Combi- comtract Blauw druk

12 FOCUS Pensioen op de helling
Nadere invulling
Het nieuwe toezichtkader dat Klijnsma voor ogen staat,
moet de voordelen van zowel het ‘nominale’ als het ‘reële’ pensioenmodel combineren, ervoor zorgen dat het
stelsel minder gevoelig is voor grote financiële schokken
en zorgen dat de risico’s en rendementen eerlijk over de
generaties worden verdeeld. De staatssecretaris heeft
aangekondigd het kader in samenspraak met “alle relevante partijen” uit te werken. Dat moet wel snel gebeuren:
Klijnsma wil alles op alles zetten om het wetsvoorstel voor
het kerstreces in te dienen bij de Tweede Kamer.
Bij de invulling komt input uit veel verschillende kampen.
Jan Koeman, hoofd pensioenbeleid op het ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, merkte onlangs op
dat er weliswaar “grote eenstemmigheid is dat er één
kader moet komen, waarin alle indexatie-ambities passen,” maar dat er niettemin uit de afgelopen zomerconsultatie is gebleken dat er nog behoorlijke verschillen
zijn. “Als we een contract kiezen, doen we dat dan via
de nominale band of de reële band? Wat doe je met de
discontovoet? Nogal wat reacties stellen dat het tijd is
om écht te gaan hervormen.”
Hoofdpunten nieuw FTK
> Keuze tussen nominaal en reëel is van de baan
> Er wordt niet getornd aan bestaande aanspraken
> Er hoeft niet langer te worden ‘ingevaren’
> Systeem voorziet in stabiele kostendekkende premie
> Premiedemping door middeling van de rente over tien jaar
> Financiële schokken worden gespreid
> heldere (verdeel)regels voor indexatie en korten
> Geen verplichte hoogte indexatie
> Minder afhankelijkheid van dagkoersen door toepassing UFR
hoeven niet langer in het laatste jaar van een herstelperiode opeens fors af te stempelen. Toepassing van de
spreidingsmethodiek van financiële schokken maakt het
mogelijk schokken geleidelijker te absorberen, iets dat
met name relevant is voor gepensioneerden.
De verschillen in inzicht blijken al uit de reacties ‘uit het
veld’ op de beslissing van Klijnsma. De Pensioenfederatie
is in een eerste reactie positief en noemt de keuze van
Klijnsma een goede stap vooruit. Voornaamste punt van
kritiek betreft de keuze voor rentemiddeling om de premie
te stabiliseren. De federatie dringt er op aan dat pensioenfondsen mogen werken met een prudent rendement
bij het vaststellen van premies, zoals dat nu ook kan.
Geen ‘einde oefening’
Kocken haakt aan bij de constatering van Klijnsma dat
het nieuwe FTK geen antwoord biedt op fundamentele
vragen over de inrichting van het pensioenstelsel en de
effecten daarvan voor verschillende groepen deelnemers. “Hoe bereikt het systeem voldoende leeftijdsdifferentiatie om tegemoet te komen aan de verschillen in
risicocapaciteit van jongeren versus oudere generaties?
Deze differentiatie is nu beperkt tot de spreidingsmethodiek, die verre van life-cycle optimaal is. Jongeren
nemen te weinig risico, ouderen te veel. En het economische eigendomsvraagstuk wordt niet geheel opgelost,
onder meer gehinderd door de doorsneepremie.”
Pensioenfonds Zorg en Welzijn, pleitbezorger van het reële contract is kritischer over de keuze. Het fonds vindt
het jammer dat de twee varianten opeens van tafel zijn,
al ziet het ook positieve elementen zoals de mogelijkheid
kortingen te spreiden. Dat was in het nominale contract
eerst niet mogelijk. PFZW plaatst tevens vraagtekens bij
de mogelijkheden om de indexeringsambitie overeind te
houden en betwijfelt of het contract straks voldoende
ruimte laat om recht te doen aan de variatie in pensioenfondsen. Met andere woorden: kunnen pensioenfondsen
wel een beleggingsbeleid uitstippelen dat goed past
bij hun populatie? Verder vraagt het fonds zich af hoe
Klijnsma het invaren verwerkt in het wetsvoorstel: is het
wel mogelijk de regels te veranderen zonder in te varen?
De discussie over deze vragen start volgens planning in
november. Het nieuwe FTK is dan ook slechts “een tussenstap,” zoals Jan Koeman, hoofd pensioenbeleid bij
SZW, het tijdens een recente Netspar-bijeenkomst zei.
