Bijlage 2 - definitieve Nota verondiepen diepe plassen Delfland

Nota
Verondiepen diepe plassen
Delfland
Put te Werve
Status:
Vastgesteld door
de verenigde
vergadering op:
Definitief
07-04-14
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
Datum:
07-04-14
pagina 2 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
INHOUD
Pagina
Samenvatting
4
1.
Inleiding
5
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
Aanleiding
Doel
Afbakening
Aanpak
Leeswijzer
5
5
5
5
6
2.
Karakteristieken diepe plassen Delfland
7
2.1
2.2
Gemeenschappelijke kenmerken
Karakteristieken per plas
7
9
3.
Verondiepen, kansen en risico’s voor de waterkwaliteit
10
3.1
3.2
Kansen
Risico’s
10
11
4.
Generiek beleid
13
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
Waterwet
Besluit bodemkwaliteit
Regeling bodemkwaliteit
Circulaire en Handreiking herinrichten van diepe plassen
Zorgplicht Besluit bodemkwaliteit
Flora- en Fauna wet
13
13
14
14
15
15
5.
(Beleids)uitgangspunten van Delfland
16
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
5.6
5.7
5.8
5.9
5.10
5.11
5.12
5.13
5.14
5.15
De toepassing is nuttig en functioneel
Het totale proces is zorgvuldig vormgegeven
Delfland wordt vroegtijdig betrokken in het planproces
De aangewezen functies van een diepe plas blijven behouden
Delfland is tijdig in bezit van actuele kwaliteitsgegevens
Er is sprake van grootschalige toepassing
Geen toepassing met ongespoeld zeezand en zoute baggerspecie
Geen overschrijding maximaal toegestane hoeveelheid bodemvreemd materiaal
Toepassen met milieuhygiënische verklaring
Contra-expertise indien nodig
Toepassen met best beschikbare techniek
Afspraken over monitoringseisen voor uitvoering en beheer
Voorkomen van nadelige gevolgen (zorgplicht)
De (her)inrichting is gericht op kwaliteitsverbetering
Natuurvriendelijke uitvoering van werkzaamheden
16
16
16
16
17
17
18
18
18
18
19
19
19
20
21
Bijlagen
22
Bijlage 1. Locaties diepe plassen Delfland
Bijlage 2. Beschrijving diepe plassen Delfland
23
24
Datum:
07-04-14
pagina 3 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
Samenvatting
Het verondiepen van oude (delfstof) winputten, zogenoemde diepe plassen, is landelijk
toegestaan als het een maatregel betreft ter verbetering van de waterkwaliteit en
natuurwaarden. Maar de ingreep brengt ook risico’s met zich mee: het vrijkomen van
verontreinigingen in bodem- en oppervlaktewater. Dit raakt direct de belangen van Delfland:
het op orde houden van het watersysteem en het realiseren van waterkwaliteitsdoelen.
Het beheergebied van Delfland heeft 6 diepe plassen. Deze nota biedt i) betrokkenen van een
initiatief inzicht in de uitgangspunten van Delfland voor het verondiepen van diepe plassen en
ii) Delfland de mogelijkheid gebieds- of locatiespecifiek beleid op te stellen, afspraken te
maken en regels vast te leggen.
Delfland beoordeelt een initiatief voor het verondiepen van een diepe plas of deze a) in lijn is
met het landelijke beleid, b) voldoet aan de in het Besluit bodemkwaliteit vastgelegde
zorgplicht, c) voldoet aan de vergunningplicht op basis van andere wet- en regelgeving en d)
in lijn is met de uitgangspunten van Delfland in deze nota.
De (beleids)uitgangspunten van Delfland voor het verondiepen van diepe putten zijn:
1. De toepassing is nuttig en functioneel
2. Het totale proces is zorgvuldig vormgegeven
3. Delfland wordt vroegtijdig betrokken in het planproces
4. De aangewezen functies van een diepe plas blijven behouden
5. Delfland is tijdig in bezit van actuele kwaliteitsgegevens
6. Er is sprake van grootschalige toepassing
7. Geen toepassing met ongespoeld zeezand en zoute baggerspecie
8. Geen overschrijding maximaal toegestane hoeveelheid bodemvreemd materiaal
9. Toepassen met milieuhygiënische verklaring
10. Contra-expertise indien nodig
11. Toepassen met best beschikbare techniek
12. Afspraken over monitoringseisen voor uitvoering en beheer
13. Voorkomen van nadelige gevolgen (zorgplicht)
14. De (her)inrichting is gericht op kwaliteitsverbetering
15. Natuurvriendelijke uitvoering van werkzaamheden
Datum:
07-04-14
pagina 4 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
1. Inleiding
Met deze nota biedt Delfland, als vergunningverlener, toezichthouder en adviseur, alle
betrokkenen van een initiatief (beleids)uitgangspunten voor het verondiepen en herinrichten
van diepe plassen in het beheergebied van Delfland.
1.1 Aanleiding
Landelijke regelgeving maakt het mogelijk, onder voorwaarden, diepe plassen, van oudsher
ontstaan door delfstofwinning, te verondiepen. Deze herinrichtingmaatregel biedt kansen voor
verbetering van de waterkwaliteit, maar brengt ook risico’s met zich mee: het vrijkomen van
verontreinigingen in bodem- en oppervlaktewater. Dit raakt direct de belangen van Delfland:
het op orde houden van het watersysteem en het realiseren van waterkwaliteitsdoelen.
In het kader van het Besluit bodemkwaliteit is Delfland, als waterbeheerder, bevoegd gezag
voor toepassing van grond en baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam. Delfland dient
een melding van een verondieping te toetsen aan wet- en regelgeving en dient erop toe te
zien dat de herinrichting van een plas conform afspraken wordt uitgevoerd en beheerd.
Het is daarom van belang dat Delfland een standpunt inneemt ten aanzien van het
verondiepen van diepe plassen in het beheergebied.
1.2 Doel
De nota geeft betrokkenen van een initiatief duidelijkheid over het standpunt van Delfland en
biedt inzicht in de uitgangspunten van Delfland. Daarnaast maakt de nota het voor Delfland
mogelijk gebieds- of locatiespecifiek beleid op te stellen, afspraken te maken en regels vast te
leggen.
1.3 Afbakening
Verondiepen en herinrichten van een diepe plas is alleen toegestaan als:
wordt voldaan aan de definitie van diepe plas of diepe put, zoals opgenomen in de
Handreiking voor herinrichten van diepe plassen (vastgesteld bij de Circulaire herinrichting
van diepe plassen van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 24 december
2010).
het leidt tot verbetering van de waterkwaliteit en natuurwaarden van de plas.
Het exploiteren van een plas voor het afzetten van grond- en baggerspecie mag geen
aanleiding zijn voor het verondiepen van een diepe plas.
1.4 Aanpak
Uitgangspunt voor de nota is de landelijke wet- en regelgeving. Daar waar het landelijke
beleid ruimte biedt voor aanvullingen heeft Delfland deze, waar nodig, uitgewerkt in deze
nota.
Belanghebbenden en ingezetenen in het beheergebied zijn in de gelegenheid gesteld
zienswijzen in te dienen. De zienswijzen zijn betrokken bij de definitieve nota die door de
verenigde vergadering van Delfland is vastgesteld en bekendgemaakt.
Datum:
07-04-14
pagina 5 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
1.5 Leeswijzer
In de 4 volgende hoofdstukken worden de diepe plassen in Delfland, de kansen en risico’s van
verondiepen en het (beleids)kader voor het verondiepen van diepe plassen beschreven.
Datum:
07-04-14
pagina 6 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
2. Karakteristieken diepe plassen Delfland
Het beheergebied van Delfland heeft 6 plassen die voldoen aan de definitie van diepe plas:
“een met water gevulde verdieping / put in de (water)bodem die ontstaan is als gevolg van
zand-, grind-, of kleiwinning of dijkdoorbraak (zoals wielen en kolken).”
(bron: Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen, staatssecretaris van I&M, december 2010).
Het gaat in deze definitie om plassen die, met uitzondering van de wielen en kolken, door
winning van primaire grondstoffen zijn ontstaan.
