2 Oefeningen met EE – E Instructie Gelijk of ongelijk? Hoort u EE of E? Naspreken en terugluisteren. Antwoord geven. been - been (gelijk); been - ben (ongelijk) been (EE); of ben (E) beetje Heb je een pen? Ja, ik heb een pen. Luisteren Luisteren 1 Gelijk of ongelijk? U hoort twee woorden. 1 n leesles11 n stekkensteken 2 jspeelspeel12 jstelenstelen 3 jbedbed13 n wekenwekken 4 jweegweeg14 jlekenleken 5 jheetheet15 jschellenschellen 6 n gengeen16 jwetenweten 7 n peer per17 n nettenneten 8 n metmeet18 n schepenscheppen 9 jmestmest19 jwegenwegen 10 j beekbeek20 jpennenpennen Luisteren 2 Hoort u EE of E? Korte woorden. 1 Emes11 EEeten 2 EEfeest12 EEgele 3 Ewelk13 Eleggen 4 Eheb14 EEbeetje 5 EEleeg15 Eextra 6 EEeens16 EEmening 7 Egeld17 Ebrengen 8 Ebel18 EEsysteem 9 EEgeen19 Eopletten 10 Eelke20 Energens Luisteren 3 Hoort u EE of E? Lange woorden. 1 EEafspreken11 Evestiging 2 Ebedenken12 EEregelmatig 3 Ebenzine13 EEomgeving 4 Ebetrekkelijk14 Enadenken 5 EEstadsdeel15 Ebeltegoed 6 EEdefinitief16 Ebestemming 7 Ewettelijk17 Ekennismaken 8 Ezelfstandig18 EEhoeveelheid 9 Evertellen19 EEtweelingen 10 Eherkennen20 Erechtsgeldig 1 Luisteren 4 Hoort u EE of E? In zinnen. 1 E Ga je naar bed? 2 E Ik vind het best. 3 EE Dat weet ik niet. 4 E Hij moet nu weg. 5 EE Geef mij er maar een. 6 EE Hoe heet zij? 7 E Mag ik je pen? 8 EE Je moet dit even lezen. 9 EE Mag het ietsje meer zijn? 10 EE Hij heeft twee kinderen. Spreken Spreken 1 = Luisteren 2. Naspreken korte woorden. Spreken 2 = Luisteren 3. Naspreken lange woorden. Spreken 3 = Luisteren 4. Naspreken zinnen. Spreken 5 Vragen beantwoorden. 1 Heb je een gele trui? 2 Weet je hoe je buurman heet? 3 Eet je veel vlees? 4 Werk je in het centrum? 5 Heb je een hekel aan regen? 6 Hoeveel dagen heeft december? 7 Heb je veel geld? 8 Ga je deze week nog verder? 9 Vlieg je heen en weer? 10 Ken je de regels van tennis? 2
© Copyright 2024 ExpyDoc