BEPALING VAN ETHYLEEN- EN PROPYLEENGLYCOL I N AFVALWATER MET BEHULP VAN GASCHROMATOGRAFIE D.B.W./RIZA werkdocument nr. 89110X BinnenwaterenEIZA deling laboratoria J. Gerrissen lystad, februari 1990 BEPALING VAN ETHYLEEN- EN PROPYLEENGLYCOL IN AFVALWATER MET BEHULP V A N GASCHROMATOGRAFIE D.B.W./RIZA werkdocument nr. 89110X Dienst BinnenwaterenfiIZA Afdeling laboratoria E.J. Gerrissen Lelystad, februari 1990 Inhoudsopgave pagina 1. Samenvatting 2. lnleiding 3. 3.1 3.2 3.3 Opzet onderzoek Middelen en werwijzen Behandeling kolommateriaal Invloed adsorptie van glycolen 4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 Resultaten Adsorptie Herhaalbaarheid Optimalisering van de instrumentele condities Scheiding Conclusies 5. . Bepalingsvoorschrift 5.1 Werkwijze 5.2 Toepassingsgebied 5.3 Toetsing aan praktijkmonsters 6. Literatuur Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage 1: afstand naaldtip-kolompakking 2: toevoegen mierezuur 3: herhaalbaarheid analyse glycolen 4: invloed injectiepoorttemperatuur 5: invloed glaswol in injectiepoort 6: andere verbindingen in chromatogram 7: Analysevoorschrift 1 1. SAMENVATTING Door een onderzoek van de hoofdafdeling RIZA naar de lozing van afval\vater door autosloperijen ontstond de vraag, naar een bepalingsmethode voor ethyleenglycol en andere glycolen. Analyses van glycolen met behulp van gaschromatografie zijn vaak problematisch door adsorptie van glycolen aan het kolommateriaal enlof het dragermateriaal (glaswand) van de stationaire fase. Om te bepalen of er voor de in het onderzoek betrokken glycolen (ethyleenglycol en propyleenglycol) sprake was van adsorptie is gebruik gemaakt van de theorie zoals die door Ackman is opgesteld. Ackman gaat ervan uit dat de response voor een verbinding van een vlamionisatiedetector theoretisch te berekenen is op basis van de mate van de "beschikbaarheid" van het aantal koolstofatomen die de verbinding bevat (relatieve molaire respons). Hoewel uit het is gebleken dat het gebruikte systeem enige. mate van adsorptie opleverde kon een en ander niet verklaard worden met behulp van de theorie van Ackman. Ondanks het optreden van adsorptie is het mogelijk gebleken een bepalingsmethode voor ethyleenglycol en propyleenglycol op te stellen. De aantoonbaarheidsgrens van de methode is voor beide glycolen ca. 1 m a . 2. INLEIDING Het analyseren van glycolen m.b.v. gaschromatografie is problematisch, omdat deze verbindingen veelal adsorptie vertonen aan zowel het dragermateriaal van de stationaire fase als aan het kolomrnateriaal (glaswand). Bovendien kan de matrix van de monsters (industrieel afvalwater) nog een storende invloed hebben op de analyse. Om problemen zoals adsorptie van d e glycolen en matrixeffekten van de monsters te vennijden is afgezien van het gebruik van een cavillaire kolom. D e ondenochte glycolen, narnelijk ethylee~glycol(1,2 - ethaandiol) en propyleenglycol (1,2 propaandiol) worden industrieel op verscheidene manieren Re. . bruikt. Ethyleenglycol wordt 0.a. gebruikt als antivries in koel- en verwarmingssystemen, in vloeistoffen van hydraulische remsystemen, als oplosmiddel bij de fabricage van verf en kunststoffen, bij de synthese van explosieven en als grondstof voor de fabricage van synthetische vezels (Terylene, Dacron) en synthetische wassen. Propyleenglycol wordt 0.a. gebruikt als antivries in koelsystemen van brouwerijen en van de