leveren in het loskomen van haar moeder. Emancipatie op macroniveau versus emancipatie op microniveau. Was dat het kleine verhaal waar ik naar op zoek was? Socrates zei ooit dat de mens nooit in staat zal zijn zinnige uitspraken over de mensheid te doen. Wij kunnen immers ‘de ander’ nooit kennen. Gelukkig is er één uitzondering, één proefpersoon die we van binnen naar buiten kunnen onderzoeken: jezelf. En als je die proefpersoon goed onderzoekt dan kun je misschien, heel misschien antwoorden vinden die meer algemeenheid met zich meedragen dan je in eerste instantie zou denken. Voor mij gaat de film allang niet meer over feminisme. Het gaat over het proces van loslaten tussen een moeder en een dochter (en de humor, schuldgevoel, verdriet, en alle andere facetten die erbij komen kijken.) Ik ben nooit bezig geweest met algemeenheden, ik hield me niet eens bezig met wat de waarheid was. Het ging om mijn visie en mening, ten opzichte van andere visies en meningen, de waarheid was niet interessant. Maar toen het NRC Handelsblad kopte met ‘Mea de Jong laat zien dat het persoonlijke nog steeds politiek is’ werd ik gelukkig bevestigd dat de uitdaging die ik met mijzelf was aangegaan, gelukt was. Ik had één voorbeeld gevonden, één klein verhaal wat ik van binnen naar buiten kende en kon laten zien. En uiteindelijk was dat wat mensen herkenden, niet alleen meisjes van mijn leeftijd,maarik zag zelfsgrote oude behaarde mannen zachtjes snikkend de zaal uitlopen. Voor de research van mijn volgende film ging ik naar een lezing van Rutger Bregman. Anderhalf uur heb ik moeten luisteren aanhoren datnaar hoe alle Nederlanders een verkeerd wereldbeeld hebben. Hoe Dat jij, ik en iedereen ons leven verkeerd invullen, bewezen door de unieke combinatie avan onderzoeken van gerenommeerde universiteiten die hij had gevonden. Hij predikte de waarheid. Eenmaal buiten voelde ik voor het eerst een opluchting dat ik een kunstopleiding had gedaan. Dit was geen waarheid. Het waren persoonlijke fascinaties, door middel van generalisaties, hypotheses en random onderzoek beargumenteerd als waarheid. Ik voelde me niet aangesproken en werd er zelf agressief van dat het van mij gevraagd werd om dat wel te zijn. Als dit waarheid is dan heeft deze waarheid geen waarde voor mij. Geef mij maar de naakte persoonlijke visie van een kunstenaar. Want voor mij zit daar uiteindelijk meer waarheid in dan de wetenschap ooit kan hebben. Mea Dols de Jong (1988) werkte als actrice, studeerde filosofie en studeerde in 2014 af aan de Filmacademie. Ze schrijft voor NRC Next; de film is geselecteerd voor IDFA 2014. Opportunisme, ego en overmoed Door Willem Baptist Op 9 mei organiseerde het Mediafonds een conferentie over (het gebrek aan) experiment in documentaire. Is de Nederlandse documentaire te braaf geworden? Is er voldoende ruimte voor autonomie en experiment? Zijn we niet te veel naar binnen gericht, kijken we voldoende naar de ontwikkelingen in het buitenland? Zelf wierp ik de vraag op die ik regelmatig op buitenlandse festivals krijg voorgeschoteld: ‘Wat is er toch aan de hand in Nederland, vroeger maakten jullie zoveel gewaagde films?’ Die vraag had voor mij extra betekenis, toen ik in Nyon de fascinerende bizarre korte documentaire IR Planet (2014) zag, waarin de maker een aantal gevangen krabben los laat in zijn hotelkamer. We mogen ze vervolgens gedurende de hele film in infraroodbeeld observeren. Een soortgelijke ervaring had ik ook bij het zien van de bekroonde documentaire Leviathan (2012) op IDFA, waar ons zonder enige voice-over met tientallen kleine Go-Pro camera’s van akelig dichtbij de visvangst op zee wordt getoond. Recentelijk draaide het visueel indrukwekkende, non-verbale en op 70mm gedraaide Samsara (2011) nog in EYE. Zouden dit soort documentaires met participatie van een omroep in Nederland gemaakt kunnen worden? Eén van de aanwezige eindredacteuren in de zaal gaf tijdens de conferentie aan dat de instroom aan gedurfde plannen nogal te wensen overliet en beaamde dat makers een verantwoordelijkheid hebben. Een script-editor bekende dat het haar taak was magere filmplannen op te poetsen naar een niveau waarmee een fondstoekenning zo goed als gegarandeerd zou zijn. Ze pleitte ervoor dat haar baan overbodig zou worden gemaakt. In de wandelgangen opperde één van de aanwezige producenten: ‘De truc van het geld aanvragen hebben we onder de knie, nu nog goede films maken.’ Voor degenen die iets hoopten op te steken over het huidige documentaireklimaat in Nederland was het een contrastrijke dag, waar echter ook hoop en betrokkenheid doorklonken. Het zijn de onderscheidende artistieke signatuur en de wil om een persoonlijke statement te maken die ik mis in de Nederlandse documentaire. Ik wil als maker en kijker verrast en geprikkeld worden door de zienswijze en de stijl van de auteur – het is in de documentairefilm niet anders dan bij een goede roman of speelfilm. Soms wil je gewoon dat een kijkervaring de wereld op zijn kop zet, zoals we letterlijk kunnen zien in ¡Vivan las Antipodas! (2011). Liever vaker een spectaculair mislukt statement, waar de vonken van af springen, dan goed gemaakte degelijkheid. De Chileense cineast Alejandro Jodorowsky stelde ooit: ‘Most directors make films with their eyes; I make films with my testicles’. Kijk, daar kun je tenminste iets van vinden. Naar mijn gevoel ligt het probleem diep. Natuurlijk hebben degelijk gemaakte films bestaansrecht binnen het Nederlandse 38 609 – cultuur en media oktober 2014 Mediafonds documentairelandschap. Maar zouden we niet het auteurschap onder makers moeten cultiveren en artistieke durf, eigenheid en succes daarin meer moeten waarderen? Is er überhaupt voldoende oog voor artistiek succes in Nederland? Als je een succesvolle korte documentaire hebt gemaakt kijkt in het internationale circuit niemand raar op als je daarna een lange film voor ogen hebt. In Nederland lijkt soms een andere maatstaf te worden gehanteerd. Zo lijkt een maker met, laten we zeggen, drie internationaal bekroonde korte documentaires minder mogelijkheden te hebben dan een maker met twee of drie langere films die ons land amper weten te ontstijgen. En als de financiële druk hoog is voor makers dan staat meer productiviteit met minder risico’s vaak boven het aangaan van experiment. Als ik zelf aan een nieuw project begin spelen verbeelding en fantasie een centrale rol. Hoe je iets vertelt vind ik net zo belangrijk als waarover je iets vertelt. Een roman lees je toch ook niet hoofdzakelijk omwille van het onderwerp? Met de jeugddocumentaire Ik ben echt niet bang! (2010, VPRO) wilde ik een bescheiden epos maken over een jongetje dat de dood Ik ben echt niet bang! 2010 probeert te bezweren – old school gedraaid op 18 rollen 16mm, met droomsequenties, het doorbreken van de vierde wand en geïnspireerd door westernklassiekers. Ondanks de aanvankelijke huiveringen van producent en omroep (‘Waarom zou je anno nu op zo’n oud medium willen draaien? Is dat niet erg risicovol?’) ging iedereen akkoord – met het compromis dat een cinemascope beeldverhouding voor een televisiedocumentaire geen optie was. Met Wild Zwijn (2013, NTR), maakte ik zonder echte hoofdpersonages mijn gestileerde Twin Peaks op de Veluwe, met zeer bescheiden technische middelen. Ik stel dat budgettaire beperkingen er steevast voor zorgen dat ik, tot nu toe, de uitvoering van mijn artistieke visie vaak moet inperken. Ik ben dan ook dikwijls stiekem een beetje jaloers als ik dramaregisseurs zie uitpakken. Het realiseren van mijn films gaat overigens niet zonder worstelingen. Veelgehoorde en goedbedoelde kritiek op mijn filmplannen is dat ze te pretentievol zouden zijn, te ambitieus. Ik denk dan aan Werner Herzog die een schip over een berg sleepte voor zijn film Fitzcarraldo (1982) of aan de vraag die hij durfde te stellen ‘Is there such thing as insanity among penguins?’ in Encounters at the End of the World (2007). Wie zijn films wil maken, inclusief gênante gedachtekronkels, dient over voldoende opportunisme, ego en overmoed te beschikken. Opportunisme omdat het vertrouwen in je wordt gesteld dat je een film kan maken en dat dus ook vrijheid oplevert. Ego omdat je als maker de enige bent die in staat is het beoogde verhaal op eigen unieke wijze te vertellen, hierin schuilt dan ook de meerwaarde van een auteursdocumentaire. Overmoed, omdat zonder het brandende verlangen om jezelf uit te dagen en risico’s aan te gaan, inclusief de angst om te falen, je per definitie afstevent op braafheid. hij opzichtig een einde zou maken aan deze verspilde nacht. ‘It’s better to burn out than fade away’ Highlander Uit onverwachte hoek kwam de redding. Dat waar ik al die tijd naar op zoek was geweest diende zich aan. De geluidsman biechtte tijdens ons laatste diner zijn sympathie voor de Occupy beweging op. De beweging vormde een knagend geweten en het was aan ons om het geweten te erkennen. Hij kwam tot de conclusie dat wij als generatie meer dan ooit betekenisvol willen zijn, maar ook meer dan ooit niet weten hoe we dat moeten doen in deze complexe, klein geworden wereld met onoplosbaar grote problemen. Omdat het zo terloops gebeurde en op een ander moment dan ik had gedacht, miste ik bijna het sleutelmoment van de film. Willem Baptist is alumnus van de Willem de Kooning Academie in 2009. Zijn werk was op verschillende internationale festivals te zien. Ik ben echt niet bang! won de Kinderkast Jury Prijs tijdens het 25ste Cinekid festival. Wild Zwijn werd genomineerd voor een Gouden Kalf. Het risico van blijven zitten Door Laura Hermanides Op vrijdag 18 november 2011 lag ik met de vier crewleden van mijn eindexamenfilm in een tweepersoonstentje in het Occupy-kamp op het Beursplein. Vergeefs hadden we het terrein afgespeurd naar naïeve idealisten. We waren enkel een verdwaalde corpsbal tegengekomen, die vooral geïnteresseerd was in onze fles wodka. Het was ijskoud en we waren nog geen stap verder. Ik had te doen met de cameravrouw op haar lekke luchtbed. De crewleden vroegen zich af wat we hier in godsnaam deden. De volgende ochtend opende de geluidsman neuriënd de tent, zich verheugend op zijn Breakfast Burger van de Burger King waarmee Het verzet van de crew was het startpunt van mijn eindexamenfilm Wij zijn er klaar voor (NFTA, 2012). Ik vermoedde dat de Occupy-beweging in Nederland binnen de kortste keren als grote aanfluiting zou worden afgeschreven. Dus besloot ik de sceptische crew tot protagonist van de film te maken, als contrast met de idealistische twintigers van de Occupy-beweging. Met de vloekende geluidsman, de onverschillige producenten en de giechelende cameravrouw zou het publiek zich kunnen identificeren. Ik zette het geld van de academie en de omroep in op de door mij verwachte ontwikkeling van de crewleden; zij zouden zich, door de confrontatie met de idealistische generatiegenoten, toch achter de oren gaan krabben over hun gebrek aan idealisme. Tot dan toe maakte ik films waarin losse onderdelen samenkwamen in mijn overkoepelende