Week 5: Vennootschapsbelasting en vermogen

Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Week 5: Vennootschapsbelasting en vermogen
De verplichte literatuur van deze week bestaat uit hoofdstuk 14, 18 en 19. Echter, loopt
professor Kavelaars achter en worden er ook nog eerdere hoofdstukken besproken
Hoorcollege 1
In dit hoorcollege wordt allereerst het aanmerkelijk belang besproken. Vervolgens wordt
de ter beschikkingstelling regeling besproken en tot slot de vennootschapsbelasting.
Aanmerkelijk belang
De winsten die behaald worden uit een aanmerkelijk belang worden belast in box 2. Een
onderneming is vaak in handen van een directeur-grootaandeelhouder of een
ondernemer. Beide personen beoefenen hetzelfde beroep en de belastingdruk van een
ondernemer en een directeur-grootaandeelhouder moet daarom ongeveer gelijk zijn aan
elkaar. Een directeur-grootaandeelhouder kan twee vormen van inkomen genieten,
namelijk een dividenduitkering en loon. Loon is aftrekbaar van de winst voor de
vennootschapsbelasting, een dividenduitkering niet. Het is voor de onderneming dus
voordeliger om een loon uit te keren.
Het loon van een directeur-grootaandeelhouder wordt belast in box 1 en de
dividenduitkering wordt belast in box 2. De directeur-grootaandeelhouder kan de
aandelen ook verkopen. Als er een meerwaarde ontvangen wordt, wordt deze belast in
box 2.
Er is sprake van een aanmerkelijk belang op het moment dat iemand meer dan 5% van
de aandelen in handen heeft. Hierbij wordt gekeken naar het aantal aandelen van de
persoon en zijn echtgenoot samen. In de rechte linie is er sprake van een
meetrekregeling. Als er één persoon in de rechte linie een aanmerkelijk heeft, dan
hebben alle personen uit de rechte linie met één of meerdere aandelen ook een
aanmerkelijk belang. Het percentage van aandelen dat in handen is van de persoon in de
rechte linie is niet van belang. Er kan ook sprake zijn van de meesleepregeling. Als
iemand een aanmerkelijk belang heeft, omdat deze persoon meer dan 5% van de
aandelen in handen heeft, dan worden ook alle winstbewijzen en opties ook in box 2
belast. Dit geldt ook andersom, als iemand meer dan 5% van de opties of van de
winstbewijzen heeft.
Als iemand 2% van het aandelenkapitaal in handen heeft en andere personen in de
rechte linie hebben 3% van het aandelenkapitaal in handen dan is er geen sprake van
een aanmerkelijk belang. Verschillende vermogensbestanddelen mogen niet bij elkaar
opgeteld worden. Als iemand 2% aandelen in handen heeft en 3% opties dan is ook hier
geen sprake van een aanmerkelijk belang.
Een directeur-grootaandeelhouder kan ook besluiten om een deel van zijn aandelen te
verkopen. Als het aandeel nog steeds boven de 5% is, dan blijft deze persoon een
aanmerkelijk belang houden. Als het aandeel daalt onder de 5% dan vallen de overige
aandelen nog steeds onder het aanmerkelijk belang. De waarde van de aandelen zou
eigenlijk moeten verschuiven naar box 3. De heffing in box 3 is veel lager dan de heffing
in box 2. Stel een directeur-grootaandeelhouder heeft 10% van de aandelen in handen.
Vervolgens besluit hij om iets meer dan 5% te verkopen. De overige aandelen komen nu
in box 3 terecht. Als ook deze aandelen verkocht worden, wordt de winst belast in box 3.
De fiscus wil niet dat op deze manier belasting ontweken wordt. Om deze reden worden
ook de overige aandelen belast in box 2. Dit wordt een fictief aanmerkelijk belang
genoemd. Fictief omdat het niet aan het 5% criterium voldoet. Er kan ook voor een
alternatief gekozen worden. Er kan gekozen worden om bij een deel van de verkoop de
overblijvende aandelen wel te verschuiven naar box 3. Dit kan door alle aandelen af te
Facebook.com/SlimStuderen
1
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
rekenen. Over het deel dat naar box 3 verschuift moet wel belasting betaald worden,
maar de winst is nog niet verkregen.
Als er een sterke waardestijging verwacht wordt, zal een belegger kiezen voor box 3. Als
er een waardedaling verwacht wordt, zal een belegger kiezen voor box 2. Als er een
waardedaling verwacht wordt, kunnen de aandelen beter gelijk verkocht worden. Toch
zijn er beleggers die de aandelen toch aanhouden.
Het aandeel van aandelen kan ook op een andere manier onder de 5% terecht komen.
Dit kan doordat het aantal totale aandelen flink toeneemt. Het relatieve aandeel van
aandelen daalt hierdoor. Hierbij geldt dezelfde regeling als bij het verkopen van
aandelen.
Er is een aantal voordelen van een directeur-grootaandeelhouder ten opzichte van een
ondernemer. Allereerst kan de dividendbelasting verrekend worden met de
inkomstenbelasting. Dit is dus geen verzwaring van de belastingdruk.
Er kan ook sprake zijn van vervreemdingsvoordelen. Als aandelen worden vervreemd,
moet over de vervreemdingswinst belasting worden betaald. De vervreemdingswinst is
de verkoopprijs verminderd met de verkrijgingsprijs. Verder mogen hier gemaakte
kosten van af worden gehaald.
Het kan ook voorkomen dat de belasting over vervreemdingswinst moet worden
afgerekend, terwijl de aandelen niet verkocht worden. Het nadeel hiervan is dat er geen
geld ontvangen wordt, maar dat er wel betaald moet worden.
Dit is het geval bij de vererving van aandelen, bij een huwelijksontbinding, fusies,
schenkingen en emigratie.
Bij een fusie gaan bedrijven samen.. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een
aandelenfusie. Hierbij gaan 100% van de aandelen van het bedrijf naar de overnemer.
De eigenaar van dat bedrijf krijgt een aantal aandelen in de overnemende partij. Dit kan
alleen tussen ondernemingen. De twee bedrijven zijn nu samen één bedrijf. Dit kan er
voor zorgen dat aandeelhouders hun aanmerkelijk belang verliezen. In dat geval is er
sprake van een fictief aanmerkelijk belang.
Er komt geen geld vrij en het is daarom in sommige gevallen mogelijk om de claim door
te schuiven. Dit zijn de gevallen waarbij er niet genoeg liquiditeit is om de claim te
kunnen betalen.
Een directeur-grootaandeelhouder heeft aandelen met een waarde van 10 miljoen euro.
Een deel van de aandelen wordt doorgeschoven naar de kinderen, namelijk 5%. De
eigenaar houdt 9 miljoen euro aan aandelen over. De eigenaar moet eigenlijk belasting
betalen over de doorgeschoven aandelen. Dit kan voorkomen worden door de aandelen
door te schuiven voor de verkrijgingsprijs. Het wordt dus niet doorgeschoven voor de
waarde in het economisch verkeer, maar voor de waarde waarmee de aandelen gekocht
zijn. Er is in dit geval geen winst, want de verkrijgingsprijs is gelijk aan de verkoopprijs.
Op deze manier hoeft de schenker geen belasting te betalen over de meerwaarde.
Dit kan alleen als de vennootschap een actieve onderneming is. Als een onderneming
alleen maar aandelen bezit, moet er wel gelijk belasting betaald worden. Het is ook niet
toegestaan om van een beleggingsonderneming een actieve onderneming te maken om
belastingbetalingen uit te stellen.
Bij emigratie kan een claim ook doorgeschoven worden. Hier kan niet verkrijgingsprijs
doorgeschoven worden, omdat er maar één partij is. Bij emigratie wordt er uitstel
verleend van belastingheffing. Als de emigrant maar lang genoeg in het buitenland blijft
en de aandelen aanhoudt, vervalt de Nederlandse claim. De claim in het binnenland
vervalt na 10 jaar. Het kan dan wel voorkomen dat er in het buitenland ook een belasting
betaald moet worden over de winst van de verkoop.
Facebook.com/SlimStuderen
2
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Een ondernemer, die in de inkomstenbelasting zit, kan er voor kiezen om een directeurgrootaandeelhouder te worden. In materieel opzicht verandert er niets, maar in fiscaal
opzicht verandert er wel iets. Er moet nu belasting betaald worden in box 2 en niet meer
in box 1. Een directeur-grootaandeelhouder kan er ook voor kiezen om een natuurlijk
persoon te worden. In dit geval wordt de directeur-grootaandeelhouder een ondernemer.
Er moet nu belasting betaald worden in box 1 en niet meer in box 2. Voordat het
vermogen naar box 1 gaat, moet er afgerekend worden over de meerwaarde van de
aandelen. Er is hiervoor een doorschuiffaciliteit. De box 2 claim kan omgezet worden in
een box 1 claim. Er hoeft dan niet gelijk belasting betaald te worden.
Bij overlijden en schenken is er naast de afrekening over de meeropbrengst ook kans op
een schenkbelasting of erfbelasting. De fiscale druk kan hier dus erg hoog zijn.
Terbeschikkingstellingsregeling
Het kan zijn dat een aandeelhouder een vordering heeft op een BV. De aandeelhouder
kan geld uitlenen aan zijn eigen BV en deze BV moet rente betalen aan de
aandeelhouder. Deze rente wordt belast in box 1. Als een BV leent bij iemand anders,
wordt dit belast in box 3 (bij degene die de lening verstrekt). Over de lening moet 1,2%
belasting betaald worden. De wetgever vindt deze belastingdruk te laag. Er is dus een
verschil tussen een vordering van een derde en een eigen aandeelhouder. Dit komt
doordat de eigen aandeelhouder de BV kan sturen. Om te voorkomen dat deze
opbrengsten belast worden in box 3 is de terbeschikkingstellingsregeling ingesteld. Bij de
terbeschikkingstellingsregeling gaat het om een vordering die privé is uitgeleend aan een
BV waarin deze persoon een aanmerkelijk belang heeft. Het gaat hierbij niet alleen om
een lening, maar het bijvoorbeeld ook om een pand gaan.
