Achtergronden bij de WBR en BP 2013 - Staat van Zuid

WBR2013
en
BP2013
Achtergronden en uitkomsten van de
Zuid-Hollandse bevolkingsprognoses van 2013
September 2014
Provincie Zuid-Holland
Ewoud Smit
1
Inleiding
Ten behoeve van het Zuid-Hollandse woningbouwbeleid zijn eind 2013 twee
nieuwe bevolkingsprognoses geproduceerd:
- Woningbehoefteraming (WBR2013)
- Bevolkingsprognose (BP2013)
Elke drie jaar maakt Zuid-Holland een nieuwe WBR en een nieuwe BP.
De vorige ramingen dateren van 2010.
Beide prognoses worden gebruikt als cijfermatige grondslag voor het provinciale
beleid. Ze bieden op gemeentelijk en regionaal niveau een bandbreedte in de
toekomstige woningvraag: hoeveel extra woningen zijn er nodig, voor het
huisvesten van nieuwe huishoudens?
De formele vertaling van WBR2013 en BP2013 naar het provinciale woningbouwbeleid vindt plaats in de Visie Ruimte en Mobiliteit en in het daarbij behorende
Programma Ruimte.
1. Berekeningswijze en veronderstellingen
1.1. Basis: groei van het aantal huishoudens
Bij de berekening van WBR2013 en BP2013 is gebruik gemaakt van
demografische veronderstellingen uit de jongste nationale bevolkings- en
huishoudensprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS,
december 2012, resp. voorjaar 2013).
Deze aannamen voor geheel Nederland zijn ten behoeve van het Primos-model
gemeentelijke door ABFResearch vertaald naar het niveau van de afzonderlijke
Zuid-Hollandse gemeenten. Het betreft veronderstellingen over geboorten,
sterfte, immigratie, emigratie en huishoudenvorming.
Deze veronderstellingen zijn, samen met eigen aannamen, met het IPB-Primosprognosemodel 2013 (een provinciale kloon van het Primos-model) doorgerekend. Voor alle gemeenten, voor alle jaren (2012-2040) zijn bevolkings-,
huishoudens- en woningbehoeftecijfers berekend. De gemeentelijke cijfers zijn
tot regionale woningbehoeftecijfers opgeteld en gepresenteerd.
1.2. Nationale veronderstellingen
Sinds het jaar 2000 is de nationale bevolkingsgroei afwisselend hoog en laag, als
gevolg van grote schommelingen in het buitenlandse vestigingsoverschot.
In 2000 was het immigratiesaldo +57.000, in 2006 -26.000, in 2009 +39.000 en in
2012 +13.000.
De natuurlijke groei, het saldo van geboorten en sterfte, nam gestaag af en is
intussen bijna gehalveerd van 66.000 in het jaar 2000 naar 35.000 in 2012.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) probeert tussen deze
schommelingen door een lijn naar de toekomst te schetsen. Dat valt niet mee.
Het tekort op de Nederlandse arbeidsmarkt was tot voor kort een forse pull-factor
voor immigranten. Maar de economische crisis heeft hier een rem op geplaatst.
2
Het CBS verwacht vanaf 2015 herstel van de immigratie. Voor heel Nederland
stijgt het migratiesaldo van 13.000 (2012) naar ca. 20.000 vanaf 2020.
Figuur 1: Onderdelen van de feitelijke bevolkingsgroei in Nederland: natuurlijke groei en
buitenlandse migratie (bron: CBS)
140.000
120.000
100.000
80.000
60.000
Bevolkingsgroei
Buitenlands saldo
40.000
Natuurlijke groei
20.000
20.000-
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
40.000-
Voor Zuid-Holland hebben de internationale migratieveronderstellingen van het
CBS grote gevolgen voor de verwachte bevolkingsgroei. Ruim een kwart van de
nationale migratiestromen heeft betrekking op onze provincie.