De 6 plassen zijn, in volgorde van afnemende omvang: 1) Plas van der Ende, 2) Put te Werve,
3) Plas van Reef, 4) Plas van Wiegel, 5) Plas Boswijk en 6) Plas Wilhelminapark. Een overzicht
van de locaties is te vinden in bijlage 1.
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de karakteristieken van de plassen. Een uitgebreidere
beschrijving van de plassen is opgenomen in bijlage 2.
2.1 Gemeenschappelijke kenmerken
Waterberging
Alle zes diepe plassen zijn onderdeel van het zoete watersysteem. Ze maken functioneel
onderdeel uit van een poldersysteem, hebben daardoor een waterbergende functie en zijn
opgenomen in de legger wateren van Delfland.
Geen Kader Richtlijn Water (KRW) waterlichamen
De diepe plassen van Delfland zijn geen (onderdeel van) oppervlaktewaterlichamen die in het
Waterplan Zuid-Holland zijn aangewezen als KRW waterlichamen. Wel hebben de diepe
plassen invloed op de kwaliteit van de KRW waterlichamen, omdat zij voor de afwatering in
verbinding staan met het polderwater.
Oppervlaktewaterlichaam: "een onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een
meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een deel van een stroom, rivier of kanaal, een
overgangswater of een strook kustwater" (artikel 2 van de Kaderrichtlijn Water).
Vrijliggend
De diepe plassen zijn vrijliggend. Kort gezegd is een diepe plas vrijliggend als die niet
permanent in verbinding staat met overig oppervlaktewater. Als de diepe plas wel in
permanente verbinding staat met overig oppervlaktewater, zoals in Delfland het geval, dan
wordt deze toch als vrijliggend beschouwd als de verblijftijd van het water voor 90% van het
jaar langer dan een maand is. In alle overige gevallen is een diepe plas niet-vrijliggend.
Geen kwetsbare objecten
In de omgeving van de zes diepe plassen van Delfland zijn geen kwetsbare objecten
aanwezig. Het gaat hierbij om de ligging van de plassen in aangewezen kwetsbare gebieden
uit het Stroomgebiedbeheerplan Rijn-West (Kaderrichtlijn Water), maar ook om de te
beschermen grondwaterfuncties zoals drinkwater- en industriële onttrekkingen
(Grondwaterrichtlijn).
Kwetsbare objecten: a) een via Provinciale Milieuverordening (PMV) vastgelegd
grondwaterbeschermingsgebied of waterwingebied. b) een gebied binnen een straal van 5 kilometer
bovenstrooms van een winpunt van grondwater ten behoeve van publieke drinkwaterwinning. c) een
gebied met één of meerdere gemelde private onttrekkingen, binnen een straal van 1 kilometer
benedenstrooms van een diepe plas, d) binnendijks gelegen grondwaterafhankelijke natuurgebieden, die
op basis van artikel 10 en 10a van de Natuurbeschermingswet 1998 ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en
Habitatrichtlijn zijn aangewezen of onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur als
bedoeld in het Natuurbeleidsplan, binnen een straal van 1 kilometer van een diepe plas (Handreiking
verondiepen diepe plassen, p. 26).
Datum:
07-04-14
pagina 7 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
Tabel 2.1
Naam diepe plas
Plaats
Overzicht karakteristieken diepe plassen Delfland
Plas van der Ende
Den Haag
(Leidschenveen)
9,7
18,6 (1989)
Nee
Ja (NHV) 1)
2001-2012
Voldoet
Voldoet
Overschrijding
Overschrijding
Ja
Nee
Nee
Goed (2011)
Put te Werve
Rijswijk
Plas van Reef
Den Haag
(Ypenburg)
7,7
5,7 (2009)
Nee
Nb
2001-2012
Overschrijding
Overschrijding
Overschrijding
Overschrijding
Nee
Ja
Ja
Matig (2011)
Plas van Wiegel
Zoetermeer
Plas Boswijk
Den Haag
(Ypenburg)
5,2
15,5 [schatting]
Nee
Ja (GHV) 3)
2003
Voldoet
Voldoet
Voldoet
Voldoet
Nee
Ja
Nee
Goed (2003)
Plas Wilhelminapark
Rijswijk
Oppervlak (ha)
9,6
5,2
3,2
Diepte (m), (meetjaar)
10 (1989)
Nb
9,5 (1989)
Zwemwater
Ja
Nee
Nee
Viswater
Ja (RHV) 2)
Nb
Nb
Periode meetgegevens
2000-2012
2000-2012
MKN=<0,15 mg P/l 4)
Overschrijding
Nb
Overschrijding
N-norm Delfland:0,3 mg P/l
Overschrijding
Nb
Voldoet
MKN =<2,2 mg N/l
Voldoet
Nb
Overschrijding
P-norm Delfland: 1,8 mgN/l
Voldoet
Nb
Overschrijding
Fosfor gelimiteerd 5)
Nee
Nb
Nee
Stikstof gelimiteerd 6)
Ja
Nb
Ja
Periodiek veel (blauw)algen
Ja
Nb
Ja
Doorzicht (meetjaar)
Goed (2011)
Nb
Zeer slecht (2013)
Periodiek vissterfte door
zuurstof tekort a.g.v.
Ja
Ja 8)
Nb
Nb
Nb
Nb
najaarsomkering 7)
Regenwater gevoed
Ja
Ja
Ja
Nb
Ja
Ja
Kwel gevoed
Ja
Nee
Ja
Nb
Ja
Nb
Verlies door inzijging
Nee
Ja
Nee
Nb
Nee
Ja
Afwatering op polderwater
Ja
Ja
Ja
Nb
Ja
Ja
Eigenaar
Particulier
Event Company
Particulier
Particulier
Gemeente Den Haag
Gemeente Rijswijk
1) NHV: Nootdorpse Hengelsport Vereniging;
2) RHV: Rijswijkse Hengelsport Vereniging;
3) GHV: 's-Gravenhaagse Hengelsport Vereniging;
4) MKN: MilieuKwaliteitsNorm;
5) Fosfor gelimiteerd: totaal N/totaal P ratio > 30;
6) Stikstof gelimiteerd: totaal N/totaal P ratio < 20; voor blauwalgen ligt de grens voor N-limitatie bij 7; dominantie van blauwalgen komt veel voor bij een verhouding van
5-10
7) Najaarsomkering: zie par. 4.1, pag. 8;
8) Vissterfte in 2013 gesignaleerd en waarschijnlijk gevolg van najaarsomkering;
Nb: niet bekend.
Datum:
07-04-14
pagina 8 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
2.2 Karakteristieken per plas
Een overzicht van de karakteristieken van de diepe plassen in Delfland wordt gegeven in tabel
2.1 op pagina 8.
Datum:
07-04-14
pagina 9 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
3. Verondiepen, kansen en risico’s voor de waterkwaliteit
Het verondiepen en herinrichten van een diepe plas biedt kansen voor verbetering van de
waterkwaliteit en natuurwaarden. Maar het kan ook leiden tot verslechtering van de
waterkwaliteit en gezondheidsrisico’s voor mens en dier.
Dit hoofdstuk beschrijft kansen en risico’s van verondieping en herinrichting van diepe
plassen.
3.1 Kansen
Tegengaan vissterfte
In Plas van der Ende kan om de paar jaren in het najaar vissterfte plaatsvinden door
zuurstofgebrek als gevolg van ‘najaarsomkering’.
Het water in diepe plassen kent in de zomer een temperatuurgelaagdheid. De warme
bovenste zuurstofrijke waterlaag drijft op de dieper gelegen koude en zuurstofarme
waterlaag. Beide waterlagen worden van elkaar gescheiden door een ‘spronglaag’ van
maximaal 1 meter.
In september of oktober mengt, door afkoeling van de toplaag en harde wind, de gehele
watermassa van boven naar beneden en zal de gelaagdheid verdwijnen. Bij deze zogenaamde
‘najaarsomkering’ zal het zuurstofarme water onder de spronglaag zich mengen met het
bovenliggende water. Er is tijdelijk onvoldoende zuurstof, waardoor vissen sterven.
