"Brief GGZ Drenthe van 6 maart 2014" PDF

> Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Directoraat-Generaal
Vreemdelingenzaken
Directie Migratiebeleid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
Der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Turfmarkt 147
2511 DP Den Haag
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
www.rijksoverheid.nl/venj
Ons kenmerk
531844
Bij beantwoording de datum
en ons kenmerk vermelden.
Wilt u slechts één zaak in uw
brief behandelen.
Datum
8 juli 2014
Onderwerp Brief GGZ Drenthe van 6 maart 2014
In het Algemeen Overleg op 28 mei 2014 over medische zorg voor vreemdelingen
heeft uw Kamer mij verzocht te reageren op de brief van GGZ Drenthe van 6
maart jongstleden. Met deze brief kom ik aan uw verzoek tegemoet.
In hun brief beschrijven dr. Laban en dr. Smid, namens de Convenantpartners
GGZ asielzoekers en vluchtelingen en namens de Afdeling Transculturele
Psychiatrie NVvP, drie zorgpunten.
In het eerste en het derde zorgpunt stellen de schrijvers dat de medisch
adviseurs van het Bureau Medische Advisering (BMA) en de medewerkers van de
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de informatie van behandelaars vaak
niet serieus nemen en terzijde schuiven.
Dit beeld herken ik niet. Het gevoel dat het BMA of de IND informatie van
behandelend artsen niet serieus nemen, lijkt voort te vloeien uit het niet
onderkennen van de verschillende verantwoordelijkheden van behandelaars
enerzijds en medisch adviseurs van het BMA anderzijds.
De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
(KNMG) hanteert als standpunt dat een behandelend arts geen verklaringen
afgeeft over een eigen patiënt, waarbij hij/zij een oordeel geeft over de
(medische) geschiktheid of ongeschiktheid van een patiënt om bepaalde dingen
wel of niet te doen1.
Dergelijke verklaringen mogen alleen worden afgegeven door een onafhankelijke
arts die niet bij de behandeling van de betreffende persoon is betrokken. Deze
arts kan een eigen beoordeling maken van de situatie. De medisch adviseur van
het BMA vervult de rol van onafhankelijk arts. Daarbij heeft hij specifieke kennis
van medische aspecten in vreemdelingrechtelijk verband.
1
KNMG-richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens (2010).
Pagina 1 van 3
Op basis van vaststaand vreemdelingenbeleid beantwoordt de medisch adviseur
vragen van de IND, zodat deze in staat is een aanvraag van de vreemdeling
(bijvoorbeeld een aanvraag om verblijf) te beoordelen. De rol van de medisch
adviseur is om dergelijke vragen van de IND zorgvuldig, volledig, duidelijk,
feitelijk en objectief te beantwoorden met gedegen kennis van de relevante
criteria die binnen het vreemdelingenrecht gelden. Hij neemt hierbij een
onafhankelijke positie in, zowel ten opzichte van de vreemdeling als van de
(vreemdelingrechtelijke besluitvorming van de) IND.
De medisch adviseur neemt wel degelijk gegevens over van de behandelaar, voor
zover deze betrekking hebben op de diagnostiek en de behandeling van de
betreffende vreemdeling. Adviezen die verder gaan dan dat, getuigen van grote
betrokkenheid van behandelaars bij hun patiënten. Ik begrijp die betrokkenheid.
Maar zulke waardeoordelen of andere niet te objectiveren uitspraken over
bijvoorbeeld gevolgen van terugkeer, zal de medisch adviseur niet overnemen. De
medisch adviseurs van het BMA handelen hiermee geheel overeenkomstig
voornoemde KNMG-richtlijnen.
In het tweede zorgpunt stellen de schrijvers dat het beoordelen van de
mogelijkheden voor behandeling in het land van herkomst niet duidelijk maakt of
er een gerichte individuele behandeling mogelijk is. Dit maakt dat de schrijvers
grote twijfels hebben aan de waarde van de medische adviezen van het BMA.
Er is vaak onbegrip over het feit dat de medisch adviseur niet de daadwerkelijke
toegang van de individuele vreemdeling tot de medische zorg in het land van
herkomst meeweegt. De IND stelt aan het BMA alleen vragen over de
beschikbaarheid van behandelmogelijkheden in het land van herkomst. Dat is
terug te voeren op een beleidskeuze die al lang geleden is gemaakt en nog steeds
valide is.
De feitelijke toegankelijkheid heeft te maken met factoren als bereikbaarheid en
betaalbaarheid. Dit hangt van andere aspecten af dan van medische aspecten,
bijvoorbeeld aspecten gelegen in de sociaaleconomische situatie van de
vreemdeling na terugkeer. Het BMA en de IND kunnen die aspecten vanuit
Nederland niet deugdelijk of objectief toetsen. Het toetsen van die aspecten valt
buiten het medisch deskundigheidsgebied van de BMA-arts. Hij kan hierover geen
gefundeerde uitspraken doen. De BMA-arts kan in het medisch advies wel
reisvoorwaarden opnemen, bijvoorbeeld dat de vreemdeling fysiek moet worden
overgedragen aan een kliniek in het land van herkomst. De Dienst Terugkeer en
Vertrek (DT&V) is verantwoordelijk voor het vervullen van de reisvoorwaarden die
het BMA voorschrijft. Indien het niet mogelijk is om de reisvoorwaarden te
vervullen, zet de DT&V de vreemdeling niet uit.
Deze toegangsaspecten wegen volgens staand vreemdelingenbeleid niet mee in
de medische procedures. Zoals gezegd kunnen deze aspecten niet deugdelijk en
objectief worden getoetst. Bovendien zou dit tot ongelijkheid en/of
precedentwerking kunnen leiden ten opzichte van de landgenoten van de
vreemdeling. Dit punt is ook regelmatig onderwerp van discussie geweest in uw
Kamer, maar heeft niet tot verandering van dit beleid geleid2.
2
Kamerstukken Tweede Kamer 2010/11, 19 637, nrs. 1398 en 1764.
Pagina 2 van 3
Als een medisch adviseur zich wel zou uitlaten over bijvoorbeeld de financiële
toegankelijkheid tot zorg in het land van herkomst, zou deze een oordeel geven
over een aspect buiten de medische deskundigheid en zich daarmee niet houden
aan één van de (tuchtrechtelijke) zorgvuldigheidscriteria die bij een medische
verklaring horen. De medisch adviseur beperkt zich daarom tot het beoordelen of
de medische behandeling van de individuele klachten van de betrokkene in
medisch/technische zin beschikbaar dan wel aanwezig is in het land van herkomst.
Hoewel ik van mening ben dat het proces rond de toelating en terugkeer van
vreemdelingen met medische problematiek in Nederland zorgvuldig is ingericht,
wil ik, omdat ik waarde hecht aan het oordeel van de Onderzoeksraad voor
Veiligheid, kijken hoe dit in andere landen gebeurt.
Zoals ik uw Kamer in het Algemeen Overleg van 28 mei jongstleden over
medische zorg voor vreemdelingen heb toegezegd, zal ik daarom dit jaar een
internationaal-vergelijkend onderzoek laten doen naar de wijze waarop andere
landen in hun beleid rekening houden met verschillende dimensies van
toegankelijkheid. Op basis daarvan zal ik bezien of ik aanknopingspunten zie om
op realistische wijze de toegang tot medische zorg mee te laten wegen in de
besluitvorming over de toelating en het vertrek van vreemdelingen met medische
klachten. Ik verwacht u daarover begin 2015 nader te kunnen berichten.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven
Pagina 3 van 3