In figuur 2 worden de nieuwste nationale CBS-veronderstellingen (2012)
vergeleken met die uit 2008, want op die prognose waren de vorige ZuidHollandse prognoses WBR2010 en BP2010 gebaseerd.
Ten aanzien van het aantal geboorten verandert er weinig in de nationale CBSprognose (2012). Vrouwen zullen naar verwachting gemiddeld 1,75 kind (blijven)
krijgen. Dat niveau is in Nederland sinds 1975 vrijwel constant, maar ligt onder
het vervangingsniveau (2,1 kind per vrouw).
In het afgelopen decennium is de levensverwachting in elke nieuwe nationale
prognose verder naar boven bijgesteld, waardoor de vergrijzing nóg verder zal
toenemen. Per saldo overlijden er in de nieuwste CBS-Prognose (2012) tot het
jaar 2040 200.000 mensen minder dan in de prognose van 2008.
Het CBS berekent nu tussen 2013 en 2040 een bevolkingsgroei van ruim 1
miljoen personen. Dat is ca. 250.000 mensen méér dan in de Prognose van
2008.
3
De bijbehorende huishoudengroei bedraagt 960.000 huishoudens tot 2040.
Dat zijn er 140.000 méér dan in 2008 werd berekend. Het gaat daarbij vooral om
hoogbejaarde huishoudens. Deze ontwikkeling heeft uiteraard grote gevolgen
voor de kwalitatieve woningvraag.
Figuur 2: Veronderstellingen per onderdeel uit de Nationale CBS-Prognoses
2008 en 2012
250.000
200.000
geboorte (CP2008)
150.000
sterfte (CP2008)
Migratiesaldo (CP2008)
100.000
geboorte (CP2012)
sterfte (CP2012)
50.000
Migratiesaldo (CP2012)
2038
2035
2032
2029
2026
2023
2020
2017
2014
2011
2008
-
1.3.
Zuid-Hollandse demografische veronderstellingen
Door het gebruik van het IPB-Primos-model (2013) zijn de meeste nationale
veronderstellingen door de leverancier ABFResearch al keurig vertaald naar
gemeentelijk niveau.
De vruchtbaarheids- en sterftecijfers per leeftijdsgroep, per jaar en per gemeente
zijn zodanig consistent berekend dat op nationaal niveau het exacte aantal
geboorten en overlijdens uit de CBS-Prognose ontstaat. Dat geldt ook voor de
leeftijdsverdeling van immigranten en emigranten, de leeftijd waarop kinderen het
ouderlijk huis verlaten, de leeftijd waarop mensen gaan samenwonen of
uiteengaan etc.
Zuid-Holland heeft alleen een eigen vertaling gemaakt voor het onderdeel
buitenlandse migratie: het aantal immigranten en emigranten per gemeente per
jaar. Dat is gedaan door het aandeel in de nationale cijfers te bepalen over de
periode 2003-2012. Dat aandeel is vervolgens toegepast op alle prognosejaren,
op de door het CBS veronderstelde nationale immigratie- en emigratie-totalen.
Bijvoorbeeld:
In de gemeente Den Haag vestigden zich in de jaren 2003-2012 105.589 personen uit het
buitenland. Dat was 8,30 % van alle immigranten in Nederland. Er vertrokken in dezelfde
4
periode 79.907 mensen uit Den Haag over de landsgrenzen (incl. het saldo administratieve
correcties). Dat was 6,78 % van alle emigranten uit Nederland. Deze percentages zijn
toegepast op de gehele prognoseperiode, 2014-2039. Dat levert een immigratie van 378.900
personen op en een emigratie van 280.900. Per saldo wordt voor Den Haag een enorm
buitenlands saldo van bijna 100.000 personen berekend, in 26 jaar tijd.
Voor het “prognosejaar” 2012 is gebruik gemaakt van de feitelijk gerealiseerde (CBS-) cijfers.
