Begrippenlijst (PDF) - Noordhoff Uitgevers

Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Begrippenlijst
Actief grondbeleid
Actoren
A-locatie
AmvB Ruimte
Axiaal
Beeldkwaliteitplan
Beheersverordening
Beleid
Belevingswaarde
Bestemming-inrichting-beheer
Bestemmingsplan
Grondbeleid waarbij de overheid actief
grond aankoopt om tot ontwikkeling te
brengen. De tegenhanger is passief
grondbeleid: hierbij laat de overheid de
ontwikkeling van grond geheel aan
marktpartijen over.
Individuen en organisaties (waaronder
overheden) die invloed uitoefenen op de
maatschappij en de ruimtelijke
ordening.
Locatie in het centrum van de stad nabij
een belangrijk spoorwegstation.
Juridisch instrument waarin het Rijk de
andere overheden bepaalde ruimtelijke
maatregelen kan opleggen.
Lineaire wegenstructuur – dus
wegenstructuur die één lijn vormt.
Plan waarin de gemeente met tekst en
(referentie)beelden aangeeft hoe de
ruimtelijke kwaliteit in een te
ontwikkelen gebied vorm dient te
krijgen.
Bestemmingsplan waarin vastgelegd
wordt dat binnen het gebied geen
(grote) veranderingen plaats kunnen
vinden.
Het inzetten van bepaalde middelen
door een overheid of andere organisatie
om tot bepaalde doelstellingen te
komen.
Omvat alle aspecten van ruimtelijke
kwaliteit die te maken hebben met de
zintuiglijke ervaring van een gebied.
Klassieke opvatting over hoe omgegaan
moet worden met de ruimtelijke
ordening: eerst de gronden bestemmen
voor bepaalde functies; dan inrichten en
tot slot beheren.
Juridisch bindend plan waarin de
gemeente aangeeft hoe de grond in het
gebied gebruikt mag worden.
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
1
Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
Blauwdrukplanning
Boomstructuur
Compacte stad
Contouren
Corridor
Demografische krimp
Distributieplanologisch
onderzoek
Ecologische Hoofdstructuur
Extensiveringsgebieden
FSI
GSI
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Planning waarbij men van tevoren alles
vastlegt over de ruimtelijke inrichting
van een gebied en geen rekening houdt
met onverwachtse veranderingen die om
aanpassingen vragen.
Wegenstructuur waarbij vanuit de
hoofdader doodlopende wegen (met
eventuele vertakkingen) het gebied
inlopen.
Ruimtelijke doelstelling van overheden
om nieuwe ontwikkelingen (woningen,
bedrijven, etc.) voornamelijk in of bij de
grote steden te realiseren.
Lijnen waarbinnen bepaalde ruimtelijke
ontwikkelingen mogen of juist niet
mogen plaatsvinden (rode contouren:
stedelijke ontwikkelingen moeten
daarbinnen; geluidscontouren:
geluidsgevoelige functies mogen niet
daarbinnen).
Gebied tussen twee grote steden waar
belangrijke infrastructuurbundels lopen
en waar veel ontwikkelingen
plaatsvinden.
Krimp van de bevolking die plaatsvindt
op basis van demografische factoren
(minder geboortes, meer sterfgevallen).
Onderzoek dat bepaalt of er in een
gebied genoeg mensen wonen en komen
om de daar aanwezige en nog te
ontwikkelen voorzieningen in stand te
houden.
Netwerk van natuurgebieden en
ecologische verbindingen daartussen,
dat ervoor zorgt dat het leefgebied van
planten en dieren veel groter wordt.
Gebieden waarbinnen de grootschalige
intensieve veehouderij op termijn moet
verdwijnen.
Floor Space Index: aantal vierkante
meters vloeroppervlak van een gebouw
in relatie tot het aantal vierkante meters
van de kavel.
Ground Space Index: aantal vierkante
meters van een kavel dat bebouwd is in
relatie tot het totaal aantal vierkante
meters van de kavel.
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
2
Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
OSR
Gebiedsgericht beleid
Gebruikswaarde
Geografische
informatiesystemen (GIS)
Governance
Groeikernen
Grondexploitatie
Herstructurering
Horizontale coördinatie
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Open Space Ratio: aantal vierkante
meters van een kavel dat onbebouwd is
in relatie tot het aantal vierkante meters
vloeroppervlak van de bebouwing.