voedingsmiddelenindustrie, als oplosmiddel voor pharmaceutische producten, als vervangingsmiddel van ethyleenglycol en glycerol, in de fabricage van kunststoffen en als desinfectans van lucht (verneveling). Ethyleenglycol wordt op grote schaal gefabriceerd door hydratatie .van' eihyleenoxide. Propyleenglycol wordt industrieel geproduceerd uit propyleen (verkregen door kraken van propaan). Ethyleenglycol is zeer giftig. Voor mensen geldt een LD waarde van ongeveer 1,4 mlkg. In tegenstelling tot ethyleenglycol is propyleenglycol niet giftig. - 3. OPZETONDERZOEK 3.1 Hulpmiddelen en werkwijzen Chemjcalien Ethyleenglycol; Baker, Analyzed Reagent, art. nr. 7037. Propyleenglycol Fluka-purris p.a. art.nr. 82280. Van bovenstaande verbindingen zijn standaardoplossingen bereid in gedemineraliseerd water. Apparatuur Gaschromatograaf HP 5890 (Hewlett Packard), voorzien van een vlamionisatiedetector met helium als dragergas voor de kolom. Glazen kolom, 0,90 m x 2 mm I.D., gepakt met 0,8 % THEED (tetrahydroxyethylethyleendiamine) o p Carbopack C 80-100 mesh. Volgens specificaties van de fabrikant zou dit pakkingsmateriaal speciaal ontwikkeld zijn voor de analyse van glycolen (met een laag molecuulgewicht) in verdund waterig milieu (1). Tenzij anders vermeld zijn de volgende gaschromatografische condities gebruikt: gassnelheid : 20 mllmin injectietemp. : 115" C oventemp. : 115" C detectortemp. : 125" C injectievolume : 2 pl lnjectiemethode Gekozen is voor een rechtstreekse injectie van het monster zonder monstervoorbehandeling, omdat ethyleenglycol en ook propyleenglycol polaire verbindingen zijn en derhalve moeilijk te extraheren uit water. 3.2 Behandeling kolommateriaal Maximum temperatuur De maximum temp. van de injectiepoort wordt beperkt door de maximum temp. van de stationaire fase (THEED); deze bedraagt 125" C. - Afstand naaldtip kolommateriaal (zie bijlage 1) De afstand tussen de naaldtip van de injectiespuit en het kolommateriaal moet ongeveer 1.2 h 1,9 cm bedragen. Als de afstand groter wordt dan neemt de kans o p adsorptie van glycolen aan de glaswand toe, waardoor het effect van "ghost peaks" toeneemt. Gebruik van glaswol Het normale gebruik van gesilaneerd glaswol moet worden vermeden vanwege de kans op adsorptie van glycolen (ghost peaks) aan het glaswol. Monteren en demonteren van de kolom THEED oxideen snel bij hogere temperaturen. Voorafgaand aan het conditioneren van de kolom bij de max. temp. (125" C) moet eerst d e in de kolom aanwezige zuurstof verwijderd worden (door leiden van draaggas bij kamertemperatuur gedurende 30 minuten). Dit geldt zowel voor nieuwe kolommen als bij het opnieuw in gebruik nemen van een kolom. Onderhoud van de kolom Na een groot aantal waterinjecties neemt de kolom in kwaliteit af; zichtbaar door toename van het memory effect. Dit kan hersteld worden door 2 13 cm van de kolompakking aan de kant van de injectiepoort te vervangen. Bij het venvijderen van de kolom uit de gaschromatograaf en vervangen van een septum dient er eveneens rekening mee t e worden gehouden, dat eerst evt. zuurstof uit de kolom verwijderd wordt. In het algemeen: 1) eerst GC-oven afkoelen tot kamenemperatuur 2) draaggas afzetten 3) wachten tot het systeem niet meer onder overdruk staat (geen glaswol!) Detector Detectortemperatuur niet hoger dan 125" C. Door bleeding e n ontleding van de stationaire fase in de detector zal de achtergrond van het detectorsignaal drastisch toenemen. (zie punt 5.1 opmerking ZERO) Draaggas Zuurstof, aanwezig in het draaggas, beschadigt de stationnaire fase (THEED) bij gebruikstemperatuur (115" C). Gebruik draaggas waarin niet meer dan 1 p.p.m. zuurstof voorkomt of gebruik gaszuivering. 