Voor 2013 is gerekend met voorlopige (geëxtrapoleerde) CBS-cijfers over 2013.
Bij het onderdeel binnenlandse migratie (verhuizingen tussen gemeenten)
levert de CBS-prognose geen kader, want dat speelt bij de nationale
bevolkingsontwikkeling geen rol.
In de Zuid-Hollandse WBR-traditie wordt gerekend met “saldo-nul” per gemeente:
het aantal binnenlandse vestigers in een gemeente wordt jaarlijks gelijk
verondersteld aan het aantal binnenlandse vertrekkers.
Saldo-nul betekent overigens niet dat de stromen identiek zijn. De verdeling van vestigers en
vertrekkers naar leeftijds, geslacht, huishoudenstype en etniciteit verschilt. In aantal zijn de
stromen dus wél gelijk, wat betreft samenstelling niet.
Deze benadering levert op gemeentelijk -, regionaal – en provinciaal niveau een
neutrale rekenbasis op, waarmee vervolgens woningbouwprogramma’s kunnen
worden ontwikkeld, die afwijken van de WBR-uitkomsten. Maar dat zijn dan wél
bewuste keuzen, vanuit bijvoorbeeld verwachtingen over de feitelijke ontwikkeling
van binnenlandse (langeafstands-) migratie, woningmarkt en ruimtelijke
overwegingen.
Waar bij de WBR migratieveronderstelllingen leiden tot woningbehoeftecijfers,
rekent de BP andersom: bij gekozen woningbouwprogramma’s worden
bijpassende binnenlandse migratiestromen berekend. Vestiging en vertrek zijn bij
de BP dus geen invoer, maar uitvoer van het model.
1.4. Woningbouwveronderstellingen
In de Bevolkingsprognose 2013 wordt gebruik gemaakt van woningbouwverondertstellingen. Bij het maken van die veronderstellingen spelen twee
complicerende omstandigheden een rol:
1- Tot 2012 was de bron voor de woningbouwstatistieken van het Centraal
Bureau voor de Statistiek een maandelijkse enquête onder alle gemeenten.
Vanaf 2012 betrekt het CBS de gegevens over de woningvoorraad alleen uit
de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Door deze verandering in
de bron zijn definities en classificaties voor (veranderingen in) de
woningvoorraad veranderd. Dit betekent dat een trendbreuk is ontstaan.
De cijfers over de periode tot en met 2011 zijn dus niet zonder meer
vergelijkbaar met de cijfers vanaf 2012.
2- Sinds 2008 is er sprake van een woningmarktcrisis. Er is sprake van dalende
prijzen van koopwoningen, waardoor veel mensen hun voorgenomen verkoop
(en verhuizing) uitstellen. Allerlei demografische – en afgeleide trends zijn
sindsdien doorbroken. Het trendmatige interprovinciale migratieverlies van
Zuid-Holland (ca. 5.000 personen per jaar) is bijvoorbeeld verdwenen.
5
Maar ook de grootschalige nieuwbouw van eengezinskoop-woningen op
Vinex-locaties is sterk afgenomen. Daardoor wordt de uitstroom uit de steden
beperkt en stijgt het woningtekort aldaar.
ad.1: BAG
In 2012 zijn de eerste BAG-cijfers gepresenteerd. De onderdelen nieuwbouw en
sloop van woningen lijken in lijn met de vroegere cijfers. Bij de onderdelen
overige toevoegingen en overige onttrekkingen is een trendbreuk zichtbaar.
Ook bij de correcties is sprake van een forse verandering, maar dat lijkt logisch
vanwege de overstap op een ander registratiesysteem.
