Preek Derde zondag door het jaar - zondag 25 januari

Jona 3, 1-5.10
1 Korintiërs 7, 29-31
Marcus 1, 14-20
“Nog veertig dagen en Ninive zal worden verwoest”, roept de profeet Jona in de drukke straten van
Ninive. Zou iemand dit roepen in de straten van Amsterdam dan zouden we hem voor gek verklaren.
Verbazend is dan ook dat de inwoners van Ninive Jona’s woorden ter harte nemen en hun gedrag
veranderen. Hoe kan dat? En hoe kunnen we dit herkennen in onze eigen ervaring?
“Nog 40 dagen en Nineve zal worden verwoest”: dat is wat je noemt massieve taal. “Zijn jullie wel
goed bezig?” Zo zou je Jona’s woorden kunnen vertalen in een voor ons herkenbare vraag. Kennen
wij ook geen Jona’s in onze eigen omgeving? Die ons bezig zien en zich zorgen maken over een
bepaalde manier van doen die schadelijk is voor onszelf en voor anderen. Die ons daarop
aanspreken, hopelijk vanuit een betrokkenheid, niet dwingend, maar wel ‘dringend’, met een zekere
urgentie: “Als je zo doorgaat, dan zal het snel afgelopen zijn…”
Ook Jezus’ boodschap in de straten van Galilea heeft diezelfde urgentie. Zijn woorden hebben een
positieve insteek: “Gods rijk is nabij”. Tegen de vissers zegt Hij: “Kom, doe mee!” Jona’s boodschap
heeft eerder een negatief vertrekpunt: “Stop met jullie slechte daden!” Zowel Jona als Jezus brengen
verandering teweeg bij degenen die naar hun boodschap luisteren. De Ninivieten verlaten hun
schadelijke manier van doen. Jezus’ woorden vinden de harten van de vissers: “Ik maak jullie tot
vissers van mensen.” Zijn dringende woorden beantwoorden zij met eenzelfde urgentie: Meteen
laten ze hun netten in de steek. Zowel in Ninive als in Galilea is er een breuk met een oude manier
van doen en een aannemen van iets nieuws.
Ik geloof dat ieder van ons zulke Ninive-/Galileamomenten heeft van uitnodiging om iets achter te
laten en iets nieuws te beginnen. Momenten waarop je wordt uitgedaagd een bepaalde houding of
leefpatroon om te buigen in een meer vruchtbare manier. Dat kan expliciet gebeuren door iemand
die je confronteert en uitdaagt tot verandering. Het kan impliciet gebeuren door een gebeurtenis die
je sterk bevraagt: “Waar ben ik eigenlijk mee bezig? Wil ik dit wel?”
Sta me toe een persoonlijk voorbeeld te geven van zo’n veranderingsmoment als student van 19. Op
de eerste dag op de hogeschool kregen we als nieuwe studenten een speech van de directeur. Zijn
boodschap was: “De volgende drie jaar zullen jullie geen tijd hebben voor iets anders dan studeren.
Geen tijd voor hobby’s, topsport of baantjes. Maar als jullie je diploma hebben, dan ligt een prachtige
loopbaan voor jullie open.” Na een korte stilte vervolgde hij: “Niet iedereen zal zover komen. Kijk
naar degene die naast je zit: “Die zal het einde van het eerste jaar niet halen.” Zijn ‘peptalk’ had
eerder een ontmoedigende uitwerking op me: “Is dat dan mijn leven, de komende drie jaar? Een
soort afvalrace en competitie met medestudenten?” Eenmaal in de collegebanken maakte ik kennis
met degene die naast me zat, Erik. Hij liep wat mank en toen ik hem vroeg: “Wat heb je? Heb je een
blessure?”, antwoordde hij me prompt: “Mijn linkerbeen is geamputeerd. Ik heb kanker in mijn
longen met uitzaaiingen in mijn botten.” Toen ik na die eerste dag op mijn fiets terug naar huis reed
had ik het nodige om over na te denken. Hoe zou Erik zich voelen bij die toespraak van de directeur?
Zal hij het einde van het eerste studiejaar halen? En waar sta ik dan met mijn leven? En zal ik daar
dan gelukkig mee zijn? Toen ik moest stoppen voor een rood verkeerslicht dacht ik: “Ik wil geen
afvalrace waarin we alleen maar wachten tot de eerste die uit de boot valt. En dat alleen maar voor
een loopbaan met een goede job. Ik wil leven voor iets groters, iets waarin mensen elkaar dragen in
een project dat een verschil maakt. Ik voelde Christus’ zachte en tegelijk dringende uitnodiging, die
misschien ook de vissers bij hun netten hadden gehoord. Op dat kruispunt, wachtend voor de
verkeerslichten, besloot ik jezuïet te worden.
Bij dit Ninive/Galilea-moment ging het om een tamelijk grote levensbeslissing. Veel vaker gaat het
om heel gewone, dagelijkse gebeurtenissen waarin we uitgedaagd worden iets achter ons te laten
zodat we ons kunnen geven op een manier die vruchtbaarder voor ons is. Bijvoorbeeld: Je werk als
prioriteit nummer 1 eens wat losser hanteren om je lichaam met rust meer te eerbiedigen. Je
smartphone als vriend nummer 1 stil zetten, om je te verbinden met degenen die naast je zitten.
Schadelijke gedragingen stoppen, ‘bekering’ tot opbouwende manieren van doen: het zit vaak in
concrete dingen.
“Zijn we wel goed bezig?” Je zou kunnen zeggen dat we in de recente botsingen tussen culturen en
godsdiensten bevraagd worden in een collectief Ninive/Galilea-moment. Hoe stoppen we de
destructieve manieren van elkaar brandmerken en terugplooien op onszelf? Hoe komen we tot een
meer opbouwende omgang met verschillen in cultuur en religie? Dat zou kunnen inhouden: Onze
oordelen laten varen, vaak voortgekomen uit angst voor het afwijkende dat ik niet kan plaatsen. Het
goede naar boven halen, vonken H. Geest ontdekken in wat mijn naaste me brengt, ook als me dat
verwondert of zelfs stoort. Niet veroordelen, maar vissen en bijeenbrengen, samen met Hem, Jezus,
de Visser.