Acceptatietesten en testmanagement Examennummer: 93453

Acceptatietesten en testmanagement
Examennummer: 93453
Datum: 29 maart 2014
Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur
Dit examen bestaat uit 7 pagina’s.
De opbouw van het examen is als volgt:
- 20 meerkeuzevragen
- 10 open vragen
(maximaal 40 punten)
(maximaal 60 punten)
Als bij een vraag een motivatie of berekening vereist is, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze
motivatie of berekening ontbreekt.
Geef niet meer antwoorden dan er worden gevraagd. Als er drie redenen worden gevraagd en u geeft er meer dan
drie, dan worden alleen de eerste drie in de beoordeling meegeteld.
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier.
Schrijf duidelijk leesbaar.
Toegestane hulpmiddelen:
- Geen
Wij wensen u veel succes!
1476 93453.ex_v1
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd
examenpapier.
Vermeld het meest juiste antwoord.
Voor een correct antwoord: 2 punten.
1. Welk van de aspecten die worden samengevat onder ‘meer voor minder en sneller en
beter’ richt zich met name op flexibiliteit?
a. Groeiende automatisering van bedrijfsprocessen
b. Kwaliteit van automatisering
c. Snellere inzet van automatisering
2. Wat is een doel van testen?
a. Beoordelen van de functionaliteit van componenten van een applicatie.
b. Inzicht verkrijgen in de eigenschappen en werking van een eindproduct.
c. Vrijgeven en accepteren van een eindproduct.
3. Om de doorlooptijd van testen te verkorten en de eindgebruiker zo snel mogelijk van
het resultaat gebruik te laten maken, is een medewerker belast met het in detail beschrijven van tests.
In welke fase van het TMap-faseringsmodel verricht hij deze activiteit?
a. Tijdens de inrichting en beheer infrastructuur.
b. Tijdens de uitvoering van specificatie.
c. Tijdens de uitvoering van voorbereiding.
4. Wat moet er in het mastertestplan ten minste zijn vastgesteld om de teststrategie te
kunnen bepalen?
1476 93453.ex_v1
a. Productrisico’s
b. Testprocesrisico’s
c. Testproducten
NCOI Opleidingsgroep
1
Acceptatietesten en testmanagement - Examennummer 93453 - 29 maart 2014
5. Een testmanager stelt vast dat een financiële applicatie een maandoverzicht niet kan
genereren, omdat een koppeling met een andere database niet kan worden gemaakt.
Tot welk deel van de teststrategie behoort de werking van de koppeling?
a. Deelobjecten
b. Kenmerken
c. Testdoelen
6. Welke functionaris is volgens de TMap-theorie de aangewezen persoon om als opdrachtgever van de productieacceptatietest te fungeren?
a. Hoofd Functioneel Beheer
b. Hoofd Gebruikersorganisatie
c. Hoofd Systeembeheer
7. Wat maakt onderdeel uit van de risicorapportage?
a. Aanbevelingen voor toekomstige tests
b. Beschrijving van de gebeurtenis
c. Evaluatie van het testobject
8. Tijdens het uitvoeren van een test ontdekt men dat de lay-out van een invoerscherm
niet optimaal is. De volgorde van velden loopt namelijk niet gelijk met de volgorde
waarin de te verwerken informatie wordt aangeboden. Men besluit deze waarneming
verder te onderzoeken.
Onder welke deelactiviteit wordt dit gerangschikt?
a. Dynamische expliciete test
b. Dynamische impliciete test
c. Statistische test
9. Welk van onderstaande situaties beschrijft een inspectie?
a. Stakeholders zijn bij elkaar om een gezamenlijke mening te vormen over de kwaliteit van een applicatie.
b. Stakeholders zijn bij elkaar om te zoeken naar oplossingen voor vastgestelde fouten in de applicatie.
c. Stakeholders zijn bij elkaar om voorgelicht te worden over de functionaliteit van
een applicatie.
10. Wat is de trigger die de code steeds meer optimaliseert tijdens Test-Driven Development?
1476 93453.ex_v1
a. Het falen van de test.
b. Het minimaliseren van de kans op regressiefouten.
c. Het specificeren van user requirements.
NCOI Opleidingsgroep
2
Acceptatietesten en testmanagement - Examennummer 93453 - 29 maart 2014
11. Een testmanager besluit dat het functioneel ontwerp de basis vormt voor de inrichting van de unitintegratietest.
In welke volgorde vindt de unitintegratie dan plaats?
a. Bottom-up
b. Functie voor functie
c. Top-down
12. Een medewerker houdt zich bezig met methodische ondersteuning en advisering aan
testers.