Figuur 3. Onderdelen woningvoorraadontwikkeling in Zuid-Holland 2000-2012;
In 2012 de eerste BAG-cijfers (bron: CBS)
25.000
20.000
15.000
Nieuwbouw
Overige toevoegingen
10.000
Sloop
Overige Onttrekkingen
5.000
Saldo groei
Correcties
-
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
5.000-
Vanwege deze trendbreuk heeft de producent van ons prognosemodel,
ABFResearch, ervoor gekozen om te blijven rekenen met “ouderwetse” (preBAG) woningen. De standcijfers per 1 januari 2012 komen dan ook niet overeen
met de officiële nieuwe BAG-aantallen.
ad.2: Woningmarktcrisis
In overleg met het Ministerie van BZK, de opdrachtgever voor de Primosprognose, is door ABFResearch gekozen voor een woningvoorraadontwikkeling
die langdurig achterblijft bij de behoefte.
Tussen 2008 en 2012 is woningbehoefte sneller gegroeid dan destijds voorzien.
De woningvoorraadontwikkeling is daar sterk bij achtergebleven. In Zuid-Holland
is het woningtekort daardoor gestegen van 1,74 % naar 2,65 %, dat is bijna een
vol procent méér. Volgens de BZK-benadering zal het tekort verder toenemen tot
6
4,75 % in 2025. Daarna pas zullen huishoudengroei en voorraadgroei elkaar in
evenwicht houden. Het dán bereikte tekortniveau wordt in de jaren na 2025 niet
ingelopen, maar blijft constant. Voor Zuid-Holland levert deze benadering het
volgende beeld op:
Figuur 4. Jaarlijks verloop van de woningvoorraad, behoefte (Gewenste Woningvoorraad/GWV) en het woningtekort in Zuid-Holland, volgens Primos 2013.
20.000
15.000
10.000
Groei woningvoorraad
5.000
Groei behoefte
Groei tekort
-
5.000-
10.0002012
2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045
In 2012 bedroeg het “start”-tekort in Zuid-Holland 43.200 woningen. In de eerste
prognosejaren groeit het woningtekort met ca. 5.000 woningen per jaar. Daarna
wordt de jaarlijkse toename steeds kleiner. In 2025 bedraagt het provinciale
tekort 84.500 woningen. Vanaf 2025 is er sprake van een zeker evenwicht.
Deze benadering is voor BP2013 uitgewerkt. Er is gekozen om de Primos2013veronderstellingen over “onttrekkingen” (sloop e.d.) over te nemen. Vervolgens is
de categorie “Overige toevoegingen aan de voorraad” (geen nieuwbouw) bepaald
op basis van de realisaties per gemeente in de jaren 2002-2011. Het gemiddelde
over die periode is ook voor de toekomst aangehouden.
Tenslotte resulteert zo een veronderstelling over de totale nieuwbouw in ZuidHolland per jaar, consistent met de BZK-lijn.
Voor het jaar 2012 is gebruik gemaakt van de feitelijke nieuwbouw- en onttrekkingsgegevens
uit het BAG. Voor het schatten van de nieuwbouw in 2013 en 2014 is gebruik gemaakt van
bouwvergunningen.
Voor de jaren 2015-2024 zijn de gemeentelijke nieuwbouwaantallen in BP2013
gebaseerd op gegevens uit de provinciale Monitor Woningbouwplannen
7
(MoniWoni). Over de gehele periode tot 2025 telde deze Monitor een harde
plancapaciteit van 55.500 woningen. Alle plannen tezamen (incl. zacht) leverden
138.000 woningen op.
Figuur 5. Nieuwbouwwoningen per jaar in Zuid-Holland conform de BZK-benadering en
gemeentelijke opgaven in Monitor Wonen (harde en zachte plannen)
25.000
20.000
15.000
MoniWoni-hard
MoniWoni-totaal
10.000
BZK-traject
5.000
2015201620172018201920202021202220232024
De harde capaciteit alléén was veel te gering om in de prognose te gebruiken. De
totale plancapaciteit (hard+zacht) is als uitgangspunt genomen. Deze plannen
zijn de eerste jaren (tot 2017) gekort en daarna “uitgesmeerd” waardoor de
blauwe (MoniWoni) lijn uit figuur 5 getransformeerd is tot de rode (BZK-) lijn.