Beleid waarbij men integraal de
vraagstukken van een afgekaderd
gebied tracht op te lossen.
Alle aspecten van de ruimtelijke
kwaliteit die te maken hebben met het
effectief en efficiënt gebruiken van een
gebied.
Computerprogramma’s waarmee
geografische informatiebestanden met
elkaar verknoopt en bewerkt kunnen
worden, veelal gericht op het
produceren van kaarten. Vaak worden
ook de geografische
informatiebestanden zelf tot de GIS
gerekend.
Het ontwikkelen van beleid voor het
algemeen belang door overheid,
marktpartijen en maatschappelijke
organisaties gezamenlijk. De overheid
beperkt zich tot de regierol en legt niet
haar eigen inzichten aan de
maatschappij op.
Satellietkernen rond grote steden, die
aangewezen waren om de groei van de
stedelijke bevolking op te vangen (ten
tijde van de Tweede en Derde Nota
Ruimtelijke Ordening).
Fase in het vastgoedontwikkelingsproces
waarin de grond bouwrijp gemaakt
wordt. In de grondexploitatieopzet wordt
berekend of en hoe een stuk grond
ontwikkeld kan worden vanuit financieel
oogpunt.
Het op ingrijpende wijze veranderen van
de inrichting van gebieden, die nu al
intensief gebruikt worden of intensief
gebruikt zijn. Wanneer op grote schaal
andere functies aan het gebied worden
toegevoegd spreekt men van
transformatie.
Het afstemmen van het beleid van
verschillende sectoren (en facetten) op
elkaar binnen één overheidslaag
(bijvoorbeeld woningbouw en verkeer).
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
3
Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
ILG
Implementatie
Inbreidingslocatie
Infrastructuur
Inpassingsplan
Institutionele beleggers
Integrale gebiedsontwikkeling
Interactief beleid
Kengetallen
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Investeringsbudget Landelijk Gebied:
Geld dat het Rijk gereserveerd heeft
voor ruimtelijke projecten die de
inrichting van het landelijk gebied
verbeteren.
Term die gebruikt wordt voor de
uitvoering van beleid.
Locatie binnen bestaand stedelijk
gebied, die braak ligt of vrij gaat komen
en die gebruikt wordt voor woningbouw
en/of andere nieuwe functies.
Alle vaste elementen die de verplaatsing
van mensen, goederen, energie, afval
en informatie dragen. Het gaat dus om
autowegen, spoorwegen, waterwegen en
fietspaden, maar ook om buisleidingen,
rioleringen en kabels én over belangrijke
overstappunten, zoals stations en
vliegvelden.
Juridisch bindend plan waarin het Rijk of
de provincie aangeeft hoe een bepaald
gebied gebruikt mag worden
(vergelijkbaar met het gemeentelijk
bestemmingsplan).
Grote geldbeheerders (zoals
pensioenfondsen) die hun kapitaal
aanwenden om ruimtelijke
ontwikkelingen mogelijk te maken.
Gebiedsgericht beleid waarbij alle
belanghebbenden en marktpartijen
betrokken worden en waarin meer
nadruk ligt op het creëren van kansen
dan op het verbieden van bepaalde
ruimtelijke ontwikkelingen.
Beleid waarbij belanghebbenden
betrokken worden bij het ontwikkelen
van beleid in plaats van dat de overheid
beleid maakt en achteraf vraagt of het
goed is. Hierbij zijn diverse gradaties
mogelijk (zie participatieladder).
Cijfers die op grond van ervaring
weergeven hoe een situatie in het
algemeen is en die gebruikt kunnen
worden om snel een beeld te krijgen van
de haalbaarheid van bepaalde ideeën.
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
4
Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
Ketenverplaatsingen
Lagenbenadering
Landbouwontwikkelingsgebieden
(LOG’s)
Liberalisering
Locatiebeleid
Mainports en brainport
Masterplan
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Verplaatsingen van deur tot deur,
waarbij veelal verschillende
vervoerwijzen ingezet worden (kijkt men
naar ketenverplaatsingen dan kijkt men
ook naar de aansluiting van het voor- en
natransport op de hoofdvervoerwijze).
Aanpak waarbij de inrichting van een
gebied allereerst bepaald wordt door
kenmerken van de ondergrond, daarna
op kenmerken van netwerken en tot slot
pas op kenmerken van de occupatie
(woon- en bedrijfsbebouwing en
voorzieningen).
