2 Nee, nee, nee - Hemel en Aarde

hemel en aarde Pasen 2 0 1 3
lesmateriaal
2
Nee, nee, nee
God roept: ‘Jona maak je klaar!
Ga voor mij naar Nineve.’
Jona denkt: Ik heb geen zin
Waarom moet dat? Nee, nee, nee!
Mama roept: ‘Oh, wat een troep!
Ruim je speelgoed op, oké?’
Maar ik zeg: ‘Ik heb geen zin
Waarom moet dat? Nee, nee, nee!’
o
Juffrouw zegt: ‘Die hoek is vol!
Is de huishoek een idee?’
Maar ik denk: Ik heb geen zin
Waarom moet dat? Nee, nee, nee!
Papa zegt: ‘Woef moet een plas!
‘k laat hem uit en jij gaat mee.’
Maar ik zeg: ‘Ik heb geen zin
Waarom moet dat? Nee, nee, nee!’
Tekst: Celeste Snoek
Muziek: Rick Smit
Situaties
1.Je zit aan tafel. Mama zegt dat je je spruitjes op moet eten.
2.Je hebt ruzie om een puzzel. Juf zegt dat je het goed moet
maken.
3.Oma zegt dat ze niet wil dat je rent in de kamer.
4.Je hebt een nieuwe bal waar je heel zuinig op bent.
Je vriendje vraagt of hij ermee mag spelen.
5.Papa zegt dat het tijd is om naar bed te gaan.
6.De buurvrouw wil je zoenen, maar dat vind je niet fijn.
13
hemel en aarde Pasen 2 0 1 3
lesmateriaal
3
o
15
lesmateriaal
hemel en aarde Pasen 2 0 1 3
4
1
Jesse ziet Eva water uit de beek scheppen.
Hij sluipt ernaar toe en trekt opeens aan
haar haar.
Eva gilt het uit. Dat doet zeer! Ze draait zich
om en geeft hem een duw.
Jesse roept kwaad: ‘Waarom duw je me?’
2
Jason en Naomi hebben zin om te spelen.
o
Jason roept: ‘Ik ga met de geitenkar.’
Naomi gilt: ‘Nee! Ik ga met de kar!’
3
Zacharia heeft een mooie tekening
gemaakt. Hij is er beretrots op en wil hem
aan mama laten zien. Zijn zus Saïda pakt
ineens de tekening af en scheurt hem
kapot.
4
5
Fatima en Jiska zijn buren. Fatima loopt naar Jiska toe en vraagt:
Saul en Tobias wonen bij elkaar in de straat.
‘Mag ik je grote pan lenen?’
Saul loopt kwaad naar Tobias en roept: ‘Dat
Jiska zegt: ‘Nee, die mag je niet. Als ik jou iets leen, krijg ik het nooit terug.’
smerige paard van jou heeft zitten poepen
Fatima zegt kwaad: ‘Dat is niet waar!’
voor mijn deur! Je ruimt het nú op!’
Tobias antwoordt: ‘Hoe weet je dat het
mijn paard was, sufferd?’
17
hemel en aarde Pasen 2 0 1 3
lesmateriaal
5
o
19
lesmateriaal
hemel en aarde Pasen 2 0 1 3
1
Jona en de wal vis
Jona krijgt een opdracht van God
Jona in de walvis
Op een dag spreekt God tegen Jona. Hij krijgt een opdracht. God
Het was God die het zo liet stormen, maar nu zorgt God ook voor
zegt: ‘Je moet naar de grote stad Nineve gaan. Vertel de mensen
Jona. Hij laat hem opslokken door een walvis. Drie dagen en drie
daar dat ze zo niet door kunnen gaan. Ze doen slechte dingen. Ze
nachten zit Jona in de buik van de walvis.
luisteren niet naar elkaar en ook niet naar mij. Als ze zo doorgaan
Daar denkt Jona na over wat er gebeurd is. En hij bidt tot God:
zal ik ze straffen. Jij moet ze gaan waarschuwen.’ Jona vindt het
maar niks. Moet hij die mensen in Nineve gaan vertellen dat ze
Ik roep om hulp
niet goed leven? Dat vinden ze daar vast niet leuk. Misschien gelo­
en God, u hoort het!
ven ze hem niet eens. Of vallen ze hem aan. Daar moet Jona al
U maakte die storm
helemaal niet aan denken. Eigenlijk wil hij die opdracht van God
en slingerde mij de golven in.
helemaal niet.
Het water kwam tot aan mijn lippen,
m
het zeewier was overal om me heen.
Jona op zee
Jona vlucht. Weg van de opdracht van God. Hij wil niet naar
Maar U laat me niet in de steek.
Nineve. Omdat hij bang is dat God boos wordt, neemt hij de boot
U redde mij uit de storm.
om zo ver mogelijk weg te varen. Maar als het schip midden op
God, ik zal U ook niet in de steek laten!
zee is, steekt er een zware storm op. De mannen op het schip zijn
Ik zal Uw opdracht uitvoeren.
doodsbang. Waarom is de zee zo wild? Wie heeft dat gedaan? Ze
Ik ga naar Nineve!
bidden ieder tot hun eigen god, maar het helpt niet. De zee blijft
Naar Nineve!
razen. De mannen loten. Ze willen iemand de schuld geven van de
storm. Het lot valt op Jona. Dan vertelt Jona over zijn God en de
Dan spuugt de walvis Jona uit. Weer krijgt Jona de opdracht van
opdracht die hij kreeg. En dat hij wilde vluchten. Hij zegt: ‘Gooi mij
God. En deze keer gaat hij wel naar Nineve. Daar brengt hij de
maar overboord, dan zal de zee vast weer rustig worden.’ De zeelui
boodschap van God. De mensen schrikken, maar ze luisteren. Ze
doen wat Jona zegt en meteen gaat de storm liggen.
vasten, niemand mag eten of drinken en iedereen moet zwarte
kleren dragen. De mensen in Nineve denken na over hun slechte
daden. Dat maakt God blij. Gelukkig luisteren ze. God trekt zijn
straf in. Maar Jona wordt daar heel kwaad over. Hij vindt het niet
eerlijk. God is zo goed en vol liefde voor de mensen, terwijl de
mensen in Nineve toch slecht zijn. Hij snapt niet dat God ze wil
redden. Boos bouwt Jona een hut op een heuvel buiten de stad.
Hij wil zien wat er met de stad gaat gebeuren. Maar God wil Jona
iets uitleggen. Hij laat vlak voor de hut een plant groeien. Jona is
er blij mee en geniet van de schaduw. De volgende ochtend is
de plant verdord. Het wordt zo heet in de zon dat Jona ziek
wordt van de hitte en weer kwaad wordt. Dan vraagt God aan
Jona: ‘Waarom ben je zo kwaad? Jij hebt de plant niet eens
geplant en verzorgd en toch heb je er verdriet om. Wat denk je
dan van mij? Zou ik geen verdriet hebben om een grote stad?
Zou ik de mensen daar niet willen redden?’
21