbeeldsituaties loont om vanuit een
uitkeringssituatie aan het werk te gaan (m.u.v. de situatie waarin zij het wettelijk
minimumloon gaan verdienen).
•
Het voor gehuwden loont om aan het werk te gaan als zij minimaal 119% van het
sociaal minimum gaan verdienen.
*
Het voor gehuwden met kinderen in geen van de voorbeeldsituaties loont om vanuit
een uitkeringssituatie aan het werk te gaan (m.u.v. de situatie waarin zij het wettelijk
minimumloon verdienen).
In tabel 3 is aangegeven met welk percentage het inkomen stijgt indien een huishouden vanuit
een uitkeringssituatie meer gaat verdienen en wanneer voor de minimaregelingen de
inkomensgrenzen zoals voorgesteld in het nieuwe beleidsplan gehanteerd worden.
109%
119%
124%
129%
WML
alleenstaande
7,3%
13.3%
17.9%
21,7%
36.7%
alleenstaande ouder
6,6%
12,2%
9.1%
10,9%
26.4%
gehuwden
7,2%
13,2%
17,7%
21,1%
39.9%
geh
6,6%
12,1%
10,2%
11,1%
28,4%
sn met ! kinde
Tabel 3
Wanneer uitgegaan wordt van de vuistregel dat het loont om vanuit een uitkeringssituatie aan
het werk te gaan als het inkomen minimaal met 10% stijgt, kan uit tabel 3 opgemaakt worden
dat:
•
Voor alle voorbeeldsituaties geldt dat het loont om te gaan werken als een
huishouden vanuit een uitkeringssituatie minimaal 119% van het sociaal minimum
gaat verdienen (m.u.v. de situatie waarin een alleenstaande ouder vanuit de b ijstand
124% van het sociaal minimum gaat verdienen).
•
Met het hanteren van verschillende inkomensgrenzen wordt b ewerkstelligd dat de
armoedeval pas later optreedt, dan wanneer voor alle regelingen een grens van 110%
wordt gehanteerd. Bijvoorbeeld: Wanneer er verschillende inkomensgrenzen
gehanteerd worden, loont het voor een alleenstaande om te gaan werken wanneer hij
minimaal 119% van het sociaal minimum gaat verdienen. Wanneer voor alle
regelingen een grens van 110% wordt gehanteerd, loont het voor een alleenstaande
pas om te gaan werken wanneer hij minimaal 124% van het sociaal minimum gaat
verdienen.
3.
Ook komt de portefeuillehouder terug op de opmerkingen agv leeftijdsgrenzen en kinderen in
de leeftijd tussen 18 en 21 jaar.
De verordening 'Participatie kinderen van ouders met een laag inkomen' is gericht op
deelname van kinderen van ouders met een laag inkomen aan activiteiten met een sportief,
| Pagina 3 van 51
ieuwegein /JSïpiffi
't-
educatief, sociaal of cultureel karakter. De leeftijdsgrens is hierbij op 18 jaar gesteld. Gevraagd
is waarom de leeftijdsgrens niet op 21 jaar is gesteld, vanwege de onderhoudsplicht van
ouders tot het 21 ste jaar. De reden hiervoor is dat wij vooral in de jongste jaren willen
bevorderen dat ook deze kinderen kunnen deelnemen aan de genoemde activiteiten. Dit heeft
geen directe relatie met de onderhoudsplicht van ouders.
4.
Portefeuillehouder plant een overleg met ieders Belang inzake de reactie van het college op
adviezen en inbreng WMO raad.
Hiervoor is inmiddels een afspraak ingepland.
5.
Portefeuillehouder plant een overleg met D 66 inzake de overgangsregeling en de uitwerking
van de bepalingen die gaan gelden perl januari 2015, voor zo ver deze al niet zijn verwerkt in
de inkomens-effectstaten.
Er is geen overgangsregeling voor de regelingen die van rechtswege worden afgeschaft per 1
januari 2015. Op de uitbetaling van de ouderentoeslag of de tegemoetkoming voor chronisch
zieken en gehandicapten waarop voor 1 januari 2015 is beschikt tot 1 juli 2015 aanspraak
worden gemaakt. Voor de overige regelingen geldt dat deze worden verruimd of nieuw zijn,
waardoor geen overgangsregeling noodzakelijk is.
De inkomenseffectstaten die in de bijlage van het beleidsplan zijn opgenomen houden rekening
met de regelingen zoals die van toepassing zijn in de oude en de nieuwe situatie. In de nieuwe
situatie zijn de afgeschafte regelingen niet meer opgenomen.
6.
Portefeuillehouder plant een overleg en met het CDA inzake de uitbreiding van de doelgroep
met participatiemogelijkheden van kinderen met ouders met schuldenproblematiek
(schuldsanering of bewindvoering) en de rol van de sociale wijkteams en sturing van particuliere
initiatieven.
Het college staat welwillend tegenover het voorstel van het CDA en stelt voor om de doelgroep
van de regeling uit te breiden met deze doelgroep. De verordening is op dit punt aangepast
(strekt ter vervanging).
7.
De portefeuillehouder komt terug op de schuldhulpmaatjes en begeleiding van het na-traject
door de WIL.
WIL neemt met iedere klant die een schuldhulpverleningstraject heeft doorgelopen 6 maanden
na afronding van het traject telefonisch contact op, om te informeren hoe het met de klant gaat
en om zijn financiële situatie te bespreken. De consulent bespreekt dan bijvoorbeeld met de
klant of hij zijn financiële administratie op orde heeft en of er nog achterstallige betalingen zijn.
Indien blijkt dat de klant opnieuw ondersteuning nodig heeft, wordt door de consulent bepaald
| Pagina 4 van 5
Nieuwegein
/<]jffi^%
20 1 4 - 4 2 1
welke vorm van ondersteuning het meest passend is. Een van de mogelijkheden is dat een
klant met financiële hulpvragen wordt doorverwezen naar Thuisadministratie van Movactor,
Daarnaast verwijst WIL door naar Geynwijs als er sprake is van meervoudige problematiek.
8.
De portefeuillehouder komt terug op de uitputting en het inzichtelijk maken van de financiële
middelen uit de regio, o.a. de SUNN (stichting urgente noden Nieuwegein) gelden.
De gemeente Nieuwegein levert een bijdrage aan de exploitatiekosten van SUNN. SUNN biedt
ondersteuning aan inwoners van Nieuwegein, maar ook van andere gemeenten in de regio.
Met SUNN is afgesproken dat er geen ophoging plaatsvindt van de bijdrage van Nieuwegein,
maar dat SUNN bijdragen tracht te verkrijgen van de betreffende gemeenten, danwei haar
ondersteuning aan inwoners van andere gemeenten afbouwt.
9.
Tenslotte onderneemt portefeuillehouder actie richting presidium wat betreft de separate
nummering en agendering van de stukken.
Het presidium is verzocht stukken waarover besluitvorming moet plaatsvinden in het vervolg
separaat te nummeren en agenderen.
| Pagina 5 van 5 |