Vissterfte als gevolg van ‘Najaarsomkering’ kan worden voorkomen door de plas te
verondiepen.
Temperatuurgelaagdheid is een seizoensafhankelijk verschijnsel en kan plaatsvinden tussen april en
oktober. Het fenomeen ontstaat onder invloed van zon en wind. De zon neemt vanaf april in kracht toe en
warmt de bovenste waterlaag sterk op. Naarmate het seizoen vordert neemt de windkracht af, waardoor
de bovenste warme waterlaag niet mengt met de waterlaag daaronder die kouder is.
Temperatuurgelaagdheid leidt uiteindelijk tot lage zuurstof- en nutriëntengehalten in de onderste
waterlaag. Dit is het gevolg van weinig aanvoer vanuit de bovenliggende waterlaag, afbraakprocessen in
de waterbodem en weinig tot geen zuurstofproducerende waterplanten in de diepere delen van de plas.
Temperatuurgelaagdheid kan ook leiden tot zuurstofloosheid in de onderste waterlaag. In dat geval komt
(ijzergebonden) fosfaat in versterkte mate vrij uit de waterbodem.
Najaarsomkering: Als in het najaar de temperatuurgelaagdheid verdwijnt als gevolg van menging door
afkoeling en najaarsstormen treedt verslechtering van de waterkwaliteit op, zoals zeer lage
zuurstofgehalten, hogere fosfaatgehalten en toxische stoffen als waterstofsulfide en ammoniak
(tussenproducten van bacteriële omzettingen onder zuurstofloze omstandigheden).
Veilige oevers met een hoge natuur- en belevingswaarde
Diepe plassen hebben veelal een steile en in een aantal gevallen een stenige of beschoeide
oever, zoals het geval is bij Plas van der Ende. Dergelijke oevers zijn nodig om te voorkomen
dat de oevers (door golfslag) afkalven en onveilig worden.
Verondiepen van een plas biedt de mogelijkheid een oever opnieuw in te richten. Door de
oever minder steil aan te leggen, wordt de diversiteit aan oeverplanten groter. Dit leidt weer
tot een grotere diversiteit aan vissen en aan andere op, en aan het water levende dieren. De
diepe plas krijgt hierdoor meer natuurwaarde en een hogere belevingswaarde. Een brede
natuurzone langs een plas komt ook de stabiliteit van de oever, en daarmee de veiligheid, ten
goede.
Verbeteren ecologische kwaliteit
De verhouding diep:ondiep en de mate van helderheid van het water bepalen de
ontwikkelingsmogelijkheden voor waterplanten en –dieren. Ondiepe delen van een plas, veelal
oevers en moerasachtige zones, zijn soortenrijker dan diepere delen van een plas. Diepere
delen van een plas zijn qua samenstelling en biomassa minder productief door het ‘ontbreken’
van een bodem.
Planten die met hun wortels in het water staan, maar voor het grootste deel boven het water
uit groeien, kunnen voorkomen op delen tot circa twee meter diep. Wortelende
drijfbladplanten kunnen groeien tot een diepte van circa drie meter. Ondergedoken
Datum:
07-04-14
pagina 10 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
waterplanten kunnen voorkomen tot een diepte van zes meter. Vrijwel alle waterdieren zijn
op enig moment in hun levenscyclus afhankelijk van waterplanten als voedsel, schuilplaats,
paaiplaats, enz.
Hoe meer verschillende leefgebieden een plas herbergt (ecologische zones), hoe meer soorten
planten en waterdieren er een plek kunnen vinden. Bij het verondiepen en herinrichten van
een plas kan variatie in diepten worden aangebracht voor de ontwikkeling van een grotere
diversiteit aan leefgebied voor waterdieren.
Duurzaam grondverzet
Diepe plassen, die in aanmerking komen voor verondiepen, dienen in eerste instantie te
worden verondiept met gebiedseigen bagger en grond die voldoen aan de kwaliteitseisen uit
het Bbk. Op die manier draagt het verondiepen van een plas bij aan duurzaam grondverzet
volgens het Besluit bodemkwaliteit.
Bij duurzaam grondverzet gaat het om hergebruik van gebiedseigen grond en bagger, zo laag
mogelijke transportkilometers en minder uitstoot van kooldioxide (CO2). Duurzaam
grondverzet leidt niet alleen tot een beter milieu, maar ook tot kostenbesparing. Er hoeft
geen grond en bagger te worden ingekocht en er worden minder transportkilometers
gemaakt.
3.2 Risico’s
Onderstaande risico’s vormen een brede inventarisatie. De kans op optreden hangt af van de
locale situatie van een plas en de kwaliteit van de toegepaste grond- en baggerspecie en is
dus locatiespecifiek.
Giftige algenbloei
Blauwalgen ontstaan als gevolg van een combinatie aan factoren. Blauwalgen komen in de
regel voor in warme perioden waarbij de watertemperatuur tussen de 20°C en 30°C ligt, er
nauwelijks doorstroming is en het water een hoog nutriëntengehalte bevat.
Verondiepen beïnvloedt deze factoren. Door het inbrengen van grond of baggerspecie neemt
het watervolume in een plas af, waardoor het water in een warme periode sneller opwarmt.
Partijen grond en baggerspecie kunnen grote hoeveelheden fosfaat en stikstof bevatten. Deze
stoffen komen vrij na toepassing in een plas, waardoor het stikstof- en fosfaatgehalte in het
water toeneemt. Het gevolg is dat het ecologisch evenwicht in een plas omslaat en het risico
op de groei van blauwalgen toeneemt. Blauwalgen kunnen stoffen afscheiden, die giftig en
schadelijk zijn voor de volksgezondheid.
Overmatige groei van groenalgen
Zoals eerder aangegeven kunnen partijen grond en baggerspecie grote hoeveelheden fosfaat
en stikstof bevatten. Als deze voedingsstoffen vrijkomen in het oppervlaktewater profiteren
groenalgen daarvan en zullen deze explosief gaan groeien.
Groenalgen zijn een belangrijke schakel in de voedselketen, maar een te veel zal het
biologisch evenwicht verstoren. Een overmatige groei van groenalgen veroorzaakt lichtgebrek,
waardoor de ontwikkeling van waterplanten ernstig wordt verstoord. Overdag produceren
groenalgen zuurstof. Bij een massale algengroei kan zoveel zuurstof worden geproduceerd dat
het water oververzadigd raakt en leidt tot irritatie en stress bij vissen. 'S nachts verbruiken
groenalgen zuurstof en kan een te veel aan groene algen leiden tot zuurstofgebrek en sterfte
bij vissen.
Vrijkomen ‘nieuwe’ of extra (micro)verontreinigingen
1. Bagger en grond, waarin metalen zitten en, die rijk zijn aan organisch stof kunnen, door
microbiologische omzetting van organisch stof, leiden tot het vrijkomen van metalen en
vorming van methaangas in een plas.
2. Bij het verondiepen van een plas kan verzuring optreden, dat gevolgen heeft voor de
ecologie in een plas en leidt tot mobilisatie van gebonden metalen indien aanwezig.
3. Arseen in zuurstofloze bagger en grond die onder zuurstofloze condities worden toegepast
zal niet extra worden gemobiliseerd. Arseen in zuurstofhoudende bagger en grond die
onder zuurstofloze condities worden toegepast kan langdurig extra worden gemobiliseerd.
Datum:
07-04-14
pagina 11 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
4. Niet ‘gebiedseigen’ bagger of bodem kan in kwaliteit verschillen van die in het ‘eigen’
gebied. Het toepassen van niet ‘gebiedseigen’ baggerspecie of bodem kan een plas en de
omgeving belasten met ‘nieuwe’ of ‘extra’ verontreinigingen.
5. Er kunnen significante hoeveelheden (‘nieuwe’) verontreinigingen in de toe te passen
‘gebiedseigen’ grond en bagger zitten, die niet standaard worden gemeten en waarvoor
nog geen normen in het Bbk zijn opgenomen. Deze (‘nieuwe’) verontreinigingen kunnen
het oppervlaktewater van een plas en het grondwater in de omgeving nadelig
beïnvloeden.