Gebieden die aangewezen zijn door
provincies en belanghebbenden,
waarbinnen de intensieve veehouderij
zich verder mag ontwikkelen
Proces waarbij de vaste prijzen voor
landbouwproducten binnen de Europese
Unie wordt afgeschaft en agrarische
ondernemers dus voortaan op de
wereldmarkt moeten concurreren.
Beleid waarbij men er naar streeft om
het juiste bedrijf zich op de juiste plek te
laten vestigen, bijvoorbeeld vanuit het
oogpunt van vervoersbehoefte of vanuit
de aanwezigheid van soortgelijke of
aanvullende bedrijven op een terrein.
Planconcept waarin men aangeeft dat de
Nederlandse economie in grote mate
voortgestuwd wordt door de
aanwezigheid van Schiphol en de
Rotterdamse haven (de mainports) en
door de aanwezigheid van veel
hightechbedrijven in de regio Eindhoven
(Brainport).
Stedenbouwkundige visie waarin het
programma van eisen (dat wat in het
gebied gerealiseerd moet worden) nader
uitgewerkt wordt aan de hand van
ruimtelijke concepten en een eerste
ruimtelijke uitwerking krijgt. Het
Masterplan wordt later gedetailleerd
uitgewerkt in het stedenbouwkundig
plan.
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
5
Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
Medebewind
Meervoudig ruimtegebruik
Mental map
Milieu effect rapportage (m.e.r.)
Milieuzonering
Modal split
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Onderdelen van het gemeentelijk beleid
waarbij zij de doelstelling niet zelf
bepaald hebben (niet op basis van
autonomie), maar waar zij het beleid
van Rijk en/of Provincies nader
uitwerken en uitvoeren.
Inrichting waarbij meerdere functies op
eenzelfde locatie een plaats krijgen
zodat de ruimte efficiënter benut wordt.
Dit kan doordat zij boven elkaar
geplaatst worden, doordat zij op
verschillende tijden van het gebied
gebruikmaken of doordat zij gemengd
worden.
Beeld in het hoofd van mensen hoe een
stad of gebied in elkaar zit. Deze
verschillen van persoon tot persoon,
doordat iedereen eigen ervaringen met
en een eigen beleving van het
betreffende gebied heeft.
Wettelijk verplicht onderzoek naar de
milieugevolgen van bepaalde ingrepen in
de ruimtelijke inrichting. Naast ingrepen
zijn er ook bepaalde ruimtelijke plannen,
zoals structuurvisies, die op hun
milieugevolgen onderzocht moeten
worden (de planMER).
Hulpmiddel bij het scheiden van
enerzijds overlastgevende functies en
anderzijds kwetsbare functies waar dat
noodzakelijk is. Bij uitwaartse zonering
bepaalt men het gebied waarbinnen
vanuit overlastgevende functies geen
kwetsbare functies geplaatst mogen
worden. Bij inwaartse zondering bepaalt
men het gebied vanuit de kwetsbare
functies waarbinnen geen
overlastgevende functies geplaatst
mogen worden.
De verhouding van het gebruik van de
verschillende vervoerwijzen (fiets, auto,
etc.) ten aanzien van het totale aantal
verplaatsingen of het totale aantal
afgelegde kilometers in een bepaald
gebied en over een bepaalde
tijdsperiode.
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
6
Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
Multi-criteria-analyse (MCA)
Nationale Ruimtelijke
Hoofdstructuur
Natura 2000
Nieuwe Werken
Nimby-gedrag
Nota Ruimte
Omgevingsplanning
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Methode voor het bepalen van het beste
alternatief vanuit verschillende relevante
criteria, die onderling kunnen verschillen
in het belang dat eraan toegekend wordt
(de weging).
Deel van het Ruimtelijk beleid van het
Rijk dat van nationaal belang wordt
geacht en waar het Rijk zich
verantwoordelijk voelt voor het behalen
van de doelstellingen.
Verzamelbegrip voor de vanuit de
Europese Unie beschermde
natuurgebieden (de Vogel- en
Habitatrichtlijngebieden). Impliciet is de
doelstelling deze natuurgebieden door
ecologische verbindingen met elkaar tot
een netwerk te smeden (zoals bij de
Ecologische Hoofdstructuur).
Streven van bedrijven en overheid om
werknemers zo veel mogelijk thuis te
laten werken.