Een ondernemer kan privé een pand kopen en dit verhuren. Dit kan verhuurd worden
aan een derde en aan zijn eigen BV. De BV moet in dit geval huur betalen. Bij de
vennootschap zijn deze kosten fiscaal aftrekbaar. Normaal worden deze opbrengsten
belast in box 3, maar de waarde van het pand is 0 euro. Er hoeft dan geen belasting
betaald te worden. Om dit te voorkomen worden deze opbrengsten belast in box 1. Er
wordt gekeken naar de reële opbrengst.
Als de echtgenoot het pand koopt, wordt dit meegetrokken in de regeling van de ter
beschikkingstelling. Dit geldt voor de partner en minderjarige kinderen. Bij meerderjarige
kinderen geldt dit als er ook een niet zakelijke transactie is.
Dit is voor een ondernemer een zeer ongunstige regeling. Het is voordeliger om het pand
te kopen met geld uit de BV of met een lening van de BV.
Vennootschapsbelasting
Een vennootschapsbelasting wordt om verschillende redenen geheven. Allereerst wordt
er gebruik gemaakt van overheidsfaciliteiten. Hier moet belasting voor betaald worden.
Er wordt dus betaald als een tegenprestatie voor de diensten van de overheid. Daarnaast
is er een budgettair argument. Het heffen van een vennootschapsbelasting levert geld op
voor de overheid.
De vennootschapsbelasting is er ook om een heffingslek te voorkomen. Stel iemand wil
een onderneming beginnen en er is geen vennootschapsbelasting. In dat geval wordt er
een BV of een NV opgericht, omdat er dan geen inkomstenbelasting betaald hoeft te
worden. Er wordt alleen belasting geheven in box 2 op de dividenduitkeringen en de
winst op verkopen van aandelen. De belastingdruk kan heel lang uitgesteld worden.
Alle ondernemers zullen voor een NV of BV kiezen. De vennootschapsbelasting zorgt voor
een evenwicht tussen ondernemers en directeur-grootaandeelhouders. Een vennootschap
is een fictie. De vennootschap is een rechtspersoon waar altijd een natuurlijk persoon
achter zit.
Facebook.com/SlimStuderen
3
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Er wordt vooral gekeken naar de BV en NV. Er zijn naast de BV en NV meer soorten
ondernemingen die vallen onder de vennootschapsbelasting.
Tarief
Het tarief van de vennootschapsbelasting is een progressief tarief. Bij lage winsten is het
tarief 20%. Dit geldt voor winsten tot 200.000 euro. De winsten die hoger zijn dan
200.000 euro worden belast voor 25%.
Subject
De belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting zijn onder andere de BV en de NV.
Een open commanditaire vennootschap moet wel vennootschapsbelasting betalen. Een
open CV lijkt veel op een BV. Stichtingen en verenigingen zijn geen vennootschappen,
maar moeten wel vennootschapsbelasting betalen.
Een maatschap, CV en VOF zijn fiscaal transparant en deze kunnen niet onderworpen zijn
aan de vennootschapsbelasting. Dit zijn dus vennootschappen die niet in de
vennootschapsbelasting vallen. Als de achterliggende persoon een BV of een NV is, dan
moet er wel een vennootschapsbelasting betaald worden.
In de wet staat dat vennootschapsbelasting wordt geheven van lichamen. Een limitatieve
opsomming van lichamen staat in de wet.
Stichtingen en verenigingen mogen winst behalen, maar de winst mag niet uitgekeerd
worden aan de oprichters. Over de winst moet vennootschapsbelasting betaald worden.
Een voorwaarde hiervoor is dat er een onderneming gedreven moet worden. Als er geen
onderneming gedreven wordt, dan kan er ook geen vennootschapsbelasting geheven
worden. Voor de winstbepaling moeten de vermogensbestanddelen toegedeeld worden.
Dit wordt gedaan aan de hand van vermogensetikettering. Bij alle
vermogensbestanddelen wordt gekeken of ze wel of niet bij de onderneming horen. Bij
een BV of een NV wordt dit onderscheid niet gemaakt, omdat een BV of een NV de
onderneming met het gehele vermogen bedrijven. Er is in dit geval dus geen
privévermogen.
Overheidslichamen zijn vrijgesteld van belasting als het lichaam voor 100% in bezit is
van de overheid. Er wordt dan geen vennootschapsbelasting betaald. Er wordt ook geen
belasting betaald als deze instelling winstgevend is. Als een overheidsinstellingen niet
100% in handen is van de overheid, wordt een regeling toegepast die lijkt op de regeling
van verenigingen en stichtingen.
Er is ook een aantal andere instellingen dat vrijgesteld is van de vennootschapsbelasting.
Een voorbeeld van een vrijgesteld bedrijf is een pensioenfonds. Een pensioenfonds heeft
vaak grote winsten, maar deze worden niet belast.
Stichtingen en verenigingen moeten belasting betalen als ze een onderneming bedrijven.
Vaak heeft een stichting een groot vermogen. Dit vermogen wordt in beginsel niet belast.
Er moet wel belasting betaald worden op het moment dat er concurrentie is met
commerciële bedrijven.
Een buitenlandse vennootschap die in Nederland gevestigd is moet ook
vennootschapsbelasting betalen.
Voor het inkomen geldt dat de binnenlands belastingplichtige wordt belast over het
wereldinkomen. Een buitenlander wordt alleen belast over het inkomen dat in Nederland
wordt verdiend.
Facebook.com/SlimStuderen
4
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Bij vennootschapsbelasting geldt dat er wordt gekeken naar de vestiging van de
onderneming. Een binnenlands belastingplichtige moet in Nederland gevestigd zijn.
Bij een vennootschap wordt er gekeken naar de vestiging van het bestuur. Er wordt dus
gekeken waar de beslissingen worden genomen en niet waar de activiteiten plaatsvinden.
Als het bestuur in Nederland zit en de productie is aan de andere kant van de wereld,
dan is de onderneming in Nederland belastingplichtig.
Als het bestuur niet in Nederland zit, kan de onderneming wel in Nederland
belastingplichtig zijn. Een Duitse vennootschap bezit 100% aandelen in een Nederlandse
dochteronderneming. De opbrengsten van de Duitse onderneming worden in Duitsland
belast. De opbrengsten van de dochteronderneming worden in Nederland belast. Voor
beide bedrijven wordt er gekeken naar waar het bestuur gevestigd is. Het dividend is
voor 100% in handen van de Duitse onderneming. Het dividend kan in beide landen
belast worden. De winsten van de Nederlandse onderneming in Nederland worden belast
voor de Nederlandse vennootschapsbelasting. Als er winst wordt uitgekeerd aan de
Duitse onderneming, moet het daar in de Duitse vennootschapsbelasting belast worden.
Dit is voor de vennootschap vervelend, omdat er een dubbele belasting is. Om dit op te
lossen kan de deelnemingsvrijstelling gebruikt worden. De winst die het Duitse bedrijf
ontvangt in de vorm van dividend wordt in Duitsland niet belast op de grond van deze
vrijstelling.
Het kan ook zijn dat er in Nederland geen BV is, maar alleen een fabriek. De fabriek is in
dat geval het eigendom van Duitsland. Dit wordt ook wel een vaste inrichting
genoemd. Hier vinden ondernemingsactiviteiten plaats. Dit is vaak iets fysieks, maar
juridisch is het niets. De vaste inrichting kan winsten maken. Deze winsten worden in
beginsel in Duitsland belast.
De winst wordt in Nederland behaald. Nederland wil hierop wel belasting heffen. Dit kan
Nederland doen door de fabriek te belasten als buitenlands belastingplichtige. Nederland
mag het Duitse bedrijf belasten, zolang het gaat om de winst die wordt behaald in de
vaste inrichting. De winst van de vaste inrichting wordt in twee landen belast. In
Nederland als buitenlands belastingplichtige en in Duitsland als onderdeel van het
wereldinkomen. De dubbele belastingheffing wordt opgelost met een verdrag.
Facebook.com/SlimStuderen
5
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Hoorcollege 2
In dit hoorcollege wordt er eerst gekeken naar de vennootschapsbelasting. Vervolgens
wordt er gekeken naar het verschil tussen vreemd vermogen en eigen vermogen. Tot slot
worden enkele bijzondere regelingen besproken.
Vennootschapsbelasting
De vennootschapsbelasting wordt geheven op lichamen. De lichamen worden voor de
volledige activiteiten belast. Zowel de actieve als de passieve activiteiten worden dus
belast. Verenigingen en stichtingen zijn alleen belastingplichtig op het moment dat ze
een onderneming bedrijven.
Bij de vennootschapsbelasting kan er een onderscheid gemaakt worden tussen de
buitenlands belastingplichtige en de binnenlands belastingplichtige. De belasting wordt
geheven in het land waar de vestiging is van de vennootschap. De vestiging is in het land
waar het feitelijk bestuur van de onderneming zit. Er kan ook sprake zijn van een
fictieve vestigingsplaats. Dit betekent dat een vennootschap die naar de Nederlandse
wet is opgericht in Nederland belastingplichtig is. Deze onderneming is dus ook in
Nederland belastingplichtig als het bestuur in een ander land gevestigd is. Deze
onderneming is een binnenlands belastingplichtige en wordt in Nederland dus over het
hele wereldinkomen belast. Deze onderneming is in de meeste gevallen ook in het
buitenland belastingplichtig. Deze onderneming moet in dit geval dus een dubbele
belasting betalen. Om de dubbele belasting op te lossen wordt er gebruik gemaakt van
een belastingverdrag. In de meeste verdragen is geregeld dat de belasting wordt
geheven in de feitelijke vestigingsplaats en niet in de fictieve vestigingsplaats.