Verstoring van het ecosysteem
Het vrijkomen van ‘nieuwe’ en/of extra (micro)verontreinigingen kan belastend of zelfs
toxisch zijn voor planten en dieren in een plas. De ecologische ontwikkeling van een plas blijft
achter, gevoelige planten en dieren gaan dood, soorten verdwijnen, enz.
Grondwaterverontreiniging
Het vrijkomen van nieuwe’ en/of extra (micro)verontreinigingen kan ook terechtkomen in het
(on)diepe grondwater. Ook voor het grondwaterecosysteem geldt dat geringe hoeveelheden
‘nieuwe’ of extra (micro)verontreinigingen al belastend of toxisch kunnen zijn. De kwaliteit
van het diepe grondwater en kwelwater verslechtert, waardoor kwetsbare objecten, zoals
drinkwaterwinningen en grondwaterafhankelijk natuurgebieden, nadelig kunnen worden
beïnvloed.
Belasting van het polderwater
De plassen worden meestal niet gevoed door polderwater, maar wateren wel af op
polderwater. Vrijgekomen ‘nieuwe’ en extra (micro)verontreinigingen in een plas worden
meegevoerd naar het polderwater en kunnen daar (locaal) leiden tot verhoogde concentraties
in het oppervlaktewater. Maar de verontreinigingen kunnen zich (locaal) in de watergang ook
ophopen in bagger, waterbodem, planten en dieren (accumulatie).
De hiernavolgende hoofdstukken 4 en 5 bieden een (beleids)kader, bedoeld om bovenstaande
risico’s van het verondiepen te voorkomen.
Datum:
07-04-14
pagina 12 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
4. Generiek beleid
Het generieke beleid dat van toepassing is op het verondiepen en herinrichten van diepe
plassen omvat de Waterwet, het Besluit bodemkwaliteit, de Regeling bodemkwaliteit en de
Circulaire en Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen.
Daarnaast dient bij ruimtelijke ingrepen rekening te worden gehouden met beschermde dieren plantensoorten. De bescherming van soorten is geregeld in de Flora- en Faunawet.
4.1 Waterwet
In artikel 6.2, lid 1, van de Waterwet staat dat het verboden is stoffen te brengen in het
oppervlaktewater, tenzij:
het bevoegd gezag daarvoor een vergunning heeft verleend.
het bevoegd gezag vrijstelling heeft verleend op basis van algemene maatregel van
bestuur (AMvB).
Voor regionale wateren is het bestuur van het waterschap bevoegd gezag.
Op het verondiepen en herinrichten van een diepe plas is het Besluit bodemkwaliteit als
algemene maatregel van bestuur van toepassing.
4.1.1 Watervergunning
In hoofdstuk 6 van de Waterwet en de Keur van Delfland staat aangegeven welke
handelingen in het watersysteem vergunningplichtig zijn. Voor sommige handelingen in het
watersysteem, zoals het lozen van stoffen in het oppervlaktewater, zijn
vergunningvervangende algemene regels vastgesteld. Deze algemene regels zijn opgenomen
in het Waterbesluit, de Waterregeling of andere (deels) op de Waterwet gebaseerde AMvB’s.
In het Waterbesluit en de Waterregeling staat ook hoe de watervergunning moet worden
aangevraagd.
Aan de watervergunning worden voorschriften verbonden, om nadelige gevolgen van de
handeling te voorkomen of (gedeeltelijk) weg te nemen. De watervergunning wordt
geweigerd als verlening van de vergunning niet verenigbaar is met de doelstellingen van de
Waterwet (artikel 2.1 Waterwet). Kort gezegd zijn die doelstellingen:
het voorkomen van overstromingen, wateroverlast of waterschaarste;
het beschermen van de chemische en ecologische toestand van watersystemen;
het vervullen van functies van watersystemen.
4.2 Besluit bodemkwaliteit
In het Besluit bodemkwaliteit staan de kwaliteitseisen waaraan grond en baggerspecie
moeten voldoen wanneer deze in oppervlaktewater worden gebracht. Gestreefd wordt naar
zoveel mogelijk hergebruik van grond en baggerspecie, zonder dat het leidt tot verslechtering
van de watersysteemkwaliteit.
Het Besluit bodemkwaliteit maakt het mogelijk vrijstelling te verlenen op het verbod in de
Waterwet als sprake is van een nuttige toepassing van grond en baggerpspecie. Welke
toepassingen nuttig zijn, is opgenomen in artikel 35 van het besluit. Het artikel beschouwt
verondiepen en herinrichten van een diepe plas als een nuttige toepassing als wordt voldaan
aan één van de volgende voorwaarden in het besluit:
toepassing in ophogingen in waterbouwkundige constructies en voor het verondiepen en
dempen van het oppervlaktewater met het oog op de hoogwaterbescherming, de
doelstellingen van artikel 4 van de KRW, bevordering van de natuurwaarden en de vlotte
en veilige afwikkeling van de scheepvaart.
Toepassing in aanvullingen, waaronder de herinrichting en stabilisering van voormalige
winplaatsen voor delfstoffen, of met het oog op onderhoud en herstel van toepassingen in
Datum:
07-04-14
pagina 13 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
bouw- en wegcontructies, in ophogingen ter verbetering van de bodemgesteldheid,
hoogwaterbescherming, waterkwaliteit en natuurwaarden en van toepassingen voor het
afdekken van saneringslocaties en stortplaatsen.
Als het toepassen van grond en baggerspecie in een diepe plas niet voldoet aan één of beide
bovenstaande voorwaarden dan is geen sprake van een nuttige toepassing en gelden op
grond van de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen strengere regels.
Voor het toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater van Delfland is nog geen
gebiedsspecifiek beleid van kracht. Hierdoor geldt automatisch het generieke beleid.
Uitgangspunt van dit beleid is dat de toepassing moet aansluiten bij de functie van de
toepassingslocatie en dat de waterbodemkwaliteit op klassenniveau niet mag verslechteren en
waar mogelijk moet verbeteren.
In het generieke kader gelden de normen en toepassingsvoorwaarden uit het algemene
toetsingskader voor toepassingen in het oppervlaktewater. In geval het verondiepen en
herinrichten van een diepe plas een nuttige toepassing is, zoals hierboven beschreven, en het
toepassingsvolume minimaal 5.000 m3 is en de toepassingshoogte minimaal 2 meter is dan
gelden de normen en toepassingsvoorwaarden uit het toetskader voor grootschalige
toepassingen (H4, §3, Besluit bodemkwaliteit).
4.3
Regeling bodemkwaliteit
De Regeling bodemkwaliteit is aanvullend op het Besluit bodemkwaliteit en kan niet los
worden gebruikt van het besluit. In de Regeling staan normen, de wijze waarop de kwaliteit
van grond en baggerspecie kan worden bepaald en hoe aan de normen moeten worden
getoetst. De Regeling bevat ook een toelichting met informatie over beleidskeuzes, verwachte
bedrijfs- en milieueffecten, relaties met overige regelgeving en een toelichting op de
wetsartikelen.
4.4 Circulaire en Handreiking herinrichten van diepe plassen
De Circulaire herinrichting diepe plassen en Handreiking voor het herinrichten van diepe
plassen is aanvullend op het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit. Het geeft informatie over
het verantwoord toepassen van grond en baggerspecie bij het verondiepen en herinrichten
van diepe plassen.
Circulaire
In de Circulaire wordt, naast de toepassingsvoorwaarden “nuttig” in artikel 35 van het Besluit
bodemkwaliteit en het “voldoen aan de kwaliteitseisen van het Besluit bodemkwaliteit”, ook
geëist dat de toepassing “functioneel” is. Artikel 5 van het Besluit bodemkwaliteit bevat de
volgende twee criteria waaraan een functionele toepassing moet voldoen:
Er mag niet meer materiaal worden toegepast dan nodig is voor de toepassing.
De toepassing moet volgens de gangbare maatstaven nodig zijn op de plaats waar deze
plaatsvindt, en onder de omstandigheden waaronder deze plaatsvindt.
