38 Opportunisme, ego en overmoed - Willem Baptist

leveren in het loskomen van haar moeder.
Emancipatie op macroniveau versus emancipatie op microniveau. Was dat het kleine verhaal
waar ik naar op zoek was?
Socrates zei ooit dat de mens nooit in staat
zal zijn zinnige uitspraken over de mensheid
te doen. Wij kunnen immers ‘de ander’ nooit
kennen. Gelukkig is er één uitzondering, één
proefpersoon die we van binnen naar buiten
kunnen onderzoeken: jezelf. En als je die
proefpersoon goed onderzoekt dan kun je
misschien, heel misschien antwoorden vinden
die meer algemeenheid met zich meedragen
dan je in eerste instantie zou denken.
Voor mij gaat de film allang niet meer over
feminisme. Het gaat over het proces van
loslaten tussen een moeder en een dochter
(en de humor, schuldgevoel, verdriet, en alle
andere facetten die erbij komen kijken.) Ik ben
nooit bezig geweest met algemeenheden, ik
hield me niet eens bezig met wat de waarheid
was. Het ging om mijn visie en mening, ten
opzichte van andere visies en meningen, de
waarheid was niet interessant. Maar toen het
NRC Handelsblad kopte met ‘Mea de Jong laat
zien dat het persoonlijke nog steeds politiek
is’ werd ik gelukkig bevestigd dat de uitdaging
die ik met mijzelf was aangegaan, gelukt was.
Ik had één voorbeeld gevonden, één klein
verhaal wat ik van binnen naar buiten kende
en kon laten zien. En uiteindelijk was dat wat
mensen herkenden, niet alleen meisjes van mijn
leeftijd,maarik zag zelfsgrote oude behaarde
mannen zachtjes snikkend de zaal uitlopen.
Voor de research van mijn volgende film ging ik
naar een lezing van Rutger Bregman. Anderhalf
uur heb ik moeten luisteren aanhoren datnaar
hoe alle Nederlanders een verkeerd wereldbeeld hebben. Hoe Dat jij, ik en iedereen ons
leven verkeerd invullen, bewezen door de
unieke combinatie avan onderzoeken van
gerenommeerde universiteiten die hij had
gevonden. Hij predikte de waarheid.
Eenmaal buiten voelde ik voor het eerst een
opluchting dat ik een kunstopleiding had
gedaan. Dit was geen waarheid. Het waren
persoonlijke fascinaties, door middel van generalisaties, hypotheses en random onderzoek
beargumenteerd als waarheid. Ik voelde me
niet aangesproken en werd er zelf agressief van
dat het van mij gevraagd werd om dat wel te
zijn. Als dit waarheid is dan heeft deze waarheid
geen waarde voor mij.
Geef mij maar de naakte persoonlijke visie van
een kunstenaar. Want voor mij zit daar uiteindelijk meer waarheid in dan de wetenschap ooit
kan hebben.
Mea Dols de Jong (1988) werkte als actrice,
studeerde filosofie en studeerde in 2014 af aan de
Filmacademie. Ze schrijft voor NRC Next; de film is
geselecteerd voor IDFA 2014.
Opportunisme,
ego en
overmoed
Door Willem Baptist
Op 9 mei organiseerde het Mediafonds een conferentie over (het gebrek aan) experiment in
documentaire. Is de Nederlandse documentaire
te braaf geworden? Is er voldoende ruimte
voor autonomie en experiment? Zijn we niet te
veel naar binnen gericht, kijken we voldoende
naar de ontwikkelingen in het buitenland?
Zelf wierp ik de vraag op die ik regelmatig op
buitenlandse festivals krijg voorgeschoteld:
‘Wat is er toch aan de hand in Nederland,
vroeger maakten jullie zoveel gewaagde
films?’ Die vraag had voor mij extra betekenis,
toen ik in Nyon de fascinerende bizarre korte
documentaire IR Planet (2014) zag, waarin de
maker een aantal gevangen krabben los laat
in zijn hotelkamer. We mogen ze vervolgens
gedurende de hele film in infraroodbeeld
observeren. Een soortgelijke ervaring had ik
ook bij het zien van de bekroonde documentaire Leviathan (2012) op IDFA, waar ons zonder
enige voice-over met tientallen kleine Go-Pro
camera’s van akelig dichtbij de visvangst op zee
wordt getoond. Recentelijk draaide het visueel
indrukwekkende, non-verbale en op 70mm
gedraaide Samsara (2011) nog in EYE. Zouden
dit soort documentaires met participatie van
een omroep in Nederland gemaakt kunnen
worden?