Er kan ook sprake zijn van grensoverschrijdende activiteiten. Stel een
moedervennootschap is gevestigd in Duitsland en een dochteronderneming is gevestigd
in Nederland. De Duitse onderneming heeft 100% van de aandelen van de Nederlandse
onderneming. Het wereldinkomen van de Duitse onderneming wordt belast in Duitsland
en het wereldinkomen van de Nederlandse onderneming wordt belast in Nederland. De
winst uit de Nederlandse onderneming wordt niet belast in Duitsland. Fiscaal gezien zijn
dit twee losse ondernemingen. De Nederlandse onderneming kan de winst uitkeren aan
Duitsland door middel van dividend. Het dividend wordt wel belast in Duitsland. De
aandelen die het Duitse bedrijf in de Nederlandse onderneming heeft moeten als activa
van de Duitse onderneming beschouwd worden.
In plaats van een dochteronderneming in Nederland kan er ook sprake zijn van een vaste
inrichting in Nederland. De winst die behaald wordt, hoort in dit geval bij het
wereldinkomen van Duitsland. De winst die in de vaste inrichting behaald wordt, wordt in
beide landen belast. De Duitse onderneming wordt in Nederland belast als een
buitenlands belastingplichtige. Om deze dubbele belasting te voorkomen kan er gebruik
gemaakt worden van een verdrag. De hoofdregel is dat het land waar de
moedervennootschap gevestigd is een vrijstelling moet geven voor de winst van de vaste
inrichting. Dit mag dus niet belast worden in Duitsland. De belasting wordt dus betaald in
Nederland. De Nederlandse inrichting is geen onderneming en kan de belasting dus niet
betalen. De belasting zal door de Duitse moedervennootschap betaald worden aan de
Nederlandse overheid.
Dit systeem wordt bijna in alle landen van de wereld toegepast.
Object
Het object van de vennootschapsbelasting is de winst. De winst wordt bijna op dezelfde
manier berekend als bij de inkomstenbelasting. Er wordt in de wet
vennootschapsbelasting naar de inkomstenbelasting verwezen voor het winstbegrip.
Facebook.com/SlimStuderen
6
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Bij de verenigingen en stichtingen speelt de totaalwinst een rol. Dit speelt geen rol bij de
NV en BV. De jaarwinst wordt op dezelfde manier berekend als bij de
inkomstenbelasting.
Vermogensetikettering is niet van belang bij een BV en een NV. Een BV en een NV
hebben geen privé eigendom. Alle vermogensbestanddelen zijn in handen van de
onderneming. Het vermogen hoeft dus ook niet verdeeld te worden over de onderneming
en privé.
Bij stichtingen en verenigingen moet wel gekeken worden welke vermogensbestanddelen
op de balans moeten staan. Hier is dus wel sprake van vermogensetikettering. Een
sportvereniging is geen onderneming, maar de bijbehorende kantine is wel een
onderneming. Er zijn twee balansen, namelijk een fiscale balans en niet fiscale balans. Er
zijn allerlei vermogensbestanddelen die verdeeld mogen worden. Soms is het heel
duidelijk. Een barkruk staat bijvoorbeeld wel op de fiscale balans en de dug-out staat op
de niet-fiscale balans. Bij sommige vermogensbestanddelen is het lastig om te bepalen
op welke balans ze komen te staan.
Een onderneming kan naast winsten ook te maken hebben met verliezen. Een verlies kan
1 jaar worden terug gewenteld, dit wordt ook wel carry back genoemd. Als niet het
gehele verlies verwerkt is kan het ook nog 8 jaar vooruit worden verrekend, dit wordt
ook wel carry forward genoemd. Als iemand na 9 jaar zijn verliezen nog niet geheel
heeft verwerkt dan is er sprake van verliesverdamping. Dit verlies kan dan nergens
meer afgetrokken worden. Het is voor een onderneming dan voordelig om winsten te
creëren. Een bedrijf kan een winst creëren door een actief te verkopen binnen het
bedrijf. Op deze manier komt de stille reserve vrij.
Vreemd vermogen en eigen vermogen
Voor een onderneming zijn winstuitdelingen niet aftrekbaar. Een vergoeding op eigen
vermogen is niet aftrekbaar, maar een vergoeding op vreemd vermogen is wel
aftrekbaar. Fiscaal gezien is het dus voordeliger om een onderneming te financieren met
vreemd vermogen dan met eigen vermogen.
Fiscaal gezien is het voordelig om geen eigen vermogen te hebben, maar commercieel
gezien is het wel voordelig om eigen vermogen te hebben. Bedrijven proberen daarom
constructies te maken, zodat er eigen vermogen als vreemd vermogen op de balans
staat.
Onttrekkingen en dividend zijn beide ten gunste van de aandeelhouder. Deze uitgaven
zijn niet aftrekbaar van de winst. Een normale dividenduitkering wordt uitgekeerd en
wordt belast in box 2 of box 3. De aandeelhouder kan zelf een vennootschap zijn. De
uitkering wordt ook dan belast bij de ontvangende partij. In dit geval is de ontvangende
partij een vennootschap.
Er kan ook sprake zijn van verkapt dividend. Een aandeelhouder kan bijvoorbeeld geld
halen uit de kas van de onderneming. Dit wordt gezien als een dividenduitkering en
moet dus ook belast worden als een dividenduitkering.
Een andere vorm van verkapt dividend is een lening van de BV aan de aandeelhouder.
Normaal gesproken moet hier rente over betaald worden. De BV kan een lening geven
waarover geen rente betaald hoeft te worden. Dit is een voordeel voor de aandeelhouder
een nadeel voor de BV. Dit is een verkapt dividend in de kostensfeer, omdat rente een
kostenpost is. De rente die niet betaald is, wordt belast met de dividendbelasting. Dit
heeft ook een effect voor de vennootschap. De vennootschap moet de winst van de
onderneming verhogen met de rente die niet ontvangen wordt.
Er kan ook sprake zijn van een verkapt dividend in de vermogenssfeer. De BV heeft een
pand met een boekwaarde van €200.000. De reële waarde van het pand is €500.000. De
aandeelhouder mag het pand kopen voor €300.000. De aandeelhouder wordt in dit geval
Facebook.com/SlimStuderen
7
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
bevoordeeld. Het voordeel voor de aandeelhouder is €200.000. Er komt nu een stille
reserve vrij van €100.000, maar de werkelijke waarde van de stille reserve is €300.000.
Ook hier is sprake van verkapt dividend. Om de dividenduitkering te berekenen wordt dit
omgezet naar een zakelijke transactie.
Er kan ook een bevoordeling zijn van de vennootschap door de aandeelhouder. Dit wordt
informeel kapitaal genoemd. Als de aandeelhouder kapitaal of een agio stort is er
sprake van formeel kapitaal.
Bij informeel kapitaal gaat het om een storting waar geen aandelenkapitaal wordt
uitgegeven. Informeel kapitaal is geen winst voor de vennootschap. Ook hier kan een
onderscheid gemaakt worden tussen de kostensfeer en de vermogenssfeer.
Bij informeel kapitaal in de kostensfeer kan de aandeelhouder geld uitlenen aan de
vennootschap zonder rente. Het besparen van de rente is informeel kapitaal.
De waarde van dit voordeel mag onbelast uit de onderneming gehaald worden.
Bij informeel kapitaal in de vermogenssfeer kan de aandeelhouder een privépand
verkopen aan de vennootschap voor een lagere waarde. Het pand heeft een waarde van
€600.000 en wordt aan de vennootschap verkocht voor €400.000. De vennootschap
wordt bevoordeeld. Er is in dit geval €200.000 aan informeel kapitaal gestort. Dit bedrag
kan in de toekomst onttrokken worden zonder daarover belasting te betalen. Dit pand
wordt in de onderneming gewaardeerd tegen de waarde van het economisch verkeer. De
onderneming geeft dit pand dus op de balans weer voor €600.000.
Er kan ook sprake zijn van een combinatie. Een natuurlijk persoon X heeft 100% van de
aandelen in bedrijf X en 100% van de aandelen in bedrijf Y. Onderneming X geeft een
lening uit aan bedrijf Y met een rente van 0%. De rente heeft geen invloed op het
resultaat van de natuurlijke persoon. Voor de fiscus is de rente wel van belang. Fiscaal
gezien loopt de stroom daarom niet tussen de twee bedrijven, maar tussen de natuurlijk
persoon en de twee bedrijven.
Bedrijf X keert fiscaal gezien dividend uit aan de natuurlijk persoon. Vervolgens geeft
deze persoon een informeel kapitaal uit aan Y. De natuurlijk persoon verstrekt namelijk
een lening van 0% aan onderneming Y.
Fiscaal is er dus een andere transactie dan in werkelijkheid. Deze lening zou nooit tot
stand komen tussen twee onafhankelijke partijen. Deze lening komt alleen tot stand
doordat beide ondernemingen dezelfde aandeelhouder hebben.
Bijzondere regelingen
Beleggingsinstellingen
Er zijn twee verschillende wetten voor beleggingsinstellingen. De oudste regel houdt in
dat de winst van een beleggingsinstelling wordt belast tegen een tarief van 0%. Het moet
voor een belegger namelijk niet uitmaken of hij belegt als een natuurlijk persoon of via
een BV. Als iemand als natuurlijk persoon geld belegt wordt dit belast in box 3. Er is in
dat geval een lage belastingdruk. Bij een collectieve belasting moet er een
vennootschapsbelasting betaald worden. De opbrengsten van de belegging komen
namelijk in de BV terecht. De belastingdruk in box 2 is veel groter dan de belastingdruk
in box 3. Het is dus niet aantrekkelijk om te beleggen in een vennootschap. Om dit wel
aantrekkelijk te maken is het tarief gelijk gesteld aan 0%. De voorwaarde is dat de
beleggingswinst wel binnen 8 maanden uitgekeerd moet worden. Dit heet ook wel de
uitdelingseis. Daarnaast moet het gaan om een winst uit een belegging en niet om een
winst uit een actieve onderneming. Dit wordt ook wel een fiscale beleggingsinstelling
(fbi) genoemd.
Naast de fbi is er nog een andere regeling voor beleggingsinstellingen. Dit is de
vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi). Veel ondernemingen hadden problemen met
de uitdelingseis. Veel bedrijven besloten om hun beleggingsinstelling te verplaatsen naar
het buitenland waar een voordeliger beleid gevoerd werd. In Nederland zijn veel
instellingen verplaatst naar Luxemburg. Dit is erg nadelig voor Nederland. Om dit te
Facebook.com/SlimStuderen
8
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
veranderen is de vbi ingesteld. Het was makkelijker geweest om de uitdelingseis te laten
vervallen. In het nieuwe regime is er geen uitdelingseis.