3.3 lnvloed adsorptie van glycolen Memory effecten zijn een veel voorkomend verschijnsel bij d e analyse van glycolen. Ook in chromatogrammen opgenomen op de in dit onderzoek gebruikte kolompakking waren deze verschijnselen waarneembaar. Om te bepalen of deze effecten veroonaakt worden door adsorptie van de in het onderzoek betrokken glycolen, aan het dragemateriaal van de stationaire fase of aan de glaswand van de kolom ("tubing") is gebruik gemaakt van de theorie dat voor een vlamionisatiedetector correctiefactoren voor organische verbindingen theoretisch te berekenen zijn. Uitgegaan is van de theorie zoals die door Ackman (3) is opgesteld. Ackman gaat uit van de relatieve molaire response. Uitgangspunt voor Ackman is het feit dat de respons van een vlamionisatiedetector door het C-gehalte van een molekuul wordt bepaald. In formule betekent dit: RMR = ni x %C x 1,1919 Waarin: RMR = relatieve molaire respons n, = aantal C-atomen in het molekuul %C = percentage koolstof in het molekuul. Voor heptaan geldt bijv. - 4 RESULTATEN 4.1 Adsorptie Met de formule, beschreven onder 3.3, is voor een aantal verbindingen, die onder standaardcondities in het chromatogram voorkomen, de RMR berekend (zie tabel 2). Uit de RMR is berekend wat voor deze verbindingen de "relatieve respons per gewichtseenheid (gram) is. Analyseren van heptaan op deze analytische kolom is door het polariteitsverschil tussen heptaan en de stationaire fase niet mogelijk. Daarom is hier uitgegaan van isobutylalcohol ( Zmethylbutanol) als basis voor het vaststellen van een "responsfactor".)(f,,, Uit metingen van de verbindingen is de respons per gewichtseenheid (gram) bepaald. Deze zijn, eveneens op basis van Na vergelijking isobutylalcohol, omgerekend naar de "responsfactor" (f ,). van de berekende en gemeten responsverschillen zijn m.b.v. d e "relatieve respons per gewichtseenheid" de gemeten RMR-waarden bepaald. Ni %C 2-methylbutanol 2-propanol butanol ethylacetaat butylacetaat pentylacetaat ethyleenglycol propyleenglycol 5 3 4 4 6 7 2 3 BEREKEND GEMETEN Mol.wt RMR resp.1 fber resp.1 fgem gram gram (1) (2) RMR 84 59,96 64.81 54.53 62,04 64.60 38.70 47.40 (1) relatieve respons per gram (2) respons per gram x103 Conclusies De gemeten responsfactoren voor beide glycolen zijn kleiner dan de berekende factoren, of we1 RMR gemeten > RMR berekend. Voor beide verbindingen zijn er aannemende dat de referentieverbindingen niet adsorberen dus geen aanwijzingen dat er adsorptie plaatsvindt. In dat geval hadden de gemeten responsfactoren groter dienen te zijn dan de berekende faktoren ofwel RMR gemeten < RMR berekend. Het voorkomen van "ghost peaksykan dus niet verklaard worden uit een adsorptie van glycolen aan het dragermateriaal van de stationaire fase of aan het kolommateriaal. Omdat de aanwezigheid van "ghost peaks" de analyse van glycolen stoort is nagegaan of het toevoegen van een overmaat van een component, die v66r de glycolen door .de kolom elueert, het ontstaan van "ghost peaks" tegengaat. Toevoegen van mierezuur Door toevoegen van mierezuur (1%)aan een standaardoplossing van beide glycolen in demiwater