Op welk niveau van testbeleid verricht hij deze activiteit?
a. Operationeel
b. Strategisch
c. Tactisch
13. Een organisatie maakt tijdens het testen gebruik van een tool waarmee alle activiteiten van het testteam op elkaar worden afgestemd.
Welke tool levert deze functionaliteit?
a. Model based testing tool
b. Testwarebeheertool
c. Workflowtool
14. Welke dimensie van beveiliging zorgt ervoor dat u na het afgeven van een vingerafdruk als gebruiker van de applicatie wordt aangemerkt?
a. Authenticatie
b. Autorisatie
c. Onweerlegbaarheid
15. Welke van volgende testtechnieken geeft het minst gedetailleerde beeld van wat goed
of fout is aan een systeem?
a. Heuristic evaluation
b. Usability tests
c. Vragenlijsten
16. Een tester neemt waar dat een veld niet correct wordt gevuld en laat de functie nogmaals uitvoeren. Daarbij kijkt hij in het bijzonder naar afwijkende zaken in het systeemgedrag.
Bij welke fase van bevindingenbeheer hoort deze activiteit?
1476 93453.ex_v1
a. Bepaal vermoedelijke externe oorzaak.
b. Controleer op eigen fouten.
c. Reproduceer de bevinding.
3
NCOI Opleidingsgroep
Acceptatietesten en testmanagement - Examennummer 93453 - 29 maart 2014
17. Een analist legt tijdens een onderzoek naar de werking van een kassasysteem vast dat
bij het verwerken van btw op onregelmatige momenten 6% op de bon wordt aangegeven, maar 9% feitelijk wordt berekend. Invoerfouten zijn inmiddels uitgesloten.
Bij 1.500 kassabonnen is 500 keer 9% berekend. Hoe vaak daarbij 6% is afgedrukt,
is nog niet exact bekend, hij schat 8%.
In welke stap van het opstellen van een operational profile bevindt deze analist zich?
a. Bepalen van de history class.
b. Bepalen van de kansverdeling van de events.
c. Bepalen van de mogelijke events.
18. Een applicatie die de antwoorden op meerkeuzevragen controleert, genereert de uitkomst ‘geslaagd’ als 16 van de 20 items de uitkomst ‘waar’ hebben gekregen. Aan
welke uitkomst moet worden voldaan om de waarde ‘waar’ te genereren?
a. Condition coverage
b. Condition en decision coverage
c. Decision coverage
19. Tijdens een test van een op te leveren applicatie wordt een inspectie uitgevoerd. Wie
is verantwoordelijk voor het aanvragen van een inspectie?
a. Auteur
b. Inspecteur
c. Moderator
20. Tijdens een test door Service Delivery wordt vastgesteld dat het resultaat voldoet aan
de functionele eis dat 5 gebruikers tegelijkertijd een rapport kunnen genereren met
een gezamenlijke omvang van 15 MB en dat er een maximale wachttijd ontstaat van
2 seconden voordat met afdrukken wordt begonnen.
Welke testsoort wordt hier beschreven?
1476 93453.ex_v1
a. Acceptatietest
b. Ontwikkeltest
c. Systeemtest
NCOI Opleidingsgroep
4
Open vragen (60 punten)
1. Een organisatie zorgt ervoor dat iedereen die deelneemt aan taken binnen een
testomgeving beschikt over dezelfde taakgerichte informatie en protocollen.
Van welke soort maatregel met betrekking tot kwaliteit van testen is dit een voorbeeld? Motiveer uw antwoord. (6 punten)
2. Met de afnemer van een CRM-applicatie is afgesproken dat voorafgaand aan oplevering een aantal medewerkers in een vastgestelde testrol een of meerdere reviews zullen
uitvoeren.
Welke elementen uit de TMap-gereedschapskist worden hier ingezet? Motiveer uw
antwoord. (6 punten)
3. Het vervangen van een database bij een supermarkt gaat gepaard met de conversie
van klant-, product- en inkoopdatabase. Tevens moet de impact op 3 applicaties worden bekeken. De Financiële Administratie en P&O hebben geen relatie met de migratie. Wel dienen administratieve procedures met betrekking tot inkoop te worden
gereviewd.