De winst is vrijgesteld in plaats van het 0% tarief. Dit heeft hetzelfde effect. Er zijn dus
twee verschillende regelingen die erg op elkaar lijken, maar een klein verschil hebben in
voorwaarden.
Renteaftrekbeperkingen
Dividenduitkeringen zijn niet aftrekbaar van de winst. Een vergoeding voor een vreemd
vermogen is wel aftrekbaar van de winst. Dit zorgt ervoor dat ondernemingen structuren
verzinnen, waardoor eigen vermogen wordt omgezet in vreemd vermogen.
De vergoeding van het eigen vermogen wordt op deze manier aftrekbaar voor de
onderneming. De wetgever wil dit voorkomen met een aantal regels. Een deel van deze
regelingen is terug te vinden in de jurisprudentie en een ander deel is terug te vinden in
de wet. Een rente wordt bij de ontvangende partij belast. Het maakt hierbij niet uit of het
gaat om een natuurlijk persoon of een rechtspersoon.
Winstdrainage
Voorbeeld: er zijn twee BV’s. De moedervennootschap heeft voor 100% aandelen in de
dochtervennootschap. De dochtervennootschap kan dividend ter beschikking stellen aan
de moedervennootschap. De moedervennootschap zit in Cyprus, omdat daar een lager
tarief geldt. Het dividend wordt ter beschikking gesteld, maar niet uitgekeerd. De
moedervennootschap heeft dus een vordering op de dochtervennootschap. Over deze
vordering moet rente betaald worden. De dochtervennootschap moet rente betalen over
de vordering. In Nederland is de rente aftrekbaar van de winst tegen een tarief van 25%.
In Cyprus wordt de rente belast voor 10%. Feitelijk is er niets gebeurd, maar er is wel
een renteaftrek gecreëerd.
In dit geval wordt het eigen vermogen gekwalificeerd als vreemd vermogen. Dit is zo
kunstmatig dat het tussen onafhankelijke ondernemingen niet zal gebeuren. Om deze
reden is winstdrainage niet toegestaan. De renteaftrek bij de dochtervennootschap valt
weg en het wordt gezien als een dividenduitkering. Bij de moedervennootschap speelt de
winstdrainage geen rol. In de wet staat dat de renteaftrek wordt geschrapt. Bij
winstdrainage gaat het om gelieerde vennootschappen. Een onderneming moet minimaal
33% van het andere bedrijf in handen hebben. De aandelen hoeven dus niet voor 100%
in handen van de andere onderneming te zijn.
De vennootschappen hebben een tegenbewijsmogelijkheid. Als het te bewijzen is dat het
om een zakelijke transactie gaat is het wel toegestaan. Het is voor ondernemingen lastig
om dit te bewijzen.
Hybride leningen
Hybride leningen zijn leningen die deels lijken op eigen vermogen en deels op vreemd
vermogen. Het gaat hierbij om een lening tussen twee gelieerde vennootschappen. Om
te spreken over een hybride lening moet er aan drie voorwaarden zijn voldaan:
• De lening moet achtergesteld worden. Bij het failliet gaan van een onderneming
moet de leningen eerst afbetaald worden en pas op het einde de
aandelenhouders. Als de lening achtergesteld wordt, hoeft de lening niet als
eerste afbetaald te worden.
• Het moet gaan om een winstafhankelijke rente.
• Het moet gaan om een lange looptijd. Hoe langer de looptijd van een lening hoe
meer de lening lijkt op kapitaal. Bij een hybride lening moet de looptijd ten
minste 50 jaar zijn.
Een lening die aan deze drie voorwaarden voldoet, wordt beschouwd als eigen vermogen
en niet als een lening. Er moet cumulatief aan alle drie de voorwaarden zijn voldaan. In
dat geval is de vergoeding op de lening niet meer aftrekbaar. De partij die rente moet
betalen, betaalt fiscaal gezien dividend. De ontvangende partij ontvangt fiscaal gezien
dividend. Deze regeling is voor het grootste deel terug te vinden in de jurisprudentie.
Facebook.com/SlimStuderen
9
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
De deelnemingsvrijstelling
Als een vennootschap, bijvoorbeeld A, een belang heeft van minstens 5% in een andere
vennootschap, bijvoorbeeld B, dan is er een deelnemingsvrijstelling. Dit betekent dat het
dividend dat bedrijf B van bedrijf A ontvangt, bij bedrijf B niet belast wordt. Dit geldt
zowel voor een positief of een negatief bedrag. Als er een verlies is dan is dit verlies dus
ook niet aftrekbaar.
Dit geldt alleen tussen twee ondernemingen die allebei onderworpen zijn aan de
vennootschapsbelasting. Het gaat dus per definitie om twee rechtspersonen. Deze
regeling is ingesteld om te voorkomen dat er een dubbele belasting geheven wordt.
Sommige ondernemingen hebben meerdere vennootschappen onder elkaar. Stel dat er
10 vennootschappen onder elkaar zijn. De winst uit de onderste onderneming moet op
een gegeven moment naar boven gebracht worden. Als er elke keer opnieuw belasting
betaald moet worden, is er bij het moederbedrijf bijna niets meer van de winst over. Om
deze reden is ingesteld dat er maar één keer vennootschapsbelasting betaald worden.
Pas als de winst van de vennootschap aan een natuurlijk persoon wordt uitgekeerd, moet
er nog een keer belasting betaald worden. Dit geldt alleen als het belang groter is dan
5%. Als het belang kleiner is dan 5%, moet er wel dubbele vennootschapsbelasting
betaald worden. Dit is een economisch dubbele belastingheffing.
De deelnemingsvrijstelling geldt ook voor een buitenlandse dochtervennootschap. De
buitenlandse dochter kan gevestigd zijn in een belastingparadijs waar de belasting 0% is.
In dat geval wordt er gekeken naar de buitenlandse onderneming. Als het een actieve
onderneming is wordt de winst niet belast. Als het een beleggingsinstelling is, dus een
passieve vennootschap, dan wordt de winst wel belast. Dit komt doordat kapitaal
makkelijk te verplaatsen is. Winsten kunnen dan makkelijk onbelast blijven. Een bedrijf
kan een dochtervennootschap oprichten om de belasting te ontlopen. Het kost veel meer
moeite om een actieve onderneming op te zetten. Dit blijft daarom wel onbelast.
De deelnemingsvrijstelling is dus niet van toepassing als de buitenlandse instelling een
beleggingsinstelling is. De deelnemingsvrijstelling is ook niet van toepassing voor een
Nederlandse beleggingsinstelling.
Stel dat een moederonderneming 3% van de aandelen heeft in dochteronderneming 1 en
100% in dochteronderneming 2. Dochteronderneming 2 heeft 3% van de aandelen in
dochteronderneming 1. In dit geval is er geen sprake van de deelnemingsvrijstelling.
De deelnemingsvrijstelling zorgt er ook voor dat verliezen niet aftrekbaar zijn, maar er is
een uitzondering. Een liquidatieverlies is wel aftrekbaar. Dit is het verlies dat ontstaat op
het moment dat de moedervennootschap de dochtervennootschap gaat liquideren. De
dochter is failliet en heeft dus al een verlies. De dochtervennootschap zal bijna niets
meer opleveren, maar de moedervennootschap heeft hier wel veel geld ingestopt. De
opbrengst is lager dan de investeringen. Volgens de hoofdregel mag dit niet in aftrek
genomen worden, maar dit is uitgezonderd. Dit mag wel worden afgetrokken van de
winst van de moederonderneming. De verliezen van de dochter kan de dochter niet meer
terugverdienen. Deze verliezen kunnen waarschijnlijk ook niet op het jaar daarvoor
worden afgewenteld. Het verlies kan fiscaal niet verwerkt worden en mag daarom
worden overgeheveld naar de moeder. De moedervennootschap mag het aftrekken van
de winst.
Het verlies wordt berekend aan de hand van het verschil tussen de opbrengsten en de
investeringen. Dit is vaak niet gelijk aan het werkelijke verlies dat er geleden is.
Facebook.com/SlimStuderen
10
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Hoorcollege 3
In dit hoorcollege wordt er eerst verder ingegaan op de vennootschapsbelasting.
Vervolgens wordt er gekeken naar het internationaal belastingrecht. Bij het internationaal
belastingrecht wordt vooral gekeken naar de voorkoming van de dubbele
belastingheffing.
Vennootschapsbelasting
Deelnemingsvrijstelling (herhaling)
De deelnemingsvrijstelling geldt voor rechtspersonen. Een onderneming die meer dan
5% van de aandelen van een andere onderneming in handen heeft, hoeft geen belasting
te betalen over de uitkering van het dividend. Dit voorkomt een dubbele heffing op
winsten die ontstaat doordat de ene onderneming een dividend uitkeert aan een andere
onderneming. Als de onderneming minder dan 5% van het aandelenkapitaal in handen
heeft, is er wel sprake van een dubbele heffing. Een onderneming zal daarom zorgen dat
het aandelenkapitaal groter is dan 5%.
Een onderneming kan besluiten om een aantal aandelen te verkopen, waardoor het
aandelenkapitaal onder de 5% terechtkomt. Als een onderneming onder de 5% zakt, dan
blijft de onderneming nog voor 3 jaar een deelnemingsvrijstelling krijgen. Als het na drie
jaar nog steeds minder dan 5% van de aandelen heeft, dan wordt deelnemingsvrijstelling
niet meer toegepast.
De winsten worden bij een deelnemingsvrijstelling niet belast, maar de verliezen zijn ook
niet aftrekbaar. Hierop is één uitzondering. Dit is het geval wanneer er een
liquidatieverlies is. Als de dochteronderneming geliquideerd wordt, mag dit als
aftrekpost gebruikt worden bij de moederonderneming. Een belangrijke voorwaarden is
dat er een actieve onderneming is binnen de dochtervennootschap. Een andere
voorwaarde is dat deze actieve onderneming niet op een andere locatie verder mag gaan
met de actieve onderneming. Het liquidatieverlies mag in dat geval niet als aftrekpost
gebruikt worden.