is een duidelijke afname van het memory effekt waar te nemen, zoals te zien is in de in bijlage 2 afgebeelde chromatogrammen. Ondanks de afname van het memory effekt is het toevoegen van mierezuur geen oplossing. Door de aanwezigheid van mierezuur wordt d e basislijn sterk be'invloed. Bovendien blijkt dat na herhaalde injecties van een standaardoplossing in 1% Mierezuur, problemen zoals een slechte piekvorm en "fronting" niet verdwenen zijn (bijlage 2). Toevoegen van azijnzuur Azijnzuur valt af vanwege de te lange retentietijd, langer dan die van ethyleenbij glycol en propyleenglycol. Ook neemt de onrust in de basislijn~.toe, net zoals, ~..- . ~. . .~ miefezuur. - ~ ~~ ~~ ~ ~~~ - Toevoegen van alcoholen Voor de zekerheid is de werkwijze, zoals hierboven beschreven ook gevolgd voor methanol, ethanol en 2-propanol. Deze alcoholen elueren alle drie ver voor ethyleenglycol. Omdat bij ethyleenglycol het memory effekt de meeste problemen geeft, zijn standaardoplossingen gebruikt die alleen ethyleenglycol bevatten. Zoals verwacht geeft het toevoegen van voornoemde alcoholen geen vermindering te zien wat het voorkomen van "ghost peaks" betreft. 4.2 Herhaalbaarheid Van een standaardoplossing van ethyleenglycol in demiwater (33,4 mgL) werd achtereenvolgens 5 keer 0,5 pL geinjecteerd. Door gebruik van een 2e injectiespuit voor injecties van demiwater, is vastgesteld dat ethyleenglycol niet reeds adsorbeert aan de glaswand van de injectiespuit. injectie piekopp. .lo3 1 64.92 82.6 3 72.4 4 75.7 5 75.6 Gemiddeld: 74,24 ? 6,41 (8,6%) Het verschil in piekoppervlakte tussen d e l e en 2e injectie zou kunnen duiden o p adsorptie. Het gemiddelde van beide injecties komt goed overeen met de piekoppervlaktes van de laatste 3 injecties. Na herhaalde injecties van standaardoplossingen met verschillende concentraties van ethyleenglycol in demiwater, werd de piekvorm van ethyleenglycol slecht. E r ontstond een "schouder" aan de voorkant van de piek en tenslotte was er sprake van 2 pieken (peak splitting). Dit wijst o p een irreversibele binding (chemisorptie). Adsorptie door: R O H + HO-R RO-R + H20. Bij de volgende injectie met demiwater: H20 RO-R HO-R + ROH. O m vast te stellen of ook propyleenglycol deze verschijnselen vertoont zijn afzonderlijke oplossingen van ethyleenglycol en propyleenglycol en een oplossing die beide glycolen bevatte enkele keren achtereen geinjecteerd. (zie bijlage 3) + + + Hieruit kan geconcludeerd worden dat zowel ethyleenglycol als propyleenglycol een slechte piekvonn vertonen. De herhaalbaarheid van beide glycolen is slecht.Ethyleenglyco1 vertoont tevens peak-splitting. Na 4 injecties van ethyleenglycol (11,14 mgL) is in de eerste injectie van demiwater een ethyleenglycolpiek zichtbaar, waarvan het oppervlak 2 15% is van de piek in d e standaardoplossing. Ethyleenglycol en in mindere mate propyleenglycol vertonen memory effecten aan het pakkingsmateriaal enlof aan de glaswand van d e kolom. 