Daar waar gemeenten voor meerdere jaren geen plannen hadden opgegeven
zijn trendmatige aanvullingen gedaan. Per saldo kwam de gecorrigeerde
MoniWoni-opgave ongeveer gelijk uit met de benodigde hoeveelheid
nieuwbouwwoningen tot 2025: ca. 145.000 woningen.
Hoe hard zijn deze veronderstellingen? Het is op dit moment lastig om harde
uitspraken over nieuwbouw van woningen in de jaren 2015-2024 te doen. Er is
gekozen voor een constructie met een crisis-afbouwprognose en een opbouw
met onttrekkingen, overige toevoegingen en nieuwbouw. Bij de nieuwbouw is
gekozen voor zoveel mogelijk gemeentelijke input. In hoeverre die input reëel is,
is onzeker. Sommige gemeenten hebben veel te weinig plannen geleverd ten
opzichte van de gewenste voorraadgroei. Andere gemeenten juist te veel.
Bij de behandeling van de uitkomsten van de prognose wordt nader aandacht
besteed aan deze onzekerheden.
8
De BP-berekening op basis van woningvoorraadgroei leverde voor alle
gemeenten bijpassende binnenlandse migratiesaldi op. Teneinde de prognose
door te kunnen trekken voor de jaren na 2025 is er een nieuwe BP-berekening
gemaakt, ditmaal met deze binnenlandse migratiesaldi als invoer.
Voor 2012 zijn de feitelijke saldi ingevoerd, voor 2013 geschatte saldi op basis
van CBS-cijfers tot-en-met oktober 2013.
Voor de jaren 2014-2024 zijn de eerder berekende binnenlandse saldi
overgenomen. In een aantal gevallen zijn deze saldi handmatig gecorrigeerd,
omdat er onrealistische stromen waren berekend door het model.
Bijvoorbeeld:
Het woningtekort in 2012 was in Westland en Midden-Delfland resp. 2,7 % en 2,8 %.
Dat niveau was in lijn met het provinciale gemiddelde (2,6 %). Op basis van de woningbouwplannen berekende het prognosemodel in die gemeenten in 2025 tekorten van resp. 13 % en
15 %. Dat paste niet in de trend sinds 2008. Er is voor gekozen de woningtekorten vooral te
laten stijgen in de gemeenten waar de lange-afstands vestiging zich op richt: Den Haag,
Rotterdam, Delft en Leiden en deze niet te laten “suburbaniseren” naar gemeenten als
Westland of Midden-Delfland.
Voor de jaren na 2025 waren geen consistente woningbouwplannen beschikbaar.
In plaats daarvan zijn aannamen over de binnenlandse migratie gemaakt.
De door het model berekende binnenlandse migratiesaldi in 2024 zijn constant
gehouden tot 2029. In de jaren 2030-2039 zijn die saldi in 10 stappen
gehalveerd, waardoor de uitkomsten langzaam richting WBR buigen.
2.0.
Resultaten
2.1.
Bevolking
Op provinciaal niveau verschillen WBR2013 en BP2013 niet veel, nu het feitelijke
binnenlandse migratiesaldo rond de nul schommelt.
Volgens WBR2013 komen er in Zuid-Holland tussen 2012 en 2040 405.000
inwoners bij. BP2013 komt maar 8.000 inwoners hoger uit.
Tabel 1. Onderdelen bevolkingsgroei in Zuid-Holland 2012-2040 volgens WBR2013 en
BP2013
Component
WBR2013
BP2013
Geboorte
Sterfte
.1.189.000
938.000
1.190.000
938.000
-1.000
0
Natuurlijke aanwas
252.000
253.000
-1.000
Saldo Bu. Migratie
Saldo Bi. Migratie
154.000
-1.000
154.000
6.000
0
-7.000
Bevolkingsgroei
405.000
413.000
-8.000
9
WBR-min-BP
Het belangrijkste onderdeel in de groei vormt de natuurlijke aanwas, het saldo
van geboorte en sterfte. Tot 2040 komen er daardoor ca. een kwart miljoen ZuidHollanders bij. De rest van de groei komt door de buitenlandse migratie.