Het kan zo zijn dat er een verlies is in een dochteronderneming. Dit mag niet als
aftrekpost gebruikt worden. Het is dan ook niet de bedoeling dat een onderneming dit
toch als aftrekpost gebruikt door de onderneming te liquideren. De aftrekpost geldt dus
alleen als de gehele onderneming geliquideerd wordt.
Renteaftrekbeperking
De kosten van een onderneming die bij een deelnemingsvrijstelling komen kijken mogen
wel in aftrek worden genomen. Als een moedervennootschap aandelen koopt van een
dochteronderneming moet hier vergoeding voor betaald worden. De aandelen kunnen
gefinancierd worden met een vreemd vermogen en met een privé vermogen. Voor het
vreemd vermogen moet rente betaald worden. De kosten van de rente zijn aftrekbaar.
Dit mag niet tot oneigenlijk gebruik leiden. Om dit te voorkomen is de
renteaftrekbeperking ingesteld. Er wordt gekeken naar het verschil tussen het vreemd
vermogen en het eigen vermogen. Het deel dat gefinancierd wordt met het vreemd
vermogen mag niet groter zijn dan het deel dat gefinancierd wordt met het eigen
vermogen. Het deel dat meer met het eigen vermogen wordt gefinancierd, mag niet als
aftrekpost worden gebruikt. Daarnaast is er een drempel van 1.000.000. De eerste
miljoen euro mag sowieso als aftrekpost gebruikt worden.
Als de dochtervennootschap een passieve onderneming is en het is gevestigd in een land
met een lage belasting, dan is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing. Als de
dochteronderneming in een land zit met een gunstig belastingregime en in Nederland de
deelnemingsvrijstelling wordt gebruikt, dan wordt de winst niet belast. Het is makkelijk
om kapitaal te verplaatsen naar het buitenland. Dit zorgt ervoor dat bedrijven makkelijk
de belasting kunnen ontlopen. Om te voorkomen dat bedrijven op deze manier de
belastingdruk verlagen, is er een verrekeningssyteem ingevoerd.
Facebook.com/SlimStuderen
11
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
De belasting die in Nederland betaald moet worden, mag worden verminderd met het
bedrag dat al betaald is.
Stel er is een moedervennootschap in Nederland en een dochtervennootschap in de
Kaaimaneilanden. De winst van de dochteronderneming is €100. Hier wordt geen
belasting over geheven. Het moederbedrijf heeft een winst van €200. De totale winst van
de onderneming is €300. Hierover moet belasting betaald worden. De belasting in
Nederland is €75. In de Kaaimaneilanden is €0 betaald dus in Nederland moet €75
betaald worden. Het kan ook voorkomen dat er in de Kaaimaneilanden €10 is betaald. In
dat geval moet er in Nederland nog €65 betaald worden.
Als er een vrijstelling van toepassing zou zijn dan zou de winst uit de Kaaimaneilanden
niet meetellen. De totale winst in Nederland is in dit geval gelijk aan €200. De belasting
die betaald moet worden is €50.
De fiscale eenheid
Bij de fiscale eenheid wordt er gekeken naar twee of meerdere vennootschappen. Binnen
een concern worden de vennootschappen samengenomen en er wordt gedaan alsof er
maar één vennootschap is. Het voordeel hiervan is allereerst dat er maar één keer
aangifte gedaan hoeft te worden. Er is dus allereerst sprake van een administratief
voordeel.
Daarnaast is het voordelig dat alle passiva en activa geruisloos doorgeschoven mogen
worden. Stel dat er twee vennootschappen zijn die samen een fiscaal vennootschap
vormen. De activa en passiva van de dochter worden toegerekend aan de moeder. De
moeder is de enige belastingplichtige. Civielrechtelijk zijn er twee ondernemingen, maar
fiscaal gezien is er maar één onderneming.
Stel er zijn twee ondernemingen, onderneming A en onderneming B. Bij onderneming B
staat er een actief op de balans, namelijk een pand. Dit pand heeft een boekwaarde van
€1.000.000. De waarde in het economisch verkeer is €1.500.000. Er is een stille reserve
van €500.000. Dit pand kan overgebracht worden van de ene onderneming naar de
andere onderneming. Als er geen sprake is van een fiscale eenheid moet er afgerekend
worden over de stille reserve. Bij een fiscale eenheid hoeft de stille reserve niet belast te
worden. Er is in dit geval geen sprake van vervreemding.
Tot slot is het ook voordelig dat de er wordt gekeken naar de totale winst en verlies van
beide ondernemingen. De verliezen van de ene onderneming kunnen verrekend worden
met de winst van de andere vennootschap.
Er zijn ook een aantal nadelen aan een fiscale eenheid. Allereerst is er in box 2 sprake
van een oplopend tarief. Bij een vermogen is het lage tarief 20% en het hoge tarief 25%.
Door de fiscale eenheid kan het voorkomen dat een onderneming verhoudingsgewijs voor
een groter deel in het hoge tarief valt.
Een ander nadeel is de administratie. Alle resultaten moeten samengevoegd worden. Dit
kan lastig zijn, maar dit is vaak geen groot probleem.
De belangrijkste voorwaarde is het 95% criterium. Het aandelenbelang van de moeder
in de dochter moet minimaal 95% zijn. Dit gaat zowel om het juridisch als het
economisch belang.
Een andere voorwaarde is dat de moedervennootschap en de dochtervennootschap in
Nederland gevestigd moeten zijn. Het gaat om de vestigingen van de ondernemingen en
dus niet op de vaste inrichtingen.
Stel dat er een Nederlandse moeder is en een Duitse dochteronderneming en er is aan
het 95% criterium voldaan. Het Duitse bedrijf heeft een verlies. Bij een fiscale eenheid
wordt het verlies doorgeschoven naar Nederland. Nederland wil geen verliezen
importeren, daarom geldt deze regeling alleen voor Nederlandse ondernemingen.
Facebook.com/SlimStuderen
12
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Het Europees recht zegt dat ondernemingen zich overal vrij moeten kunnen vestigen
zonder belemmeringen. In Nederland is er door deze regeling wel een belemmering. er is
besloten dat een land niet per se een fiscale eenheid hoeft toe te staan. Dit is om te
voorkomen dat landen verliezen moeten importen.
Een Nederlandse onderneming heeft een Duitse dochter. De Duitse dochter heeft een
Nederlandse dochter. Overal is een 100% belang in de onderliggende onderneming. In
dit geval mag er een fiscale eenheid aangegaan worden, maar in beginsel niet tussen de
moeder en de kleindochter. De hoge raad heeft besloten dat er ook een fiscale eenheid
aangegaan mag worden tussen deze twee ondernemingen.
Er kan ook sprake zijn van een moederonderneming in Nederland. Deze heeft twee
Nederlandse dochters onder zich (zustervennootschappen van elkaar). Er kan geen
fiscale eenheid aangegaan worden tussen de twee zusjes. Er kan wel een fiscale eenheid
worden aangegaan tussen de moeder en de zusjes. Als er een Duitse moeder is kan er
volgens de wet geen fiscale eenheid worden aangegaan, maar volgens het hof wel.
Een fiscale eenheid kan worden aangegaan en worden verbroken door de
moedervennootschap. Dit kan door het aan te vragen en door het te verbreken.
Een renteaftrekbeperking overnameholding
Er is een moeder en dochter en de moeder heeft 100% aandelenbelang. De dochter wil
een kleindochter overnemen. De dochter heeft zelf geen vermogen en moet dus geld
lenen. Vervolgens kan de dochter een fiscale eenheid aangaan met de kleindochter
zonder moeder. De rente wordt betaald door de dochter aan de moeder. De kosten van
de rente kunnen worden afgezet tegen de winst van de kleindochter. De rente wordt
betaald aan de moeder. De moederonderneming zit in een land met een lage belasting.
De rente wordt dan niet belast. De rente wordt in Nederland tegen een hoge belasting in
aftrek genomen en de moeder betaalt een lage belasting. Op deze manier kunnen
bedrijven veel belasting ontlopen. Dit is niet toegestaan.
Er mag maximaal een financiering plaatsvinden met vreemd vermogen van 60% van de
aankoopprijs. De eerste miljoen euro is wel altijd aftrekbaar. De renteaftrek kan niet
worden doorgeschoven naar een ander jaar. Dit is belangrijk voor een overname.
Antimisbruikbepaling
Stel er is geen antimisbruikbepaling en er is een fiscale eenheid tussen A en B. A heeft
100% van het aandelenkapitaal van B. Binnen de fiscale eenheid hoeft er geen belasting
betaald te worden over de stille reserve. Om de stille reserve tot uiting te laten komen
kan de fiscale eenheid beëindigd worden. Beide ondernemingen blijven bestaan. In dat
geval speelt de deelnemingsvrijstelling een rol. De fiscale eenheid en een
deelnemingsvrijheid kunnen nooit tegelijkertijd gebruikt worden. Als de fiscale eenheid
beëindigd wordt, kan de deelnemingsvrijheid wel gebruikt worden.
Stel een pand heeft boekwaarde van €1.000.000 en een waarde in het economisch
verkeer is €1.500.000. Het pand is van de ene onderneming naar de andere
onderneming verschoven voor €0 euro. Vervolgens kan de fiscale eenheid beëindigd
worden en kan het bedrijf besluiten om de aandelen te gaan verkopen. De BV kan
verkocht worden voor €1.500.000. Voor de aandelen geldt de deelnemingsvrijstelling. Er
is dan geen belasting betaald over de stille reserve. Dit is niet toegestaan als de
aandelen binnen 6 jaar, nadat het actief is verschoven, worden verkocht. Als het binnen
6 jaar wordt verkocht, wordt de stille reserve alsnog belast.