Eén van de aanwezige eindredacteuren in
de zaal gaf tijdens de conferentie aan dat
de instroom aan gedurfde plannen nogal te
wensen overliet en beaamde dat makers een
verantwoordelijkheid hebben. Een script-editor
bekende dat het haar taak was magere filmplannen op te poetsen naar een niveau waarmee
een fondstoekenning zo goed als gegarandeerd
zou zijn. Ze pleitte ervoor dat haar baan overbodig zou worden gemaakt. In de wandelgangen
opperde één van de aanwezige producenten:
‘De truc van het geld aanvragen hebben we
onder de knie, nu nog goede films maken.’ Voor
degenen die iets hoopten op te steken over
het huidige documentaireklimaat in Nederland
was het een contrastrijke dag, waar echter ook
hoop en betrokkenheid doorklonken.
Het zijn de onderscheidende artistieke
signatuur en de wil om een persoonlijke statement te maken die ik mis in de Nederlandse
documentaire. Ik wil als maker en kijker verrast
en geprikkeld worden door de zienswijze en
de stijl van de auteur – het is in de documentairefilm niet anders dan bij een goede roman
of speelfilm. Soms wil je gewoon dat een
kijkervaring de wereld op zijn kop zet, zoals we
letterlijk kunnen zien in ¡Vivan las Antipodas!
(2011). Liever vaker een spectaculair mislukt
statement, waar de vonken van af springen,
dan goed gemaakte degelijkheid. De Chileense
cineast Alejandro Jodorowsky stelde ooit:
‘Most directors make films with their eyes; I
make films with my testicles’. Kijk, daar kun je
tenminste iets van vinden.
Naar mijn gevoel ligt het probleem diep.
Natuurlijk hebben degelijk gemaakte films
bestaansrecht binnen het Nederlandse
38 609 – cultuur en media oktober 2014 Mediafonds
documentairelandschap. Maar zouden we
niet het auteurschap onder makers moeten
cultiveren en artistieke durf, eigenheid en
succes daarin meer moeten waarderen? Is
er überhaupt voldoende oog voor artistiek
succes in Nederland? Als je een succesvolle
korte documentaire hebt gemaakt kijkt in
het internationale circuit niemand raar op als
je daarna een lange film voor ogen hebt. In
Nederland lijkt soms een andere maatstaf te
worden gehanteerd. Zo lijkt een maker met,
laten we zeggen, drie internationaal bekroonde
korte documentaires minder mogelijkheden
te hebben dan een maker met twee of drie
langere films die ons land amper weten te
ontstijgen. En als de financiële druk hoog is
voor makers dan staat meer productiviteit met
minder risico’s vaak boven het aangaan van
experiment.
Als ik zelf aan een nieuw project begin spelen
verbeelding en fantasie een centrale rol. Hoe
je iets vertelt vind ik net zo belangrijk als waarover je iets vertelt. Een roman lees je toch ook
niet hoofdzakelijk omwille van het onderwerp?
Met de jeugddocumentaire Ik ben echt niet
bang! (2010, VPRO) wilde ik een bescheiden
epos maken over een jongetje dat de dood
Ik ben echt niet bang! 2010
probeert te bezweren – old school gedraaid
op 18 rollen 16mm, met droomsequenties, het
doorbreken van de vierde wand en geïnspireerd
door westernklassiekers. Ondanks de aanvankelijke huiveringen van producent en omroep
(‘Waarom zou je anno nu op zo’n oud medium
willen draaien? Is dat niet erg risicovol?’) ging
iedereen akkoord – met het compromis dat
een cinemascope beeldverhouding voor een
televisiedocumentaire geen optie was.