Van de nationale bevolkingsgroei (zie blz. 3) komt ca. 40 % in Zuid-Holland
terecht. Dat relatief hoge aandeel hangt samen met het feit dat de perifere delen
van het land bevolkingskrimp (zullen) ervaren in de jaren tot 2040.
Bevolkingsgroei in Nederland betreft in de komende decennia vooral de
Randstad.
Figuur 6. Onderdelen bevolkingsgroei WBR2013 per jaar
50.000
45.000
40.000
35.000
Geboorte
30.000
Sterfte
25.000
Natuurlijke aanwas
20.000
Buitenlands migr.saldo
15.000
Binnenlands migr.saldo
10.000
Bevolkingsgroei
5.000
-
2012
2014
2016
2018
2020
2022
2024
2026
2028
2030
2032
2034
2036
2038
5.000-
Per jaar bezien (figuur 6) zijn de saldi binnenlandse- en buitenlandse migratie
(vanaf 2020) constant verondersteld. Vooral de sterfte neemt toe, van nog geen
30.000 in 2012, tot bijna 40.000 in 2040. Daardoor neemt de natuurlijke aanwas
af, van 11.000 in 2012, naar 4.200 in 2039.
De totale bevolkingsgroei volgt de dalende lijn van de natuurlijke groei. In 2017
wordt de maximale groei berekend (18.100 inwoners), daarna neemt dat cijfer af
tot 9.900 in 2039.
2.1.1.
Bevolking naar leeftijd
De ruim 400.000 inwoners die er (volgens WBR2013) in Zuid-Holland bij komen
tussen 2012 en 2040 zijn allemaal 65 jaar en ouder. Het aantal inwoners jonger
dan 65 jaar neemt af met 9.000. De leeftijdsgroep 65-79 jaar neemt in die periode
toe met 236.000 mensen (58 %). De 80+ers groeien met 178.000 (121 %).
Vergrijzing is de belangrijkste trend in de komende decennia.
10
Het aantal inwoners tussen de 40 en 65 jaar neemt in die jaren af, met ruim
100.000 personen. Het aantal 0-39 jarigen groeit met 92.000 mensen.
Tabel 2. Bevolkingsgroei in Zuid-Holland naar leeftijdsgroep 2012-2040, volgens WBR2013
Leeftijd:
0-17
18-24
25-39
40-54
55-64
65-79
80+
Totaal
2012
2040
740.071
323.620
699.180
791.495
444.691
405.629
147.721
774.291
323.736
756.964
717.762
417.215
641.479
326.084
3.552.407
3.957.531
Groei:
%
34.220
116
57.784
73.73327.476235.850
178.363
5%
0%
8%
-9%
-6%
58%
121%
405.124
11%
Hetzelfde patroon is zichtbaar in de bevolkingspyramide (figuur 7). De bovenkant
van de pyramide wordt steeds breder, terwijl de onderkant ongeveer gelijk blijft.
Figuur 7: Bevolkingspyramide van Zuid-Holland in 2012 en 2040; bron: WBR2013
11
2.2.
Huishoudens
Het aantal huishoudens in Zuid-Holland neemt volgens WBR2013 van 1,63
miljoen in 2012, tot 1,92 miljoen in 2040. De groei, 295.000 huishoudens, vormt
ca. 30 % van de nationale huishoudengroei. Dat is 10 % minder dan de
bevolkingsgroei. Op nationaal niveau zijn bevolkings- en huishoudengroei
ongeveer even groot. Aan de randen van het land daalt het aantal inwoners
terwijl het aantal huishoudens nog iets toeneemt. In de Randstad echter. groeit
de bevolking sneller dan het aantal huishoudens.