4.3 Optimalisering van de instrumentele condities Invloed van de injectiepoorttemperatuur Verhoging van de temperatuur heeft geen direkte invloed o p de vonning van "ghost peaks". Temperatuursverhoging is evenwel desastreus voor de kolomvulling in het gedeelte van de kolom dat zich in de injectiepoort bevindt. De maximum temp. van de stationaire fase is 125" C. Na enige tijd, afhankelijk van de hoogte van de temperatuur boven de maximumtemperatuur neemt de vorming van "ghost peaks" toe. De beperking van de maximum temperatuur (125" C) kan als volgt worden opgeheven. Het gedeelte van het pakkingsmateriaal, dat zich in de injectiepoort bevindt, wordt uit de kolom venvijderd en vervangen door Chromosorb 101 80100 mesh (zie bijlage 4). Hierdoor kan de temp. van de injectiepoort veriioogd worden tot ca. 200" C. Een nadeel is dat door deze werkwijze het gebruik van gesilaneerd glaswol noodzakelijk wordt. De memory effecten vertoonden, evenwel na uitvoering van bovengenoemde werkwijze, geen afname. Bovendien veranderden de retentietijden van enige in water oplosbare verbindingen zodanig dat ze de analyse van ethyleenglycol en propyleenglycol beinvloedden. Ook het geheel venvijderen van de kolomvulling, zoals hierboven beschreven, leverde geen verbetering op. Verlaging van de injectiepoorttemperatuur is niet overwogen omdat er dan problemen te venvachten zijn met d e verdamping van water tijdens injectie. Invloed van de detectortemperatuur Verhoging van de temperatuur gaf geen verbetering te zien. Verlaging is niet ovenvogen vanwege problemen om bij lagere temperatuur de vlam van de FID-detector brandende te houden. Invloed van de oventemveratuur Verhoging van de temperatuur wordt beperkt door de opgegeven maximum tem~eratuurvan de stationaire fase. Bovendien is de levensduur van de kolom. met'name de eerste 10 h 20 cm, toch a1 beperkt door de herhaalde iijecties ' met water als oplosmiddel. Verlaging van de temperatuur geeft geen verbetering te zien. Bijkomend nadeel zijn de langere retentietijden van de glycolen. Bij grote temperatuursvermindering (>30° C) worden tevens de detectiegrenzen beynvloed (hogere detectielimiet). Invloed van glaswol in de injectiepoort Het gebruik van gesilaneerd glaswol als afsluiting van d e kolomvulling is normaal bij het werken met gepakte kolommen.Omdat de onderzochte glycolen snel adsorberen is hier d e invloed van glaswol bij de analyse van deze componenten bekeken. O p een kolom, voorzien van gesilaneerd glaswol, is een standaardoplossing gei'njecteerd die 20 mgR. aan glycolen bevatte. Hierna is 2 maal demiwater gei'njecteerd. Dezelfde procedure is ook gevolgd op een kolom ponder elaswol. ( zie bijlage 5) Geconcludeerd kan worden dat het gebruik van glaswol leidt tot vermeerdering van het memory effect ("ghost peaks"). Invloed van de gassnelheid Verhoging van de gassnelheid geeft geen verbetering te zien. Door de hogere gassnelheid ontstaan er problemen met de detector. Bij injectie dooft de vlan~ van de F.I.D. Verlaging van de gassnelheid heeft piekverbreding tot gevolg en vertoont geen effect op het ontstaan van "ghost peaks". Invloed van het injectievolume Vergroting van het injectievolume leidt heel snel tot overlading, zichtbaar als een slechte piekvorm, "fronting" (schouder aan voorkant van d e piek) en "peak splitting" (opdeling in 2 pieken). 4.4 Scheiding Voor een aantal in water oplosbare verbindingen is de plaats in het chromatogram vastgelegd onder standaardcondities. Van storende invloed van deze verbindingen o p de analyse van ethyleenglycol en propyleenglycol is geen sprake (zie bijlage 6). 