Met Wild Zwijn (2013, NTR), maakte ik zonder
echte hoofdpersonages mijn gestileerde Twin
Peaks op de Veluwe, met zeer bescheiden
technische middelen. Ik stel dat budgettaire
beperkingen er steevast voor zorgen dat ik, tot
nu toe, de uitvoering van mijn artistieke visie
vaak moet inperken. Ik ben dan ook dikwijls
stiekem een beetje jaloers als ik dramaregisseurs zie uitpakken.
Het realiseren van mijn films gaat overigens
niet zonder worstelingen. Veelgehoorde en
goedbedoelde kritiek op mijn filmplannen is dat
ze te pretentievol zouden zijn, te ambitieus.
Ik denk dan aan Werner Herzog die een schip
over een berg sleepte voor zijn film Fitzcarraldo
(1982) of aan de vraag die hij durfde te stellen ‘Is
there such thing as insanity among penguins?’
in Encounters at the End of the World (2007).
Wie zijn films wil maken, inclusief gênante
gedachtekronkels, dient over voldoende opportunisme, ego en overmoed te beschikken.
Opportunisme omdat het vertrouwen in je
wordt gesteld dat je een film kan maken en
dat dus ook vrijheid oplevert. Ego omdat je als
maker de enige bent die in staat is het beoogde
verhaal op eigen unieke wijze te vertellen,
hierin schuilt dan ook de meerwaarde van
een auteursdocumentaire. Overmoed, omdat
zonder het brandende verlangen om jezelf uit
te dagen en risico’s aan te gaan, inclusief de
angst om te falen, je per definitie afstevent op
braafheid.
hij opzichtig een einde zou maken aan deze
verspilde nacht.
‘It’s better to burn out than fade away’
Highlander
Uit onverwachte hoek kwam de redding. Dat
waar ik al die tijd naar op zoek was geweest
diende zich aan. De geluidsman biechtte tijdens
ons laatste diner zijn sympathie voor de Occupy
beweging op. De beweging vormde een knagend geweten en het was aan ons om het geweten te erkennen. Hij kwam tot de conclusie
dat wij als generatie meer dan ooit betekenisvol
willen zijn, maar ook meer dan ooit niet weten
hoe we dat moeten doen in deze complexe,
klein geworden wereld met onoplosbaar grote
problemen. Omdat het zo terloops gebeurde
en op een ander moment dan ik had gedacht,
miste ik bijna het sleutelmoment van de film.
Willem Baptist is alumnus van de Willem de Kooning
Academie in 2009. Zijn werk was op verschillende
internationale festivals te zien. Ik ben echt niet
bang! won de Kinderkast Jury Prijs tijdens het 25ste
Cinekid festival. Wild Zwijn werd genomineerd voor
een Gouden Kalf.
Het risico van
blijven zitten
Door Laura Hermanides
Op vrijdag 18 november 2011 lag ik met de vier
crewleden van mijn eindexamenfilm in een
tweepersoonstentje in het Occupy-kamp op
het Beursplein. Vergeefs hadden we het terrein
afgespeurd naar naïeve idealisten. We waren
enkel een verdwaalde corpsbal tegengekomen,
die vooral geïnteresseerd was in onze fles wodka. Het was ijskoud en we waren nog geen stap
verder. Ik had te doen met de cameravrouw op
haar lekke luchtbed. De crewleden vroegen zich
af wat we hier in godsnaam deden.
De volgende ochtend opende de geluidsman
neuriënd de tent, zich verheugend op zijn
Breakfast Burger van de Burger King waarmee
Het verzet van de crew was het startpunt van
mijn eindexamenfilm Wij zijn er klaar voor (NFTA,
2012). Ik vermoedde dat de Occupy-beweging
in Nederland binnen de kortste keren als grote
aanfluiting zou worden afgeschreven. Dus
besloot ik de sceptische crew tot protagonist
van de film te maken, als contrast met de idealistische twintigers van de Occupy-beweging.
Met de vloekende geluidsman, de onverschillige
producenten en de giechelende cameravrouw
zou het publiek zich kunnen identificeren. Ik
zette het geld van de academie en de omroep
in op de door mij verwachte ontwikkeling van
de crewleden; zij zouden zich, door de confrontatie met de idealistische generatiegenoten,
toch achter de oren gaan krabben over hun
gebrek aan idealisme.
