4 deVerdieping VRIJDAG 21 FEBRUARI 2014 Trouw Iedereen kan roepen dat de zorgkosten omlaag moeten, maar hoe voorkomen artsen onnodige behandelingen? Laatste deel van een serie: aankomend artsen en hun opleiders in het Nijmeegse Radboudziekenhuis. tekst Edwin Kreulen Goed doorvragen doet wonderen D e man aan de telefoon midden in de nacht wordt echt woedend: “Mijn vriendin crepeert van de pijn. Weet jij wel dat dit in onze familie eerder verkeerd is afgelopen?” Iets later vervolgt hij: “En trouwens, het heeft alles van een blindedarmontsteking. Als de sodemieter de auto in, jij.” De uit zijn bed gebelde dokter geeft, na een paar weigeringen, toch maar toe: “Ik ben over een half uur bij u.” De beller: “Moet dat zo lang duren?” Einde van het radiofragment dat zes Nijmeegse vierdejaarsstudenten geneeskunde voorgelegd krijgen bij hun werkgroep communicatie voorafgaand aan een co-schap. “Wat vonden jullie nou van dit gesprek?” wil hun docente weten. “Moeilijk hoor, je komt er niet tussen bij zo’n beller”, zegt de een. Bedreigend, vindt de ander. “Waarom doet zo’n man zo?” Het blijft even stil, dan zegt een medestudent: “Die mededeling van die man dat er in de familie eerder iets was misgegaan, daar had deze arts van mij wel wat eerder op mogen ingaan”. Dat komt dicht bij wat de docente bedoelt. “Zoals hij ook had kunnen uitleggen wat de verschijnselen zijn van een blindedarmontsteking. Bedenk goed, deze man gedraagt zich agressief. Maar agressie is een secundaire emotie. Daarachter zit zijn angst. Als je op de inhoud ingaat en op de emotie daarachter, kom je als arts verder. Dan kun je geruststellen, en is de kans groot dat die visite niet meer hoeft.” Een van de aankomend artsen houdt zijn bedenkingen. “Ik betwijfel echt of deze beller dan niet meer zou eisen dat je naar hem toekomt.” Dat kan de docente ook niet garanderen. “Toch blijkt vaak dat mensen daarna heel anders praten. En je kunt ook toegeven als iemand echt heel ongerust is. Hoewel je in dit geval iemand eerder zou laten langskomen op de huisartsenpost, een visite kost veel tijd en doe je vooral als iemand zelf niet kan komen.” Deze communicatietrainingen zitten nu ruim tien jaar ingebouwd in de onderwijsblokken die de ouderejaars in Nijmegen rond hun co-schappen krijgen. Besprekingen van videoen radiofragmenten, maar ook trainingen met acteurs die allerlei verschillende mensen spelen – van de praatzieke tot de boze patiënt, én Veel onderzoeken wijzen uit dat beter praten met de patiënt leidt tot betere gezondheidsresultaten de lastige opleidende arts. Over een jaar zullen deze studenten ook moeilijke gesprekken oefenen, zoals met de eisende patiënt die in het radiofragment terugkomt. Nee zeggen is een kunst die dokters moeten verstaan, maar er gaat iets aan vooraf, vinden ze in Nijmegen. Dat blijkt een paar kamers verder waar zo’n 35 jongerejaars studenten een andere oefening evalueren. Ze moesten in kleine groepjes bij ‘simulatiepatiënten’ – acteurs – de anamnese afnemen, het vraaggesprek voeren waarbij alle relevante gegevens op tafel komen. Met bijvoorbeeld een patiënt die hoofdpijn heeft en misschien wel een scan wil. En met voor deze keer een ongewone opdracht: begin niet direct te vragen naar die ene lichamelijke klacht, maar voer het gesprek zo ruim mogelijk, probeer te achterhalen wat er leeft bij de patiënt. “Moeilijk is dat”, geeft een van hen toe. “De ene patiënt wil graag iets vertellen over de situatie thuis, de ander juist helemaal niet.” Anderen hebben eenzelfde ervaring. “Sommige vragen komen te vroeg, dan moet je bij patiënten eerst nog vertrouwen winnen. En de standaardvraag ‘wat verwacht u van mij’ werkt ook lang niet altijd goed.” Niet soft Huisarts Evelyn van Weel-Baumgarten en interniste Petra van Gurp zijn verantwoordelijk voor de leerlijnen ‘communicatie en consultvaardigheden’ en ‘professioneel gedrag’. “Er zijn steeds meer onderzoeken bekend waaruit blijkt dat een betere communicatie met de patiënt leidt tot betere gezondheidsuitkomsten”, zegt Van Weel. “Dit is geen softe business.” Beide opleiders hebben in hun eigen studietijd niet geleerd hoe je een patiënt ‘nee’ moet verkopen bijvoorbeeld bij aanvullend onderzoek wat onnodig lijkt. “Je vond de ene opleider beter dan de andere, en dan sprak je over de botte versus de aardige arts”, zegt Van Weel (64). “Maar die aardige arts, als je daarover na ging denken, dat was er een die medisch-technische kennis combineerde met een goede communicatie. Die er snel achterkwam wat er werkelijk speelde. Dat was wel iets wat artsen vroeger minder aanleerden.” De student die aanhoudend geen enkel benul van communicatie toont, kan van de opleiding geweerd worden – maar dat gaat maar om een enkeling. Volgens Van Gurp straalden artsen vroeger wel ‘nee’ uit, maar niet op een effectieve wijze. “Ik weet nog dat ik voor mijn examen chirurgie een patiënte moest begeleiden die een galblaasoperatie moest ondergaan. Die mevrouw zei ‘u bent de eerste die tijd voor mij heeft. Voor de anderen telt alleen mijn galblaas. Maar weet u, ik maak me zorgen om een knobbel in mijn borst.’ En die knobbel bleek er inderdaad te zitten. Vroeg ontdekken kan een hoop kosten en leed voor de patiënt schelen. Ik ging schoorvoetend naar mijn hoogleraar en meldde dat. Hij zei er niets van, maar voor dat examen kreeg ik wel een hoog cijfer.” De focus die artsen vaak hebben op dat ene orgaan waarover de patiënt klaagt, kan ook hun valkuil zijn. Dat merkte Van Gurp later zelf toen ze een oudere patiënt onderzocht – hij had voetklachten en koorts. “De voet leek goed, dus hij kon weer naar huis. Kreeg ik de volgende ochtend bericht dat hij ’s nachts in allerijl was opgenomen voor een longontsteking. Ik schaamde me kapot.” Begin dus te kijken naar de hele patiënt, zegt Van Gurp – net als de oefening die de jongerejaars net deden. “Ik vraag altijd: wat verwacht u van mij vandaag?” Maar kost dat niet een hoop tijd? “Soms misschien wel, maar het kan je ook tijd besparen. Zoals die beroemde vraagmet-de-hand-aan-de-deurknop, als je denkt dat het consult eigenlijk al klaar is. Neem de diabetespatiënt die pas op dat moment meldt dat hij een wondje aan zijn voet heeft. Moet je weer wachten tot de schoenen en sokken uit zijn. Dat voorkom je met een vraag in het begin, nadat iemand een klacht meldt: ‘is dat het, of is er nog meer?’ Uiteindelijk is dat kostenbesparend. ‘Ja’ zeggen tegen het hele verhaal van de patiënt betekent ‘nee’ zeggen tegen een hoop extra onderzoek. Ook tegen de eis om aanvullend onderzoek. Wat je overigens best kunt weigeren als iemand echt blijft volhouden. Wilt u naar een andere dokter? Natuurlijk, kan ik u daarbij helpen? Ik kan in elk geval de bestaande onderzoeken opsturen, dat scheelt dubbel werk en een patiënt wil niet te veel stralingsbelasting. Maar zo’n discussie kost tijd, het is beter die situatie voor te zijn.” Toen Van Gurp (48) zo’n vijftien jaar geleden begon als internist, was het zeer ongebruike- De opleiders Evelyn van Weel-Baumgarten (64) haalde haar artsexamen in 1974 en werd het jaar daarop huisarts. Sinds 1987 verzorgt ze daarnaast onderwijs gericht op communicatie en consultvaardigheden in het Radboud UMC. Petra van Gurp (48) volgde haar artsopleiding in Nijmegen en is sinds 1998 internist in het Radboud UMC. Sinds vier jaar coördineert ze de lijn ‘professioneel gedrag’ in de masterfase van de geneeskundestudie. ‘Ik vraag altijd: wat verwacht u van mij vandaag? Soms kost dat meer tijd, maar het kan je ook tijd besparen.’ lijk om ‘lastige’ patiënten onderling te bespreken. “De patiëntenbesprekingen gingen over medisch-technische zaken. Aan elkaar vragen ‘ik heb nu iemand die maar niet lijkt te begrijpen wat ik wil, hoe zou jij dat aanpakken?’ deed je niet. Nu doen we dat standaard elke week.” De eerste jaren van de Nijmeegse geneeskundestudie worden volgend jaar herzien en daarin krijgt het ‘patiëntenperspectief’ nog meer aandacht. Studenten krijgen de mogelijkheid een patiënt uitgebreid te volgen rond de periode dat deze het ziekenhuis bezoekt. Ook thuis, als het even kan. Om alle aankomend artsen beter te laten begrijpen dat je effectiever bent als je de patiënt beter begrijpt. “Je hoeft als arts heus niet het hele leven van de patiënt te bespreken. Maar soms kan dat wel relevant zijn, zegt Van Weel. “Je kunt tegen iemand zeggen dat hij twee keer per dag een medicijn uit de koelkast moet halen en innemen. Maar als je dan niet weet dat iemand vrachtwagenchauffeur is en de hele dag op de weg zit, is de kans groot dat die pillen helemaal niet ingenomen worden. En dat je de volgende keer denkt dat de pillen niet werken, dus dat de dosis omhoog moet. Vraag je daar wel naar, dan bespreek je samen hoe je zoiets kunt aanpakken, zo bespaar je kosten en verhoog je de kwaliteit van de zorg.” De grote kunst, zo zeggen beide opleiders, is ervoor te zorgen dat de aankomend artsen het aangeleerde gedrag volhouden. “Natuurlijk, je moet je deels ook aanpassen aan de collega’s”, zegt Van Weel. “Maar daarom blijven wij deze werkgroepen geven ook na de co-schappen.” De vierdejaars zijn inmiddels toe aan het rollenspel met de boze patiënt. Veertig minuten heeft deze ‘meneer Timmermans’ moeten wachten en dat laat hij de student omstandig weten, terwijl zij hem snel willen onderzoeken. Met dit argument krijgt ze meneer Timmermans uiteindelijk stil, na een paar keer vergeefs uitleggen dat spreekuren echt niet elke dag uitlopen. In de nabespreking zegt de acteur die meneer Timmermans speelde: “Als hij direct een excuus had gekregen dat van harte was, dan was het nog sneller gegaan.” Dit is de laatste aflevering in de serie over nee zeggen in de spreekkamer. De eerste drie delen verschenen op 25 en 30 januari en 10 februari.
© Copyright 2024 ExpyDoc