Stel vennootschap A richt vennootschap B op en beide bedrijven gaan samen in een
fiscale eenheid zitten. Alle activa en passiva uit onderneming A worden verschoven naar
onderneming B. De prijs is bij een fiscale eenheid volstrekt irrelevant. Vervolgens kan de
fiscale eenheid verbroken worden. Daarna kunnen de activa verkocht worden.
Facebook.com/SlimStuderen
13
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
In dit geval wordt het niet belast, tenzij de verkoop binnen 6 jaar is. In dit geval kan de
hele onderneming verkocht worden.
Een bedrijfsopvolging kan ook geregeld worden met een fusie. Het gaat in dit geval om
een bedrijfsfusie. De activa en passiva van het ene bedrijf kunnen geruild worden voor
aandelen van het andere bedrijf. Op deze manier hoeft er geen belasting betaald te
worden.
Stel onderneming A wil de ondernemingsactiviteiten overgedragen aan onderneming C.
Om dit te doen wordt dochtervennootschap B opgericht. Er wordt nu geen fiscale eenheid
aangegaan. De onderneming worden overgedragen van A naar B. Dit zorgt normaal voor
uiting van stille reserves, maar er worden nu aandelen uitgereikt van B naar A. De
aandelen die uitgekeerd worden hebben de commerciële waarde van de activa en passiva
van onderneming A. Het gaat om preferente aandelen. Dit betekent dat het een vaste
dividenduitkering is. Vervolgens worden er normale aandelen uitgekeerd van
onderneming C aan onderneming B. Na minimaal 3 jaar worden de preferente aandelen
ingetrokken. Er is dan geen aandeelhoudersverband meer tussen A en B. Er is alleen nog
een verband tussen C en B. Op deze manier kan de bedrijfsopvolging worden
overgedragen naar C. Hier komt geen belastingheffing ter sprake. De voorwaarde is wel
dat er minimaal drie jaar gewacht moet worden met het intrekken van de preferente
aandelen.
Dit effect is hetzelfde als met de fiscale eenheid. Het verschil is dat hier maar drie jaar
gewacht moet worden en bij de fiscale eenheid zes jaar. Deze onevenwichtigheid kan
opgelost worden. Als bij een fiscale eenheid de hele onderneming wordt overgedragen,
hoeft er maar drie jaar gewacht te worden. Als er maar één actief wordt overgedragen,
dan is er wel een wachttijd van zes jaar.
Internationaal belastingrecht
Het probleem bij internationaal belastingrecht is dat er in sommige gevallen kans is op
een dubbele belasting. Dit kan voorkomen worden door een aantal beginselen.
Belastingplicht wordt bepaald aan de hand van de woonplaats. De belastingplichtige
wordt in de woonplaats belast over het wereldinkomen. Dit wordt ook wel het
bestemmings- of woonlandbeginsel genoemd.
Het bronlandbeginsel gaat over een vaste inrichting. De onderneming wordt in dat
geval als buitenlands belastingplichtige beschouwd in Nederland. Deze belastingplichtige
wordt ook in het woonland belast over het gehele inkomen. Er is nu sprake van een
dubbele belastingheffing. Tot slot kan er sprake zijn van een nationaliteitsbeginsel. Dit
betekent dat een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap in Nederland wordt
belast.
Voor sommige landen geldt deze regeling ook voor natuurlijke personen. Een Amerikaan
die in Nederland woont is in Amerika belast over wereldkomen, want hij is daar
binnenlands belastingplichting. In Nederland wordt deze persoon belast over
wereldinkomen, want hij woont hier. Stel deze persoon heeft ook een vakantiehuis in
Frankrijk. De waarde van dit huis hoort bij het wereldinkomen in de VS, het
wereldinkomen in Nederland en in Frankrijk als onroerend goed. Op deze manier kunnen
dubbele belastingen ontstaan.
Dit probleem kan op twee manieren opgelost worden. Het eerste is door middel van een
belastingverdrag. Er moet in dat geval wel een belastingverdrag zijn. Er zijn ruim 10.000
belastingverdragen.
Het is voor het land zelf ook gunstig om geen dubbele belasting te hebben. Als er wel een
dubbele belasting is zullen ondernemingen besluiten om geen investeringen te doen in
een land.
Facebook.com/SlimStuderen
14
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Als er geen verdrag is kan er gebruik gemaakt worden van een regeling. Dit is de
eenzijdige regeling. Dit geldt alleen voor inwoners uit Nederland. Om gebruik te
mogen maken van de eenzijdige regeling mag er geen verdrag zijn met dat land. Bij deze
regeling geeft Nederland de heffingsbevoegdheid aan het andere land.
Juridisch en economisch dubbele belasting
Er is een verschil tussen een dubbele juridische belasting en een dubbele economische
belasting.
Een juridisch dubbele belasting zegt dat één persoon door twee vergelijkbare
belastingen in twee verschillende landen over hetzelfde inkomensbestanddeel wordt
belast. Als een Nederlander een vakantiehuis in Frankrijk heeft is er sprake van een
dubbele juridische belasting. Er moet twee keer belasting worden betaald over de waarde
van het vakantiehuis, namelijk in Frankrijk en in Nederland
Een economisch dubbele belasting zegt dat twee belastingplichtigen door twee
juridische inkomensbestanddelen met twee verschillende soorten belastingen worden
belast. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het uitdelen van de winst aan aandeelhouders. De
netto winst wordt uitgedeeld aan de aandeelhouder en wordt opnieuw belast. Juridisch
gaat het om twee verschillende belastingen, maar economisch gezien gaat het om een
dubbele belasting.
De regels ter voorkoming van dubbele belasting gaan over de juridisch dubbele belasting.
Alle verdragen die Nederland heeft lijken veel op elkaar. Er zijn een paar kleine
verschillen. De verdragen zijn gebaseerd op het OESO-modelverdrag. Het verdrag
geeft aan welk van de twee landen geen belasting mag heffen. Dit kan door middel van
twee methodes, namelijk de vrijstellingsmethode en de verrekeningsmethode.
Als er een onderneming is in Nederland met een vaste inrichting in een ander land, dan
moet Nederland een vrijstelling verlenen. De winst van de vaste inrichting mag niet in
Nederland belast worden.
Stel een onderneming heeft 100% van de aandelen in een Duitse onderneming. De
Duitse onderneming kan besluiten om dividend uit te keren. In Duitsland wordt
dividendbelasting ingehouden. Er is geen deelnemingsvrijstelling. Vervolgens moet er in
Nederland vennootschapsbelasting betaald worden. Er is dus dividendbelasting en
vennootschapsbelasting. Volgens het verdrag moet er in dit geval gebruik gemaakt
worden van een verrekeningsmethode. Duitsland moet een lager tarief heffen voor de
dividend. Vervolgens mag Nederland gewoon belasting heffen, maar dit moet wel
verrekend worden met de Duitse dividendbelasting. Dus een deel wordt in Duitsland
belast en een deel in Nederland. De heffing wordt dus verdeeld over beide landen.
Stel een arbeider verricht arbeid in Duitsland. Het inkomen wordt in Duitsland en
Nederland belast. Volgens het verdrag mag de werkstaat heffen. Nederland moet hier
een vrijstelling geven.
Stel een Nederlander heeft een onroerend goed in Frankrijk. Frankrijk heft belasting over
de bron en Nederland over het wereldinkomen. Onroerend goed wordt altijd belast in het
land waar het onroerend goed is gelegen. Nederland moet hier dus een vrijstelling
verlenen.
Er is nog een aantal bijzondere regels. Een lid van de raad van bestuur wordt belast in
het land waar het bestuur van de vennootschap gevestigd is. Deze persoon reist heel
veel en het is lastig om het salaris toe te rekenen aan al deze landen.
Facebook.com/SlimStuderen
15
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Stel een Nederlander gaat 2 dagen op zakenreis naar Engeland. Deze twee dagen
moeten eigenlijk in Engeland belast worden. Engeland moet deze twee dagen belasten en
Nederland moet deze twee dagen vrijstellen. Dit is zo lastig dat dit niet hoeft. Als iemand
minder dan een halfjaar in het buitenland werkt, blijft deze belastingplicht in de
woonstaat.
Facebook.com/SlimStuderen
16
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Aanvulling vanuit de literatuur:
Vennootschapsbelasting (Vpb)
Klassieke stelsel
Bij het klassieke stelsel wordt ervan uitgegaan dat een rechtspersoon een zelfstandige
belastingplicht heeft. Bij het uitdelen van de winst aan de aandeelhouders ontstaat er
een dubbele belasting.
• Voordeel: het stelsel is eenvoudig in de uitvoering. Lichamen moeten zelfstandig
belasting betalen over de winst. Er bestaat internationale verrekening van de
geheven Vpb tussen het land van de dochtervennootschap en het land van de
moedermaatschappij.
• Nadelen van het klassieke stelsel:
- Er bestaat een relatief zware belastingdruk op de dividenden, doordat er een
dubbelheffing is op uitgedeelde winsten. Hierover wordt namelijk zowel Vpb
als winstbelasting geheven. Maar met het ontstaan van box 3 is dat enigszins
afgezwakt.
- Er is ongelijke behandeling tussen vreemd vermogen en eigen vermogen. De
rente over het vreemd vermogen mag als bedrijfslast in mindering worden
gebracht, terwijl de beloning voor eigen vermogen niet aftrekbaar is.
Stelsel van volledige integratie
Bij het stelsel van volledige integratie is de verlengstukwinstgedachte erg belangrijk.
Dit betekent dat de winsten van de vennootschap worden toegerekend aan de
aandeelhouders, ongeacht of ze daadwerkelijk zijn uitgedeeld. De aandeelhouder wordt
over de toegerekende winst belast, de vennootschap niet.
Bij de coöperatieregeling is de verlengstukwinstgedachte zeer belangrijk. Deze regeling
houdt in dat bij het bepalen van de winst, de genoten winst in het afgelopen jaar in
aftrek kan worden genomen.
Verrekeningsstelsel
Bij dit stelsel wordt ervan uitgegaan dat de rechtspersoon een eigen zelfstandige
belastingplicht heeft. De vennootschap is enkel een verlengstuk van de aandeelhouders.
