Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 2014-2015

STUDIEGIDS 2014-2015
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
DEEL 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT ISS
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 3
Inleiding ................................................................................................................................................... 5
1.
Daarom horen de ISS-opleidingen bij elkaar ................................................................................... 6
1.1
Opleidingen.............................................................................................................................. 6
1.2
Dublindescriptoren: Internationale onderwijsnormen .............................................................. 7
2.
Het beroep maatschappelijk werker ................................................................................................. 8
3.
Zo kijken wij naar onderwijs ........................................................................................................... 12
4.
Onderwijsaanbod Maatschappelijk Werk en Dienstverlening .......................................................... 14
4.1
Drie opleidingsniveaus .......................................................................................................... 14
4.2
Drie opleidingsvarianten en twee uitstroomprofielen ............................................................ 14
4.2.1
De voltijdvariant ................................................................................................................. 15
4.2.2
Deeltijd en E-learning ........................................................................................................ 15
4.2.3
Uitstroomprofielen Jeugdzorgwerker en GGZ-agoog voor voltijdstudenten ..................... 16
4.3
Onderwijseenheden ............................................................................................................... 17
4.4
De praktijk als leerbron .......................................................................................................... 18
4.4.1
Leren in en door de praktijk ............................................................................................... 18
4.4.2
De criteria voor de geschiktheid van een praktijkplaats .................................................... 19
4.4.3
Begeleiding tijdens het praktijkleren .................................................................................. 21
4.4.4
Beoordeling van het praktijkleren ...................................................................................... 22
4.4.5
Praktijkwerk in het buitenland (niveau 3) ........................................................................... 22
4.4.6
Project Onderzoek en Innovatie (niveau 3) ....................................................................... 23
4.4.7
Supervisie .......................................................................................................................... 23
4.5
Onderwijsaanbod propedeutische fase (niveau 1) ................................................................ 23
4.5.1
Doelstellingen van de propedeuse .................................................................................... 23
4.5.2
Overzicht onderwijsaanbod per periode propedeuse - niveau 1 ....................................... 23
4.6
Onderwijsaanbod in de hoofdfase van de opleiding (niveau 2 en 3) .................................... 26
4.6.1
Doelstellingen en opbouw hoofdfase ................................................................................ 26
4.6.2
Overzicht onderwijsaanbod per periode hoofdfase - niveau 2 .......................................... 26
4.6.3
Overzicht onderwijsaanbod per periode hoofdfase - niveau 3 .......................................... 28
4.7
Beschrijving van de onderwijseenheden propedeuse (niveau 1) .......................................... 30
4.7.1
Onderwijseenheden propedeuse voltijd (niveau 1) ........................................................... 31
4.7.2
Onderwijseenheden propedeuse deeltijd (niveau 1) ......................................................... 65
4.8
Beschrijving van de onderwijseenheden hoofdfase niveau 2 en 3 ....................................... 86
4.8.1
Onderwijseenheden voltijd hoofdfase, niveau 2, studiejaar 2 ........................................... 86
4.8.2
Onderwijseenheden voltijd hoofdfase, niveau 3, studiejaar 3 en 4 ................................. 113
4.8.3
Onderwijseenheden deeltijd hoofdfase, niveau 2, studiejaar 2. ...................................... 136
4.8.4
Onderwijseenheden deeltijd hoofdfase, niveau 3, studiejaar 3 en 4 ............................... 163
4.8.5
Onderwijseenheden E-learning Hoofdfase, niveau 3 ...................................................... 189
4.9
Gelijkgestelde onderwijseenheden propedeutische fase (MWD VT) .................................. 194
4.10
Gelijkgestelde onderwijseenheden postpropedeutische fase (MWD VT en DT) ................ 195
3
5.
Tentamens en integrale toetsen................................................................................................... 198
5.1
Tentamens ........................................................................................................................... 198
5.2
Feedback ............................................................................................................................. 202
5.3
Afstuderen ........................................................................................................................... 202
5.4
Integrale toetsen .................................................................................................................. 202
5.5
Tentamen- en examenregelingen in de Onderwijs- en examenregeling ............................ 207
5.6
Examen(advies)commissie.................................................................................................. 207
6.
Studieloopbaanbegeleiding .......................................................................................................... 208
7.
Aanwezigheidsregeling ................................................................................................................ 208
8.
Minorenaanbod van de opleiding MWD ....................................................................................... 211
9.
8.1
Psychosociale hulpverlening (M_ISS01) ............................................................................. 213
8.2
GGZ-agoog (M_ISS05) ....................................................................................................... 224
8.3
GGZ-agoog (M_ISS05DT)................................................................................................... 228
Praktische informatie opleiding MWD .......................................................................................... 234
9.1
Management en medewerkers ............................................................................................ 234
9.2
Praktijkbureau MWD............................................................................................................ 235
9.3
Examenadviescommissie .................................................................................................... 235
9.4
Team Internationalisering .................................................................................................... 236
9.5
Betrokkenheid van studenten bij de kwaliteit van onderwijs en organisatie ....................... 237
9.6
Postvakken studenten ......................................................................................................... 238
9.7
Postvakken docenten .......................................................................................................... 238
9.8
Verkoop van leermiddelen (Readers en ander studiemateriaal) ......................................... 238
9.9
Lesdagen en lestijden .......................................................................................................... 239
9.10
Standaardoverzicht van lesuren en lestijden....................................................................... 240
9.11
Indeling van het studiejaar ................................................................................................... 241
Bijlagen ................................................................................................................................................ 242
Bijlage 1: Body of Knowledge Maatschappelijk Werk en Dienstverlening ....................................... 242
Bijlage 2: Eindkwalificaties, competenties en indicatoren MWD ..................................................... 243
4
Inleiding
Deze studiegids is onderdeel van het opleidingsstatuut 2014-2015 Instituut Sociale Studies (deel 3). In
deze studiegids vind je informatie over de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Je kunt
onder andere lezen welke beroepstaken en competenties in de opleiding centraal staan, hoe het onderwijsaanbod eruit ziet en hoe de examinering en tentaminering plaatsvindt.
In de overige delen van het opleidingsstatuut vind je algemene informatie over:
−
deel 1: het onderwijs aan de HAN;
−
deel 2: de regels voor de uitvoering van het onderwijs en de tentamens en integrale toetsen;
−
deel 4: de interne organisatie.
Je kunt het opleidingsstatuut vinden op Scholar, de website van de HAN en op HAN Insite.
We wensen je veel succes én veel plezier bij je studie.
5
1.
Daarom horen de ISS-opleidingen bij elkaar
Het Instituut Sociale Studies (ISS) verzorgt zes sociaal agogische opleidingen: Creatieve Therapie,
Culturele en Maatschappelijke Vorming, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Pedagogiek, Sociaal Pedagogische Hulpverlening en Toegepaste Psychologie.
De sociaal agogische beroepen hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken. De gerichtheid
op sociale verandering, het oplossen van problemen in menselijke relaties en de empowerment en
emancipatie van mensen, zijn daarvan de belangrijkste. Mensenrechten en sociale rechtvaardigheid
zijn fundamentele waarden voor sociaal agogen. Zij hebben een helder antwoord op de vraag wat het
betekent je als persoon te kunnen ontwikkelen en als burger maatschappelijk te participeren.
De sociaal agogische professional intervenieert wanneer mensen ondersteuning nodig hebben bij de
interactie met hun omgeving. Hij maakt daarbij gebruik van sociaal wetenschappelijke theorieën over
menselijk gedrag en sociale systemen, en in sommige beroepen ook van spel en kunstzinnige of sportieve middelen. Sociaal agogisch handelen is gericht op het bevorderen van het zelfregulerend vermogen en de zelfstandigheid van mensen. Elk beroep vult deze doelstelling op een eigen manier in:
van de behandeling van stoornissen, tot het tot zijn recht laten komen van de mens in zijn omgeving,
de vergroting van ontwikkelingsmogelijkheden, de bevordering van maatschappelijke participatie en
de versterking van de sociale cohesie in de samenleving.
Sociaal agogische professionals werken met verschillende (groepen) mensen in zeer uiteenlopende
omstandigheden: (buurt) bewoners, pupillen, kinderen, ouders, werknemers, recreanten, deelnemers,
cliënten, klanten, bezoekers enzovoort. We gebruiken hiervoor het begrip cliëntsysteem. De toevoeging ‘systeem’ geeft aan dat de sociaal agoog gedragsverandering en competentieontwikkeling niet
ziet als een tot een individuele cliënt of groep cliënten beperkte uitdaging. Een sociaal agoog heeft
altijd oog voor de samenhang met en de consequenties voor de leefomgeving van de cliënt. Regelmatig is sociaal agogisch werk zelfs gericht op structurele veranderingen in de omgeving van de cliënt.
De professionele interventies zijn meestal vrijwillig, maar in toenemende mate vinden interventies
plaats op aandringen van bijvoorbeeld ouders, justitie, politie en de geestelijke gezondheidszorg. Het
onvrijwillige karakter daarvan kan tot professionele dilemma’s leiden. Zeker in deze situatie wordt veel
gevraagd van het inlevend vermogen en de communicatieve vaardigheden van de sociaal agoog om
een optimale samenwerkingsrelatie met de cliënt tot stand te brengen. Ondanks de dwang die inherent is aan de situatie moet de professional zijn cliënt toch effectief op zijn zelfregulerend vermogen
weten aan te spreken.
De sociaal agogische professional is altijd in staat verantwoording over zijn werk af te leggen: over de
normen en waarden die aan het werk ten grondslag liggen, over de technische, methodische en procedurele aanpak en financieel. Hij draagt bij aan de kwaliteit en het kwaliteitsbeleid van de organisatie
waarin hij werkt en levert zijn bijdrage aan de professionele ontwikkeling van zijn vakgebied.
1.1
Opleidingen
Sociaal agogisch handelen is gericht op het bevorderen van het zelfregulerend vermogen van mensen. Deze doelstelling is door ISS ontleend aan Vele Takken, Eén Stam, het landelijk overkoepelend
competentieprofiel voor het sociaal agogisch domein. De verschillende opleidingen hebben daaraan in
een landelijk opleidingsprofiel hun eigen kleur gegeven, afhankelijk van het specifieke beroep waarvoor ze de studenten voorbereiden. De opleidingscompetenties staan beschreven in hoofdstuk 2 van
deze studiegids. Een korte typering van de ISS-opleidingen:
•
Creatieve therapie Opleidingen (CTO) (beeldende, drama-, muziek- en psychomotorische therapie)
De professionals werken therapeutisch met mensen met ontwikkelingsstoornissen, psychiatrische
problemen en met mensen die klachten hebben met betrekking tot hun psychosociaal functioneren.
6
•
Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV)
De professionals ontwerpen en organiseren programma’s en projecten die mensen uitdagen en in
staat stellen deel te nemen aan het maatschappelijke en culturele leven.
•
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD)
De professionals begeleiden mensen bij psychosociale en materiële problemen. Zij zijn gericht op
het versterken van de eigen kracht van mensen en hun omgeving.
•
Pedagogiek (PED)
De professionals houden zich bezig met opvoedingsvraagstukken, ondersteunen en begeleiden
daarbij zowel jeugdigen als ouders en andere betrokkenen.
•
Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH)
De professionals zijn sleutelfiguren die mensen met heel uiteenlopende problematiek hulpverlening bieden. Deze hulpverlening is gericht op een zinvol bestaan en maatschappelijke participatie.
•
Toegepaste Psychologie (TP)
De professionals ondersteunen en begeleiden mensen om het persoonlijk functioneren van deze
mensen te optimaliseren. Dit doen ze door systematisch gedrag te beoordelen, gedrag te beïnvloeden en de kwaliteit van hun werk te verbeteren door praktijkgericht onderzoek te doen.
Voor het PDF-bestand van Vele takken, één stam zie de website van de Vereniging Hogescholen
(voorheen HBO-raad): http://www.vereniginghogescholen.nl
1.2
Dublindescriptoren: Internationale onderwijsnormen
Welke opleiding je op de HAN ook volgt, tijdens je studieloopbaan ontwikkel je je beroepscompetenties in ieder geval tot het niveau dat is vastgelegd in de zogeheten Dublindescriptoren (DD), de internationale normen voor het hoger onderwijs. In je opleiding zijn deze descriptoren verwerkt in de beoordelingscriteria van de verschillende competenties.
Descriptor 1: Kennis en inzicht
• Kennis en inzicht hebben in het vakgebied waarin je wordt opgeleid.
• Kennis hebben van recente ontwikkelingen op je vakgebied.
Descriptor 2: Toepassen van kennis en inzicht
• Kennis en inzicht op je vakgebied op professionele wijze kunnen toepassen.
• Argumentaties voor het oplossen van complexe problemen op je vakgebied kunnen opstellen
en verdiepen.
Descriptor 3: Oordeelsvorming
• Relevante gegevens (op je vakgebied) kunnen verzamelen en interpreteren.
• Relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten kunnen afwegen
in je oordeelsvorming.
Descriptor 4: Communicatie
• Informatie, ideeën en oplossingen kunnen overbrengen op zowel specialisten als leken op je
vakgebied.
• Sociaal en communicatief handelen.
• Multidisciplinair samenwerken.
Descriptor 5: Leervaardigheden
• De leervaardigheden bezitten om je zelfstandig verder te ontwikkelen en te scholen.
• Reflecteren op je eigen handelen.
7
2.
Het beroep maatschappelijk werker
De missie van het maatschappelijk werk is kort gezegd: bevorderen dat mensen in onze samenleving
tot hun recht komen, als mens en als burger. Als maatschappelijk werker streef je ernaar dat mensen
zich zo goed mogelijk kunnen ontplooien, naar hun eigen aard, behoeften en opvattingen, in wissel1
werking met hun sociale omgeving en rekening houdend met de anderen met wie zij samenleven.
Maatschappelijk werkers begeleiden mensen bij psychosociale problemen. Zij zijn gericht op het versterken van de eigen kracht van mensen en hun omgeving.
Als maatschappelijk werker ondersteun je mensen bij het oplossen van problemen en verstoringen in
hun functioneren in de sociale omgeving. Dat kan op het niveau van het gezin of de buurt zijn, maar
de problemen kunnen zich ook voordoen in de relatie tot maatschappelijke instituties zoals onderwijs,
gezondheidszorg en overheidsdiensten. De vraagstukken waarmee je als maatschappelijk werker te
maken krijgt, zijn veelal samengesteld en complex. De mensen voor wie jij je inzet kampen vaak met
combinaties van problemen op materieel, psychisch en sociaal gebied. Je neemt die problemen niet
over, maar werkt altijd samen met je cliënt aan het oplossen van zijn problemen en aan het vergroten
van zijn mogelijkheden. De hulp die je als maatschappelijk werker biedt is in principe vrijwillig, in overleg met de cliënt stel je doelen vast die concreet en haalbaar zijn. Niet-vrijwillige hulpverlening komt
echter in toenemende mate voor. Soms treed je zelfs in de verhouding tussen persoon en staat, bijvoorbeeld bij vraagstukken die samenhangen met de toepassing van het recht. Daarbij ben je je
voortdurend bewust van de (beroeps)ethische vragen die dergelijke situaties oproepen.
Maatschappelijk werkers zijn professionals op HBO-niveau. Zij werken systematisch, procesmatig,
gefaseerd en doelgericht. Je kunt daarbij kiezen uit verschillende methodische benaderingen, gebaseerd op inzichten uit de sociale wetenschappen en vaak in combinatie met elkaar: groepsmaatschappelijk werk, materiële hulpverlening, netwerkbenadering, outreachend werk, ervaringsgerichte
psychosociale hulpverlening, systeemgerichte benadering, taakgerichte hulpverlening en crisisinterventie.
De problemen waarmee je wordt geconfronteerd zijn vaak onvoorspelbaar en niet met een routinematige aanpak op te lossen. Mede door de maatschappelijke dynamiek ontstaan steeds weer nieuwe
problemen. Als maatschappelijk werker reflecteer je daarom systematisch op je professionele handelen en ben je voordurend op zoek naar het creatieve mogelijkheden om de problemen effectief aan te
pakken en tevens een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het beroep.
Waar kun je werken?
Maatschappelijk werkers zijn werkzaam in allerlei organisaties die hulp en steun bieden aan mensen
met lichamelijke, psychische, psychosociale problemen en materiële problemen. Ze werken onder
meer in teamverband met beroepsgenoten of in multidisciplinaire teams, bijvoorbeeld in de (geestelijke) gezondheidszorg, het onderwijs, de reclassering, de jeugdzorg, jeugdbescherming, de sociale
zekerheid, maatschappelijke opvang, buurthuizen en revalidatiecentra; zij werken in het ziekenhuismaatschappelijk werk, als schoolmaatschappelijk werker of als bedrijfsmaatschappelijk werker of zijn
zelfstandig gevestigd. Dit betekent dat de opleidingskwalificaties en de algemene beroepskwalificaties
binnen specifieke werksituaties een eigen concretisering en inkleuring krijgen.
Beroepstaken en competenties maatschappelijk werk
Tijdens de opleiding ontwikkel je competenties in een realistische, praktijkbenaderende context: de
beroepstaken.
1
Landelijk Opleidingsoverleg MWD (2009). “Herkenbaar en toekomstgericht 2.0. Landelijk opleidingsprofiel voor de HBO bacheloropleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening”.
8
De beroepstaken die je verricht hebben betrekking op drie segmenten van de beroepsuitoefening:
I. Directe en indirecte hulp- en dienstverlening aan cliënten.
II. Werken in en vanuit een arbeidsomgeving.
III. Werken aan professionaliteit en professionalisering.
Beroepstaken
De 7 beroepstaken van de maatschappelijk werker zijn:
Segment I. Directe en indirecte hulp- en dienstverlening aan cliënten.
Beroepstaak 1. Psychosociale hulpverlening
De maatschappelijk werker biedt psychosociale hulp aan individuen, systemen en groepen.
Beroepstaak 2. Concrete en informatieve hulpverlening
De maatschappelijk werker biedt concrete en informatieve dienstverlening aan individuen, systemen en groepen.
Beroepstaak 3. Casemanagement
De maatschappelijk werker werkt als casemanager met professionele en sociale netwerken rond
de cliënt (individu, systeem en groep).
Beroepstaak 4. Signalering en preventie
De maatschappelijk werker verleent indirect hulp aan de cliënt (individuen, systemen, groepen en
categorieën) d.m.v. signalering, belangenbehartiging, pleitbezorging en preventie.
Segment II. Werken in en vanuit een arbeidsomgeving.
Beroepstaak 5. Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
De maatschappelijk werker draagt bij aan het beleid van de organisatie en aan de kwaliteit van de
hulp- en dienstverlening.
Segment III. Professionaliteit en professionalisering.
Beroepstaak 6. Professionele ontwikkeling
De maatschappelijk werker ontwikkelt voortdurend de eigen professionaliteit door reflectie op het
eigen beroepsmatig handelen en door actief te zoeken naar nieuwe mogelijkheden en ontwikkelingen.
Beroepstaak 7. Onderzoek en innovatie
De maatschappelijk werker levert als professional door middel van praktijkgericht onderzoek een
bijdrage aan de verbetering en innovatie van de beroepspraktijk.
Competentieprofiel Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
Om de genoemde beroepstaken goed uit te kunnen voeren heb je één of meerdere competenties
nodig. De 10 competenties uit het competentieprofiel van de HBO-opleiding Maatschappelijk Werk en
Dienstverlening zijn:
I. Directe en indirecte hulp- en dienstverlening aan cliënten.
Competentie 1.Contact leggen, oriënteren en analyseren
Contact leggen met cliënten, zich oriënteren op vragen, problemen en mogelijkheden van cliënten
en in dialoog hun vragen en problemen analyseren en diagnosticeren.
Competentie 2. Ontwerpen
Op basis van een analyse en een diagnose en in dialoog met de cliënt doelen formuleren en een
plan van aanpak ontwerpen, gericht op het tot zijn recht komen van de cliënt in wisselwerking met
zijn of haar omgeving.
Competentie 3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
Methodisch het ontworpen plan van aanpak uitvoeren en voortdurend evalueren
9
Competentie 4. Signaleren en preventief werken
Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij die problemen voor cliënten en doelgroepen veroorzaken, signaleren en beïnvloeden door deze onder de aandacht te brengen van
verantwoordelijke instanties en initiatieven te nemen tot preventieve activiteiten en belangenbehartiging.
II. Werken in en vanuit een arbeidsomgeving.
Competentie 5. Samenwerken
In mono- dan wel multidisciplinair teamverband samenwerken met vrijwilligers, medewerkers en
functionarissen zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie.
Competentie 6. Leiding en begeleiding geven
Leiding en (werk)begeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers.
Competentie 7. Organisatorische voorwaarden scheppen
Voor de hulp- en dienstverlening noodzakelijke beheersmatige activiteiten verrichten en organisatorische voorwaarden creëren en bewaken.
Competentie 8. Bijdragen aan de kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
In en vanuit de eigen arbeidsomgeving een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid
met betrekking tot de hulp- en dienstverlening en de zorg voor kwaliteit van de hulp- en dienstverlening.
III. Professionaliteit en professionalisering.
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen
en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen.
Competentie 10. Bijdragen aan de professionele ontwikkeling van het beroep
Bijdrage leveren aan ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening van
maatschappelijk werk en dienstverlening met behulp van praktijkgericht onderzoek.
In de bijlagen bij deze Studiegids vind je een uitgewerkt overzicht van de alle MWD competenties met bijbehorende indicatoren op eindniveau.
10
Relatie tussen beroepstaken en competenties
Beroepstaken en competenties kunnen in een matrix worden weergegeven. Daardoor kun je zien
welke competenties je moet beheersen om de betreffende beroepstaken professioneel uit te kunnen
voeren.
COMPETENTIEMATRIX OPLEIDING MWD
Casemanagement
X
X
X
X
X
X
5. Samenwerken
9. Ontwikkelen van de
eigen professionaliteit
X
10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep.
X
3. Uitvoeren, evalueren
en bijstellen van een
hulpverleningsplan
4. Signaleren en preventief werken
Werken in
en vanuit
een arbeids
omgeving
Werken aan professionaliteit
en
professionalisering
X
X
Onderzoek
en Innovatie
Concrete en
informatieve
hulpverlening
2. Ontwerpen
Segment 3
Professionele ontwikkeling
Psychosociale hulpverlening
X
Directe en indirecte hulp- en dienstverlening aan cliënten
X
Werken in en vanuit een arbeidsomgeving
X
1.Contact leggen, oriënteren en analyseren
Werken aan professionaliteit en professionalisering
Segment 3
Segment 2
Segment 1
COMPETENTIES
Signalering
en preventie
Directe en indirecte hulp- en dienstverlening
Segment 2
Kwaliteitsverbetering
en beleidsontwikkeling
Segment 1
BEROEPSTAKEN
X
X
X
X
X
6. Leiding en begeleiding geven
X
X
X
X
7. Organisatorische
voorwaarden scheppen
X
X
X
X
8. Bijdragen aan kwaliteitsverbetering en aan
beleidsontwikkeling
X
X
X
X
X
X
X
11
X
3.
Zo kijken wij naar onderwijs
Vakkundig en vakbekwaam op HBO-niveau
In elke opleiding van het ISS word je, als student, opgeleid tot beroepsbeoefenaar op HBO-niveau. Je doet
niet alleen kennis op, je spiegelt deze ook aan de mening van anderen. Op die manier leer je keuzes te maken en je een mening te vormen over je vakgebied. Dat geeft je straks de mogelijkheid vakkennis en vakbekwaamheid toe te passen in nieuwe, onbekende en deels onvoorziene situaties. Het sociaal-agogisch werkveld heeft behoefte aan mensen die oplossingen bedenken voor nieuwe problemen. We leren je kennis, een
professionele houding en vaardigheden aan die je helpen om je toekomstige werk goed te doen en om te
blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Als je dat bereikt, ben je bekwaam (competent) voor het
beroep.
Beroepsgericht: competenties ontwikkelen door te werken aan beroepstaken
In de opleiding werk je aan beroepsopdrachten die rechtstreeks aan de praktijk zijn ontleend. Je oefent ook in de
praktijk zelf met de beroepstaken van je latere vak.”Hiermee leiden we je op tot een onderzoekende professional, die qua kennis aan de maat is, een professionele oordeelsvorming heeft en gewoon zijn/haar werk doet”.
(Uit: presentatie op congres praktijkonderzoek in het HBO, K. van Baele, College van Bestuur, 24 jan. 2012).
Theorie en praktijk vormen de basis van je studie bij de HAN. De toepassing van de theorie in de dagelijkse
praktijk staat daarbij centraal. In de opleiding werk je aan beroepsopdrachten die rechtstreeks aan de praktijk
zijn ontleend. Je oefent ook in de praktijk zelf met de beroepstaken van je latere vak. Wij richten ons daarom
op realistische beroepstaken. Door te werken met beroepstaken die representatief zijn voor je latere beroep,
ontwikkel je in de loop van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening de competenties waarmee
je na het behalen van je bachelordiploma als beginnend beroepsbeoefenaar op HBO-niveau kunt werken.
Hiermee leiden we je op tot een onderzoekende professional, die qua kennis aan de maat is en blijft, bijdraagt
aan innovatie, ondernemend is, een professionele oordeelsvorming heeft en gewoon zijn/ haar werk doet”.
(Uit presentatie op congres praktijkonderzoek in het HBO K. van Baele, College van Bestuur, 24 jan. 2012).
De competenties en de beroepstaken komen door de hele opleiding als een rode draad terug, steeds op een
hoger niveau. De niveaus vind je in paragraaf 4.1.
Leren als actief proces
Je ontwikkelt je beroepscompetenties het beste als je zelf actief werkt aan het verwerven van kennis, vaardigheden en een juiste beroepshouding. We gaan er van uit dat je het beste uit jezelf probeert te halen. Daarbij
verwachten we veel initiatief. Om het vak echt in de vingers te krijgen is de interactie tussen studenten onderling
en tussen studenten en docenten van groot belang. Dit doen we door situaties met elkaar te bespreken, ervaringen uit te wisselen, kennis te delen, te discussiëren en elkaar kritisch te bevragen en feedback te geven; het zijn
werkvormen die je stimuleren actief te zijn, het beroep te ontdekken en je competenties te ontwikkelen.
Toenemende zelfsturing
Je leert in de opleiding hoe je door een actieve inzet optimaal kunt leren en je leert vaardigheden die
je helpen om − ook na je studie − te blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Aan het einde
van je opleiding verwachten we meer zelfsturing van je dan aan het begin. Logisch, want het is natuurlijk de bedoeling dat je groeit in je ontwikkeling. Uiteindelijk ben je zelf verantwoordelijk voor je eigen
groeiproces, maar waar nodig staat je studieloopbaanbegeleider je met raad en daad terzijde. Zelfsturing gaat over HOE je leert (steeds zelfstandiger) en over WAT je leert: het kiezen van de inhoud.
Hieronder kun je lezen welke keuzemogelijkheden er zijn.
Flexibiliteit in major en minor
We houden rekening met de verschillen tussen studenten en geven graag ruimte aan je eigen initiatief. Daarom kun je een deel van je onderwijsprogramma flexibel invullen. De opleiding bestaat uit een majordeel (210
studiepunten) en een minordeel (30 studiepunten). In de major staan de beroepscompetenties van jouw toekomstig beroep maatschappelijk werker centraal. Binnen de major kun je bij het werken aan de beroepstaken
en de ontwikkeling van je competenties soms keuzes maken bij de specifieke invulling van je leerroute.
Door de keuze van je minor kun je je richten op specifieke vragen van de arbeidsmarkt en vormgeven
aan je eigen profilering.
12
Internationale oriëntatie
Onderdeel van je opleiding is dat je je voorbereidt op een steeds intercultureler en internationaler wordende beroepspraktijk. Omgaan met culturele diversiteit en je beroep vanuit een internationaal perspectief ontwikkelen zijn daarvan voorbeelden.
Kennis over en ervaring met het sociale beroep in andere landen helpen je om kritisch te kijken naar
het beroep in Nederland en stimuleren je om actief te zoeken naar innovaties.
Internationalisering en interculturalisering komen in de vierjarige route op verschillende manieren aan
bod. Alle studenten krijgen te maken met internationale casuïstiek, anderstalige literatuur, internationale gastdocenten en uitwisseling met buitenlandse studenten. Deze uitwisseling vindt bijvoorbeeld
plaats in de ISS-International Week voor tweedejaars studenten (periode 3 week 1) en op de World
Social Work Day, die beide jaarlijks georganiseerd worden.
In studiejaar 2014-2015 is de ISS International Week in de week van 2 februari 2015.
De World Social Work Day is op dinsdag 17 maart 2015.
Voor wie zich wil verdiepen, is het mogelijk een internationale stage en/of minor te volgen en om een
internationaal georiënteerd onderzoek te doen in het kader van de OWE ONI, niveau 3.
Tevens biedt MWD de mogelijkheid om op niveau 2, in het tweede jaar, een semester maatschappelijk werk te studeren bij de Arteveldehogeschool in Gent (België). Met goed gevolg afronden van dit
semester in Gent leidt tot een vrijstelling voor de onderwijseenheden en tenamens die in het betreffende semester bij HAN MWD aangeboden worden.
Onderwijsleergemeenschappen
De opleidingen ISS gaan de komende jaren werken aan het inrichten van onderwijsleergemeenschappen. Dit zijn kleinschalige samenwerkingsverbanden waarin studenten, docenten en werkveld
samen een optimale leeromgeving voor de studenten realiseren. Zo’n leeromgeving is uitdagend en
stimulerend: studenten, docenten, lectoren en werkveld gaan samen actief op zoek naar actuele ontwikkelingen in het werkveld en het beroep en de rol van de professional daarin. De onderwijsleergemeenschap zoekt uit hoe studenten zich daarop goed kunnen voorbereiden en hoe docenten en praktijkbegeleiders hen daarbij kunnen ondersteunen.
In 2016 wil ISS minimaal 10 actieve onderwijsleergemeenschappen hebben. Er bestaan al onderwijsleergemeenschappen binnen lectoraten, waarin studenten, docenten, professionals uit het werkveld
en lectoren onderzoek doen rondom een gemeenschappelijk thema. Bijvoorbeeld het project HAN
BOOTcamp waarin op locatie gewerkt wordt aan wijk- en buurtverbeteringen. M.i.v. studiejaar 20132014 is een onderwijsleergemeenschap voor deeltijdstudenten, docenten en werkveld ingericht.
13
4. Onderwijsaanbod Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
De studie Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) duurt vier studiejaren en elk jaar is verdeeld in vier periodes. Het eerste jaar, de propedeuse, wordt gevolgd door drie jaar die samen de
hoofdfase vormen.
De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening wordt aangeboden in drie varianten: de voltijdvariant en de deeltijdvariant en de variant afstandsonderwijs (E-learning).
De hele studie heeft een studielast van 240 studiepunten en bestaat uit een MAJOR van 210 studiepunten en een MINOR van 30 studiepunten.
Voor de propedeuse en de hoofdfase zijn onderwijseenheden ontwikkeld. Je volgt ze om je een bepaalde beroepstaak eigen te maken. De competenties die je daarvoor nodig hebt, komen in deze onderwijseenheden aan bod.
Het onderwijs vindt plaats in 4 periodes van elk 10 weken: 8 weken voor het onderwijs (uitgezonderd
periode 1 van 7 weken) en 2 weken voor tentamens en integrale toetsen.
4.1
Drie opleidingsniveaus
De onderwijseenheden zijn voorzien van een niveauaanduiding. Daarmee kun je inschatten of de
onderwijseenheid aansluit bij de competenties die je al hebt ontwikkeld. We onderscheiden drie niveaus: hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en beroepsbekwaam.
Niveau 1, hoofdfasebekwaam: Je kunt in opdracht een relatief eenvoudig beroepsproduct opleveren.
Dit betekent dat je op dit niveau nog een behoorlijke mate van externe sturing kunt krijgen. De beroepsproducten die je in deze fase van je studie oplevert kunnen nog onder het niveau liggen dat van
een afgestudeerde HBO’er mag worden verwacht.
Niveau 2, afstudeerbekwaam: Je kunt in belangrijke mate zelfstandig een redelijk complex beroepsproduct opleveren. Je wordt op dit niveau geacht methodisch een probleem te kunnen oplossen en
dat te laten zien in een beroepsproduct. In de onderwijseenheden op niveau 2 neemt de complexiteit
van de opdrachten toe en de externe sturing af. De beroepsproducten die je aflevert hoeven nog niet
helemaal op HBO-niveau te zijn uitgewerkt, maar moeten wel aan hogere eisen voldoen dan die op
niveau 1.
Niveau 3, beroepsbekwaam: Je kunt zelfstandig een complex beroepsproduct opleveren. Als student
krijg je op dit niveau nauwelijks nog sturing. Je bent zelf verantwoordelijk voor de vormgeving van het
proces en de beroepsproducten waaraan je werkt. Alleen wanneer er nieuwe zaken worden aangesneden, kun je in het begin nog enige externe sturing verwachten. De beroepsproducten waaraan je
werkt zijn complex en je wordt geacht problemen helder te identificeren, te onderzoeken en (strategisch) op te lossen.
Ingangseisen
Je kunt deelnemen aan een volgend opleidingsniveau als uit je leerresultaten in onderwijs en praktijk
blijkt dat je je competenties op het voorafgaande niveau in voldoende mate hebt ontwikkeld.
Voor de niveaus 2 en 3 zijn daartoe niveau-ingangseisen geformuleerd. Deze niveau-ingangseisen
kun je vinden in hoofdstuk 4 van deze studiegids.
4.2
Drie opleidingsvarianten en twee uitstroomprofielen
Er zijn drie varianten om de opleiding te volgen: voltijd, deeltijd en afstandsonderwijs (E-learning).
Deze leiden allemaal tot hetzelfde diploma, dus je leert er hetzelfde, alleen via een andere leerweg.
Het verschil tussen de varianten zit met name in het samenspel van leren op school en leren in de
praktijk.
14
4.2.1 De voltijdvariant
De voltijdopleiding is een dagopleiding. Je lessen en de bijbehorende zelfstudie-uren zijn aanvankelijk
e
e
verspreid over de hele week. Daarnaast loop je elk jaar stage. In het 1 en 2 jaar doe je een dag in de
week praktijkwerk. Op de andere dagen volg je lessen en andere leeractiviteiten op de opleiding en
besteed je je tijd aan zelfstudie. Op niveau 3 neemt de stage een heel groot deel van je tijd in beslag
en volg je één dag per week lessen en andere leeractiviteiten op school.
In het vierde jaar doe je praktijkwerk in het kader van een projectopdracht Onderzoek en Innovatie.
Ook voor je minor moet je soms praktijkwerk doen, maar dat kan per minor verschillend zijn.
4.2.2 Deeltijd en E-learning
Kenmerkend voor de deeltijd en de E-learning variant is dat leeropdrachten veelal in de eigen beroepspraktijk worden uitgevoerd. De lessen op de opleiding helpen je om deze opdrachten voor te
bereiden, om kennis op te doen en te delen en om te oefenen. Als je de opdrachten in de praktijk hebt
uitgevoerd, leer je op de opleiding om kritisch te kijken naar de wijze waarop je ze hebt uitgevoerd en
de resultaten ervan. Zo is er gedurende de hele studie een sterke wisselwerking tussen het leren op
school en het leren in de praktijk die je helpt om de geleerde theorie en vaardigheden in de praktijk
goed te kunnen toepassen.
In de deeltijd variant komt de student een dag per week naar de opleiding voor lessen en andere leeractiviteiten. In de propedeuse volg je daarnaast ook lessen en andere leeractiviteiten op de maandagavond. Tijdens de hele hoofdfase werkt de student 20 uur per week in de praktijk. In de propedeuse is
dat 8 uur per week. De overige tijd wordt besteed aan zelfstudie. In de propedeutische fase hebben
deeltijdstudenten daarnaast tijd om hun studievaardigheden op niveau te brengen en een geschikte
praktijkplaats voor hun tweede jaar te zoeken.
Kenmerkend voor de E-learning variant is, evenals bij de deeltijd opleiding, dat de leeropdrachten in
de beroepspraktijk worden uitgevoerd. De communicatie tussen student en opleiding en studenten
onderling verloopt echter veelal digitaal, waardoor er een grote mate van flexibiliteit ontstaat voor de
planning en uitvoering van de leeractiviteiten. De student die deze variant volgt werkt gedurende de
gehele opleiding 19 uur per week in de praktijk. Gedurende elk van de vier onderwijsperioden per
studiejaar komen de E-learning studenten 2 tot 3 zaterdagen naar de opleiding voor lesbijeenkomsten
en andere leeractiviteiten.
De E-learningvariant wordt vanaf schooljaar 2014-2015 alleen nog in het vierde jaar van de opleiding
aangeboden.
Praktijkleren in de deeltijd en duale varianten
Deeltijd/duale varianten van de ISS-opleidingen zijn opgezet als concurrency onderwijs, waarin praktijkleren een grote rol speelt. Leren op de opleiding en leren in de praktijk gaan voortdurend samen,
doordat de student de opleiding combineert met werken in de beroepspraktijk. Gedurende de hele
opleiding vindt een intensieve wisselwerking tussen leren op de opleiding en leren tijdens het werk
plaats. De opleiding vervult de rol van ‘laboratorium’ om met nieuwe kennis en vaardigheden te oefenen. Het werk is de plek waar kennis en vaardigheden in de volle complexiteit van de praktijk toegepast kunnen worden. De opleiding is vervolgens weer de plek om de praktijk kritisch te onderzoeken
en nieuwe mogelijkheden te ontdekken. Om deze wisselwerking te optimaliseren is een nauwe samenwerking met de werkveldinstellingen waar de studenten werken nodig. In 2013-2014 is de eerste
aanzet gegeven tot een professionele leergemeenschap waarin studenten, docenten en werkveld
samen werken aan het ontwikkelen en uitvoeren van een gezamenlijke deeltijd voor de opleidingen
MWD, Pedagogiek en SPH. Studenten die in september 2014 aan een van deze drie deeltijdopleidingen starten hebben dezelfde lesdag, zodat op kleine schaal gezamenlijke onderwijsactiviteiten gepland kunnen worden.
Wisselwerking opleiding - praktijk
Bij elke onderwijseenheid van de deeltijd/duaal variant horen praktijkopdrachten die betrekking hebben op handelen (bv. uitvoeren van analyse of interventie), op het maken van beroepsproducten (bv.
handelingsplan, rapportage, onderzoeksverslag) of op metahandelen (bv. reflectieverslag of theoretische verantwoording). Naast het werken aan de praktijkopdrachten voeren studenten de taken uit die
bij hun functie horen. Studenten betrekken de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in
de wisselwerking tussen opleiding en praktijk. Dat geeft studenten de gelegenheid om meer bewust
15
en met meer aandacht deze dagelijkse werkzaamheden tot onderwerp van leren te maken. In de dagelijkse praktijk is daar vaak de tijd niet voor.
Deeltijd/duaal studenten komen een dag per week naar de opleiding voor lessen en andere gezamenlijke leeractiviteiten. Tijdens deze lessen en leeractiviteiten brengen de studenten hun werkervaringen
met betrekking tot de beroepstaken die aan de orde zijn in, verbinden deze aan de leerstof en wisselen erover uit met medestudenten. Naast onderwijs- en praktijkactiviteiten is tijd gereserveerd voor
zelfstudie. Dit betreft o.a. literatuurstudie, uitwerken van schriftelijke opdrachten/werkstukken en voorbereiding op (deel)tentamens. Een deel van de opleidingsactiviteiten en een deel van de zelfstudie
vinden plaats op een elektronische leeromgeving.
Begeleiding van het praktijkleren
Begeleiding van het praktijkleren vindt deels plaats op de opleiding. Het betreft voorbereiding op praktijkopdrachten (kennis opdoen, vaardigheden & houding oefenen, doelen en werkplan maken en dergelijke) en -na afloop- begeleiding bij reflectie op verloop en resultaten. Bij de reflectie wordt gebruik
gemaakt van onderlinge feedback tussen de studenten in diverse vormen zoals begeleide reflectie,
intervisie, supervisie en collegiale consultatie. Een ander deel van de begeleiding vindt plaats op de
werkplek. Studenten in de duale variant krijgen tijdens het werk begeleiding van een door de instelling
aangewezen praktijkbegeleider. Minimaal 2 maal per jaar heeft een docent contact met de praktijkbegeleider van de duale student. Minimaal 1 maal per jaar heeft een docent contact met de instelling
waar de duale student werkzaam is en bezoekt de instelling. De opleiding biedt minimaal 1 maal per
jaar scholing aan voor duale praktijkbegeleiders.
Studenten in de deeltijdvariant MWD en Pedagogiek krijgen praktijkbegeleiding (nu nog werkbegeleiding genoemd) op het werk door een aangewezen praktijkbegeleider. Voor studenten die vanaf september 2015 starten is het streven dergelijke praktijkbegeleiding ook binnen de deeltijdopleidingen
SPH te realiseren, evenals docentbezoek aan de praktijk en scholing voor praktijkbegeleiders.
Beoordeling van het praktijkleren
Hier maken we een onderscheid tussen het beoordelen van de leerresultaten en het beoordelen van
de praktijkplek op geschiktheid voor het realiseren van de beoogde leerdoelen en studiebelastingsuren
Beoordeling van de leerresultaten van praktijkleren
Bij elke onderwijseenheid leiden de praktijkopdrachten tot resultaten die betrekking hebben op handelen (bv. uitvoeren van analyse of interventie), op het maken van beroepsproducten (bv. handelingsplan, rapportage, onderzoeksverslag) of op metahandelen (bv. reflectieverslag of theoretische verantwoording). De beoordeling van deze leerresultaten van het praktijkleren vindt per onderwijseenheid
plaats aan de hand van de per (deel)tentamen en integrale toets vastgestelde beoordelingscriteria. In
een aantal gevallen wordt een beoordeling door een praktijkbegeleider als input meegenomen door de
examinatoren die een (deel)tentamen of integrale toets afnemen en de beoordeling vaststellen.
Beoordeling van de geschiktheid van de praktijkplek
Deelname aan deeltijd / duaal varianten van het onderwijs vereist dat de student een per variant vastgesteld minimaal aantal uren per week werkzaam is in de beroepspraktijk en daarin de beroepstaken
kan uitvoeren die bij het stadium van de opleiding horen, op het daarin gevraagde niveau van zelfstandigheid en complexiteit. De volgende eisen gelden voor alle deeltijd/duale opleidingen:
- Het minimaal aantal uren werk per week is vastgelegd.
- Het vereiste niveau waarop taken worden uitgevoerd is per opleidingsniveau vastgelegd.
- De praktijkbegeleider heeft minimaal hbo-niveau.
4.2.3 Uitstroomprofielen Jeugdzorgwerker en GGZ-agoog voor voltijdstudenten
Als je voltijdstudent bent dan kun je op niveau 3 (derde en vierde studiejaar) kiezen voor het Uitstroomprofiel GGZ Agoog of het Uitstroomprofiel Jeugdzorg. Geheel niveau 3 wordt dan ingekleurd
voor respectievelijk de Geestelijke Gezondheidszorg of de Jeugdzorg. Indien je kiest voor het Uitstroomprofiel GGZ Agoog dan voer je het praktijkwerk op niveau 3 uit binnen de GGZ, volg je een
minor die geschikt is bevonden voor dit Uitstroomprofiel en tenslotte rond je niveau 3 af met een op2
dracht “Onderzoek en Innovatie” die goedgekeurd is voor het Uitstroomprofiel . Hetzelfde geldt voor
het Uitstroomprofiel Jeugdzorg, maar dan volg je deze route binnen de Jeugdzorg.
Als je niveau 3 volledig (conform de Uitstroomprofielen) en succesvol afrondt dan krijg je een aantekening op het diplomasupplement. Deze aantekening geldt als een van de voorwaarden om je te laten
registreren als GGZ-agoog of als Jeugdzorgwerker.
2
Informatie over de projectopdrachten “Onderzoek en Innovatie”volgt later in het studiejaar.
16
Voor beide Uitstroomprofielen geldt dat er twee beroepscontexten centraal staan:
• De beroepscontext van de ambulante en outreachende zorg – waar vooral gewerkt met en in
het (gezins)systeem en netwerk;
• De beroepscontext van de (semi)-residentiële instelling – waar gewerkt met groepen cliënten in
die setting.
Voor het Uitstroomprofiel Jeugdzorg betekent dit dat je een ambulante stage volgt en aansluitend een
minor kiest waarbij de beroepscontext van residentiële jeugdzorg centraal staat of vice versa. Daarnaast wordt de instelling, waar men het praktijkwerk verricht, gevraagd om de student de gelegenheid
te geven in de andere beroepscontext ervaring op te doen.
Praktijkwerk voor de uitstroomprofielen.
Voor het Uitstroomprofiel GGZ vul je deze beroepscontexten in door een praktijkplek te kiezen waarbij
je minimaal 80 uur in de andere beroepscontext praktijkwerk vervult.
Praktijkplaatsen die geschikt zijn om het Uitstroomprofiel GGZ Agoog te volgen zijn instellingen die
hulpverlening bieden aan jeugdigen en/of volwassen in de Geestelijke Gezondheidszorg (tweede of
derde lijn). Voor het Uitstroomprofiel Jeugdzorg zijn praktijkplaatsen geschikt indien deze binnen de
geïndiceerde jeugdzorg vallen (tweede of derde lijn).
Te allen tijde dient de praktijkplaats eerst goedgekeurd te worden door het Praktijkbureau MWD (zie
Hoofdstuk 4, paragraaf 4.2.) Daarna vindt de goedkeuring plaats door de coördinator Uitstroomprofielen MWD om toegelaten te worden tot een Uitstroomprofiel.
HAN Minoren die geschikt zijn voor de uitstroomprofielen.
HAN-Minoren die geschikt zijn voor het Uitstroomprofiel Jeugdzorg zijn:
- Werken in het Gedwongen Kader*
- Professioneel Opvoeden*
- Systeemgericht Werken in de Ambulante Jeugdzorg
- Huiselijk Geweld
- Groepsdynamica
- Samenwerken aan een duurzame civil society
- Vrije minor
*Indien je een ambulante praktijkplaats hebt gehad in de geïndiceerde jeugdzorg, dan moet je uit deze
twee minoren kiezen.
HAN-Minoren die geschikt zijn voor het Uitstroomprofiel GGZ Agoog zijn:
- Werken in een gedwongen kader
- Verslavingszorg
- GGZ-agoog
- Sociale psychiatrie
- Creativiteitsontwikkeling
- Vrije minor
Voor meer informatie over de Minoren zie hoofdstuk 8 van deze studiegids.
4.3
Onderwijseenheden
Voor elke onderwijseenheid (OWE) kun je studiepunten halen. Het aantal studiepunten kan per onderwijseenheid verschillen. Dit is afhankelijk van het aantal uren dat je gemiddeld genomen aan de
onderwijseenheid moet besteden: het aantal studiebelastinguren (sbu). 1 studiepunt staat voor 28
studiebelastinguren.
Een onderwijseenheid is meestal van één beroepstaak afgeleid. Je leert dan de beroepstaak, of onderdelen daarvan, uitvoeren. Je oefent met beroepshandelingen en je maakt beroepsproducten. Je
ontwikkelt hierdoor competenties.
Sommige onderwijseenheden zijn ondersteunend voor het werken aan meerdere beroepstaken. De
onderwijseenheid ‘leerlijn praktijkonderzoek’ is een voorbeeld van een dergelijke onderwijseenheid. In
17
deze onderwijseenheid leer je kennis, vaardigheden en of een houding aan die bij het werken aan
meerdere beroepstaken benut kan worden.
In de uitwerking per onderwijseenheid verderop in deze studiegids zie je of de betreffende onderwijseenheid op één of meerdere beroepstaken betrekking heeft.
4.4
De praktijk als leerbron
4.4.1 Leren in en door de praktijk
In de loop van je studie bekwaam je je in de beroepstaken van je vak. Daarbij gebruik je verschillende
leerbronnen: contacttijd, zelfstudie (literatuur, opdrachten) en praktijk. De praktijk zelf is daarvan een
van de belangrijkste. Alleen daar kun je de beroepstaken in al hun complexiteit uitvoeren en kun je
laten zien dat je competent bent. In de praktijk krijg je als student bovendien directe feedback van
ervaren collega’s op de ontwikkeling van je professionele handelen. Leren in de praktijk is daarom ook
een belangrijke werkvorm binnen de verschillende onderwijseenheden. De mate en de vorm waarin
de praktijk als leerbron aan bod komt, zijn onder meer afhankelijk van de plek van de OWE in het onderwijsprogramma en de opleidingsvariant waarvoor je hebt gekozen.
Misschien heb je al een baan en doe je de opleiding in deeltijd of in afstandsonderwijs (E-learning). Je
zult dan binnen je eigen werkomgeving aan de beroepstaken werken. Je maakt dus veel gebruik van
de leerbron ‘praktijk’, naast zelfstudie en contacttijd. Wanneer je werk onvoldoende aansluit bij de
beroepstaken zul je elders nog een stage moeten volgen.
Ben je een voltijdstudent, dan werk je in je stages aan de beroepstaken in de praktijk. In totaal besteed je in totaal minimaal 25% van je studietijd aan praktijkwerk. In de propedeuse en in het eerste
jaar van de hoofdfase (niveau 2) verricht je in verhouding meer studieactiviteiten op school en aan
zelfstudie dan via de praktijk. Op niveau 3 staat het praktijkleren centraal en besteed je een dag per
week aan zelfstudie of contacttijd op de opleiding. In het derde jaar voer je praktijkopdrachten uit gericht op de competenties die betrekking hebben op het werken met, namens en voor cliënten en het
leren werken in een organisatie. In het vierde jaar doe je een onderzoeks- en innovatieproject in opdracht van een instelling of lectoraat en kies je voor een minor, waar praktijkleren ook een leerbron
kan zijn.
Als je de opleiding in deeltijd of via MWD E-learning volgt, zul je veelal je eigen praktijk als leerbron
gebruiken. Je werkt in je eigen werksituatie aan de beroepstaken. Anders dan bij de voltijdstudenten
werk je over het algemeen meer, maar in elk geval gelijkmatiger verdeeld in de praktijk, namelijk 800,
resp. 840 uur per jaar. In de propedeuse werkt de deeltijd student 8 uur per week, dat wil zeggen 280
uur per jaar. De overige tijd wordt besteed aan contacttijd en zelfstudie. In de propedeutische fase
hebben deeltijdstudenten daarnaast tijd om hun studievaardigheden op voldoende niveau te brengen
en een geschikte praktijkplaats voor het tweede jaar te zoeken.
Zie ook: Artikel 2.7 Eisen werkkring bij deeltijdopleidingen van de Onderwijs en Examenregeling 20142015 in het algemene deel van het Opleidingsstatuut Instituut Sociale Studies 2014-2015.
