Werkgroep ‘Op een ander been gezet’ De werkgroep ‘Op een ander been gezet’ is in 1999 door ouders opgericht en heeft de volgende doelstellingen: • Informatie verstrekken aan ouders, kinderen en jeugdigen over ontwikkelingen in behandelmethoden voor kinderen met een aanlegstoornis van het been of een verworven amputatie. • Mogelijkheden bieden tot het uitwisselen van ervaringen tussen ouders, kinderen en jeugdigen. • Organiseren van jaarlijkse informatie- en familiedagen. • Contact onderhouden met multidisciplinaire behandelteams voor deze aandoeningen. Bovendien kunnen de BOSK en de andere leden dan profiteren van uw inbreng en ervaring. Zo kunnen we samen beter werken aan de toekomst van ons allemaal. Wilt u meer weten? Bel, schrijf of email. BOSK l Landelijk Bureau l Postbus 3359 3502 GJ Utrecht l Tel. 030 - 245 90 90 Fax: 030 - 231 38 72 l [email protected] Kijk ook op internet: www.bosk.nl Mijn kind heeft een aangeboren of verworven verkorting van het been PFFD / Fibula Aplasie FFU-Complex / Amputatie Waar kunt u terecht In 2001 heeft de werkgroep ‘Op een ander been gezet’ zich aangesloten bij de BOSK: de vereniging van motorisch gehandicapten en hun ouders. De BOSK, in 1952 opgericht als de Bond van Ouders van Spastische Kinderen, biedt inmiddels steun aan uiteenlopende groepen motorisch gehandicapten en hun ouders. Binnen de BOSK zijn verschillende werkgroepen en oudercontactgroepen actief. Voor meer gedetailleerde informatie kunt u altijd contact opnemen met de BOSK. U kunt ook lid worden van de BOSK Als lid profiteert u van onze kennis en ervaring. Ook vindt u dan mogelijk wat sneller de weg in de medische molen en bij instanties, kunt u bewuster keuzes maken en bent u een betere gesprekspartner van deskundigen. Vereniging van motorisch gehandicapten en hun ouders Waarom deze folder? Deze folder biedt informatie aan ouders van kinderen met een aanlegstoornis aan been en/of voet, of een te kort been door een operatie van de onderste ledematen. Bij een aanlegstoornis aan het been kan er ook een aanlegstoornis zijn aan de arm en/of de hand. Naast informatie zoals deze folder geeft de BOSK werkgroep ‘Op een ander been gezet’ u verschillende mogelijkheden om ervaringen uit te wisselen. Een congenitaal reductiedefect Een congenitaal reductiedefect betekent dat het kind een aanlegstoornis heeft, waarbij het been en/of de arm bij de geboorte korter is dan normaal. ‘Reductie’ betekent verkorting, ‘defect’ betekent niet goed aangelegd en ‘congenitaal’ betekent aangeboren. Kinderen die geboren worden met een verkorting van arm of been worden door de kinderarts of huisarts doorverwezen naar een klinisch geneticus of een (kinder)orthopeed. Deze geeft een medische benaming aan de zichtbare aandoening. Bij de benen betreft het meestal een van de onderstaande aandoeningen: • Proximale Focale Femur Dysplasie, afgekort PFFD, een aanlegstoornis van de heup met verkorting van het bovenbeen (femur). • Fibula Aplasie, een aanlegstoornis in het onderbeen, knie en voet, waarbij onder meer het kuitbeen (fibula) niet of gedeeltelijk is aangelegd. Het onderbeen is korter en soms in een bocht aangelegd. De voet is vaak smaller en er zijn minder tenen aangelegd. Vaak zijn ook het kniegewricht en het enkelgewricht niet normaal. • Femur Fibula Ulna complex, afgekort het FFU-complex. Dit is een aandoening waarbij naast het been ook de onderarm is aangedaan. Het is een combinatie van aanlegstoornissen aan femur (bovenbeen), fibula (kuitbeen) en ulna (ellepijp van de onderarm). Oorzaak De oorzaak van reductiedefecten is in de meeste gevallen niet precies bekend. De afwijkingen ontstaan vroeg in de zwangerschap, tussen de vierde en de tiende week. Reductiedefecten komen voor als een geïsoleerde afwijking: dan beperkt de afwijking zich tot een bepaald deel van het lichaam. De afwijking kan ook onderdeel zijn van een syndroom: in