Wat behoort op basis van deze informatie tot het beschouwingsgebied van het op te
stellen mastertestplan? (6 punten)
4. Een testmanager oriënteert zich op de nieuwe opdracht en komt tot de conclusie dat
het systeem op 1 september moet worden opgeleverd en maximaal 450 uur ontwikkeltijd mag kosten. Een van de gevraagde testresultaten en acceptatiecriteria is het bewijs dat er op enig moment maximaal 15 van deze criteria openstaande bevindingen
hebben.
1476 93453.ex_v1
Leg uit of hier sprake is van kwalitatieve criteria. (6 punten)
NCOI Opleidingsgroep
5
Acceptatietesten en testmanagement - Examennummer 93453 - 29 maart 2014
5. In een testomgeving maakt een organisatie gebruik van een statische analysetool. Een
van de bevindingen is dat een beperkt aantal functionaliteiten niet functioneert. Bij
nadere analyse blijkt dat op een aantal plaatsen niet correct is omgegaan met inspringen.
Op welke van de drie groepen functionaliteiten waar een statische analysetool zich
op richt, heeft deze bevinding betrekking? Motiveer uw antwoord. (6 punten)
6. Een testspecialist wordt gevraagd om voorafgaand aan de testfase een quickscan te
definiëren rond de inzet van testtools. De resultaten van de quickscan moeten in ieder geval aantonen of de testtool adequate informatie oplevert over de mate waarin
functionele gebruikerseisen worden gerealiseerd en de mate waarin communicatie
met interfaces is geborgd.
Op welke twee (van drie) aspecten die de toepasbaarheid van een testtool bepalen,
hebben de gevraagde resultaten betrekking? Motiveer uw antwoord. (6 punten)
7. Een toepassing heeft een upgrade ondergaan en een evaluatie van de usability toont
aan dat het aantal afgeronde taken per etmaal is gestegen van 88% naar 94%. Daarbij
is de gemiddelde tijdsbesteding per taak met twee minuten gedaald en blijken gebruikers sneller dan voorheen zonder eerstelijns ondersteuning hun werk te kunnen
doen.
Welke aspecten van usability worden hier genoemd? Motiveer uw antwoord.
(6 punten)
8. Een testspecialist neemt waar dat de interface naar tabel 10 van de klantendatabase
niet de complete tabel importeert. Tijdens het raadplegen van de bevindingen administratie ziet hij dat bij een andere importtaak in deze test hetzelfde is gerapporteerd
over tabel 13 van de klantendatabase.
1476 93453.ex_v1
Op welke wijze dient hij hier volgens de theorie van bevindingenbeheer mee om te
gaan? Noem 2 te ondernemen activiteiten. (6 punten)
NCOI Opleidingsgroep
6
Acceptatietesten en testmanagement - Examennummer 93453 - 29 maart 2014
9. Tijdens een bezoek aan een webshop doorloopt een klant de activiteiten aanmelden,
zoeken, selecteren, bestellen, betalen en uitloggen. De bestelmodule laat fouten zien
(niet-accepteren ingevoerde gegevens) en men besluit dit op basis van een testgeval
te analyseren. Selecteren sluit af met een gevalideerde voorraadvraag en is de trigger
voor het bevestigen van het aantal te bestellen producten, het invoeren van de gewenste levertijd en bevestiging of mutatie van het afleveradres. Dit leidt tot een geaccepteerde bestelling en triggert het betaalproces. Het vermoeden is dat 60% van de
bestellingen ten onrechte niet wordt geaccepteerd en dat de oorzaak is te vinden in
gebruik van het numerieke toetsenbord.
Neem de generieke opbouw van een testgeval (Figuur 1) over op uw antwoordblad
en geef uit bovenstaande procedure de activiteiten die bij ‘bestellen’ horen daarin
weer. (6 punten)
TESTGEVAL
SYSTEEMGEDRAG
Figuur 1.
10. Het bestelproces uit vraag 9 moet een geaccepteerde bestelling opleveren. Bij het opstellen van een toets wordt verwoord dat er een SMART-specificatie moet zijn van de
wijze waarop de database wordt uitgevraagd en welke fabrikanten van hardware onderdelen hebben geleverd. Ook moet duidelijk zijn wie betrokken zijn bij de toets en
welke rol zij vervullen. Iedereen is ermee akkoord dat de acceptatie plaatsvindt bij een
score van ten minste 99,997%.
1476 93453.ex_v1
Welke entry- en exitcriteria voor toetsing worden hier genoemd? (6 punten)
7
NCOI Opleidingsgroep