In schema ziet het praktijkdeel van de voltijdopleiding er zo uit:
Omvang praktijkwerk in de voltijd variant
Propedeuse
8 uur per week gedurende 35 weken (280 uur)
Niveau 2
8 uur per week gedurende 35 weken (280 uur)
Niveau 3
e
3 jaar
30 uur per week gedurende 40 weken (1200 uur)
Niveau 3
e
4 jaar
Praktijkwerk in kader van je minor (afhankelijk van minor die je
kiest).
Project Onderzoek en Innovatie in opdracht van een praktijkinstelling of een lectoraat.
18
De varianten deeltijd en E-learning zien er als volgt uit:
Deeltijd
3
E-learning
4
Propedeuse
8 uur per week gedurende
35 weken (280 uur)
Er wordt geen E-learning onderwijs meer aangeboden
Niveau 2
20 uur per week gedurende
40 weken (800 uur)
Er wordt geen E-learning onderwijs meer aangeboden
Niveau 3
e
3 jaar
20 uur gedurende 60 weken
5
(1200 uur)
19 uur per week, 840 uur per
jaar
Niveau 3
e
4 jaar
(ook voor project Onderzoek
en Innovatie en Minor: 400
uur in verband met concurrency onderwijs)
19 uur per week, 840 uur per
jaar (ook voor project Onderzoek en Innovatie en Minor)
4.4.2 De criteria voor de geschiktheid van een praktijkplaats
Een praktijkplaats waar de student werkt/leert, moet zijn goedgekeurd door de opleiding. Deze goedkeuring vindt plaats door het Praktijkbureau.
De praktijkbiedende instelling en de opleiding (het praktijkbureau) sluiten een overeenkomst waar
onder andere in is opgenomen dat de instelling:
−
De student de mogelijkheid biedt die taken/activiteiten te verrichten die voor de student als maatschappelijk werker in opleiding vereist zijn.
−
Praktijkbegeleiding biedt die wat inhoud, vorm, frequentie en kwaliteit betreft voldoet aan de eisen
van de opleiding.
Per variant en niveau gelden de volgende specifieke criteria.
Criteria en voorwaarden voor praktijkwerk niveau 1
−
Het werk moet betrekking hebben op het gebied van zorg en welzijn en verbinding hebben met
het werkveld van het maatschappelijk werk en dienstverlening, bijvoorbeeld: gehandicaptenzorg,
psychiatrie, bejaardenzorg, jeugdzorg, maatschappelijke opvang, preventieactiviteiten verslavingszorg, buurtwerk.
−
Je hebt contact met cliënten of leden van een doelgroep en je maakt kennis met instellingen.
−
Je krijgt de mogelijkheid om ondersteunende en/of begeleidende activiteiten (mee) uit te voeren.
−
Er wordt begeleiding gegeven op de praktijkinstelling door een vaste begeleider.
−
Er wordt zo mogelijk in teamverband samengewerkt.
−
Vrijwilligerswerk in een instelling op het gebied van zorg en welzijn kan eventueel ook voldoen aan
de eisen van het praktijkwerk.
−
Betaald werk in een welzijnsinstelling (dit geldt met name voor deeltijdstudenten), waarbij de student in contact komt met de cliënten/deelnemers en hun begeleiders kan ook tot het praktijkwerk
behoren.
Gewenste leermogelijkheden op de praktijkinstelling:
Je maakt kennis met verschillende individuen of leden van een doelgroep.
−
Je krijgt de gelegenheid om kennis te maken met de instelling, de werkwijze en visie van de instelling en de medewerkers en/of vrijwilligers en je kunt daarin zelf ervaring opdoen.
−
Je kunt kennismaken met de organisatie en haar plaats in het welzijnswerk, het beleid en de besluitvorming.
−
Je kunt op de praktijkplaats werken aan (onderdelen) van de opleidingscompetenties.
−
3
Voor informatie over onderwijsdagen zie hoofdstuk 9.
Voor informatie over onderwijsdagen zie hoofdstuk 9.
5
Het praktijkwerk voor de deeltijdstudent omvat op niveau 3 een periode van 60 weken waarin de student gedurende 20 uur
per week werkzaam is, exclusief vrije dagen. De totale omvang bedraagt 1200 uur. Het praktijkwerk op niveau 3 loopt door in
het vierde jaar. Halverwege het vierde jaar vindt de beoordeling plaats van het werken aan de beroepstaken van segment 1 in
de praktijk. De andere helft van het vierde jaar heb je je praktijkwerk nodig voor het volgen van je minor. De praktijkplaats in het
vierde jaar hoeft niet dezelfde te zijn als in het derde jaar van niveau 3.
4
19
NB: De gewerkte praktijkuren tellen pas mee vanaf het moment dat de praktijkplek is goedgekeurd
door het Praktijkbureau.
Criteria en voorwaarden voor praktijkwerk niveau 2
−
Je dient te kunnen werken aan (een aantal van) de opleidingscompetenties.
−
Je moet met cliënten of leden van de doelgroep contact kunnen hebben.
−
Je mag uitvoerende werkzaamheden verrichten (ondersteunend of begeleidend) voor groepen of
individuen.
−
Je maakt binnen de organisatie kennis met de gehanteerde visies en werkwijzen, met doelgroepen, cliënten en de samenwerkingspartners en met het beleid en de besluitvorming van de organisatie en haar plaats in het welzijnswerk, waar mogelijk doe je hier ook ervaring in op.
−
Je werkzaamheden worden bij voorkeur verricht vanuit een teamverband en je wordt in de gelegenheid gesteld daarin samen te werken.
−
er is sprake van continuïteit in het uitvoerende werk; je werkzaamheden blijven gedurende het
schooljaar doorlopen.
−
Je werkzaamheden dienen te vallen onder eindverantwoordelijkheid van een professionele functionaris.
−
Je dient vanuit de praktijkplaats begeleiding te krijgen op je uit te voeren werkzaamheden en zo
nodig vooraf ingewerkt/geschoold te worden op je te verrichten werkzaamheden.
−
De begeleider dient iemand te zijn met een agogische achtergrond of met minimaal 2 jaar ervaring
in dit praktijkwerk.
−
De praktijkinstelling beoordeelt op basis van een format de werkzaamheden van de student halverwege en aan het einde van de praktijkperiode.
−
De praktijkinstelling is bereid te werken op basis van een praktijkcontract.
NB: De gewerkte praktijkuren tellen pas mee vanaf het moment dat de praktijkplek is goedgekeurd
door het Praktijkbureau.
Criteria en voorwaarden voor praktijkwerk niveau 3
De instelling moet de student de mogelijkheid bieden om alle beroepstaken van de maatschappelijk werker op niveau 3 te kunnen uitvoeren en met name de psychosociale hulpverlening aan cliënten. De student moet een hulp- en dienstverleningsplan op kunnen stellen en dit ook uit kunnen
voeren.
−
De student krijgt de mogelijkheid minimaal 12 uur per week direct te werken met het cliëntensysteem.
−
De instelling moet beschikken over een praktijkbegeleider die minimaal 1 jaar in het bezit is van
een diploma van een maatschappelijk werk opleiding op HBO-niveau, liefst aangevuld met een diploma Voortgezette Opleiding of vergelijkbare opleiding. Of een medewerker met een sociaal
agogische HBO opleiding en minimaal drie jaar werkervaring op het terrein van maatschappelijk
werk en dienstverlening
−
De instelling moet de student de mogelijkheid kunnen geven om in toenemende mate zelfstandig
te werken.
−
De instelling moet de student de mogelijkheden bieden het vak van maatschappelijk werker te
leren. Er moeten dan ook andere maatschappelijk werkers werkzaam zijn.
−
De instelling moet minimaal een jaar bestaan en het voortbestaan moet gegarandeerd zijn.
−
Voor de instelling waar studenten van het Uitstroomprofiel Jeugdzorg praktijkwerk gaan doen
geldt dat de instelling de mogelijkheid moet bieden om beroepstaken van de Jeugdzorgwerker uit
te kunnen voeren. Dit betekent dat men in de beroepscontext ‘ambulant’ en ‘residentieel’ ervaring
moet op kunnen doen. In het kader van het Uitstroomprofiel zijn er voor het Instituut Sociale Studies in dit verband afspraken gemaakt met de volgende instellingen: Lindenhout, Oosterpoort,
Pactum, Rentray, Karakter, Entrea, Bureau Jeugdzorg Gelderland. Met andere instellingen in de
geïndiceerde jeugdzorg moeten afzonderlijk hierover afspraken gemaakt worden. Verdere informatie is verkrijgbaar bij het Praktijkbureau (zie hoofdstuk 9).
−
Met ingang van het schooljaar 2013-2014 is het uitstroomprofiel GGZ-agoog van start gegaan.
−
Goedkeuringsprocedure voor praktijkwerk niveau 3
Wanneer de student als stagiair ergens is aangenomen, meldt hij dit door middel van een volledig
ingevuld en ondertekend goedkeuringsformulier bij het Infopunt MWD. Dit goedkeuringsformulier dient
minimaal 2 maanden voor de startdatum van de praktijkperiode ingeleverd te zijn. De student geeft op
20
het formulier aan welke voorlopige afspraken gemaakt zijn over de mogelijkheden om aan de beroepstaken op niveau 3 te werken en over de praktijkbegeleiding.
Als de afspraken voldoen aan de criteria voor praktijkplek ontvangt de student binnen twee weken
nadat het formulier is ingeleverd een schriftelijke bevestiging dat de praktijkplaats is goedgekeurd voor
de praktijkperiode. Alleen dan kan een praktijkcontract afgesloten worden. De praktijkbegeleider van
de instelling ontvangt een bevestiging, een handleiding voor de praktijkbegeleider en een uitnodiging
voor de praktijkbegeleidersbijeenkomst.
NB: De gewerkte praktijkuren tellen pas mee vanaf het moment dat de praktijkplek is goedgekeurd
door het Praktijkbureau.
Tijdens het eerste praktijkbezoek checkt de praktijkdocent nogmaals of de praktijk voldoet aan de
gestelde eisen en of alle beroepstaken in deze praktijkplek kunnen worden uitgevoerd (zie bijlage 1).
Mocht dit niet het geval zijn dan wordt contact opgenomen met het praktijkbureau.
Indien een student tijdens de praktijkperiode wisselt van praktijkbegeleider moet hij dit doorgeven aan het
Praktijkbureau, middels bijgaand wijzigingsformulier (zie bijlage 2), en aan de praktijkdocent. Het
Praktijkbureau checkt of de nieuwe begeleider voldoet aan de criteria. Ook als de taken van de student
wijzigen of als de instelling verhuist moet er een wijzigingsformulier ingeleverd worden.
Praktijkcontract
Bij de start van de praktijkperiode vullen de student en de praktijkbegeleider een praktijkcontract in. Dit
praktijkcontract wordt getekend door de praktijkbegeleider, de praktijkdocent en de student. Dat kan
bij het eerste praktijkbezoek plaatsvinden of eerder, vanaf het moment dat bekend is wie de praktijkdocent is. Vervolgens maakt de student een kopie voor de instelling en voor zichzelf en levert het origineel in bij het Infopunt MWD. In het contract staan de voorwaarden vermeld waaronder de student
de praktijkperiode volgt, waaronder bepalingen over verzekeringen en aansprakelijkheid. De overeenkomst kan uitsluitend om gewichtige redenen worden verbroken.
Als je goedkeuring voor je praktijkplaats krijgt, wil dat niet zeggen dat je ook toegelaten bent tot een
volgend jaar van de opleiding. Hiervoor dien je ten alleen tijde te voldoen aan de ingangseisen van het
niveau waarop je onderwijs wilt gaan volgen. Mocht je hieraan niet voldoen, dan kun je ook geen start
maken met je praktijkwerk. Je dient je praktijkinstelling hier in de eerste plaats zelf van op de hoogte
te stellen.
Zie voor de procedures en criteria ook de handleidingen praktijkwerk voor de diverse opleidingsvarianten op Scholar.
4.4.3 Begeleiding tijdens het praktijkleren
Begeleiding van het praktijkleren vindt plaats door een praktijkbegeleider van de instelling en een docent van de opleiding. In alle varianten is er op alle niveaus minstens eenmaal per jaar contact tussen
docent en praktijkbegeleider. Gedurende de stage van de voltijdstudent op niveau 3 vindt dit contact
driemaal plaats.
De opleiding organiseert jaarlijks per niveau 2 bijeenkomsten voor praktijkbegeleiders.
De begeleiding van het praktijkwerk verschilt per niveau.
Hieronder wordt dit uitgelegd:
Praktijkbegeleiding Niveau 1
Wanneer een instelling met vrijwilligers/stagiairs werkt dan hoort daar ook werkbegeleiding bij. Wij
gaan er van uit dat je minstens één keer per twee à drie weken een begeleidingsgesprek krijgt. Bij
voorkeur individueel, maar het mag ook in groeps- of teamverband. De begeleiding vanuit de instelling kan in principe worden gegeven door iedereen die kennis van zaken heeft. Wel is het belangrijk dat je binnen de praktijkinstelling kunt rekenen op een vaste begeleider.
Praktijkbegeleiding Niveau 2
Wanneer een instelling een praktijkplaats aanbiedt, mag je als student verwachten dat daar ook praktijkbegeleiding bij hoort. Wij gaan er van uit dat de instelling een begeleidingsvorm organiseert. Dat
kan een individuele- maar ook een groepspraktijkbegeleiding zijn. In veel instellingen heeft de praktijkbegeleiding het karakter van intervisie. De begeleiding vanuit de instelling moet worden gegeven door een medewerker met een agogische achtergrond, of iemand die minimaal 2 jaar werk21
ervaring heeft op deze praktijkplaats. Bij deeltijdstudenten gaat de voorkeur uit naar een praktijkbegeleider die beschikt over het HBO-MWD diploma. Indien de begeleider hier niet over beschikt, is het
de bedoeling dat de deeltijdstudent 5 dagen meeloopt met een maatschappelijk werker. Het is belangrijk dat je als student binnen de praktijkinstelling kunt rekenen op een vaste begeleider. We adviseren
de praktijkbegeleiding een structureel karakter te geven.
Praktijkbegeleiding Niveau 3
De praktijkbegeleider is een gekwalificeerde, professionele beroepskracht verbonden aan de instelling
of organisatie. Hij ziet de student gedurende het praktijkjaar werken, heeft zelf ervaring met het werk
en kan de identificatie met het beroep waarvoor wordt opgeleid tot stand helpen brengen. Onder
gekwalificeerde beroepskracht verstaan we: iemand met een afgeronde HBO-opleiding MWD
(minimaal 1 jaar in haar/zijn bezit), liefst aangevuld met V.O. of vergelijkbare opleiding. Of een
medewerker met een sociaal agogische HBO opleiding en minimaal drie jaar werkervaring op het
terrein van maatschappelijk werk en dienstverlening. Centraal in de begeleiding staat de directe
begeleiding van het praktijkwerk. Dit zal in de regel onderdeel uitmaken van het reguliere werkoverleg.
Het leerproces van de student vraagt daarnaast aparte praktijkbegeleiding. Wij gaan ervan uit dat de
student minstens één keer per twee weken een begeleidingsgesprek krijgt.
De instelling stelt zich garant dat als de begeleider zijn werk niet meer kan uitoefenen om welke reden
dan ook zij een andere begeleider met het diploma maatschappelijk werk kunnen leveren.
4.4.4 Beoordeling van het praktijkleren
Praktijkleren is een belangrijke leerbron voor elke onderwijseenheid. Beroepstaken worden in de praktijk geoefend en voortgang en resultaten worden ingebracht in lesbijeenkomsten en andere leeractiviteiten. Praktijkresultaten (handelen, beroepsproducten, reflectie) kunnen deel uitmaken van
(deel)tentamens van een onderwijseenheid.
Opleiding en praktijkinstelling beoordelen de voortgang en de resultaten van de student in de praktijk.
De eindverantwoordelijkheid voor de beoordeling ligt bij de opleiding.
Uiteindelijk dienen bewijzen van verworven competenties in de praktijk te worden ingebracht in de
integrale toetsing aan het eind van elk opleidingsniveau.
Voor meer informatie verwijzen we naar de studiehandleidingen van de diverse niveaus.
4.4.5 Praktijkwerk in het buitenland (niveau 3)
Bij MWD bestaat de mogelijkheid om op niveau 3 een deel van het praktijkwerk van 10 maanden in
het buitenland uit te voeren. Een zeer uitdagende, leerzame ervaring die zowel in uitvoer als voorbereiding doorzettingsvermogen, zelfstandigheid, flexibiliteit en stressbestendigheid van je vraagt.
De voorbereiding begint met:
e
1. Het ontvangen van voorlichting in de PO-lijn in periode 1 van het 2 jaar met informatie over internationale mogelijkheden tijdens je studie MWD.
2. Het lezen van de studiehandleiding internationalisering over de voorwaarden en gestelde eisen.
3. Een gesprek met de LPO-docent waarin hij/zij advies geeft m.b.t. je wens om naar het buitenland
te gaan.
4. En daarop volgend, een selectiegesprek met een van de leden van het team internationalisering.
Dit alles moet afgerond zijn vóór periode 3, dus 1 februari (Septemberroute), respectievelijk 1 september (februariroute), van je tweede studiejaar. Dus begin op tijd met je oriëntatie en voorwerk.
Na deze procedure krijgt de student wel of niet akkoord van de coördinator internationalisering om
e
verder te gaan in het traject naar een internationale ervaring in je 3 jaar!
e
Er gelden verder nog een aantal voorwaarden om praktijkwerk 3 jaar in het buitenland te kunnen
doen:
−
Alle 60 studiepunten van niveau 2 zijn behaald.
−
Er is geen negatief reisadvies vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het betreffende
land.
−
Het voorbereidend programma van ISS of het voorbereidingsprogramma van de faculteit GGM is
met goed resultaat gevolgd.
−
De praktijkbegeleider kan in het Nederlands of Engels communiceren met de praktijkdocent.
e
−
Het is belangrijk dat de praktijkplaats voldoende kans biedt om aan alle beroepstaken van het 3
jaar te kunnen werken. Om dat zo veilig mogelijk te stellen moet de praktijkplaats ook goedgekeurd worden door het team internationalisering.
22
Een taaltoets kan deel uitmaken van de selectieprocedure. Voor meer informatie zie de Studiehandleiding Internationalisering op Scholar.
Contactpersonen voor MWD: [email protected] en [email protected]
4.4.6 Project Onderzoek en Innovatie (niveau 3)
In de onderwijseenheid Onderzoek en Innovatie (niveau 3) voer je een project uit in opdracht van een
instelling/organisatie, dan wel van een lectoraat van de HAN. (Zie verder de OWE Onderzoek en Innovatie.) Dit geldt voor studenten uit alle opleidingsvarianten.
4.4.7 Supervisie
Supervisie is een essentieel onderdeel van de major, gericht op vragen die jij als persoon in je eigen
werkpraktijk tegenkomt, hoe je daarmee omgaat en hoe je ervan leert. Supervisie dient altijd gekoppeld te zijn aan stage of werk. Tijdens het tweede hoofdfase jaar wordt supervisie als leerbron aangeboden en beoordeeld als tentamen bij de beroepstaak professionele ontwikkeling. Voor meer informatie verwijzen we naar de Studiehandleiding Supervisie.
4.5
Onderwijsaanbod propedeutische fase (niveau 1)
4.5.1 Doelstellingen van de propedeuse
De propedeuse bereidt je voor op de hoofdfase MWD en op een bewuste opleidings- en beroepskeuze. Deze doelstelling sluit aan bij de eisen die de wet aan het hoger beroepsonderwijs stelt. Daarin
staat dat de propedeuse een oriënterende, selecterende en verwijzende functie moet vervullen.
Deze drie functies zullen beknopt worden toegelicht.
Oriënteren
De oriënterende functie van de propedeuse houdt in dat de propedeuse de student in staat stelt om
een weliswaar globaal, maar toch redelijk compleet beeld te krijgen van het toekomstige beroep en in
samenhang daarmee ook van de hoofdfase. In de propedeuse oriënteer je je zowel op de inhoud
(MWD) van de beroepsopleiding als op het niveau (HBO). Enerzijds komen daarom de voornaamste
kenmerken van het beroep aan de orde. Anderzijds komen de voornaamste inhoudelijke (bijvoorbeeld
sociaalwetenschappelijke) en didactische accenten in de hoofdfase van de jouw opleiding aan bod.
Selecteren
De selecterende functie van de propedeuse verschaft de opleiding en daarmee ook de student helderheid. Deze functie houdt namelijk in dat tijdens de propedeuse duidelijk moet worden of de student
geschikt is voor het vervolg van de opleiding en het toekomstige beroep. De student kan alleen doorstromen naar de hoofdfase van de opleiding als gebleken is dat de student deze competenties in voldoende mate heeft ontwikkeld.
Verwijzen
De verwijzende functie kan worden begrepen als dienstverlening van de opleiding aan de student.
Deze functie houdt namelijk in dat de opleiding ertoe bijdraagt dat de student zo snel mogelijk op het
juiste spoor voor het vervolg van opleiding en/of beroep wordt gezet. Dit wordt met name gerealiseerd
door studieloopbaanbegeleiding (zie hoofdstuk 6).
Het zal duidelijk zijn dat de drie genoemde functies van de propedeuse wel onderscheiden maar niet
gescheiden kunnen worden. Zo draagt studieloopbaanbegeleiding niet alleen bij aan de verwijzende,
maar ook aan de oriënterende functie van de propedeuse. En de oriënterende functie in het onderwijsaanbod draagt er ook toe bij dat de propedeuse haar selecterende functie vervult.
4.5.2 Overzicht onderwijsaanbod per periode propedeuse - niveau 1
In de onderstaande overzichten kun je vinden welke onderwijseenheden in de propedeuse per periode
worden aangeboden. Je kunt zien dat in het overzicht onderscheid is gemaakt voor voltijd en deeltijd
en voor september instroom en februari instroom. Tussen ( ) staat het aantal te behalen studiepunten
vermeld.
In paragraaf 4.7 vind je vervolgens een uitwerking hiervan per onderwijseenheid.
23
Propedeuse
Voltijd
Studiejaar 2014-2015
Niveau 1
Shift A
Voltijd
September
instroom
en
Februari
instroom
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Concrete en
informatieve
hulpverlening
Outreachend- en
wijkgericht
Werken
Methodisch
werken
Kwaliteitsverbetering
en beleidsontwikkeling
CIH1 (7,5)
OWW (5)
KBO1 (7,5)
Schrijfvaardigheid
Signalering en
preventie
Taak- en ervaringsgericht werken
SEP1 (5)
TEW (5)
MTW (10)
(2,5)
Leerlijn Theorie deel 1A: psychologie,
sociologie, recht
THE-1A (5)
Leerlijn Theorie deel 2A: psychologie,
sociologie, filosofie
THE-1B (5)
Leerlijn Praktijkonderzoek deel 1
-------------
Leerlijn Praktijkonderzoek deel 2
PON-2 (2,5)
PON-1 (2,5)
Leerlijn Professionele ontwikkeling LPO1 (2,5)
Shift B
Voltijd
September
instroom
en
Februari
instroom
Methodisch werken
Kwaliteitsverbetering
en beleidsontwikkeling
Concrete en
informatieve
hulpverlening
Outreachend- en
wijkgericht
Werken
KBO1 (7,5)
CIH1 (7,5)
OWW (5)
Taak- en ervaringsgericht werken
Schrijfvaardigheid
Signalering en preventie
MTW (10)
(2,5)
TEW (5)
SEP1 (5)
Leerlijn Theorie deel 1B: psychologie,
sociologie, filosofie
Leerlijn Theorie deel 2B: psychologie,
sociologie, recht
THE-2A (5)
THE -2B (5)
-----------
Leerlijn Praktijkonderzoek deel 1
Leerlijn Praktijkonderzoek deel 2
PON-2 (2,5)
PON-1 (2,5)
Leerlijn Professionele ontwikkeling LPO1 (2,5)
24
Deeltijd
Studiejaar 2014-2015
Niveau 1
Shift A
Deeltijd
September
instroom
en
Februari
instroom
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Concrete en
informatieve
hulpverlening
Signalering en
preventie
Methodisch
werken
Outreachend- en
wijkgericht
werken
SEP1 (7,5)
MTW (12,5)
CIH1 (12,5)
OWW (7,5)
Kwaliteitsverbetering
en beleidsontwikkeling
Taak- en ervaringsgericht werken
TEW (5)
KBO1 (7,5)
Leerlijn Professionele ontwikkeling en integrale toets niveau 1
LPO1 (5 stp) en IT-1 (2,5 stp).
Shift B
Deeltijd
September
instroom
en
Februari
instroom
Methodisch werken
Outreachend- en
wijkgericht
werken
Concrete en
informatieve
hulpverlening
OWW (7,5)
CIH1 (12,5)
MTW (12,5)
Signalering en preventie
SEP1 (7,5)
Taak- en ervaringsgericht werken
TEW (5)
Kwaliteitsverbetering
en beleidsontwikkeling
KBO1 (7,5)
Leerlijn Professionele ontwikkeling en integrale toets niveau 1
LPO1 (5 stp) en IT-1 (2,5 stp).
25
4.6
Onderwijsaanbod in de hoofdfase van de opleiding (niveau 2 en 3)
4.6.1 Doelstellingen en opbouw hoofdfase
Aan het eind van de propedeutische fase word je geacht een beeld te hebben van het beroep en van
de hoofdfase. Er wordt van uitgegaan dat je geschikt bent voor de vervolgopleiding en het toekomstig
beroep en dat je het juiste spoor hebt gekozen voor het vervolg van je opleiding en/of beroep.
De hoofdfase heeft een beroepsvormende en beroepsvoorbereidende functie. Na deze hoofdfase
zul je immers daadwerkelijk het beroep gaan uitoefenen waarvoor je bent opgeleid. Om de hoofdfase
af te ronden moet je 180 studiepunten hebben behaald voor (deel)tentamens en integrale toetsen.
De globale structuur van de hoofdfase is als volgt. In het tweede en derde jaar zul je in het algemeen
werken aan de beroepstaken die al eerder aan de orde zijn gekomen. In het vierde jaar (en de deeltijd
e
vanaf periode 3 in het 3 jaar) zullen de meeste studenten werken aan de beroepstaak ‘Onderzoek en
Innovatie’.
Naast het werken aan deze beroepstaak kun je in de hoofdfase een minor volgen (zie hoofdstuk 8).
e
Niveau 2 van de major MWD (het 2 studiejaar) omvat 1680 uur studiebelasting, dat wil zeggen 60
studiepunten.
e
e
Niveau 3 van de major MWD (3 en 4 studiejaar) omvat in totaal 2520 uur studiebelasting, dat wil
zeggen 90 studiepunten.
De minor omvat 840 uur studiebelasting (30 studiepunten).
4.6.2 Overzicht onderwijsaanbod per periode hoofdfase - niveau 2
Je vindt hieronder een overzicht van de onderwijseenheden die in op niveau 2, het tweede jaar van de
opleiding, per periode worden aangeboden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar variant en naar
September-instroom en februari-instroom. Tussen ( ) staat het aantal te behalen studiepunten vermeld.
Tweede jaar
Voltijd
Niveau 2
Shift A
September
instroom vt
Studiejaar 2014-2015
Periode 3
Periode 1
Periode 2
Periode 4
Kwaliteitsverbetering
en beleidsontwikkeling
Casemanagement
Signalering en
preventie
Groepsmaatschappelijk
werk
CAM (7,5)
SEP2 (7,5)
GMW (5)
Drang en dwang
Concrete en informatieve hulpverlening
Systeem- en oplossingsgericht werken
Omgevingsgericht
werken
DWD (7,5)
CIH2 (5)
SYO (7,5)
OMG (7,5)
KBO2 (5)
Leerlijn Professionele ontwikkeling en Integrale toets Niveau 2
LPO-2 (5) en IT-2 (2,5).
Shift B
September
instroom vt
Signalering en
preventie
Groepsmaatschappelijk
werk
Kwaliteitsverbetering
en beleidsontwikkeling
KBO2 (5)
SEP2 (7,5)
GMW (5)
Systeem- en oplossingsgericht werken
Omgevingsgericht
werken
Drang en dwang
Concrete en informatieve hulpverlening
SYO (7,5)
OMG (7,5)
DWD (7,5)
CIH2 (5)
Casemanagement
CAM (7,5)
en
Februari
instroom vt
Leerlijn Professionele ontwikkeling en Integrale toets niveau 2
LPO-2 (5) en IT-2 (2,5)
26
Deeltijd
Studiejaar 2014-2015
Niveau 2
Shift A
September
instroom dt
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Kwaliteitsverbetering
en beleidsontwikkeling
KBO2 (5)
Casemanagement
Signalering en
preventie
Groepsmaatschappelijk
werk
CAM (7,5)
SEP2 (7,5)
GMW (5)
Drang en dwang
Concrete en informatieve hulpverlening
Systeem- en oplossingsgericht werken
Omgevingsgericht
werken
DWD (7,5)
CIH2 (5)
SYO (7,5)
OMG (7,5)
en
Februari
instroom
dt.
Leerlijn Professionele ontwikkeling en Integrale toets niveau 2
(LPO-2, 5 stp) en IT-2 (2,5 stp).
Shift B
September
instroom dt
Signalering en
preventie
Groepsmaatschappelijk
werk
Kwaliteitsverbetering
en beleidsontwikkeling
KBO2 (5)
Casemanagement
SEP2 (7,5)
GMW (5)
Systeem- en oplossingsgericht werken
Omgevingsgericht
werken
Drang en dwang
Concrete en informatieve hulpverlening
SYO (7,5)
OMG (7,5)
DWD (7,5)
CIH2 (5)
CAM (7,5)
Leerlijn Professionele ontwikkeling en Integrale toets niveau 2
LPO-2 (5) en IT-2 (2,5)
27
4.6.3 Overzicht onderwijsaanbod per periode hoofdfase - niveau 3
Je vindt hieronder een overzicht van de onderwijseenheden die in op niveau 3 in het derde en vierde
jaar van de opleiding per periode worden aangeboden.
Daarbij wordt waar nodig onderscheid gemaakt naar variant en naar September-instroom en februariinstroom. Tussen ( ) staat het aantal te behalen studiepunten vermeld.
Voltijd
Niveau 3
Periode 1
Periode 2
Shift A en
shift B
Voltijd
Studiejaar 2014-2015
Periode 3
Periode 4
Psychosociale Hulpverlening
PSH3 (22,5)
September
instroom
Concrete en Informatieve Hulpverlening
CIH3 (7,5)
Casemanagement
CAM3 (7,5)
--------------Signalering en preventie
SEP3 (7,5)
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
KBO3 (7,5)
Leerlijn Professionele Ontwikkeling
LPO3 (7,5)
Shift B
September
instroom
Voltijd
Februari
instroom
Psychosociale hulpverlening
PSH3 (22,5)
Concrete en informatieve hulpverlening
CIH3 (7,5)
Casemanagement
CAM3 (7,5)
Signalering en preventie
SEP3 (7,5)
--------------------
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
KBO3 (7,5)
Leerlijn professionele ontwikkeling
LPO3 (7,5)
28
Signalering en preventie
SEP3
Deeltijd
Niveau 3
Periode 1
Periode 2
Shift A
Deeltijd
Studiejaar 2014-2015
Periode 3
Periode 4
Psychosociale hulpverlening
PSH3 (22,5)
September
instroom
Concrete en informatieve hulpverlening
CIH3 (7,5)
Casemanagement
CAM3 (7,5)
----------------
Signalering en preventie
SEP3 (7,5)
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
KBO3 (7,5)
----------------
Onderzoek en Innovatie (programma wordt
vervolgd in het vierde jaar)
ONI
Leerlijn professionele ontwikkeling
LPO3 (7,5)
Shift B
September
instroom
Psychosociale hulpverlening
PSH3 (22,5)
Deeltijd
Februari
instroom
Concrete en informatieve hulpverlening
CIH3 (7,5)
Casemanagement
CAM3 (7,5)
Signalering en preventie
SEP3 (7,5)
--------------------
Signalering en preventie
SEP3
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
KBO3 (7,5)
Onderzoek en Innovatie (programma wordt
vervolgd in het vierde jaar
-------------------------------------ONI
Leerlijn Professionele ontwikkeling
LPO3 (7,5)
29
Vierde jaar
Voltijd
Studiejaar 2014-2015
Niveau 3
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Shift A
Minor (30)
Voltijd
September
instroom
Onderzoek en Innovatie
ONI (27,5)
Leerlijn professionele ontwikkeling
LPO3 – 4e jaar en integrale toets niveau 3 (2,5)
Shift B
Minor (30)
Onderzoek en innovatie
ONI (27,5)
Voltijd
Leerlijn professionele ontwikkeling
LPO3 – 4e jaar en integrale toets niveau 3 (2,5)
Februari
instroom
Deeltijd
Studiejaar 2014-2015
Niveau 3
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Shift A
Deeltijd
September
instroom
Minor (30)
Onderzoek en Innovatie
ONI (27,5)
Leerlijn professionele ontwikkeling
LPO3 – 4e jaar en integrale toets niveau 3 (2,5)
Shift B
Deeltijd
Februari
instroom
Onderzoek en Innovatie
Minor (30)
ONI (27,5)
Leerlijn professionele ontwikkeling
LPO3 – 4e jaar en integrale toets niveau 3 (2,5)
E-learning
Periode 1
E-learning
September
instroom
Periode 2
Onderzoek en Innovatie
ONI (27,5)
Periode 3
Periode 4
Minor (30)
Leerlijn professionele ontwikkeling
LPO3 – 4e jaar en integrale toets niveau 3 (2,5)
4.7
Beschrijving van de onderwijseenheden propedeuse (niveau 1)
In dit deel vind je een beschrijving van de onderwijseenheden in de propedeuse van de major MWD.
Deze paragraaf is: Bijlage 1 bij OER: Gegevens onderwijseenheden propedeutische fase. En betreft
de uitwerking van de onderwijseenheden conform art. 4.1, lid 2 van de Onderwijs- en examenregeling
Instituut Sociale Studies.
30
4.7.1
Onderwijseenheden propedeuse voltijd (niveau 1)
Titel OWE
Methodisch werken (1MTW)
HAN SIS code: MWD –V1MTWa
1
2
3
4
5
6
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/
taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
1. Een intake- of hulpverleningsgesprek
2. Een probleemanalyse en een hulpverleningsplan
10 studiepunt
Contacttijd
Praktijktijd
280 sbu
Voltijd
7
Samenhang
8
Ingangseisen
m.b.t. tentamens
Algemene omschrijving
9
10
Competenties
61,5
47
Zelfstudietijd
171,5
Niveau 1:
Taak- en ervaringsgericht werken
Outreachend en wijkgericht werken
Taak- en ervaringsgericht werken
Niveau 2:
Systeem en oplossingsgericht werken
Dwang en Drang
Niveau 3:
Psychosociale hulpverlening 3
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor deelname aan tentamens dat voldaan moet
zijn aan de aanwezigheidsverplichting (zie hoofdstuk 7).
Je leert In deze onderwijseenheid om mensen te helpen met psychosociale problemen.
Je leert te kijken vanuit (inter)nationaal perspectief naar jouw functie als maatschappelijk werker bij de beroepstaak MTW.
Hulpverlening aan cliënten is doelgericht, systematisch en procesmatig. Je begint met
de intakefase,de start van de hulpverlening en daarna volgt de uitvoering van het hulpverleningsplan. In dialoog met de cliënt probeer je te achterhalen wat er aan de hand is
en je onderzoekt welke hulpbronnen de cliënt zelf heeft. Als maatschappelijk werker
probeert je de cliënt op zijn gemak te stellen, geeft ruimte om zijn verhaal te doen,
moedigt hem aan en vraagt door op zaken die niet helemaal duidelijk zijn. Je zoekt de
balans tussen afstand en nabijheid en tussen sturing geven en ruimte laten aan de
cliënt. Op deze manier verken je samen samen met de cliënt waarvoor hij hulp vraagt
en wat hij al heeft ondernomen in zijn netwerk om het probleem op te lossen. Na het
gesprek maak je een analyse van het probleem en je beschrijft dit in een verslag. In het
vervolggesprek bespreek je samen met de cliënt de analyse en in dialoog met de hem
stel je doelen vast waaraan de cliënt gaat werken. De cliënt vraagt hierbij hulp van zijn
familie buren of andere belangrijke personen in zijn netwerk. Je voert als maatschappelijk werker in opleiding in nagebootste situaties hulpverleningsgesprekken met cliënten met verschillende hulpvragen. Je houdt goed voor ogen wat er in het hulpverleningsplan staat en wat het doel is van de hulpverlening. Je ziet erop toe dat er systematisch gewerkt wordt zodat de doelen binnen een bepaald tijdsbestek behaald zullen
zijn. Het kan ook dat een hulpverleningsplan bijgesteld moet worden. Je verantwoordt
je handelen met behulp van kennis en inzichten uit verschillende theoretische concepten. Achteraf reflecteert je op het hulpverleningsproces en op de inhoud van de hulpverlening.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
2. Ontwerpen
3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
7. Organisatorische voorwaarden scheppen.
9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
31
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen
aan de OWE
(Deel)tentamens
A. Intake- of vervolggesprek met
reflectie
Competenties en Beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
- Demonstreren van één intake- of hulpverleningsgesprek of
een opname van een gesprek bij de docent inleveren.
Competentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
Beoordelingscriteria
Je gesprek is doelgericht, systematisch en procesmatig. (LC)
Je hebt aandacht voor draagkracht- en draaglastfactoren. (LC)
Je diept relevante thema’s uit en geeft de samenhang tussen de
thema’s aan. (LC)
Je ordent op correcte wijze de vragen en problemen van de
cliënt en vat deze samen. (LC)
Je bejegent de cliënt met respect. (N)
Je laat in je gedrag zien dat je rekening houdt met de normen,
waarden en cultuur van de cliënt. (N)
Je bent transparant: je legt je werkwijze uit aan de cliënt.(N)
Je sluit aan bij het verhaal en de wensen van de cliënt.(I)
In dialoog met de cliënt kom je tot een hulpvraag.(I)
Je bent sensitief en responsief.(I)
Je taalgebruik sluit aan bij de cliënt. (I)
Je houding en uitstraling wekken vertrouwen bij de cliënt. (I)
Competentie 3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een
hulpverleningsplan.
Beoordelingscriteria
Je gaat methodisch te werk: doelgericht, systematisch en procesmatig. (LC)
Je vindt een goede balans tussen doelen bewaken en doelen
bijstellen. (LC)
Je kiest hulpverleningsvormen die aansluiten bij de gestelde
doeleinden. (LC)
Je bejegent de cliënt met respect en houdt rekening met de
normen, waarden en cultuur van de cliënt. (N)
Je sluit aan bij de wensen van de cliënt en bespreekt eventuele
twijfels hierover.(I)
Je signaleert spanningsvelden in de communicatie of voortgang
en maakt deze bespreekbaar. (I)
Je legt uit wat je doet en waarom.(I)
Je toont je sensitief en responsief.(I)
Door je houding, uitstraling en taalgebruik wek je vertrouwen bij
de cliënt.(I)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
B. Probleemanalyse en een hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria
Je reflecteert op de communicatie en je onderbouwt je handelen
met behulp van (praktijk)theorie. (O)
Je reageert responsief op non-verbale signalen van de cliënt. (I)
Je toont je bewust van spanningsvelden in de communicatie
met de cliënt en je kunt deze benoemen.(I)
Je verwoordt je eigen waarden, normen en cultuur in je reflectie.(P)
Toetsvoorwaarden
- Een probleemanalyse van een oefencasus inleveren bij de
integrale docent.
- Een reflectieverslag van een gesprek inleveren bij de integrale
docent.
32
Competentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
Beoordelingscriteria
Je beschrijft het centrale probleem helder en correct. (LC)
Je hebt goed zicht op oorzaken en gevolgen van problemen en
onderscheidt deze in je analyse. (LC)
Je maakt een correcte analyse op micro-, meso- en macroniveau.
Je benoemt draagkracht en draaglastfactoren. (LC)
Je formuleert hypothesen die aansluiten op de analyse. (LC)
Je onderbouwt de analyse met tenminste 4 relevante inzichten
uit de sociaal wetenschappelijke en filosofische literatuur.(O)
Je legt deze inzichten goed uit en past ze correct toe op de
casus. (O)
Competentie 2. Ontwerpen van een hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria
De hulpverleningsdoelen sluiten aan bij de analyse en bij de
wensen
van de cliënt. (LC)
Je formuleert de doelen SMART en in eindtermen. (LC)
Je kiest voor alle doelen aansluitende hulpverleningsvormen en
activiteiten. (LC)
Je onderbouwt activiteiten met kerntaken en werkwijzen volgens
het beroepsprofiel. (O)
Je past de APA richtlijnen correct toe. (O)
Competentie 7. Organisatorische voorwaarden scheppen.
Beoordelingscriteria
Je beschrijft de analyse, de doelen en het hulpverleningsplan op
een geordende wijze en in begrijpelijke termen zodat de analyse
en het plan bruikbaar zijn voor: inzage door de cliënt,overdracht
naar collega’s en verwijzing naar andere organisaties. (LC)
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Software
15
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. Intake- of vervolggesprek met reflectie
MWDV1MTWa3
B. Probleemanalyse
en Hulpverleningsplan
MWDV1MTWa1
Handelingsdemonstratie
Reflectie
Casustoets
Cijfer
5,5
1
1
Voor beide deeltentamens geldt:
−
Aantal examinatoren:1
−
Cesuur: Minstens 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als geheel EN minstens 55% van het maximaal aantal te behalen punten
per vast beoordelingscriterium.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: twee per studiejaar.
• Bouwkamp, R. en Bouwkamp, S. (2010). Handboek psychosociale hulpverlening.
Utrecht: de Tijdstroom.
• Deur,H. van,Scholte,M. en Sprinkhuizen,A.(2013)Dichterbij, wegen en overwegen
in het sociaal werk.Bussum:Coutinho
• Gerritsen, M. en Birnie, S. (2011). Basiswerk maatschappelijk werk en dienstverlening. Bohn Stafleu van Loghum.
• Beroepscode voor de maatschappelijk werker: NVMW (2010).
e
• NVMW, Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker: NVMW (2009). 3 herziene
druk.
• Op Scholar staan teksten uit de volgende boeken als verplichte literatuur:
• Adams,R., Dominelli, L.&Payne,M.(ed.)(2009).Social Work; Themes, issues and
critical debates. Basingstoke: Palgrave MacMillan.
• Martin,R.(2010).Social Work Assessment. Exeter: Learning Matters Ltd.
N.v.t.
DVD Intake- en vervolggesprek met Joey Straatman.
33
16
Overig materiaal
www.nvmw.nl
www.nji.nl
www.movisie.nl
17
Activiteiten
A. Opleiding: In deze onderwijseenheid werk je aan verschillende opdrachten in de
integrale lijn:
−
Intakegesprek voeren met een cliënt met enkelvoudige problematiek.
−
Een gespreksverslag, probleemanalyse en een hulpverleningsplan daarvan maken
volgens
−
Een format (bureauwerk).
−
Uitvoeren van hulpverleningsgesprekken.
Er wordt met verschillende cliënten uit verschillende doelgroepen. De beroepscontexten zijn o.a.:
−
schoolmaatschappelijk werk (SMW);
−
algemeen maatschappelijk werk (AMW);
−
sociaal wijkteam
−
jeugdzorg
−
maatschappelijk werk in een revalidatiecentrum;
B.
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijs
periode
Maximum aantal
deelnemers
20
21
Titel OWE
Praktijk: je gebruikt je praktijkwerk als leerbron voor deze onderwijseenheid door
waar mogelijk praktijkervaring met het geleerde op te doen en om deze ervaringen
in te brengen in de lessen”
Integraal deel
Om te werken aan de integrale opdrachten zijn er wekelijks lesbijeenkomsten met de
docent waarin je de verschillende onderdelen van het intake- en hulpverleningstraject
oefent en de daarbij behorende gespreksvaardigheden Je bereidt je op deze wijze voor
op de toetsen. Na het oefenen vraag je feedback en advies aan je lesgroep en de
docent. Je presenteert de tussenresultaten van het gespreksverslag, de probleemanalyse en het hulpverleningsplan in je lesgroep. Je leert gezamenlijk en werkt aan je
beroepscompetenties.
Ondersteunend onderwijs
Voor de integrale opdracht heb je allerlei vaardigheden, kennis en inzichten uit sociaal
wetenschappelijke theorieën nodig. Om deze te verwerven volg je lessen uit de theorielijn en daarnaast wordt er ondersteunend onderwijs aangeboden in deze OWE in de
vorm van conceptuele thema’s uit de psychologie, sociologie en ethiek.
Praktijk
Je zult bij de integrale toets aan het einde van het jaar moeten laten zien hoe je in de
praktijk hebt gewerkt aan het vergroten van kennis, inzichten en vaardigheden die voor
deze beroepstaak relevant zijn. Misschien is het zelfs mogelijk om (onderdelen van) de
beroepstaak uit te voeren in de praktijk. In je praktijkwerk zul je daarom oefenen en zo
mogelijk bewijsmateriaal verzamelen voor de integrale toets.
Zie 6.
Voltijd: periode 1 en periode 3.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Outreachend en wijkgericht werken (1OWW)
HAN SIS code: MWD-V1OWWa
1
2
3
4
5
6
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/
taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
N.v.t.
5 stp
140 sbu
Voltijd
34
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
24
23
93
7
Samenhang met
andere OWE’n.
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
Niveau 1:
Taak- en ervaringsgericht werken
Methodisch werken
Niveau 2:
Systeem- en oplossingsgericht werken
Omgevingsgericht werken
Groepsmaatschappelijk werk
Drang en Dwang
Niveau 3:
Psychosociale hulpverlening-3
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor deelname aan tentamens dat voldaan moet
zijn aan de aanwezigheidsverplichting (zie hoofdstuk 7).
Het beeld van de maatschappelijk werker die in een spreekkamer met een cliënt
praat, is een eenzijdig beeld. Even vaak is de maatschappelijk werker op pad en stapt
hij actief op mensen af.
In een korte casus in de studiehandleiding kun je een voorbeeld lezen van een maatschappelijk werker die contact maakt met jongeren die problemen hebben, maar deze
problemen zelf niet erkennen. De maatschappelijk werker ziet de problemen wel en
voorziet ook dat die alleen maar groter worden. Ook de omgeving heeft problemen
met de overlast die de jongeren veroorzaken. Wat doe je dan als (outreachend)
maatschappelijk werker?
We kunnen ook denken aan de mensen die bedelen bij supermarkten, aan de man in
de buurt wiens tuin sterk vervuild is en waar de gordijnen altijd dicht zijn, aan de oudere vrouw die in de buurt steeds rondloopt met een poppenwagen en tegen mensen
die ze tegenkomt allerlei onverstaanbare dingen roept enz.
Het gaat om mensen die vaak nog geen cliënt zijn, of dat zijn geweest, maar uit beeld
zijn geraakt. Veelal mensen die zelf niet of niet meer om hulp vragen. Mensen waar je
ongevraagd op af stapt n.a.v. signalen van anderen of van jezelf.
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria.
Vandaar deze OWE over Outreachend Werken. Outreachend werk wordt in veel
werksettingen van het maatschappelijk werk ingezet zoals het algemeen maatschappelijk werk, jongerenhulpverlening, straathoekwerk, verslavingszorg, ouderenwerk,
psychiatrie enz. Typerend voor dit werk in al deze werkvelden is dat je in een bepaald
geografisch werkgebied werkt en veel samenwerkt met anderen, zowel professionals
als burgers. In deze OWE hebben we het outreachend werken in de wijk gesitueerd.
Deze OWE valt onder de kerntaak Psychosociale Hulpverlening. Je zult er echter ook
kenmerken in tegenkomen van Concreet Informatieve Hulpverlening, Casemanagement en Signalering en preventie.
De volgende competenties staan in deze onderwijseenheid centraal:
1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
Tentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Presentatietoets
Toetsvoorwaarden
Competentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
Logisch consistent
• Je hebt zicht op de doelgroep vanuit theoretisch en praktijkperspectief.
• Je kennismaking met de doelgroep geeft een realistisch
beeld over de mogelijkheden vanuit hulpverleningsperspectief.
• Je weet welke vaardigheden je in kan zetten om contact te
leggen met de doelgroep.
Normatief
• Je weet hoe je de cliënt op respectvolle wijze moet benaderen.
• Je hebt inzicht in de dilemma’s die aan de orde kunnen
komen bij het contact leggen met deze doelgroep.
Interactief
• Je weet op welke wijze je aan kunt sluiten bij de belevingswereld van de cliënten.
• Je kunt reflecteren op de getoonde responsiviteit in de
opname.
Persoonlijk
35
•
•
•
•
12
13
Tentaminering
15
16
Verplichte literatuur
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
17
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
14
20
21
Titel OWE
Je reflecteert op de opname en benoemt 2 sterke interventies.
Je reflecteer op de opname en benoemt 2 zwakke interventies
Je verantwoord waarom voor de getoonde wijze van contact leggen is gekozen.
Je legitimeert waarom outreachend werken passend is in
deze situatie.
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Minimaal
vereist
resultaat
Weging
Presentatietoets
MWD
-V1OWWa1
Presentatietoets
Cijfer
5,5
1
Voor het tentamen geldt bovendien:
−
Aantal examinatoren: 1
−
Cesuur: 55% van het maximum aantal punten.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: twee per studiejaar.
•
Etten-Doorn, Y. van, Gademan, M. (2013). Basisboek voor werkers in de eerste
lijn. Bussum, Coutinho.
N.v.t.
N.v.t.
Films van Lisa, Bonje bij de buren en van de site behorend bij het boek van Lia van
Doorn.
a. Integraal deel
In de eerste week ligt de nadruk op het verhelderen van de beroepstaak, de opdrachten die leiden tot competentieontwikkeling en bewijzen daarvoor. De andere weken
wordt er gewerkt aan: diverse vormen van outreachend werken, oefenen met elkaar
en acteurs en verdieping en toepassing van de theorie.
b. Ondersteunend onderwijs: Concepten en theorieën uit de leerlijn theorie.
c. Praktijk: Behalve in de onderwijseenheid werk je mogelijk ook in de praktijk (stage
of werkplek) aan deze beroepstaak.
Integrale lijn: werken aan opdrachten, oefenen vaardigheden met en zonder acteurs.
Zie 6.
Voltijd: periode 2 en periode 4.
24 personen per lesgroep.
Taak- en ervaringsgericht werken (1TEW)
HAN SIS code: MWD-V1TEW
1
2
3
4
5
6
7
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten
/studielast
Samenhang
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulp- en dienstverlening.
• Handelingsdemonstratie taak- of ervaringsgericht werken
• Theoretische onderbouwing
5 stp
140 sbu
contacttijd
praktijktijd
zelfstudietijd
voltijd
19,5
23
97,5
Niveau 1:
Outreachend en wijkgericht werken
Methodisch werken
Niveau 2:
Systeem- en oplossingsgericht werken
Omgevingsgericht werken
Groepsmaatschappelijk werk
Drang en Dwang
Niveau 3:
Psychosociale hulpverlening-3
36
8
9
Ingangseisen
m.b.t. tentamens
Algemene omschrijving
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor deelname aan tentamens dat voldaan moet
zijn aan de aanwezigheidsverplichting (zie hoofdstuk 7).
In deze OWE leer je de methodieken taak en ervaringsgerichte hulpverlening kennen,
begrijpen en toepassen. Ook leer je jouw handelen en keuzes onderbouwen met
theorie uit de psychologie.
De taakgerichte werkwijze wordt veel in de praktijk gebruikt omdat ze uitgaat van de
wensen van de cliënt, het versterken van het zelfvertrouwen bij de cliënt en het gaat
om kortdurende hulpverlening. Je leert een taakrapportage maken, een taakbespreking met de cliënt houden en je leert brainstormen over de taak. Ook komen taakselectie en voorbereiding en uitvoering van de taak aan bod.
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen
aan de OWE
Daar waar het belangrijk is om stil te staan bij de beleving van de cliënt en de hulpverlener zullen maatschappelijk werkers gebruik maken van ervaringsgericht werken. De cliënt doet nieuwe ervaringen op in het contact met de hulpverlener, beiden
reageren vanuit hun beleving. Bij ervaringsgericht werken gebruikt men regelmatig
een specifieke interventie die ‘betrokken rechtstreekse communicatie of ook wel persoonlijk reageren’ wordt genoemd. Naast dit onderdeel leer je ook nog werken aan
een impasse en ventileren en verhelderen.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
3. Uitvoeren, bijstellen en evalueren van hulpverleningsplan.
9. Ontwikkeling eigen professionaliteit.
Deeltentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
Handelingsdemonstratie taak- of ervaringsgericht werken
Competentie 3. Uitvoeren, bijstellen en evalueren van
met theoretische
hulpverleningsplan.
verantwoording
Beoordelingscriteria voor Ervaringsgericht werken
Je past de interventie ‘werken aan een impasse’ op het juiste
moment toe
én je past de interventie ‘ventileren en verhelderen’ op het
juiste moment toe. (LC)
Je past de interventie ‘betrokken rechtstreekse communicatie’
op het juiste moment toe. (LC)
Je voert deze interventies op een adequate manier uit. (LC)
Beoordelingscriteria voor Taakgericht werken
Je past de interventie ‘taakrapportage en taakbespreking met
de cliënt’ op het juiste moment toe.(LC)
Je voert deze en andere interventies, die horen bij de taakgerichte methodiek, op een adequate manier uit. (LC)
Beoordelingscriteria voor zowel Ervaringsgericht werken
als voor Taakgericht werken
Je interventies sluiten aan bij de cliënt en diens wensen en
mogelijkheden. (I)
Je bewaakt of je interventies helpend zijn voor de cliënt en
stuurt zo nodig bij. (I)
Je geeft passende argumenten voor het gebruik van de methodiek bij de toetscasus. (O)
Je onderbouwt je handelen met adequate inzichten uit het
taakgerichte of ervaringsgerichte werken. (O)
Je legt begrippen uit deze methodieken uit en past ze toe op
de betreffende situatie. (O)
Competentie 9. Ontwikkeling eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je beschrijft je ervaringen in het taakgerichte of ervaringsgerichte werken in concrete, begrijpelijke en persoonlijke bewoordingen. (P)
Je benoemt je kwaliteiten en valkuilen in het werken met de
methodiek en koppelt hieraan geschikte leerdoelen. (P)
37
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
15
16
17
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
20
21
Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Handelingsdemonstratie taak- of ervaringsgericht werken
met theoretische
verantwoording
MWD
-V1TEW1
Handelingsdemonstratie,
reflectie en
onderbouwingsgesprek
Beoordeling
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Weging
1
Voor het tentamen geldt:
−
Aantal examinatoren:1.
−
Cesuur: 55% van het maximaal aantal punten voor het deeltentamen als geheel
EN 55% van het maximaal aantal punten per vast beoordelingscriterium.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: twee per studiejaar.
• Jagt, L, & Jagt, N. (2004). Taakgerichte hulpverlening in social work. Houten:
Bohn Stafleu van Loghum.
• Bouwkamp, R. en Bouwkamp, S. (2010). Handboek psychosociale hulpverlening.
Utrecht: de Tijdstroom.
• Gerritsen, M. en Birnie, S. (2011). Basiswerk maatschappelijk werk en dienstverlening. Houten/Diemen: Bohn Stafleu van Loghum.
N.v.t.
N.v.t.
Websites
Opleiding:
Er is ondersteunend onderwijs in de vorm van twee hoorcolleges psychologie. Daar
komen theoretische concepten aan de orde. Een psychologiedocent licht de achtergronden en theoretische grondslagen van de methodieken toe. In de integrale werkgroepen oefen je met vaardigheden die nodig zijn voor taak en ervaringsgericht werken. Daarnaast leer je hier de methodieken geïntegreerd uitvoeren als je werkt aan
de beroepsopdracht. Zo koppel je jouw vaardigheden aan je achtergrondkennis. Ook
werk je aan je leervragen.
Tijdens een feedbackmoment aan het eind van de OWE kijk je met de groep en de
docent kritisch naar eigen filmfragmenten van gesprekken. Dit doe je aan de hand
van een specifieke opdracht en het beoordelingsformulier.
Praktijk:
Je gebruikt je praktijkwerk als leerbron voor deze onderwijseenheid door waar mogelijk praktijkervaring met het geleerde op te doen en om deze ervaringen in te brengen
in de lessen.
Het onderwijs bestaat uit acht integrale werkgroepen (WGI), twee hoorcolleges psychologie (HC) en één feedbackmoment aan het eind van de OWE (FB). In de WGI
wordt aandacht besteed aan het trainen van vaardigheden en aan het integraal
toepassen van methodieken met de kennis die opgedaan is in de hoorcolleges. Het
feedbackmoment dient o.a. ter voorbereiding op de toets.
Zie 6.
Periode 2 en periode 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Concrete en informatieve hulpverlening (1CIH)
HAN SIS code: MWD-V1CIHa
1
2
3
4
5
6
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd.
Concrete en informatieve hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
Probleemanalyse.