puzzel. De ontwikkeling zat enkel in de vormconstructie. Bij mijn eindexamenfilm waagde ik voor het eerst de sprong naar het risico van leunen op de werkelijkheid; de vertelling van de film was afhankelijk van een verandering bij de crew. De ontwikkeling moest uit zichzelf plaatsvinden. Maar zonder verandering geen interessante film. Tegen het einde van de draaiperiode zat ik met mijn handen in het haar. De crew leek alleen iets onverschilliger jegens Occupy. De vertelling was daarmee hopeloos verloren. Waarom was ik zo stom geweest mijn film volledig te laten afhangen van een ontwikkeling die zich voor de camera moest voltrekken bij de meest oncontroleerbare, eigenzinnige types?! Mijn film was gedoemd te mislukken. Ik overwoog na de McDrive uit het rijdende busje te springen. Boven: We zijn er klaar voor, 2012 Onder: Na de opnames van We zijn er klaar voor bij de Occupy-beweging in Amsterdam uitgesproken uitgangspunt kom je nergens. Met vragen zonder gedegen aannames zijn antwoorden betekenisloos. Want ze hebben geen consequentie. Dit is geen pleidooi tegen het vormgeven in film, integendeel. Het gaat om een volgorde van denken. Vorm en inhoud zijn gelijk aan elkaar, vorm is net zozeer vertellend als inhoud, maar vorm vormt zich naar wat het moet vangen. Als ik inhoudelijk weet waar ik naar op zoek ben, kan ik de sleutelmomenten herkennen die de werkelijkheid mij biedt. Het experiment in film zit in hóe je vervolgens die momenten vangt. Hoe helderder het uitgangspunt en hoe kernachtiger het verhaal, hoe vertellender de filmische vorm. De strijd zit voor mij in het simpel houden van de verhaallijn. Tijdens het maken van een documentaire kom je in de ruis van alledag terecht, waar zich tientallen subthema’s voordoen en nieuwe verhaallijnen zich constant aandienen. De opgave is met een risicovolle verwachting op stap durven gaan. Dan begint het experiment. Hoe smaller het gebied, hoe scherper de blik, hoe betekenisvoller de gebeurtenis. Als je herkent wat je zoekt dan beloont de werkelijkheid je met iets mooiers dan wat de beste scenarist had kunnen schrijven. Ik begon aan de Filmacademie met het idee de werkelijkheid te moeten vormgeven. Ik studeerde af met een andere overtuiging; ik stond aan het begin van een carrière waarin ik iedere keer weer in dat productiebusje zal zitten met de gedachte om eruit te springen, wachtend op datgene wat ik gewapend met filmapparatuur moet vangen. Afgelopen winter zat ik in een productiebusje. Ik wierp een steelse blik op het portier. Wat een verschrikkelijk moeilijk vak, dat verhalen destilleren. Toch was het niet springen het weer meer dan waard. Het zal nooit helemaal overgaan, maar bij mijn komende film ga ik met overtuiging het risico van het blijven zitten aan. Wie weet hoe de werkelijkheid nu weer uit de hoek komt. Hoe hoger de inzet, des te interessanter de vertelling. Ik kom steeds meer tot de conclusie dat je niet zozeer open moet willen onderzoeken tijdens het filmen, maar juist heel gericht moet durven vinden. Het is de enige manier om een vertelling te destilleren uit de grillige veelzijdigheid van de wereld die voorbij raast. Laura Hermanides (1989) studeerde in 2012 af aan de Nederlandse Filmacademie. Ze maakte de korte film Open Monden, waarin ze met haar moeder, de kunstenares Barbara Broekman, praat over seksualiteit in de samenleving. Wij zijn er klaar voor werd genomineerd voor de Eindwerkprijs van de NFA. Ik wil daarmee niet zeggen dat filmmakers alleen rigide betogen moeten houden. Er mag zeker aan de poorten van hun afgebakende waarheid worden gerammeld. Maar zonder Mediafonds oktober 2014 609 – cultuur en media 39
© Copyright 2024 ExpyDoc