Nimby staat voor Not In My BackYard:
mensen erkennen vaak wel het
algemeen belang van bepaalde
ruimtelijke ingrepen (zoals een nieuwe
snelweg), maar als deze te dicht bij hen
dreigen te komen zullen ze zich er hard
tegen verzetten.
Nationale structuurvisie waarin de
hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van
het Rijk worden weergegeven. De Nota
Ruimte volgde op de VINEX (Vierde Nota
Ruimtelijke Ordening Extra) en wordt
waarschijnlijk opgevolgd door de
Structuurvisie Infrastructuur en ruimte.
Het integreren van beleid op het gebied
van ruimtelijke ordening, milieu en
water tot één omgevingsplan (in plaats
van een aparte structuurvisie,
waterhuishoudingsplan en
milieubeleidsplan, zoals nu nog vaak
gebeurt).
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
7
Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
Ontwikkelingsplanologie
Openbare ruimte
Parkmanagement
Participatieladder
Planconcept
Planhorizon
Planning
Planologie
Planschade
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Tegenhanger van de
'toelatingsplanologie' waarbij meer
gekeken wordt naar de kansen die in
een gebied benut kunnen worden dan
naar de te weren ongewenste
ontwikkelingen. De term verwijst naar
de grotere invloed van
projectontwikkeling op het ruimtelijke
beleid.
Ruimte tussen de particuliere kavels die
in bezit is van de (gemeentelijke)
overheid en die voor iedereen vrij
toegankelijk is.
Gezamenlijk beheer van
bedrijventerreinen door bedrijven om
veroudering en verloedering tegen te
gaan, de veiligheid te vergroten en
efficiënt gebruik te maken van
gezamenlijke voorzieningen.
Hulpmiddel om onderscheid te maken in
de hoeveelheid invloed die een overheid
andere actoren gunt bij de ontwikkeling
van het bepaald beleid. Dit hangt sterk
samen met de bestuursstijl die die
overheid hanteert ten aanzien van dat
beleidsgebied.
Instrument dat door actoren gebruikt
wordt om eenvoudig weer te geven wat
zij van een bepaald gebied vinden en
wat zij met dat gebied willen, zodat ook
andere actoren dit na gaan streven.
Planconcepten zijn een vertaalstap
tussen een abstracte visie en een
concreet uitvoerbaar plan.
Termijn waarvoor een ruimtelijk plan
beoogd geldig te zijn, doordat in het
plan met te verwachte ontwikkelingen in
de periode vooruit gekeken is.
De systematische voorbereiding van
activiteiten met een bepaald doel.
Wetenschap die zich bezighoudt met de
ruimtelijke ordening.
Vergoeding die men krijgt wanneer men
schade ondervindt van een (nieuw)
ruimtelijk plan.
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
8
Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
Planstelsel
Planvormingsproces
Programma van eisen
Projectbesluit
Projectontwikkelaar
Provinciale verordening
Publieke ruimte
Radiaal
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Door een wet ondersteunde plannen op
diverse schaalniveaus die met elkaar
samenhangen en een bepaald gebied
bestrijken. Het ruimtelijk planstelsel
wordt ondersteund door de Wet
ruimtelijke ordening.
Lineair of cyclisch proces van
planvorming waarin diverse fases
onderscheiden worden
(probleemverkenning, formuleren
doelstellingen, onderscheiden
alternatieven, afwegen alternatieven,
besluitvorming, implementatie,
evaluatie).
Hierin worden de uitgangspunten
beschreven voor het beoogde
woongebied. Deze uitgangspunten zijn
bijvoorbeeld ruimschoots openbaar
groen, een waterpartij, hoeveelheden en
soorten woningen, speelgelegenheid, en
verkeersluwe gebieden. Het programma
is een politieke keuze en dient dus altijd
goedkeuring te krijgen van het
gemeentebestuur.
Met dit besluit kan de gemeente
duidelijk maken dat er een ontwikkeling
zit aan te komen en kan zij de
vergunningverlening in het gebied
tijdelijk bevriezen. Het besluit moet wel
binnen een jaar zijn opgenomen in een
bestemmingsplan.
Een organisatie die waarde aan grond
toevoegt door er objecten, zoals
woningen, winkels of
vrijetijdsvoorzieningen, op te
ontwikkelen of te herontwikkelen. Hij
zorgt er dus voor dat er iets gebouwd,
verbouwd en/of aangelegd wordt.