Plan van aanpak.
7,5 stp
Contacttijd
210 sbu
Voltijd
38
38
Praktijktijd
Zelfstudietijd
35
137
7
8
Samenhang met
andere OWE’n.
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen
aan de OWE
Niveau 2: Concrete en informatieve hulpverlening-2
Niveau 3: Concrete en informatieve hulpverlening-3.
Als ingangseis voor deelname aan tentamens geldt dat voldaan moet zijn aan de
aanwezigheidsverplichting (zie hoofdstuk 7).
In deze onderwijseenheid werk je aan de beroepstaak ‘concrete en informatieve
hulpverlening’ (CIHV). Je leert om mensen te helpen met concrete en/of materiële
problemen en met het omgaan met instanties. Je leert te kijken vanuit (inter)nationaal
perspectief naar jouw functie als maatschappelijk werker bij de beroepstaak CIHV.
In het dagelijkse leven hebben mensen voortdurend te maken met allerlei zakelijke
kwesties op juridisch en financieel gebied. Er kunnen gemakkelijk grote problemen
ontstaan die veel invloed hebben op hun welzijn en dagelijks leven. Mensen zijn
afhankelijk van veel verschillende regelingen en instanties. Velen zien in een dergelijke situatie door de bomen het bos niet meer en vragen ondersteuning van het maatschappelijk werk. Als een maatschappelijk werker hen van dienst wil kunnen zijn,
moet hij beschikken over kennis van zaken. Daarbij moet hij, ook in moeilijke en
complexe situaties, het overzicht kunnen behouden. Om mensen met problemen te
kunnen helpen moet de maatschappelijk werker systematisch en gestructureerd te
werk gaan en daarbij adequaat samenwerken met andere personen en instanties.
In het beroepsprofiel van het maatschappelijk werk is CIHV een onderdeel van psychosociale hulpverlening. Dit betekent dat concrete en/of informatieve problemen en
psychosociale problemen zelden onafhankelijk van elkaar voorkomen. In het kader
van de opleiding worden deze twee taken in het eerste jaar uit elkaar gehaald, om
voldoende ruimte te geven aan de studenten de taak goed uit te leren voeren.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
2. Ontwerpen
3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
Deeltentamens
Competenties en beoordelingscriteria
A. Probleemanalyse en plan van
aanpak
Toetsvoorwaarden
Informatie-adviesgesprek is voldaan
Theoriepresentatie is voldaan
Oefencasus is voldaan
Competentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren.
Beoordelingscriteria
Je formuleert het centrale probleem zonder in te gaan op oorzaak en gevolg ervan en laat de belangrijkste cliëntkenmerken
erin terugkomen. (LC)
Je analyseert de situatie van de cliënt op micro-, meso- en macroniveau door samenhang aan te brengen in oorzaak, gevolg,
in stand houdende factoren en mogelijkheden van de cliënt.
(LC)
Competentie 2. Ontwerpen van een hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria
De doelen omschrijven de gewenste eindsituatie. (LC)
Je doelen zijn concreet, tijdsgebonden en realistisch. (LC)
Je stelt, op basis van je doelen passende activiteiten op. (LC)
In je plan van aanpak wordt duidelijk hoe de taakverdeling tussen jou en samenwerkingspartners en de cliënt is. (LC)
De doelen zijn afgeleid uit je analyse en sluiten aan bij de wensen van de cliënt. (LC)
De doelen en activiteiten zijn gericht op het versterken van de
eigen kracht van de cliënt. (N)
De doelen zijn opgesteld met respect voor de normen en waarden van de cliënt en zijn omgeving. (N)
De activiteiten zijn geformuleerd in professionele hulpverleningstermen. (O)
Je laat met je plan van aanpak zien dat je kennis hebt van de
(beroeps)taken van het maatschappelijk werk. (O)
39
12
13
Tentaminering
Verplichte literatuur
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Minimaal
vereist
resultaat
Weging
A. Probleemanalyse
en plan van aanpak
MWDV1CIHa2
Beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
Voor het tentamen geldt:
−
Aantal examinatoren: 1
−
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen
als geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per vast beoordelingscriterium.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: twee per studiejaar.
•
Bunthof, Mr. A. & Visscher, Mr. Y.M. (2009). Mens en Recht. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
•
Gerritsen, M.& Birnie, S. (2011). Basiswerk Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Houten: Bohn, Stafleu van Loghum.
•
Gerritsen, M. & Vlasman, I. (2013). Training gespreksvaardigheden voor social
work. Houten: Bohn Stafleu en van Loghum
•
Hoeksema, K.J. & Werf, S. van der (2010). Sociologie voor de praktijk: een inleiding in de sociologie voor het hbo, Bussum: Coutinho.
•
Wetgeving Zorg en Welzijn, nieuwste editie! Uitgeverij SDU.
•
Zimbardo, P. Weber, A. & Johnson, R. (2013). Psychologie: een inleiding. Amsterdam: Pearson Education.
Op Scholar staan tekstgedeelten uit de volgende boeken opgenomen als verplichte
literatuur:
•
Buijssen, H. (2000). Verstoorde rouw bij ouderen
•
Doorn, L. van (2005). Leven op straat, Coutinho
•
Houben (2002). Focus op de stille sterke kant van mensen in de tweede levenshelft. (in: Vulten, M.E., Welzijn en waardigheid voor langdurig zorggebruikers.)
Zoetermeer: STG
•
Schuyt, C. (2000). Sociale Uitsluiting. Amsterdam: SWP
•
Wilson, K. et. al. (2011). Social Work. An introduction to contemporary practice.
Pearson Education
14
15
16
17
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
20
21
Deze verplichte literatuur hoeft dus niet als boek aangeschaft te worden, maar is te
vinden op Scholar.
Hop, A. nieuwste editie! De Kleine Gids voor de Nederlandse Sociale Zekerheid.
Kluwer
N.v.t.
Websites
Opleiding
Voor het werken aan de integrale opdracht zijn er bijeenkomsten georganiseerd met
je docent, waarin je advies en feedback kunt vragen, en waarin je de toets kunt voorbereiden. Ten tweede zijn er bijeenkomsten die ingericht zijn als oefenmoment, wat
betekent dat je hier kunt oefenen in het houden van een gesprek op het gebied van
concrete dienstverlening. Daarnaast zijn er onbegeleide bijeenkomsten waarin je
(samen met medestudenten) kunt oefenen met de competentie-ontwikkeling.
Bij het ondersteunend onderwijs kun je gebruik maken van de schrijfvaardigheid en
van de leerlijn theorie.
Praktijk
Je zult bij de integrale toets aan het einde van het jaar moeten laten zien hoe je in de
praktijk hebt gewerkt aan het vergroten van kennis, inzichten en vaardigheden die
voor deze beroepstaak relevant zijn. Misschien is het zelfs mogelijk (onderdelen van)
de beroepstaak uit te voeren in de praktijk. In je praktijkwerk zul je daarom oefenen
en zo mogelijk bewijsmateriaal verzamelen.
Integrale lijn: begeleide bijeenkomsten
Praktijk: buitenschools leren.
Zie 6.
Periode 1 en periode 3.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
40
Titel OWE
Signalering en preventie (1SEP)
HAN SIS code: MWD-V1SEP
1
2
3
4
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
Beroepsproducten
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd.
Signalering en preventie.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
6
Studiepunten/studielast
7
Samenhang met
andere OWE’n
Ingangseisen
5 stp
140 sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
Voltijd
24
23
93
Niveau 2: Signalering en preventie-2 (was: Signaleren en actie ondernemen 2)
Niveau 3: Signalering en preventie-3 (was: Signaleren en actie ondernemen 3)
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor deelname aan tentamens dat voldaan moet
zijn aan de aanwezigheidsverplichting (zie hoofdstuk 7).
Welke structurele oorzaken zie je voor individuele problemen van je cliënt? De beroepstaak ‘Signalering en preventie’ geeft je als maatschappelijk werker de kans om
meerdere cliënten tegelijk op een meer structurele manier te kunnen helpen. Het is in
je (toekomstig) beroep belangrijk dat je signalen uit je omgeving oppikt en daar wat
mee doet. Voor het goed uitvoeren van deze beroepstaak is het nodig dat je een
gevoeligheid ontwikkelt voor signalen, die voor een doelgroep of groep cliënten gemeenschappelijke sociale problemen veroorzaken. Je leert in deze onderwijseenheid
op een systematische wijze te signaleren.
Je vangt vanuit je praktijkplaats en/of uit de media een aantal individu overstijgende
signalen op. Je zoekt ook uit voor welke werksetting dit een relevant signaal is.
In je subgroep, op je stage en in de onderwijsbijeenkomsten bespreek je deze signalen. De feedback van medestudenten, collegae en de docenten gebruik je om je
signalen aan te scherpen.
Eén van je signalen ga je verder uitwerken en analyseren middels een eenvoudig
onderzoek (literatuuronderzoek). Aan de hand van aangrijpingspunten uit de analyse
maak je een plan van aanpak voor een preventieve interventie. Daarna evalueer je je
preventieve interventie en het signaleringsproces
5
8
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
Verslag signaleringstraject.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
4. Signaleren en preventief werken
9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Tentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
Verslag
Je hebt een verslag met de uitwerking van 3 signalen ingeleverd
signaleringsbij de docent.
traject
Je signaleringsverslag is geupload in Ephorus en de Digitale
Dropbox.
Een bronnenlijst is toegevoegd.
Competentie 4. Signaleren en preventief werken
Beoordelingscriteria
Je volgt de stappen uit boek Scholte, Felten & Sprinkhuizen. (LC)
De door jou uitgevoerde stappen volgen elkaar logisch op. (LC)
Je hebt deelvragen geformuleerd op basis van handboek Preffi
2.0. (LC)
Je beantwoordt de hoofdvraag en de deelvragen. (LC)
Je baseert je preventieve interventie op de resultaten van je analyse. (LC)
Je analyse is multicausaal: micro-, meso- en macroniveau worden
besproken. (O)
Je verwerkt de geraadpleegde bronnen in je analyse. Je betrekt
tenminste 4 theoretische inzichten die relevant zijn voor het signaal. (O)
Je legt de betekenis uit van deze inzichten. (O)
Je bespreekt de toepassing van deze inzichten op je signaal. (O)
Je argumentatie is genuanceerd en onderbouwd. (O)
Je hebt bij het uitwerken van het signaal de feedback van anderen betrokken. (I)
Je beschrijft hoe je draagvlak zou creëren voor je preventieve
interventie. (I)
41
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je evalueert het proces van signaleren (jouw uitvoering van de
stappen van Scholte, Felten & Sprinkhuizen). (P)
Je benoemt sterke punten en leerpunten. (P)
Nederlandse taal
Zie beoordelingsformulier
12
13
14
Tentaminering
Verplichte literatuur
15
16
17
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
19
20
21
Les/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Deeltentamen
SIS code
Toetsvorm
beoordeling
Verslag
signaleringstraject
MWD-V1SEP2
Verslag
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Weging
1
Voor het tentamen geldt:
- Aantal examinatoren: 1.
- Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het tentamen als
geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per vast beoordelingscriterium
- Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten
- Aantal kansen: twee per studiejaar.
•
Scholte, M., Felten, H. & Sprinkhuizen, A. (2013). Opgelet ! Systematisch signaleren in maatschappelijke ondersteuning en eerstelijnszorg. Bussum: Coutinho.
Gedeelten uit de volgende literatuur, te vinden op Scholar:
•
Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn.
Bussum: Coutinho. Blz. 151-155.
•
Kok, H., Molleman, G., Saan, H. & Ploeg, M. (2005). Handboek Preffi 2.0: richtlijn
voor effectieve gezondheidszorg en preventie. Woerden: NIGZ. blz 54-67
•
Mönnink, H. de (2004). De gereedschapskist van de maatschappelijk werker.
Handboek multimethodisch maatschappelijk werk. Maarsen: Elsevier gezondheidszorg, blz. 321-335.
•
Sluiter, S. (2010). Signalering in het sociaal-agogisch werk. Met het oog op de
samenleving. Houten: Bohn, Stafleu van Loghum, blz. 17-26.
• Sluiter, S. (2010). Signalering in het sociaal-agogisch werk. Met het oog op de
samenleving. Houten: Bohn, Stafleu van Loghum, blz. 230-239.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
a. Integrale lijn
Iedere week zijn er bijeenkomsten in de integrale lijn. Deze bijeenkomsten ondersteunen je bij het werken aan de integrale opdracht. De integrale opdracht omvat
onder andere het opvangen van signalen uit je praktijk of uit de media. Eén van deze
signalen ga je verder onderzoeken en analyseren. Je leert ook werken met een model om op systematische wijze te signaleren.
Gedurende de week werk je aan de deelopdracht(en) die aan de orde zijn.
b. Ondersteunend onderwijs
•
Concepten/theorieën
In deze onderwijseenheid (OWE) worden hoorcolleges gegeven over theorieën en
methoden die betrekking hebben op signalering en preventie
c. Praktijk
Je zult bij de integrale toets moeten laten zien hoe je in de praktijk hebt gewerkt aan
het vergroten van de competenties die voor deze beroepstaak relevant zijn. In het
onderwijs is tot nu toe gebleken dat studenten vaak hun stageplaats kunnen betrekken bij het werken aan signalering en preventie. Studenten kiezen regelmatig een
signaal van hun praktijkplaats om uit te werken voor het tweede tentamen. Misschien
is het zelfs mogelijk (onderdelen van) de beroepstaak uit te voeren in de praktijk. De
docent van de integrale lijn zal je stimuleren en ondersteunen bij het zoveel mogelijk
toepassen van praktijk in deze beroepstaak
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten.
Conceptuele lijn: hoorcolleges.
Zie 6.
Voltijd: periode 2 en periode 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
42
Titel OWE
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (1KBO)
HAN SIS code: MWD-V1KBO
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
Samenhang
Ingangseisen m.b.t.
tentamens
Algemene omschrijving
Competenties
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd.
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling.
Werken in de eigen instelling of organisatie.
Brochure voor verwijzers
7,5 stp
210 sbu
Contacttijd
Voltijd
36
Praktijktijd
35
Zelfstudietijd
139
Niveau 2: Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling-2
Niveau 3: Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling-3
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor deelname aan tentamens dat voldaan moet
zijn aan de aanwezigheidsverplichting (zie hoofdstuk 7).
Werken in een organisatie en het beiden van goede hulpverlening aan de cliënt. Dat
staat centraal binnen deze onderwijseenheid. Een professionele houding, intrinsieke motivatie, samenwerking, teambuilding en kunnen inspelen op veranderingen in
de maatschappij zijn allemaal die van belang zijn in het dagelijkse werk als maatschappelijk werker.
Dit alles ten behoeve van goede hulpverlening aan de cliënt. Cliënten verwachten
van jou dat je kwaliteit levert, dat je een goede werkrelatie met ze opbouwt en dat je
gemaakte afspraken nakomt. Daarbij stem je zo goed mogelijk af op de behoeften
van de cliënt. Dit komt neer op het volgende: zeggen wat je doet, doen wat je zegt
en laten zien dat je doet wat je zegt. Het is dan ook aan jou, als toekomstig maatschappelijk werker, om deze kwaliteit waar te maken in het contact met cliënten.
Daarnaast maak je onderdeel uit van een organisatie. Je werkt in een team, je hebt
te maken met een leidinggevende, procedures en richtlijnen die je dient te handhaven. Er wordt van je verwacht dat je als medewerker kunt samenwerken in een
(multidisciplinair)team, dat je verantwoording kunt afleggen over je manier van
hulpverlenen en dat je meedenkt en -praat over manieren hoe de hulpverlening nog
beter georganiseerd kan worden.
Het gaat hierbij om het organiseren van kwaliteit: doen we de goede dingen (beleid), en doen we die goed (kwaliteit)? Je kunt hierbij denken aan een betere bereikbaarheid van hulpverleners, het tegengaan van lange wachtlijsten of bijvoorbeeld door je af te vragen in hoeverre een methodiek voldoende werkt voor een
bepaalde doelgroep.
Deze aspecten horen allemaal bij deze beroepstaak: het werken aan kwaliteit en
het bijdragen aan beleidsontwikkelingen, waarbij de cliënt steeds centraal staat. Dit
is één van de kerntaken van de maatschappelijk werker: “het vermogen tot ondernemend denken en handelen om bij te kunnen dragen aan het functioneren van een
bedrijf of arbeidsorganisatie- waaronder kwaliteitszorg, beleidsontwikkelingen, samenwerken in netwerken, aansturen van medewerkers en vrijwilligers en dergelijke”
(Vele takken één stam, 2008). Dit vraagt om een brede kijk op zowel beleid als ook
kwaliteit binnen een organisatie. Hiervoor is het van belang dat je inzicht hebt in
deze begrippen, dat je weet welke vaardigheden hiervoor nodig zijn en welke houding hierbij een rol speelt. Ten slotte leer je vanuit een internationale blik te kijken
naar organisaties binnen het maatschappelijk werk.
In deze onderwijseenheid ligt de focus op kennismaken met een organisatie: hoe
deze is opgebouwd en hoe wordt gewerkt aan het handhaven en verbeteren van de
geleverde kwaliteit van dienstverlening. Hoe wordt op teamniveau gewerkt aan
kwaliteitsverbeteringen en hoe wordt de cliënt hierbij betrokken? Dit zijn onder andere vragen die je gaat onderzoeken bij een hulpverleningsorganisatie naar jouw
voorkeur. De antwoorden op deze vragen resulteren in een brochure over de organisatie.
Daarnaast pas je de verworven kennis van deze onderwijseenheid toe op een casus. Het werken aan de opdrachten zal ervoor zorgen dat je kwaliteitsbesef toeneemt zodat je straks in je werk een bijdrage kunt leveren aan kwaliteitsverbeteringen en beleidsontwikkelingen op de werkvloer!
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
5. Samenwerken
6. Leiding en begeleiding geven
8. Bijdragen aan de (beleids)ontwikkeling en kwaliteitsverbetering
43
11
Beoordelingscriteria
Deeltentamens
Competenties en beoordelingscriteria
Kennis over
beleid en kwaliteitszorg
Toetsvoorwaarden
Brochure voor verwijzers moet ingeleverd zijn en
- voldoen aan de daarvoor geldende criteria uit de studiehandleiding.
-correct zijn wat betreft Nederlandse taal
Beoordelingscriteria
Competentie 5: Samenwerken
Je hebt kennis van de basisprincipes van (keten)samenwerking.
Je bent op de hoogte van werken in multidisciplinaire)
(wijk)teams.
Competentie 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering
Je kent de kenmerken een organisatie en kunt ze toepassen op
een casus: missie, visie en kernwaarden.
Je kent verschillende organisatiestructuren en kunt deze toepassen op een casus.
Je kent actuele ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op de
kwaliteit van het primaire proces.
Je weet wat de begrippen kwaliteit, kwaliteitszorg en kwaliteitssysteem betekenen en je hebt inzicht wat deze begrippen kunnen
betekenen voor de kwaliteit van het primaire proces.
Je hebt kennis van de aspecten van succesvolle teams, leiderschapsstijlen en culturen van organisaties en je hebt zicht op de
betekenis hiervan op de kwaliteit van het primaire proces.
Je hebt kennis van de meest voorkomende rechtsvormen van
organisaties binnen de sociale sector.
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
15
Software
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Kennis over
beleid en
kwaliteitszorg
MWD
-V1KBO4
Casustoets
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Weging
1
Aantal examinatoren: 1
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als
geheel.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
Aantal kansen: twee per studiejaar
e
• Verhagen, P. (2011). Kwaliteit met Beleid. Basisboek voor sociale studies (2
druk). Bussum: Uitgeverij Coutinho.
De artikelen zijn te downloaden op Scholar
• Cuyvers, G. (2007). Zorgen voor kwaliteit. Leuven: Lanno Campus. ISBN
9789020969498. Hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 Kwaliteitsontwikkeling als vorm
van permanent leren.
• Delden, P. van (2009). Sterke netwerken, Ketensamenwerking in de publieke
sector. Amsterdam: Uitgeverij Vangennep. ISBN 9789055154470 Hoofdstuk 3
Ontwikkelingsverloop van samenwerking.
• Ytsma, W., Hellings, B., Peters, G. (2005). Basisboek werken in een organisatie. Baarn: HB Uitgevers. Hoofdstuk 7 Leiderschap, management en macht.
• Verhagen, P.(2012). Ondernemen en innoveren. Bussum: Coutinho. ISBN
978904690297
Hoofdstuk 1, paragraaf 1.6 Organisaties.
Hoofdstuk 1, paragraaf 1.2.2 Samenwerking.
Hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en 3.3 Oriëntatie op de omgeving.
• Visser, W. (2000). Leren organiseren. Bussum: Coutinho. ISBN 906283982
Hoofdstuk 7 De professionele organisatie.
• Weber, A. (2008). Organisaties en mensen. Arnhem: Met Boek en Site. ISBN
9789078438052 Hoofdstuk 5 Organisatiecultuur.
• Zoest, C. van (2001). Kwaliteitszorg voor non-profit organisaties. Soest: Uitgeverij
Nelissen. ISBN 9024414792 Hoofdstuk 1 De betekenis en het belang van kwaliteitszorg.
N.v.t.
44
16
Overig materiaal
17
Activiteiten
18
19
Werkvormen
Les-/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
20
21
Titel OWE
www.zorgvoorbeter.nl
www.movisie.nl
www.spectrum-gelderland.nl
www.zorgwelzijn.nl
www.nvmw.nl
http://www.beleidsevaluatie.info
a. Conceptuele lijn
De hoorcolleges helpen je de competenties 5, 6 en 8 te ontwikkelen. Je hebt de
hoorcolleges nodig om je opdrachten te kunnen maken en om je voor te bereiden
op de werkcolleges. De hoorcolleges zijn gekoppeld aan de werkcolleges die in de
week erop plaatsvinden.
b. Integrale lijn
In de werkgroepen ga je dieper in op de hoofdthema’s uit de hoorcolleges. Je leert
o.a. hoe je modellen toepast op praktijksituaties, hoe je een teamanalyse kunt uitvoeren en verschillende aspecten van een organisatie die een rol spelen bij kwaliteit. Voorafgaand aan elke werkgroep zal je stukken moeten lezen en/of een opdracht moeten uitvoeren. In de werkgroepen wordt ‘voortgeborduurd’ op het materiaal dat je hebt voorbereid, ze zijn dus verdiepend.
Tijdens de werkgroepen is er ruimte voor coaching. Er is dan de mogelijkheid
om in subgroepen te werken aan de opdrachten en consult te vragen aan de docent.
c. Praktijk
Behalve in de onderwijseenheid werk je ook in de praktijk (stage of werkplek) aan
deze beroepstaak. Zoals aangegeven wordt de analyse van een organisatie binnen de
hulp- en/of dienstverlening uitgevoerd bij een organisatie in de praktijk (waarschijnlijk je
eigen stage-instelling). Ook daar wordt je gevraagd één of meer bewijsstukken, in de
vorm van concrete opdrachten, aan te leveren voor de Integrale toets waarmee je kunt
aantonen dat je de beroepstaak op niveau 1 kunt uitvoeren.
Hoorcolleges en werkcolleges.
Zie 6.
Voltijd: periode 2 en periode 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
6
Leerlijn Theorie deel 1a (1THE)
HAN SIS code: MWD-V1THE1a
1
Opleiding
MWD
2
Doelgroep
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd, shift A
3
Beroepstaak/
beroepstaken
Alle beroepstaken.
4
Centrale beroepstaak
Alle beroepstaken.
5
(Beroeps)producten
N.v.t.
6
Studiepunten/studielast
Stp 5
7
Samenhang met
andere OWE’en
Dit is een ondersteunende onderwijseenheid voor de uitvoering van alle beroepstaken van de opleiding.
8
Ingangseisen
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor de deelname aan de afzonderlijke deeltentamens dat voldaan moet zijn aan de aanwezigheidsverplichting van deze drie vakken.
9
Algemene omschrijving
In deze leerlijn theorie komen de volgende drie vakken aan bod:
1. Psychologie
2. Sociologie
3. Recht
Deze vakken richten zich op kennisontwikkeling van de student, zodat deze zijn
6
Voltijd
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
Sbu 140
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
30
24
86
Let op: dit is het eerste deel van de leerlijn theorie (semester 1) voor shift A
45
handelen in praktijksituaties beter kan uitvoeren en onderbouwen. Naast dat de
student kennis maakt met de belangrijkste theoretische concepten van de verschillende vakken, komen met name de voor de beroepspraktijk van de maatschappelijk
werker aan de orde.
10
Competenties
In deze OWE wordt gewerkt aan een kennis-, vaardigheden en attitudebasis die
nodig is voor de ontwikkeling van alle competenties.
11
Beoordelingscriteria
Deeltentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Psychologie
Toetsvoorwaarden
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Sociologie
De student begrijpt wat psychologie is en waarom
maatschappelijk werkers psychologische kennis nodig
hebben.
Hij heeft basale kennis van de belangrijkste psychologische
perspectieven en deelgebieden.
De student heeft basale kennis over de werking van onze
hersenen en begrijpt hoe onze hersenen het gedrag en
psychische processen voortbrengen.
De student begrijpt de twee controversen binnen de
ontwikkelingspsychologie (continuïteit versus discontinuïteit
en nature versus nurture).
Hij kent de levenslooptheorie van Erik Erikson en kan deze
toepassen op cliënten.
De student is in staat bij een cliënt belangrijke
persoonlijkheidsaspecten te onderscheiden.
Hij begrijpt hoe de psychoanalyse en de
eigenschappenbenadering (Big Five) naar persoonlijkheid
kijken.
De student heeft kennis van de belangrijkste theorieën over
emotie, van de universele expressie van emotie en de
evolutionaire functie van emoties en begrijpt dat er een
behoefte achter de emotie van een cliënt kan zitten.
De student is in staat de relatie uit te leggen tussen stress,
weerbaarheid en coping.
Hij kan de zeven copingstijlen en hun functie (volgens de
UCL) benoemen en herkennen bij een cliënt.
De student weet wat motivatie inhoudt en welke invloed het
heeft op ons gedrag.
Hij begrijpt de behoeftehiërarchie van Maslow en de
verwachtingstheorie en bent in staat deze toe te passen op
een cliënt.
De student begrijpt hoe het zelfbeeld van cliënten afhankelijk
is van interne attributie. Hij weet wat de volgende begrippen
inhouden: locus of control, fundamentele attributiefout, selfserving bias en cognitieve dissonantie reductie en kan deze
herkennen bij een cliënt.
Toetsvoorwaarden
•
•
•
•
•
•
•
•
De student kan de betekenis van sociologie voor het werk van
een maatschappelijk werker benoemen.
Hij is in staat een analyse maken van de situatie van een
cliënt op het niveau van de persoon, de omgeving en de
maatschappij.
De student kan het begrip socialisatie uitleggen en toepassen
op de situatie van cliënten.
De student kan de betekenis aangeven van het begrip gender
Hij weet wat sociale rollen zijn en op welke manier deze
invloed kunnen hebben op individuen.
De student weet hoe groepen en netwerken de sociale
structuur van een samenleving vormen.
De student kan kenmerken van verschillende groeperingen
benoemen.
De student wat cultuur is vanuit een cultureel antropologisch
perspectief
46
•
•
•
•
•
•
Recht
Toetsvoorwaarden
•
•
•
•
•
•
•
•
12
Tentaminering
De student is in staat overeenkomsten en verschillen in
culturen te benoemen
De student kent de sociologische factoren die ten grondslag
liggen aan de problemen van de sociale ongelijkheid.
Hij is in staat het concept “sociale stratificatie” toepassen op
de situatie van een cliënt
De student weet hoe iemands sociale positie invloed heeft op
diens maatschappelijke kansen
Hij kent de betekenis van arbeid voor de mens en voor onze
samenleving.
De student is in staat sociologische inzichten te gebruiken
voor de analyse van een praktijksituatie.
De student begrijpt wat recht is en waarom recht een
belangrijke rol speelt bij de hulpverlening van een
maatschappelijk werker
De student weet welke rechtsregels er zijn, hoe deze tot stand
komen en gewijzigd worden
De student kent de verschillende voor het maatschappelijk
werk relevante rechtsgebieden
De student heeft kennis van de wijze waarop geprocedeerd
wordt en de organisatie van de rechterlijke macht
De student weet wat een juridisch probleem is en kan deze in
een casus herkennen
De student weet hoe hij een een begin kan maken met het
oplossen van een juridisch probleem
De student weet welke instanties rechtsbijstand verlenen en
heeft met name kennis van de Wet op de Rechtsbijstand
De student weet hoe hij een wettenbundel kan hanteren en
lezen.
Deeltentamen
code
Toetsvorm
Beoordeling
Minimaal
weging
vereist resultaat
Psychologie
niveau 1
semester 1
MWDV1THE1a1
Kennistoets met Cijfer
meerkeuze
vragen (1) en
uitwerking
casus (2)
5,5
1
Sociologie
niveau 1
semester 1
MWDV1THE1a2
Kennistoets met Cijfer
meerkeuze
vragen
5,5
1
Recht
niveau 1
MWDV1THE1a3
Kennistoets met Cijfer
meerkeuze
vragen
5,5
1
Voor alle deeltentamens geldt:
- Aantal examinatoren: 1
- Cesuur: bij 3 antwoordalternatieven 66% juist beantwoord; bij 4
antwoordalternatieven 63% juist beantwoord.
- Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
- Aantal kansen: 2
13
Verplichte literatuur
Psychologie:
• Zimbardo, 'Psychologie, een inleiding, druk 7 (2013). Pearson education
Artikelen en teksten op scholar (volgen t.z.t.)
Sociologie:
• Hoeksema,Klaas en Siep van der Werf, Sociologie voor de praktijk, (2010).
Coutinho, Bussum.
Artikelen en teksten op scholar (volgen t.z.t.)
Recht:
• Bunthof, A en Visscher, Y.M. (2013). achtste druk, Mens en Recht, Houten,
Noordhoff Uitgevers,
47
•
Thuis, M en Verhagen-van Kooten, M, Wetgeving Zorg en Welzijn, meest recente editie, SDU uitgeverij.
Artikelen en teksten op scholar (volgen t.z.t.)
14
Aanbevolen literatuur
N.v.t.
15
Software
N.v.t.
16
Overig materiaal
N.v.t.
17
Activiteiten
Je krijgt kennis aangereikt over psychologie, sociologie en recht.
18
Werkvormen
Hoorcolleges
Werkgroepen
19
Les-/contacturen
Zie 6.
20
Onderwijsperiode
Periode 1 en 2.
21
Maximum aantal
deelnemers
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Titel OWE
7
Leerlijn Theorie deel 1b (1THE)
HAN SIS code: MWD-V1THE1b
1
Opleiding
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
2
Doelgroep
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd, shift B
3
Beroepstaak/
beroepstaken
Alle beroepstaken.
4
Centrale beroepstaak
Alle beroepstaken.
5
(Beroeps)producten
N.v.t.
6
Studiepunten/studielast
Stp 5
7
Samenhang met
andere OWE’en
Dit is een ondersteunende onderwijseenheid voor de uitvoering van alle beroepstaken van de opleiding.
8
Ingangseisen
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor de deelname aan de afzonderlijke deeltentamens dat voldaan moet zijn aan de aanwezigheidsverplichting van deze drie vakken.
9
Algemene omschrijving
In deze leerlijn theorie komen de volgende drie vakken aan bod:
1. Psychologie
2. Sociologie
3. Filosofie
Deze vakken richten zich op kennisontwikkeling van de student, zodat deze zijn
handelen in praktijksituaties beter kan uitvoeren en onderbouwen. Naast dat de
student kennis maakt met de belangrijkste theoretische concepten van de verschillende vakken, komen met name de voor de beroepspraktijk van de maatschappelijk
werker aan de orde.
10
Competenties
In deze OWE wordt gewerkt aan een kennis-, vaardigheden en attitudebasis die
nodig is voor de ontwikkeling van alle competenties.
11
Beoordelingscriteria
Deeltentamen
Sbu 140
Voltijd
Psychologie
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
32
24
84
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
•
7
De student begrijpt wat psychologie is en waarom
maatschappelijk werkers psychologische kennis nodig
Let op: dit is het eerste deel (semester 1) van de leerlijn theorie voor shift B
48
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Sociologie
hebben.
Hij heeft basale kennis van de belangrijkste psychologische
perspectieven en deelgebieden.
De student heeft basale kennis over de werking van onze
hersenen en begrijpt hoe onze hersenen het gedrag en
psychische processen voortbrengen.
De student begrijpt de twee controversen binnen de
ontwikkelingspsychologie (continuïteit versus discontinuïteit
en nature versus nurture).
Hij kent de levenslooptheorie van Erik Erikson en kan deze
toepassen op cliënten.
De student is in staat bij een cliënt belangrijke
persoonlijkheidsaspecten te onderscheiden.
Hij begrijpt hoe de psychoanalyse en de
eigenschappenbenadering (Big Five) naar persoonlijkheid
kijken.
De student heeft kennis van de belangrijkste theorieën over
emotie, van de universele expressie van emotie en de
evolutionaire functie van emoties en begrijpt dat er een
behoefte achter de emotie van een cliënt kan zitten.
De student is in staat de relatie uit te leggen tussen stress,
weerbaarheid en coping.
Hij kan de zeven copingstijlen en hun functie (volgens de
UCL) benoemen en herkennen bij een cliënt.
De student weet wat motivatie inhoudt en welke invloed het
heeft op ons gedrag.
Hij begrijpt de behoeftehiërarchie van Maslow en de
verwachtingstheorie en bent in staat deze toe te passen op
een cliënt.
De student begrijpt hoe het zelfbeeld van cliënten afhankelijk
is van interne attributie. Hij weet wat de volgende begrippen
inhouden: locus of control, fundamentele attributiefout, selfserving bias en cognitieve dissonantie reductie en kan deze
herkennen bij een cliënt.
Toetsvoorwaarden
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
De student kan de betekenis van sociologie voor het werk van
een maatschappelijk werker benoemen.
Hij is in staat een analyse maken van de situatie van een
cliënt op het niveau van de persoon, de omgeving en de
maatschappij.
De student kan het begrip socialisatie uitleggen en toepassen
op de situatie van cliënten.
De student kan de betekenis aangeven van het begrip gender
Hij weet wat sociale rollen zijn en op welke manier deze
invloed kunnen hebben op individuen.
De student weet hoe groepen en netwerken de sociale
structuur van een samenleving vormen.
De student kan kenmerken van verschillende groeperingen
benoemen.
De student wat cultuur is vanuit een cultureel antropologisch
perspectief
De student is in staat overeenkomsten en verschillen in
culturen te benoemen
De student kent de sociologische factoren die ten grondslag
liggen aan de problemen van de sociale ongelijkheid.
Hij is in staat het concept “sociale stratificatie” toepassen op
de situatie van een cliënt
De student weet hoe iemands sociale positie invloed heeft op
diens maatschappelijke kansen
Hij kent de betekenis van arbeid voor de mens en voor onze
samenleving.
De student is in staat sociologische inzichten te gebruiken
voor de analyse van een praktijksituatie.
49
Filosofie
Toetsvoorwaarden
•
•
•
•
•
•
12
Tentaminering
Inleiding filosofie:
De student begrijpt wat filosofie is en kent verschillende
domeinen binnen de filosofie. Van deze domeinen kan de
student in grote lijnen benoemen wat de kenmerken ervan
zijn. Hiernaast kan de student voorbeelden geven bij
verschillende domeinen.
Sociaal politieke filosofie: mensbeelden
De student weet wat het autonome- en zorgende mensbeeld
inhouden en weet wat Hobbes en Rousseau bedoelen met
hun natuurstaat. Studenten kunnen deze overtuigingen
benoemen, onderscheiden en weten welke invloed dit heeft in
eigen handelen (in de benadering van anderen & problemen).
Sociaal politieke filosofie: macht en discipline
De student is in staat verschillende maatschappijvisies te
onderscheiden en weet welke kenmerken passen bij de
verschillende maatschappijvisies. De student is in staat eigen
zienswijzen met deze maatschappijvisies te vergelijken.
Sociaal Politieke filosofie: moraalfilosofie en vrijheid.
De student is in staat verschillende maatschappijvisies te
onderscheiden en weet welke kenmerken passen bij de
verschillende maatschappijvisies. De student is in staat eigen
zienswijzen met deze maatschappijvisies te vergelijken.
Morele oordeelsvorming
Studenten weten wat normen en waarden inhouden en weten
wat normatieve grondslagen zijn voor het maatschappelijk
werk. Studenten zijn in staat dit toe passen op een casus.
Deeltentamen
code
Toetsvorm
Beoordeling
Psychologie
niveau 1
semester 1
MWDV1THE1b1
Kennistoets met Cijfer
meerkeuze
vragen (1) en
uitwerking
casus (2)
5,5
1
Sociologie
niveau 1
semester 1
MWDV1THE1b2
Kennistoets met Cijfer
meerkeuze
vragen
5,5
1
Filosofie
niveau 1
MWDV1THE1b3
Discours
5,5
1
Cijfer
Minimaal
weging
vereist resultaat
Voor de deeltentamens geldt:
- Aantal examinatoren: 1
- Cesuur:
voor kennistoetsen geldt: bij 3 antwoordalternatieven 66% juist beantwoord;
bij 4 antwoordalternatieven 63% juist beantwoord.
Voor het discours geldt: 55% van het maximaal te behalen punten
- Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
- Aantal kansen: 2
13
Verplichte literatuur
Psychologie:
• P.Zimbardo, 'Psychologie, een inleiding', druk 7 (2013) Pearson education
Artikelen en teksten op scholar (volgen t.z.t.)
Sociologie:
• Hoeksema,Klaas en Siep van der Werf, Sociologie voor de praktijk, (2010)
Coutinho, Bussum.
Artikelen en teksten op scholar (volgen t.z.t.)
Filosofie:
• Bolt, L., Verweij, M., & Delden, J. van, (2010). Ethiek in praktijk. Assen:
Koninklijke Van Gorcum. (Van dit boek gebruiken we voornamelijk hoofdstuk 1
en 2).
• Brabander, R. de, (2013). Van gedachten wisselen. Filosofie en ethiek voor
zorg en welzijn. Bussum: Coutinho.
50
• NVMW, (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk werker. Utrecht: NVMW.
Artikelen en teksten op scholar (volgen t.z.t.)
14
Aanbevolen literatuur
N.v.t.
15
Software
N.v.t.
16
Overig materiaal
N.v.t.
17
Activiteiten
Je krijgt kennis aangereikt over psychologie, sociologie en filosofie.
18
Werkvormen
Hoorcolleges
Werkgroepen
19
Les-/contacturen
Zie 6.
20
Onderwijsperiode
Periode 1 en 2.
21
Maximum aantal
deelnemers
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Titel OWE
8
Leerlijn Theorie deel 2a (1THE)
HAN SIS code: MWD-V1THE2a
1
Opleiding
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
2
Doelgroep
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd, shift A
3
Beroepstaak/
beroepstaken
Alle beroepstaken.
4
Centrale beroepstaak
Alle beroepstaken.
5
(Beroeps)producten
N.v.t.
6
Studiepunten/studielast
Stp 5
7
Samenhang met
andere OWE’en
Dit is een ondersteunende onderwijseenheid voor de uitvoering van alle beroepstaken van de opleiding.
8
Ingangseisen
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor de deelname aan de afzonderlijke deeltentamens dat voldaan moet zijn aan de aanwezigheidsverplichting van deze drie vakken.
9
Algemene omschrijving
In deze leerlijn theorie komen de volgende drie vakken aan bod:
1. Psychologie
2. Sociologie
3. Filosofie
Deze vakken richten zich op kennisontwikkeling van de student, zodat deze zijn
handelen in praktijksituaties beter kan uitvoeren en onderbouwen. Naast dat de
student kennis maakt met de belangrijkste theoretische concepten van de verschillende vakken, komen met name de voor de beroepspraktijk van de maatschappelijk
werker aan de orde.
10
Competenties
In deze OWE wordt gewerkt aan een kennis-, vaardigheden en attitudebasis die
nodig is voor de ontwikkeling van alle competenties.
11
Beoordelingscriteria
Deeltentamen
Sbu 140 Contacttijd
Voltijd
Psychologie
39
Zelfstudietijd
23
78
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
•
•
8
Praktijktijd
De student kent de theorie van klassiek en operant
conditioneren in grote lijnen.
Hij heeft inzicht inzicht in de werking en de effecten van
belonen en straffen.
Let op: dit is het tweede deel (semester 2) van de leerlijn theorie voor shift A
51
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Sociologie
De student kent de theorie van het sociaal leren en de
cognitieve psychologie in grote lijnen en kan deze
toepassen op een cliëntsituatie.
De student weet en begrijpt hoe invloed, macht en
afhankelijkheid een rol spelen in de hulpverleningsrelatie. Je
kunt het gedrag van mensen verklaren aan de hand van
theorieën over sociale rollen en gedragsnormen,
conformisme en gehoorzaamheid.
De student is in staat een aantal
behandelingsmogelijkheden binnen de psychologie te
onderscheiden, waaronder de psychoanalyse, cognitieve
gedragstherapie en de cliëntgerichte benadering.
De student weet hoe de cognitieve en morele ontwikkeling
zich bij kinderen en volwassenen voltrekt.
Hij kent de psychologische oorzaken en gevolgen met
betrekking tot pesten.
De student kent de inhoud van het begrip hechting en kan
individuele verschillen in hechting bij kinderen verklaren. Hij
heeft inzicht in het doorwerken van de manier waarop deze
verschillen doorwerken op de volwassen leeftijd.
De student heeft inzicht in de menselijke seksualiteit en
weet hoe zowel leerprocessen als biologische factoren daar
een rol in spelen.
Hij weet wat het effect is van discriminatie met betrekking
tot seksuele diversiteit.
De student weet wat psychische stoornissen zijn en hoe ze
worden gediagnosticeerd. Hij is in staat veranderende
ideeën over psychische stoornissen te plaatsen in de
geschiedenis van de psychiatrie.
Toetsvoorwaarden
•
•
•
•
•
•
•
Zorgzame samenleving:
De student kent de betekenis van de begrippen
verzorgingsstaat en participatiestaat.
Hij kent de omschrijving van de begrippen waarden en
nomen en je weet de betekenis van deze begrippen te
plaatsen binnen de Nederlandse samenleving.
Hij weet wat afwijkend gedrag is en kan dat begrip
toepassen op de situatie van een cliënt.
Beeldvorming:
De student weet wat sociaal bewustzijn en symbolisch
interactionisme betekent.
Hij kan voorbeelden van beeldvorming noemen en begrijpt
welke invloed dit kan hebben op mensen en kan de theorie
rondom beeldvorming toepassen
Sociale verandering:
De student weet hoe een samenleving kan veranderen en
hoe die veranderingen en vooruitgang invloed hebben op
het dagelijks leven van nu.
Leefomgeving:
De student kan de invloed van de leefomgeving voor
mensen benoemen. Hij kan de sociologische kenmerken
benoemen die een rol spelen in dorpen, wijken of buurten.
Hij kan de concepten ‘sociale cohesie’ en ‘uitsluiting’
uitleggen en toepassen op de situatie van een cliënt.
Diversiteit:
De student kent de begrippen allochtoon, autochtoon,
integratie, acculturatie, enculturatie, eerste generatie,
tweede generatie en weet deze adequaat te gebruiken.
Hij kent de geschiedenis van migratie en weet het
integratiebeleid te plaatsen.
Hij onderkent het belang van de kennis over andere culturen
voor een maatschappelijk werker.
Actualiteit en maatschappijwetenschappen:
De student is in staat een actueel thema te verbinden aan
52
maatschappijwetenschappelijke theorie.
Toetsvoorwaarden
Filosofie
•
•
•
•
•
•
12
Tentaminering
Inleiding filosofie:
De student begrijpt wat filosofie is en kent verschillende
domeinen binnen de filosofie. Van deze domeinen kan de
student in grote lijnen benoemen wat de kenmerken ervan
zijn. Hiernaast kan de student voorbeelden geven bij
verschillende domeinen.
Sociaal politieke filosofie: mensbeelden
De student weet wat het autonome- en zorgende
mensbeeld inhouden en weet wat Hobbes en Rousseau
bedoelen met hun natuurstaat. Studenten kunnen deze
overtuigingen benoemen, onderscheiden en weten welke
invloed dit heeft in eigen handelen (in de benadering van
anderen & problemen).
Sociaal politieke filosofie: macht en discipline
De student is in staat verschillende maatschappijvisies te
onderscheiden en weet welke kenmerken passen bij de
verschillende maatschappijvisies. De student is in staat
eigen zienswijzen met deze maatschappijvisies te
vergelijken.
Sociaal Politieke filosofie: moraalfilosofie en vrijheid.
De student is in staat verschillende maatschappijvisies te
onderscheiden en weet welke kenmerken passen bij de
verschillende maatschappijvisies. De student is in staat
eigen zienswijzen met deze maatschappijvisies te
vergelijken.
Morele oordeelsvorming
Studenten weten wat normen en waarden inhouden en
weten wat normatieve grondslagen zijn voor het
maatschappelijk werk. Studenten zijn in staat dit toe passen
op een casus.
Deeltentamen Code
Toetsvorm
Psychologie
niveau 1
semester 2
MWDV1THE2a1
Sociologie
niveau 1
semester 2
Filosofie
niveau 1
Beoordeling
Minimaal
vereist resultaat
Weging
Kennistoets met Cijfer
meerkeuze
vragen (1) en
uitwerking
casus (2)
5,5
1
MWDV1THE2a2
Kennistoets met Cijfer
meerkeuze
vragen
5,5
1
MWDV1THE2a3
Discours
5,5
1
Cijfer
Voor de deeltentamens geldt:
- Aantal examinatoren: 1
- Cesuur:
voor kennistoetsen geldt: bij 3 antwoordalternatieven 66% juist beantwoord;
bij 4 antwoordalternatieven 63% juist beantwoord.
Voor het discours geldt: 55% van het maximaal te behalen punten
- Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
- Aantal kansen: 2
13
Verplichte literatuur
Psychologie:
• Zimbardo, 'Psychologie, een inleiding', druk 7 (2013) Pearson education
Artikelen en teksten op scholar (volgen t.z.t.)
Sociologie:
• Hoeksema,Klaas en Siep van der Werf, Sociologie voor de praktijk, (2010)
Coutinho, Bussum.
Artikelen en teksten op scholar (volgen t.z.t.)
Filosofie:
53
•
Bolt, L., Verweij, M., & Delden, J. van, (2010). Ethiek in praktijk. Assen:
Koninklijke Van Gorcum. (Van dit boek gebruiken we voornamelijk hoofdstuk 1
en 2).
• Brabander, R. de, (2013). Van gedachten wisselen. Filosofie en ethiek voor
zorg en welzijn. Bussum: Coutinho.
• NVMW, (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk werker. Utrecht: NVMW.
Artikelen en teksten op scholar (volgen t.z.t.)
14
Aanbevolen literatuur
N.v.t.
15
Software
N.v.t.
16
Overig materiaal
N.v.t.
17
Activiteiten
Je krijgt kennis aangereikt over psychologie, sociologie en filosofie.
18
Werkvormen
Hoorcolleges.
Werkgroepen.
19
Les-/contacturen
Zie 6.
20
Onderwijsperiode
Periode 3 en periode 4.
21
Maximum aantal
deelnemers
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Titel OWE
Leerlijn Theorie deel 2 b (1THE)
1
2
3
4
7
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
Samenhang
8
Ingangseisen m.b.t.
tentamens
5
6
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
9
HAN SIS code: MWD-V1THE2b
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
MWD, niveau 1 (propedeuse), voltijd, shift b
Alle beroepstaken.
Alle beroepstaken.
N.v.t.
Stp 5
Sbu 140
Voltijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
37
23
80
Dit is een ondersteunende onderwijseenheid voor de uitvoering van alle beroepstaken van de opleiding.
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor de deelname aan de afzonderlijke deeltentamens dat voldaan moet zijn aan de aanwezigheidsverplichting van deze drie vakken.
In deze leerlijn theorie komen de volgende drie vakken aan bod:
1. Psychologie
2. Sociologie
3. Recht
Deze vakken richten zich op kennisontwikkeling van de student, zodat deze zijn
handelen in praktijksituaties beter kan uitvoeren en onderbouwen. Naast dat de
student kennis maakt met de belangrijkste theoretische concepten van de verschillende vakken, komen met name de voor de beroepspraktijk van de maatschappelijk
werker aan de orde.
In deze OWE wordt gewerkt aan een kennis-, vaardigheden en attitudebasis die
nodig is voor de ontwikkeling van alle competenties.
Deeltentamens
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
Psychologie
•
•
•
•
9
Contacttijd
De student kent de theorie van klassiek en operant
conditioneren in grote lijnen.
Hij heeft inzicht inzicht in de werking en de effecten van
belonen en straffen.
De student kent de theorie van het sociaal leren en de
cognitieve psychologie in grote lijnen en kan deze toepassen
op een cliëntsituatie.
De student weet en begrijpt hoe invloed, macht en
Let op: dit is het tweede deel (semester 2) van de leerlijn theorie voor shift B
54
Sociologie
afhankelijkheid een rol spelen in de hulpverleningsrelatie. Je
kunt het gedrag van mensen verklaren aan de hand van
theorieën over sociale rollen en gedragsnormen,
conformisme en gehoorzaamheid.
• De student is in staat een aantal behandelingsmogelijkheden
binnen de psychologie te onderscheiden, waaronder de
psychoanalyse, cognitieve gedragstherapie en de
cliëntgerichte benadering.
• De student weet hoe de cognitieve en morele ontwikkeling
zich bij kinderen en volwassenen voltrekt.
• Hij kent de psychologische oorzaken en gevolgen met
betrekking tot pesten.
• De student kent de inhoud van het begrip hechting en kan
individuele verschillen in hechting bij kinderen verklaren. Hij
heeft inzicht in het doorwerken van de manier waarop deze
verschillen doorwerken op de volwassen leeftijd.
• De student heeft inzicht in de menselijke seksualiteit en weet
hoe zowel leerprocessen als biologische factoren daar een rol
in spelen.
• Hij weet wat het effect is van discriminatie met betrekking tot
seksuele diversiteit.
• De student weet wat psychische stoornissen zijn en hoe ze
worden gediagnosticeerd. Hij is in staat veranderende ideeën
over psychische stoornissen te plaatsen in de geschiedenis
van de psychiatrie.
Toetsvoorwaarden
•
•
•
•
•
•
Recht
Zorgzame samenleving:
De student kent de betekenis van de begrippen
verzorgingsstaat en participatiestaat.
Hij kent de omschrijving van de begrippen waarden en
normen en je weet de betekenis van deze begrippen te
plaatsen binnen de Nederlandse samenleving.
Hij weet wat afwijkend gedrag is en kan dat begrip toepassen
op de situatie van een cliënt.
Beeldvorming:
De student weet wat sociaal bewustzijn en symbolisch
interactionisme betekent.
Hij kan voorbeelden van beeldvorming noemen en begrijpt
welke invloed dit kan hebben op mensen en kan de theorie
rondom beeldvorming toepassen.
Sociale verandering:
De student weet hoe een samenleving kan veranderen en
hoe die veranderingen en vooruitgang invloed hebben op het
dagelijks leven van nu.
Leefomgeving:
De student kan de invloed van de leefomgeving voor mensen
benoemen. Hij kan de sociologische kenmerken benoemen
die een rol spelen in dorpen, wijken of buurten.
Hij kan de concepten ‘sociale cohesie’ en ‘uitsluiting’
uitleggen en toepassen op de situatie van een cliënt.
Diversiteit:
De student kent de begrippen allochtoon, autochtoon,
integratie, acculturatie, enculturatie, eerste generatie, tweede
generatie en weet deze adequaat te gebruiken.
Hij kent de geschiedenis van migratie en weet het
integratiebeleid te plaatsen.
Hij onderkent het belang van de kennis over andere culturen
voor een maatschappelijk werker.
Actualiteit en maatschappijwetenschappen:
De student is in staat een actueel thema te verbinden aan
maatschappijwetenschappelijke theorie.
Toetsvoorwaarden
55
•
•
•
•
•
•
•
12
Tentaminering
De student begrijpt wat recht is en waarom recht een
belangrijke rol speelt bij de hulpverlening van een
maatschappelijk werker
De student weet welke rechtsregels er zijn, hoe deze tot
stand komen en gewijzigd worden
De student kent de verschillende voor het maatschappelijk
werk relevante rechtsgebieden
De student heeft kennis van de wijze waarop geprocedeerd
wordt en de organisatie van de rechterlijke macht
De student weet wat een juridisch probleem is en kan deze
in een casus herkennen
De student weet hoe hij een een begin kan maken met het
oplossen van een juridisch probleem
De student weet welke instanties rechtsbijstand verlenen en
heeft met name kennis van de Wet op de Rechtsbijstand
De student weet hoe hij een wettenbundel kan hanteren en
lezen.
Deeltentamen Code
Toetsvorm
Psychologie
niveau 1
semester 2
MWDV1THE2b1
Sociologie
niveau 1
semester 2
Recht
niveau 1
Beoordeling
Minimaal
vereist resultaat
Weging
Kennistoets met Cijfer
meerkeuze
vragen (1) en
uitwerking
casus (2)
5,5
1
MWDV1THE2b2
Kennistoets met Cijfer
meerkeuze
vragen
5,5
1
MWDV1THE2b3
Kennistoets met Cijfer
meerkeuze
vragen
5,5
1
Voor alle deeltentamens geldt:
- Aantal examinatoren: 1
- Cesuur: bij 3 antwoordalternatieven 66% juist beantwoord; bij 4
antwoordalternatieven 63% juist beantwoord.
- Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
- Aantal kansen: 2
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Werkvormen
15
16
17
18
19
20
21
Les-/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Psychologie:
• Zimbardo, 'Psychologie, een inleiding', druk 7 (2013) Pearson education
Artikelen en teksten op scholar (volgen t.z.t.)
Sociologie:
• Hoeksema,K. en S. van der Werf, Sociologie voor de praktijk, (2010) Coutinho,
Bussum.
Artikelen en teksten op scholar (volgen t.z.t.)
Recht:
• Bunthof, A. en Visscher, Y.M. (2013). achtste druk, Mens en Recht, Houten,
Noordhoff Uitgevers,
• Thuis, M en Verhagen-van Kooten, M, Wetgeving Zorg en Welzijn, meest recente editie, SDU uitgeverij.
Artikelen en teksten op scholar (volgen t.z.t.)
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Je krijgt kennis aangereikt over psychologie, sociologie en recht.
Hoorcolleges.
Werkgroepen.
Zie 6.
Periode 3 en 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
56
Titel OWE
Leerlijn Praktijkonderzoek deel 1 (1PON)
HAN SIS code: MWD-V1PONa
1
Opleiding
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
2
Doelgroep