dat geval zijn er meerdere afwijkingen, die bij elkaar passen. De klinisch geneticus, uit een van de centra voor erfelijkheidsonderzoek, kan een onderzoek verrichten en dan informatie verschaffen over erfelijke aspecten van een syndroom. De verwijzing naar deze specialist loopt via de kinderarts of huisarts. Verworven amputatie Bij een amputatie verwijdert een chirurg een deel van het been. Soms is dat noodzakelijk om het leven te redden, bijvoorbeeld bij een kwaadaardige tumor in het bot, een ernstig trauma of een ernstige infectie. Een amputatie is soms ook nodig om een ernstige vervorming van het been te verwijderen, zodat het kind een prothese aan kan om goed te kunnen lopen. Gevolgen De afwijkingen aan de benen/voeten zijn bij ieder kind anders. De behandelingsmogelijkheden zijn per kind dan ook verschillend, afhankelijk van de ernst en de uitingsvorm. De uiteindelijke omvang van het defect is echter bij de geboorte nog niet altijd helemaal duidelijk, ook niet op de röntgenfoto. Omdat het kind nog gaat groeien is het meestal niet mogelijk direct na de geboorte een definitief oordeel te geven voor de toekomst. Wel is duidelijk dat het verkorte been naar verhouding meegroeit. Als de voet zich bij geboorte bevindt ter hoogte van het midden van het onderbeen aan de gezonde kant, zal dat ook zo zijn als het kind uitgegroeid is. Benen zijn bedoeld om op te kunnen staan en lopen. Om goed te kunnen lopen, moeten de benen ongeveer even lang zijn. Omdat een kind in het eerste levensjaar nog nauwelijks loopt, zal een (groot) verschil in beenlengte het nauwelijks in zijn ontwikkeling remmen. Soms is een operatieve ingreep in het eerste levensjaar toch nodig, om staan en lopen mogelijk te maken, met of zonder een prothese. Vaak moet worden afgewacht hoe het lichaamsdeel groeit en wordt alleen een prothese verstrekt om het verschil in beenlengte te compenseren. Pas op latere leeftijd vindt dan een standcorrigerende en/of beenverlengende operatie plaats. Ook jonge kinderen met een aanlegstoornis aan de voet kunnen normaal functioneren en zullen pas rond het eerste levensjaar hulpmiddelen, zoals een prothese of aangepast schoeisel nodig hebben. Een klein deel van de kinderen, met een zeer uitgebreide, complexe aanlegstoornis zal in zijn leven vooral gebruik maken van een rolstoel of een aangepaste fiets. Het behandelteam Omdat congenitale reductiedefecten niet vaak voorkomen en er een grote verscheidenheid is, zal de behandeling per kind anders zijn. Voor onderzoek, begeleiding, advisering en behandeling bent u als ouder het meest gebaat bij een multidisciplinair team met ervaring in de behandeling van deze zeldzame aandoening. Een dergelijk behandelteam bestaat uit medische en paramedische specialisten, zoals een kinderorthopeed, een revalidatiearts, een kinderfysiotherapeut, een kinderergotherapeut, een orthopedisch instrumentmaker en een orthopedisch schoenmaker. Samen beschikken zij over specifieke kennis en ervaring en ze stemmen de behandeling onderling zo goed mogelijk af. Omdat het kind groeit en zich ontwikkelt, zullen regelmatige controles nodig zijn. De instrumentmaker zal bijvoorbeeld regelmatig moeten kijken of de prothese nog groot genoeg is. Bij het behandelteam kunnen er, indien gewenst, specialisten aanwezig zijn op het gebied van o.a. de erfelijkheid, de psychosociale gevolgen, plastische chirurgie. De operatieve behandeling, prothesevoorziening, ouderinstructie en training moeten goed op elkaar zijn afgestemd om voor kind en ouders de behandeling zo goed en aanvaardbaar mogelijk te maken. Het team dient vanzelfsprekend ervaring te hebben met de gevolgen op lange termijn, aangezien behandeladviezen verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor de toekomst. De ervaring en kennis is ook beschikbaar voor een second opinion, in overleg met de primaire behandelaar.
© Copyright 2024 ExpyDoc