In de Circulaire wordt ook aandacht besteed aan de mogelijkheid voor waterbeheerders om
gebiedsspecifiek beleid op te stellen. Ook wordt verwezen naar de mogelijkheid van een
aanvullend generiek en aanvullend locatiespecifiek toetskader in de Handreiking. In het
aanvullend toetskader kan het bevoegd gezag aanvullende kwaliteitseisen stellen aan
nutriënten, contaminanten en bodemvreemd materiaal.
Handreiking
De Handreiking beschrijft welk proces met betrokken partijen en welke sturing, voorbereiding,
uitvoering en beheer nodig zijn voor het zorgvuldig omgaan met het verondiepen en
herinrichten van diepe plassen en het gebruik van grond en baggerspecie daarvoor.
Datum:
07-04-14
pagina 14 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
Het initiatief tot het verondiepen en herinrichten van een diepe plas dient uitgewerkt te
worden in een inrichtingsplan. In de Handreiking staat welke inhoudelijke onderdelen in het
inrichtingsplan moeten worden uitgewerkt.
De initiatiefnemer dient het inrichtingsplan, bij voorkeur, tenminste vier weken voorafgaand
aan de eerste melding in het kader van het Besluit bodemkwaliteit in te dienen bij Delfland 1).
Delfland toetst of de inrichting en activiteiten passen binnen de plannen voor de plas en het
betreffende gebied. De toetsing van de toepassing kan Delfland doen op grond van de eerste
melding, die minimaal vijf werkdagen voor toepassing dient plaats te vinden.
4.5 Zorgplicht Besluit bodemkwaliteit
In het Besluit bodemkwaliteit, artikel 7, is een specifieke zorgplicht opgenomen. Deze
wettelijke zorgplicht dient onder alle omstandigheden bij het toepassen van grond en
baggerspecie in oppervlaktewater in acht te worden genomen. Dit betekent dat iedereen die
weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat nadelige gevolgen kunnen optreden als gevolg van
een toepassing maatregelen moet nemen om verontreiniging te voorkomen of zoveel mogelijk
te beperken.
In het besluit staan kwaliteitseisen waaraan moet worden voldaan. Maar niet voor alle
situaties zijn kwaliteitseisen beschikbaar. Zo zijn er geen kwaliteitseisen voor nietgenormeerde stoffen (zoals chloride) en voor stoffen die niet op de groslijst staan.
Desondanks moet voor dergelijke stoffen de zorgplicht in acht worden genomen. In de
‘Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen’ wordt het bevoegd gezag de
mogelijkheid geboden voor nutriënten aanvullende kwaliteitseisen op te stellen.
4.6 Flora- en Fauna wet
In de Flora- en faunawet is natuurvriendelijk werken uitgangspunt. De wet schrijft voor dat
uitvoerders de “algemene zorgplicht” in acht nemen. Dat geldt met name voor de uitvoering
van werkzaamheden in het kader van:
bestendig beheer en onderhoud,
bestendig gebruik,
ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
De Flora- en faunawet kent in relatie tot deze activiteiten een aantal verbodsbepalingen, maar
ook voorwaarden waaronder bepaalde handelingen mogen plaatsvinden (AMvB). De
voorwaarden worden stringenter naarmate de activiteiten ingrijpender zijn en de aanwezige
soorten meer bedreigd worden in hun voortbestaan in Nederland. Bepaalde activiteiten zijn
alleen vrijgesteld, mits gewerkt wordt volgens een door de Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode.
1) De periode van 4 weken is geen harde verplichting binnen het Bbk, maar een dringend advies aan, en in het belang van de
initiatiefnemer of de partij die namens hem het werk uitvoert. Door deze periode in acht te nemen voorkomt de initiatiefnemer
stagnatie omdat hij het bevoegd gezag hiermee voldoende tijd geeft om te beoordelen of de onderbouwing in het
inrichtingsplan voldoende is.
Datum:
07-04-14
pagina 15 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
5. (Beleids)uitgangspunten van Delfland
Delfland staat niet afwijzend tegenover het verondiepen en herinrichten van diepe plassen in
het beheergebied. De ingreep dient immers ter verbetering van de waterkwaliteit met het oog
op de KRW doelstellingen en bevordering van de natuurwaarden. Wel ziet Delfland erop toe
dat de ingreep niet leidt tot verslechtering van de waterkwaliteit en dat de ingreep geen
gevaar vormt voor de volksgezondheid. Daarnaast vindt Delfland het belangrijk dat het totale
proces van verondiepen en herinrichten zorgvuldig wordt vormgegeven en dat Delfland tijdig
bij het proces wordt betrokken.
Delfland beoordeelt een initiatief voor het verondiepen en herinrichten van een diepe plas of
deze:
in lijn is met het landelijke beleid (het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit, Circulaire en
Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen;
voldoet aan de Zorgplicht conform artikel 7 van het Besluit bodemkwaliteit;
voldoet aan de vergunningplicht op basis van andere wet- en regelgeving;
in lijn is met de uitgangspunten van Delfland, inclusief de KRW.
De (beleids)uitgangspunten van Delfland worden hieronder per paragraaf genoemd en
toegelicht.
5.1 De toepassing is nuttig en functioneel
De initiatiefnemer dient te motiveren dat sprake is van een nuttige en functionele toepassing.
De criteria die hiervoor gelden staan vermeld in het Besluit bodemkwaliteit en de Circulaire en
Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen.
5.2 Het totale proces is zorgvuldig vormgegeven
Delfland vindt het belangrijk dat het totale proces van verondiepen en herinrichten zorgvuldig
wordt vormgegeven. Voor een zorgvuldige afweging en integrale voorbereiding en uitvoering
dient door alle betrokken partijen, belanghebbenden, bevoegde overheden, eigenaren en
initiatiefnemers, de Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen te worden
gehanteerd.
5.3 Delfland wordt vroegtijdig betrokken in het planproces
Delfland hecht een groot belang aan een vroegtijdig vooroverleg met de initiatiefnemer.
Tijdens het overleg dienen goede afspraken te worden gemaakt, om te voorkomen dat
achteraf ongewenste situaties ontstaan en om ervoor te zorgen dat de eventuele uitvoering
goed en vlot zal verlopen. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat hij/zij het initiatief
neemt tot vooroverleg.
5.4 De aangewezen functies van een diepe plas blijven behouden
Voor het verondiepen en herinrichten van diepe plassen is het uitgangspunt in het generieke
beleid dat de diepe plassen geschikt moeten blijven voor de aangewezen functies in het
provinciaal Waterplan en het Waterbeheerplan van Delfland.
Bergende functie
De zes diepe plassen binnen het beheergebied van Delfland hebben een bergende functie. Het
verondiepen en herinrichten van een diepe plas mag de bergingscapaciteit niet verkleinen.
Omdat met berging de ruimte wordt bedoeld tussen het (soms seizoensafhankelijke)
streefpeil van de plas en het kritische maaiveldniveau van de omgeving zal een verondieping
Datum:
07-04-14
pagina 16 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
normaliter geen impact hebben op het bergend volume. Een bijkomend aandachtspunt is
echter dat de verbindingen tussen de plas en het polderwatersysteem bij de verondieping
onaangetast blijven, zodat de aan- en afvoer van de plas ongehinderd blijft. Delfland hanteert
voor het veilig stellen van de aan- en afvoercapaciteit de leggerdiepte van de plas. Om af te
kunnen wijken van de leggerdiepte is toestemming van Delfland en leggerwijziging nodig.
Zwemwater
Put te Werve is aangewezen als officieel zwemwater. Dit betekent dat initiatiefnemer moet
aantonen dat verondieping vanuit functionaliteit of ruimtelijke aspecten wenselijk of
noodzakelijk is en dat de zwemwaterkwaliteit niet verslechtert als gevolg van de
verondieping. Hiervoor zal de initiatiefnemer op eigen kosten onderzoek moeten laten
verrichten conform de eisen van Delfland.
Viswater
Op Plas van der Ende, Put te Werve en Plas Boswijk rusten visrechten. De initiatiefnemer
dient hiermee rekening te houden door de visrechthebbende te betrekken in het planproces
voor het verondiepen van de diepe plas.