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd.
3
Beroepstaak/
beroepstaken
Alle beroepstaken.
4
Centrale beroepstaak
Alle beroepstaken.
5
(Beroeps)producten
(Onderdelen van) een praktijkonderzoek.
6
Studiepunten/studielast
2,5 stp
70 sbu Contacttijd
Voltijd
12
7
Samenhang met
andere OWE’en
Dit is een ondersteunende onderwijseenheid voor de uitvoering van alle beroepstaken van de opleiding.
8
Ingangseisen
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor deelname aan tentamens dat voldaan moet
zijn aan de aanwezigheidsverplichting.
9
Algemene omschrijving
In deze OWE leer je om op systematische wijze antwoorden te verkrijgen op (nieuwe) vragen die ontstaan in de beroepspraktijk, gericht op verbetering en vernieuwing
van de huidige praktijk. Bij (nieuwe) vragen moet je zowel denken aan vragen op
cliëntniveau, op organisatie- en beleidsniveau als vragen op het niveau van de beroepsgroep die invloed hebben op je alledaagse handelen.
Praktijktijd
Zelfstudietijd
8
50
Systematisch antwoorden verkrijgen op (nieuwe) vragen doe je d.m.v. praktijkonderzoek. Je leert in deze OWE om praktijkonderzoek te doen, om praktijkonderzoek te
gebruiken, om praktijkonderzoek te verspreiden en om te werken vanuit een onderzoekende basishouding.
In dit deel van de OWE (A) leer je over algemene uitgangspunten van praktijkonderzoek, het belang ervan voor de beroepspraktijk en het aannemen van een onderzoekende houding.
10
Competenties
In deze OWE wordt gewerkt aan een kennis-, vaardigheden en attitudebasis die
nodig is voor de ontwikkeling van alle competenties:
- Een onderzoekende houding
- Onderzoek gebruiken
- Onderzoek doen
- Onderzoek verspreiden
11
Beoordelingscriteria
Deeltentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Kennis van prak- Toetsvoorwaarden
tijkonderzoek
•
De student kan uitleggen wat een onderzoekende houding
deel1
betekent en wat het belang ervan is voor het
maatschappelijk werk.
•
De student kan voorbeelden geven van hoe een
onderzoekende houding tot uitdrukking komt.
•
De student kan praktijkonderzoek kenmerken ten opzichte
van theoriegericht, fundamenteel onderzoek.
•
De student kan de termen evidence based practice en
practice based evidence uitleggen.
•
De student kan uitleggen waarom onderzoek plaatsvindt in
en ten behoeve van de beroepspraktijk van het
maatschappelijk werk.
•
De student kan verschillende onderzoeksbenaderingen
(kwalitatief en kwantitatief) herkennen.
•
De student kan voorgegeven onderzoek indelen naar
inventariserend onderzoek, ontwerponderzoek,
procesevaluatie, productevaluatie.
•
De student kan de onderzoekscyclus beschrijven en kan
verschillende fases uit de cyclus herkennen.
57
•
•
12
Tentaminering
Deeltentamen Code
Kennis van
praktijkonderzoek deel 1
De student kan de kwalititeitscriteria voor ‘goed’ onderzoek
benoemen.
De student kan de gedragsnormen voor de onderzoeker
benoemen en kan het belang ervan uitleggen.
Toetsvorm
MWDKennistoets met
V1PONa1 meerkeuze vragen
Beoordeling
Minimaal
vereist resultaat
Weging
cijfer
5,5
1
Voor het deeltentamen geldt:
- Aantal examinatoren: 1
- Cesuur: bij 3 antwoordalternatieven 66% juist beantwoord; bij 4
antwoordalternatieven 63% juist beantwoord.
- Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
- Aantal kansen: 2
•
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
N.v.t.
15
Software
N.v.t.
16
Overig materiaal
N.v.t.
17
Activiteiten
Opleiding:
Je krijgt kennis aangereikt over praktijkonderzoek, het belang van praktijkonderzoek
voor het maatschappelijk werk, fasen van onderzoek, typen onderzoek en onderzoeksvormen. Ook leer je wat een onderzoekende houding is, waarom deze als
maatschappelijk werker nodig is en hoe deze tot uitdrukking kan komen in je dagelijkse handelen. Je geeft betekenis aan deze kennis door deze in werkgroepen te
koppelen aan de beroepstaken waar je op dat moment in de opleiding en in de praktijk aan werkt.
Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Prakijkonderzoek in zorg en welzijn.
Bussum: Coutinho
Prakijk:
Op je praktijkplek ga je op zoek naar voorbeelden van onderzoek uit de dagelijkse
werkpraktijk. Wordt er aan onderzoek gedaan, welk type onderzoek, welke vorm van
onderzoek, welke rol speelt onderzoek bij de uitvoering van het werk, bij de visie
achter het werk? Welke beelden zijn er bij professionals over onderzoek?
18
Werkvormen
Hoorcolleges.
Werkgroepen.
19
Les-/contacturen
Zie 6.
20
Onderwijsperiode
Periode 2 s-route, periode 4 f-route
21
Maximum aantal
deelnemers
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Titel OWE
Leerlijn Praktijkonderzoek deel 2 (1PON)
HAN SIS code: MWD-V1PONb
1
Opleiding
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
2
Doelgroep
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd.
3
Beroepstaak/
beroepstaken
Alle beroepstaken.
4
Centrale beroepstaak
Alle beroepstaken.
5
(Beroeps)producten
(Onderdelen van) een praktijkonderzoek.
58
6
Studiepunten/studielast
2,5 stp
70 sbu Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
Voltijd
25
15
30
7
Samenhang met
andere OWE’en
Dit is een ondersteunende onderwijseenheid voor de uitvoering van alle beroepstaken van de opleiding.
8
Ingangseisen
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor deelname aan tentamens dat voldaan moet
zijn aan de aanwezigheidsverplichting.
9
Algemene omschrijving
In deze OWE leer je om op systematische wijze antwoorden te verkrijgen op (nieuwe) vragen die ontstaan in de beroepspraktijk, gericht op verbetering en vernieuwing
van de huidige praktijk. Bij (nieuwe) vragen moet je zowel denken aan vragen op
cliëntniveau, op organisatie- en beleidsniveau als vragen op het niveau van de beroepsgroep die invloed hebben op je alledaagse handelen.
Systematisch antwoorden verkrijgen op (nieuwe) vragen doe je d.m.v. praktijkonderzoek. Je leert in deze OWE om praktijkonderzoek te doen, om praktijkonderzoek te
gebruiken, om praktijkonderzoek te verspreiden en om te werken vanuit een onderzoekende basishouding.
In dit deel van de OWE (2) leer je de eerste vier fasen uit de onderzoekscyclus uit te
voeren: oriënteren, richten, plannen, verzamelen. Je verkent een probleem (casus),
je formuleert een onderzoekbare vraagstelling en je oefent met diverse methoden
om data te verzamelen.
10
Competenties
In deze OWE wordt gewerkt aan een kennis-, vaardigheden en attitudebasis die
nodig is voor de ontwikkeling van alle competenties:
- Een onderzoekende houding
- Onderzoek gebruiken
- Onderzoek doen
- Onderzoek verspreiden
11
Beoordelingscriteria
Deeltentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Kennis van praktijkonderzoek deel
2
Toetsvoorwaarden
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
12
Tentaminering
Deeltentamen Code
Kennis van
praktijkonderzoek deel 2
De student kan beschrijven hoe hij een probleemverkenning
aanpakt.
De student kan aan de hand van een probleemverkenning
bepalen wat de noodzaak en mogelijkheden zijn voor verder
praktijkonderzoek.
De student kan literatuur selecteren als onderdeel van een
probleemverkenning.
De student kan uitleggen op welke manier en met welke
methoden hij literatuur zoekt.
De student kan naar literatuur verwijzen volgens de APA
richtlijnen.
De student kan uitleggen wat doel- en vraagstelling
inhouden en kan aangeven welke criteria voor het
formuleren daarvan belangrijk zijn.
De student kan gegeven vraag- en doelstellingen
beoordelen en verbeteren.
De student kan een vraag- en doelstelling n.a.v. een
probleem formuleren.
De student kan een aantal dataverzamelingstechnieken
benoemen.
De student kan geschikte dataverzamelingstechnieken
selecteren bij gegeven casuïstiek.
De student kan benoemen welke vormen van observatie
bestaan.
De student kan een observatieschema maken en gebruiken.
Toetsvorm
MWDKennistoets met
V1PONb1 meerkeuze vragen
59
Beoordeling
Minimaal
vereist resultaat
Weging
cijfer
5,5
1
Voor het deeltentamen geldt:
- Aantal examinatoren: 1
- Cesuur: bij 3 antwoordalternatieven 66% juist beantwoord; bij 4
antwoordalternatieven 63% juist beantwoord.
- Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
- Aantal kansen: 2
•
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
N.v.t.
15
Software
N.v.t.
16
Overig materiaal
N.v.t.
17
Activiteiten
Opleiding:
Je leert om de eerste vier fasen van een onderzoekscyclus te doorlopen: van oriëntatie op een probleem naar het verzamelen van data die richtinggevend zijn voor een
antwoord op de vraagstelling. We werken aan de hand van gegeven casuïstiek en
mogelijk op basis van je eigen casuïstiek.
Specifiek leer je in deze onderwijseenheid om goede literatuur te verzamelen, om
correct naar literatuur te verwijzen, om vraag- en doelstellingen te formuleren en om
te observeren.
Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Prakijkonderzoek in zorg en welzijn.
Bussum: Coutinho
Prakijk:
Op je praktijkplek ga je op zoek naar casuïstiek die mogelijk geschikt is om praktijkonderzoek naar te doen. In de praktijk voer je bovendien een observatie uit.
18
Werkvormen
Hoorcolleges
Werkgroepen
19
Les-/contacturen
Zie 6.
20
Onderwijsperiode
Periode 3 en 4 s-route, periode 1 en 2 f-route
21
Maximum aantal
deelnemers
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Titel OWE
Schrijfvaardigheid (1NED)
HAN SIS code: MWD-V1NED
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak / taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
Samenhang met
andere OWE’n.
Ingangseisen
Algemene omschrijving
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd
Alle beroepstaken
Alle beroepstaken
Schrijfproducten op niveau B2, gerelateerd aan MWD.
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
2,5 stp
sbu 70
Voltijd
22
12
36
Dit is een ondersteunende onderwijseenheid voor de uitvoering van alle beroepstaken van de opleiding.
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor deelname aan tentamens dat voldaan moet
zijn aan de aanwezigheidsverplichting.
Een maatschappelijk werker moet veel schrijven. In deze OWE leren studenten een
voor de beroepstaak relevant schrijfproduct te maken. Zij spijkeren de belangrijkste
spelling- en stijlregels bij en passen de regels op de juiste manier toe in een samenvatting van een tekst, een probleemanalyse en/of een hulpverleningsplan, en een
kort onderzoek. In dit vak werken we onder andere met een schrijfproduct dat in een
aangrenzende OWE (CIH1) door studenten gemaakt wordt.
De OWE Schrijfvaardigheid legt de basis voor alle schrijfproducten die in de rest van
de opleiding en in het beroep moeten worden gemaakt. Door te werken met eigen
schrijfproducten leert de student de relevantie van het hanteren van een correcte
60
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
15
16
17
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
19
Werkvormen
Les-/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
20
21
Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
spelling en stijl. Bovendien leren zij hierdoor te ontdekken waar hun eigen zwakke
punten zitten. Aan die zwakke punten wordt gedeeltelijk klassikaal en gedeeltelijk
zelfstandig gewerkt, aan de hand van taaloefeningen.
In deze OWE wordt gewerkt aan een schrijfvaardigheidniveau dat nodig is voor de
ontwikkeling van alle competenties.
Deeltentamen
Competentie en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
Spelling en
schrijfproduct.
Doelen
De student kent de spellingregels van de Nederlandse taal.
De student kan correct formuleren op zinsniveau.
De student kan structuur aanbrengen in een langere tekst.
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Spelling en
schrijfproduct
MWD
-V1NED1
Kennistoets met
meerkeuzevragen en beroepsproduct
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Weging
1
Voor het deeltentamen geldt:
- Aantal examinatoren: 1
- Cesuur: voor kennisdeel geldt: bij 3 antwoordalternatieven 66% juist
beantwoord; bij 4 antwoordalternatieven 63% juist beantwoord. Voor
beroepsproduct geldt: 55% van de maximaal te behalen score behaald.
- Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
- Aantal kansen: 2
•
Dick Pak (2008). Vlekkeloos Nederlands voor iedereen, tweede druk, Den
Haag: Uitgeverij Pak.
•
Reader Schrijfvaardigheid.
•
Joost Ansems (2012). Van woord tot tekst. Basiscursus praktische taalvaardigheid, zevende druk, achtste oplage, Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
•
Wilma van der Westen (2010). Welgespeld. Werkwoordspelling voor hoger
onderwijs, tweede oplage, Bussum: Uitgeverij Coutinho.
N.v.t.
N.v.t.
De OWE bestaat uit 8 werkgroepen van 1,5 uur. In de werkgroepen schrijven en
herschrijven de studenten drie teksten, oplopend in moeilijkheidsgraad. Zij becommentariëren elkaars schrijfproducten. Ook is er veel aandacht voor spelling- en
stijlregels en doen de studenten zelf oefeningen die zij het meest nodig hebben.
Elke week doet de student een aantal oefeningen als huiswerk, en schrijft of herschrijft hij/zij een (gedeelte van een) tekst. Van de docent krijgt de student één keer
in deze periode schriftelijke feedback.
Schrijfproducten die studenten in de praktijk maken worden in deze OWE verbeterd.
Werkgroep.
Zie 6.
Periode 1 en 3.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Leerlijn Professionele ontwikkeling (1LPO)
HAN SIS code: MWD-V1LPOc
1
2
3
4
5
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak /
taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
MWD
Naar: Overzichten onderwijsaanbod VT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, voltijd.
Professionele ontwikkeling
Professionaliteit en professionalisering
Professioneel Ontwikkelingsplan (POP).
Verantwoording van het eigen beeld van en de opvatting over het beroep.
Verantwoording van de professionele beroepshouding.
Uitleg over de geschiedenis van het beroep.
61
6
7
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
Samenhang met
andere OWE’n.
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
De theoretische kennis die nodig is voor de beroepsuitoefening.
2,5 stp
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
70 sbu
Voltijd
22
12
36
Deze onderwijseenheid hangt samen met de leerlijn professionele ontwikkeling op
niveau 2 en 3 en er is een continue samenhang met alle beroepstaken van de opleiding. Professionele ontwikkeling vindt immers niet geïsoleerd plaats, maar vindt
plaats door te werken aan beroepstaken en door in aanraking te komen met beroepsontwikkelingen.
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor deelname aan tentamens dat voldaan moet
zijn aan de aanwezigheidsverplichting (zie hoofdstuk 7)
De Onderwijseenheid (OWE) Leerlijn Professionele Ontwikkeling (LPO) bereidt je
voor op een leven lang leren als maatschappelijk werker. De onderwijseenheid laat je
kennis maken met beroepsontwikkelingen en leert je vaardigheden aan om continue
en proactief te anticiperen op deze ontwikkelingen, zodat de kwaliteit van je beroepsuitoefening hoog blijft in een steeds veranderende omgeving. Daarnaast krijg je kennis van de geschiedenis van het beroep Maatschappelijk Werk en ontwikkel je je
professionele beroepshouding.
In deze onderwijseenheid staat competentie 9 centraal:
De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen.
Deeltentamen
Competentie en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
Geschiedenis
van het beroep
• Nader te bepalen.
Maatschappelijk
Competentie
9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
Werk
Beoordelingscriteria
Je kent de geschiedenis van de ontwikkelingen binnen het maatschappelijk Werk van 1945 tot nu.
Praktijkwerk
urenregistratie
Toetsvoorwaarden
Niet van toepassing.
Competenties
De student overlegt met de praktijkbegeleider aan welke competenties gewerkt kan worden.
Praktijkwerk
eindbeoordeling
Beoordelingscriteria
Je hebt het vereiste uren praktijkwerk verricht.
Toetsvoorwaarden
Praktijkcontract is ingeleverd en goedgekeurd.
Werkplan en Middenevaluatie praktijkwerk zijn ingeleverd bij docent.
Competenties
De student overlegt met de praktijkbegeleider aan welke competenties gewerkt kan worden.
Beoordelingscriteria
Aan welke competenties heb je gewerkt? Geef per competentie
aan welke werkzaamheden je in dat kader hebt verricht en benoem je vorderingen.
Met welke beroepstaken hielden je werkzaamheden verband?
Geef aan in hoeverre de werkzaamheden hebben bijgedragen
aan je bekwaamheid (kennis vaardigheid en reflectie) in de door
jouw genoemde beroepstaken.
Benoem je sterke punten en geef aan wat je leerpunten zijn en
hoe je daar aan gaat werken.
Beschrijf de praktijkbegeleiding.
Geef daarbij aan hoe de samenwerking met de praktijkbegeleider
is geweest. Wat zou volgens jou moeten worden veranderd en/of
verbeterd?
Overige beoordelingspunten.
Hoe beoordeel je:
- de wijze waarop je zelfstandig hebt gefunctioneerd?
- de wijze waarop je je begeleidbaar hebt opgesteld?
62
- de manier waarop je je initiatiefrijk hebt opgesteld?
- de wijze waarop je ruimte hebt genomen om te experimenteren?
- de wijze waarop je systematisch reflecteert op je werkzaamheden.
- de mate waarin je je gehouden hebt aan de gedragsvoorschriften en andere gemaakte afspraken?
Integrale Toets
Niveau 1
In hoeverre heb je de afgesproken praktijkuren/tijden daadwerkelijk gerealiseerd? Gebruik hiervoor het registratieformulier.
Toetsvoorwaarden
• POP inclusief eindconclusie is compleet in dpf (format voor 9
competenties en BOK ingevuld)
• Per competentie minimaal 1 en maximaal 3 bewijsstukken
toegevoegd in dpf
• Collegiale feedback op competentie 9 van minstens 2 personen is toegevoegd in dpf
• Feedback van docent op competentie 9 is toegevoegd in dpf
• Actuele cijferlijst is toegevoegd in dpf
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
Beoordelingscriteria
• Je werkt systematisch aan de ontwikkeling van je eigen professionaliteit: oriënteren, plannen, uitvoeren, evalueren,
(her)oriënteren, etc.(LC)
• Je leerdoelen voor het vervolg van je studie komen logisch
voort uit je zelfbeoordeling en zijn toegespitst op niveau 2
(LC)
• Je baseert je zelfkennis op kritische zelfreflectie, feedback en
beoordelingen (O)
• Je beoordeelt je eigen functioneren in relatie tot de beroepscompetenties en de Body of Knowledge kritisch en onderbouwd.(O)
• Je integreert actuele beroepsontwikkelingen in je beroepskennis. (O)
• Je ontwikkelt je eigen professionaliteit door van anderen te
leren en je bent actief in het vragen om feedback (I)
• Je ontwikkelt je eigen professionaliteit door aan anderen te
leren te leren en je geeft op constructieve wijze feedback (I)
• Je kent je eigen leerstijl en je gebruikt deze kennis bij het
kiezen van leeractiviteiten (P)
• Je kent je eigen ambities inzake de opleiding en in de beroepspraktijk en je stemt je eigen ontwikkeling daarop af.(P)
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. Kennistoets
geschiedenis
van het beroep
MWD
-V1LPOc2
Kennistoets
Cijfer
B. Praktijkwerk,
urenregistratie
MWD
-V1LPOc3
Urenregistratie
C. Praktijkwerk,
eindbeoordeling
MWD
-V1LPOc4
D. Integrale
toets niveau 1
MWD
-V1LPOc1
Deeltentamen
Aantal examinatoren
1
A. Kennistoets
geschiedenis
van het beroep
B. Praktijkwerk,
urenregistratie
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Weging
Voldaan/niet
voldaan
Voldaan
0
Verslag
Cijfer
5,5
1
Beoordelingsgesprek
Cijfer
5,5
2
Vervolg deeltentamens
Cesuur
Volgt nog
Cesuur kan worden bijgesteld op basis van
analyse van de resultaten
Voldoende praktijkuren gerealiseerd en
voldoende voor eindbeoordeling.
N.v.t.
63
1
Aantal
kansen
Twee per
studiejaar
N.v.t.
C. Praktijkwerk,
eindbeoordeling
1
Voldoende voor de eindbeoordeling
Twee per
studiejaar
D. Integrale
toets niveau 1
1
55% van totale score & 55% van de score
per generiek criterium
Twee per
studiejaar
Cesuur kan worden bijgesteld op basis van
analyse van de resultaten
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
15
16
17
•
Bloemen, P. & Dekkers, J. (2013). Greep krijgen op je studieloopbaan. Nuenen:
OAB Dekkers
• Jongman, H. & Groen, M. (2014). Maatschappelijk werk in uitvoering. Groningen:
Noordhoff Uitgevers
• NVMW. (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk werker. Utrecht: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers
• NVMW. (2011). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker: Utrecht: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
In de leerlijn professionele ontwikkeling werk je 4 perioden aan de volgende doelen:
Het ontwikkelen van een beroepsidentiteit en professionele beroepshouding.
Sturing te geven aan je eigen professionele ontwikkeling.
Elke periode zijn er trainingsbijeenkomsten met inhouden gekoppeld aan de voorgenoemde leerdoelen en hoorcolleges. De inhouden van de bijeenkomsten zijn de
voorbereiding voor de kennistoets en de integrale toets.
Voor de VT geldt de aanwezigheidsplicht.
Beoordeling als onderdeel van de gesprekscyclus.
Vergelijkbaar met de werkwijze van de praktijkinstelling ga je dit jaar werken aan je
professionele ontwikkeling. Je doorloopt een gesprekscyclus, waarin je functioneren
gevolgd en beoordeeld wordt en waarin van je gevraagd wordt in een persoonlijk
ontwikkelingsplan (POP) doelen en resultaatafspraken te formuleren.
De gesprekscyclus bestaat uit drie fasen:
1. De planning
2. De voortgang
3. De beoordeling
De cyclus omvat een periode van een jaar waarin de drie gesprekken zullen plaatsvinden. De eerste twee gesprekken voer je met je docent Professionele Ontwikkeling.
Het laatste gesprek voer je met een onafhankelijk beoordelaar op basis van een door
jou ingeleverd Digitaal Portfolio (DPF) en dit is je integrale toets. De Integrale Toets is
onderdeel van de OWE LPO-1.
In de leerlijn professionele ontwikkeling word je begeleid bij het sturen van je eigen
ontwikkeling ten aanzien van alle beroepstaken en alle competenties van een maatschappelijk werker. Onder competenties verstaan we de kennis, vaardigheden en
attituden die nodig zijn om de competentie te beheersen.
Daarnaast wordt in de leerlijn professionele ontwikkeling stilgestaan bij je eigen beroepsidentiteit en beroepshouding, die steeds authentieker en steeds meer onderscheidend wordt naarmate je ervaring opdoet in de beroepstaken van het maatschappelijk werk.
Zowel op de opleiding (‘binnenschools’), als in de praktijk (‘buitenschools’) werk je
aan beroepstaken en competenties van een maatschappelijk werker. Tijdens de gesprekken uit de gesprekscyclus zal zowel over het werken op de opleiding als over
het werken in de praktijk gesproken worden. Het zijn immers twee rijke leerbronnen.
Tijdens de lessen in de leerlijn Professionele Ontwikkeling is ook specifiek aandacht
voor het werken in de praktijk.
18
Werkvormen
Aangezien de begeleiding die je krijgt bij Professionele Ontwikkeling een vorm van
(studie)loopbaanbegeleiding is, is je docent professionele ontwikkeling tevens je
studieloopbaanbegeleider (SLB’er), met wie je twee keer per jaar een individueel
gesprek hebt over je studievoortgang.
Trainingsbijeenkomsten, hoorcolleges, individuele gesprekken en subgroepbijeenkomsten.
64
19
20
21
4.7.2
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Zie 6.
Periode 1 tot en met periode 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Onderwijseenheden propedeuse deeltijd (niveau 1)
Deze paragraaf is: Bijlage 1 bij OER: Gegevens onderwijseenheden propedeutische fase. En betreft
de uitwerking van de onderwijseenheden conform art. 4.1, lid 2 van de Onderwijs- en examenregeling
Instituut Sociale Studies.
Titel OWE
Methodisch werken (1MTW)
HAN SIS code: MWD-D1MTW
1
2
3
4
5
6
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast
7
Samenhang
8
9
Ingangseisen
Algemene omschrijving
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, deeltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
1. Een intake- of hulpverleningsgesprek
2. Een probleemanalyse en een hulpverleningsplan
12,5 studiepunt
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
350 sbu
Deeltijd
39,75
58
252,25
Niveau 1:
Taak- en ervaringsgericht werken
Outreachend en wijkgericht werken
Niveau 2:
Individu en systeem
Groepsmaatschappelijk werk
Drang en Dwang
Niveau 3:
Psychosociale hulpverlening-3
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
In deze onderwijseenheid leer je hoe de hulpverlening aan cliënten is opgebouwd. Je
begint met de intakefase, de start van de hulpverlening en daarna volgt de uitvoering
van het hulpverleningsplan. De maatschappelijk werker gaat tijdens de intake in gesprek met de cliënt en probeert te achterhalen wat er aan de hand is en waarvoor de
cliënt hulp wil. Sommige mensen vertellen gemakkelijk over hun problemen maar
voor anderen is dit erg lastig. De maatschappelijk werker tast daarom rustig af met
wie hij te maken heeft en hoe hij het beste te werk kan gaan. Hij probeert de cliënt op
zijn gemak te stellen, geeft ruimte om zijn verhaal te doen, moedigt hem aan en
vraagt door op zaken die niet helemaal duidelijk zijn. Hij zoekt een balans tussen
afstand en nabijheid en tussen sturing geven aan het gesprek en ruimte laten aan de
cliënt. Op deze manier probeert hij in gesprek met de cliënt zijn situatie te verkennen
en te analyseren en daardoor duidelijkheid te krijgen waarvoor de cliënt precies om
hulp vraagt. Na het gesprek maakt de maatschappelijk werker hiervan een verslag
dat in het dossier van de cliënt gaat. Voordat hij kan besluiten hoe hij de hulpverlening wil aanpakken, gaat hij eerst nog bij zichzelf na wat hij te weten is gekomen van
de cliënt en datgene wat hij weet over vergelijkbare problemen vanuit de literatuur en
ervaringen uit de praktijk. Na deze analyse van de oorzaken, gevolgen en in stand
houdende factoren van het probleem maakt hij een voorlopig hulpverleningsplan dat
hij voorlegt aan collega’s. Samen besluiten ze of en hoe deze cliënt door hen geholpen kan worden. In een volgend gesprek met de cliënt wordt dit plan besproken en zo
nodig bijgesteld en kan de hulpverlening beginnen. In de uitvoeringsfase is er zowel
aandacht voor het probleem als voor de relatie met de cliënt. Je voert als maatschappelijk werker in opleiding in nagebootste situaties hulpverleningsgesprekken met
cliënten met verschillende hulpvragen. De maatschappelijk werker houdt goed voor
ogen wat er in het hulpverleningsplan staat en wat het doel is van de hulpverlening.
De maatschappelijk werker zorgt ervoor dat er systematisch gewerkt wordt zodat de
doelen binnen een bepaald tijdsbestek behaald zullen zijn. Het kan ook dat een hulpverleningsplan bijgesteld moet worden. De maatschappelijk werker verantwoordt zijn
handelen met behulp van kennis en inzichten uit communicatieve vaardigheden en
theoretische concepten. Achteraf reflecteert hij op het hulpverleningsproces en op de
65
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen
aan de OWE
inhoud van de hulpverlening.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
2. Ontwerpen
3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
7. Organisatorische voorwaarden scheppen.
9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
Deeltentamens
Competenties en Beoordelingscriteria
A. Intake- of vervolggesprek met
reflectie
Competentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
Beoordelingscriteria
Je gesprek is doelgericht, systematisch en procesmatig. (LC)
Je hebt aandacht voor draagkracht- en draaglastfactoren.(LC)
Je diept relevante thema’s uit en geeft de samenhang tussen de
thema’s aan. (LC)
Je ordent op correcte wijze de vragen en problemen van de
cliënt en vat deze samen. (LC)
Je bejegent de cliënt met respect. (N)
Je laat in je gedrag zien dat je rekening houdt met de normen,
waarden en cultuur van de cliënt.(N)
Je bent transparant: je legt je werkwijze uit aan de cliënt.(N)
Je sluit aan bij het verhaal en de wensen van de cliënt.(I)
In dialoog met de cliënt kom je tot een hulpvraag.(I)
Je bent sensitief en responsief.(I)
Je taalgebruik sluit aan bij de cliënt. (I)
Je houding en uitstraling wekken vertrouwen bij de cliënt. (I)
Competentie 3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een
hulpverleningsplan.
Beoordelingscriteria
Je gaat methodisch te werk: doelgericht, systematisch en procesmatig. (LC)
Je vindt een goede balans tussen doelen bewaken en doelen
bijstellen. (LC)
Je kiest hulpverleningsvormen die aansluiten bij de gestelde
doeleinden. (LC)
Je bejegent de cliënt met respect en houdt rekening met de
normen, waarden en cultuur van de cliënt. (N)
Je sluit aan bij de wensen van de cliënt en bespreekt eventuele
twijfels hierover.(I)
Je signaleert spanningsvelden in de communicatie of voortgang
en maakt deze bespreekbaar. (I)
Je legt uit wat je doet en waarom.(I)
Je toont je sensitief en responsief.(I)
Door je houding, uitstraling en taalgebruik week je vertrouwen
bij de cliënt.(I)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
B. Probleemanalyse en een hulpverleningsplan en
vragen uit de
verschillende
concepten
Beoordelingscriteria
Je reflecteert op de communicatie en je onderbouwt je handelen
met behulp van (praktijk)theorie. (O)
Je reageert responsief op non-verbale signalen van de cliënt. (I)
Je toont je bewust van spanningsvelden in de communicatie
met de cliënt en je kunt deze benoemen.(I)
Je verwoordt je eigen waarden, normen en cultuur in je reflectie.(P)
Competentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
Beoordelingscriteria
Je beschrijft het centrale probleem helder en correct. (LC)
Je hebt goed zicht op oorzaken en gevolgen van problemen en
onderscheidt deze in je analyse. (LC)
Je maakt een correcte analyse op micro-, meso- en macroniveau.
Je benoemt draagkracht en draaglastfactoren. (LC)
Je formuleert hypothesen die aansluiten op de analyse. (LC)
66
Je onderbouwt de analyse met tenminste 4 relevante inzichten
uit de sociaal wetenschappelijke en filosofische literatuur.(O)
Je legt deze inzichten goed uit en past ze correct toe op de
casus. (O)
Competentie 2. Ontwerpen van een hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria
De hulpverleningsdoelen sluiten aan bij de analyse en bij de
wensen van de cliënt. (LC)
Je formuleert de doelen SMART en in eindtermen. (LC)
Je kiest voor alle doelen aansluitende hulpverleningsvormen en
activiteiten. (LC)
Je onderbouwt de doelen met minimaal 4 relevante inzichten uit
de sociaal wetenschappelijke en filosofische literatuur. (O)
Je legt deze inzichten goed uit en past ze correct toe op een
casus. (O)
Je onderbouwt activiteiten met kerntaken en werkwijzen volgens
het beroepsprofiel. (O)
Je past de APA richtlijnen correct toe. (O)
Competentie 7. Organisatorische voorwaarden scheppen.
Beoordelingscriteria
Je beschrijft de analyse, de doelen en het hulpverleningsplan op
een geordende wijze en in begrijpelijke termen zodat de analyse
en het plan bruikbaar zijn voor: inzage door de cliënt,overdracht
naar collega’s en verwijzing naar andere organisaties. (LC)
NB. De vragen bij de toets probleemanalyse en handelingsplan
worden beoordeeld volgens een antwoordmodel.
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. Intake- of vervolggesprek met
reflectie
MWD
-D1MTW3
Handelingsdemonstratie
Reflectie
B. Probleemanalyse
en Hulpverleningsplan en vragen uit
de verschillende
concepten
MWD
-D1MTW1
Casustoets met
enige kennisvragen.
Cijfer
5,5
1
1
Voor beide deeltentamens geldt:
−
Aantal examinatoren:1
−
Cesuur: Minstens 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als geheel EN minstens 55% van het maximaal aantal te behalen punten per generiek beoordelingscriterium.
−
Aantal kansen: twee per studiejaar.
−
Bouwkamp, R. en Bouwkamp, S. (2010). Handboek psychosociale hulpverlening.
Utrecht: de Tijdstroom.
−
Gerritsen, M. en Birnie, S. (2011). Basiswerk maatschappelijk werk en dienstverlening. Bohn Stafleu van Loghum.
−
Groen, M. (2011). Reflecteren: de basis. Groningen: Wolters Noordhoff.
−
Hoeksema, K.J. en Werf, S. van der (2010). Sociologie voor de praktijk. Bussum:
Coutinho.
−
Scholte, M. en Van Splunteren, P. (2007). Wegen en (blijven) overwegen. Bussum: Coutinho.
−
Verharen, L. en Nicolasen, A. (2011). Maatschappelijk werk in de breedte. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
−
Zimbardo, G., Weber, A. & Johnson, L. (2013). Psychologie: een inleiding. Amsterdam: Pearson Education.
−
Beroepscode voor de maatschappelijk werker: NVMW (2010).
e
−
NVMW, Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker: NVMW (2009), 3
herziene druk.
−
Beemen, L. van (2010). Ontwikkelingspsychologie. Groningen: Wolters Noordhoff.
−
Brabander, R. den (2008). Van gedachten wisselen. Filosofie en ethiek voor
sociale beroepen. Bussum: Coutinho.
67
−
−
−
15
16
17
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
20
21
Donkers, G. (2001). Veranderkundige modellen. Soest: Nelissen
Nistelrooy, I. van (2012). Basisboek zorgethiek. Heeswijk: Abdij van Berne.
Bolt, L., Verweij, M., Delden, J. van (2010). Ethiek in de praktijk. Assen: Van
Gorcum
N.v.t.
N.v.t.
In deze onderwijseenheid werk je aan verschillende opdrachten:
a. Intakegesprek voeren met een cliënt met enkelvoudige problematiek.
b. Een gespreksverslag, probleemanalyse en een hulpverleningsplan daarvan maken
volgens een format (bureauwerk).
c. Uitvoeren van hulpverleningsgesprekken.
Er wordt met verschillende cliënten uit verschillende doelgroepen en beroepscontexten geoefend. De beroepscontexten zijn o.a.:
−
schoolmaatschappelijk werk (SMW);
−
algemeen maatschappelijk werk (AMW);
−
maatschappelijk werk in een revalidatiecentrum;
−
bureau Jeugdzorg.
Integraal deel
Om te werken aan de integrale opdrachten zijn er wekelijks lesbijeenkomsten met de
docent waarin je de verschillende onderdelen van het intake- en hulpverleningstraject
oefent. Je bereidt je op deze wijze voor op de toetsen. Na het oefenen vraag je feedback en advies aan je lesgroep en de docent. Je presenteert de tussenresultaten van
het gespreksverslag, de probleemanalyse en het hulpverleningsplan in je lesgroep.
Je leert gezamenlijk en werkt aan je beroepscompetenties.
Ondersteunend onderwijs
Voor de integrale opdracht heb je allerlei vaardigheden, kennis en inzichten uit sociaal wetenschappelijke theorieën nodig. Om deze te verwerven wordt er ondersteunend onderwijs aangeboden in de vorm van:
−
Communicatieve basisvaardigheden
−
Specifieke vaardigheden
−
Conceptuele vaardigheden: psychologie, sociologie, filosofie
Praktijk
Je zult bij de integrale toets aan het einde van het jaar moeten laten zien hoe je in de
praktijk hebt gewerkt aan het vergroten van kennis, inzichten en vaardigheden die
voor deze beroepstaak relevant zijn. Misschien is het zelfs mogelijk om (onderdelen
van) de beroepstaak uit te voeren in de praktijk. In je praktijkwerk zul je daarom oefenen en zo mogelijk bewijsmateriaal verzamelen voor de integrale toets.
Zie 6.
Deeltijd: periode 1 en periode 3.
Maximum aantal
deelnemers
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Titel OWE
Outreachend en wijkgericht werken (1OWW)
HAN SIS code: MWD-D1OWW
1
2
3
4
5
6
7
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, deeltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Samenhang met
andere OWE’n.
Niveau 1:
Taak- en ervaringsgericht werken
Methodisch werken
Niveau 2:
Systeem- en oplossingsgericht werken
Omgevingsgericht werken
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
N.v.t.
7,5 stp
210 sbu
Deeltijd
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
36,75
35
138,25
68
8
9
Ingangseisen
Algemene omschrijving
Groepsmaatschappelijk werk
Drang en Dwang
Niveau 3:
Psychosociale hulpverlening-3
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
Het beeld van de maatschappelijk werker die in een spreekkamer met een cliënt
praat, is een eenzijdig beeld. Even vaak is de maatschappelijk werker op pad en stapt
hij actief op mensen af.
In een korte casus in de studiehandleiding kun je een voorbeeld lezen van een maatschappelijk werker die contact maakt met jongeren die problemen hebben, maar deze
problemen zelf niet erkennen. De maatschappelijk werker ziet de problemen wel en
voorziet ook dat die alleen maar groter worden. Ook de omgeving heeft problemen
met de overlast die de jongeren veroorzaken. Wat doe je dan als (outreachend)
maatschappelijk werker?
We kunnen ook denken aan de mensen die bedelen bij supermarkten, aan de man in
de buurt wiens tuin sterk vervuild is en waar de gordijnen altijd dicht zijn, aan de oudere vrouw die in de buurt steeds rondloopt met een poppenwagen en tegen mensen
die ze tegenkomt allerlei onverstaanbare dingen roept enz.
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria.
Het gaat om mensen die vaak nog geen cliënt zijn, of dat zijn geweest, maar uit beeld
zijn geraakt. Veelal mensen die zelf niet of niet meer om hulp vragen. Mensen waar je
ongevraagd op af stapt n.a.v. signalen van anderen of van jezelf.
Vandaar deze OWE over Outreachend Werken. Outreachend werk wordt in veel
werksettingen van het maatschappelijk werk ingezet zoals het algemeen maatschappelijk werk, jongerenhulpverlening, straathoekwerk, verslavingszorg, ouderenwerk,
psychiatrie enz. Typerend voor dit werk in al deze werkvelden is dat je in een bepaald
geografisch werkgebied werkt en veel samenwerkt met anderen, zowel professionals
als burgers. In deze OWE hebben we het outreachend werken in de wijk gesitueerd.
Deze OWE valt onder de kerntaak Psychosociale Hulpverlening. Je zult er echter ook
kenmerken in tegenkomen van Concreet Informatieve Hulpverlening, Casemanagement en Signalering en preventie.
De volgende competenties staan in deze onderwijseenheid centraal:
1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
3. Uitvoeren van een plan
De competenties die in deze Onderwijseenheid centraal staan worden per deeltentamen beoordeeld aan de hand van specifieke beoordelingscriteria voor het betreffende
deeltentamen. Bij de beoordelingscriteria staat steeds tussen haken afgekort de verwijzing naar de professionele standaard (zie hoofdstuk 5).
Tentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Kennistoets
Competentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
Competentie 3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een
hulpverleningsplan.
Beoordelingscriteria voor de kennistoets
Je hebt kennis van de geschiedenis, de voorwaarden en de legitimatie van outreachend werken.
Je hebt kennis van diverse theoretische en methodische aangrijpingspunten binnen outreachend werken.
Je hebt kennis van doelgroepen en werkvelden binnen outreachend werken.
Je hebt kennis van de functie en werkwijze van signalering binnen
outreachend werken.
Je hebt kennis van samenwerken met anderen in het kader van
outreachend werken.
Je hebt kennis van werken in de wijk.
Je hebt kennis van filosofische, psychologische en sociologische
inzichten in de context van outreachend werken en kunt ze zo
nodig toepassen.
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Kennistoets
MWD
-D1OWW3
Kennistoets
Cijfer
69
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Weging
1
13
Verplichte literatuur
14
15
16
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
17
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
20
21
Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
Voor het tentamen geldt bovendien:
−
Aantal examinatoren: 1
−
Cesuur: 55% van het maximum aantal punten.
−
Aantal kansen: twee per studiejaar.
−
Etten-Doorn, Yvonne van, Gademan, Mirjam (2008). Handboek voor werkers in
de eerste lijn. Bussum, Coutinho.
−
Hoeksema, Klaas J. & van der Werf, Siep (2010). Sociologie voor de praktijk.
Bussum, Coutinho.
−
Bolt, L.L.E., Verweij, M.F., & van Delden, J.J.M. (2007). Ethiek in de praktijk.
Assen: Van Gorcum.
−
Zimbardo, G., Weber, A. & Johnson, L. (2013). Psychologie: een inleiding. Amsterdam: Pearson Education.
N.v.t.
N.v.t.
Films van Lisa, Bonje bij de buren en van de site behorend bij het boek van Lia van
Doorn
a. Integraal deel
In de eerste week ligt de nadruk op het verhelderen van de beroepstaak, de opdrachten die leiden tot competentieontwikkeling en bewijzen daarvoor. De andere weken
wordt er gewerkt aan: diverse vormen van outreachend werken, oefenen met elkaar
en acteurs en verdieping en toepassing van de theorie.
b. Ondersteunend onderwijs
Concepten en theorieën sociologie, psychologie en ethiek in de hoorcolleges. Uitwerking en concretisering ervan in de werkgroepen.
c. Praktijk
Behalve in de onderwijseenheid werk je mogelijk ook in de praktijk (stage of werkplek)
aan deze beroepstaak.
Integrale lijn: werken aan opdrachten, oefenen vaardigheden met en zonder acteurs.
Conceptuele lijn: hoorcolleges en werkgroepen van sociologie, psychologie en ethiek.
Zie 6.
Deeltijd: periode 2 en periode 4.
24 personen per lesgroep.
Taak- en ervaringsgericht werken (1TEW)
HAN SIS code: MWD-D1TEW
1
2
3
4
5
6
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast
7
Samenhang
8
9
Ingangseisen
Algemene omschrijving
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, deeltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
• Handelingsdemonstratie taak- of ervaringsgericht werken
• Theoretische onderbouwing
5 stp
140
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
sbu
deeltijd
18
24
98
Niveau 1:
Outreachend en wijkgericht werken
Methodisch werken
Niveau 2:
Systeem- en oplossingsgericht werken
Omgevingsgericht werken
Groepsmaatschappelijk werk
Drang en Dwang
Niveau 3:
Psychosociale hulpverlening-3
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
In deze OWE leren studenten de methodieken taak en ervaringsgerichte hulpverlening kennen, begrijpen en toepassen. Ook leren zij hun handelen en keuzes onder-
70
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen
aan de OWE
bouwen met theorie uit de psychologie.
De taakgerichte werkwijze wordt veel in de praktijk gebruikt omdat ze uitgaat van de
wensen van de cliënt, het versterken van het zelfvertrouwen bij de cliënt en het gaat
om kortdurende hulpverlening. Studenten leren een taakrapportage te maken en een
taakbespreking met de cliënt te houden, ze leren brainstormen over de taak. Ook
komen taakselectie en voorbereiding en uitvoering van de taak aan bod.
Daar waar het belangrijk is om stil te staan bij de beleving van de cliënt en de hulpverlener zal de maatschappelijk werker gebruik maken van ervaringsgericht werken. De cliënt doet nieuwe ervaringen op in het contact met de hulpverlener, ze reageren allebei vanuit hun beleving. Bij ervaringsgericht werken gebruikt men regelmatig een specifieke interventie die men ‘betrokken rechtstreekse communicatie of ook
wel persoonlijk reageren’ noemt. Naast dit onderdeel leren studenten ook nog werken
aan een impasse en ventileren en verhelderen.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
3. Uitvoeren, bijstellen en evalueren van hulpverleningsplan.
9. Ontwikkeling eigen professionaliteit.
Tentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Handelingsdemonstratie taak- of ervaringsgericht werken
met theoretische
verantwoording
Competentie 3. Uitvoeren, bijstellen en evalueren van
hulpverleningsplan.
Beoordelingscriteria voor Ervaringsgericht werken:
Je past de interventie ‘werken aan een impasse’ op het juiste
moment toe
én je past de interventie ‘ventileren en verhelderen’ op het
juiste moment toe. (LC)
Je past de interventie ‘betrokken rechtstreekse communicatie’
op het juiste moment toe. (LC)
Je voert deze interventies op een adequate manier uit. (LC)
Beoordelingscriteria voor Taakgericht werken
Je past de interventie ‘taakrapportage en taakbespreking met
de cliënt’ op het juiste moment toe.(LC)
Je voert deze en andere interventies, die horen bij de taakgerichte methodiek, op een adequate manier uit. (LC)
Beoordelingscriteria voor zowel Ervaringsgericht werken
als voor Taakgericht werken:
Je interventies sluiten aan bij de cliënt en diens wensen en
mogelijkheden. (I)
Je bewaakt of je interventies helpend zijn voor de cliënt en
stuurt zo nodig bij. (I)
Je geeft passende argumenten voor het gebruik van de methodiek bij de toetscasus. (O)
Je onderbouwt je handelen met adequate inzichten uit het
taakgerichte of ervaringsgerichte werken. (O)
Je legt begrippen uit deze methodieken uit en past ze toe op
de betreffende situatie. (O)
Competentie 9. Ontwikkeling eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je beschrijft je ervaringen in het taakgerichte of ervaringsgerichte werken in concrete, begrijpelijke en persoonlijke bewoordingen. (P)
Je benoemt je kwaliteiten en valkuilen in het werken met de
methodiek en koppelt hieraan geschikte leerdoelen. (P)
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Handelingsdemonstratie taak- of ervaringsgericht werken
met theoretische
verantwoording
MWD
-D1TEW1
Handelingsdemonstratie,
reflectie en
beoordelingsgesprek
Cijfer
71
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Weging
1
13
Verplichte literatuur
14
15
16
17
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
20
21
Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
Voor het tentamen geldt:
−
Aantal examinatoren:1.
−
Cesuur: 55% van het maximaal aantal punten voor het deeltentamen als geheel
EN 55% van het maximaal aantal punten per vast beoordelingscriterium.
−
Aantal kansen: twee per studiejaar.
−
Jagt, L, & Jagt, N. (2004). Taakgerichte hulpverlening in social work. Houten:
Bohn Stafleu van Loghum.
−
Bouwkamp, R. en Bouwkamp, S. (2010). Handboek psychosociale hulpverlening.
Utrecht: de Tijdstroom.
−
Gerritsen, M. en Birnie, S. (2011). Basiswerk maatschappelijk werk en dienstverlening. Houten/Diemen: Bohn Stafleu van Loghum.
N.v.t.
Websites
In de conceptuele lijn komen theoretische concepten aan de orde. De docent licht de
achtergronden en theoretische grondslagen van de methodieken toe. In de integrale
lijn wordt geoefend met vaardigheden. Daarnaast leren studenten hier de methodieken geïntegreerd uitvoeren als ze werken aan de beroepsopdracht. Zo koppelen ze
hun vaardigheden aan de achtergrondkennis. Ook werken ze aan hun leervragen.
Alle lessen zijn in werkgroepen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in werkgroep
Conceptuele Lijn (WGC) en Werkgroep Integrale Lijn (WGI). In de WGI wordt aandacht besteed aan het trainen van vaardigheden en aan het integraal toepassen van
methodieken met de kennis die opgedaan is in de WGC.
Zie 6.
Periode 2 en periode 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Concrete en informatieve hulpverlening (1CIH)
HAN SIS code: MWD-D1CIH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, deeltijd.
Concrete en informatieve hulpverlening.
Samenhang met
andere OWE’n.
Ingangseisen
Algemene omschrijving
Niveau 2: Concrete en informatieve hulpverlening-2.
Niveau 3: Concrete en informatieve hulpverlening-3.
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
In deze onderwijseenheid werk je aan de beroepstaak ‘concrete en informatieve
hulpverlening’ (CIHV). Je leert om mensen te helpen met concrete en/of materiële
problemen en met het omgaan met instanties. Deze beroepstaak komt in vrijwel alle
werkvelden van het maatschappelijk werk voor.
In het dagelijkse leven hebben mensen voortdurend te maken met allerlei zakelijke
kwesties op juridisch en financieel gebied. Er kunnen gemakkelijk grote problemen
ontstaan die veel invloed hebben op hun welzijn en dagelijks leven. Mensen zijn
afhankelijk van veel verschillende regelingen en instanties. Velen zien in een dergelijke situatie door de bomen het bos niet meer en vragen ondersteuning van het maatschappelijk werk. Als een maatschappelijk werker hen van dienst wil kunnen zijn,
moet hij beschikken over kennis van zaken. Daarbij moet hij, ook in moeilijke en
complexe situaties, het overzicht kunnen behouden. Om mensen met problemen te
kunnen helpen moet de maatschappelijk werker systematisch en gestructureerd te
werk gaan en daarbij adequaat samenwerken met andere personen en instanties.
In het beroepsprofiel van het maatschappelijk werk is CIHV een onderdeel van psychosociale hulpverlening. Dit betekent dat concrete en/of informatieve problemen en
psychosociale problemen zelden onafhankelijk van elkaar voorkomen. In het kader
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
• Probleemanalyse.
• Plan van aanpak.
12,5 stp
Contacttijd
350 sbu
Deeltijd
41,25
72
Praktijktijd
Zelfstudietijd
58
250,75
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen
aan de OWE
van de opleiding worden deze twee taken in het eerste jaar echter uit elkaar gehaald,
om voldoende ruimte te geven aan de studenten de taak goed uit te leren voeren.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
2. Ontwerpen
3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
Deeltentamens
Competenties en beoordelingscriteria
A. Probleemanalyse en plan van
aanpak
Competentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren.
Beoordelingscriteria
Je formuleert het centrale probleem zonder in te gaan op oorzaak en gevolg ervan en laat de belangrijkste cliëntkenmerken
erin terugkomen. (LC)
Je analyseert de situatie van de cliënt op micro, meso- en macroniveau door samenhang aan te brengen in oorzaak, gevolg,
instandhoudende factoren en mogelijkheden van de cliënt. (LC)
Je beantwoordt vragen uit de gebieden recht, sociologie en
psychologie die betrekking hebben op een casus op voldoende
wijze. (O)
Competentie 2. Ontwerpen van een hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria
De doelen omschrijven de gewenste eindsituatie. (LC)
Je doelen zijn concreet, tijdsgebonden en realistisch. (LC)
Je stelt, op basis van je doelen passende activiteiten op. (LC)
In je plan van aanpak wordt duidelijk hoe de taakverdeling tussen jou en samenwerkingspartners en de cliënt is. (LC)
De doelen zijn afgeleid uit je analyse en sluiten aan bij de wensen van de cliënt. (LC)
De doelen en activiteiten zijn gericht op het versterken van de
eigen kracht van de cliënt. (N)
De doelen zijn opgesteld met respect voor de normen en waarden van de cliënt en zijn omgeving. (N)
De activiteiten zijn geformuleerd in professionele hulpverleningstermen. (O)
Je laat met je plan van aanpak zien dat je kennis hebt van de
(beroeps)taken van het maatschappelijk werk. (O)
12
13
Tentaminering
Verplichte literatuur
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. Probleemanalyse
en plan van aanpak
MWD
-D1CIH2
Beroepsproduct
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Weging
1
Voor het tentamen geldt:
−
Aantal examinatoren: 4 (1 voor de probleemanalyse, 3 voor het kennisdeel)
−
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen
als geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per vast beoordelingscriterium.
−
Aantal kansen: twee per studiejaar.
−
Bunthof, Mr. A. en Visscher, Mr. Y.M. (2009). Mens en Recht. Groningen:
Noordhoff Uitgevers.
−
Wetgeving Zorg en Welzijn, nieuwste editie! Uitgeverij SDU.
−
Gerritsen, M.&Birnie, S. (2011). Basiswerk Maatschappelijk Werk en Dienstverlening.Houten: Bohn, Stafleu van Loghum.
−
Gerritsen, M. & Vlasman, I.(2013). Training gespreksvaardigheden voor social
work. Houten: Bohn Stafleu en van Loghum
−
Hoeksema, K.J. & Werf, S. van der (2010). Sociologie voor de praktijk: een inleiding in de sociologie voor het hbo, Bussum: Coutinho.
−
Zimbardo, P. Weber, A. & Johnson, R. (2013). Psychologie: een inleiding. Amsterdam: Pearson Education.
Op Scholar staan tekstgedeelten uit de volgende boeken opgenomen als verplichte
literatuur:
−
L. van Doorn (2005). Leven op straat Coutinho
−
Buijssen, H. (2000). Verstoorde rouw bij ouderen
73
−
14
15
16
17
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
20
21
Titel OWE
Wilson, K. et. Al. (2011). Social Work. An introduction to contemporary practice.
Pearson Education
−
Schuyt, C. (2000). Sociale Uitsluiting. Amsterdam: SWP
−
Houben (2002). Focus op de stille sterke kant van mensen in de tweede levenshelft. (in Vulten, M.E.). Welzijn en waardigheid voor langdurig zorggebruikers.)
Zoetermeer:STG
Deze verplichte literatuur hoeft dus niet als boek aangeschaft te worden, maar is te
vinden op Scholar.
N.v.t.
N.v.t.
Websites
Integraal onderdeel
Voor het werken aan de integrale opdracht zijn er bijeenkomsten georganiseerd met
je docent, waarin je advies en feedback kunt vragen, en waarin je de toets kunt voorbereiden. Ten tweede zijn er bijeenkomsten die ingericht zijn als oefenmoment, wat
betekent dat je hier kunt oefenen in het houden van een gesprek op het gebied van
concrete dienstverlening.
Ondersteunend onderwijs
−
Concepten/theorieën: in dit onderdeel komen de sociaalwetenschappelijke invalshoeken van sociologie, psychologie en recht aan bod.
−
Leerlijn basisvaardigheden:

basisvaardigheden of vergadertechnieken.

specifiek benodigd onderwijs bij deze beroepstaak, bijv. ICT, drama en taalvaardigheid (ook deficiëntieprogramma’s).
Praktijk
Je zult bij de integrale toets aan het einde van het jaar moeten laten zien hoe je in de
praktijk hebt gewerkt aan het vergroten van kennis, inzichten en vaardigheden die
voor deze beroepstaak relevant zijn. Misschien is het zelfs mogelijk (onderdelen van)
de beroepstaak uit te voeren in de praktijk. In je praktijkwerk zul je daarom oefenen
en zo mogelijk bewijsmateriaal verzamelen.
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten.
Conceptuele lijn: werkgroepen en hoorcolleges.
Praktijk: buitenschools leren.
Zie 6.
Deeltijd: periode 1 en 3.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Signalering en preventie (1SEP)
HAN SIS code: MWD-D1SEP
1
2
3
4
5
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
Beroepsproducten
6
Studiepunten/studielast
7
Samenhang met
andere OWE’n
Ingangseisen
Algemene omschrijving
8
9
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, deeltijd
Signalering en preventie.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
1. Presentatie over opgevangen signaal
2. Verslag signaleringstraject
7,5 stp
210 sbu
Contacttijd
Deeltijd
21,75
Praktijktijd
35
Zelfstudietijd
153,25
Niveau 2: Signalering en preventie -2
Niveau 3: Signalering en preventie -3
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
Welke structurele oorzaken zie je voor individuele problemen van je cliënt? De beroepstaak ‘Signalering en preventie’ geeft je als maatschappelijk werker de kans om
meerdere cliënten tegelijk op een meer structurele manier te kunnen helpen. Het is in
je (toekomstig) beroep belangrijk dat je signalen uit je omgeving oppikt en daar wat
mee doet. Voor het goed uitvoeren van deze beroepstaak is het nodig dat je een
gevoeligheid ontwikkelt voor signalen, die voor een doelgroep of groep cliënten gemeenschappelijke sociale problemen veroorzaken. Je leert in deze onderwijseenheid
op een systematische wijze te signaleren.
Je vangt vanuit je praktijkplaats en/of uit de media een aantal individu overstijgende
signalen op. Je zoekt ook uit voor welke werksetting dit een relevant signaal is.
74
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
In je subgroep, op je stage en in de onderwijsbijeenkomsten bespreek je deze signalen. De feedback van medestudenten, collegae en de docenten gebruik je om je
signalen aan te scherpen.
Eén van je signalen ga je verder uitwerken en analyseren middels een eenvoudig
praktijkonderzoek en literatuuronderzoek. Aan de hand van aangrijpingspunten uit de
analyse maak je een plan van aanpak voor een preventieve interventie. Daarna evalueer je je preventieve interventie en het signaleringsproces
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
4. Signaleren en preventief werken
9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Tentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Competentie 4. Signaleren en preventief werken
A. Presentatie
over opgevanBeoordelingscriteria
gen signaal
Je onderbouwt je keuze voor het signaal met de 5 criteria uit het
model van Scholte en van Splunteren. (O)
Je geeft valide argumenten om dit signaal uit te diepen. (O)
Je presenteert je signaal met overtuiging.
Je maakt contact met je toehoorders tijdens de presentatie. (I)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
B. Verslag
signaleringstraject
Beoordelingscriteria
Je benoemt wat naar jouw idee het belang van deze beroepstaak
is voor het beroep. (P)
Competentie 4. Signaleren en preventief werken
Beoordelingscriteria
Je volgt de stappen uit Scholte en van Splunteren. (LC)
Je stappen volgen elkaar logisch op. (LC)
Je onderzoeksvraag komt tot stand met informatie uit Migchelbrink. (LC)
Je beantwoordt je onderzoeksvraag. (LC)
Je baseert je preventieve interventie op je analyse. (LC)
Je analyse in multicausaal: micro-, meso- en macroniveau worden
besproken. (O)
Je analyse beschrijft tenminste 4 theoretische inzichten die relevant zijn voor het signaal. Het kan gaan om specifieke literatuur
over het signaal of toepasselijke begrippen uit de sociologie/psychologie/filosofie/recht. (O)
Je legt de betekenis uit van deze inzichten. (O)
Je bespreekt de toepassing van deze inzichten op je signaal. (O)
Je argumentatie is genuanceerd. (O)
Je bronvermelding is volgens de APA-normen. (O)
Je vragen aan betrokkenen zijn relevant voor je onderzoeksvraag.
(I)
Je beschrijft hoe je draagvlak zou creëren voor je preventieve
interventie. (I)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je reflecteert op competentie 4 m.b.v. het reflectiemodel van
Korthagen. (P)
Je benoemt sterke punten en leerpunten. (P)
Nederlandse taal
Zie beoordelingsformulier
12
Tentaminering
Deeltentamens
SIS code
Toetsvorm
beoordeling
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. Presentatie
over opgevangen
signaal
MWD
-D1SEP1
Handelings
demonstratie
B. Verslag
signaleringstraject
MWD
-D1SEP2
Verslag
Cijfer
5,5
1
1
Voor beide deeltentamens geldt:
- Aantal examinatoren: 1.
- Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen
75
13
Verplichte literatuur
14
15
16
17
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
19
20
21
Les/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
als geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per vast beoordelingscriterium.
Voor deeltentamen B geldt bovendien, dat aan de minimum scoringseisen voor
Nederlandse taal voldaan moet zijn.
- Aantal kansen: twee per studiejaar.
• Hoeksema, J.K. & Werf, van der, S. (2010). Sociologie voor de praktijk: een inleiding in de sociologie voor het hbo. Bussum: Coutinho.
• Scholte, M. en Splunteren, P. van (2007). Opgelet!: Systematisch signaleren in
het maatschappelijk werk. Bussum: Coutinho.
• Donk, van der C., Lanen, B. van (2012). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn.
Bussum, Coutinho.
• www.rug.nl/noordster/mondelingevaardigheden/voorstudenten/argumenteren pp.
2-5. Zoekdatum 5 januari 2011
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
a. Integrale lijn
Iedere week zijn er bijeenkomsten in de integrale lijn. Deze bijeenkomsten ondersteunen je bij het werken aan de integrale opdracht. De integrale opdracht omvat
onder andere het opvangen van signalen uit je praktijk of uit de media. Eén van deze
signalen ga je verder onderzoeken en analyseren. Je leert ook werken met een model om op systematische wijze te signaleren.
Gedurende de week werk je aan de deelopdracht(en) die aan de orde is/zijn.
b. Ondersteunend onderwijs
•
Concepten/theorieën
In deze onderwijseenheid (OWE) worden hoorcolleges over sociologie o.a. maatschappijvisie en maatschappijanalyse gegeven. Ook zijn er hoorcolleges over onderzoeksmethodologie.
•
Vaardigheden
Je krijgt vaardigheidstraining in basale vaardigheden die voor deze beroepstaak
belangrijk zijn: Deskresearch en presentatietechnieken. Specifiek benodigd onderwijs
bij deze beroepstaak
c. Praktijk
Je zult bij de integrale toets ook moeten laten zien hoe je in de praktijk hebt gewerkt
aan het vergroten van de competenties die voor deze beroepstaak relevant zijn. In
het onderwijs is tot nu toe gebleken dat studenten vaak hun stageplaats kunnen betrekken bij het werken aan signalering en preventie. Studenten kiezen regelmatig een
signaal van hun praktijkplaats om uit te werken voor het tweede tentamen. Misschien
is het zelfs mogelijk (onderdelen van) de beroepstaak uit te voeren in de praktijk. De
docent van de integrale lijn zal je stimuleren en ondersteunen bij het zoveel mogelijk
toepassen van praktijk in deze beroepstaak
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten.
Conceptuele lijn: hoorcolleges.
Vaardighedenlijn: trainingsbijeenkomsten, deskresearch en workshops presentatietechnieken
Zie 6.
Deeltijd: periode 2 en periode 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (1KBO)
HAN SIS code: MWD-D1KBO
1
2
3
4
5
6
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, deeltijd.
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling.
Werken in de eigen instelling of organisatie.
• Brochure voor verwijzers.
• Evaluatie van de eigen professionele ontwikkeling.
7,5 stp
210 sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Deeltijd
18
35
76
Zelfstudietijd
157
7
Samenhang
8
9
Ingangseisen
Algemene omschrijving
10
Competenties
Niveau 2: Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling-2
Niveau 3: Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling-3
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
Een professionele houding, intrinsieke motivatie, samenwerking, teambuilding en
kunnen inspelen op veranderingen in de maatschappij zijn allemaal facetten die van
belang zijn in je dagelijkse werk als Maatschappelijk Werker. Dit alles ten behoeve
van goede hulpverlening aan de cliënt, waarover de cliënt tevreden is. Cliënten
verwachten van jou dat je goede kwaliteit levert; dat je onder meer een goede werkrelatie met ze opbouwt, dat je gemaakte afspraken nakomt en dat je zo goed mogelijk afstemt op de behoeften van de cliënt. Dit komt neer op het volgende: zeggen
wat je doet, doen wat je zegt en laten zien dat je doet wat je zegt. Het is dan ook
aan jou, als toekomstig maatschappelijk werker, om deze kwaliteit waar te maken in
het contact met cliënten.
Daarnaast maak je onderdeel uit van een organisatie; je werkt in een team, je hebt
te maken met een leidinggevende, procedures en richtlijnen die je dient te handhaven, etc. Er wordt van je verwacht dat je als medewerker kunt samenwerken in een
(multidisciplinair)team, dat je verantwoording kunt afleggen over je manier van
hulpverlenen en dat je meedenkt en meepraat over manieren hoe de hulpverlening
nog beter georganiseerd kan worden. Het gaat hierbij om het organiseren van kwaliteit: doen we de goede dingen (beleid), en doen we die goed (kwaliteit)? Je kunt
hierbij denken aan een betere bereikbaarheid van hulpverleners, het tegengaan van
lange wachtlijsten of bijvoorbeeld door je af te vragen in hoeverre een methodiek
voldoende werkt voor een bepaalde doelgroep.
De hierboven benoemde aspecten horen allemaal bij deze beroepstaak: het werken
aan kwaliteit en het bijdragen aan beleidsontwikkelingen, waarbij de cliënt steeds
centraal staat. Dit is één van de kerntaken van de Maatschappelijk Werker: “het
vermogen tot ondernemend denken en handelen om bij te kunnen dragen aan het
functioneren van een bedrijf of arbeidsorganisatie- waaronder kwaliteitszorg, beleidsontwikkelingen, samenwerken in netwerken, aansturen van medewerkers en
vrijwilligers en dergelijke” (Vele takken één stam, 2008). Dit vraagt om een bredere
kijk op zowel beleid als ook kwaliteit binnen een organisatie. Hiervoor is het van
belang dat je inzicht hebt in deze begrippen, dat je weet welke vaardigheden hiervoor nodig zijn en welke houding hierbij een rol speelt.
In deze onderwijseenheid ligt dan ook de focus op kennismaken met een organisatie. Hoe is het werken aan kwaliteit georganiseerd in de organisatie, hoe wordt er op
teamniveau gewerkt aan kwaliteitsverbeteringen en hoe wordt de cliënt hierbij betrokken? Dit zijn onder andere vragen die je gaat onderzoeken bij een hulpverleningsorganisatie naar jouw voorkeur. De antwoorden op deze vragen resulteren in
een brochure over de organisatie. Vervolgens geef je een oordeel over de kwaliteit
van je product en het doorlopen proces. In hoeverre ben je tevreden en wat kan er
de volgende keer beter? Tenslotte pas je de verworven kennis van deze onderwijseenheid toe op een casus. Het werken aan de opdrachten zal ervoor zorgen dat je
kwaliteitsbesef toeneemt zodat je straks in je werk een bijdrage kunt leveren aan
kwaliteitsverbeteringen en beleidsontwikkelingen op de werkvloer!
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
6. Leiding en begeleiding geven
8. Bijdragen aan de (beleids)ontwikkeling en kwaliteitsverbetering
9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
77
11
Beoordelingscriteria
Deeltentamens
Competenties en beoordelingscriteria
A. Brochure
voor verwijzers
Competentie 6. Leiding en begeleiding geven
Beoordelingscriteria
Je herkent in de organisatie de teamcultuur. De succesfactoren
en de leiderschapsstijlen.(LC)
Je geeft beargumenteerd weer welke methoden het tam hanteert
om teamkwaliteiten te verbeteren en te ontwikkelen.(O)
Competentie 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering
Beoordelingscriteria
Je herkent in de organisatie de teamcultuur, de succesfactoren
en de leiderschapsstijlen. (LC)
De brochure is overzichtelijk vormgegeven en volgens de richtlijnen opgebouwd. (LC)
De brochure biedt volledige, heldere en relevante informatie over
kwaliteit(szorg) van de organisatie voor verwijzers. (LC)
Je vertaalt de uitkomsten van je onderzoek correct naar bruikbare
informatie in de brochure. (O)
Je geeft beargumenteerd weer:
Hoe de organisatie werkt aan kwaliteit met betrekking tot cliëntgerichtheid. (O)
Welke plaats de cliënt inneemt m.b.t. de missie, visie en kernwaarden. (O)
Hoe de cliënt wordt betrokken bij diverse processen. (O)
Hoe wordt er nagegaan wat er met de inbreng van de cliënt
wordt gedaan. (O)
Wat er met de verzamelde gegevens wordt gedaan. (O)
Welke methoden het team hanteert om teamkwaliteiten te verbeteren en ontwikkelen. (O)
Welke plaats heeft ‘leren’ in het beleid van de organisatie. (O)
Welke mogelijkheden worden hiervoor op de werkvloer gerealiseerd. (O)
Hoe wordt nagegaan of dit tot verbeteringen leidt. (O)
Wat wordt er met deze gegevens gedaan? (O)
Nederlandse Taal
B. Evaluatie
verslag
Zie scoringslijst
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je oordeel over de kwaliteit van het product is gebaseerd op
professionele overwegingen. (LC)
Je oordeel over het proces en de mate waarin je je proactief hebt
opgesteld komen tot uitdrukking in een zorgvuldige reflectie. (LC)
Je geeft beargumenteerd weer in hoeverre de brochure representatief is voor de organisatie en haar verwijzers. (O)
Je beschrijft in persoonlijke bewoordingen tot welke inzichten je
bent gekomen ten aanzien van:
De organisatie die je hebt onderzocht. (P)
Het werken aan kwaliteit (op cliënt- en medewerkersniveau).
(P)
Je beschrijft in persoonlijke bewoordingen tot welke inzichten je
bent gekomen ten aanzien van:
De organisatie die je hebt onderzocht. (P)
Het werken aan kwaliteit (op cliënt- en medewerkersniveau).
(P)
78
Competentie 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering
Beoordelingscriteria
Je kent de kenmerken een organisatie en kunt ze toepassen op
een casus: missie, visie en kernwaarden.
Je kent verschillende organisatiestructuren en kunt deze toepassen op een casus.
Je kent actuele ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op de
kwaliteit van het primaire proces.
Je weet wat de begrippen kwaliteit, kwaliteitszorg en kwaliteitssysteem betekenen en je hebt inzicht wat deze begrippen kunnen
betekenen voor de kwaliteit van het primaire proces.
Je hebt kennis van de aspecten van succesvolle teams, leiderschapsstijlen en culturen van organisaties en je hebt zicht op de
betekenis hiervan op de kwaliteit van het primaire proces.
Je kent verschillende methoden van onderzoek. Je kunt onderbouwen dat praktijkonderzoek voor welzijnsinstellingen belangrijk
kan zijn in het kader van de kwaliteit van het primaire proces.
Je kent de verschillende onderzoeksfasen en kunt onderbouwen
in hoe verre een praktijkonderzoek voldoet aan de kwaliteitseisen
van onderzoek.
Je kent een aantal instrumenten voor dataverzameling.
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. Brochure
voor verwijzers
MWD
-D1KBO1
Beroepsproduct
B. Evaluatieverslag
MWD
-D1KBO2
C. Kennis over
beleid en
kwaliteitszorg
MWD
-D1KBO4
−
−
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Verslag
Cijfer
5,5
1
Casustoets
Cijfer
5,5
1
1
Aantal examinatoren: Voor alle deeltentamens 1 examinator.
Cesuur
Voor deeltentamens A en B: 55% van het maximaal aantal te behalen punten
voor het deeltentamen als geheel EN
55% van het maximaal aantal te behalen punten per vast beoordelingscriterium.
Voor deeltentamen C: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor
het deeltentamen als geheel.
Voor deeltentamen A: geldt bovendien dat voldaan moet zijn aan de criteria
voor Nederlandse taal
−
Aantal kansen: twee per studiejaar
−
Donk, van der C., B. van Lanen (2012). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn.
Bussum, Coutinho.
e
−
Verhagen, P. (2011). Kwaliteit met Beleid. Basisboek voor sociale studies (2
druk). Bussum: Uitgeverij Coutinho.
De artikelen zijn te downloaden op Scholar
Cuyvers, G. (2007). Zorgen voor kwaliteit. Leuven: Lanno Campus. ISBN
9789020969498. Hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 Kwaliteitsontwikkeling als vorm van
permanent leren.
Delden, P. van 2009. Sterke netwerken, Ketensamenwerking in de publieke sector.
Amsterdam: Uitgeverij Vangennep. ISBN 9789055154470. Hoofdstuk 3 Ontwikkelingsverloop van samenwerking
Ytsma, W., Hellings, B., Peters, G. (2005). Basisboek werken in een organisatie.
Baarn: HB Uitgevers. Hoofdstuk 7 Leiderschap, management en macht
Verhagen, P.(2012). Ondernemen en innoveren. Bussum: Coutinho. ISBN
978904690297
• Hoofdstuk 1, paragraaf 1.6 Organisaties
• Hoofdstuk 1, paragraaf 1.2.2 Samenwerking
• Hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en 3.3 Oriëntatie op de omgeving
79
15
16
Software
Overig materiaal
17
Activiteiten
18
19
Werkvormen
Les-/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
20
21
Titel OWE
Visser, W. (2000). Leren organiseren. Bussum: Coutinho. ISBN 906283982. Hoofdstuk 7, De professionele organisatie.
Weber, A. (2008). Organisaties en mensen. Arnhem: Met Boek en Site. ISBN
9789078438052. Hoofdstuk 5, Organisatiecultuur.
Zoest, C. van (2001). Kwaliteitszorg voor non-profit organisaties. Soest: Uitgeverij
Nelissen. ISBN 9024414792. Hoofdstuk 1 De betekenis en het belang van kwaliteitszorg.
N.v.t.
www.zorgvoorbeter.nl
www.movisie.nl
www.spectrum-gelderland.nl
www.zorgwelzijn.nl
www.nvmw.nl
http://www.beleidsevaluatie.info
a. Conceptuele lijn
De hoorcolleges helpen je de competenties 6, 8 en 9 te ontwikkelen. Je hebt de
hoorcolleges nodig om je opdrachten te kunnen maken en om je voor te bereiden
op de werkcolleges. De hoorcolleges zijn gekoppeld aan de werkcolleges die in de
week erop plaatsvinden.
b. Integrale lijn
In de werkgroepen ga je dieper in op de hoofdthema’s uit de hoorcolleges. Je leert
o.a. hoe je modellen toepast op praktijksituaties, hoe je een teamanalyse kunt uitvoeren en verschillende aspecten van een organisatie die een rol spelen bij kwaliteit. Voorafgaand aan elke werkgroep zal je stukken moeten lezen en/of een opdracht moeten uitvoeren. In de werkgroepen wordt ‘voortgeborduurd’ op het materiaal dat je hebt voorbereid, ze zijn dus verdiepend.
Tijdens de werkgroepen is er ruimte voor coaching. Er is dan de mogelijkheid
om in subgroepen te werken aan de opdrachten en consult te vragen aan de docent.
c. Praktijk
Behalve in de onderwijseenheid werk je ook in de praktijk (stage of werkplek) aan
deze beroepstaak. Zoals aangegeven wordt de analyse van een succesvol voorbeeld
van hulp- en/of dienstverlening uitgevoerd bij een organisatie in de praktijk (waarschijnlijk je eigen stage-instelling). Ook daar wordt je gevraagd één of meer bewijsstukken, in
de vorm van concrete opdrachten, aan te leveren voor de Integrale toets waarmee je
kunt aantonen dat je de beroepstaak op niveau 1 kunt uitvoeren.
Hoorcolleges en werkcolleges.
Zie 6.
Periode 2 en periode 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Leerlijn Professionele ontwikkeling (1LPO)
HAN SIS code:MWD-D1LPOa
1
2
3
4
5
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak /
taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
6
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
7
Samenhang met
andere OWE’n.
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, deeltijd.
Professionele ontwikkeling
Professionaliteit en professionalisering
Professioneel Ontwikkelingsplan (POP).
Verantwoording van het eigen beeld van en de opvatting over het beroep.
Uitleg over de geschiedenis van het beroep.
De theoretische kennis die nodig is is voor de beroepsuitoefening.
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
5 stp
140 sbu
Deeltijd
69
23
48
Deze onderwijseenheid hangt samen met de leerlijn professionele ontwikkeling op
niveau 2 en 3 en er is een continue samenhang met alle beroepstaken van de opleiding. Professionele ontwikkeling vindt immers niet geïsoleerd plaats, maar vindt
plaats door te werken aan beroepstaken en door in aanraking te komen met beroepsontwikkelingen.
80
8
9
Ingangseisen
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
De Onderwijseenheid (OWE) Professionele Ontwikkeling (PO) bereidt je voor op een
leven lang leren als maatschappelijk werker. De onderwijseenheid laat je kennis maken met beroepsontwikkelingen en leert je vaardigheden aan om continue en proactief te anticiperen op deze ontwikkelingen, zodat de kwaliteit van je beroepsuitoefening hoog blijft in een steeds veranderende omgeving.
In deze onderwijseenheid staat competentie 9 centraal:
De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen.
Deeltentamen
Competentie en beoordelingscriteria
Ontwikkeling
beroepsbeeld
Praktijkwerk
eindbeoordeling
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je kunt het verband leggen tussen de belangrijkste ontwikkelingen
uit het maatschappelijk werk van 1945 tot nu en de beroepsuitoefening op dit moment. (LC)
Je kunt het verband leggen tussen maatschappelijke (politieke)
ontwikkelingen en de eisen aan de beroepsuitoefening van de
maatschappelijk werker. (LC)
Je weet welke beroepswaarden ongeacht veranderingen in de
maatschappelijke context overeind blijven binnen het beroep MWD.
(LC)
Je kent tenminste 3 verschillende doelgroepen waar MWD-ers met
en voor werken. (O)
Je kunt het verband leggen tussen de verschillende eisen die deze
doelgroepen stellen aan de beroepsuitoefening. (O)
Je geeft blijk van inzicht in jezelf en de eisen aan de beroepsuitoefening door te benoemen welke werkvelden je waarom wel en niet
aanspreken. (P)
Je kunt aangeven op welke wijze kennis van de geschiedenis van
het beroep heeft bijgedragen aan je beroepsbeeldontwikkeling
inclusief uitgeschreven voorbeeld. (P)
Competenties
De student overlegt met de praktijkbegeleider aan welke competenties gewerkt kan worden.
Beoordelingscriteria
Aan welke competenties heb je gewerkt? Geef per competentie
aan welke werkzaamheden je in dat kader hebt verricht en benoem je vorderingen.
Met welke beroepstaken hielden je werkzaamheden verband?
Geef aan in hoeverre de werkzaamheden hebben bijgedragen
aan je bekwaamheid (kennis vaardigheid en reflectie) in de
door jouw genoemde beroepstaken.
Benoem je sterke punten en geef aan wat je leerpunten zijn en
hoe je daar aan gaat werken.
Beschrijf de praktijkbegeleiding.
Geef daarbij aan hoe de samenwerking met de praktijkbegeleider is
geweest. Wat zou volgens jou moeten worden veranderd en/of
verbeterd?
Overige beoordelingspunten.
Hoe beoordeel je:
- de wijze waarop je zelfstandig hebt gefunctioneerd?
- de wijze waarop je je begeleidbaar hebt opgesteld?
- de manier waarop je je initiatiefrijk hebt opgesteld?
- de wijze waarop je ruimte hebt genomen om te experimenteren?
- de wijze waarop je systematisch reflecteert op je werkzaamheden.
- de mate waarin je je gehouden hebt aan de gedragsvoorschriften
en andere gemaakte afspraken?
Leerlijn basisvaardigheden
In hoeverre heb je de afgesproken praktijkuren/tijden daadwerkelijk
gerealiseerd? Gebruik hiervoor het registratieformulier.
Competentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren.
Competentie 5. Samenwerken.
81
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Nederlands spelling
Nederlands stijl
12
Tentaminering
Beoordelingscriteria
Je kunt reflecteren op beroepssituaties.
Je kunt je samenwerkingsstijl beschrijven en hierop reflecteren.
Je weet om te gaan met een grote diversiteit aan cliënten.
Je kunt actuele ontwikkelingen in het beroep benoemen.
Volgt nog
Volgt nog
Volgt nog
Volgt nog
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Minimaal
vereist
resultaat
Voldaan
aan 2x
deelname.
Weging
A. Voortgangstoets
kennisbasis
MWD
-D1LPOa1
Kennistoets
Deelname
B. Toets ontwikkeling beroepsbeeld
MWD
-D1LPOa2
Kennistoets
& reflectie
Cijfer
5,5
1
C. Praktijkwerk,
urenregistratie
MWD
-D1LPOa3
Urenregistratie
Voldaan/niet
voldaan
Voldaan
0
D. Praktijkwerk,
eindbeoordeling
MWD
-D1LPOa4
Verslag
cijfer
5,5
1
E. Leerlijn basisvaardigheden
MWD
-D1LPOa5
Schriftelijke
toets
Voldaan/niet
voldaan
voldaan
1
F. Nederlandsspelling
MWD
-D1LPOa6
Diagnostische
toets
cijfer
5,5
1
G. Nederlands stijl
MWD
-D1LPOa7
Diagnostische
toets
cijfer
5,5
1
Deeltentamen
Aantal examinatoren
0
Vervolg deeltentamens
Verplichte literatuur
Check in verband
met opname literatuur in digitale
boekenlijst voor
studenten
Aantal
kansen
A. Voortgangstoets
kennisbasis
1
Er zijn per jaar drie mogelijkheden om deel te
nemen. Een student krijgt een voldaan als de
student tweemaal heeft deelgenomen aan de
voortgangstoets.
Drie per
studiejaar
B. Toets ontwikkeling beroepsbeeld
1
55% van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel.
Twee per
studiejaar
C. Praktijkwerk,
urenregistratie
N.v.t.
Voldoende praktijkuren gerealiseerd en voldoende voor eindbeoordeling.
N.v.t.
D. Praktijkwerk,
eindbeoordeling
1
Voldoende voor de eindbeoordeling
Twee per
studiejaar
1
55% van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel.
Van de 50 vragen moeten er minstens 39
goed beantwoord zijn
Van de 50 vragen moeten er minstens 39
goed beantwoord zijn
Twee per
studiejaar
Vier per
studiejaar
Vier per
studiejaar
E. Leerlijn basisvaardigheden
F. Nederlandsspelling
G. Nederlands stijl
13
Cesuur