Juridisch document waarin de provincie
op kan nemen wat gemeenten in hun
bestemmingsplannen op moeten nemen.
Voor iedereen toegankelijke ruimte,
zowel in publiek als in particulier bezit.
Publieke ruimte in publiek bezit heet
openbare ruimte.
Wegenstructuur waarbij de wegen
rechtstreeks naar een of meer centra
lopen en zo een stervorm krijgen.
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
9
Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
Raster of grid
Citymarketing en regionale
marketing
Residuele grondwaarde
Retentiegebieden
Robuuste verbindingen
Ruilverkaveling
Ruimteclaim
Ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke ordening
Scenario’s
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Wegenstructuur waarbij wegen
horizontaal en verticaal parallel aan
elkaar lopen.
Beleid om het imago van een gebied te
verbeteren dan wel meer bekend te
maken. Dit met als doel om meer
bedrijven, bewoners, bezoekers of
bestuurlijke aandacht te trekken.
Dit betekent eigenlijk restwaarde (denk
aan residu). Dat is ook precies wat het
is. Wordt berekend door de bouwkosten
af te trekken van de finale opbrengsten
van de grond (verkoop/verhuur en
subsidies, plus een winstmarge voor de
projectontwikkelaar). Dit is dus het geld
dat de gemeente ontvangt van de
projectontwikkelaar bij de overdracht
van de bouwrijpe grond.
Gebieden waar water tijdelijk kan
worden opgeslagen om stroomafwaarts
gelegen gebieden te beschermen.
Grootschalige verbindingen tussen grote
natuurgebieden, die ervoor zorgen dat
de leefgebieden van soorten worden
vergroot.
Proces waarbij boeren land met elkaar
uitwisselen om te komen tot een meer
praktische grondverdeling: meer
aaneengesloten grond en/of
evenwichtigere kavels.
De vraag naar ruimte voor divers
ruimtegebruik (wonen, werken,
recreatie) dan wel andere ruimtevragers
(water, reliëf, natuur).
Een optelsom van verschillende
kenmerken die de hoedanigheid van een
gebied of een plek bepalen, vaak
uitgedrukt in de driedeling
gebruikswaarde, belevingswaarde,
toekomstwaarde.
Praktisch handelen dat zich richt op het
veranderen van de leefomgeving.
Instrument van toekomstonderzoek
waarbij voor onzekere ontwikkelingen
verschillende mogelijke
toekomstbeelden worden doorgerekend.
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
10
Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
Schaalniveau
Schaalvergroting
Sectoren
Sector-/facetmodel
SER-ladder
Sociale huurwoningen
Stedelijke netwerken
Stedenbouwkundig plan
Strategische keuzebenadering
Structuurvisie
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Grootte van het gebied waarvoor men
de ruimtelijke ordening beziet (lokaal of
gemeentelijk, regionaal, nationaal
enzovoort).
Tendens waarbij bedrijven steeds groter
worden omdat er steeds meer klanten
nodig zijn of er steeds efficiënter
geproduceerd moet worden.
Beleidsvelden die gericht zijn op één
specifiek doel, dat vaak ook samenhangt
met een gebruiksfunctie, zoals
landbouw, of verkeer.
Simpele voorstelling van hoe ruimtelijke
ordening (als facet) in relatie staat tot
beleid vanuit sectoren (landbouw,
verkeer enzovoort).
Instrument dat voorschrijft dat nieuwe
locaties pas mogen worden ontwikkeld
als de mogelijkheden op bestaande
terreinen zijn uitgeput .
Woningen beheerd door
woningcorporaties, die bedoeld zijn voor
de lagere inkomens.
Dubbele betekenis: Enerzijds
samenwerkingsverbanden tussen
steden. Anderzijds een manier van
ruimtelijke ontwikkeling van de
stedelijke bebouwing.
Uitwerking van een stedenbouwkundige
visie of masterplan dat ten behoeve van
een bepaald gebied is opgesteld.
Beschreven worden de
stedenbouwkundige opzet en de lagen
waaruit het stedenbouwkundig plan is
opgebouwd: het watersysteem, het
landschappelijk patroon met bestaande
ondergrond, openbare ruimten,
hoofdwegen, woongebieden inclusief
voorzieningen.
Benadering van planning waarbij
expliciet rekening gehouden wordt met
onzekerheden.