Figuur 8: Huishoudengroei in Zuid-Holland 2012-2040, naar type; bron: WBR2013 en
BP2013
250.000
200.000
150.000
WBR2013
100.000
BP2013
50.000
-
Van alle huishoudens die er in 28 jaar bijkomen in Zuid-Holland, is 78 %
alleenstaand en 4 % eenouder gezin. 82 % van de groei betreft dus huishoudens
met maar één volwassene (WBR2013). De uitkomsten van BP2013 verschillen
wel een beetje van WBR2013, maar geven in grote lijnen hetzelfde beeld.
Naast de hier gepresenteerde huishoudens zijn er in Zuid-Holland ook nog
mensen die tot de “tehuisbevolking” behoren. Dat zijn vooral bewoners van
verzorgings- en verpleeghuizen. In 2012 waren dat er 42.300. Tot 2040 wordt
(mede door de vergrijzing) een groei van dat aantal met 14.000 (WBR2013) à
15.000 (BP2013) berekend.
2.3.
Woningen
De berekende huishoudengroei in Zuid-Holland levert een groei op van de
“Gewenste Woning Voorraad” (GWV). Bij deze omrekening wordt rekening
gehouden met de noodzaak van enige (frictie-) leegstand, met het feit dat
12
sommige huishoudens niet in een woning willen (of kunnen) wonen, met de
aanwezigheid van onbewoonbare woningen en nog een aantal componenten.
Per saldo levert dat het volgende beeld op (zie tabel 3).
Tabel 3. Groei van de Gewenste Woningvoorraad in Zuid-Holland, per periode;
Bron: WBR2013 en BP2013.
Raming
2012-19
2020-29
2030-39
WBR2013
110.500
111.100
69.000
BP2013
110.200
109.500
64.600
Op provinciaal niveau is er voorlopig dus nog volop woningvraag. Zelfs in de laatste
periode (2030-2039) is er nog een stevige uitbreidingsvraag. In het centrale deel van
de provincie, de Zuidvleugel, blijft de behoefte het langst doorgroeien. In delen van
het Groene Hart en op de Eilanden is de groei na 2030 gering.
Figuur 9. Groei van de Gewenste Woningvoorraad (GWV) per gemeente, volgens BP2013;
indexcijfers 2040 t.o.v. 2012
Voor meer detail-informatie kunt u terecht op http://staatvan.zuid-holland.nl
13
3.0.





Samenvatting
Eind 2013 heeft Zuid-Holland twee nieuwe provinciale bevolkingsprognoses
geproduceerd:
1- Woningbehoefteraming 2013 (WBR2013) berekent voor alle gemeenten
de woningbehoefte, uitgaande van “eigen behoefte”, benaderd door
evenwicht in de binnenlandse migratiestromen (saldo-nul).
2- Bevolkings Prognose 2013 (BP2013) berekent de toekomstige
bevolkingsontwikkeling van alle gemeenten, uitgaande van de beschikbare
woningbouwplannen.
Op provinciaal niveau leveren beide prognoses ongeveer dezelfde
bevolkings- en huishoudensgroei op. Tussen 2012 en 2040 komen er nog
ruim 400.000 Zuid-Hollanders bij. Het aantal huishoudens (en dus de
woningbehoefte) neemt in die jaren toe met bijna 300.000.
De inwoners en huishoudens die erbij komen zijn vooral ouderen en
alleenstaanden.
De sterktste bevolkings- en huishoudengroei wordt voorzien in de
Zuidvleugel, vooral in het Noordelijke deel.
De formele vertaling van WBR2013 en BP2013 naar het provinciale
woningbouwbeleid vindt plaats in de Visie Ruimte en Mobiliteit en in het
daarbij behorende Programma Ruimte.
14