1
1
Bloemen, P. & Dekkers, J. (2009). Greep krijgen op je studieloopbaan – Nuenen:
OAB Dekkers. Besteladres: OAB drs. M.A.F. Dekkers bv, Oude Kerkdijk 16,
5672 NV Nuenen.
Bommel, M. van & Verharen, L. & Vossselman, M. (2011). De sociaal-agogische
kennisbasis. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Gerritsen, M. & Birnie, S. (2011). Basiswerk maatschappelijk werk en
dienstverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Groen, M. (2011). Reflecteren: de basis. Op weg naar bewust en bekwaam
handelen Groningen: Noordhoff Uitgevers.
NVMW (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk werker.
82
Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker: NVMW (2009).
N.v.t.

14
15
16
17
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Voor deeltijdstudenten: Virtual Learning Community (VLC). Zie hiervoor Scholar.
N.v.t.
In de leerlijn professionele ontwikkeling werk je 4 perioden aan de volgende doelen:
Het opbouwen en onderhouden van je kennisbasis.
Het ontwikkelen van een beroepsidentiteit.
Sturing te geven aan je eigen professionele ontwikkeling.
Elke periode zijn er trainingsbijeenkomsten met inhouden gekoppeld aan de voorgenoemde leerdoelen en hoorcolleges. De inhouden van de bijeenkomsten zijn de
voorbereiding voor de integrale toets.
Vergelijkbaar met de werkwijze van de praktijkinstelling ga je dit jaar werken aan je
professionele ontwikkeling. Je doorloopt een gesprekscyclus, waarin je functioneren
gevolgd en beoordeeld wordt en waarin van je gevraagd wordt in een persoonlijk
ontwikkelingsplan (POP) doelen en resultaatafspraken te formuleren.
De gesprekscyclus bestaat uit drie fasen:
1. De planning
2. De voortgang
3. De beoordeling
De cyclus omvat een periode van een jaar waarin de drie gesprekken zullen plaatsvinden. De eerste twee gesprekken voer je met je docent Professionele Ontwikkeling.
Het laatste gesprek voer je met een onafhankelijk beoordelaar op basis van een door
jou ingeleverd Digitaal Portfolio (DPF) en dit is je integrale toets. Het voldoende afsluiten van de Integrale Toets levert 2,5 studiepunten op.
In de leerlijn professionele ontwikkeling word je begeleid bij het sturen van je eigen
ontwikkeling ten aanzien van alle beroepstaken en alle competenties van een maatschappelijk werker. Onder competenties verstaan we de kennis, vaardigheden en
attituden die nodig zijn om de competentie te beheersen. Een instrument dat specifiek
ingezet wordt om je kennisontwikkeling te sturen is de ‘voortgangstoets’.
Daarnaast wordt in de leerlijn professionele ontwikkeling stilgestaan bij je eigen beroepsidentiteit, die steeds authentieker en steeds meer onderscheidend wordt naarmate je ervaring opdoet in de beroepstaken van het maatschappelijk werk.
Zowel op de opleiding (‘binnenschools’), als in de praktijk (‘buitenschools’) werk je
aan beroepstaken en competenties van een maatschappelijk werker. Tijdens de gesprekken uit de gesprekscyclus zal zowel over het werken op de opleiding als over
het werken in de praktijk gesproken worden. Het zijn immers twee rijke leerbronnen.
Tijdens de lessen in de leerlijn Professionele Ontwikkeling is ook specifiek aandacht
voor het werken in de praktijk.
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
20
21
Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
Aangezien de begeleiding die je krijgt bij Professionele Ontwikkeling een vorm van
(studie)loopbaanbegeleiding is, is je docent professionele ontwikkeling tevens je
studieloopbaanbegeleider (SLB’er), met wie je twee keer per jaar een individueel
gesprek hebt over je studievoortgang.
Trainingsbijeenkomsten, hoorcolleges, individuele gesprekken en subgroepbijeenkomsten.
Zie 6.
Periode 1 tot en met periode 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Integrale toets niveau 1 (1LPO)
HAN SIS code:MWD-D1LPOb
1
2
3
4
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/
taken
Centrale be-
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT propedeuse
MWD, niveau 1, propedeuse, deeltijd.
Professionele ontwikkeling.
Zie 3.
83
5
roepstaak
(Beroeps)producten
6
Studiepunten/studielast
7
Samenhang
8
Ingangseisen.
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
12
Tentaminering
13
14
15
16
17
Verplichte literatuur
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Digitaal portfolio met verantwoording over de ontwikkeling van competenties en
bereikte resultaten.
Bewijsstukken die verantwoording onderbouwen.
2,5 stp
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
70 sbu
Voltijd
31
23
16
Samenhang met onderwijseenheid Leerlijn Professionele ontwikkeling niveau 1 en
met de integrale toetsen op de niveaus 2 en 3.
Voltijd: aanwezigheidsregeling is van toepassing.
Deeltijd: geen ingangseisen.
Deze Onderwijseenheid bereidt de student voor op de Integrale toets aan het eind
van de propedeutische fase. In deze Onderwijseenheid leert de student op niveau 1
een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) te maken, dat te onderbouwen met informatie die voortkomt uit tentamens op niveau 1, het onderwijs dat hij/zij gevolgd
heeft en de feedback die de student gekregen heeft.(Het portfolio). Het POP is
gericht op de professionele competentieontwikkeling en de ontwikkeling van de
kennisbasis van de student.
In deze Onderwijseenheid staat competentie 9 centraal:
De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen.
Deeltentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
Integrale toets
niveau 1
Beoordelingscriteria
- Je werkt systematisch aan de ontwikkeling van je eigen professionaliteit: oriënteren, plannen, uitvoeren, evalueren,
(her)oriënteren.(LC)
- Je leerdoelen voor het vervolg van je studie komen logisch
voort uit je zelfbeoordeling en zijn toegespitst op niveau 2.(LC)
- Je beoordeelt je eigen functioneren in relatie tot de beroepscompetenties en de BOK kritisch en onderbouwd.(O)
- Je integreert actuele beroepsontwikkelingen in je beroepskennis. (O)
- Bij de ontwikkeling van je professionaliteit maak je actief gebruik van het geven en ontvangen van feedback. (I)
- Je kent je eigen ambities inzake de op;leiding en in de beroepspraktijk en je stemt je eigen ontwikkeling daarop af.(P)
Tentamen
SIS code
Toetsvorm
beoordeling
Integrale toets
niveau 1
MWD
-D1LPOb1
Beoordelingsgesprek
cijfer
Minimaal
te behalen
resultaat
6
weging
1
a. Aantal examinatoren: 1 onafhankelijke beoordelaar.
b. Cesuur: 55% van totale score & 55% van de score per generiek criterium
c. Aantal kansen per jaar: 2
Zie OWE beschrijving LPO-1.
Zie OWE beschrijving LPO-1.
N.v.t.
N.v.t.
De leeractiviteiten in deze OWE vormen een geheel met de leeractiviteiten van de
onderwijseenheid Leerlijn Professionele Ontwikkeling-1.
In de leerlijn professionele ontwikkeling werk je 4 perioden aan de volgende doelen:
Het opbouwen en onderhouden van je kennisbasis.
Het ontwikkelen van een beroepsidentiteit.
Sturing te geven aan je eigen professionele ontwikkeling.
Elke periode zijn er trainingsbijeenkomsten met inhouden gekoppeld aan de voorgenoemde leerdoelen en hoorcolleges. De inhouden van de bijeenkomsten zijn de
voorbereiding voor de integrale toets.
Vergelijkbaar met de werkwijze van de praktijkinstelling ga je dit jaar werken aan je
professionele ontwikkeling. Je doorloopt een gesprekscyclus, waarin je functioneren
gevolgd en beoordeeld wordt en waarin van je gevraagd wordt in een persoonlijk
ontwikkelingsplan (POP) doelen en resultaatafspraken te formuleren.
84
De gesprekscyclus bestaat uit drie fasen:
1. De planning
2. De voortgang
3. De beoordeling
De cyclus omvat een periode van een jaar waarin de drie gesprekken zullen plaatsvinden. De eerste twee gesprekken voer je met je docent Professionele Ontwikkeling. Het laatste gesprek voer je met een onafhankelijk beoordelaar op basis van
een door jou ingeleverd Digitaal Portfolio (DPF) en dit is je integrale toets. Het voldoende afsluiten van de Integrale Toets levert 2,5 studiepunten op.
In de leerlijn professionele ontwikkeling word je begeleid bij het sturen van je eigen
ontwikkeling ten aanzien van alle beroepstaken en alle competenties van een
maatschappelijk werker. Onder competenties verstaan we de kennis, vaardigheden
en attituden die nodig zijn om de competentie te beheersen. Een instrument dat
specifiek ingezet wordt om je kennisontwikkeling te sturen is de ‘voortgangstoets’.
Daarnaast wordt in de leerlijn professionele ontwikkeling stilgestaan bij je eigen
beroepsidentiteit, die steeds authentieker en steeds meer onderscheidend wordt
naarmate je ervaring opdoet in de beroepstaken van het maatschappelijk werk.
Zowel op de opleiding (‘binnenschools’), als in de praktijk (‘buitenschools’) werk je
aan beroepstaken en competenties van een maatschappelijk werker. Tijdens de
gesprekken uit de gesprekscyclus zal zowel over het werken op de opleiding als
over het werken in de praktijk gesproken worden. Het zijn immers twee rijke leerbronnen. Tijdens de lessen in de leerlijn Professionele Ontwikkeling is ook specifiek
aandacht voor het werken in de praktijk.
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
20
21
Maximum aantal
deelnemers
Aangezien de begeleiding die je krijgt bij Professionele Ontwikkeling een vorm van
(studie)loopbaanbegeleiding is, is je docent professionele ontwikkeling tevens je
studieloopbaanbegeleider (Slb’er), met wie je twee keer per jaar een individueel
gesprek hebt over je studievoortgang.
Trainingsbijeenkomsten, hoorcolleges, individuele gesprekken en subgroepbijeenkomsten.
Zie 6.
Periode 1 tot en met periode 4, in samenhang met LPO-2.
Doorgaans maximaal 24 studenten per groep.
85
4.8
Beschrijving van de onderwijseenheden hoofdfase niveau 2 en 3
Deze paragraaf is: Bijlage 4 bij OER: Gegevens onderwijseenheden postpropedeutische fase. En
betreft de uitwerking van de onderwijseenheden conform art. 6.1, lid 2 van de Onderwijs- en examenregeling Instituut Sociale Studies.
Daaraan voorafgaand vind je de algemene ingangseisen voor niveau 2 en voor niveau 3.
Vervolgens vind je de beschrijving van de Onderwijseenheden voor voltijd niveau 2 (4.8.1.) en deeltijd
niveau 2 (4.8.2.) en de beschrijving van de onderwijseenheden voor voltijd niveau 3 (4.8.3.), deeltijd
niveau 3 (4.8.4.) en E-learning niveau 3 (4.8.5.)
Algemene ingangseisen voor niveau 2 en niveau 3 voor alle varianten (voltijd, deeltijd en Elearning).
Niveau 2
Om deel te kunnen nemen aan onderwijs en praktijkleren op niveau 2 moet je voldoen aan de volgende algemene ingangseisen voor niveau 2:
• Je hebt minstens 45 studiepunten van niveau 1 behaald.
• Je hebt minstens een voldoende voor de integrale toets op niveau 1.
Binnen niveau 2 kunnen er OWE-specifieke ingangseisen gesteld worden. (zie bij de beschrijvingen
van de onderwijseenheden).
Praktijkleren:
Je beschikt over een door het praktijkbureau van de opleiding voor niveau 2 goedgekeurd praktijkcontract/ stagecontract met een door het praktijkbureau goedgekeurde praktijkplaats.
Niveau 3
Om deel te kunnen nemen aan onderwijs en praktijkleren op niveau 3 moet je voldoen aan de volgende algemene ingangseisen voor niveau 3:
• Je hebt de propedeuse (niveau 1) behaald (=60 studiepunten).
• Je hebt minstens 45 studiepunten van niveau 2 behaald.
• Je hebt een voldoende voor je praktijkwerk niveau 2.
• Je hebt de integrale toets op niveau 2 behaald.
• Praktijkleren: je hebt een voldoende voor praktijkwerk niveau 2 en je beschikt over een door hetbpraktijkbureau goedgekeurde praktijkplek
Voor onderzoek en innovatie (ONI) en voor de integrale toets niveau 3 (IT-3) gelden specifieke ingangseisen (zie de betreffende OWE beschrijvingen)
4.8.1
Onderwijseenheden voltijd hoofdfase, niveau 2, studiejaar 2
Deze paragraaf is: Bijlage 4 bij OER: Gegevens onderwijseenheden postpropedeutische fase. En
betreft de uitwerking van de onderwijseenheden conform art. 6.1, lid 2 van de Onderwijs- en examenregeling Instituut Sociale Studies.
Titel OWE
Systeem- en oplossingsgericht werken (2SYO)
HAN SIS code: MWD-V2SYO
1
2
3
4
5
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, voltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
Uitvoering van een hulpverleningsgesprek met behulp van de systeemgerichte of oplossingsgerichte methodiek. Na het gesprek reflecteert de student mondeling op het gevoerde hulpverleningsgesprek en laat zien hoe hij/zij systemisch ofwel oplossingsgericht
heeft geïntervenieerd.
86
6
Studiepunten
/studielast (in
klokuren)
7,5 stp
210 sbu
Voltijd
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
42
32
136
7
Samenhang
met andere
OWE’en.
8
Ingangseisen
9
Algemene
omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen aan
de OWE
Niveau 1: Methodisch werken, Outreachend en Wijkgericht werken, Taak- en Ervaringsgericht werken
Niveau 2: Groepsmaatschappelijk werk, Drang en Dwang
Niveau 3: psychosociale hulpverlening-3.
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
• 45 studiepunten van niveau 1.
• Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
• De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
In deze onderwijseenheid staat een onderdeel van de beroepstaak ”psychosociale hulpverlening” centraal. Op niveau 1 is deze beroepstaak ook aan de orde geweest is bij
Methodisch Werken, Taak- en ervaringsgericht werken en Outreachend en wijkgericht
werken. Op niveau 2 worden de onderwijseenheden systeem- en oplossingsgericht werken, werken met groepen en netwerken, omgevingsgericht werken en drang en dwang
met betrekking tot de beroepstaak psychosociale hulpverlening aangeboden. De OWE
”Systeem- en oplossingsgericht werken” is een van deze vier onderwijseenheden.
In deze onderwijseenheid leer je op methodische wijze hulp te verlenen aan cliënten en
cliëntsystemen met psychosociale problemen volgens twee methodieken namelijk systeemgericht werken en oplossingsgericht werken. Daarbij doorloop je het traject van de
intake, het uitvoeren van de hulpverlening en de afsluiting/evaluatie. Het gaat er in deze
OWE om dat de student laat zien dat hij/zij zowel de methodiek Systeemgericht werken
als ook de methodiek Oplossingsgericht werken in grote lijnen kent, begrijpt en elementen daaruit kan toepassen.
In deze OWE staan de volgende competenties centraal:

Competentie 1: Contact leggen, oriënteren en analyseren.

Competentie 3: Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan.

Competentie 9: Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
DeeltentaCompetenties en beoordelingscriteria
mens
Toetsvoorwaarden
A. Toepassen methoCompetentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
dieken
Beoordelingscriteria voor zowel systeemgericht werken als oplossingsgericht werken
Je kunt in dialoog met de cliënt het doel vaststellen voor dit gesprek. (LC)
Je neemt leiding en weet de structuur en veiligheid van het gesprek te
bewaren. (LC)
Je toont respect voor het cliëntsysteem. (LC)
Je laat zien dat je emancipatorisch te werk gaat (uitgaan van de kracht
van de cliënt). (LC)
Je kunt afstand en nabijheid hanteren. (LC)
Je zoekt naar de motivatie en gebruikt deze. (LC)
Je creëert een samenwerkingsrelatie waarbij de cliënt zich erkend voelt.
(LC)
87
Competentie 3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria voor zowel systeemgericht werken als oplossingsgericht werken
Je werkt methodisch: doelgericht, systematisch en procesmatig. (LC)
Je sluit met je interventies aan bij de cliënt en diens mogelijkheden. (I)
Je laat zien dat je aandacht hebt voor gedachten, gevoelens en opvattingen van de cliënt. (I)
Toetscriteria voor systeemgericht werken
Je laat zien meervoudig partijdig te zijn. (LC)
Je checkt de hypothesen, waarbij de circulariteit tot uiting komt. (LC)
Je past systeemgerichte vraag- en taxatietechnieken toe. (LC)
Je bespreekt de interactiepatronen rondom het probleem. (LC)
Toetscriteria voor oplossingsgericht werken
Je toont de houding van “niet weten”. (LC)
Je stelt de schaalvraag en/of de wondervraag, volgens de richtlijnen.
(LC)
Je benoemt de kracht- en hulpbronnen in voor de cliënt begrijpelijke taal
(uitzonderingen). (LC)
Je kiest samen met de cliënt de gewenste oplossingen. (LC)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria voor zowel systeemgericht werken als oplossingsgericht werken
Je legt de begrippen van de gedemonstreerde methodiek uit in eigen
woorden en geeft aan hoe je ze in het gesprek hebt toegepast. (O)
Je weet ideeën aan te geven over het vervolg en wat dan je insteek zou
zijn. (O)
Je benoemt je ervaringen in begrijpelijke en persoonlijke bewoordingen.
(P)
Je benoemt je kwaliteiten en valkuilen bij het hanteren van deze methodiek. (P)
B. Kennistoets
12
Tentaminering
13
Verplichte
literatuur
14
Aanbevolen
Toetsvoorwaarden
60 juist/onjuist vragen worden beoordeeld aan de hand van een antwoordmodel
Beoordelingscriteria
Je hebt kennis van systemische begrippen
Je hebt kennis van oplossingsgerichte begippen
Je hebt kennis van de behandelde thema’s in de lessen Psychologie
Je hebt kennis van de behandelde thema’s in de lessen filosofie
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. Toepassen
methodieken
MWD
-V2SYO1
B. Kennistoets
MWD
-V2SYO2
Handelingsdemonstratie met mondelinge reflectie
Kennistoets
Cijfer
5,5
1
1
a. Aantal examinatoren: Beide deeltentamens: 1 examinator
b. Cesuur:
Deeltentamen A: Van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als
geheel EN van het maximaal aantal te behalen punten per beoordelingscriterium moet
minstens 55% behaald zijn.
Deeltentamen B: 55% van het maximaal aantal punten moet behaald zijn.
Beide deeltentamens: cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de
resultaten.
c. Aantal kansen: Voor beide deeltentamens gelden twee kansen per studiejaar.
•
Jong, P. de en Insoo Berg, K. (2004). De kracht van oplossingen. Handwijzer voor
oplossingsgerichte vragen. Amsterdam, Pearson.
•
Nabuurs, Marius. Basisboek systeemgericht werken. Baarn, HB uitgevers. Zimbardo,
Weber en Johnson.(2009). Psychologie, een inleiding.
•
Bannink, F. (2006). “Oplossingsgerichte vragen. Handboek oplossingsgerichte ge-
88
literatuur
spreksvoering. Amsterdam, Harcourt Assessment.
Pont, Steven.“Er zit systeem in”. Te bestellen via www.systeemtheorie.nl
N.v.t.
N.v.t.
•
15
16
17
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
Maximum
aantal deelnemers
20
21
Titel OWE
Integrale lijn: onderwijsleergesprekken
Vaardighedenlijn: rollenspelen met acteurs.
Voltijd:
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten en vaardigheidstraining met acteur(s) als cliënt(en)
Conceptuele lijn: Hoorcolleges en werkgroepen.
Zie 6.
Voltijd: periode 1 en periode 3.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Omgevingsgericht werken (2OMG)
HAN SIS code: MWD-V2OMG
1
2
3
4
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)product
en
Studiepunten/
Studielast in
klokuren
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, voltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
7
Samenhang
met andere
OWE’n.
8
Ingangseisen
9
Algemene
omschrijving
10
Competenties
Niveau 1: Methodisch werken, Outreachend en Wijkgericht werken, Taak- en Ervaringsgericht werken
Niveau 2: Groepsmaatschappelijk werk, Drang en Dwang
Niveau 3: Psychosociale hulpverlening -3
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
•
45 studiepunten van niveau 1.
•
Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
•
De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
In Omgevingsgericht Werken leert de student het netwerk rond een cliënt planmatig te
mobiliseren, met het doel de cliënt ondersteuning te bieden vanuit dat netwerk. Daarbij
zet de student/hulpverlener zich in als facilitator van het proces en ziet daarmee zolang
mogelijk af van hulpverleningsactiviteiten. Hij steekt in waar de expertise van de hulpverlener gewenst is binnen dat plan.
De student ontwikkelt met met de subgroep een actieplan. Daarnaast presenteert hij (een
onderdeel van) eenwerkwijze van Omgevingsgericht Werken.
2. Ontwerpen
5. Samenwerken.
10. Bijdragen aan de professionele ontwikkeling van het beroep.
5
6
Actieplan om netwerk te activeren.
7,5 stp
210 sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
Voltijd
37,5
32
140,5
89
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen aan
de OWE
(Deel)tentamens
A. Actieplan:
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
Competentie 2. Ontwerpen
Beoordelingscriteria
De wensen en doelen van de cliënt zijn concreet geformuleerd.
(LC)
De werkdoelen sluiten aan bij de wensen en doelen van de cliënt.
(LC)
De acties sluiten aan bij de werkdoelen en komen voort uit de
wensen en doelen van de cliënt. (LC)
De taakverdeling tussen cliënt, zijn/haar netwerk en de hulpverlening passen bij de wensen en doelen van de cliënt. (LC)
Het uitgezette tijdspad is haalbaar. (LC)
Je maakt je visie op deze casus aannemelijk met correct gebruik
van concepten van sociologie uit deze owe. (O)
Je maakt je visie op deze casus aannemelijk met correct gebruik
van concepten van filosofie uit deze owe. (O)
Je maakt je visie op deze casus aannemelijk met correct gebruik
van concepten van methodiektheorie uit deze owe. (O)
Het plan is gericht op het empoweren van de cliënt en zijn systeem (N)
Het plan doet recht aan de kwaliteit en kracht van de cliënt en at
hij/zij al heeft ondernomen.
Competentie 5. Samenwerken
Beoordelingscriteria
Je hebt doelgericht samengewerkt en hebt gezamenlijke belangen en doelen nagestreefd. (LC)
Je hebt een inhoudelijke bijdrage geleverd aan het vaststellen van
de doelen. (LG)
Je hebt professioneel je taak en rol in de samenwerking op je
genomen: persoonlijk, integer, transparant, gelijkwaardig etc. (N)
Bij de samenwerking heb je steeds afstemming gezocht met je
medestudenten om samen het doel te bereiken. (I)
Je hebt een professionele onderlinge taakverdeling gezocht en
gevonden. (I)
B. Presentatie:
Toetsvoorwaarden
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
De presentatie geeft relevante argumenten voor de uitvoer van
het plan. (LC)
De presentatie is gestructureerd en heeft een logische opbouw.
(LC)
Het doel van de presentatie is duidelijk. (LC)
De student laat in de presentatie het belang van de cliënt en de
verbinding met (de ontwikkelingen in) het beroep zien en legitimeert daarmee zijn keuzes. (N)
De student profileert zich op persoonlijke en positieve wijze als
vertegenwoordiger van de beroepsgroep. (P)
De student draagt op overtuigende wijze zijn/haar expertise uit en
nodigt de ander uit om te reageren. (I)
De student communiceert met voor de doelgroep begrijpelijke
terminologie. (I)
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. Actieplan
MWD
-V2OMG1
Beroeps
product
B. Presentatie
MWD
-V2OMG2
Handelings
demonstratie
90
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Cijfer
5,5
1
1
−
−
13
Verplichte
literatuur
14
17
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
Maximum
aantal deelnemers
15
16
20
21
Titel OWE
Aantal examinatoren: Voor beide deeltentamens 1 examinator.
Cesuur: Voor beide deeltentamens geldt, dat van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel EN van het maximaal aantal te behalen
punten per beoordelingscriterium minstens 55% behaald moet zijn.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: Voor beide deeltentamens zijn er twee kansen per jaar.
•
Scheffers, M. (2010). Sterk met een vitaal netwerk: Empowerment en de sociaal
netwerkmethode. Bussum: Coutinho.
•
Hoeksema, K. J. & Werf, S. van den (2010). Sociologie voor de praktijk. (7e
druk). Bussum: Coutinho.
•
Bolt, L.L.E. Verweij, M.F. & Delden, J.J.M. (2010). Ethiek in praktijk. (7e druk).
Assen, Koninklijke van Gorcum.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Integrale lijn: De student oefent vaardigheden, maakt een onderbouwd actieplan en geeft
presentaties.
Conceptuele lijn: de student krijgt in ethiek, sociologie en recht concepten aangeboden
waarmee ze hun werkplan en presentatie kunnen onderbouwen.
Praktijk: de student(subgroep) maakt het actieplan in samenspraak met een echte cliënt
uit de praktijkplaats, uit vrijwilligerswerk of uit een ander netwerk.
Integrale lijn: oefenen vaardigheden, toepassen theorie, voorbereiding op toetsen, kennismaking met de Eigen Kracht Centrale, feedback van de docent op de producten.
Hoorcolleges sociologie, ethiek en recht
Werkgroepen sociologie, ethiek en recht
Gastdocenten
Zie 6.
Periode 2 en periode 4.
24 personen per lesgroep.
Groepsmaatschappelijk werk (2GMW)
HAN SIS code: MWD-V2GMW
1
2
3
4
5
6
7
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak /
taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)product
en
MWD
MWD, niveau 2, studiejaar 2, voltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 2
Studiepunten/
studielast in
klokuren
5 stp
140 sbu
Voltijd
Samenhang
met andere
Niveau 1: Methodisch werken, Outreachend & wijkgericht werken, Taak- en ervaringsgericht werken.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
Handelen
Een samenstelling en selectie van een cliëntengroep voor groepsmaatschappelijk werk, die vergelijkbare problematiek hebben en een bepaalde doelgroep
vormen op basis van een draaiboek.
Een selectie van een opname van een groepsbijeenkomst waarin methodische
vaardigheden uit het groepsmaatschappelijk werk en de groepsdynamica worden gedemonstreerd.
Metahandelen
Evaluatie en reflectie op de voortgang van de hulpverlening
Een verantwoording van het eigen handelen en theoretische onderbouwing aan
de hand van methodiek- en sociaal wetenschappelijke literatuur
Beschrijving van gehanteerde dilemma’s en een transfer
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
33,8
21
85,2
91
OWE’n.
8
Ingangseisen
9
Algemene
omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen aan
de OWE
Niveau 2: Systeem- en oplossingsgericht werken, Omgevingsgericht werken, Drang &
Dwang
Niveau 3: Psychosociale hulpverlening-3
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
•
45 studiepunten van niveau 1.
•
Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
•
De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
Groepsmaatschappelijk werk wordt vaak ingezet daar waar individuele problemen van de
dezelfde aard veelvuldig voorkomen. Hierbij kan je denken aan assertiviteit problematiek,
omgaan met stress, verwerkingsproblematiek etc. De ervaring leert dat hulpverlening en
ondersteuning aan mensen vaak een meerwaarde heeft als het gebeurt in de vorm van
groepswerk. Dit is ook de kracht van deze hulpverleningsvorm. Men vindt erkenning en
herkenning bij elkaar, zodat de cliënten naast het werken aan eigen vragen ook voor
elkaar van betekenis kunnen zijn. De groepsleden worden intensief betrokken bij het
oplossen van de problemen en vragen van mede cliënten. Zij vergroten hiermee het
eigen probleemoplossend vermogen. Vaak blijkt dat in de bijeenkomsten problemen niet
altijd toegeschreven hoeven te worden aan het individu, men krijgt ook grip op omgevingen maatschappij gebonden factoren. Groepen kunnen zowel curatieve als preventieve
aspecten hebben. Ook kennen we verschillende soorten groepen, zoals groepen waar je
vaardigheden kunt leren, groepen waar je kennis kunt opdoen en groepen waar je ervaringen kunt delen. Een maatschappelijk werker, die mensen via deze vorm van hulpverlening gaat helpen, moet vertrouwd zijn met het werken met groepen. Dat houdt in dat
hij/zij kennis heeft van groepsdynamica en van theoretische concepten, dat hij/zij weet
hoe een groep opgezet wordt, hoe een draaiboek gemaakt wordt en hoe leiding gegeven
wordt aan een groep in de verschillende fasen van de reeks bijeenkomsten.
Voor de uitvoering van de hulpverlening leer je in deze onderwijseenheid gebruik te maken van de volgende methodieken:
Groepswerk (leefgroepen, trainingsgroepen, gespreksgroepen, vrijwilligersgroepen)
Omgaan met diversiteit
De hulpverlening kan worden geboden in verschillende werksoorten, zoals maatschappelijke opvang, bedrijfsmaatschappelijk werk of vluchtelingenwerk. De doelgroepen waarmee je werkt zijn bijvoorbeeld nieuwe Nederlanders, jongeren, mantelzorgers of cliënten
met werkgerelateerde problemen.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
3. uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
9. ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Tentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
Begeleiden van
een groepsbijCompetentie 3: Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpeenkomst, inclu- verleningsplan.
sief verantwoording
Beoordelingscriteria
Je begeleidt op gestructureerde en doelgerichte wijze je groep op
basis van het draaiboek. (LC)
Je bewaakt het groepsdoel en het groepsproces en je laat tegelijkertijd zien dat je oog hebt voor het individu. (LC)
Je laat zien dat je problemen niet alleen toeschrijft aan het individu
door ook omgevings- en maatschappijgebonden factoren te benoemen. (N)
Je doet een beroep op het probleemoplossend vermogen van de
groepsleden. (N)
Je stimuleert, verbaal en non-verbaal, de interactie tussen de
groepsleden. Dit doe je door het volgende te laten zien:
Je stuurt aan op herkenning en erkenning.
Je stuurt er op aan dat groepsleden van elkaar leren.
Eventuele conflicten of confrontaties kun je werkbaar maken, bijvoorbeeld door een vertaalslag te maken van het inhoudsniveau naar het
betrekkingsniveau. (I)
Competentie 9
Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je onderbouwt je handelen met behulp van verschillende begrippen
uit de praktijktheorie over Groeps(maatschappelijk) Werk en met
92
behulp van concepten uit de psychologie en sociologie. (O)
Je legt de begrippen van de praktijktheorie en de wetenschappelijke
theorie uit en je relateert ze aan je eigen handelen. (O)(DVD)
Je betrekt in je onderbouwing ook de maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het groepswerk en op de door jou geselecteerde doelgroep.(O)
De bronvermelding is correct volgens de APA-richtlijnen. (O)
Je reflecteert op wat er wel en niet goed ging in het begeleiden van
de groep, conform de richtlijnen in de studiehandleiding. (P)
Hier betrek ook de feedback van medestudenten. (P)
Je laat zien dat je kunt beoordelen of je gedragingen/reactiepatronen
vaker voorkomen en of verandering wenselijk is. (P)
Op basis van bovenstaande reflecties formuleer je nieuwe leerdoelen
voor vergelijkbare, toekomstige beroepssituaties. (P)
Bij het formuleren van de doelen betrek je de competenties die bij
deze onderwijseenheid aan de orde zijn. (P)
12
Tentaminering
Tentamen
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Begeleiden van
een groepsbijeenkomst, inclusief
verantwoording
MWD
-V2GMW1
Handelingsdemonstratie
en verslag
cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Weging
1
−
−
13
Verplichte
literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
15
16
17
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
20
Aantal examinatoren: 1 examinator.
Cesuur: Voor het tentamen geldt: 55% van het maximaal aantal te behalen punten
voor het tentamen als geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten
per vast beoordelingscriterium.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: Voor het tentamen zijn er twee kansen per studiejaar.
e
•
Riet, N. van (2009, 10 druk). Groepswerk in het maatschappelijk werk. Assen: Koninklijke van Gorcum.
•
Reader met artikelen
•
Remmerswaal, J. (2008). Handboek groepsdynamica. Een nieuwe inleiding op theoe
rie en praktijk. (9 druk) Soest: Uitgeverij Nelissen.
•
Kaufman, L. (2012). Het geheim van de trainer. De hoofdingrediënten van succesvolde
le trainingen. (2 editie) Amsterdam: Pearson.
N.v.t.
www.groepsmaatschappelijkwerk.nl
Integrale lijn
In de integrale lijn wordt aandacht geschonken aan de oriëntatie op deze OWE en er
wordt gewerkt aan de integrale opdracht voor de beroepstaak. Dit alles gebeurt aan de
hand van deelopdrachten. Je krijgt de opdracht om op grond van een selectie en op
grond van indicaties- en contra-indicaties een groep samen te stellen en een draaiboek
te maken en daar uitvoering aan te geven.
De werkwijze is dat je uit ‘je eigen netwerk’ een groep van acht mensen (cliënten) formeert. Bijvoorbeeld cliënten op je werk of stage, collega’s op je werk of stage, medestudenten van school, vrienden, familie, etc. Deze groep mensen vormt je oefenmateriaal
om de verschillende onderdelen van ‘het werken met groepen’ onder de knie te krijgen.
Ondersteunend onderwijs
De conceptuele lijn bestaat uit werkgroepbijeenkomsten. Er is een vaste psycholoog die
de meeste werkgroepen begeleidt, enkele lessen worden door een docent sociologie
gegeven. De werkgroepen sluiten in de opzet aan op elkaar. Onderwerpen die aan de
orde komen zijn onder andere groepsdynamica, nieuwe Nederlanders, arbeidsrecht en
traumaverwerking.
De vaardighedenlijn
De vaardighedenlijn bestaat uit een training waarin de studenten kunnen oefenen in het
begeleiden van een groep. Onderwerpen die onder andere aan de orde komen zijn de
fasen in het groepsmaatschappelijk werk en de daarbij behorende interventies.
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten
Conceptuele lijn: werkgroepen
Vaardighedenlijn: trainingen, rollenspel
Zie 6.
Voltijd: periode 2 en periode 4.
93
21
Maximum
aantal deelnemers
Doorgaans 24 personen per groep.
Titel OWE
Dwang en Drang (2DWD)
1
2
3
4
HAN SIS code: MWD-V2DWD
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, voltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
5
6
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)product
en
Studiepunten/
studielast in
klokuren
7
Samenhang
met andere
OWE’n
8
Ingangseisen
9
Algemene
omschrijving
1. Een theoretisch onderbouwde, schriftelijke rapportage aan een beslissingsbevoegde
instantie.
2. Een demonstratie van contactlegging en hulpverleningsgesprek met een cliënt.
7,5 stp
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
210 sbu
Voltijd
38,25
32
139,75
•
Niveau 1: Methodisch werken (MTW), Taak- en ervaringsgericht werken (TEW), Outreachend werken in de wijk (OWW)
• Niveau 2: Systeem en Oplossingsgericht werken (SYO), Omgevingsgericht werken
(OMG), Groepsmaatschappelijk werk (GMW)
• Niveau 3: Psychosociale hulpverlening -3
Uitstroomprofiel: Jeugdzorg en GGZ agoog
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
• 45 studiepunten van niveau 1.
• Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
• De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
Dwang en Drang maakt deel uit van de beroepstaak “psychosociale hulpverlening”. Op
niveau 1 is deze beroepstaak ook aan de orde geweest; toen is expliciet aandacht besteed aan de intake, de uitvoeringsfase en de afsluiting en evaluatie.
Op niveau 2 worden drie onderwijseenheden aangeboden die deel uitmaken van deze
beroepstaak: Systeem- en Oplossingsgericht werken, Groepsmaatschappelijk Werk
werken en Drang en Dwang.
In Dwang en Drang leer je op de eerste plaats hoe je (methodisch) werkt met cliënten die
onvrijwillig deelnemen aan hulpverlening, omdat de samenleving dat verlangt (juridisch
kader) of een andere persoon (bijvoorbeeld een partner). In situaties waarin cliënten zich
‘gestuurd’ voelen of gestuurd worden zijn cliënten vaak niet of nauwelijks gemotiveerd
om een gesprek met je voeren. Bij intakegesprekken in situaties van dwang en drang zul
je andere interventies in moeten zetten dan in situaties van vrijwillige hulpverlening om
informatie van cliënt te krijgen.
In het eerste jaar heb je al kennis gemaakt met de methodiek “motiverende gespreksvoering” in de onderwijseenheid OWW, in DWD verdiepen we onze kennis en ervaring met
MG.
Op de tweede plaats leer je een helder en logisch briefrapport te schrijven aan een beslissingsbevoegde instantie, bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming of de
rechtbank. De nadruk ligt op het ontwikkelen van een logische documentstructuur. NB:
de principes die je hierbij leert, zijn prima bruikbaar bij het schrijven van andere beroepsdocumenten.
10
Competenties
Tot slot leer je de theoretische kaders die het werken binnen dwang en drang onderbouwen.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
1. contact leggen, oriënteren en analyseren
2. ontwerpen
3. uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
7. organisatorische randvoorwaarden creëren
9. ontwikkelen van de eigen professionaliteit
94
11
Beoordelingscriteria
Deeltentamen(s)
A. Hulpverleningsgesprek
en mondelinge reflectieve
verantwoording.
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
Competentie 1: contact leggen, oriënteren en analyseren
Beoordelingscriteria
Je benoemt het doel van het gesprek.(LC)
Je bepreekt het dwang/drang karakter van het gesprek (je
geeft uitleg over relevante wet- en regelgeving). (LC)
Je ondersteunt de autonomie van de cliënt.
Je bent responsief. (P)
Je stelt de cliënt op zijn gemak. (P)
Je houding is niet-veroordelend. (P)
Je toont begrip voor de positie waarin de cliënt verkeert. (P)
Competentie 3: uitvoeren, evalueren en bijstellen van
een hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria
Je bent in staat de ambivalentie van de cliënt te onderzoeken en expliciteren. (LC)
Je sluit aan bij de capaciteiten en doelen van de cliënt. (LC)
Je werkt volgens de richtlijnen van motiverende gespreksvoering. Je zet verschillende vormen van reflectie in en
maakt gebruik van de ORBS (O)
Je ontlokt verandertaal. (O)
Je maakt weerstand bespreekbaar. (I)
Competentie 9: ontwikkelen van de eigen professionaliteit
B. Voortgang- of Rapportagetoets
Beoordelingscriteria
Je onderbouwt je handelen met behulp van relevante theorie
(O)
Je herkent en benoemt je kwaliteiten en valkuilen in de methodiek die je gebruikte.( )
Toetsvoorwaarden
Competentie 2: ontwerpen
Beoordelingscriteria
Je brief beschrijft helder de aanleiding om je brief te schrijven. (LC)
Je brief geeft correct de achtergrond van de cliënt weer. (LC)
Je brief geeft een advies dat past bij de situatie. (LC)
Je argumenten onderbouwen daadwerkelijk je advies.(LC)
Je bespreekt informatie uit de casus onder de juiste rubrieken (achtergrond, argumenten,…). (LC).
Je argumenten sluiten elkaar uit. (LC)
Je brief benoemt alle bronnen van je onderzoek (O)
Je argumenten bevatten alle relevante informatie uit de
casus (O)
Competentie 7: organisatorische randvoorwaarden creëren
C. Kennistoets
Beoordelingscriteria
Je brief heeft een correcte aanhef en afsluiting (N)
Je taalgebruik draagt bij aan het overdragen van de boodschap.(N).
Toetsvoorwaarden
Beoordelingscriteria
Je past psychologietheorie correct toe op de casus door het
beantwoorden van vijf psychologievragen.(O)
Je past ethiektheorie correct toe op de casus door het beantwoorden van vijf ethiekvragen.(O)
Je past juridische theorie correct toe op de casus door het
beantwoorden van vijf vragen over recht. (O)
95
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Minimaal
vereist
resultaat
Weging
A. Hulpverleningsgesprek en mondelinge reflectieve
verantwoording.
MWDV2DWD1
Cijfer
5,5
1
B. Voortgang- of
Rapportagetoets
C. Kennistoets
MWDV2DWD2
MWDV2DWD4
Handelingsdemonstratie
en mondelinge
reflectieve verantwoording
Beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
Kennistoets met
open vragen
Cijfer
5,5
1
−
−
13
Verplichte
literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
15
16
Software
Overig materiaal
Activiteiten
17
Aantal examinatoren. Voor alle deeltentamens 1 examinator.
Cesuur. Voor beide deeltentamens geldt dat van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel EN van het maximaal aantal te behalen
punten per beoordelingscriterium minstens 55% behaald moet zijn.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: Voor alle deeltentamens zijn er twee kansen per studiejaar.
•
Van der Veen, M. & Goijarts, F. (2012). Motiverende gespreksvoering voor het
sociaal agogisch werk. Coaching bij gedragsverandering. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum
•
Jagt, L. (Druk 2, 2010). Moet dat nou? Hulpverlening aan onvrijwillige cliënten.
Houten: Bohn Stafleu Van Lochum.
ISBN 9789031373789
•
Bunthof, A en Visscher, Y.M. (2013), achtste druk, Mens en Recht, Houten, Noordhoff Uitgevers,
•
Thuis, M en Verhagen-van Kooten, M, Wetgeving Zorg en Welzijn 2013-2014, SDU
uitgeverij.
•
Otten, J. (2012). Hoe je helder schrijft in het maatschappelijk werk. Lent: Uitgeverij
Quixot.
ISBN 978-90-809072-0-1
•
Zimbardo, P.G., Johnson, R.L., McCann, V. (2013). Psychologie: een inleiding.
Amsterdam: Pearson Education. ISBN: 9789043021678
•
Doorn, L & Etten, Y. & Gademan, M. (2008). Outreachend werken, handboek voor
werkers in de eerste lijn.
•
Holstvoogd, R. (Druk 3, 2006). Maatschappelijk werk in kerntaken. Houten: Bohn
Stafleu van Loghum.
ISBN 9789031347261
N.v.t.
Filmpjes behorende bij de literatuur (online aanvullingen van uitgever)
a. Integraal onderdeel
In het integraal onderdeel is aandacht voor het persoonlijk leerplan en wordt daarnaast
gewerkt aan de integrale opdracht voor de beroepstaak. Dit alles gebeurt aan de hand
van deelopdrachten. In deze integrale lijn wordt de beroepspraktijk zo dicht mogelijk
benaderd door bijvoorbeeld te werken met acteurs. Er wordt geoefend met het voeren
van hulpverleningsgesprekken waarin je cliënten onder andere leert te motiveren voor
hulpverlening. Daarnaast is er aandacht voor het werken aan de relevante beroepsproducten, waaronder de rapportage over de cliënt.
b. Ondersteunend onderwijs
Voor de integrale opdracht heb je allerlei vaardigheden, kennis en inzichten nodig. Om
deze te verwerven wordt er ondersteunend onderwijs aangeboden. Deze zijn:

Communicatieve vaardigheden m.b.t. psychosociale hulpverlening in situaties van
dwang en drang: in hoorcolleges en trainingen communicatieve vaardigheden. De
trainingen richten zich op vaardigheden die specifiek nodig zijn voor situaties van
dwang en drang.

Schriftelijke vaardigheden: in hoorcolleges en werkgroepen. De training gaat in op
schriftelijke (opdracht)rapportage en algemene criteria voor goede rapportage.

Hoorcolleges, theorie en werkgroepen. Hierbij komen theoretische noties uit de
psychologie, recht, filosofie en politicologie aan de orde.
c. Praktijk
Naast het volgen van de onderwijseenheden verricht je ook een aantal uren per week
praktijkwerk. Tijdens het praktijkwerk werk je aan bepaalde opleidingscompetenties en/of
beroepstaken. Zo ook aan competenties die bij deze beroepstaak PSH van belang zijn.
De competenties en de beroepstaken waar je praktijkwerkzaamheden verband mee
houden zijn vastgelegd in het meldingsformulier en je praktijkcontract.
96
18
Werkvormen
19
Les/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum
aantal deelnemers
20
21
Titel OWE
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten, werkgroepen.
Ondersteunend onderwijs: Hoorcolleges, werkgroepen en vaardigheidstrainingen.
Zie 6.
Voltijd: Perioden 1 en 3.
Doorgaans 24 personen per groep.
Concrete en informatieve hulpverlening (2CIH)
HAN SIS code: MWD-V2CIH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)product
en
Studiepunten/
studielast in
klokuren
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, voltijd.
Concrete en informatieve hulpverlening.
Samenhang
met andere
OWE’n
Ingangseisen
Niveau 1: Concrete en informatieve hulpverlening-1
Niveau 3: Concrete en informatieve hulpverlening-3
Algemene
omschrijving
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
−
−
Demonstratie van een bemiddelingsgesprek/pleitbezorgingsgesprek.
Presentatie cliëntdossier.
5 stp
Voltijd
140 sbu
Contacttijd
24
Praktijktijd
35
Zelfstudietijd
81
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
•
45 studiepunten van niveau 1.
•
Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
•
De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
In deze onderwijseenheid staat integrale schuldhulpverlening centraal. Je leert op methodische wijze hulp te verlenen aan mensen met problemen op het gebied van financiën, wonen en recht vaak gecombineerd met psychosociale problematiek.
In de afgelopen jaren nam de schuldenproblematiek flink toe. Recent onderzoek
wijst uit dat één op de zes huishoudens (17%) zich in een problematische schuldsituatie bevindt of daar een groot risico op loopt. Hun schulden zijn zo groot dat zij die
doorgaans niet meer op eigen kracht kunnen oplossen maar ondersteuning nodig
hebben van bijvoorbeeld de schuldhulpverlening. Het oplopen van de werkloosheid
en de dalende huizenprijzen zijn belangrijke factoren bij het toenemen van de schuldenproblematiek.
De toename van de schuldenproblematiek is ook zichtbaar in het beroep op schuldhulpverlening. In 2012 vroegen ruim 100.000 huishoudens om hulp bij een schuldhulpverlenende organisatie. De meeste schuldhulpverlenende organisaties zijn lid
van de NVVK, de branchevereniging voor sociaal bankieren en schuldhulpverlening.
In 2012 vroegen 84.250 mensen bij een NVVK-lid om hulp. In 2008 was dat aantal
nog ongeveer de helft (44.100).
Mensen doen niet direct een beroep op schuldhulpverlening. Gemiddeld kampen ze
al een jaar of vijf met financiële problemen op het moment dat ze zich aanmelden.
De gemiddelde schuldenlast waarvoor mensen om hulp vragen, bedroeg in 2012
ongeveer 33.500 euro, verdeeld over 14 crediteuren. (Jungman, N., Schruer, H.,
2013, Schets van schuldhulpverlening, Hogeschool van Utrecht)
In het dagelijks leven hebben mensen voortdurend te maken met financiële en zakelijke
kwesties: van het boodschappen doen voor de dagelijkse levensbehoeften tot het afsluiten van de best passende ziektekostenverzekering. Voor sommige mensen kan het lastig
zijn om dergelijke zaken goed te regelen.
Als het gaat om financiële kwesties krijgt men regelmatig te maken met verschillende
instanties en regelingen. Het kan dan ingewikkeld zijn om het overzicht te behouden.
Zeker als cliënten zich door problemen op andere levensgebieden, zoals psychische of
lichamelijke gezondheid, in een kwetsbare positie bevinden. Op het moment dat mensen
er zelf niet meer uitkomen, kan een beroep gedaan worden op het maatschappelijk werk.
Om als maatschappelijk werker mensen met financiële problemen van dienst te kunnen
97
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
zijn, is het belangrijk op de hoogte te zijn van juridische en financiële regelingen en de
wijze waarop deze regelingen ingezet kunnen worden.
Om een goed uitgewerkt integraal plan te maken is het noodzakelijk te analyseren wat er
precies aan de hand is en wat mogelijke oorzaken zijn. Daarnaast moet de maatschappelijk werker in complexe en moeilijke zaken het overzicht bewaren en moet hij weten
welke stap op welk moment het beste door de cliënt of hemzelf gezet kan worden. Dat
betekent dat hij in staat is om een systematisch en gestructureerd plan te maken en naar
dat plan te handelen. Meestal zijn bij financiële en juridische problemen allerlei instanties
en personen betrokken. Voor de maatschappelijk werker is het van belang om goed met
deze instanties te overleggen en samen te werken, opdat de hulpverlening optimaal
verloopt.
Een wezenlijk kenmerk van het maatschappelijk werk, namelijk de combinatie van materiële en immateriële hulpverlening, komt in CIHV terug.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
3. uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
5. samenwerken
Tentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden (Bonus)
A. PleitbezorIn week 6 geef je een presentatie van je dossier. Hiermee kun je 2
gingsgesprek.
extra punten verdienen die bij je pleitbezorgingsgesprek opgeteld
worden.
Voor het pleitbezorgingsgesprek kun je maximaal een cijfer 8 halen.
De presentatie wordt gewaardeerd aan de hand van de volgende
criteria:
Je verantwoordt de analyse aan de hand van relevante inzichten uit
de sociologie
Je verantwoordt je plan aan de hand van screeningsinstrument
klantprofielen
Je laat zien dat je plan is opgebouwd uit de volgende 4 onderdelen:
•
Psychosociale hulpverlening
•
Budgetbeheer
•
Budgetbegeleiding
•
Schuldregeling
Je geeft goed aan wie wat doet in het hulpverleningsplan en je
verantwoordt je keuze hierin
Je laat zien op welke wijze je cliënt hebt betrokken bij het maken
van een sluitende begroting
Je laat zien op welke manier de beroepscode je keuzes heeft beïnvloed.
Competentie 3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een
hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria
Je informeert de andere partij correct over de aanleiding en het doel
van het gesprek. (LC)
Je benoemt de belangen en de mogelijkheden van de cliënt zodat
schuldeiser weet wat hij kan verwachten. (LC)
Je benoemt de activiteiten die de cliënt zelf onderneemt en diens
eigen verantwoordelijkheid. (LC)
Je gebruikt de juiste informatie op basis van kennis van het Nederlands Recht of literatuur over de schuldhulpverlening. (O)
Met deze onderbouwing sluit je aan bij het niveau van de schuldeiser (O)
Competentie 5. Samenwerken
Beoordelingscriteria
Je gaat zorgvuldig om met de privacy van de cliënt. (N)
Je stelt je passend bij de beroepsrol op. D.w.z. dat je de belangen
van de cliënt behartigt waarbij het contact met schuldeiser behouden blijft. (I)
Je streeft zichtbaar naar de dialoog met de schuldeiser. (I)
Je laat schuldeiser op voorstellen reageren. (I)
Je geeft op een begrijpelijke wijze aan waarom voorstellen van
schuldeiser bruikbaar of niet bruikbaar zijn. (I)
98
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. Pleitbezorgingsgesprek
MWD
-V2CIH1
Handelings
demonstratie
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Weging
1
−
Aantal examinatoren. Voor de handelingstoets: 1 examinator.
Cesuur. Voor dit tentamen geldt als cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen
punten voor het tentamen als geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen
punten per vast beoordelingscriterium.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: Voor dit tentamen zijn er twee kansen per studiejaar.
Hieronder vind je een totaaloverzicht van de literatuur per lijn.
Integrale lijn
•
Haster, D. (2013). Basisboek integrale schuldhulpverlening. Groningen: Noordhoff
uitgevers. ISBN: 9789001820824
•
Bunthof, A. & Visscher, Y.M. (2013). Mens en Recht. Groningen: Noordhoff Uitgevers. ISBN 978-90-01-81553-0
•
Fleischmann, K. (Eindred.). (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk werker.
Utrecht: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW. ISBN:
9789070620264
Conceptuele lijn
•
Bunthof, A. & Visscher, Y.M. (2013). Mens en Recht. Groningen: Noordhoff Uitgevers. ISBN 978-90-01-81553-0
•
Voor recht: Wettenbundel aangeschaft in eerste studiejaar
•
Hoeksema, K.J. & Werf van der, S. (2010). Sociologie in de praktijk. Bussum: Couhinho
Verplichte artikelen op scholar. Zie onder bronnen het kopje artikelen.
•
Hoenderkamp, J. (2010). De kleine gids WMO 2010. Deventer: Kluwer. ISBN
9789013074222
•
Levecque, K. (2008). Armoede en Depressie. Voorburg: Acco. ISBN
9789033469299
•
Martens, F.L. & Schruer, H.D.L.M. (Ed.) (2007). Schuld of geen schuld. Amsterdam:
Reed Elsevier. ISBN 905749968
•
Pool, M. (2010). Alle dagen Schuld. Praktijkverhalen over armoede. Amsterdam:
Uitgeverij Augustus. ISBN 9789045701189
•
Von Weersch, K., Van Dongen, L., Hinskens, E., et.al. (2009). De kleine gids bijstand 2009-2. Deventer: Kluwer. ISBN 9789013068412
Scholar.
N.v.t.
−
13
Verplichte
literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
15
16
17
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
Integrale lijn
In deze onderwijseenheid worden ten dienste van het werken aan de beroepstaak verschillende deelopdrachten aangeboden die het hele hulpverleningsproject omvatten.
Dit doe je in integrale bijeenkomsten. In de eerste week is er een hoorcollege integraal
werken in de schuldhulpverlening. Dit wordt verzorgd door een gastdocent uit de praktijk
van schuldhulpverlening.
In een van de lesweken komt een gastdocent uit de praktijk van de schuldhulpverlening
informatie geven over schuldhulpverlening in de praktijk. Hier gaat het met name om de
begroting en de rol van client om een sluitende begroting te kunnen maken Studenten
kunnen hun vragen over de door hen te maken begroting aan deze gastdocent voorleggen. In 2 hoorcolleges komen professionals uit de praktijk. Zij geven een hoorcollege
over de WSNP (Wet Sanering Natuurlijke Personen) en over de Gemeentelijke kredietbank.
Ondersteunend onderwijs: conceptuele lijn
Voor het uitvoeren van de integrale opdracht heb je vaardigheden, kennis en inzichten
nodig. Deze kun je extra ontwikkelen via het ondersteunend onderwijs: hoorcolleges en
conceptuele werkgroepen. Er wordt aandacht besteed aan concepten vanuit recht en
sociologie.
Praktijkwerk
Naast het volgen van de onderwijseenheden verricht je ook een aantal uren per week
praktijkwerk. Tijdens het praktijkwerk werk je aan bepaalde opleidingscompetenties en/of
beroepstaken. Zo ook aan competenties die bij deze beroepstaak CIHV van belang zijn.
De competenties en de beroepstaken waarmee je praktijkwerkzaamheden verband houden, zijn vastgelegd in het meldingsformulier en je praktijkcontract.
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten en (enkele) hoorcolleges.
Ondersteunend onderwijs: hoorcolleges en werkgroepen.
99
19
20
21
Les/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum
aantal deelnemers
Zie 6.
Voltijd: periode 2 en periode 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Titel OWE
Casemanagement (2CAM)
1
2
3
HAN SIS code: MWD-V2CAM
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, voltijd.
Casemanagement.
4
5
6
7
8
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)product
en
Studiepunten/studielast
(in klokuren)
Samenhang
met andere
OWE’n
Ingangseisen
9
Algemene
omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
• Directe en indirecte hulp- en dienstverlening.
• Werken in en vanuit een arbeidsomgeving.
Multidisciplinair overleg aan de hand van een casus, inclusief verantwoording.
7,5 stp
Voltijd
210 sbu
Contacttijd
29
Praktijktijd
35
Zelfstudietijd
146
Niveau 3: Casemanagement 3
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
• 45 studiepunten van niveau 1.
• Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
• De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling.
Veel cliënten hebben te maken met meer problematieken. In zo’n geval krijgen zij te
maken met hulp- en dienstverleners uit verschillende disciplines. Het is van groot belang
dat deze hulp- en dienstverleners hun bemoeienis met de cliënt op elkaar afstemmen. Zij
moeten ervoor zorgen dat de hulp op één lijn zit en versterkend werkt naar elkaar. Ook
moeten zij ervoor waken dat de cliënt te zwaar belast wordt doordat hij op teveel fronten
tegelijk wordt aangesproken. Deze afstemming wordt bereikt door casemanagement,
waarbij een professional als casemanager het voortouw neemt en- samen met de cliëntde regie voert.
In deze OWE werk je als casemanager samen met personen van formele en informele
zorg en neem je de leiding in het multidisciplinair overleg.
Je houdt daarbij rekening met de context: soms is de hulpverlening vrijwillig voor de
cliënt, soms is er een situatie van dwang en drang, waarin de cliënt vaak niet of minder
gemotiveerd is.
5: samenwerken
6: leiding geven
Deeltentamens
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
A. Handelingsdemonstratie met
Voor zowel linking als voor monitoring is een toetsfilmpje van acht
schriftelijke verminuten gemonteerd, aanwezig en te bekijken.
antwoording
Bij zowel het linking- als monitoringgesprek zijn minimaal 3 professionals aanwezig.
Een oefenfilmpje van ongeveer 15 minuten is ingeleverd:
- Voor reguliere student: in lesweek 7.
- Voor vertrager of inhaler: bij de toets.
Bij de verantwoording van je strategie maak je gebruik van minstens 1 Engelstalige bron.
Je verantwoordingsverslag is tussen 1100 en 1500 woorden.
Competentie 5: samenwerken
Beoordelingscriteria
Jouw interventies sluiten zichtbaar aan bij de behoeften en wensen
van de cliënt (linking en monitoring). (LC)
Je stemt de rollen, taken en werkwijzen zo af dat de bereidheid tot
100
samenwerken bevorderd wordt (linking en monitoring). (I)
Je gaat in op de ideeën van anderen en onderzoekt deze op bruikbaarheid. (linking). (I)
Je stelt relevante vragen over ingenomen standpunten en onderliggende belangen (linking en monitoring). (O)
Je plaatst deze in het perspectief van gemeenschappelijke belangen. (O)
Competentie 6: begeleiden en leiding geven
Beoordelingscriteria
Je leidt het team in het maken van duidelijke afspraken over de
activiteiten en de daarbij horende resultaten (linking en monitoring). (LC)
Je evalueert tussentijds zorgvuldig de effecten van de gevolgde
werkwijze en doelen (monitoring). (LC)
Je interventies en je non-verbale houding passen bij je rol als casemanager (linking en monitoring). (LC)
Je stemt je communicatief af op de deelnemers van de bijeenkomst (linking). (I)
Je verantwoordt op aannemelijke wijze waarom de cliënt en/of zijn
wel of niet aanwezig zijn (linking en monitoring). (I)
Je draagt op constructieve wijze bij aan de teamcohesie en betrokkenheid aantoonbaar vergroot (linking en monitoring). (N)
Bij spanningsvelden doe je recht aan de belangen van alle partijen
(linking en monitoring). (N)
Competenties 5 en 6
Beoordelingscriteria voor de verantwoording van de handelingsdemonstratie.
Je onderbouwt je opstelling in de bijeenkomsten met passende
theorie over teamsamenwerking en over leiderschapsstijlen. (O)
De (praktijk-) theorie van casemanagement is op juiste wijze gebruikt om de gevolgde strategie en methodiek te verklaren. (O)
De verantwoording van jouw professionele rol als casemanager
koppel je aan je beroepsidentiteit. (O)
De interventies, gericht op empowerment van de cliënt, worden
herkenbaar en adequaat aan de hand van twee momenten verantwoord. (O)
12
Tentaminering
B. Kennistoets
recht
5 open vragen; weging vragen staat vermeld op tentamen
C. Kennistoets
psychiatrie
5 open vragen; weging vragen staat vermeld op tentamen
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. Handelingsdemonstratie
met schriftelijke verantwoording
MWDV2CAM4
B. Kennistoets recht
MWDV2CAM5
MWDV2CAM6
handelingsdemonstratie
en
verslag
kennistoets
kennistoets
C. Kennistoets psychiatrie
Weging
cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Cijfer
5,5
1
Cijfer
5,5
1
2
Voor alle deeltentamens geldt:
Aantal examinatoren: 1
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als
geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per vast beoordelingscriterium.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
Voor deeltentamen 1 geldt tevens dat voldaan moet zijn aan de criteria voor Nederlandse Taal
Aantal kansen: twee per studiejaar
Alle deeltentamens moeten voldoende zijn om studiepunten te krijgen toegewezen.
-
101
13
Verplichte
literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
15
16
17
Integrale lijn
•
Riet van, N. & Wouters, H. (2010). Casemanagement: Een leer-werkboek over de
organisatie en coördinatie van zorg-, hulp- en dienstverlening. Assen: Koninklijke van
Gorcum.
Conceptuele lijn
•
Deth, R. van (2013). Psychiatrie. Houtem/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum.
e
•
Bunthof, A. & Visscher, Y.M. (2013). Mens en Recht (8 druk). Houten: Noordhoff
Uitgevers.
•
Thuis, M. & Verhagen-van Kooten, M. (2013). Wetgeving Zorg en Welzijn 2013-2014.
Den Haag: SDU uitgeverij.
Zie studiehandleiding en scholar.
N.v.t.
N.v.t.
De beroepstaak is opgedeeld in een aantal deelopdrachten, die zijn opgesteld aan de
hand van de stappen van een casemanagementmethode. Deze stappen zijn:
− Assessment van de cliënt en diens omgeving om een beeld te krijgen van de behoeften
van de cliënt; de behoeften vertalen in doelen; een plan van aanpak maken, waarin verschillende disciplines een rol spelen.
− Linking: je voert een gesprek met de beoogde hulp- en dienstverleners en de cliënt
en/of leden van het sociale netwerk om het plan door te spreken en afspra-ken te maken
over de onderlinge afstemming.
− Monitoring en evaluatie. Monitoring is nodig om te bewaken dat alle betrokkenen zich
daadwerkelijk aan de afspraken houden en elkaar via rapportage op de hoogte houden
van de voortgang. Mogelijk signaleer je hierbij factoren op meso- of macroniveau die niet
door je team beïnvloed kunnen worden, maar die wel bepalend zijn voor het succes van
de hulp- en dienstverlening. Tenslotte evalueer je met je team de gehanteerde werkwijze
en de behaalde resultaten. Aan je cliënt vraag je of hij zowel met de werkwijze als de
resultaten tevreden is.
Activiteiten per onderwijsonderdeel:
a. Integrale lijn
Voor het werken aan de integrale opdracht (de beroepstaak, bestaande uit de deelopdrachten) neem je deel aan wekelijkse groepsbijeenkomsten onder begeleiding van
een docent, waarin je samen de beroepstaak verkent, werkplannen en afspraken maakt.
Ook is dit de plek waar je de resultaten aan elkaar en aan de docent presenteert en
feedback krijgt.
b. Ondersteunend onderwijs
− lessen over de theorieën van recht en psychiatrie die je nodig hebt om de be-roepstaak
onderbouwd te kunnen uitvoeren, erop te reflecteren en je werkwijze en resultaten te
verantwoorden; dit zullen conceptuele werkgroepen en hoorcolleges zijn.
c. Praktijk
Naast het volgen van de onderwijseenheden verricht je ook een aantal uren per week
praktijkwerk. Tijdens het praktijkwerk werk je aan bepaalde opleidingscompetenties en/of
beroepstaken. Je gebruikt je praktijkwerk als leerbron voor deze onderwijseenheid door
waar mogelijk praktijkervaring met het geleerde op te doen en om deze ervaringen in te
brengen in de lessen
18
19
20
21
Werkvormen
Les/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum
aantal deelnemers
Werkgroepen voor de integrale- en conceptuele lijn en hoorcolleges.
Zie 6.
Periode 2 en periode 4.
Maximaal 24 deelnemers.
102
Titel OWE
Signalering en Preventie (2SEP)
HAN SIS code: MWD-V2SEP
1
2
3
4
5
6
7
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/
studielast (in
klokuren)
Samenhang
8
Ingangseisen
m.b.t. tentamens
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelings
criteria.
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, voltijd.
Signalering en preventie.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
• Verslag analysefase
• Verslag preventieve interventie en metahandelen
7,5 stp
210 sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Voltijd
32
35
Zelfstudietijd
143
Niveau 1: Signalering en preventie 1
Niveau 3: Signalering en preventie 3
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
•
45 studiepunten van niveau 1.
•
Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
•
De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
In deze onderwijseenheid staat de beroepstaak ‘Signalering en preventie’ op niveau 2
centraal. Deze beroepstaak is ook in de propedeuse (op niveau 1) aan de orde geweest. Toen is vooral aandacht besteed aan het opvangen en analyseren van signalen. Op niveau 2 leer je op methodische wijze een preventieve interventie te ontwikkelen.
Als hulpverlener in een instelling signaleer je problemen binnen je eigen organisatie
en in je omgeving. Het is belangrijk dat je deze signalen oppakt en er iets aan kunt
doen wanneer de achterliggende problematiek ernstig is en wellicht is te voorkomen
binnen de mogelijkheden die je werk en je omgeving bieden. Het is daarbij van belang om in een dergelijke situatie te weten wat dat ‘iets doen’ kan betekenen. Hoe
geef je ‘iets doen’ methodisch en onderbouwd vorm?
In deze onderwijseenheid onderzoek je het gebied van preventie. Je kent theoretische stromingen en visies. Daarbij krijg je inzicht in ‘good practices’, maar je leert ook
dat preventieve interventies juist een ongewenst effect kunnen hebben. Wanneer je
de achterliggende problematiek analyseert om te beslissen of je een preventieve
interventie gaat nemen kom je verschillende uitdagingen tegen. Wat zijn mogelijkheden en onmogelijkheden? Wat zijn de kosten en de baten? Welke ethische aspecten
zitten er aan je interventie? Uiteindelijk ontwikkel je een preventieve interventie die
aansluit op je signaal.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
4. Signaleren en preventief werken
9. Ontwikkeling van de eigen professionaliteit
10. Bijdragen aan de professionele ontwikkeling van het beroep.
Deeltentamens
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
A. Verslag analysefase
Competentie 4. Signaleren en preventief werken
Beoordelingscriteria
Je hanteert de onderzoeks-stappen zoals beschreven in Migchelbrink. (LC)
Je formuleert een conclusie op basis van de uitkomsten van je
analyse en je benoemt daarbij de aangrijpingspunten voor je
preventieve interventie. (LC)
De analyse beschrijft voldoende theoretische inzichten die
relevant zijn voor het signaal. (O)
Je beschrijft de aard, omvang, ernst van het gesignaleerde
probleem volgens het handboek PREFFI. (O)
Je legt het theoretisch model van Hosman (eimodel) uit en
past het toe op jouw signaal. (O)
Bronvermelding in je verslag voldoet aan de APA normen. (O)
103
Competentie10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
B. Verslag preventieve interventie en
metahandelen
Beoordelingscriteria
De probleemstelling bestaat uit doelstelling, vraagstelling en
minimaal twee subvragen die op elkaar aansluiten.
Toetsvoorwaarden
Competentie 4. Signaleren en preventief werken
Beoordelingscriteria
Je plan voor een preventieve interventie is gebaseerd op de
aangrijpingspunten zoals beschreven in je analyse. (LC)
Je beargumenteert waarom jouw interventie aansluit bij de
doelgroep. (LC)
Je preventieve interventie is gebaseerd op literatuur over
preventie (m.n. uit handboek PREFFI). (O)
Je legt uit om welk soort preventie jouw interventie gaat m.b.v.
het model van Mrazek en Haggerty. (O)
Je verwerkt minimaal twee effectieve interventies in je plan,
zoals beschreven in het handboek PREFFI. (O)
Je maakt gebruik van een good practice. (O)
Je onderbouwt waarom je deze good practice wilt gebruiken.
(O)
Je legt uit welke ethische aspecten betrekking hebben op dit
plan. (N)
Je onderbouwt dit met minimaal twee principes uit het artikel
van Van der Stel. (N)
Je geeft je visie op het plan en onderbouwt deze aan de hand
van de veranderkundige modellen van Donkers. (P)
Je beschrijft hoe je je doelgroep zo hoog mogelijk op de participatieladder van PRETTY laat deelnemen aan de totstandkoming van je plan. (I)
Je beschrijft hoe je draagvlak kunt creëren voor je interventie
bij samenwerkingspartners. (I)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je reflecteert op hoe je je hebt ontwikkeld in competentie 4 en
10.
Je benoemt expliciet je sterke punten en leerpunten m.b.t.
competentie 4 en 10. (P)
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
Je maakt concreet welke bijdrage jouw interventie levert aan
de professionele ontwikkeling van het beroep. (LC)
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. Verslag
analysefase
MWD
-V2SEP4
Beroepsproduct
B. Verslag
preventieve
interventie en
metahandelen
MWD
-V2SEP5
Beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
1
Voor beide deeltentamens geldt:
−
Aantal examinatoren: 1
−
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen
als geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per vast beoordelingscriterium.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: twee per studiejaar
104
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
15
16
17
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
20
21
•
Hoeksema, Klaas. J. & Werf, Siep. van der (2010). Sociologie voor de praktijk:
een inleiding in de sociologie voor het HBO. Coutinho, Bussum.
•
Kok, H., Molleman, G., Saan, H., Ploeg, M. (2005). Handboek Preffi 2.0: richtlijn
voor effectieve gezondheidsbevordering en preventie. NIGZ, Woerden.
•
Migchelbrink, F. (2008). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. SWP: Amsterdam.
•
NVMW (2008). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. NVMW, Utrecht.
•
Roos, S. de, Dinther, M. van (2011). Preventie in de hulp- en dienstverlening.
Toepassingen en achtergronden. Coutinho, Bussum.
•
Scholte, M. & Splunteren, P. van (2007). Opgelet!: systematisch signaleren in het
maatschappelijk werk, Coutinho, Bussum.
•
Verharen, L., Nicolasen, A. (2005). Maatschappelijk werk in de breedte. Bohn,
Stafleu van Loghum Houten.
•
Reader behorende bij deze OWE: nummer 1393
•
Sluiter, Siny (2010). Signalering in het sociaal-agogisch werk. Met het oog op de
samenleving. Bohn, Stafleu van Loghum, Houten.
•
Stel, Jaap van der (2009). Handboek preventie. Voorkomen van psychische
problematiek en bevorderen van geestelijke gezondheid. Koninklijke Van Gorcum, Assen.
N.v.t.
http://www.nigz.nl/docfiles/SCOREBOEK%20DEF.pdf
In deze onderwijseenheid krijg je de opdracht om op methodische wijze een preventieve interventie te ontwikkelen. De interventies dienen een preventief doel en kunnen
het karakter hebben van:
Belangenbehartiging van de doelgroep naar instanties en (lokale) politiek
Voorlichting geven
Projecten opzetten
Professioneel netwerk opzetten
Je vangt een signaal op. Je onderzoekt of dit signaal actueel, reëel en relevant is.
Vervolgens doe je onderzoek naar de problematiek en context achter het signaal. Je
beoordeelt of er een interventie opgezet moet worden. Indien dit het geval is schrijf je
een methodisch onderbouwd plan van aanpak voor een interventie.
Bij deze opdracht wordt de context en doelgroep waarvoor je het plan van aanpak
voor een interventie gaat schrijven, afgeleid uit het signaal waarmee je aan de slag
gaat. Dit signaal, de doelgroep en de context kies je zelf. Of je nu werkt in een verzorgingstehuis voor ouderen of in een multidisciplinair team om probleemjongeren
eerder te signaleren, in beide functies is de hier genoemde beroepstaak essentieel.
Activiteiten per onderwijsonderdeel:
a. Integraal onderdeel
In week 1 tot en met 8 zijn er bijeenkomsten in de integrale lijn. In deze lessen krijg
je ondersteuning bij het opvangen van een signaal, het maken van een probleemanalyse en de interventiekeuze en –ontwikkeling. Je kunt daarbij gebruik maken van een
subgroep, waarmee je kunt overleggen en aan wie je consultatie kunt vragen.
b. Ondersteunend onderwijs
Om goed aan de integrale opdracht te kunnen werken heb je kennis over theoretische concepten nodig, en vaardigheid in het doen van deskresearch. Deze kun je
ontwikkelen via het ondersteunend onderwijs. In de conceptuele lijn wordt aandacht
besteed aan preventie (inleiding en aandachtspunten), het creëren van draagvlak,
participatie van de doelgroep, ethiek en preventieve interventies. Er is een gastcollege waarin een professional uit de praktijk komt vertellen welke plaats Signalering en
preventie in zijn of haar instelling inneemt. In de training leer je om goed deskresearch uit te voeren.
c. Praktijkwerk
Je gebruikt je praktijkwerk als leerbron voor deze onderwijseenheid door waar mogelijk praktijkervaring met het geleerde op te doen en om deze ervaringen in te brengen
in de lessen. Op je stageplek kun je een signaal opvangen om mee aan de slag te
gaan.
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten
Ondersteunend onderwijs: Hoorcolleges, gastcollege en training.
Zie 6.
Voltijd: periode 1 en periode 3.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
105
Titel OWE
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (2KBO)
HAN SIS code: MWD-V2KBO
1
2
3
7
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
Samenhang
8
Ingangseisen
4
5
6
9
Algemene omschrijving
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, voltijd.
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling.
Werken in de eigen instelling of organisatie.
Evaluatie professionele standaard.
Metahandelen samenwerken.
5 stp
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
140 sbu
Voltijd
18
23
99
Niveau 1: Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling niveau 1
Niveau 3: Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling niveau 3
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
• 45 studiepunten van niveau 1.
• Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
• De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk
7).
In deze OWE krijg je de opdracht om in een praktijkorganisatie een onderwerp te
kiezen dat voor verbetering vatbaar is; wat een knelpunt is voor het primaire proces.
Door naar bestaand beleid en daaruit voortvloeiende professionele standaard te kijken en deze kritisch te evalueren op basis van een theoretische verkenning en praktijkonderzoek, ontwikkel je je attitude als Maatschappelijk Werker, Je leert dus als
Maatschappelijk Werker knelpunten te zien èn op te lossen, alles uiteraard ten behoeve van de (kwaliteit aan de) cliënt. Dit draagt tevens bij aan je eigen ontwikkeling
tot een ‘kritische professional’ met een ‘onderzoekende houding’
Het doel van de opdracht is dat je met de evaluatie van een professionele standaard
komt tot aanbevelingen voor verbetering en daarmee een bijdrage levert aan de kwaliteit van de hulp- of dienstverlening, dus het primaire proces, binnen een praktijkorganisatie.
Je werkt gedurende deze OWE aan deze opdracht(en) in projectteams van 4 à 5
studenten. In de samenwerking wordt er van je verwacht dat je een inhoudelijke bijdrage levert aan het vaststellen en uitvoeren van de gezamenlijke teamdoelen en het
(planmatig) realiseren ervan. Je verwoordt en verantwoordt hierbij het eigen handelen
naar anderen toe. Je eigen bijdrage evalueer je op twee momenten in je groep aan
de hand van een peerassessment. De opgedane inzichten en leerervaringen leg je
vast in een individueel verslag waarin je terugkijkt op het samenwerkingsproces.
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
5. samenwerken
7. organisatorische voorwaarden scheppen
8. bijdragen aan kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
Deeltentamens
Competenties en Beoordelingscriteria
A. Evaluatie professionele standaard
Toetsvoorwaarden
Competentie 7. Organisatorische voorwaarden scheppen.
Beoordelingscriteria
De aanbeveling is afgestemd op d organisatorische kaders en
beleidskaders van de organisatie.(I)
De aanbeveling houdt zichtbaar rekening met de professionele
ruimte van de maatschappelijk werker.(I)
Competentie 8. Bijdragen aan kwaliteitsverbetering en
beleidsontwikkeling
Beoordelingscriteria
Inhoudelijke analyse (effectevaluatie), aanbeveling en verantwoording vormen een logisch geheel. (LC)
106
Je hanteert systematisch een methode om de kwaliteit van
beleid te meten (effectevaluatie). (LC)
Je rapporteert geordend, begrijpelijk en in correct Nederlands.(LC)
De aanbeveling is gebaseerd op een inhoudelijke analyse van
het beleid (effectevaluatie). (O)
De aanbeveling is gebaseerd op gesignaleerde nieuwe ontwikkelingen. (O)
In de verantwoording geef je beargumenteerd weer hoe de
aanbeveling een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van het
beleid en het primaire proces. Je doet dit op basis van literatuur over kwaliteit en beleid. (O)
In de verantwoording geef je beargumenteerd weer welke
keuzes je hebt gemaakt ten aanzien van het product en de
gemaakte stappen in het proces. Dit doe je op basis van de
resultaten van de inhoudelijke analyse en literatuur over praktijkgericht onderzoek. (O)
B. Metahandelen en
samenwerken
Toetsvoorwaarden
Competentie 5. Samenwerken
Beoordelingscriteria
Je beschrijft in concrete bewoordingen hoe je een inhoudelijke
bijdrage hebt geleverd aan het vaststellen van gemeenschappelijke doelen en het planmatig realiseren ervan. (LC)
Je verwoordt en verantwoordt je handelen in de samenwerking
met behulp van inzichten en argumenten. (O)
Je geeft concrete voorbeelden van je ontwikkeling en onderbouwt deze aan de hand van theorie over teamkwaliteit. (O)
Je toont inzicht in je persoonlijke overtuigingen, kwaliteiten,
valkuilen, rol in het team en maakt deze zo nodig bespreekbaar. (P)
Leg in persoonlijke bewoordingen uit welke inzichten deze
beroepstaak jou heeft opgeleverd. (P)
Je neemt het initiatief om de verschillende taken en rollen te
bespreken, te beargumenteren en te verdelen, rekening houdend met in het team aanwezige kwaliteiten. (I)
Je geeft actief collegiale consultatie en feedback. (I)
Je vraagt actief om collegiale consultatie en feedback en
gebruikt deze. (I)
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
15
16
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. Evaluatie professionele standaard
MWD
-V2KBO1
Beroepsproduct
B. Metahandelen en
samenwerken
MWD
-V2KBO2
Handelingsdemonstratie
& verslag
Cijfer
5,5
1
1
Voor beide deeltentamens geldt:
−
Aantal examinatoren:1.
(bij deeltentamen B is het oordeel van de examinator mede gebaseerd op het
peerassessment)
−
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen
als geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per vast beoordelingscriterium.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: twee per studiejaar.
−
Migchelbrink, F. (2010). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam:
SWP. (reeds op niveau 1 aangeschaft)
e
−
Verhagen, P. (2011). Kwaliteit met Beleid. 2 druk. Bussum, Uitgeverij Coutinho.
De aanbevolen literatuur is te downloaden op Scholar.
N.v.t.
De volgende websites kun je gebruiken voor het opzoeken van achtergrondinformatie:
www.zorgvoorbeter.nl
www.movisie.nl
107
17
18
19
20
21
Activiteiten
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
www.zorgwelzijn.nl
www.nvmw.nl
a. Opleiding
Voor het werken aan de opdrachten neem je deel aan groepsbijeenkomsten, onder
begeleiding van een docent. In deze bijeenkomsten wordt de beroepstaak verkend,
de theorie besproken en worden werkplannen en afspraken maakt. Ook is dit de plek
waar je de resultaten aan elkaar en aan de docent presenteert en feedback krijgt.
b. Praktijk
Voor het vergroten van je competenties maak je op onderdelen van deze beroepstaak gebruik van de praktijk. Studenten kiezen een professionele standaard uit
een praktijkorganisatie (vaak een stage-instelling of werkplek van een van de studenten). In de praktijkorganisatie vindt tevens de concrete uitvoering van het onderzoek
plaats (met name de dataverzameling).
Werkcolleges.
Zie 6.
Voltijd: periode 1 en periode 3.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Titel OWE
Leerlijn Professionele ontwikkeling (2LPO)
1
2
3
4
HAN SIS code:MWD-V2LPOa
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, voltijd.
Professionele ontwikkeling.
Professionaliteit en professionalisering
5
6
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/
studielast (in
klokuren)
7
Samenhang met
andere onderwijseenheden
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
• Persoonlijk ontwikkelingsplan
• Betoog m.b.t. een actuele maatschappelijke of beroepsontwikkeling
5 stp / 140 sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
Voltijd
40
35
65
Deze onderwijseenheid hangt samen met de leerlijn professionele ontwikkeling op
niveau 1 en 3 en er is een continue samenhang met alle beroepstaken van de opleiding. Professionele ontwikkeling vindt immers niet geïsoleerd plaats, maar vindt plaats
door te werken aan beroepstaken en door in aanraking te komen met beroepsontwikkelingen
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
• 45 studiepunten van niveau 1.
• Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
• De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
De Onderwijseenheid Professionele Ontwikkeling (LPO) bereidt je voor op een leven
lang leren als maatschappelijk werker. De onderwijseenheid geeft je zicht op de beroepscompetenties en de beroepscode in het licht van actuele beroepsontwikkelingen
en leert je vaardigheden aan om continue en proactief te anticiperen op deze ontwikkelingen, zodat de kwaliteit van je beroepsuitoefening hoog blijft in een steeds veranderende omgeving.
In deze onderwijseenheid staan Competenties 9 en 10 centraal:
9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep.
Deeltentamen
Competenties en Beoordelingscriteria
A. Betoog
Toetsvoorwaarden
Het betoog bevat maximaal 1800 woorden
Het betoog is ingediend via Ephorus en vrij van plagiaat
Competentie 10.Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep.
Beoordelingscriteria
De conclusie van je betoog (het voornaamste standpunt) is direct
helder. (LC)
Je argumenten leiden op logische wijze naar de conclusie. (LC)
108
Je argumenten zijn wederzijds uitsluitend en uitputtend. (LC)
Je onderbouwt je argumenten met feitelijke informatie uit relevante bronnen. (O)
Je verwijst volgens de APA richtlijnen naar bronnen. (O)
Het verband tussen de inhoud van het betoog en de beroepswaarden/beroepscode van het maatschappelijk werk is helder. (N)
Je betoog getuigt van kennis en inzicht in actuele ontwikkelingen
in de beroepspraktijk. (O)
Nederlandse taal
Zie beoordelingsformulier
B. Voortgangstoets kennisbasis
Toetsvoorwaarden
Niet van toetspassing
Competenties n.v.t.
Kennisbasis (BOK-MWD)
Beoordelingscriteria
Volgens antwoordmodel
Toetsvoorwaarden
Niet van toepassing.
Competenties n.v.t.
C. Praktijkwerk,
urenregistratie
D. Praktijkwerk,
eindbeoordeling
Beoordelingscriterium
Minimaal 280 uur praktijkwerk.
Toetsvoorwaarden
Praktijkcontract is ingeleverd en goedgekeurd.
Werkplan en Middenevaluatie praktijkwerk zijn ingeleverd bij docent.
Competenties
Afhankelijk van praktijkplek (vastgelegd in praktijkwerkplan)
Beoordelingscriteria
- de uitvoering van je werkzaamheden, je bijdrage aan de praktijkbegeleiding, je reflectie en verantwoording zijn conform
verwachting van de praktijk op niveau 2
Competenties n.v.t.
E. International
week
Beoordelingscriteria
Bewijs van deelname
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. Betoog
MWD
-V2LPOa1
Beroepsproduct
Cijfer
B. Voortgangstoets
kennisbasis
MWD
-V2LPOa2
Kennistoets
Voldaan/
niet voldaan
C. Praktijkwerk,
urenregistratie
MWD
-V2LPOa3
Urenregistratie
D. Praktijkwerk,
eindbeoordeling
MWD
-V2LPOa7
E. International
Week
MWDV2LPOa6
Aantal examinatoren
Cesuur
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Weging
0
Voldaan/
niet voldaan
2x deelname
Is voldaan
280 uur
Is voldaan
Verslag
Cijfer
5,5
1
Bewijs van
deelname
Voldaan/
niet voldaan
voldaan
0
A. Betoog
B. Voortgangstoets kennisbasis
C. Praktijkwerk, urenregistratie
D. Praktijkwerk, eindevaluatie
E. International week
A. Betoog
109
1
0
1 examinator
N.v.t.
N.v.t.
1 examinator
N.v.t.
55% van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel
EN 55% van het maximaal aantal te
behalen punten per generiek beoordelingscriterium.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis
van de analyse van de resultaten.
Minimaal 2 maal deelname
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
15
16
17
B. Voortgangstoets kennisbasis
C. Praktijkwerk urenregiVoldaan aan minimum praktijkuren
stratie
D. Praktijkwerk eindevalua- Voldaan aan verwachting van de praktijk
tie
op niveau 2
E. International week
Voldaan aan deelname
Aantal kanA. Betoog
Twee kansen per studiejaar
sen
B. Voortgangstoets kenN.v.t. (toets wordt 3x aangeboden; 2x
nisbasis
deelnemen is minimaal vereist)
C. Praktijkwerk, urenregiN.v.t.
stratie
D. Praktijkwerk, eindevaluTwee kansen per studiejaar
atie
E. International Week
Eén kans per studiejaar
−
Bommel, M. van, Verharen, L. & Vosselman, M. (2011). De sociaal-agogische
kennisbasis. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2011.
−
Fleischmann, K. (Eindred.). (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk werker.
Utrecht: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW.
−
Gerritsen, M. & Birnie, S. (2011). Basiswerk maatschappelijk werk en
dienstverlening: Methodiek mwd. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
−
Jagt, N. (2006). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht:
Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW.
−
Otten, J. (2012). Hoe je helder schrijft in het maatschappelijk werk. Lent, uitgeverij
Quixot.
−
Beddoe, L. (2009). Creating continuous conversation: social workers and learning
organizations. Social Work Education, 28(7), pp. 722-736.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
In de leerlijn professionele ontwikkeling werk je 4 perioden aan de volgende doelen:
Het ontwikkelen van een beroepsidentiteit.
Sturing geven aan je eigen professionele ontwikkeling.
Elke periode zijn er trainingsbijeenkomsten met inhouden gekoppeld aan de voorgenoemde leerdoelen en hoorcolleges. De inhouden van de bijeenkomsten zijn de voorbereiding voor de integrale toets.
Vergelijkbaar met de werkwijze van de praktijkinstelling, ga je dit jaar werken aan je
professionele ontwikkeling. Je doorloopt een gesprekscyclus, waarin je functioneren
gevolgd en beoordeeld wordt en waarin van je gevraagd wordt in een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) doelen en resultaatafspraken te formuleren.
De gesprekscyclus bestaat uit drie fasen:
1. De planning
2. De voortgang
3. De beoordeling
De cyclus omvat een periode van een jaar waarin de twee gesprekken en een presentatie (beoordeling) zullen plaatsvinden. De twee gesprekken voer je met je docent Professionele ontwikkeling; de presentatie houd je voor een onafhankelijke beoordelaar.
Deze presentatie vindt plaats in het kader van je integrale toets.
In de leerlijn professionele ontwikkeling word je begeleid bij het sturen van je eigen
ontwikkeling ten aanzien van alle beroepstaken en alle competenties van een maatschappelijk werker. Onder competenties verstaan we de kennis, vaardigheden en attituden dien nodig zijn om de competentie te beheersen. Een instrument dat specifiek
ingezet wordt om je kennisontwikkeling te sturen is de ‘voortgangstoets’. Het kunnen
sturen van je eigen ontwikkeling wordt door het werkveld in toenemende mate gevraagd in het kader van een leven lang leren in een continue veranderende omgeving.
Naast zelfsturing wordt in de leerlijn professionele ontwikkeling stilgestaan bij je eigen
beroepsidentiteit, die steeds authentieker en steeds meer onderscheidend wordt naar-
110
mate je ervaring opdoet in de beroepstaken van het maatschappelijk werk.
Zowel op school als in de praktijk werk je aan beroepstaken en competenties van een
maatschappelijk werker. Tijdens de gesprekken uit de gesprekscyclus zal zowel over
het werken op school als over het werken in de praktijk gesproken worden. Het zijn
immers twee rijke leerbronnen. Tijdens de lessen in de leerlijn Professionele ontwikkeling is ook specifiek aandacht voor het werken in de praktijk.
Aangezien de begeleiding die je krijgt bij Professionele Ontwikkeling een vorm van
(studie)loopbaanbegeleiding is, is je docent professionele ontwikkeling tevens je studieloopbaanbegeleider (SLB’er), met wie je twee keer per jaar een individueel gesprek
hebt over je studievoortgang.
18
19
20
21
Werkvormen
Les/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Deeltijdstudenten hebben minder werkgroepen dan de voltijdstudenten. Middels opdrachten worden deeltijders in staat gesteld om bepaalde lesonderdelen binnen de
eigen praktijk of in het kader van zelfstudie uit te voeren.
werkgroepen, hoorcolleges, individuele gesprekken en subgroepbijeenkomsten
Zie 6.
Periode 1 tot en met periode 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Titel OWE
Integrale toets niveau 2 (LPO2)
1
2
3
HAN SIS code:MWD-V2LPOb
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, voltijd.
Professionele ontwikkeling.
4
5
6
7
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/
taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast
Samenhang
8
Ingangseisen
m.b.t. tentamens
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen
aan de OWE
Zie 3.
Persoonlijk ontwikkelingsplan
Eindevaluatie praktijkwerk
2,5 stp / 70 sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
Voltijd
22
12
36
Deze onderwijseenheid vormt een samenhangend geheel met de leerlijn professionele
ontwikkeling van niveau 2 en biedt de student de mogelijkheid zich voor te bereiden op
de integrale toets. Deze integrale toets op niveau 2 hangt samen met de integrale toets
op niveau 1 en niveau 3. Elke integrale toets gaat over de competentieontwikkeling als
geheel en strekt zich uit over meerdere beroepstaken.
De student heeft 45 studiepunten van niveau 1 behaald.
De student heeft de Integrale Toets op niveau 1 behaald.
Voltijd: voldaan aan aanwezigheidsverplichting |(zie hoofdstuk 7).
De integrale toets is een presentatie van de student over zijn/haar competentiebeheersing aan het eind van niveau 2. De student schrijft een Persoonlijk Ontwikkelingsplan
(POP). Ter voorbereiding op de presentatie tijdens de integrale toets schrijft de student
een conclusie bij dit POP (inclusief een vooruitblik naar niveau 3), die hij/zij onderbouwt
met informatie die voortkomt uit tentamens op niveau 2, het onderwijs dat hij/zij gevolgd heeft en de feedback die hij/zij gekregen heeft. Ter voorbereiding schrijft de student ook een eindevaluatie van zijn/haar praktijkwerk, waarin hij/zij per competentie
nagaat wat het praktijkwerk daaraan bijgedragen heeft. In deze onderwijseenheid vindt
deze voorbereiding plaats door zelfstudie en door het actief deelnemen aan (individuele gesprekken en) begeleide groepsbijeenkomsten.
In deze Onderwijseenheid staat competentie 9 centraal:
De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig
handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen.
Deeltentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Integrale toets
niveau 2
Toetsvoorwaarden
De docent-feedback n.a.v. het feedbackgesprek is opgenomen in het dpf
De middenevaluatie praktijkwerk is (incl. beoordeling prak-
111
tijkbegeleider) opgenomen in het dpf
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
12
Tentaminering
Deeltentamen
Integrale toets
niveau 2
Beoordelingscriteria
- Je beoordeelt je eigen functioneren in relatie tot de beroepscompetenties en de BOK kritisch en onderbouwd. (O)
- Je leerdoelen komen logisch voort uit je zelfbeoordeling en zijn
e
specifiek, resultaatgericht geformuleerd, toegespitst op je 3 jaars praktijk.(LC)
- Je relateert je leerdoelen aan actuele ontwikkelingen in de
beroepspraktijk.(LC)
- Je werkt aan je competenties conform de beroepscode, artikel
26. (N)
- Je maakt adequaat gebruik van feedback bij het beoordelen
van je eigen functioneren (I)
- Je profileert je op persoonlijke, kritisch reflectieve en positieve
wijze als vertegenwoordiger van de beroepsgroep.(P)
SIS code Toetsvorm
Beoorde- Minimaal te Weging
ling
behalen
resultaat
MWD
-V2LPOb1
Presentatie
Cijfer
5,5
1
a. Aantal examinatoren: 1 onafhankelijke beoordelaar.
b. Cesuur: 55% van totale score & 55% van de score per generiek criterium.
c. Aantal kansen per jaar: 2
13
14
15
16
17
Verplichte literatuur
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Zie beschrijving onderwijseenheid LPO-2.
Zie beschrijving onderwijseenheid LPO-2.
Zie beschrijving onderwijseenheid LPO-2.
Zie beschrijving onderwijseenheid LPO-2.
De leeractiviteiten tijdens deze onderwijseenheid maken deel uit van de leerlijn professionele ontwikkeling (LPO-2).
In de leerlijn professionele ontwikkeling werk je 4 perioden aan de volgende doelen:
Het ontwikkelen van een beroepsidentiteit.
Sturing geven aan je eigen professionele ontwikkeling.
Elke periode zijn er trainingsbijeenkomsten met inhouden gekoppeld aan de voorgenoemde leerdoelen en hoorcolleges. De inhouden van de bijeenkomsten zijn de voorbereiding voor de integrale toets.
Vergelijkbaar met de werkwijze van de praktijkinstelling, ga je dit jaar werken aan je
professionele ontwikkeling. Je doorloopt een gesprekscyclus, waarin je functioneren
gevolgd en beoordeeld wordt en waarin van je gevraagd wordt in een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) doelen en resultaatafspraken te formuleren.
De gesprekscyclus bestaat uit drie fasen:
1. De planning
2. De voortgang
3. De beoordeling
De cyclus omvat een periode van een jaar waarin de twee gesprekken en een presentatie (beoordeling) zullen plaatsvinden. De twee gesprekken voer je met je docent
Professionele ontwikkeling; de presentatie houd je voor een onafhankelijke beoordelaar. Deze presentatie vindt plaats in het kader van je integrale toets.
In de leerlijn professionele ontwikkeling word je begeleid bij het sturen van je eigen
ontwikkeling ten aanzien van alle beroepstaken en alle competenties van een maatschappelijk werker. Onder competenties verstaan we de kennis, vaardigheden en attituden dien nodig zijn om de competentie te beheersen. Een instrument dat specifiek
ingezet wordt om je kennisontwikkeling te sturen is de ‘voortgangstoets’. Het kunnen
sturen van je eigen ontwikkeling wordt door het werkveld in toenemende mate gevraagd in het kader van een leven lang leren in een continue veranderende omgeving.
Naast zelfsturing wordt in de leerlijn professionele ontwikkeling stilgestaan bij je eigen
beroepsidentiteit, die steeds authentieker en steeds meer onderscheidend wordt naar-
112
mate je ervaring opdoet in de beroepstaken van het maatschappelijk werk.
18
19
20
21
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijs
periode
Maximum aantal
deelnemers
Zowel op school als in de praktijk werk je aan beroepstaken en competenties van een
maatschappelijk werker. Tijdens de gesprekken uit de gesprekscyclus zal zowel over
het werken op school als over het werken in de praktijk gesproken worden. Het zijn
immers twee rijke leerbronnen. Tijdens de lessen in de leerlijn Professionele ontwikkeling is ook specifiek aandacht voor het werken in de praktijk.
Aangezien de begeleiding die je krijgt bij Professionele Ontwikkeling een vorm van
(studie)loopbaanbegeleiding is, is je docent professionele ontwikkeling tevens je studieloopbaanbegeleider (Slb’er), met wie je twee keer per jaar een individueel gesprek
hebt over je studievoortgang.
Werkgroepen, hoorcolleges, individuele gesprekken en subgroepbijeenkomsten.
Zie 6.
Periode 1 tot en met periode 4, in samenhang met LPO-2.
Doorgaans 24 studenten per groep.
4.8.2 Onderwijseenheden voltijd hoofdfase, niveau 3, studiejaar 3 en 4
Deze paragraaf is: Bijlage 4 bij OER: Gegevens onderwijseenheden postpropedeutische fase. En
betreft de uitwerking van de onderwijseenheden conform art. 6.1, lid 2 van de Onderwijs- en examenregeling Instituut Sociale Studies.
Titel OWE
Psychosociale hulpverlening (3PSH)
HAN SIS code:MWD-V3PSH
1
2
Opleiding
Doelgroep
3
Beroepstaak
/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
4
5
6
Studiepunten/studielast
7
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 3
MWD, niveau 3, studiejaar 3, voltijd.
Geen uitstroomprofiel.
Uitstroomprofiel Jeugdzorg.
Uitstroomprofiel GGZ-agoog.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
In overleg met je praktijkbegeleider bepaal je welke beroepsproducten je gaat aanleveren om aan te tonen dat je de competenties beheerst die voor deze beroepstaak noodzakelijk zijn.
22,5 stp
630 sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
Voltijd
50
450
130
Niveau 1: Methodisch Werken, Taak- en Ervaringsgericht Werken, Outreachend- en
Wijkgericht Werken.
Niveau 2: Systeem- en oplossingsgericht werken, Omgevingsgericht werken, Groepsmaatschappelijk Werk, Drang en Dwang.
Niveau 3: Concrete en informatieve hulpverlening, Casemanagement. Samen met
psychosociale hulpverlening zijn dit de drie cliëntgebonden beroepstaken op niveau 3
die betrekking hebben op het werken met, namens en voor cliënten. Deze drie beroepstaken zijn in de praktijk meestal geen afzonderlijke taken. Vaak zijn de drie taken
bij eenzelfde casus (tegelijkertijd) aan de orde.
Ingangseisen voor onderwijs en praktijkwerk
• 60 studiepunten van niveau 1 (propedeuse)
• 45 studiepunten van niveau 2
• Voldoende voor praktijkwerk niveau 2 (LPO-2 deeltentamens C en D)
• Voldoende voor integrale toets niveau 2
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
• De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
In deze onderwijseenheid leer je de beroepstaak psychosociale hulpverlening zelfstandig en in complexe situaties uit te voeren in de praktijk van het maatschappelijk werk.
Gedurende tien maanden heb je de gelegenheid om in een praktijkinstelling aan de
competenties van deze beroepstaak te werken. Je werkt in de praktijk met cliënten,
cliëntsystemen en cliëntgroepen. Je leert de beroepstaak psychosociale hulpverlening
113
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
en de methodieken die je daarbij gebruikt te integreren tot een persoonlijke aanpak in
het werken met, namens en voor cliënten. Ook kom je in de praktijk in aanraking met
voor jou nieuwe kennis, inzichten en methodieken, die je leert jezelf eigen te maken en
te integreren in het werken aan psychosociale hulpverlening.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
1. contact leggen, oriënteren en analyseren
2. ontwerpen
3. uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
5. samenwerken
6. leiding en begeleiding geven
7. organisatorische voorwaarden scheppen (beheer en organisatie)
9. ontwikkelen van de eigen professionaliteit
deeltententamens
competenties
Toetsvoorwaarden
A. IJkmoment praktijkwerk
Bij dit deeltentamen staan de volgende competenties centraal: 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 9. Tussen haken staan per criterium
de competenties waar het criterium betrekking op heeft.
Beoordelingscriteria
Logisch consistent
Je werkt methodisch: doelgericht, systematisch en procesmatig. (1, 2, 3)
Je handelen bevordert het behalen van doelen. (3)
Je plan van aanpak sluit aan bij de analyse. (2)
Je hulpverleningsplan sluit aan bij de cliënt en bij de organisatie van waaruit je werkt. (2)
Je dossier is inzichtelijk, functioneel en bruikbaar voor (7):
• Inzage door de cliënt.
• Overdracht naar collega’s
• Verwijzing naar andere organisaties
• Verwijzing naar andere organisaties
Correspondentie t.b.v. agogische
dienstverlening volgt gangbare formats of protocollen. (7)
Onderbouwd
Je onderbouwt je handelen naar cliënt en medeprofessionals
(1, 2, 3, 5).
Je onderbouwt je keuzen voor doelen en methodieken. (2)
Je maakt daarbij gebruik van inzichten uit (praktijk)theorie,
beroepsprofiel en beroepscode. (2)
Je plannen en rapportages (2):
• zijn overzichtelijk en methodisch verantwoord.
• bevatten de noodzakelijke informatie.
Normatief
Je hebt oog voor de cliënt. (1, 3)
Je hebt oog voor omgevings- en maatschappijgebonden
factoren. (1, 2, 3)
Je verantwoordt je positie vanuit beroepswaarden en werksetting:
• In de hulpverlening (1)
• In de samenwerking (5)
Je besteedt evenwichtig aandacht aan materiële en immateriële problematiek. (1, 2, 3)
Je hebt aandacht voor emancipatorische uitgangspunten en
diversiteit. (1, 2, 3)
Je hebt evenredig aandacht voor objectieve, subjectieve en
normatieve aspecten. (1, 2, 3)
Persoonlijk
Je legt vragen voor aan collega’s en begeleiders. (9)
Je staat open voor feedback. (9)
Je formuleert heldere leerdoelen. (9)
Je handelt authentiek. (1, 2, 5)
Je toont een eigen visie op de
114
hulpverlening. (9)
12
Tentaminering
Deeltentamen
A. IJkmoment
praktijkwerk
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
15
16
17
Interactief
Je stelt de cliënt op het gemak. (1, 3)
Je houding is sensitief, empathisch en responsief. (1, 3)
Je doelen zijn haalbaar. (2)
Je doelen sluiten aan bij de cliënt. (2)
• Wensen
• Mogelijkheden
Je hanteert spanningsvelden en
dilemma’s. (1, 2, 3, 5)
Je hanteert in samenwerking met andere professionals verschillen in opvattingen en belangen. (5)
Je vraagt en biedt collegiale consultatie en feedback. (5, 9)
Code
Toetsvorm
BeoorMinimaal verWedeling
eist resultaat
ging
MWD
-V3PSH1
Handelings
demonstratie &
beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
a. Aantal examinatoren.
1 examinator (= praktijkdocent) met een adviesoordeel van de praktijkbegeleider
b. Cesuur.
55% van het maximaal aantal punten voor het deeltentamen als geheel EN 55% van
het maximaal aantal punten per vast beoordelingscriterium.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
c. Aantal kansen.
2 kansen per studiejaar.
Voor onderwijs- en praktijkopdrachten word je geacht de beschikking te hebben over
de voor deze beroepstaak relevante verplichte literatuur uit niveau 1 en niveau 2.
Specifiek voor studenten uitstroomprofiel Jeugdzorg: Beroepscode jeugdzorgwerker.
•
Brinkman, F.(2010). Crisishulpverlening. Uitgeverij: Bohn Stafleu Van Loghum.
•
Hoek, P. van, Brinkman F. Eigenlijk zegt U dat U dood wilt.
N.v.t.
N.v.t.
a. Ondersteunend onderwijs
Voor de integrale opdracht heb je allerlei vaardigheden, kennis en inzichten nodig. Dit
kun je ontwikkelen via het ondersteunend onderwijs dat bestaat uit conferenties. Per
periode worden twee conferentiedagen georganiseerd, waarop geen andere
lessen gepland worden. Via een conferentieboekje krijg je zicht op de onderwerpen waaruit je kunt kiezen tijdens de conferentiedagen. Je kunt kiezen
voor onderwerpen die aansluiten bij je praktijkwerk en ook kiezen voor onderwerpen waarmee je juist niet in aanraking komt in je huidige praktijk. Sommige
thema’s kun je benutten bij directe hulpverlening aan cliënten (psychosociale
hulpverlening, conrete informatieve hulpverlening) en sommige bij casemanagement. Voor studenten die het uitstroomprofiel voor de Jeugdzorgwerker
volgen zijn de volgende conferenties verplicht:
Organisatie van de jeugdzorg
Huiselijk geweld en seksueel misbruik
Professioneel opvoeden
Studenten die het uitstroomprofiel voor de GGZ-agoog volgen kunnen kiezen
uit alle conferenties. Voor hen wordt naast de conferenties één extra terugkomdag georganiseerd over de rehabilitatiemethodiek.
18
19
20
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
b. Praktijk
Je laat zien dat je beroepsbekwaam bent voor deze beroepstaak. Voor een groot deel
demonstreer je dit in de praktijk. Vandaar dat het leeuwendeel van de studiebelastingsuren voor deze beroepstaak is toegewezen aan het praktijkwerk. Van je praktijkbegeleider ontvang je tussentijds feedback op je functioneren in de praktijk. Aan het
einde van je praktijkwerkperiode wordt je voor je praktijkgedeelte beoordeeld door je
praktijkdocent in samenhang met je praktijkbegeleider van je praktijkinstelling.
Conferenties.
Zie 6.
Periode 1, 2, 3 en 4.
115
21
Maximum aantal
deelnemers
24 studenten.
Titel OWE
Concrete en informatieve hulpverlening (3CIH)
1
2
Opleiding
Doelgroep
3
Beroepstaak
/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps) producten
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 3
MWD, niveau 3, studiejaar 3, voltijd.
Geen uitstroomprofiel.
Uitstroomprofiel Jeugdzorg.
Uitstroomprofiel GGZ-agoog.
Concrete en informatieve hulpverlening.
HAN SIS code: MWD-V3CIH
4
5
6
7
Studiepunten/studielast
(in klokuren)
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
In overleg met je praktijkbegeleider bepaal je welke beroepsproducten je gaat aanleveren om aan te tonen dat je de competenties beheerst die voor deze beroepstaak noodzakelijk zijn.
7,5 stp
210 sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
Voltijd
17
150
43
Niveau 1: Concrete en informatieve hulpverlening
Niveau 2: Concrete en informatieve hulpverlening
Niveau 3:Psychosociale hulpverlening, Casemanagement. Samen met concrete en
informatieve hulpverlening zijn dit de drie cliëntgebonden beroepstaken op niveau 3 die
betrekking hebben op het werken met, namens en voor cliënten. Deze drie beroepstaken zijn in de praktijk meestal geen afzonderlijke taken. Vaak zijn de drie taken bij eenzelfde casus (tegelijkertijd) aan de orde.
Ingangseisen voor onderwijs en praktijkwerk
• 60 studiepunten van niveau 1 (propedeuse)
• 45 studiepunten van niveau 2
• Voldoende voor integrale toets niveau 2
• Voldoende voor praktijkwerk niveau 2 (LPO-2 deeltentamens C en D)
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
• De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
In deze onderwijseenheid leer je de beroepstaak concrete en informatieve hulpverlening
zelfstandig en in complexe situaties uit te voeren in de praktijk van het maatschappelijk
werk. Gedurende tien maanden heb je de gelegenheid om in een praktijkinstelling aan
de competenties van deze beroepstaak te werken. Je werkt in de praktijk met cliënten,
cliëntsystemen en cliëntgroepen. Je leert de beroepstaak concrete en informatieve
hulpverlening en de methodieken die je daarbij gebruikt te integreren tot een persoonlijke aanpak. Ook kom je in de praktijk in aanraking met voor jou nieuwe kennis, inzichten
en methodieken, die je leert jezelf eigen te maken en te integreren in het werken aan
concrete en informatieve hulpverlening.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
1. contact leggen, oriënteren en analyseren
2. ontwerpen
3. uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
5. samenwerken
6. leiding en begeleiding geven
7. organisatorische voorwaarden scheppen (beheer en organisatie)
9. ontwikkelen van de eigen professionaliteit
deeltentenCompetenties en beoordelingscriteria
tamens
Toetsvoorwaarden
A. IJkmoment prakBij dit deeltentamen staan de volgende competenties centraal:
tijkwerk
1, 2, 3, 5, 6, 7 en 9. Tussen haken staan per criterium de competenties
waar het criterium betrekking op heeft.
Beoordelingscriteria
Logisch consistent
Je werkt methodisch: doelgericht, systematisch en procesmatig. (1, 2, 3)
Je plan van aanpak sluit aan bij de analyse. (2)
Je hulpverleningsplan sluit aan bij de cliënt.
116
Je hulpverleningsplan sluit aan bij de organisatie van waaruit je werkt. (2)
Je aandacht voor materiële en immateriële problematiek is evenwichtig.
(1, 2)
Je gebruikt de volgende vormen: (2, 3)
• Praktische ondersteuning
• Informeren
• Adviseren
• Pleitbezorging
• Bemiddelen
• Voorlichten
• Onderzoek
• Rapportage
Je plan van aanpak geeft een overzicht van instanties die een taak kunnen vervullen in de hulpverlening. (5)
Je benoemt concreet de onderdelen en hoe hiermee zal worden samengewerkt. (5)
Je benoemt jouw rol daarin. (5)
Onderbouwd
De doelen in je plan van aanpak: (2)
• Zijn haalbaar
• Sluiten aan bij de cliënt
• Sluiten aan bij het aanbod van de instelling.
Je onderbouwt je handelen naar de cliënt. (1, 2, 3).
Je onderbouwt je doelen en methodieken zo nodig naar medeprofessionals. (5)
Je gebruikt inzichten uit (praktijk)theorie, beroepsprofiel en beroepscode.
(1, 2, 3, 5)
Plannen en rapportages zijn overzichtelijk en methodisch verantwoord.
(7)
Plannen en rapportages bevatten passende informatie. (2, 7)
Je besteedt evenwichtig aandacht aan materiële problematiek. (1, 2)
Je hebt aandacht voor emancipatorische uitgangspunten en diversiteit.
(1, 2, 3)
Je hebt evenredig aandacht voorobjectieve, subjectieve en normatieve
aspecten. (1, 2, 3)
Normatief
Je verantwoordt je positie vanuit beroepswaarden en werksetting. (1,5)
Je hebt oog voor de cliënt en voor omgevings- en maatschappijgebonden factoren. (1, 2, 3)
In je houding komen emancipatorische uitgangspunten en aandacht voor
diversiteit tot uitdrukking. (1, 3)
Je schenkt evenredig aandacht aan objectieve, subjectieve en normatieve aspecten. (1, 2, 3)
Je informeert de cliënt over privacyregels en klachtrecht. (1)
Persoonlijk
Je stelt vragen. (9)
Je staat open voor feedback. (9)
Je legt verantwoording af. (7)
Je formuleert leerdoelen. (9)
Je handelt authentiek. (1, 2, 3, 5)
Je toont een eigen visie. (9)
Interactief
Je stelt de cliënt op het gemak. (1, 3)
Je houding is sensitief, responsief en empathisch. (1, 3)
Je evalueert tussentijds met de cliënt. (3)
Je doelen sluiten aan bij de cliënt. (2)