Wel wordt de Vpb geheven, maar deze dient eigenlijk als voorheffing die verrekend kan
worden met de IB die de aandeelhouders over het bruto dividend betalen.
Vennootschapsbelasting
De vennootschapsbelasting steunt op het neutraliteitsprincipe, dit houdt in dat
economische activiteiten moeten worden belast ongeacht hun rechtsvorm. De Vpb is
ingevoerd om een belastingvrij veld voor aandelenvennootschappen te voorkomen. De
Vpb heeft een steunfunctie, de belastingwetgever moet proberen te vermijden dat er een
belastingvrij veld ontstaat, daarom worden stichtingen en ondernemingen ook bij de Vpb
belast.
Belastingsubject
De binnenlandse belastingplichtigen worden verdeeld in twee categorieën:
• Onbeperkt belastingplichtige: NV, BV, open CV, andere vennootschappen,
coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. De onbeperkt
belastingplichtigen drijven de onderneming met behulp van hun gehele vermogen.
• Beperkt belastingplichtige: privaatrechtelijke personen, verenigingen zonder
rechtspersoonlijkheid en ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen.
Deze categorie is alleen subjectief belastingplichtig indien en voor zover zij een
onderneming drijven.
Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn in de wet nauwkeurig afgebakend, alleen over
concurrerende overheidsondernemingen wordt belasting geheven.
Facebook.com/SlimStuderen
17
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Een fonds voor gemene rekening betekent bij de Vpb: een fonds ter verkrijging van
voordelen voor de deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of
anderszins aanwenden van gelden, mits van de deelgerechtigdheid in het fonds blijkt van
verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid (open fondsen). Deze fondsen zijn
binnenlandse belastingplichtigen en zijn onder hetzelfde regime te plaatsen als de NV of
de BV. Als ze de status van een beleggingsinstelling krijgen (die aan de eisen van de wet
voldoet), vallen ze buiten de belastingheffing voor de Vpb.
De open CV is onderworpen aan de Vpb. Een open CV is een CV waar toetreding of
vervanging van commanditaire vennoten kan plaatsvinden, zonder dat er toestemming is
van alle vennoten. In de wet Vpb is een aantal subjectieve vrijstellingen opgenomen voor
natuurschoonlichamen en lichamen met een sociale functie. De positie van de SE is
vergelijkbaar met die van de NV.
De buitenlandse belastingplichtigen zijn:
• Verenigingen en andere rechtspersonen;
• Open CV’s;
• Doelvermogen.
Buitenlandse belastingplichtigen zijn in het buitenland gevestigd en genieten Nederlands
inkomen.
Belastingobject
De Vpb maakt onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse belastingobjecten.
De binnenlandse belastingplichtigen worden als volgt belast:
De giftenaftrek voor de Vpb is beperkt aftrekbaar.
De buitenlandse belastingplichtigen worden belast over het inkomen uit Nederland
vermindert met de verliezen uit Nederlands inkomen.
Verliezen uit onderneming zijn bij de Vpb onbeperkt in de toekomst compenseerbaar. Als
de verliezen bij een BV niet kunnen worden verrekend, kan deze verlies-BV toch nog veel
waard zijn. Iemand koopt de verlies-BV op en laat zijn winstgevende projecten via deze
BV lopen om zo aan belastingheffing te ontkomen, dit heet handelen in compensabele
verliezen. Om dit te beperken, zijn openstaande verliezen niet meer voorwaarts
verrekenbaar als het uiteindelijke belang in belangrijke mate is gewijzigd.
Winstbegrip
Het uitgangspunt voor de winstbepaling is het winstbegrip van de inkomstenbelasting
met inachtneming van art. 8 wet Vpb. Kosten zijn aan te merken als uitgaven van de
onderneming als ze in het zakelijke belang daarvan zijn gemaakt.
Deze kosten komen ten laste van de fiscale winst en kunnen niet als winst uitdelen
worden aangemerkt. Ook bij de Vpb bestaan dit soort kosten en deze zijn niet of voor
73,5% aftrekbaar.
Facebook.com/SlimStuderen
18
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
De hoofdregel hierin is dat de vennootschap alle 73,5% kosten onverkort in aftrek mag
brengen, mits zij per werknemer een bepaald bedrag tot de fiscale winst rekent. Dividend
is niet aftrekbaar.
Uitkeringen uit de winst die wel aftrekbaar zijn, zijn:
• Aandelen in de winst toegekend aan bestuurders en eigen personeel;
• Aandelen in de winst die een tegenprestatie vormen;
• Aandelen in de winst van een verzekeringsonderneming;
• Oprichtingskosten;
• Het gedeelte van de winst van een open CV dat bestemd is voor de beherende
vennoot;
• De door de minister vastgestelde fictieve rentekosten;
• Uitdelingen van een coöperatieve vereniging uit de daartoe behorende winst;
• Fictieve beloningen;
• Fictieve vrijwilligerskosten.
Van informeel kapitaal wordt gesproken als een moeder BV een renteloze uitkering
geeft aan de dochter-BV, dit is in beginsel aftrekbaar.
De aftrekbeperkingen voor rentekosten zijn:
• Thin-cap regeling: een aftrekbeperking voor het tegengaan van verkeerd gebruik
van vreemd vermogen. Dit geldt alleen voor bepaalde personen.
• Anti-winstdranage wetgeving: bij deze wetgeving wordt de renteaftrek uitgesloten
als geprobeerd wordt om via samenhangende leningen de heffingsgrondslag te
verkleinen. Deze wetgeving bestaat uit twee onderdelen die in de art. 10a lid 1 en
2 van de wet Vpb te vinden zijn.
• Aandelen als vergoeding voor geldlening: er bestaan aftrekbeperkingen voor de
vormen van ter beschikking stelling van vreemd vermogen die erg lijken op eigen
vermogen.
De Vpb kent geen stakingsfaciliteiten en de jaarwinst in het laatste boekjaar bevat de
nog niet eerder uitgedrukte fiscale en stille reserves. De belastingplicht van de
vennootschap kan ook eindigen, omdat de zetel van het lichaam naar een ander land
verplaatst, dan is bepalend waar de werkelijke leiding zich bevindt. Ook kan door het
verkrijgen van een subjectieve vrijstelling de belastingplicht eindigen.
Bijzondere bepalingen
Het eigen vermogen van een coöperatie bestaat uit een ledenkapitaal dat door de leden
bij elkaar is gebracht. De winst van een coöperatie is te splitsen in twee delen:
• De verlengstukwinst: dit is de winst die coöperatie maakt doordat zij in feite als
het verlengstuk van de onderneming optreedt.
• De verzelfstandigde winst: de winst die de coöperatie maakt doordat zij
zelfstandig in het economische verkeer optreedt. Dit is de jaarwinst vermindert
met de verlengstukwinst. De verlengstukwinst is alleen aftrekbaar als de winst
wordt behaald op ledenprestaties, wordt uitgedeeld aan ledennatuurlijke personen
en afkomstig is uit de beschikbare over het jaar genoten winst.
Het globale evenwicht
Zoals eerder gezegd, zorgt de Vpb ervoor dat er geen belastingvrij deel ontstaat waar de
ondernemers van kunnen profiteren.
De wetgever moet er wel voor zorgen dat ondernemers niet de voorkeur krijgen om in de
IB of juist de Vpb belast te worden. Daarom moet er een globaal evenwicht zijn tussen
deze twee en moet het maximumtarief ongeveer gelijk zijn.
Facebook.com/SlimStuderen
19
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Om te
op:
•
•
•
kijken of het globale evenwicht wordt bereikt, moet de aandacht gericht worden
Goede onderlinge afstemming van de belastingtarieven;
Goede afgrenzing van het object van belastingheffing;
Een goed bepalingsmoment van de winstneming.
Dividendbelasting
De dividendbelasting geldt als voorheffing van de Vpb, er wordt een inhouding gedaan op
de winstuitkering. Dividendbelasting wordt genomen over alle winstuitkeringen van de in
Nederland gevestigde NV’s, BV’s, open CV’s en andere kapitaal vennootschappen.
Het dividendbegrip is breder geworden, nu behoren ook liquidatiedividend, inkoop van
eigen aandelen, bonusaandelen, uitkeringen op winstbewijzen en op winstdelende
obligaties, alsmede vergoedingen op hybride leningen ertoe, zie art. 3 van de wet
dividendbelasting. Beleggers die belasting betalen over dividend, kunnen dit met hun
inkomstenbelasting verrekenen.
Aanvulling fiscale eenheid
Er kan aanspraak worden gemaakt op de fiscale eenheid als:
• Deze bestaat tussen moedermaatschappijen in de vorm van een NV, BV met
beperkte aansprakelijkheid, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, of een
buitenlandse vorm hiervan en een dochtermaatschappij in de vorm van een NV,
BV of een buitenlands lichaam vergelijkbaar met deze;
• Het juridische en economische eigendom van de aandelen van het nominaal
gestorte kapitaal van de dochtermaatschappij ten minste voor 95% in handen is
van de moedermaatschappij;
• De boekjaren van moeder en dochter gelijk vallen;
• De fiscale eenheid niet eerder dan drie maanden vóór het verzoek ervan heeft
plaats gevonden;
• De vennootschappen aan dezelfde winstbepalingen zijn onderworpen;
• De aandelen van de dochter niet in de voorraad van de moedermaatschappij
worden gehouden;
• Er moet voldaan zijn aan de vestigingsplaatsvereisten.
De minister mag nog verdere voorwaarden stellen en die staan geschreven in artikel 15
lid 10 Vpb.
De fiscale eenheid eindigt als niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan, als een in
het buitenland gevestigde belastingplichtige zijn leiding naar Nederland verplaatst, als de
plaats van de leiding naar het buitenland wordt verplaats met achterlating van een vaste
inrichting in Nederland en als er een verzoek hierom wordt gedaan door zowel moederals dochtermaatschappij.
Voordelen van een fiscale eenheid zijn:
• Minder aangiften;
• Uitbreiding van de mogelijkheid tot verliescompensatie;
• Geen uitdrukkingsplicht ten opzichte van de winstopslag op onderlinge
goederentransacties;
• Ruime herstructureringsmogelijkheden.