4.5 Conclusies Het voorkomen van "ghost peaks" vormt een storende invloed in de analyse. Vermindering van het memory effekt is alleen mogelijk door toevoegen van mierezuur. Dif stuit echter o p andere problemen (zie punt 4.1). Het best haalbare percentage van het memory effekt bedraagt ongeveer 1 ti 2 % van het totale piekoppervlak. Indien hiermee rekening wordt gehouden dan moet een analysemethode, met voor beide glycolen een detektiegrens van & 1 m@, tot de mogelijkheden behoren. Een bijkomend probleem bij de uitvoering van de analysemethode vormt het . afwijkende behandelingsvoorschrift van het kolommateriaal (zie punt 3.2). Voor ethyleenglycol en propyleenglycol is een ijkcurve vastgelegd over 2 decades ( 1 tot 100 mg/L), voor standaardoplossingen van beide glycolen in demiwater. Gaschromatografische condities Voor beschrijving apparatuur zie 3.1 Verdere condities als volgt: -oventemp. : 115" C -injectietemp. : 115" C -detectortemp. : 120" C -gassnelheid : 20 mllmin -detectorrange : 2 (4,0.10) PA) -ZERO * : 19,6 pA , - - * opmerking De "ZERO-waarde, een constante achtergrond van het detectorsignaal, is afhankelijk van het type detector en van de kolombleeding enlof verontreinigingen in degebruikte gassen.Door een lage "ZERO-waarde-wordt~het-dynamisch bereik van de detector, dat beschikbaar is voor signaalvenverking (zie onderstaande figuur), groter. Het is dus, mede gelet op de hierboven beschreven GC-condities en de lage maximum temperatuur van de stationaire fase (125" C), belangrijk om kolombleeding te minimaliseren, "schone" gassen te gebruiken, en geregeld onderhoud aan de detector te plegen. 7- I Integrator instelling (HP 3392 A) ZERO = 5 ATR=4 CHTSP= 0.5 P K W = 0,16 THRSH= I ARRFJ= 100 -. 5.2 Toepassingsgebied IJklijngegevens ethyleenglycol Geintegreerde Piekoppervlak massa (ng) (104counts) Retentietijd Responsfactor (minuten) (10' counts.ng") Bij de opgegeven thresholdwaarde (THRSH = 1) is een piekoppervlakte van 0,5.104 counts goed te detekteren. Deze waarde, berekend voor de ijklijn van ethyleenglycol geeft de volgende resultaten. Piekoppervlakng (lo! counts) Detektielimiet Afronding A 0,5 0,s Resultaten van de ijklijngegevens helling = 0,648 intercept b = -0,274 r= = 0,999 1,19 0,77 Concentratie 0,6 0,4 IJklijngegevens propyleenglycol Gei'njecteerde Piekoppervlak massa (ng) (10' counts) Retentietijd Responsfactor (minuten) (10' counts.ngl) Bij een opgegeven thresholdwaarde (THRSH = 1) is een piekoppemlak van 0,5.104 goed te detekteren. Deze waarde berekend voor de ijklijn van propyleenglycol geeft de volgende resultaten. Detektielimiet Afronding Response AREA xlo4 ng 0,5 0,5 04 0,5 A Resultaten van de ijklijngegevens helling intercept b r2 = 0,989 = 0,073 = 0,999 Concentratie m a 0,2 03 Uit de ijklijngegevens blijkt dat er voor beide glycolen, in het gebied van I tot r 120 ng sprake is van een rechte ijklijn. O p basis van een injectievolume van 2 p1 is een aantoonbaarheidsgrens in water van 1 m g L ( 2 2 ng) voor beide verbindingen mogelijk. 5.3 Toetsing aan praktijkmonsters Een tiental afvalwatermonsters, afkomstig van een autosloperij, is onderzocht met behulp van het analysevoorschrift (zie bijlage 7). Een aantoonbaarheidsgrens van 1 m g k was voor deze monsters goed haalbaar. Ook na herhaalde injecties van de monsters (de hele sene is tweemaal geinjecteerd) was geen toename van het Memory effect waarneembaar. IJklijnen van beide glycolen, opgenomen voor en na analyse van de monsters afvalwater gaven geen verschil te zien in lineariteit. 