Het begin van de moderne geestelijke verzorging bij de

Koningin Wilhelmina inspecteert de troepen bij de mobilisatie in 1914
Het begin van de moderne geestelijke verzorging bij de krijgsmacht ligt op 28 augustus
1914. Die dag vaardigt koningin Wilhelmina het koninklijk besluit uit waarmee bij vier
aalmoezeniers en acht veldpredikers benoemd worden om als geestelijk verzorger dienst
te doen in het dan gemobiliseerde Nederlandse leger. De dreiging van de Eerste
Wereldoorlog speelt hierbij een belangrijke rol. Precies een maand daar voor, op 28 juli begon
een van de grootste conflicten die de wereld heeft gekend met de Oostenrijks-Hongaarse
invasie van Servië. Niet lang daarna valt Duitsland de landen België, Luxemburg en Frankrijk
binnen en volgt de Russische aanval op Duitsland. Geen wonder dat de schrik er goed inzat.
De Eerste Wereldoorlog was misschien de reden voor de overheid om de geestelijke verzorging
een vaste plek te geven binnen de krijgsmacht, zij had in die tijd haar nut al bewezen. De
kerken werkten uit eigen beweging aan het geestelijk welzijn van de jongens die onder de –
toen niet al te soepele - krijgstucht waren gesteld. In veel garnizoensplaatsen kwamen
katholieke soldaten buiten diensttijd bij elkaar in een Militair Tehuis.
Deze tehuizen waren
een initiatief van de
‘Rooms-katholieke
Militairen
Verenigingen’. Zo'n
tehuis werd bestuurd
door een directeur die
binnen de katholieke
traditie uiteraard priester
was.
Voor de protestantse
militairen was er de
‘Nederlandsche
Militaire Bond’ met
Protestantse Militaire Tehuizen. Het beheer daarvan was in handen van ‘de huisvader’ zoals de
toezichthouder werd genoemd. In de tehuizen was er ruimte voor bezinning, een gesprek en wat
ontspanning. De jongens konden er even zichzelf zijn, een kop koffie drinken, een spelletje
spelen of muziek maken.
Tot 1914 waren aalmoezenier en dominee op de kazerne niet welkom. De tehuizen en de
begeleiding door geestelijken waren een particuliere aangelegenheid. Met het koninklijk besluit
komt hier verandering in. De nieuw aangestelde aalmoezeniers en predikanten worden voor
hun diensten betaald door de overheid. De moderne geestelijke verzorging bij de krijgsmacht is
geboren.
2e Divisie veldprediker ds. S.K. Bakker, aalmoezenier F.A.R. Padberg en ds. T.J. Hagen
Allen aangesteld in de rang van majoor (rangonderscheidingsteken op de kraagpunt)
Anno 2014, honderd jaar later, is het aantal geestelijk verzorgers uitgebreid en zijn er zes
diensten geestelijke verzorging.
Naast geestelijk verzorgers uit de katholieke en de protestantse traditie werken er inmiddels
ook geestelijk verzorgers van de humanistische, joodse, hindoeïstische en islamitische
denominatie bij de krijgsmacht.
Wat te vieren
Ivoor, dat moet gevierd worden. Daarom zijn er in 2014 verschillende activiteiten en
evenementen. In detail kunt u ze vinden op de website van de diensten geestelijke verzorging:
www.dgv.nl. De verschillende diensten hebben een aantal gezamenlijke activiteiten. In
november is de grootse jubileumbijeenkomst DGV in Amsterdam. Eveneens in de hoofdstad
vindt in februari de ‘International Military Chiefs of Chaplains Conference’ plaats. Dat is
weliswaar in 2015, maar de conferentie staat geheel in het teken van het jubileumjaar.
Daarnaast is er voor elke dienst ruimte om zijn eigen feestje vorm te geven. Zo vierde de Dienst
Rooms-Katholieke Geestelijke Verzorging op 25 maart jl. hun 100 jarig bestaan met een
symposium op de Koninklijke Militaire Academie.
Generaal Vleugels van de KMA (links) spreekt tijdens de conferentie over ‘100 jaar aalmoezeniers’
Op de goed bezochte bijeenkomst sprak de commandant van dit opleidingsinstituut; generaal
Theo Vleugels. Hij keek naar het huidige belang van geestelijke verzorging en blikte daarbij
vooruit. Wat hij daarbij over aalmoezeniers zei, lijkt mij voor de volle honderd procent gelden
voor mijn collega’s van andere denominaties.
Hij zei: “De aalmoezeniers zijn voor mij belangrijk. Ze zijn onafhankelijk en adviseren mij. Ze
zijn belangrijk voor de geestelijke vorming van soldaten en kader, het thuisfront en de
persoonlijke gesprekken. Het is daarom van belang dat er een vertrouwensband is tussen de
aalmoezenier en zijn eenheid. Als we met elkaar op blijven trekken en ons steeds aanpassen aan
de tijd, halen we de komende 100 jaar ook weer.”
Frans Kerklaan
Vlootaalmoezenier