Planvorm waarin gemeente, provincie en
Rijk neerleggen wat zij op hoofdlijnen
nastreven bij de ruimtelijke ordening
van hun plangebied. Vaak gericht op de
(middel)lange termijn.
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
11
Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
Subsidiariteitsbeginsel
Suburbanisatie
Survey before planning
SWOT-analyse
Tangentiaal (ring)
Toekomstwaarde
Transferia
Transformatie
Tuinstadgedachte
Uitbreidingsplan
Vastgoedwaardeontwikkeling
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Beginsel dat aangeeft dat alles op een
zo laag mogelijk schaalniveau moet
worden beslist: als er geen bemoeienis
van hogere overheden nodig is, moet
deze achterwege blijven.
Verschijnsel waarbij mensen massaal
van de grote stad naar de ‘suburbs’
trekken: de stadsranden en later de
nabijgelegen dorpen.
Erkenning dat voor een goede
ruimtelijke planvorming eerst onderzoek
gedaan moet worden (jaren 1930).
Bij de SWOT-analyse wordt een gebied
op vier punten bekeken: de sterkten en
zwakten (vanuit het gebied zelf) en de
kansen en bedreigen (die van buitenaf
op het gebied afkomen).
Wegenstructuur die om een gebied heen
gaat, zoals een lus of ring.
Bij de toekomstwaarde gaat het erom
dat elk inrichtingsvoorstel voldoende
mogelijkheden open moet laten om ook
aan de toekomstige vraag te voldoen.
Overstappunten waar mensen de auto
kunnen parkeren en verder kunnen
reizen met (hoogwaardig) openbaar
vervoer.
Het opnieuw inrichten van een gebied,
waarbij op grote schaal nieuwe functies
aan het gebied worden toegevoegd.
Het idee achter de tuinsteden was de
voordelen van de stad en de voordelen
van het platteland met elkaar te
combineren. De ligging van de wijk was
in de stad; het uiterlijk van de wijk had
veel meer van een dorp: veel groen,
laagbouw en veel aandacht voor de
kwaliteit van de (arbeiders)huisjes.
Het uitbreidingsplan is de voorloper van
het bestemmingsplan. In dit plan moest
de gemeente vanaf 1901 vóór de start
van de bouw op een kaart vastleggen
waar de straten, pleinen en grachten
zouden komen.
De waarde van een gebouw gedurende
zijn levensloop.
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
12
Auteurs: Van Schijndel
www.basisboekruimtelijkeordeningenplanologie.noordhoff.nl
Verdichting en verdunning
Verevening
Verkeer en vervoer/mobiliteit
Verticale coördinatie
Vogel- en Habitatrichtlijn
Waterschappen
Watertoets
Woningcorporaties
Wro
Zichtlijnen
isbn: 978-90-01-76144-8
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv
Het toevoegen van bebouwing aan een
gebied (verdichting) dan wel het
weghalen van bebouwing uit een gebied
(verdunning).
Het gebruiken van de opbrengsten uit de
winstgevende delen van een plan om de
verliesgevende delen, zoals
groenvoorzieningen en sociale
woningbouw te bekostigen.
Verplaatsingen van mensen en goederen
van A naar B.
Afstemming van het beleid van
verschillende schaalniveaus (gemeente
– provincie – Rijk – Europese unie)
Europese richtlijnen ter bescherming
van de vogels (vogelrichtlijn) en andere
plant- en diersoorten (habitatrichtlijn)
en hun belangrijkste leefgebieden.
Democratisch gekozen organisaties
gericht op het waterbeheer van het
onder hen vallende gebied.
Juridisch vastgestelde plicht om bij het
maken van ruimtelijke plannen de
waterbeheerders in een zo vroeg
mogelijk stadium bij de planvorming te
betrekken.
Organisaties die zorgen voor betaalbare
sociale huurwoningen van goede
kwaliteit. Zij zijn niet alleen
verantwoordelijk voor het toewijzen van
woningen, maar ook voor het beheer en
voor de kwaliteit van de leefomgeving.
Wet ruimtelijke ordening. Hierin is
vastgelegd welke ruimtelijke plannen de
verschillende overheden dienen te
maken en hoe zij op elkaar afgestemd
moeten worden.
Zichtlijnen zijn lijnen dwars door de
bebouwing en begroeiing, die de
oriëntatie vergroten en/of de blik
verruimen.
Basisboek Ruimtelijke ordening en planologie – Begrippenlijst |
13