5.5 Delfland is tijdig in bezit van actuele kwaliteitsgegevens
Om de effecten van de ingreep op het watersysteem goed te kunnen beoordelen en om
eventuele aanvullende of gebiedsspecifieke toepassingsregels te kunnen bepalen, en daarover
vroegtijdig met initiatiefnemer goede afspraken te maken, is het voor Delfland noodzakelijk
tijdig, bij voorkeur tenminste een jaar voor de ingreep, in het bezit te zijn van de
kwaliteitsgegevens (chemisch, ecologisch en overige kwaliteitsaspecten) van de plas.
De actuele kwaliteitsgegevens dienen te worden verkregen conform de regels van het Besluit
bodemkwaliteit en op basis van geldende normdocumenten. Met Delfland dient te worden
besproken welke normdocumenten geldend zijn.
5.6 Er is sprake van grootschalige toepassing
De ‘Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen’ voorziet in alle toepassingen van
grond en baggerspecie (schoon en herbruikbaar) in diepe plassen, waarbij minimaal 5.000 m3
grond of baggerspecie van buiten de plas afkomstig is en waarbij voldaan wordt aan de
milieuhygiënische eisen zoals gesteld in het Bbk, de zogenaamde grootschalige toepassingen.
Voor grootschalige toepassingen wordt in de Handreiking voor het herinrichten van diepe
plassen, onderscheid gemaakt tussen vrijliggende en niet-vrijliggende diepe plassen. De diepe
plassen van Delfland voldoen aan de definitie voor vrijliggende plassen.
Zo lang geen gebiedsspecifiek beleid is vastgesteld geldt voor vrijliggende diepe plassen dat
grond en baggerspecie, zonder (aanvullende) emissietoets, mogen worden toegepast als
wordt voldaan aan één of meerdere van de onderstaande voorwaarden:
Grond en baggerspecie voldoen op basis van de toetsingsregels uit de Regeling
bodemkwaliteit aan de achtergrondwaarden zoals vermeld in deze regeling.
Grond en baggerspecie voldoen respectievelijk aan de maximale waarden
bodemkwaliteitsklasse wonen en kwaliteitsklasse A.
Voor Arseen en de leeflaag gelden in de Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen
aparte voorwaarden.
Arseen
Partijen droge (aerobe) bagger en grond van bodemkwaliteitsklasse A of wonen, mogen
niet worden toegepast indien een arseengehalte boven de achtergrondwaarde uit bijlage B
van de Regeling bodemkwaliteit wordt aangetoond.
Datum:
07-04-14
pagina 17 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
Leeflaag
De leeflaag dient minimaal een halve meter dik te zijn en verder qua dikte en
samenstelling afgestemd te zijn op de beoogde functie van het oppervlaktewater na
realisatie.
Voor vrijliggende diepe plassen geldt dat de kwaliteit, naast eisen aan nutriënten, in
beginsel moet voldoen aan de achtergrondwaarde uit bijlage B van de Regeling
bodemkwaliteit. Grond of baggerspecie klasse A mag worden toegepast indien in het
inrichtingsplan voldoende wordt onderbouwd dat dit voldoet aan het beoogde
gebruiksdoel.
Als geen sprake is van een grootschalige toepassing dan geldt het Besluit bodemkwaliteit voor
toepassingen in het oppervlaktewater en het toetsingskader voor algemene toepassingen.
5.7 Geen toepassing met ongespoeld zeezand en zoute baggerspecie
Ongespoeld zeezand en zoute baggerspecie mogen, in verband met de kans op verzilting en
verontreiniging, niet worden toegepast in het oppervlaktewater.
Gespoeld zeezand mag alleen worden toegepast als de resultaten van uitloogproeven
aannemelijk hebben gemaakt dat toepassing niet leidt tot ongewenste verslechtering van de
grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. De initiatiefnemer dient deze uitloogproeven op eigen
kosten te laten uitvoeren.
5.8 Geen overschrijding maximaal toegestane hoeveelheid bodemvreemd materiaal
Delfland volgt voor de toegestane hoeveelheid of soorten bodemvreemd materiaal in de
toepassing de eisen in het Besluit bodemkwaliteit en de Handreiking. Conform het besluit mag
grond en baggerspecie alleen worden toegepast in diepe plassen als wordt voldaan aan de
definitie van grond en baggerspecie in het besluit of wanneer het maximale toegestane
percentage van 20 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal niet wordt overschreden.
5.9 Toepassen met milieuhygiënische verklaring
De kwaliteit van grond en baggerspecie, die worden aangeboden voor toepassing in een diepe
plas, moet worden aangetoond met een milieuhygiënische verklaring van een Kwalibo-erkend
bedrijf. Naast een partijkeuring, een erkende kwaliteitsverklaring of een onderzoek is het
binnen Delfland ook mogelijk een door het bestuur van Delfland erkende
(water)bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel te gebruiken.
De waterbodemkwaliteitskaart dient informatie te bevatten over nutriënten in de baggerspecie
of grond die worden toegepast. Als deze informatie in de waterbodemkwaliteitskaart
ontbreekt dan dient de initiatiefnemer een aanvullend onderzoek te doen naar nutriënten
(totaal-fosfaatgehalte, fosfaat/ijzer-ratio, stikstofgehalte en ijzer/zwavel ratio) in de
baggerspecie of grond.
5.10 Contra-expertise indien nodig
De initiatiefnemer dient tijdig kwaliteitsgegevens over te leggen aan Delfland. Als bij Delfland
twijfel bestaat over de juistheid van de aangeleverde kwaliteitsgegevens kan Delfland een
contra-expertise eisen op kosten van de initiatiefnemer. In een contra-expertise zullen de
kwaliteitsgegevens van de initiatiefnemer worden getoetst aan onderzoeksgegevens, die op
basis van steekmonsters zijn verkregen, en zal worden nagegaan of de geldende
(reken)regels en normen juist zijn toegepast. Initiatiefnemer en Delfland maken afspraken
over de wijze waarop en door wie contra-expertise wordt uitgevoerd.
Datum:
07-04-14
pagina 18 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
5.11 Toepassen met best beschikbare techniek
Bij het toepassen van grond en baggerspecie in een diepe plas dient gebruik te worden
gemaakt van een valpijp of een andere techniek waarvoor de initiatiefnemer aan de
waterbeheerder aannemelijk heeft gemaakt dat de effecten op de oppervlaktewaterkwaliteit
gelijk of beter zijn dan de valpijp.
5.12 Afspraken over monitoringseisen voor uitvoering en beheer
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden en het beheer van de inrichting is de
initiatiefnemer verantwoordelijk voor de monitoring. Op welke manier de monitoring
plaatsvindt zal moeten worden beschreven in een inrichtingsplan. In de Handreiking voor het
herinrichten van diepe plassen staat vermeld voor welke onderdelen de
monitoringsverplichting geldt.
Delfland vindt het belangrijk dat de monitoring zorgvuldig gebeurt. Dit om ongewenste
verslechtering van het watersysteem te voorkomen en eventuele verslechtering tijdig te
signaleren. In het reguliere beleid wordt waterbeheerders de mogelijkheid geboden nadere
monitoringseisen op te stellen. Initiatiefnemer en Delfland maken afspraken over passende
monitoringseisen, zoals meetfrequentie, meetpunten, stoffenpakket, meetvoorschriften, duur
van de monitoring na oplevering, enz.
5.13 Voorkomen van nadelige gevolgen (zorgplicht)
Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat die weet of redelijkerwijs kan weten dat door zijn
handelen of het nalaten daarvan nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het
watersysteem. En is hij verplicht deze nadelige gevolgen te voorkomen of te beperken voor
zover maatregelen werkbaar en toepasbaar zijn en tegen aanvaardbare en gangbare kosten
kunnen worden uitgevoerd. Dit houdt in ieder geval in dat wordt voldaan aan de voorschriften
in het Besluit bodemkwaliteit en de Circulaire en Handreiking voor het herinrichten van diepe
plassen voor zover deze niet in strijd zijn met de zorgplichtbepaling in het Besluit
bodemkwaliteit.