Over andere vragen blijft discussie, verwacht Koeman.
“Pensioen is niet meer het technische onderwerp dat
het vroeger was. Het blijft in het brandpunt van de belangstelling staan.”
Voor risicomanager Theo Kocken biedt de tussenvariant
het best haalbare dat op dit moment mogelijk is: fondsen
Combi-contract:
een blauwdruk
tekst
Olaf Boschman
IPNederland
Volgens hoogleraar economie
Sweder van Wijnbergen biedt een
combi-contract de flexibiliteit in
pensioenovereenkomsten waar veel
reacties op de zomerconsultatie om
vragen. Samen met Theo Kocken,
hoogleraar risicomanagement en
directeur van adviesbureau Cardano,
werkte hij er een blauwdruk van uit.
Pensioen op de helling FOCUS
H
et principe van het combi-contract is bekend van onder meer het pensioenfonds van
de huisartsen. Dit heeft, aldus beide hoogleraren, “de uitzonderlijke combinatie van
een wereldwijde financiële crisis, langdurige rentedaling
en toenemende levensverwachting goed doorstaan. Het
ontwerp is gestoeld op het principe dat er niet meer beloofd dient te worden dan haalbaar is: under-promise en
over-deliver, wat zeer belangrijk is vanuit psychologisch
perspectief.”
De flexibiliteit zit onder meer in de verdeling van harde
en zachte rechten. Die kunnen variëren: per pensioenfonds, per deelnemer, per jaar. Verder kan de toewijzing
van rechten individueel of collectief zijn en is het mogelijk de harde en zachte rechten te verdelen over twee
aparte potjes. Volgens Van Wijnbergen is dat laatste niet
nodig. “Ik denk dat de zachte rechten voldoende buffer
13
vormen voor de harde rechten. Je kunt de opbouw van
harde rechten bovendien sturen. Jaarlijks kijk je hoeveel
je aan de harde rechten kunt toevoegen. Bij de inleg van
premie kun je sturen door harde of zachte rechten in een
bepaalde verhouding op te hogen.”
Voor hem heeft een combi-contract met zoveel mogelijk
collectiviteit de voorkeur. “Dat geeft mogelijkheden voor
risicodeling. Maar zoals ik het voorstel zal het niet voor
iedereen even goed werken. Een ondernemingspensioenfonds waar mensen gemiddeld misschien zeven jaar
werken moet kiezen voor een andere invulling. Voor een
homogene groep als de huisartsen is dat anders.” Voor
een bedrijfstakpensioenfonds vindt hij één grote, collectieve pot ook een optie, in het geval dat maar weinig
werknemers de bedrijfstak verlaten.
Misbruik
De voorkeur voor een collectieve pot laat onverlet dat Van
Wijnbergen als nadeel aan risicodeling ziet dat de kans
op misbruik groot is. Net als Kocken had hij daarom grote
bezwaren tegen het reële contract, toen dat nog een optie was: het voorstel ging uit van discontering met subjectieve parameters. Bij de herverdeling van pensioengeld
geeft dat veel onrust, met name bij jongeren. “Als iedereen eigen geld krijgt, is de discussie over rekenrente ook
niet meer belangrijk. Ik vind het bijzonder verontrustend
dat De Nederlandsche Bank afwijkt van het rechte pad
en geen bezwaar heeft tegen het reële contract. De arbitraire regeltjes in het reële contract blazen het systeem
op,” zo zei hij daarover.
Belangrijk uitgangspunt voor het combi-contract is dan
ook dat waarderingen uitsluitend plaatsvinden op basis
van parameters die in de markt waarneembaar zijn. Dit
impliceert dat het reële contract per definitie onmogelijk is, aldus Van Wijnbergen. Parameters als verwachte
toekomstige inflatie, risicopremie op inflatie en de risicopremie op risicovolle beleggingsklassen zijn namelijk niet
waarneembaar.
Kocken ziet vanwege de discussie over herverdeling meer
heil in een combi-contract met een duidelijke scheiding
tussen harde en zachte rechten in twee potten. De pot
met harde rechten kan in de meeste gevallen collectief
blijven. Die met zachte rechten is dan individueel. Dat
sluit bovendien aan bij de realiteit waarin steeds meer
mensen, al dan niet vrijwillig, kiezen voor een bestaan
als zelfstandige. Ook is het dan veel eenvoudiger rechten
mee te nemen naar een ander pensioenfonds.