6. LITERATUUR 1. Supelco Bulletin 789 2 .Merck Index: Ninth Edition; 1976; blz. 499 en 1017 3. Kaiser band-IV deel 2; blz 201 elv. bijlage 1 Afstand naaldtip-kolompakking Septum Retainer Nut .f.M -. TEFLON fERRULE - - tun- nul;l'ip 0.7)" i.Ui~ 111.0 bijlage 2 Toevoegen mierezuur chromatogram 1 (1) standaardopl. in demiwater (2) 1' injectie demiwater (3) 2* injectie demiwater chromatogram 2 (1) standaardopl. in 1% mierezuur (2) 1' injectie 1% mierezuur (3) 2' injectie 1% mierezuur onrust in basislijn na herhaalde injecties van een standaardopl in 1% mierezuur bijlage 3 Herhaalbaarheid analyse glycolen LIST. nro = a. u '1 21 No 62 -ILL ID: C I K U S I L E #*. mnz PT 809 1 93 e n nut r a 7 e mnn MU,-47 OREA 7527148 BP 42225 BB 101190 W 101PCIR(n= UfIKlm= 1 s IS ZJDBSB weex4 =a2 n 11(ylla,a7 W I L E I D CI m I L E Ir*E: 8169 0 197 8 . m w R Y b 64 W I L E ID: CI YIRFILE -. ST 8 W 1 97 2 65 :. ncb ; LIZ: IIPR,PV87 lPEn TYPE 6646@ B 2E986 W mnt inj.~ti. M N 0 168 0 126 8 249 IUI b 76 YDtTILE ID: C l W I L E Ir*E. QP138A7 ~ l w 8 *(II/-7 . I2:U)Y -P 7 g: 21 I71 lul 72 -ILE ID yosmlc~ w ~ r a ? kT I ss I BZ ~1 #X,WB~ 14 17 10 70 YI(IZFILE 10 CI YLR(F1LE *Ilt -#A UEA TYPE 438438 W 1 9 3 8 9 88 WrH1 0 114 3 6 WEG! 71 871 z8 329 PI a e9 2 64 WE6 TYPE 4928~ a 1 3 3 0 00 I*ly I 9 m,ul nmr 4 8 171 0 248 1 2 434 bijlage 4 invloed injectiepoorttemperatuur turn Relainer Nu! ...llnrSd ck-~lb ...llol"rd .ha1 101 w - 1 0 0 ".h .h.DI Cubope C so-100 r . h I E m N FERRULE . bijlage 5 Invloed glaswol in injectiepoort met glaswol (1) slandaardopl. t 2 0 mgR (2) 'I injenic demiwaler (3) T injectie demiuater I -RELATIEVE RESPONSE 1 2 RELATIEVE RETEYTIE 4 . 5 (t0.25 MIU.) 1.C-dioxaan d i fsopropylether *ec.butylnlcdlol fsobutylalcDhol ethylacrylaat.tutanol methylmthacrylaat 1 E I E butylacetaat ethytmthacrylaat 4 I iaobutylacrylaat ethoxyethylacetaat tetrahydrofuran rthylaceteat ethylacetaat wrylmitril mthacrylmitril mthaml ethanol propylchloride acetonitril tert.hrtylmthylether dlethylether propylnnoxide allylchloride mcthylethylketon aceton bijlage 7 GLYCOLEN IN AFVALWATER Werkwijze Na homogeniseren is het monster direkt geschikt voor gaschromatografisch onderzoek. Verdun zonodig de monsters m.b.v. demiwater, zodat de respons lager is dan . die van standaard 4 (noteer de verdunningsfaktor). Injectie volume is 2 pl (zie opmerking 1). Chemicalien Ethyleenglycol: Baker A.R.; art.nr. 7037 Propyleenglycol: Fluka pursiss. p.a.; art.nr. 82280 Uking In de standaard dienen de volgende verbindingen aanwezig te zijn: Ethyleenglycol (ethaandiol) en propyleenglycol (1,2-propaandiol). Bereid van deze stoffen een stamoplossing bevattend 1,O ml van elk van beide glycolen in 100 ml demiwater. Verdun de stamoplossing 100 maal in demiwater. Bereid uit deze laatste oplossing de volgende werkstandaarden: 1. 1,O ml verdunnen tot 100 ml 2. 2,O ml verdunnen tot 100 ml 3. 5,O ml verdunnen tot 100 ml 4. 10,O ml verdunnen tot 100 ml. Met behulp van bovenstaande oplossingen wordt een ijklijn opgenomen. De ijklijn behoort lineair te zijn. Standaardoplossingen afgesloten en in het donker bewaren. Injectievolume is 2 pl (zie opm 1). Instrumentele condities instrumenten : H P 5890 en HP 3392 A : Helium; 20 mllmin dragergas hulpgas : Helium; 10 mllmin kolomafmetingen : 0,90 m x 2 mm I.D.; glas : 0,8 % THEED (zie opmerking 2) stationaire fase dragermateriaal : Carbopack C 80-100 mesh injectietemperatuur : 115" C oventemperatuur : 115' C detectortemperatuur: 120" C detector : F.I.D.; range 2
© Copyright 2025 ExpyDoc