Tot dan toe maakte ik films waarin losse onderdelen samenkwamen in mijn overkoepelende
puzzel. De ontwikkeling zat enkel in de vormconstructie. Bij mijn eindexamenfilm waagde
ik voor het eerst de sprong naar het risico van
leunen op de werkelijkheid; de vertelling van
de film was afhankelijk van een verandering
bij de crew. De ontwikkeling moest uit zichzelf
plaatsvinden. Maar zonder verandering geen
interessante film.
Tegen het einde van de draaiperiode zat ik met
mijn handen in het haar. De crew leek alleen
iets onverschilliger jegens Occupy. De vertelling
was daarmee hopeloos verloren. Waarom was
ik zo stom geweest mijn film volledig te laten
afhangen van een ontwikkeling die zich voor
de camera moest voltrekken bij de meest
oncontroleerbare, eigenzinnige types?! Mijn
film was gedoemd te mislukken. Ik overwoog na
de McDrive uit het rijdende busje te springen.
Boven: We zijn er klaar voor, 2012
Onder: Na de opnames van We zijn er klaar voor
bij de Occupy-beweging in Amsterdam
uitgesproken uitgangspunt kom je nergens.
Met vragen zonder gedegen aannames zijn
antwoorden betekenisloos. Want ze hebben
geen consequentie.
Dit is geen pleidooi tegen het vormgeven in
film, integendeel. Het gaat om een volgorde
van denken. Vorm en inhoud zijn gelijk aan
elkaar, vorm is net zozeer vertellend als inhoud,
maar vorm vormt zich naar wat het moet vangen. Als ik inhoudelijk weet waar ik naar op zoek
ben, kan ik de sleutelmomenten herkennen
die de werkelijkheid mij biedt. Het experiment
in film zit in hóe je vervolgens die momenten
vangt. Hoe helderder het uitgangspunt en hoe
kernachtiger het verhaal, hoe vertellender de
filmische vorm.
De strijd zit voor mij in het simpel houden van
de verhaallijn. Tijdens het maken van een documentaire kom je in de ruis van alledag terecht,
waar zich tientallen subthema’s voordoen en
nieuwe verhaallijnen zich constant aandienen.
De opgave is met een risicovolle verwachting
op stap durven gaan. Dan begint het experiment. Hoe smaller het gebied, hoe scherper de
blik, hoe betekenisvoller de gebeurtenis.
Als je herkent wat je zoekt dan beloont de werkelijkheid je met iets mooiers dan wat de beste
scenarist had kunnen schrijven. Ik begon aan
de Filmacademie met het idee de werkelijkheid
te moeten vormgeven. Ik studeerde af met een
andere overtuiging; ik stond aan het begin van
een carrière waarin ik iedere keer weer in dat
productiebusje zal zitten met de gedachte om
eruit te springen, wachtend op datgene wat ik
gewapend met filmapparatuur moet vangen.
Afgelopen winter zat ik in een productiebusje.
Ik wierp een steelse blik op het portier. Wat
een verschrikkelijk moeilijk vak, dat verhalen
destilleren. Toch was het niet springen het weer
meer dan waard.
Het zal nooit helemaal overgaan, maar bij mijn
komende film ga ik met overtuiging het risico
van het blijven zitten aan. Wie weet hoe de
werkelijkheid nu weer uit de hoek komt.
Hoe hoger de inzet, des te interessanter de vertelling. Ik kom steeds meer tot de conclusie dat
je niet zozeer open moet willen onderzoeken
tijdens het filmen, maar juist heel gericht moet
durven vinden. Het is de enige manier om een
vertelling te destilleren uit de grillige veelzijdigheid van de wereld die voorbij raast.
Laura Hermanides (1989) studeerde in 2012 af aan
de Nederlandse Filmacademie. Ze maakte de korte
film Open Monden, waarin ze met haar moeder,
de kunstenares Barbara Broekman, praat over
seksualiteit in de samenleving. Wij zijn er klaar
voor werd genomineerd voor de Eindwerkprijs
van de NFA.
Ik wil daarmee niet zeggen dat filmmakers
alleen rigide betogen moeten houden. Er mag
zeker aan de poorten van hun afgebakende
waarheid worden gerammeld. Maar zonder
Mediafonds oktober 2014 609 – cultuur en media 39