Nadelen van een fiscale eenheid zijn:
• Beperking van de investeringsaftrek;
• Verliezen zijn soms moeilijker compenseerbaar;
• Er kan bij een dochtervennootschap geen liquidatieverlies ontstaan;
• Beperking van de giftenaftrek;
• Onderlinge hoofdelijke aansprakelijkheid voor de Vpb-schuld;
Facebook.com/SlimStuderen
20
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
•
Tariefverlaging is alleen van toepassing op de gehele fiscale eenheid en niet meer
per vennootschap.
Aanvulling beleggingsinstellingregeling
De hoofdpunten bij deze regeling zijn:
• Door het nultarief te hanteren, worden de beleggingsinstellingen, materieel
gezien, buiten de Vpb-heffing gelaten;
• Beleggingsinstellingen moeten hun winsten binnen acht maanden na het einde
van het boekjaar uitdelen.
In artikel 28 lid 2 van de wet Vpb staan de voorwaarden voor een beleggingsinstelling in
fiscale zin.
De ratio van de regeling voor beleggingsinstelling kan in tweeën gedeeld worden:
• De regeling heeft de intentie om beleggingsmaatschappijen en fondsen voor
gemene rekening buiten de Vpb te houden, om dubbele heffing te voorkomen;
• De regeling heeft de intentie om de, door beleggingsmaatschappijen en fondsen
voor gemene rekening behaalde, winsten te laten doorstromen naar de IB.
Voordelen van de beleggingsinstelling zijn:
• Het 0% tarief;
• De mogelijkheid tot herbeleggingsreserve en afrondingsreserve.
Nadelen van de beleggingsinstelling zijn:
• Geen recht op investeringsaftrek;
• Geen recht op deelnemingsvrijstelling;
• Uitdelingsplicht;
• Beperkte verliescompensatie.
Bij de beleggingsinstellingen zijn er bijzondere regels die van toepassing zijn op de
winstberekening. Om de winst op een hoger niveau te laten uitkomen, kunnen deze
handelingen verricht worden:
• Het uitsluiten van beleggingsinstellingen van de deelnemingsvrijstellingen;
• Het als dividend moeten aanmerken van de ontvangen winstbonussen en
stockdividenden uit winstreserve.
Om de winst en de uitdelingsplicht op een lager niveau te laten uitkomen, kunnen de
volgende handelingen worden verricht:
• Gebruik maken van de herbeleggingsreserve;
• Gebruik maken van de afrondingsreserve.
Het uitdelingsbedrag wordt op de volgende manier vastgesteld:
Als een lichaam de status van beleggingsinstelling verliest in een jaar, dan moeten de
herbeleggingsreserve en de afrondingsreserve worden toegevoegd aan de winst van dat
jaar en wordt het lichaam belast bij de normale Vpb.
Facebook.com/SlimStuderen
21
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Vrijgestelde beleggingsinstelling
In 2007 is er een wetsvoorstel aangenomen waarbij bepaalde fiscale
beleggingsinstellingen worden omgevormd tot vrijgestelde beleggingsinstellingen. Deze
instellingen zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting en dividendbelasting. Een eis
hierbij is wel dat er uitsluitend wordt belegd in financiële instrumenten.
Octrooi- en groepsrentebox
Een groepsrentebox zou moeten gaan zorgen voor een fiscaal gunstige belastingheffing
over de activiteiten die binnen het concern zijn verricht. Het saldo op de ontvangen en
betaalde rente op groepsleningen zou tegen slechts 5% worden belast. Op deze manier
hoopte de overheid dat bedrijven niet allerlei financieringsmaatschappijen in het
buitenland zouden oprichten. Dit voorstel is inmiddels weer van de baan en er wordt
gezocht naar alternatieven.
Bij een octrooibox wordt winst die kan worden toegerekend aan een immaterieel activum
dat door het bedrijf zelf is ontwikkeld, ondergebracht in een aparte box. Hierin geldt een
belastingtarief van 5%. De voortbrengingskosten die zijn gemaakt voor de
totstandkoming van een dergelijk activum hoeven niet meer te worden geactiveerd,
waardoor belasting verschuldigd is.
Regelingen om internationale dubbele belasting te voorkomen
Er bestaan diverse methoden ter voorkoming van dubbele belasting:
• Credit- of verrekeningsmethode: de buitenlandse belasting mag gedeeltelijk of
geheel worden verrekend met het verschuldigde belastingbedrag over het totale
wereldinkomen.
• Verschillende vormen:
- Ordinary credit: hierbij kan maximaal het bedrag worden verrekend dat in
het buitenland feitelijk is geheven;
- Full credit: belasting die in het buitenland wordt geheven wordt verrekend en
deze kan de binnenlandse belasting overtreffen.
• Aftrekmethode: voor de berekening van het belastbare inkomen worden
buitenlandse belastingen als kostenpost opgenomen.
• Vrijstellingsmethode: buitenlands inkomen wordt niet begrepen in het
belastbare inkomen. Bij een progressieve belastingstructuur zijn drie soorten
belastingvrijstelling mogelijk:
- Aftrek-aan-de-top-methode: buitenlands inkomen vormt de top van het
belastbaar inkomen en op basis van deze tariefpercentages wordt vrijstelling
verleend;
- Aftrek-aan-de-voet-methode: op basis van tariefpercentages aan de voet
van het belastbaar inkomen wordt vrijstelling verleend;
- Evenredigheidsmethode: hetzelfde als de aftrek-aan-de-top-methode, maar
dan wordt het buitenlandse inkomen naar evenredigheid aan de tariefschijven
toegerekend.
Nederlandse dividendbelasting
De dividendbelasting houdt in dat op de door Nederlandse vennootschappen uitbetaalde
dividenden 15% belasting wordt ingehouden. Dit gebeurt ook bij uitbetaling van dividend
aan buitenlandse aandeelhouders, wat leidt tot internationale dubbele belasting.
Zelfstandige bronheffing
Ingevolge het bronlandbeginsel van de afvloeiende dividenden behoudt Nederland een
deel voor zichzelf en wordt op verzoek aan de buitenlandse aandeelhouder op grond van
het verdrag een deel teruggegeven. Het gedeelte dat niet wordt teruggegeven fungeert
als zelfstandige bronheffing.
Facebook.com/SlimStuderen
22
Overzicht Fiscale Economie (supplement 1) 2014-2015
Deelnemingsdividend
Hierbij wordt de bronbelasting teruggebracht tot 5% en soms zelfs 0%. Als gevolg
hiervan is de belastingteruggaaf over uitgaande dividenden nog ruimer dan 15%.
Dochtermaatschappijen en vaste inrichtingen
Een dochtermaatschappij kan haar bedrijfswinsten doorsluizen naar de
moedermaatschappij door middel van uitkering van dividend. Als dit gebeurt, wordt
zowel de uitdeling van het deelnemingsdividend als de waardestijging van de
moedermaatschappij niet belast.
Door middel van een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger kan een
onderneming buitenlandse activiteiten ook uitvoeren zonder tussenkomst van een
dochtermaatschappij. Aan de hand van een aantal criteria kan bepaald worden of hier
sprake van is:
• Vaste inrichting: een bedrijfsinrichting die vast staat en waarin geheel of
gedeeltelijk werkzaamheden van de onderneming worden uitgeoefend, maar die
geen juridische zelfstandigheid bezit;
• Vaste vertegenwoordiger: een persoon, onafhankelijk van de onderneming, die
gemachtigd is om overeenkomsten af te sluiten namens de onderneming en dit
ook regelmatig doet.
Bij een lagere buitenlandse belastingdruk, zal in het algemeen de voorkeur worden
gegeven aan een dochtermaatschappij. Als er in de aanvangsfase aanloopverliezen te
verwachten zijn of als deelnemingsdividenden tussen moeder- en dochtermaatschappij
worden getroffen door hoge niet-verrekenbare bronheffingen op het
deelnemingsdividend, dan kan een vaste inrichting aantrekkelijker zijn.
Internationale winstsplitsing
Intercompany pricing is een manier van bedrijven om een hoge belastingdruk te
verruilen voor een lagere belastingdruk, door winsten langs een min of meer kunstmatige
weg te genereren in een land met een relatief lage belastingdruk.
In het geval van een vaste inrichting en een hoofdkantoor kunnen soortgelijke problemen
voorkomen met betrekking tot de winstallocatie. Ook wanneer er sprake is geweest van
wijzigingen in de wisselkoers wordt het vraagstuk van de winstbepaling van het
hoofdkantoor extra bezwaard. Er kan dan bijvoorbeeld een ander jaarresultaat komen
dan vooraf door het hoofdkantoor was begroot voor de vaste onderneming.
Na de invoering van de euro zijn dit soort problemen binnen de Europese Unie aanzienlijk
afgenomen.
Uitzenden van personeel
Met betrekking tot het uitzenden van personeel naar het buitenland en het al dan niet
behouden van de fiscale woonplaats in Nederland is een aantal richtlijnen opgesteld:
• Een ongehuwde werknemer die voor een periode korter dan één jaar naar het
buitenland gaat, wordt geacht de fiscale woonplaats in Nederland behouden.
• Een ongehuwde werknemer die voor een periode langer dan één jaar naar het
buitenland gaat, wordt geacht Nederland metterwoon te hebben verlaten.
• Gehuwde werknemers die samen met hun gezin naar het buitenland vertrekken,
worden geacht Nederland metterwoon te hebben verlaten.
• Gehuwde werknemers die hun gezin tijdelijk in Nederland achterlaten, met de
bedoeling hen later te laten overkomen, worden geacht Nederland metterwoon te
hebben verlaten. Als zij echter terugkeren naar Nederland, zonder dat zij het
gezin tussentijds hebben laten overkomen, dan worden zij geacht hun woonplaats
te hebben behouden.
• Gehuwde werknemers die hun gezin achterlaten en niet de intentie hebben om
hen op een later tijdstip te laten overkomen, worden geacht hun woonplaats in
Nederland te hebben behouden.
Facebook.com/SlimStuderen
23