Ondanks de gestelde regels kan het zijn dat nadelige gevolgen voor het watersysteem niet of
onvoldoende worden voorkomen of beperkt. Hierbij moet worden gedacht aan risicovolle
stoffen, die wel worden genoemd in wet- en regelgeving maar niet zijn genormeerd en
risicovolle stoffen die niet op de groslijst in het Besluit bodemkwaliteit voorkomen.
Chloride en nutriënten
De kwaliteit van de toepassing dient in eerste instantie te worden onderzocht op een
‘minimum’ stoffenpakket dat is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. De stoffen chloride
en nutriënten (totaal-fosfaatgehalte, fosfaat/ijzer-ratio, stikstofgehalte en ijzer/zwavel ratio)
ontbreken en moeten aan het te onderzoeken pakket worden toegevoegd.
Polychloorbifenyl (PCB) en Organochloor-bestrijdingsmiddelen (OCB’s)
Standaard dient de parameter EOX gemeten te worden. Als EOX in de toepassing aanwezig is,
duidt dit op de aanwezigheid van OCB’s en PCB’s. In dat geval moet het te onderzoeken
pakket met deze (mogelijke) aanwezige stoffen worden uitgebreid.
Voor bovengenoemde risicovolle stoffen in de toepassing geldt dat resultaten van
uitloogproeven aannemelijk moeten maken dat toepassing niet leidt tot ongewenste
verslechtering van de bodem- en oppervlaktewaterkwaliteit. De initiatiefnemer dient deze
uitloogproeven op eigen kosten te laten uitvoeren.
Datum:
07-04-14
pagina 19 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
5.14 De (her)inrichting is gericht op kwaliteitsverbetering
De inrichting speelt een belangrijke rol in het verbeteren van de waterkwaliteit, de belevingsen natuurwaarden van een grote plas. Door bij de inrichting rekening te houden met de in- en
externe belasting, ligging, karakteristieken en functies van een diepe plas in relatie tot de
ecologische kwaliteitseisen en hoogst haalbare natuurwaarden van die plas kan de ingreep
leiden tot kwaliteitsverbetering of kunnen eventuele nadelige waterkwaliteitseffecten worden
voorkomen of beperkt.
De inrichting die Delfland voorstelt heeft betrekking op het beperken van de
nutriëntengehalten in het water, de ontwikkeling van habitatdiversiteit en een gezonde
visstand.
Waterplanten groeien volgens een natuurlijke zonering van oevervegetatie naar drijvende en
ondergedoken vegetatie (zie figuur A). De vegetatie biedt waterdieren en vissen een
voedselbron, schuilplaats, rustplaats en broed- of paaiplaats.
Figuur A: Weergave van een natuurvriendelijke oever met gradiënten.
Van belang voor de ontwikkeling van waterplanten is waterdiepte, waterpeil, lichtklimaat,
windwerking, stroming en verspreiding en kieming van zaden. Voor het positief beïnvloeden
van deze factoren, geeft Delfland de voorkeur aan de volgende (her)inrichtingsmaatregelen:
Aanleg van (luw gelegen) flauwe oevers en verflauwing van bestaande oevers
Vergroten van de totale oeverlengte in de plas
Aanleg van onderwatereilanden
Uitbreiding van moeras- en rietzones in de omgeving aansluitend op de plas
Voor waterplanten en vissen is een maximale waterdiepte van 2 meter voldoende.
De wind heeft relatief meer invloed op een ondiepe plas. De golven die ontstaan veroorzaken
afslag van vegetatierijke oevers en erosie van de begroeide ondiepe delen in de plas. Dit kan
worden voorkomen door zones in “luwte” van de plas aan te leggen (bij voorkeur in de
zuidwesthoek) of door de zones te beschermen tegen windwerking en golfslag door ze af te
schermen met een vooroever (steenbestorting, wilgentenen of houten golfbreker).
Let wel, dergelijke vooroevers moeten vispasseerbaar zijn. Daarnaast moet er uitwisseling
plaatsvinden van water tussen de plas en de luwe ondiepere zones.
De spontane ontwikkeling van vegetatie kan tijd vergen. Om die reden kan gekozen worden
voor het aanbrengen van vegetatie in de vorm van (gebiedseigen) zaden of stekken,
Datum:
07-04-14
pagina 20 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
aangekocht of “gedoneerd” van elders uit het beheergebied van Delfland. Gezien de ervaring
die Delfland heeft met het aanbrengen van vegetatie in grotere wateren binnen zijn
beheersgebied kan het beste worden gekozen voor een robuust vegetatietype dat bestand is
tegen afslag en erosie. Robuuste oeversoorten zijn Riet, Grote en kleine lisdodde, Harig
wilgenroosje, Bitterzoet, Haagwinde, Kattenstaarten, Moerasandoorn, Gele lis en hier en daar
een Wilg en/of Zwarte els. In luwe delen van de plas passen drijfbladplanten, zoals Witte
waterlelie en Gele plomp.
Figuur B: Voorbeeld van een inrichting van een diepe plas
(bron: ‘Een heldere kijk op diepe plassen’. STOWA, 2010)
Aandachtspunten
De positieve invloed van waterplanten op de waterkwaliteit sluit de ontwikkeling van groenen blauwalgen niet uit. De aanwezigheid van blauwalgen heeft naast een gezondheidsrisico’s
ook nadelige gevolgen voor de ontwikkeling van waterplanten. Tijdens de bloei van
blauwalgen kan het doorzicht sterk teruglopen, waardoor minder licht beschikbaar is voor
ondergedoken waterplanten. Blauwalgen kunnen worden bestreden door aanvullende
maatregelen.
De windwerking op een ondiepe plas is relatief groter. Onder invloed van de wind kunnen
eerder bezonken deeltjes gaan opwervelen. Deze zwevende deeltjes beperken dan het
doorzicht, waardoor minder licht beschikbaar is en de ontwikkeling van ondergedoken
waterplanten wordt geremd.
Voor meer informatie over diepe plassen, maatregelen en effecten wordt verwezen naar het kennisdocument
van STOWA “Een heldere kijk op diepe plassen”, 2010.
5.15 Natuurvriendelijke uitvoering van werkzaamheden
Delfland hecht veel waarde aan natuurvriendelijk werken als onderdeel van maatschappelijk
verantwoord handelen. De bescherming van dier- en plantensoorten is onlosmakelijk
verbonden met de ecologische doelstellingen van het watersysteem.
Datum:
07-04-14
pagina 21 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
Bijlagen
Plas Wilhelminapark
Datum:
07-04-14
pagina 22 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
Bijlage 1. Locaties diepe plassen Delfland
Datum:
07-04-14
pagina 23 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
Bijlage 2. Beschrijving diepe plassen Delfland
7.2.1 Plas van der Ende
Algemeen
Plas van der Ende ligt in de gemeente Den Haag (Leidschenveen) en is privé eigendom. De
omvang van de plas is 9,7 hectare en de diepte ligt tussen de 14 en 18 meter. De plas staat
voor de afwatering, via een openstaande stuw met viswerend rooster (om vis in de plas te
houden t.b.v. de hengelsport), in verbinding met het polderwater (Polder van Nootdorp). Op
de plas rusten visrechten die worden verhuurd aan de Nootdorpse Hengelsport Vereniging.
Daarnaast wordt door TNO, in opdracht van defensie, onderzoek gedaan in de plas.
Waterkwaliteit
Plas van der Ende wordt vooral gevoed door regenwater en ijzerrijke kwel. Daarnaast kan in
perioden van veel neerslag ook polderwater vanuit de omgeving de plas in stromen als het
waterpeil buiten de plas hoger is dan in de plas.
Dat de plas een kwel gevoed systeem is blijkt uit de relatief hoge ammonium- en chloride
concentraties in het water. Maar ook de bruinkleuring van het water door ijzer wijst op de
aanwezigheid van kwel.