“Haast is een
dom argument
voor een
sprong in het
duister.”
Sweder van Wijnbergen
Zure appel
De opzet van een goed combi-contract kost tijd. Van
Wijnbergen raadt Klijnsma aan die tijd te nemen. “Een
of twee jaar extra vasthouden aan het huidige systeem
geeft tijd om een minder ideologisch debat te voeren.”
De aansporing van DNB-directeur Joanne Kellermann om
haast te maken omdat de pensioensector anders zijn geloofwaardigheid verliest is niet overtuigend, vindt hij. “Dat
is een dom argument voor een sprong in het duister.”
Ook Kocken meent dat de exacte invulling van een meer
individueel combi-contract veel voorbereiding vergt,
waarbij bijvoorbeeld moet worden nagedacht over de omvorming van pensioenfondsen zodat ze zowel de zachte
IPNederland
14 FOCUS Pensioen op de helling
rechten kunnen beheren als de
harde rechten kunnen leveren.
Het wetsvoorstel dat nu wordt
uitgewerkt is volgens hem op
korte termijn het ‘best haalbare’,
maar is niet het eindstation van
de stelselherziening. Een vraagstuk dat nog moeten worden
opgepakt, is bijvoorbeeld de doorsneepremie. Het is volgens hem
noodzakelijk daar een antwoord
op te vinden.
“De sector en de politiek zullen
door de zure appel heen moeten bijten en de doorsneepremie
zonder degressieve opbouw en
de onmogelijkheid van expliciete
leeftijdsdifferentiatie moeten aanpakken. Als dat niet gebeurt, dan
zal de sector langzaam fondsen sluiten. Dan zullen, zoals al
is gebeurd bij Shell, parallel aan
de bestaande fondsen nieuwe
individueel-DC-fondsen starten.
Met alle risico's op een wildgroei
aan zeer slecht ontworpen premieregelingen van dien, zoals we afgelopen decennium in het Verenigd
Koninkrijk hebben kunnen zien.”
Theo Kocken
De bedenkingen van
Jan Tamerus
tekst
mariska van der westen
“E
en echt nominaal contract moet gewoon
harde garanties bieden, met een zekerheidsgraad zoals die ook geldt voor verzekeraars. Er is dan geen enkele indexatie-ambitie en dus geen reden of excuus om enig risico
te nemen. Aan het andere eind van het spectrum staat
het zuivere reële contract: daarin wordt geen enkele garantie gegeven, en er wordt risicovol belegd in overeenstemming met de indexatiedoelstelling.”
Jan Tamerus, bedenker van het ‘defined ambition’contract en mede-grondlegger van het pensioenakkoord,
is voorstander van ‘volstrekte zuiverheid’. “Het is óf het
een, óf het ander.” De oorspronkelijke bedoeling waarmee de Stichting van de Arbeid, aangemoedigd door de
rapporten van de Commissies Goudswaard en Frijns, aan
de slag ging, was dan ook om pensioenfondsen een duidelijke keuze te bieden tussen een nominaal en een reëel
kader. Maar van de voortvarende stelselwijziging die in
2010 werd ingezet, is na jarenlang gepolder bitter weinig
IPNederland
Het nominale en reële model
worden gecombineerd in één kader.
Jan Tamerus, Master Actuariaat en
ALM bij PGGM en actuaris van het
jaar 2012, is er niet gerust op: “Dit
gaat de verkeerde kant op.”
overgebleven, constateert Tamerus tot zijn teleurstelling. Het nieuwe FTK van Jetta Klijnsma is vlees noch vis:
“Daarmee zijn we weer terug bij af.”
Eén van de redenen dat het oorspronkelijk bedoelde binaire stelsel het niet gehaald heeft, is dat een keuze tussen twee extremen moeilijk te verkopen is. Een stelsel
dat keuze biedt tussen één vogel in de hand of tien in
de lucht is misschien theoretisch zuiver, maar publicitair
is het een doodgeboren kindje. “Dat besef ik, maar de
neiging die er nu is om dan maar het beste van twee
werelden te nemen, is geen oplossing. Dat is de kool en
de geit sparen.”
In het nieuwe stelsel wordt het langlevenrisico opgelost
en we spreiden schokken beter in de tijd, maar voor de
rest verandert er eigenlijk niets. "In de tussenweg mag
een indexeringsambitie worden nagestreefd en daartoe
risico worden genomen, terwijl de aanspraken blijven gewaardeerd op de nominale risicovrije rente. Een contra-