De fosfor concentratie in het water voldoet aan Delflands gebiedsspecifieke norm (=< 0.3
mgP/l) en in het algemeen aan de MilieuKwaliteitsNorm (MKN) van =< 0.15 mgP/l, de stikstof
concentratie doet dat niet (Delflandsnorm is =< 1.8 mgN/l en de MKN is =< 2.2 mgN/l). Het
jaargemiddelde voor stikstof is zelfs opvallend hoog: 4,65 mg/l (2011). Zowel stikstof als
fosfor zijn essentiële voedingsstoffen voor waterplanten. De plantengroei kan worden
gelimiteerd door één van de twee voedingsstoffen. In Plas van der Ende is fosfor beperkt
beschikbaar, omdat het gebonden zit aan ijzer uit het kwelwater. Deze plas is een fosfor
gelimiteerd systeem (verhouding N:P is groter dan 30).
In het najaar is er in Plas van der Ende een grote kans op een tekort aan zuurstof in het
water, waardoor vissen sterven. Dit zuurstofgebrek ontstaat door 'najaarsomkering'.
Najaarsomkering is een natuurlijk verschijnsel dat kenmerkend is voor diepe plassen. Door
verlaging van de temperatuur van de toplaag in combinatie met harde stormen in de herfst
mengt de zuurstofloze ijzerhoudende onderste waterlaag zich met de zuurstofhoudende
toplaag. Door deze menging kan de waterkwaliteit dusdanig verslechteren (o.a. zuurstofloze
omstandigheden in de gehele plas) dat massale vissterfte kan optreden. Dit verschijnsel
treedt niet ieder jaar op in deze plas, maar is in de periode 2001 - 2012 een paar keer
voorgekomen. Om vis de gelegenheid te geven de plas te ontvluchten als deze situatie zich
voordoet, heeft Delfland het viswerende rooster aangepast, waardoor het eenvoudig omhoog
te draaien is.
Oevers zijn onderdeel van het watersysteem. De oevers van Plas van der Ende zijn beschoeid
en op veel plekken van steen om afkalving door golfslag te voorkomen.
7.2.2 Put te Werve
Algemeen
In het westelijk deel van Put te Werve te Rijswijk bevindt zich een openluchtzwembad, het
thuisbad van de Rijswijkse Zwem Vereniging. Dit gedeelte van de plas is door Provincie ZuidHolland aangemerkt als officiële zwemwaterlocatie. De plas is 9,6 hectare groot en circa 10
meter diep. De plas wordt gevoed door regenwater en verliest een deel daarvan door
inzijging. De plas staat voor de afwatering, via een stuw, in verbinding met het polderwater
(Plaspoel- en Schaapweipolder). Event Company is eigenaar van de plas. Op de plas rusten
visrechten die worden verhuurd aan de Rijswijkse Hengelsport Vereniging
Waterkwaliteit
De plas heeft periodiek te veel blauwalgen in het water. Weliswaar zijn de chlorofyl gehalten
in het water niet opvallend hoog, maar wijst een periodiek verhoogde zuurgraad van het
Datum:
07-04-14
pagina 24 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
water op algenbloei in de plas. Waarnemingen van hoge blauwalgenconcentraties en/of
drijflagen van blauwalgen tijdens de zwemwatermonitoring bevestigen dit voor de zwemzone.
Het stikstofgehalte van het water in de plas voldoet aan Delflands norm en dus ook aan de
MKN. De fosforconcentraties liggen ruimschoots boven de normen (Delfland en MKN). De
ecologie in de plas wordt dan ook gelimiteerd door stikstof (verhouding N:P is kleiner dan 20),
omdat de voedingsstof in beperkte hoeveelheden beschikbaar is voor algen. Fosfor
daarentegen is voor algen in voldoende mate beschikbaar.
7.2.3 Plas van Reef
Algemeen
Plas van Reef is privébezit en ligt in de gemeente Den Haag (Ypenburg). De plas heeft een
oppervlak van 7,7 hectare en het diepste punt is 5,7 meter. De plas wordt door regenwater
en (mogelijk voedselrijk) kwel gevoed en staat via een kleine duiker rechtstreeks in
verbinding met het polderwater (Tedingerbroekpolder).
Waterkwaliteit
De meetgegevens laten zien, dat Plas van Reef periodiek te veel algen in het water heeft.
Normoverschrijdende concentraties stikstof en fosfor liggen hieraan ten grondslag. Vooral de
voedingsstof fosfor, die grotendeels in opgeloste vorm aanwezig is, is direct beschikbaar voor
algen. Opvallend is het hoge jaargemiddelde voor fosfor, namelijk 1,68 mg/l (2011). De
voedingsstof stikstof overschrijdt weliswaar de norm, maar zit voor een groot deel gebonden
aan zwevend stof en bagger. Deze plas is een stikstof gelimiteerd watersysteem (verhouding
N:P is kleiner dan 20).
Lage chloride gehalten in het water zijn een bewijs dat het watersysteem vooral wordt gevoed
met hemelwater en niet gevoed wordt door kwel.
7.2.4 Plas van Wiegel
Algemeen
Van Plas van Wiegel is niet veel bekend. De plas ligt in de gemeente Zoetermeer, niet ver van
Plas van der Ende, en is particulier bezit. Het oppervlak van de plas is circa 5,2 hectare. De
plas ligt in een kwelgebied, maar het water heeft niet de typische bruinkleuring zoals bij Plas
van der Ende het geval is. Dit duidt erop, dat Plas van Wiegel waarschijnlijk minder gevoed
wordt door kwel, omdat deze minder diep is dan Plas van der Ende. In het zuidoosten van
Plas van Wiegel ligt een vegetatierijk hoekje. De plas staat bekend als een vogelbroedgebied.
Waterkwaliteit
Delfland heeft geen waterkwaliteitgegevens van Plas van Wiegel, omdat het terrein
ontoegankelijk is. Het is dan ook niet bekend wat de nutriëntengehalten zijn en of hier sprake
is van een stikstof of fosfaat gelimiteerd systeem.
7.2.5 Plas Boswijk
Algemeen
Plas Boswijk ligt in een lommerrijk deel van Ypenburg en is in eigendom van de gemeente
Den Haag. De plas is 5,2 hectare groot en de diepte wordt geschat op 15,5 meter. De plas
wordt gevoed door regen- en kwelwater. Overtollig water uit de plas kan via een stuw
afwateren op een nabijgelegen poldersloot met een lager waterpeil. Op de plas rusten
visrechten die worden verhuurd aan de 's-Gravenhaagse Hengelsport Vereniging. De plas is
een voormalig stortterrein van Defensie.
Waterkwaliteit
De laatste meetgegevens uit 2003 laten zien dat Plas Boswijk 10 jaar geleden een goede
waterkwaliteit had. De plas had, gezien de zuurgraad (circa 8) van het water, geen last van
algenbloei. De lage stikstof- en fosforconcentraties (beide beneden de normen) zullen daar
Datum:
07-04-14
pagina 25 van 26
Ontwerpnota Verondiepen diepe plassen Delfland
voor een belangrijk deel aan hebben bijgedragen. Gebaseerd op de waargenomen
nutriëntenconcentraties in 2003 is dit een stikstof gelimiteerd watersysteem.
Lage chlorideconcentraties in het water duiden op voeding met hemelwater.
7.2.6 Plas Wilhelminapark
Algemeen
De plas in het Wilhelminapark van Rijswijk is in eigendom van de gemeente Rijswijk. De plas
heeft een oppervlak van 4,1 hectare en is circa 9,5 meter diep. Het watersysteem wordt voor
een deel gevoed door regenwater. Een deel van het regenwater verdwijnt door inzijging. De
plas staat in rechtstreekse verbinding met het polderwater en een zwemvijver, waardoor dus
ook ander polderwater in de plas kan komen.
Waterkwaliteit
Het water van de plas heeft periodiek een grijs-groene kleur en in de zomermaanden is het
doorzicht van het water slecht tot zeer slecht. Dit is vooral het gevolg van een te veel aan
chlorofyl in het water, dat duidt op een (blauw)algen probleem.
Surfplas Wilhelminapark is een stikstof gelimiteerd watersysteem (verhouding N:P is kleiner
dan 20). Het jaargemiddelde van de kwaliteitsmetingen ligt voor stikstof boven de normen
(Delfland en MKN), die voor fosfor onder Delflands norm (=<0.3 mg/l) maar boven de MKN
(=< 0.15 mgP/l).
Datum:
07-04-14
pagina 26 van 26