Wensen

Mogelijkheden
Je signaleert en hanteert spanningsvelden en dilemma’s. (1, 2, 3, 5)
In samenwerking hanteer je verschillen in opvattingen, zienswijzen en
belangen. (5)
Je vraagt consultatie en feedback. (9)
117
Je biedt collegiale consultatie en feedback. (5, 9)
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
15
16
17
Deeltentamen
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Minimaal
vereist
resultaat
Weging
A. IJkmoment
praktijkwerk
MWD
-V3CIH1
Handelingsdemonstratie & beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
a. Aantal examinatoren.
1 examinator (= praktijkdocent) met een adviesoordeel van de praktijkbegeleider
b. Cesuur.
55% van het maximaal aantal punten voor het deeltentamen als geheel EN 55% van het
maximaal aantal punten per vast beoordelingscriterium.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
c. Aantal kansen.
2 kansen per studiejaar.
Voor onderwijs- en praktijkopdrachten wordt je geacht de beschikking te hebben over de
voor deze beroepstaak relevante verplichte literatuur uit niveau 1 en niveau 2.
−
Brinkman, F. (2010). Crisishulpverlening. Uitgeverij: Bohn Stafleu Van Loghum.
N.v.t.
N.v.t.
a. Ondersteunend onderwijs
Voor de integrale opdracht heb je allerlei vaardigheden, kennis en inzichten nodig. Dit
kun je ontwikkelen via het ondersteunend onderwijs dat bestaat uit conferenties. Per
periode worden twee conferentiedagen georganiseerd, waarop geen andere les-
sen gepland worden. Via een conferentieboekje krijg je zicht op de onderwerpen waaruit je kunt kiezen tijdens de conferentiedagen. Je kunt kiezen voor
onderwerpen die aansluiten bij je praktijkwerk en ook kiezen voor onderwerpen
waarmee je juist niet in aanraking komt in je huidige praktijk. Sommige thema’s
kun je benutten bij directe hulpverlening aan cliënten (psychosociale hulpverlening, conrete informatieve hulpverlening) en sommige bij casemanagement.Voor studenten die het uitstroomprofiel voor de Jeugdzorgwerker volgen
zijn de volgende conferenties verplicht:
Organisatie van de jeugdzorg
Huiselijk geweld en seksueel misbruik
Professioneel opvoeden
Studenten die het uitstroomprofiel voor de GGZ-agoog volgen kunnen kiezen
uit alle conferenties. Voor hen wordt naast de conferenties één extra terugkomdag georganiseerd over de rehabilitatiemethodiek.
18
19
20
21
Werkvormen
Les/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal deelnemers
b. Praktijk
Je laat zien dat je beroepsbekwaam bent voor deze beroepstaak. Voor een groot deel
demonstreer je dit in de praktijk. Vandaar dat het leeuwendeel van de studiebelastingsuren voor deze beroepstaak is toegewezen aan het praktijkwerk. Van je praktijkbegeleider ontvang je tussentijds feedback op je functioneren in de praktijk. Aan het einde
van je praktijkwerkperiode wordt je voor je praktijkgedeelte beoordeeld door je praktijkdocent in samenhang met je praktijkbegeleider van je praktijkinstelling. Daarnaast dien
je voor deze beroepstaak een analyse en een plan van aanpak te maken wat beoordeeld wordt door een vakdocent van de opleiding. In deze analyse en plan van aanpak
laat je zien opleidingsspecifieke theorieën en methodieken te verbinden aan je specifieke praktijkcontext. Je kunt zelf een casus (cliënt) kiezen en het mag een combinatie
betreffen van materiële en psychosociale problematiek. Er wordt immers één product
gevraagd voor beide beroepstaken.
Conferenties
Zie 6.
Periode 1, 2, 3 en 4.
24 personen per lesgroep.
118
Titel OWE
Casemanagement (3CAM)
HAN SIS code: MWD-V3CAM
1
2
Opleiding
Doelgroep
3
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
4
5
6
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
7
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 3
MWD, niveau 3, studiejaar 3, voltijd.
Geen uitstroomprofiel.
Uitstroomprofiel Jeugdzorg.
Uitstroomprofiel GGZ-agoog.
Casemanagement
• Directe en indirecte hulp- en dienstverlening
• Werken in en vanuit een arbeidsomgeving
In overleg met je praktijkbegeleider bepaal je welke beroepsproducten je gaat aanleveren om aan te tonen dat je de competenties beheerst die voor deze beroepstaken
noodzakelijk zijn.
7,5 Stp
210 Sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
Voltijd
17
150
43
Niveau 2: Casemanagement
Niveau 3: Psychosociale hulpverlening, Concrete en informatieve hulpverlening. Samen met casemanagement zijn dit de drie cliëntgebonden beroepstaken op niveau 3
die betrekking hebben op het direct en indirect hulp- en dienstverlenen aan cliënten.
Deze drie beroepstaken zijn in de praktijk meestal geen afzonderlijke taken. Vaak zijn
de drie taken bij eenzelfde casus (tegelijkertijd) aan de orde.
Ingangseisen voor onderwijs en praktijkwerk
•
60 studiepunten van niveau 1 (propedeuse)
•
45 studiepunten van niveau 2
•
Voldoende voor praktijkwerk niveau 2 (LPO-2 deeltentamens C en D)
•
Voldoende voor integrale toets niveau 2
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
In deze onderwijseenheid leer je deze beroepstaak zelfstandig en in complexe situaties
uit te voeren in de praktijk van het maatschappelijk werk. Gedurende tien maanden heb
je de gelegenheid om in een praktijkinstelling aan de competenties van deze beroepstaak te werken. Je komt in de praktijk de meest uiteenlopende cliëntproblemen
tegen, waaronder zeer complexe problemen waarmee je wellicht niet direct raad weet.
In de uitvoering van deze hulpverlening en in het signaleren van structurele oorzaken
van individuele problemen werk je samen met andere professionals: maatschappelijk
werkers en andere disciplines. Je geeft daarbij soms leiding aan een multidisciplinair
team in het coördineren van de hulp- en dienstverlening aan een cliëntsysteem. Je leert
de beroepstaak casemanagement en de methodieken die je daarbij gebruikt te integreren tot een persoonlijke aanpak. Ook kom je in de praktijk in aanraking met voor jou
nieuwe kennis, inzichten en methodieken, die je leert jezelf eigen te maken en te integreren in het werken aan casemanagement.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
1. contact leggen, oriënteren en analyseren
2. ontwerpen
3. uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
5. samenwerken
6. leiding en begeleiding geven
7. organisatorische voorwaarden scheppen (beheer en organisatie)
9. ontwikkelen van de eigen professionaliteit
deeltentencompetenties en beoordelingscriteria
tamens
Toetsvoorwaarden
A. IJkmoment prakBij dit deeltentamen staan de volgende competenties centraal: 1,
tijkwerk
2, 3, 5, 6, 7 en 9. Tussen haken staan per criterium de competenties
waar het criterium betrekking op heeft.
Beoordelingscriteria
Logisch consistent
Het plan van aanpak sluit logisch aan bij: (2, 5)
• De wensen van de cliënt
• De mogelijkheden van samenwerkende hulpverleners
119
Je handelen bevordert het behalen van de afgesproken doelen. (3, 5)
Je maakt knelpunten vanuit de samenwerkende organisaties bespreekbaar. (5)
Je zoekt oplossingen die recht doen aan de belangen van alle betrokkenen. (5)
Je dossier is inzichtelijk, functioneel en bruikbaar: (7)
• Voor inzage van cliënten
• Voor overdracht naar collega’s
• Voor samenwerking met andere organisaties
Correspondentie voldoet aan de regels voor interdisciplinaire gegevensuitwisseling. (7)
Onderbouwd
Je onderbouwt je keuzen voor doelen en methodieken naar alle betrokkenen. (2)
Je maakt daarbij gebruik van inzichten uit praktijk en theorie over: (2)
• Casemanagement
• Je beroepsprofiel
• De beroepscode
Normatief
Je verantwoordt je positie vanuit theorie en afspraken over casemanagement. (5, 6)
Je besteedt evenwichtig aandacht aan alle levensgebieden. (1, 2, 3)
Je hebt oog voor de cliënt en voor omgevings- en maatschappijgebonden factoren. (1, 2, 3)
In je houding komen emancipatorische uitgangspunten en omgaan met
diversiteit aan bod. (1, 2, 3)
Persoonlijk
Je stelt vragen voor aan andere professionals / deskundigen. (9)
Je stelt je open voor feedback. (9)
Je legt verantwoording af. (7)
Je formuleert leerdoelen. (9)
Je eigen persoonlijkheid komt tot uiting in je handelen. (1, 2, 5)
Je toont je visie op de hulpverlening. (9)
12
Tentaminering
Deeltentamen
A. IJkmoment
praktijkwerk
13
Verplichte litera-
Interactief
In het contact met de cliënt signaleer je dilemma’s en zoek je constructief naar oplossingen. (1, 3)
Je informeert en betrekt de cliënt op afgestemde wijze bij de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor het slagen van de hulpverlening. (7)
Je benoemt helder de eventuele consequenties hiervan. (3)
Je motiveert de betrokken professionals om te werken vanuit gezamenlijke visie en doelen. (5, 6)
Je zoekt met hen constructief naar afstemming van activiteiten. (5)
Je bespreekt verschillen in opvattingen, zienswijzen en belangen.
Je zoekt constructieve oplossingen voor dilemma’s met uitvoerders van
de hulp. (5, 9)
Je vraagt en biedt consultatie en feedback. (5, 9)
Je bewaakt dat professionals, sociaal netwerk en de cliënt begrijpen
wat besproken wordt. (3, 5)
Code
Toetsvorm
BeoorMinimaal Weging
deling
vereist
resultaat
MWD
-V3CAM1
Handelingsdemonstratie & beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
a. Aantal examinatoren.
1 examinator (= praktijkdocent) met een adviesoordeel van de praktijkbegeleider
b. Cesuur.
55% van het maximaal aantal punten voor het deeltentamen als geheel EN 55% van
het maximaal aantal punten per vast beoordelingscriterium.
Cesuur kan worden bijgesteld op basis van de analyse van de resultaten.
c. Aantal kansen.
2 kansen per studiejaar.
Voor onderwijs- en praktijkopdrachten wordt je geacht de beschikking te hebben over
120
14
15
16
17
tuur
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
de voor deze beroepstaak relevante verplichte literatuur uit niveau 1 en niveau 2.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t
a. Ondersteunend onderwijs
Voor de integrale opdracht heb je allerlei vaardigheden, kennis en inzichten nodig. Dit
kun je ontwikkelen via het ondersteunend onderwijs dat bestaat uit conferenties. Per
periode worden twee conferentiedagen georganiseerd, waarop geen andere
lessen gepland worden. Via een conferentieboekje krijg je zicht op de onderwerpen waaruit je kunt kiezen tijdens de conferentiedagen. Je kunt kiezen
voor onderwerpen die aansluiten bij je praktijkwerk en ook kiezen voor onderwerpen waarmee je juist niet in aanraking komt in je huidige praktijk. Sommige
thema’s kun je benutten bij directe hulpverlening aan cliënten (psychosociale
hulpverlening, conrete informatieve hulpverlening) en sommige bij casemanagement.Voor studenten die het uitstroomprofiel voor de Jeugdzorgwerker volgen zijn de volgende conferenties verplicht:
Organisatie van de jeugdzorg
Huiselijk geweld en seksueel misbruik
Professioneel opvoeden
Studenten die het uitstroomprofiel voor de GGZ-agoog volgen kunnen kiezen
uit alle conferenties. Voor hen wordt naast de conferenties één extra terugkomdag georganiseerd over de rehabilitatiemethodiek.
18
19
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
20
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
21
Titel OWE
b. Praktijk
Je laat zien dat je beroepsbekwaam bent voor deze beroepstaak. Voor een groot deel
demonstreer je dit in de praktijk. Vandaar dat het leeuwendeel van de studiebelastingsuren voor deze beroepstaak is toegewezen aan het praktijkwerk. Van je praktijkbegeleider ontvang je tussentijds feedback op je functioneren in de praktijk. Aan het
einde van je praktijkwerkperiode wordt je voor je praktijkgedeelte beoordeeld door je
praktijkdocent in samenhang met je praktijkbegeleider van je praktijkinstelling. Daarnaast dien je voor deze beroepstaak een plan inclusief onderbouwing te maken wat
beoordeeld wordt door een vakdocent van de opleiding. In dit plan laat je zien opleidingsspecifieke theorieën en methodieken te verbinden aan je specifieke praktijkcontext. Je kunt zelf een casus kiezen.
Conferenties.
Zie 6.
Periode 1, 2, 3 en 4.
24 studenten.
Signalering en preventie (3SEP)
HAN SIS code:MWD-V3SEP
1
2
Opleiding
Doelgroep
3
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
4
5
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 3
MWD, niveau 3, studiejaar 3, voltijd.
Geen uitstroomprofiel.
Uitstroomprofiel Jeugdzorg.
Uitstroomprofiel GGZ-agoog.
Signalering en preventie.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
In overleg met je docent en je praktijkbegeleider bepaal je welke bewijsstukken je gaat
aanleveren om aan te tonen dat je startbekwaam bent voor deze beroepstaak. Verplichte beroepsproducten zijn in ieder geval een onderzoeksverslag over gesignaleerde problematiek en een plan van aanpak voor een (preventieve) actie en de uitvoering
hiervan.
121
6
Studiepunten/studielast
7,5 stp
210 sbu
voltijd
7
8
Samenhang met
andere onderwijseenheden
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
contacttijd
praktijktijd
zelfstudietijd
10,5
150
49,5
Signalering en Preventie niveaus 1 en 2.
Ingangseisen voor onderwijs en praktijkwerk
•
60 studiepunten van niveau 1 (propedeuse)
•
45 studiepunten van niveau 2
•
Voldoende voor praktijkwerk niveau 2 (LPO-2 deeltentamens C en D)
•
Voldoende voor integrale toets niveau 2
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
•
De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
Op niveau een en twee hebben jullie hier al veel ervaring in op kunnen doen, jullie
kunnen een analyse maken vanuit de theorie en praktijksituatie. Ook hebben jullie
geleerd om een preventieve interventie volgens theorieën uit de preventie te ontwerpen. Op niveau drie is het de bedoeling dat je de stappen die je in het eerste en tweede jaar hebt genomen nog een keer doorloopt maar nu met een signaal vanuit je huidige praktijksituatie. Je pikt een signaal uit de praktijk op en ontwikkelt op basis van
theorie en actuele onderzoeksresultaten een preventieve interventie voor het signaal.
Je laat de doelgroep vanaf het begin participeren bij het ontwikkelen van de preventie
interventie. Dit kun je onder andere doen door het gebruik van een geschikt onderzoeksinstrument. Op basis van de analyse en de uitkomsten van het praktijkonderzoek
ontwikkel je een interventie voor een preventie interventie en verwoord je op beargumenteerde wijze aan collega’s of externen welke actie en resultaat je voor ogen hebt.
De preventieve interventie ga je daadwerkelijk in je team uitvoeren waarbij je methodisch (doelgericht, systematisch en procesmatig) werkt. Je presenteert de interventie in
je team, draagt zorg voor de uitvoering, de implementatie en de evaluatie. Je implementeert je preventieve interventie op basis van een goed doordacht implementatietraject. Aan de hand hiervan schrijf je een eindverslag waarin je aantoont dat en hoe je dit
traject hebt uitgevoerd. Het eindverslag bevat een verantwoording van de preventieve
interventie, waarbij je ingaat op de uitvoering en de effecten in relatie tot het plan en
doel van de interventie. Je sluit qua houding en taalgebruik aan bij de doelgroep.
Je beweegt je met preventie ook in het spanningsveld van de ethiek. Hoe heb je op
een professionele manier oog voor de individu-overstijgende aspecten van cliënten en
hoe help je gelijkertijd ook deze individuele cliënt met zijn probleem. Waar bevind jij je
op de schaal politiek-maatschappelijk denken versus individualiserend denken? In de
lessen wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen van een eigen visie op het vak en
deze vervolgens op een professionele wijze te onderbouwen met argumenten. In het
derde jaar signalering en preventie stimuleren we het gebruik van originele (creatieve)
elementen in de preventieve actie of als middel om de doelgroep in de preventie interventie te laten participeren. Ook gaan we aan de slag met de methodische elementen
die voortkomen uit ‘’welzijn nieuwe stijl’’.
De volgende competenties staan bij deze OWE centraal:
4. Signaleren en preventief werken
5. Samenwerken
9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Deeltentamens
Competenties en bijbehorende beoordelingscriteria
A. IJkmoment
praktijkwerk
Toetsvoorwaarden
Competentie 4. Signaleren en preventief werken
Beoordelingscriteria
Je toont aan dat je de stappen met betrekking tot de uitvoering
van je interventie logisch uitvoert. (LC)
Je toont aan dat je de belangen van de doelgroep behartigt.
(P)
Je toont aan dat je kritisch naar je eigen werk en andermans
werk kunt kijken. (P)
Je toont aan een nieuwsgierige en onderzoekende houding.
(P)
Competentie 5. Samenwerken
122
Beoordelingscriteria
Je toont aan dat je het hoogst haalbare participatieniveau van
de doelgroep hebt betrokken bij de totstandkoming van de
preventieve interventie. (I)
Je toont aan dat je met verschillende partijen draagvlak hebt
gecreëerd voor de interventie. (I)
Je geeft een gestructureerde presentatie van je interventie
afgestemd op de toehoorders en verwerkt de ontvangen feedback. (I)
Je toont aan dat je initiatieven neemt tot samenwerken. (I)
B. Verantwoording
preventieve aanpak
Toetsvoorwaarden
Competentie 4. Signaleren en preventief werken
Beoordelingscriteria
De onderzoeksfasen van Donk en Van der Lanen zijn op juiste
wijze toegepast. (LC)
De conclusies geven antwoord op je vraagstelling. (LC)
Je maakt adequaat gebruik van praktijk en literatuuronderzoek
(2 relevante bronnen per niveau) om de vraagsteling te
beantwoorden. (LC)
Je baseert de preventieve op je conclusie van praktijk en literatuuronderzoek. (LC)
De preventieve interventie is gebaseerd op juiste
aangrijpingspunten. (LC)
De verbeteracties (3) komen logisch voort uit de evaluatie van
de interventie. (LC)
In de preventieve interventie zijn methodische aspecten van
welzijn nieuwe stijl verwerkt (doelgroep betrekken; oplossingen in netwerk creëren; hulpverlening laagdrempelig). (LC)
Je toont aan dat je het juiste onderzoeksinstrument hebt gehanteerd om antwoorden op de vraagstelling te krijgen. (O)
Theorie m.b.t. preventie zijn juist toegepast (model Mzarek/Prochaska di Clemente/model Hosman: minimaal 2). (O)
Je toont aan dat je preventieve interventie van belang is gezien de huidige maatschappelijk context. (O)
De bronvermelding is volgens de APA richtlijnen.(O)
Je toont aan dat je op een juiste wijze met het ‘dwingende’’
aspecten van preventie kan omgaan. (N)
Je toont aan dat je de feedback op je presentatie professioneel verwerkt. (N)
Competentie 5. Samenwerken
Beoordelingscriteria
Je toont aan dat je relevante partijen in de organisatie hebt
betrokken bij de implementatie en dat helder is wie, wat wanneer moet doen. (I)
Je realiseert het hoogst mogelijke participatieniveau van de
doelgroep bij de implementatie en uitvoering van de preventieve interventie. (I)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je baseert je oordeel over de kwaliteit van je preventieve interventie op het driewerelden model van van der Laan. (O)
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. IJkmoment praktijkwerk
MWD
-V3SEP1
Handelingsdemonstratie en
beroepsproduct
B. Verantwoording
preventieve aanpak
MWD
-V3SEP4
Verslag
123
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Cijfer
5,5
1
1
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
15
Software
16
Overig materiaal
17
Activiteiten
a. Aantal examinatoren:
−
Deeltentamen A: praktijkdocent met adviesoordeel door praktijkbegeleider
−
Deeltentamen B: vakdocent.
b. Cesuur. Voor beide deeltentamens geldt:
Van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als geheel EN van
het maximaal aantal te behalen punten per beoordelingscriterium moet minstens 55%
behaald zijn.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
c. Aantal kansen. Voor beide deeltentamens zijn er twee kansen per studiejaar.
• Kok, H. e.a. (2005). Handboek preffi 2.0, richtlijn voor effectieve gezondheidsbevordering en preventie. Woerden, NIGZ.
• Donk, van der C. & Lanen van B. (2013). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn.
Bussum; Uitgeverij Coutinho
• Artikel: Prijswinnaar sociaal werker van het jaar 2012 (Zorg&Welzijn 2012)
• Artikelen Volkskrant (2013). m.b.t. thema: Aanpak prostitutie en uitbuiting van
vrouwen (te vinden op Scholar)
• Pluymaekers, M. (2011). Overtuigend presenteren. Coutinho: Bussum. Hoofdstuk
2- Een duidelijk doel
• Spanjer, M. (2004). De eenvoud van projectmatig werken. Houten: Bohn Stafleu
Van Loghum. Hoofdstuk 5- Het project in fasen
Scholar: Artikelen op Scholar m.b.t. preventie, creëren van draagvlak, participatie van
de doelgroep, implementatie en evaluatie van een preventieve aanpak en ethische
aspecten in de preventie.
www.zorgenwelzijn.nl
www.trimbos.nl
www.verwey-jonker.nl
www.movisie.nl
www.zonmw.nl
a. Integrale lijn
In de werkgroepen worden de theoretische concepten interactief besproken. De bijeenkomsten zijn ondersteunend voor het maken van de opdracht.
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
20
21
Titel OWE
b. Conceptuele lijn
Aan het begin van het jaar krijg je een hoorcollege met daarin uitleg over de theoretische concepten die voor deze OWE van belang zijn.
c. Praktijk
Op je stage toon je aan dat je vaardig bent om preventief te werken en aan collectieve belangenbehartiging uitvoering te geven. Je geeft een presentatie over je preventieve interventie, voert deze uit, evalueert en zorgt voor borging van de interventie.
In de werkgroepen wordt veelal in subgroepen gewerkt en kan de docent geconsulteerd worden.
Zie 6.
Periode 2 tot en met 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (3KBO)
HAN SIS code: MWD-V3KBO
1
2
Opleiding
Doelgroep
3
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
4
5
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 3
MWD, niveau 3, studiejaar 3, voltijd.
Geen uitstroomprofiel.
Uitstroomprofiel Jeugdzorg.
Uitstroomprofiel GGZ-agoog.
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling.
Werken in en vanuit een arbeidsomgeving.
-
Verslag vernieuwingsproject
Presentatie draagvlak creëren
124
6
7
8
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
7,5 stp
Samenhang met
andere OWE’n.
Ingangseisen
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling niveaus 1 en 2.
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
210 sbu
contacttijd
praktijktijd
Zelfstudietijd
Voltijd
Propedeuse behaald en minimaal 45 studiepunten van niveau 2.
Voldoende voor de integrale toets niveau 2.
Voldoende voor de toets Nederlandse Taal (zie LPO-2).
Voltijd: Voorwaarde voor cijfertoekenning is dat de student heeft voldaan aan de geldende aanwezigheidseisen.
Werken aan de kwaliteit van de hulpverlening betekent steeds een van de volgende
twee vragen beantwoorden:
“Zeg je wat je doet, doe je wat je zegt en laat je zien dat je doet wat je zegt?”
“Doe je de goede dingen en doe je die dingen goed?”
Hiermee werk je aan kwaliteitszorg. Dat is in feite niets anders dan een georganiseerde zorgvuldigheid van werken (Zoest, 2005).
Kwaliteitszorg raakt steeds meer ingeburgerd binnen het sociaal agogische domein.
Veel instellingen beschikken inmiddels over een HKZ certificering (stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) of zijn hard op weg deze te behalen.
Daarmee wordt duidelijk dat kwaliteitszorg en de bijbehorende beleidsontwikkeling een
relevante trend is, waar Maatschappelijk Werkers steeds meer mee te maken (zullen)
krijgen bij de uitoefening van hun concrete werkzaamheden.
Ook in het boek Vele takken, één stam: kader voor de hogere sociaal-agogische oplei10
dingen (Sectorraad Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs, 2008) , worden de organisatorische en bedrijfsmatige taken van de sociaal-agogische professionals benadrukt. Dit
stuk is een weergave van de eisen die opleidingen en beroepsorganisaties stellen aan
hun (toekomstige) professionals.
Sociaal-agogen werken in en vanuit een bedrijf of organisatie. Van hen wordt verwacht
dat ze een bijdrage leveren aan kwaliteitszorg en beleid, en dat ze meedenken over
(strategische) keuze en doelen.
Kortom, kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling zijn thema’s waar je als Maatschappelijk Werker op de werkvloer veel mee te maken zal krijgen.
In het opleidingsprofiel van MWD wordt het als volgt geformuleerd:
“De maatschappelijk werker levert een actieve bijdrage aan vernieuwingsprojecten die
binnen de organisatie in gang zijn of worden gezet of initieert, indien nodig, vernieuwingsprojecten en acquireert daarbij zo nodig subsidiegelden.” (Landelijk
Opleidingsoverleg MWD, 2010, p. 55)
Centraal staat altijd het primaire proces, de hulp en dienstverlening aan de cliënt. De
organisatie verlangt van haar medewerkers dat zij dit primaire proces zo goed mogelijk
uitvoeren. Daarnaast is het belangrijk dat je zelf een kritische houding ontwikkeld ten
opzichte van dit primaire proces. Ben je het eens met de gehanteerde hulpverleningsvormen? Worden die wel op de correcte manier uitgevoerd? Ligt de nadruk niet te veel
op registratie? Zijn de caseloads binnen het team eerlijk verdeeld? Krijgt elke cliënt wel
de aandacht die hij verdient? Allemaal vragen die te maken hebben met de kwaliteit
van het primaire proces en die direct van invloed zijn op jouw werkzaamheden.
Ter verbetering van de kwaliteit van het primaire proces voer je tijdens deze OWE een
bestaand vernieuwingsproject uit of initieer je een nieuw vernieuwingsproject. Afhankelijk van het project levert dit één van de volgende producten op:
Een product (bijv. werkwijze, protocol, cursus) inclusief implementatieplan voor
de overdracht van dit product naar de gebruikers.
Een vernieuwingsvoorstel inclusief implementatieplan.
Het doel van het vernieuwingstraject is dat je een bijdrage levert aan het vernieuwen
van beleid en/of de uitvoering van het werk en de ontwikkeling van het beroep.
Je presenteert je vernieuwingsvoorstel aan je team of afdeling van de praktijkorganisatie. Het doel van je presentatie is het creëren van draagvlak van je vernieuwingsvoorstel bij de verschillende betrokkenen binnen je praktijkinstelling.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
5. samenwerken
6. leiding en begeleiding geven
7. organisatorische voorwaarden scheppen (beheer en organisatie)
8. bijdragen aan beleid(sontwikkeling) en kwaliteitsverbetering
9. ontwikkelen van de eigen professionaliteit
10
Dit document is opgesteld door vertegenwoordigers van de verschillende landelijke opleidingsoverleggen, diverse beroepsverenigingen (waaronder NVMW) en de werkveldadviesraden van hogescholen.
125
11
Beoordelingscriteria
Deeltentamens
A. Verslag vernieuwingsproject
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
Jouw verslag vernieuwingsproject bevat maximaal 5 pagina’s
A-4, inclusief het implementatieplan.
Jouw verantwoordingsverslag bevat maximaal 5 pagina’s A-4.
Het feedbackformulier onderzoeksopzet bevindt zich in de
bijlage.
Competenties
5. Samenwerken
6. (Bege)leiding geven
7. Organisatorische voorwaarden scheppen
8. Bijdragen aan kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
Beoordelingscriteria
In je verslag presenteer je op heldere wijze de aanleiding van
je voorstel, jouw voorstel en een plan voor implementatie van
jouw voorstel. (LC)
In je verantwoording beschrijf je op heldere wijze welke stappen je hebt ondernomen om tot je voorstel en implementatieplan te komen. (LC)
Met je implementatieplan presenteer je op een systematische
wijze wie welke stappen moet ondernemen om het voorstel tot
uitvoer te brengen. (LC)
De probleemanalyse (op basis van interne en/of externe bronnen) geeft blijk van de relevantie je gekozen onderwerp voor
beroep en organisatie. (O)
Het product/ voorstel is zichtbaar gebaseerd op de uitkomsten
van het oriënterend praktijkonderzoek. (O)
Je combineert zichtbaar inzichten uit theorieën en standpunten over kwaliteitsverbeteringen en beleidsontwikkelingen,
implementatiestrategieën en praktijkgericht onderzoek om de
door jouw gemaakte keuzes te onderbouwen. Je verwijst hiervoor op de juiste wijze naar literatuur. (O)
Je toont duidelijk jouw persoonlijke visie op het belang van
jouw project. (P)
De keuze voor jouw thema is zichtbaar afgestemd met betrokken partijen in de organisatie. (I)
De inhoud van jouw voorstel en implementatieplan is zichtbaar
afgestemd met betrokken partijen in de organisatie. (I)
Nederlandse Taal
B. IJkmoment praktijkwerk:
Presentatie draagvlak creëren
Zie scoringslijst
Toetsvoorwaarden
Competenties:
5. Samenwerken
6. (Bege)leiding geven
7. Organisatorische voorwaarden scheppen
8. Bijdragen aan kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
12
Tentaminering
Deeltentamens
Beoordelingscriteria
De student operationaliseert zelf de abstracte criteria in indicatoren passend bij het vernieuwingsproject en presentatie.
Code
Toetsvorm
BeoordeMinimaal
Weling
vereist
ging
resultaat
A. Verslag vernieuwingsproject
MWD
-V3KBO1
Beroepsproduct/verslag
Cijfer
5,5
1
B. Presentatie
draagvlak creëren
MWD
-V3KBO2
Handelings
demonstratie
Cijfer
5,5
1
Voor alle deeltentamens geldt:
−
Aantal examinatoren:1
126
−
13
Verplichte literatuur
Cesuur: Van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als
geheel EN van het maximaal aantal te behalen punten per beoordelingscriterium
moet minstens 55% behaald zijn.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
Deeltentamen A, verslag vernieuwingsproject moet tevens voldoen aan de criteria voor
Nederlandse Taal.
−
Aantal kansen: Twee per studiejaar.
•
Migchelbrink, F. (2010) Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam:
SWP (reeds op niveau 1 aangeschaft).
Artikelen te vinden op Scholar
•
Bij van der, H., Broekhuis, M. en Gieskes, J. (2008). Kwaliteitsmanagement in
beweging. Van blauwdruk naar contingenties en dynamiek. Kluwer: Deventer. Paragraaf 9.2 Leren; Paragraaf 9.3 Veranderen: verbeteren of vernieuwen;Paragraaf
9.4 Continu verbeteren; Paragraaf 9.5 Vernieuwen.
•
Bouman, F. en Koopmans, M. (2007) Ondernemend leiderschap. Thema: Zaltbommel. Hoofdstuk 3 Veranderingen in organisaties.
•
Gregory A., Hurlburt, M., McCue Horwitz, S. (2011). Advancing a Conceptual
Model of Evidence-Based Practice implementation in Public Service Sectors. Administration and Policy in Mental Health and Mental Health Services Research, 38,
4-23.
•
Hattum van en Oostrik (2012). Social Practice Development: afstemming als basis
van praktijkverbetering. In Pelt, M. van, Hoijtink, M., Oostrik, H. en Räkers, M.
(red.), Meesterschap in het sociaal werk (pp.161-172). Amsterdam: SWP.
•
IJzendoorn, M. (1994). Kwaliteit zonder kapsones. Een denkkader voor kwaliteitszorg in de welzijnssector. NIZW: Utrecht. Hoofdstuk 3- Normering.
•
Pater, L. e.a.(2008). Implementeren. Het speelveld in de praktijk. Lemma: Utrecht.
Paragraaf 8.1 Communiceren in vieren, Paragraaf 8.2 Een communicatiemodel en
Paragraaf 8.3 Het communicatieplan.
•
Pluymaekers, M. (2011). Overtuigend presenteren. Coutinho: Bussum. Hoofdstuk
2- Een duidelijk doel.
•
Spanjer, M. (2004). De eenvoud van projectmatig werken. Houten: Bohn Stafleu
Van Loghum. Hoofdstuk 5- Het project in fasen.
14
Aanbevolen
literatuur
15
16
Software
Overig materiaal
17
Activiteiten
•
Marcus, J., Dam van, N. (2009). Een praktijkgerichte benadering van organisatie
en management. Noordhoff: Groningen/ Houten.
•
Spek van der, E. (2004). Overtuigen: hoe doe je dat? Kluwer: Alphen aan de Rijn.
•
Verbeek, G. (1997). Kwaliteit als werkwoord. Een overzicht van methoden voor
kwaliteitszorg in het uitvoerend werk. NIZW: Utrecht.
•
Verhagen, P. (2011). Kwaliteit met beleid. Basisboek voor sociale studies. Coutinho: Bussum.
N.v.t.
De volgende websites kun je gebruiken voor het opzoeken van achtergrondinformatie:
www.zorgvoorbeter.nl
www.movisie.nl
www.zorgwelzijn.nl
www.nvmw.nl
a. Integrale lijn
Voor het werken aan de integrale opdracht neem je deel aan groepsbijeenkomsten,
onder begeleiding van een docent, waarin je samen de beroepstaak verkent, werkplannen en afspraken maakt. Ook is dit de plek waar je de resultaten aan elkaar en
aan de docent presenteert en feedback krijgt.
b. Conceptuele lijn
bestaande uit (interactieve) werkcolleges die je nodig hebt om de beroepstaak te kunnen uitvoeren, erop te reflecteren en je werkwijze en resultaten te verantwoorden.
De integrale lijn en de conceptuele lijn worden samengevoegd in de werkcolleges die
per periode worden aangeboden tijdens de terugkomdagen. Er zijn in totaal 11 werkcolleges. In periode 1 t/m 3 vinden er drie werkcolleges van twee uur plaats, in periode
4 vinden er twee werkcolleges plaats, waarvan 1 werkcollege ingepland is als inzage
van deeltentamen A.
c. Praktijk
Bij deze beroepstaak geldt de praktijk als leidraad. Je ontwikkelt de opdracht, het product/ voorstel en de implementatie hiervan in de praktijk. Op basis van praktijkonderzoek kom je tot je vernieuwingsvoorstel.
127
18
19
20
21
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
Coaching en werkgroepen.
Zie 6.
Periode 1 t/m 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Leerlijn Professionele ontwikkeling (3LPO)
HAN SIS code: MWD-V3LPO
1
2
Opleiding
Doelgroep
3
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
4
5
6
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
7
Samenhang
8
Ingangseisen
m.b.t. tentamens
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 3
MWD, niveau 3, studiejaar 3, voltijd.
Geen uitstroomprofiel.
Uitstroomprofiel Jeugdzorg.
Uitstroomprofiel GGZ-agoog.
Professionele ontwikkeling.
Professionaliteit en professionalisering
De beroepsproducten zijn in de deeltentamens opgenomen:
a. Supervisieverslag
b. Verslag begeleide intervisie, gericht op verbetering en transfer.
7,5 stp
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
210 sbu
Voltijd
50
150
80
Deze onderwijseenheid hangt samen met de leerlijn professionele ontwikkeling op niveau 1 en 2 en er is een continue samenhang met alle beroepstaken van de opleiding.
Professionele ontwikkeling vindt immers niet geïsoleerd plaats, maar vindt plaats door
te werken aan beroepstaken en door in aanraking te komen met beroepsontwikkelingen. Supervisie is een onderdeel uit van LPO 3 in jaar 3.
Ingangseisen voor onderwijs en praktijkwerk
•
60 studiepunten van niveau 1 (propedeuse)
•
45 studiepunten van niveau 2
•
Voldoende voor praktijkwerk niveau 2 (LPO-2 deeltentamens C en D)
•
Voldoende voor integrale toets niveau 2
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
•
De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
De Onderwijseenheid Professionele Ontwikkeling (LPO) bereidt je voor op een leven
lang leren als maatschappelijk werker. De onderwijseenheid laat je kennis maken met
beroepsontwikkelingen en leert je vaardigheden aan om continue en proactief te anticiperen op deze ontwikkelingen, zodat de kwaliteit van je beroepsuitoefening hoog blijft in
een steeds veranderende omgeving. De onderwijseenheid bestaat uit 2 delen:
LPO3-lessen en, supervisie.
In deze onderwijseenheid staan de competenties 5 en 9 centraal:
Competentie 5: Samenwerken: (In een al dan niet multidisciplinair teamverband) samenwerken met vrijwilligers, medewerkers, functionarissen zowel binnen als buiten de
arbeidsorganisatie
11
Beoordelingscriteria
Competentie 9, de eigen professionaliteit: Door reflectie op het eigen beroepsmatige
handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen blijvend de eigen professionaliteit ontwikkelen.
tentamens
Competenties en bijbehorende beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
Voortgangstoets
N.v.t.
Competenties niet van toepassing.
Criteria volgens antwoordmodel.
e
Toetsvoorwaarden
Supervisie 3
jaar
N.v.t.
128
Competentie 5. Samenwerken
Beoordelingscriteria
Je accepteert en respecteert waarden en normen van de ander.(N)
Je bent duidelijk over je eigen waarden en normen.(N)
Je draagt bij aan een positief leerklimaat van de supervisiegroep.(N)
Je herkent dilemma’s in de beroepspraktijk en maakt deze bespreekbaar.(N)
Je realiseert een constructieve werkrelatie met supervisor / supervisanten.(I)
Je geeft adequaat feedback.(I)
Je ontvangt adequaat feedback.(I)
Je stelt concretiserende en problematiserende vragen.(I)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je reflecteert mondeling en schriftelijk doelgericht en systematisch op
je praktijkervaringen. (LC)
Je stelt concrete en haalbare doelen op die aansluiten bij je inbreng
uit de praktijk. (LC)
Je trekt conclusies voor je eigen handelen in de praktijk en maakt
zichtbaar welk vervolg je er aan geeft. (LC)
Je relateert je leervragen aan de beroepstaken van de maatschappelijk werker. (O)
Je verantwoordt je leervragen vanuit inzichten in het beroep maatschappelijk werk. (O)
Bij de behandeling van je leervragen toon je inzicht in relevante (praktijk)theorieën. (O)
Je kijkt vanuit verschillende invalshoeken naar jezelf als professional.
(P)
Je kunt het verband tussen je socialisatie en je functioneren als beroepsbeoefenaar professioneel hanteren. (P)
Je toont je bewust van je eigen aspecten van diversiteit en de wijze
waarop je deze professioneel inzet. (P)
Je kent je kwaliteiten en valkuilen als maatschappelijk werker en weet
deze professioneel te hanteren. (P)
Je schept op basis van kennis over je leer- en werkstijl voorwaarden
om tot leren te komen. (P)
12
Tentaminering
Deeltentamens
toetscode
beoordeling
toetsvorm
Minimaal
vereist
resultaat
2x deelname
per leerjaar
Is ‘voldaan’.
weging
Voortgangstoets
MWD
-V3LPO2
Kennistoets
Voldaan/
niet voldaan
Supervisie 3e jaar
MWD
-V3LPO3
Verslag
Cijfer
5,5
1
Samen werken en
samen leren in de
praktijk
MWD
-V3LPO5
Digitale
verzamelmap
Voldaan /
niet voldaan
Voldaan
0
0
Voor de Voortgangstoets geldt:
•
Aantal examinatoren: N.v.t.
•
Cesuur: Minimaal 2x deelname.
•
Aantal kansen: 3 per studiejaar.
Voor het tentamen Supervisie geldt:
•
Aantal examinatoren: 1
•
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen
als geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per generiek beoordelingscriterium.
•
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
•
Aantal kansen: 2 per studiejaar
129
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
15
16
17
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Voor het tentamen ‘samen werken en leren in de praktijk’ geldt:
•
Aantal examinatoren: 1
•
Cesuur: aan alle criteria voldaan
•
Aantal kansen: 2 per studiejaar
Literatuur al aangeschaft op niveau 2:
•
Fleischmann, K. (Eindred.). (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk
werker. Utrecht: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW.
•
Jagt, N. (2006). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht:
Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW
•
Bommel, M. van, Verharen, L. & Vosselman, M. (2011). De sociaal-agogische
kennisbasis. Houten: Bohn Stafleu van Loghum:
• Schilder, L. (2012). Leren dat maatschappelijk werkt. Het versterken van de beroepsidentiteit van de maatschappelijk werker door middel van leerprocessen op
en rond de werkplek. Uitgeverij Eburon.
• Otten, J. (2012). Hoe je helder schrijft in het maatschappelijk werk. Lent, uitgeverij Quixot.
N.v.t.
N.v.t.
De onderwijseenheid LPO3 bestaat uit twee onderdelen:
1. LPO3-bijeenkomsten
Deze zijn verspreid over het derde en vierde leerjaar en worden in het derde leerjaar
iets anders georganiseerd dan in het vierde leerjaar:
In het derde jaar wordt de LPO3 groep namelijk in tweeën gespitst zodat er groepen
ontstaan van ongeveer 12 studenten. Deze kleine groepen hebben per onderwijsperiode twee bijeenkomsten van 90 minuten. Daarnaast is er elke onderwijsperiode een
gezamenlijke bijeenkomst met de gehele LPO groep. Het doel van deze OWE is dat de
student bezig is met de beroepstaak professionele ontwikkeling. Deze richt zich op de
ontwikkeling van de eigen professionaliteit en die van collega’s door samen te werken
aan – en te leren van – alle dilemma’s die studenten tegen komen bij het uitvoeren van
‘kritische beroepssituaties’ in de praktijk. In de lessen werk je aan het opbouwen en
onderhouden van je kennisbasis, aan je ontwikkeling van een beroepsidentiteit en leer
je sturing te geven aan je eigen professionele ontwikkeling.
Er wordt naast de face-to-face bijeenkomsten gebruik gemaakt van de VLC (Virtual
Learning Community) zodat de student ook in een digitale leeromgeving leert samen te
werken en samen te leren waarbij de praktijk de belangrijkste leerbron is en betrekking
heeft op de uitvoering van de beroepstaken in de praktijk. Tijdens de bijeenkomsten is
de inhoud afhankelijk van de inbreng van een student en wordt er geleerd met behulp
van verschillende werkvormen. Deze bijeenkomsten dienen als ondersteuning bij het
praktijkwerk en als voorbereiding op integrale toets die aan het einde van vierde leerjaar plaatsvindt. (Zie daarvoor tekst IT3).
Er worden tevens twee LPO3-gerelateerde hoorcolleges aangeboden. Het eerste hoorcollege behandelt de ingangseisen, opbouw en procedure van de integrale toets (IT3).
Tevens zal worden besproken wat een een student ter voorbereiding op de IT3 al in het
derde maar ook in vierde jaar zelf kan en moet doen. Daarnaast vindt er een hoorcollege over minoren plaats waarin naast het aanbod van (buitenlandse) minoren, de procedures van inschrijving worden toegelicht.
In het vierde leerjaar zijn er per periode 2 bijeenkomsten van 90 minuten en deze zullen met name in het teken staan van verdere voorbereiding op de integrale toets. In
e
één van de eerste lessen in het 4 leerjaar zal ook voorlichting worden gegeven over
het O&I onderzoeksproject.
Je docent professionele ontwikkeling is tevens je studieloopbaanbegeleider, met wie je
minimaal één keer per jaar een individueel gesprek hebt over je studievoortgang en je
professionele ontwikkeling.
2.Supervisie
In het derde jaar, gedurende je praktijkleerperiode, heb je onder begeleiding van een
gekwalificeerde supervisor, 14 supervisiebijeenkomsten van 3 uur (bij groepjes van 3
studenten). De supervisie vindt meestal plaats in drietallen en wordt daarom groepssupervisie genoemd. Voor supervisie is het noodzakelijk dat je een praktijkplaats hebt die
130
voldoet aan de criteria die de opleiding hanteert. Er moet een directe koppeling zijn
tussen de uitvoering van het werk en het leren in de supervisie. Voor supervisie geldt
een aanwezigheidsplicht van 100% voor de voltijd en deeltijd en E-learning studenten.
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
20
Onderwijsperiode
Voor LPO 3 geldt:periode 1 tot en met periode 4 in het derde jaar èn periode 1 tot en
met 4 in het vierde jaar.
Voor supervisie geldt:periode 1 tot en met periode 4 in het derde jaar.
21
Maximum aantal
deelnemers
LPO3 lessen: 24 personen per lesgroep. In derde jaar wordt bij de LPO3 lessen de
groep in tweeën gespitst waarbij het aantal deelnemers 12 studenten zijn per groep. In
het vierdje jaar worden deze groepen weer samengevoegd. Supervisie: 3 studenten
per groep.
Titel OWE
(Trainings)bijeenkomsten waarbij in het derde jaar diverse werkvormen ingezet kunnen
worden, denk aan intervisie, collegiale consultatie, deskundigheidsbevordering, actie
leren. Daarnaast zijn er in het kader van de studieloopbaanbegeleiding individuele
gesprekken en/of subgroepbijeenkomsten.
Zie 6.
Onderzoek en Innovatie (4ONI)
HAN SIS code: MWD-V4ONIa
1
2
3
4
5
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
6
Studiepunten/
studielast
7
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 4
MWD, niveau 3, studiejaar 4, voltijd.
Onderzoek en Innovatie.
Professionaliteit en professionalisering
1. Een op basis van eigen praktijkgericht en theoretisch onderzoek ontworpen
product/dienst ter uitbreiding en innovatie van het beleid en/of (be)handelingsmethodes
(methodieken) en/of het aanbod van activiteiten van een organisatie (projectresultaat).
2. Een kort individueel betoog waarin je een theoretisch goed onderbouwd eigen
standpunt formuleert over de aanpak van een actueel beroepsvraagstuk (paper
innovatie).
27,5 stp
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
770 sbu
Voltijd
64,75
550
155,25
Op niveaus 1 en 2 van andere beroepstaken heb je (deel)vaardigheden verworven op
het gebied van gegevensverzameling en gegevensanalyse; zie de eenheden ‘Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling’ (KBO) en Signalering en preventie (SEP, voorheen SIA) – Niveau 1 en 2. Daarnaast heb je verschillende aspecten van de analysevaardigheid en de kritische houding die je nodig hebt om praktijkgericht onderzoek te
kunnen doen al geoefend in je werken aan de andere (majorspecifieke) beroepstaken.
Nieuw is dat je deze competenties nu gaat gebruiken met als doel een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de (eigen) praktijk en van het beroep.
Ingangseisen voor Onderzoek en Innovatie:
•
Niveau 1 behaald (incl. integrale toets)
•
Niveau 2 behaald (incl.integrale toets)
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
•
De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7)
Als Maatschappelijk werker wordt van je verwacht dat je een bijdrage levert aan je eigen professionalisering en aan de professionalisering in het beroep. In dat kader ben je
in staat naar aanleiding van een vraag van een organisatie uit het beroepenveld een
praktijkgericht onderzoek uit te voeren en op basis daarvan een innovatief product te
ontwikkelen voor verbetering of vernieuwing van product/aanbod, methodiek/methode
of beleid.
In deze onderwijseenheid staat de volgende competentie centraal:
10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling van het beroep.
131
11
Beoordelingscriteria
Tentamens
A. Projectresultaat
Competenties en Beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
•
Afspraak voor eindpresentatie aan de opdrachtgever ligt vast.
•
Voldoende beoordeling van Evaluatie Bijdrage Project (EBP).
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
De conclusies van het onderzoek geven antwoord op de vraagstelling met behulp van resultaten uit het onderzoek. (LC)
De gebruikte onderzoeksmethoden passen bij de vraagstelling
zodat de uitkomsten valide en betrouwbaar zijn. (LC)
De onderzoeksmethodische inzichten op het gebied van onderzoeksopzet, operationalisering en data-analyse zijn correct toegepast. (LC)
Het projectresultaat komt logisch voort uit de projectopdracht. (LC)
Het product als geheel is helder en goed leesbaar. (LC)
Bij de probleemanalyse is aantoonbaar gebruik gemaakt van relevante wetenschappelijke en praktijktheoretische literatuur. (O)
De gebruikte onderzoeksopzet wordt verantwoord vanuit theorie
over onderzoek en/of vanuit praktijkoverwegingen. (O)
Het product geeft blijk van een kritische blik op de kwaliteit van het
onderzoek en het doorlopen proces. (O)
Het projectresultaat is zichtbaar gebaseerd op de bevindingen van
het onderzoek. (O)
Het belang van het projectresultaat wordt onderbouwd door de
innovatieve aspecten ervan te beschrijven. (O)
Het projectresultaat is zichtbaar afgestemd op de kwaliteitseisen
van de opdrachtgever. (I)
Het projectresultaat is op heldere en bruikbare wijze overgedragen
aan de praktijk. (I)
Nederlandse taal
In je tekst gebruik je een correcte Nederlandse spelling en een
adequate stijl.
Je verwijst op consequente en juiste wijze naar bronnen (APA
richtlijnen).
B. Casustoets
praktijkgericht
onderzoek
Toetsvoorwaarden
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
Casustoets op kennisgebied Onderzoek. Toetsdoelen zijn:
• Je kent de kwaliteitseisen voor een vraagstelling van praktijkonderzoek en kunt deze toepassen op een casus;
• Je kent de verschillende onderzoekbenaderingen en weet
deze op juiste wijze toe te passen om een vraagstelling te beantwoorden;
• Je bent in staat de centrale begrippen uit een vraagstelling op
passende wijze te operationaliseren;
• Je kunt onderzoeksinstrumenten beoordelen op bruikbaarheid en zelf een onderzoeksinstrument ontwikkelen;
• Je bent in staat op een juiste wijze te kiezen voor een methode van steekproeftrekking bij een gegeven casus;
• Je kunt onderbouwen welke databronnen je wilt raadplegen
om een vraagstelling te beantwoorden;
• Je kunt onderbouwen in hoeverre een onderzoeksopzet voldoet aan de kwaliteitseisen van onderzoek.
132
C. Paper Innovatie
Toetsvoorwaarden
•
Paper is ingeleverd via de dropbox en via Ephorus. Er is
geen plagiaat geconstateerd.
•
Paper bestaat uit maxiaal 1500 woorden.
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
Het actuele beroepsvraagstuk is helder beschreven. (LC)
Het beroepsvraagstuk is duidelijk afgebakend. (LC)
De paper bevat een heldere (betoog)lijn.
De analyse behandelt de essentie van het vraagstuk. (LC)
De voorgestelde handelingsrichting is innovatief en voldoende
concreet. (LC)
De relevantie van het beroepsvraagstuk binnen de huidige maatschappelijke en beroepsontwikkelingen is goed beargumenteerd.
(O)
De analyse is goed onderbouwd met (inter)nationale literatuur. (O)
De analyse heeft aandacht voor verschillende invalshoeken vanuit
een breed referentiekader. (O)
Het belang van de voorgestelde innovatieve handelingsrichting
voor het beroep is goed beargumenteerd. (O)
De bronvermelding is correct volgens de APA-richtlijnen. (O)
Door de gebruikte argumentatie wordt de persoonlijke stellingname helder uitgedragen. (P)
Je geeft je visie weer op het positioneren, profileren en professionaliseren binnen het beroep. (P)
Nederlandse Taal
In de tekst gebruik je een correcte Nederlandse spelling en grammatica en een adequate stijl.
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. Projectresultaat
MWD
-V4ONIa1
Beroepsproduct
B. Casustoets praktijkgericht onderzoek
MWD
-V4ONIa2
C. Paper Innovatie
MWD
-V4ONIa3
−
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
15
16
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Casustoets met
open vragen
Cijfer
5,5
1
Beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
2
Aantal examinatoren:
•
Bij deeltentamen ‘Projectresultaat’: 1 examinator met adviesoordeel van de
•
opdrachtgever
•
Bij overige deeltentamens: 1 examinator.
−
Cesuur: 55% van het maximum aantal te verdienen punten.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Jagt, N. (2006). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht NVMW.
−
Migchelbrink, F.(2010). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam:
SWP (reeds op niveau 1 aangeschaft).
−
Otten, J. (2013). Hoe je helder schrijft in het maatschappelijk werk. Lent: Quixot.
−
Spanjer, M.(2004). De eenvoud van projectmatig werken. Houten: Bohn Stafleu
Van Loghum.
−
Sprinkhuizen, A. en M. Scholte. (2012) De sociale kwestie hervat. De WMO en
sociaal werk in transitie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
−
Reader Excel (staat op Scholar)
−
Aanvullende literatuur innovatie (staat op Scholar)
−
Aanvullende literatuur onderzoek (staat op Scholar)
N.v.t.
Excel
www.canonsociaalwerk.nl
www.mariekamphuisstichting.nl
133
17
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les/contacturen in
klokuren
Onderwijs
periode
20
21
Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
1
2
3
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaken
4
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
5
6
Studiepunten/studielast
7
Samenhang
8
Ingangseisen
m.b.t. tentamens
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
www.nvmw.nl
www.movisie.nl
www.maatwerk.nl
a. Integrale opdracht
In het werken aan deze beroepstaak doe je voor een opdrachtgever een praktijkonderzoek in de vorm van een opdracht die je in projectvorm uitvoert waarbij de mogelijkheid
bestaat met studenten van andere majors samen te werken (multiprofessioneel project)
en/of een project in het buitenland te werven. Je betrekt bij je project nadrukkelijk kennis
en inzichten van de historische achtergronden van het beroep, de huidige maatschappelijke context daarvan en geanticipeerde toekomstige ontwikkelingen in het beroep. Op
grond van het onderzoek lever je een advies voor implementatie aan de opdrachtgever.
Dit geheel presenteer je aan een opdrachtgever en zo mogelijk aan andere (beginnend)
beroepsbeoefenaren.
Voor het werken aan de integrale opdracht krijg je begeleiding van een docent, met wie
je de beroepstaak verkent, werkplannen en afspraken maakt. Ook is dit de plek waar je
de resultaten presenteert en feedback krijgt.
b. Ondersteunend onderwijs
Bestaande uit lessen Onderzoek en lessen Innovatie die je ondersteuning bieden om de
beroepstaak te kunnen uitvoeren, erop te reflecteren en je werkwijze en resultaten te
verantwoorden.
c. Praktijk
Het werken aan de integrale opdracht vindt voor het overgrote deel plaats in de praktijk,
in of rond de organisatie van de opdrachtgever.
Integrale opdracht: projectbegeleiding
Ondersteunend onderwijs: werkgroepen en hoorcolleges.
Zie 6.
Periode 3 en 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Integrale toets niveau 3 (4LPO)
HAN SIS code: MWD-V4LPOb
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod VT studiejaar 4
MWD, niveau 3, studiejaar 4, voltijd.
Psychosociale hulpverlening
Concrete en informatieve hulpverlening
Casemanagement
Signalering en actie ondernemen
Kwaliteit- en beleidsontwikkeling
Onderzoek en Innovatie
Professionele ontwikkeling
Professionele ontwikkeling.
Demonstratie van professioneel handelen in kritische beroepssituaties.
Presentatie en verdediging van visie op beroep en beroepsontwikkeling.
2,5 stp
70 uur sbu
Voltijd
contacttijd
praktijktijd
zelfstudietijd
6
0
64
De Integrale toets op niveau 3 hangt samen met de Integrale toets op niveau 1 en 2
en hangt samen met alle beroepstaken die op niveau 3 aan de orde zijn.
1. Propedeuse behaald.
2. Niveau 1 en 2 behaald en alle (deel)tentamens van niveau 3 m.u.v. de minor.
Voltijd: Er is voldaan aan de ingangseisen (zie hoofdstuk 7).
e
Deze onderwijseenheid wordt aangeboden in het 4 jaar van de opleiding en dient als
voorbereiding op de integrale toets van niveau 3.(zie voor de beschrijving van de
integrale toets hoofdstuk 5).
In deze onderwijseenheid staan alle competenties 1 tot en met 10 van de opleiding
centraal.
134
11
Beoordelings
criteria
Tentamen
Competenties en beoordelingscriteria.
Integrale toets
niveau 3
Toetsvoorwaarden
De onderstaande beoordelingscriteria gelden voor alle tien de
competenties. Tussen haken zijn de generieke criteria van de
professionele standaard vermeld waar het beoordelingscriterium
op betrekking heeft. Zie voor uitleg hoofdstuk 5.
1. De student handelt doelgericht, systematisch en methodisch,
gebaseerd op samenhangende en correcte (of:kloppende) redeneringen. (logisch consistent).
2. De student baseert zijn handelen en producten op de, persoonlijk en vakinhoudelijk beargumenteerde, verzameling, interpretatie en afweging van relevante gegevens, belangen en
aspecten. Daarbij past hij (recente of gepaste) kennis en inzichten uit de wetenschappelijke en/of vakliteratuur toe en verwijst
hierbij indien mogelijk naar bronnen.(onderbouwd).
3. De student weet vanuit betrokkenheid en respect een constructieve werkrelatie te bewerkstelligen en resultaten te realiseren. Hij kan zich daarbij zowel, responsief als proactief opstellen
en hij is zich bewust van zijn eigen houding. (Interactief).
4. de student handelt in overeenstemming met beroepswaarden
zoals integriteit, sociaal engagement, solidariteit, rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, empowerment, professioneel verantwoordelijkheid en openheid. (Normatief).
5. De student handelt authentiek en past een eigen visie, gevoelens, kennis en kunde op een professionele, kritisch reflectieve
en verantwoorde wijze toe. (Persoonlijk).
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Tentaminering
Verplichte literatuur
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Tentamen
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Minimum
resultaat
Weging
Integrale toets
niveau 3.
MWD
-V3LPOb1
Beoordelingsgesprek op
basis van
- handelingsdemonstraties
- casus
- presentatie
cijfer
6
1
Aantal examinatoren: 2 (1 docent-examinator, 1 werkveldexaminator).
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het geheel, 55% van
het maximaal aantal te behalen aantal punten per beoordelingscriterium en 55% van
het maximaal aantal, punten per segment van competenties.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
Zie OWE beschrijving LPO-3.
Zie OWE beschrijving LPO-3.
Zie OWE beschrijving LPO-3.
Zie OWE beschrijving LPO-3.
e
De leeractiviteiten tijdens begeleide bijeenkomsten en zelfstudie in het 4 jaar zijn
specifiek gericht op de voorbereiding op de integrale toets aan het eind van de opleiding. Je docent professionele ontwikkeling is tevens je studieloopbaanbegeleider, met
wie je minimaal één keer per jaar een individueel gesprek hebt over je studievoortgang en je professionele ontwikkeling.
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
Zelfstudie, werkgroepbijeenkomsten en individuele loopbaanbegeleiding.
Zie 6.
Maximum aantal
deelnemers
Doorgaans 24 studenten per groep.
e
4 jaar: Periode 1 tot en met periode 4.
135
4.8.3 Onderwijseenheden deeltijd hoofdfase, niveau 2, studiejaar 2.
Deze paragraaf is: Bijlage 4 bij OER: Gegevens onderwijseenheden postpropedeutische fase. En
betreft de uitwerking van de onderwijseenheden conform art. 6.1, lid 2 van de Onderwijs- en examenregeling Instituut Sociale Studies.
Titel OWE
Systeem- en oplossingsgericht werken (2SYO)
HAN SIS code: MWD-D2SYO
1
2
3
4
5
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
6
Studiepunten
/studielast (in
klokuren)
7
Samenhang
met andere
OWE’n.
8
Ingangseisen
9
Algemene
omschrijving
10
Competenties
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, deeltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
Uitvoering van een hulpverleningsgesprek met behulp van de systeemgerichte of oplossingsgerichte methodiek. Na het gesprek reflecteert de student mondeling op het gevoerde hulpverleningsgesprek en laat zien hoe hij/zij systemisch ofwel oplossingsgericht
heeft geïntervenieerd.
7,5 stp
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
210 sbu
Deeltijd
24
101
85
Niveau 1: Methodisch werken, Outreachend en Wijkgericht werken, Taak- en Ervaringsgericht werken
Niveau 2: Groepsmaatschappelijk werk, Drang en Dwang
Niveau 3: psychosociale hulpverlening-3.
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
• 45 studiepunten van niveau 1.
• Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
• Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
In deze onderwijseenheid staat een onderdeel van de beroepstaak ‘psychosociale hulpverlening” centraal. Op niveau 1 is deze beroepstaak ook aan de orde geweest toen is
expliciet aandacht besteed aan Methodisch Werken, Taak- en ervaringsgericht werken
en Outreachend en wijkgericht werken. Op niveau 2 worden ook onderwijseenheden met
betrekking tot deze beroepstaak aangeboden. Het zijn de volgende onderwijseenheden
die aangeboden worden bij de beroepstaak Psychosociale Hulpverlening: systeem- en
oplossingsgericht werken, werken met groepen en netwerken; omgevingsgericht werken
en drang en dwang.
Dit ”Systeem- en oplossingsgericht werken” is een van deze vier onderwijseenheden.
In deze onderwijseenheid leer je op methodische wijze hulp te verlenen aan cliënten en
cliëntsystemen met psychosociale problemen volgens twee methodieken namelijk systeemgericht werken en oplossingsgericht werken. Daarbij doorloop je het traject van de
intake, het uitvoeren van de hulpverlening en de afsluiting/evaluatie. Het gaat er in deze
OWE om dat de student laat zien dat hij/zij de methodiek systeemgericht werken in grote
lijn kent, begrijpt en elementen van het systeem gericht werken kan toepassen. Voor het
oplossingsgericht werken gaat het er eveneens om dat de student de methodiek oplossingsgericht werken kent, begrijpt en elementen ervan kan toepassen.
In deze OWE staan de volgende competenties centraal:
 Competentie 1: Contact leggen, oriënteren en analyseren.
 Competentie 3: Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan.
 Competentie 9: Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
136
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen aan
de OWE
De competenties die in deze Onderwijseenheid centraal staan worden per deeltentamen
beoordeeld aan de hand van specifieke beoordelingscriteria voor het betreffende deeltentamen. Bij de beoordelingscriteria staat steeds tussen haken afgekort de verwijzing
naar de professionele standaard (zie hoofdstuk 5).
(Deel)tentam Competenties en beoordelingscriteria
ens
Competentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren.
A. Toepassen methoBeoordelingscriteria voor zowel systeemgericht werken als oplosdieken
singsgericht werken:
Je kunt in dialoog met de cliënt het doel vaststellen voor dit gesprek. (LC)
Je neemt leiding en weet de structuur en veiligheid van het gesprek te
bewaren. (LC)
Je toont respect voor het cliëntsysteem. (LC)
Je laat zien dat je emancipatorisch te werk gaat (de kracht van de cliënt).
(LC)
Je kunt afstand en nabijheid hanteren. (LC)
Je zoekt naar de motivatie en gebruikt deze. (LC)
Je creëert een samenwerkingsrelatie waarbij de cliënt zich erkend voelt.
(LC)
Competentie 3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria voor zowel systeemgericht werken als oplossingsgericht werken
Je werkt methodisch: doelgericht, systematisch en procesmatig. (LC)
Je sluit met je interventies aan bij de cliënt en diens mogelijkheden. (I)
Je laat zien dat je aandacht hebt voor gedachten, gevoelens en opvattingen van de cliënt. (I)
Toetscriteria voor systeemgericht werken
Je laat zien meervoudig partijdig te zijn. (LC)
Je checkt de hypothesen, waarbij de circulariteit tot uiting komt. (LC)
Je past systeemgerichte vraag- en taxatietechnieken toe. (LC)
Je bespreekt de interactiepatronen rondom het probleem. (LC)
Toetscriteria voor oplossingsgericht werken
Je toont de houding van “niet weten”. (LC)
Je stelt de schaalvraag en/of de wondervraag, volgens de richtlijnen.
(LC)
Je benoemt de kracht- en hulpbronnen in voor de cliënt begrijpelijke taal
(uitzonderingen). (LC)
Je kiest samen met de cliënt de gewenste oplossingen. (LC)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria voor zowel systeemgericht werken als oplossingsgericht werken
Je legt de begrippen van de gedemonstreerde methodiek uit in eigen
woorden en geeft aan hoe je ze in het gesprek hebt toegepast. (O)
Je weet ideeën aan te geven over het vervolg en wat dan je insteek zou
zijn. (O)
Je benoemt je ervaringen in begrijpelijke en persoonlijke bewoordingen.
(P)
Je benoemt je kwaliteiten en valkuilen bij het hanteren van deze methodiek. (P)
Beoordelingscriteria
B. Kennistoets
40 juist/onjuist vragen worden beoordeeld aan de hand van een rekenmodel.
Voor verdere informatie over de beoordelingscriteria, cesuren en afkortingen
voor(deel)tentamens en integrale toetsen zie hoofdstuk 5 van deze studiegids en de
studiehandleiding van deze Onderwijseenheid.
137
12
Tentaminering
13
Verplichte
literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
15
16
17
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
Maximum
aantal deelnemers
20
21
Titel OWE
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Weging
Cijfer
Minimaal
resultaat
5,5
A. Toepassen
methodieken
MWD
-D2SYO1
Handelingsdemonstratie met mondelinge reflectie
B. Kennistoets
MWD
-D2SYO2
Kennistoets
Cijfer
5,5
1
1
a. Aantal examinatoren: Beide deeltentamens: 1 examinator
b. Cesuur:
Deeltentamen A: Van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als
geheel EN van het maximaal aantal te behalen punten per beoordelingscriterium moet
minstens 55% behaald zijn.
Deeltentamen B: 55% van het maximaal aantal punten moet behaald zijn.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
c. Aantal kansen: Voor beide deeltentamens twee kansen per studiejaar.

Jong, P. de en Insoo Berg, K. (2004). De kracht van oplossingen. Handwijzer voor
oplossingsgerichte vragen. Amsterdam, Pearson.

Nabuurs, Marius. Basisboek systeemgericht werken. Baarn, HB uitgevers. Zimbardo,
Weber en Johnson.(2009). Psychologie, een inleiding.

Bannink, F. (2006). “Oplossingsgerichte vragen. Handboek oplossingsgerichte gespreksvoering. Amsterdam, Harcourt Assessment.

Pont, Steven.“Er zit systeem in”. Te bestellen via www.systeemtheorie.nl
N.v.t.
N.v.t.
Integrale lijn: onderwijsleergesprekken
Vaardighedenlijn: rollenspelen met acteurs.
Voltijd:
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten en vaardigheidstraining met acteur(s) als cliënt(en)
Conceptuele lijn: Hoorcolleges en werkgroepen.
Deeltijd:
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten en vaardigheidstraining.
Zie 6.
periode 1 en periode 3.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Omgevingsgericht werken (2OMG)
HAN SIS code: MWD-D2OMG
1
2
3
4
5
6
7
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)product
en
Studiepunten/
Studielast in
klokuren
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, deeltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
Samenhang
met andere
OWE’n.
Niveau 1: Methodisch werken, Outreachend en Wijkgericht werken, Taak- en Ervaringsgericht werken
Niveau 2: Groepsmaatschappelijk werk, Drang en Dwang
Niveau 3: Psychosociale hulpverlening -3
Actieplan om netwerk te activeren.
7,5 stp
210 sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
Voltijd
24
100
86
138
8
Ingangseisen
9
Algemene
omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
• 45 studiepunten van niveau 1.
• Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
• Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
In Omgevingsgericht Werken leert de student het netwerk rond een cliënt planmatig te
mobiliseren, met het doel de cliënt ondersteuning te bieden vanuit dat netwerk. Daarbij
zet de student/hulpverlener zich in als facilitator van het proces en ziet daarmee zolang
mogelijk af van hulpverleningsactiviteiten. Hij steekt in waar de expertise van de hulpverlener gewenst is binnen dat plan.
De student ontwikkelt met met de subgroep een actieplan. Daarnaast presenteert hij (een
onderdeel van) eenwerkwijze van Omgevingsgericht Werken.
2. Ontwerpen
5. Samenwerken.
10. Bijdragen aan de professionele ontwikkeling van het beroep.
(Deel)tentamens
Competenties
Beoordelingscriteria
Competentie 2. Ontwerpen
A. Actieplan:
Beoordelingscriteria
De wensen en doelen van de cliënt zijn concreet geformuleerd.
(LC)
De werkdoelen sluiten aan bij de wensen en doelen van de cliënt.
(LC)
De acties sluiten aan bij de werkdoelen en komen voort uit de
wensen en doelen van de cliënt. (LC)
De taakverdeling tussen cliënt, zijn/haar netwerk en de hulpverlening passen bij de wensen en doelen van de cliënt. (LC)
Het uitgezette tijdspad is haalbaar. (LC)
Je maakt je visie op deze casus aannemelijk met correct gebruik
van concepten van sociologie uit deze owe. (O)
Je maakt je visie op deze casus aannemelijk met correct gebruik
van concepten van filosofie uit deze owe. (O)
Je maakt je visie op deze casus aannemelijk met correct gebruik
van concepten van methodiektheorie uit deze owe. (O)
Het plan is gericht op het empoweren van de cliënt en zijn systeem (N)
Het plan doet recht aan de kwaliteit en kracht van de cliënt en at
hij/zij al heeft ondernomen.
Competentie 5. Samenwerken
B. Presentatie:
Beoordelingscriteria
Je hebt doelgericht samengewerkt en hebt gezamenlijke belangen en doelen nagestreefd. (LC)
Je hebt een inhoudelijke bijdrage geleverd aan het vaststellen van
de doelen. (LG)
Je hebt professioneel je taak en rol in de samenwerking op je
genomen: persoonlijk, integer, transparant, gelijkwaardig etc. (N)
Bij de samenwerking heb je steeds afstemming gezocht met je
medestudenten om samen het doel te bereiken. (I)
Je hebt een professionele onderlinge taakverdeling gezocht en
gevonden. (I)
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
De presentatie geeft relevante argumenten voor de uitvoer van
het plan. (LC)
De presentatie is gestructureerd en heeft een logische opbouw.
(LC)
Het doel van de presentatie is duidelijk. (LC)
De student laat in de presentatie het belang van de cliënt en de
verbinding met (de ontwikkelingen in) het beroep zien en legitimeert daarmee zijn keuzes. (N)
De student profileert zich op persoonlijke en positieve wijze als
vertegenwoordiger van de beroepsgroep. (P)
De student draagt op overtuigende wijze zijn/haar expertise uit en
nodigt de ander uit om te reageren. (I)
139
De student communiceert met voor de doelgroep begrijpelijke
terminologie. (I)
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. Actieplan
MWD
-D2OMG1
Beroeps
product
B. Presentatie
MWD
-D2OMG2
Handelings
demonstratie
Cijfer
5,5
1
1
−
−
13
Verplichte
literatuur
14
17
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
Maximum
aantal deelnemers
15
16
20
21
Titel OWE
Aantal examinatoren: Voor beide deeltentamens 1 examinator.
Cesuur: Voor beide deeltentamens geldt, dat van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel EN van het maximaal aantal te behalen
punten per beoordelingscriterium minstens 55% behaald moet zijn.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: Voor beide deeltentamens zijn er twee kansen per jaar.

Scheffers, M. (2010). Sterk met een vitaal netwer: Empowerment en de sociaal netwerkmethode. Bussum: Coutinho.
e

Hoeksema, K. J. & Werf, S. van den (2010). Sociologie voor de praktijk. (7 druk).
Bussum: Coutinho.
e

Bolt, L.L.E. Verweij, M.F. & Delden, J.J.M. (2010). Ethiek in praktijk. (7 druk). Assen, Koninklijke van Gorcum.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Integrale lijn: De student oefent vaardigheden, maakt een onderbouwd actieplan en geeft
presentaties.
Conceptuele lijn: de student krijgt in ethiek, sociologie en recht concepten aangeboden
waarmee ze hun werkplan en presentatie kunnen onderbouwen.
Praktijk: de student(subgroep) maakt het actieplan in samenspraak met een echte cliënt
uit de praktijk.
Integrale lijn: oefenen vaardigheden, toepassen theorie, voorbereiding op toetsen, kennismaking met de Eigen Kracht Centrale, feedback van de docent op de producten.
Werkgroepen sociologie, ethiek en recht
Gastdocenten
Zie 6.
Voltijd: periode 2 en periode 4.
24 personen per lesgroep.
Groepsmaatschappelijk werk (2GMW)
HAN SIS code: MWD-D2GMW
1
Opleiding
2
3
Doelgroep
Beroepstaak /
taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
4
5
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 2
MWD
MWD, niveau 2, studiejaar 2, deeltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
Handelen
Een samenstelling en selectie van een cliëntengroep voor groepsmaatschappelijk werk, die vergelijkbare problematiek hebben en een bepaalde doelgroep
vormen op basis van een draaiboek.
Een selectie van een opname van een groepsbijeenkomst waarin methodische vaardigheden uit het groepsmaatschappelijk werk en de groepsdynamica
worden gedemonstreerd.
Metahandelen
Evaluatie en reflectie op de voortgang van de hulpverlening
140
-
6
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
7
Samenhang met
andere OWE’n.
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
Een verantwoording van het eigen handelen en theoretische onderbouwing
aan de hand van methodiek- en sociaal wetenschappelijke literatuur
Beschrijving van gehanteerde dilemma’s en een transfer
Transfergesprek
Een gesprek waarin waaruit blijkt dat de student een transfer kan maken naar
andere (doel)groepen en waarin ook de theoretische kennis blijkt.
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
5 stp / 140 sbu
Deeltijd
17,25
66
56,75
Niveau 1: Methodisch werken, Outreachend & wijkgericht werken, Taak- en ervaringsgericht werken.
Niveau 2: Systeem- en oplossingsgericht werken, Omgevingsgericht werken, Drang &
Dwang
Niveau 3: Psychosociale hulpverlening-3
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
• 45 studiepunten van niveau 1.
• Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Groepsmaatschappelijk werk wordt vaak ingezet daar waar individuele problemen van
de dezelfde aard veelvuldig voorkomen. Hierbij kan je denken aan assertiviteit problematiek, omgaan met stress, verwerkingsproblematiek etc. De ervaring leert dat hulpverlening en ondersteuning aan mensen vaak een meerwaarde heeft als het gebeurt in de
vorm van groepswerk. Dit is ook de kracht van deze hulpverleningsvorm. Men vindt
erkenning en herkenning bij elkaar, zodat de cliënten naast het werken aan eigen vragen ook voor elkaar van betekenis kunnen zijn. De groepsleden worden intensief betrokken bij het oplossen van de problemen en vragen van mede cliënten. Zij vergroten
hiermee het eigen probleemoplossend vermogen. Vaak blijkt dat in de bijeenkomsten
problemen niet altijd toegeschreven hoeven te worden aan het individu, men krijgt ook
grip op omgeving- en maatschappij gebonden factoren. Groepen kunnen zowel curatieve als preventieve aspecten hebben. Ook kennen we verschillende soorten groepen,
zoals groepen waar je vaardigheden kunt leren, groepen waar je kennis kunt opdoen
en groepen waar je ervaringen kunt delen. Een maatschappelijk werker, die mensen
via deze vorm van hulpverlening gaat helpen, moet vertrouwd zijn met het werken met
groepen. Dat houdt in dat hij/zij kennis heeft van groepsdynamica en van theoretische
concepten, dat hij/zij weet hoe een groep opgezet wordt, hoe een draaiboek gemaakt
wordt en hoe leiding gegeven wordt aan een groep in de verschillende fasen van de
reeks bijeenkomsten.
Voor de uitvoering van de hulpverlening leer je in deze onderwijseenheid gebruik te
maken van de volgende methodieken:
Groepswerk (leefgroepen, trainingsgroepen, gespreksgroepen, vrijwilligersgroepen)
Omgaan met diversiteit
De hulpverlening kan worden geboden in verschillende werksoorten, zoals maatschappelijke opvang, bedrijfsmaatschappelijk werk of vluchtelingenwerk. De doelgroepen
waarmee je werkt zijn bijvoorbeeld nieuwe Nederlanders, jongeren, mantelzorgers of
cliënten met werkgerelateerde problemen.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
3. uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
9. ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Deeltentamens
Competenties en beoordelingscriteria
Competentie 3: Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een
A. Begeleiden
van een groeps- hulpverleningsplan.
bijeenkomst,
Beoordelingscriteria
inclusief verantwoording
Je begeleidt op gestructureerde en doelgerichte wijze je groep op
basis van het draaiboek. (LC)
Je bewaakt het groepsdoel en het groepsproces en je laat tegelijkertijd zien dat je oog hebt voor het individu. (LC)
Je laat zien dat je problemen niet alleen toeschrijft aan het individu
door ook omgevings- en maatschappijgebonden factoren te benoemen. (N)
Je doet een beroep op het probleemoplossend vermogen van de
groepsleden. (N)
Je stimuleert, verbaal en non-verbaal, de interactie tussen de
groepsleden. Dit doe je door het volgende te laten zien:
141
Je stuurt aan op herkenning en erkenning.
Je stuurt er op aan dat groepsleden van elkaar leren.
Eventuele conflicten of confrontaties kun je werkbaar maken, bijvoorbeeld door een vertaalslag te maken van het inhoudsniveau
naar het betrekkingsniveau. (I)
Competentie 9
Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
B. Beoordelingsgesprek
transfer.
12
Tentaminering
Deeltentamens
Beoordelingscriteria
Je onderbouwt je handelen met behulp van verschillende begrippen
uit de praktijktheorie over groeps(maatschappelijk) Werk. (O)
Je legt de begrippen van de praktijktheorie uit en je relateert ze aan
je eigen handelen. (O)(DVD)
De bronvermelding is correct volgens de APA-richtlijnen. (O)
Je reflecteert op wat er wel en niet goed ging in het begeleiden van
de groep, conform de richtlijnen in de studiehandleiding. (P)
Je laat zien dat je kunt beoordelen of je gedragingen/reactiepatronen vaker voorkomen en of verandering wenselijk
is. (P)
Op basis van bovenstaande reflecties formuleer je nieuwe leerdoelen voor vergelijkbare, toekomstige beroepssituaties. (P)
Bij het formuleren van de doelen betrek je de competenties die bij
deze onderwijseenheid aan de orde zijn. (P)
Competentie 9
Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je geeft blijk van voldoende kennis van de sociaal wetenschappelijke theorie die in deze OWE is behandeld. (O)
Je geeft blijk van voldoende kennis van praktijktheorie over
groepswerk en groepsdynamica. (O)
Je beschrijft correct hoe je de sociaal wetenschappelijke inzichten
uit je draaiboek en de praktijktheorie over groepswerk en groepsdynamica kunt toepassen in diverse casuïstiek. (O)
Je benoemt maatschappelijke ontwikkelingen die relevant zijn voor
GMW. (O)
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Weging
Minimaal
vereist
resultaat
A. begeleiden
van een groepsbijeenkomst,
inclusief verantwoording
MWD
-D2GMW1
Handelingsdemonstratie
en verslag
cijfer
5,5
1
B. Beoordelingsgesprek
transfer
MWD
-D2GMW2
beoordelingsgesprek
cijfer
5,5
1
−
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
15
16
Software
Overig materiaal
Aantal examinatoren: Voor deeltentamen A 1 examinator. Voor deeltentamen B 2
examinatoren.
− Cesuur: Voor beide deeltentamens geldt: 55% van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per vast beoordelingscriterium.
− Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
− Aantal kansen: Voor beide deeltentamens zijn er twee kansen per studiejaar.
e
− Riet, N. van (2009, 10 druk). Groepswerk in het maatschappelijk werk. Assen:
Koninklijke van Gorcum.
− Reader met artikelen
− Remmerswaal, J. (2008). Handboek groepsdynamica. Een nieuwe inleiding op
e
theorie en praktijk. (9 druk). Soest: Uitgeverij Nelissen.
− Kaufman, L (2012). Het geheim van de trainer. De hoofdingrediënten van succesde
volle trainingen. (2 editie). Amsterdam: Pearson.
N.v.t.
www.groepsmaatschappelijkwerk.nl
142
17
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
20
21
Integrale lijn
In de integrale lijn wordt aandacht geschonken aan de oriëntatie op deze OWE en er
wordt gewerkt aan de integrale opdracht voor de beroepstaak. Dit alles gebeurt aan de
hand van deelopdrachten. Je krijgt de opdracht om op grond van een selectie en op
grond van indicaties- en contra-indicaties een groep samen te stellen en een draaiboek
te maken en daar uitvoering aan te geven.
De werkwijze is dat je uit ‘je eigen netwerk’ een groep van acht mensen (cliënten) formeert. Bijvoorbeeld cliënten op je werk of stage, collega’s op je werk of stage, medestudenten van school, vrienden, familie, etc. Deze groep mensen vormt je oefenmateriaal om de verschillende onderdelen van ‘het werken met groepen’ onder de knie te
krijgen.
Ondersteunend onderwijs
De conceptuele lijn bestaat uit werkgroepbijeenkomsten. Er is een vaste psycholoog
die de meeste werkgroepen begeleidt, enkele lessen worden door een docent sociologie gegeven. De werkgroepen sluiten in de opzet aan op elkaar. Onderwerpen die aan
de orde komen zijn onder andere groepsdynamica, nieuwe Nederlanders, arbeidsrecht
en traumaverwerking.
De vaardighedenlijn
De vaardighedenlijn bestaat uit een training. Onderwerpen die onder andere aan de
orde komen zijn de fasen in het groepsmaatschappelijk werk en de daarbij behorende
interventies.
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten
Conceptuele lijn: werkgroepen
Vaardighedenlijn: trainingen
Zie 6.
Deeltijd: periode 2 en periode 4.
24 personen per groep.
Titel OWE
Dwang en Drang (2DWD)
1
2
3
4
HAN SIS code: MWD-D2DWD
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, deeltijd.
PSH (psychosociale hulpverlening).
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
5
6
7
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)product
en
Studiepunten/Studielast
(inklokuren)
Samenhang
met andere
OWE’n
8
Ingangseisen
9
Algemene
omschrijving
Een theoretisch onderbouwde, schriftelijke rapportage aan een beslissingsbevoegde
instantie.
Een demonstratie van contactlegging en hulpverleningsgesprek met een cliënt.
7,5 stp / 210 sbu
contacttijd
praktijktijd
zelfstudietijd
deeltijd
28,5
101
80,5
•
Niveau 1: Methodisch werken (MTW), Taak- en ervaringsgericht werken (TEW), Outreachend werken in de wijk (OWW)
• Niveau 2: Systeem en Oplossingsgericht werken (SYO), Omgevingsgericht werken
(OMG), Groepsmaatschappelijk werk (GMW)
• Niveau 3: Psychosociale hulpverlening -3
Uitstroomprofiel: Jeugdzorg en GGZ agoog
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
• 45 studiepunten van niveau 1.
• Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Dwang en Drang maakt deel uit van de beroepstaak “psychosociale hulpverlening”. Op
niveau 1 is deze beroepstaak ook aan de orde geweest; toen is expliciet aandacht besteed aan de intake, de uitvoeringsfase en de afsluiting en evaluatie.
Op niveau 2 worden drie onderwijseenheden aangeboden die deel uitmaken van deze
beroepstaak: Systeem- en Oplossingsgericht werken, Groepsmaatschappelijk Werk werken en Drang en Dwang.
In Dwang en Drang leer je op de eerste plaats hoe je (methodisch) werkt met cliënten die
onvrijwillig deelnemen aan hulpverlening, omdat de samenleving dat verlangt (juridisch
kader) of een andere persoon (bijvoorbeeld een partner). In situaties waarin cliënten zich
143
‘gestuurd’ voelen of gestuurd worden zijn cliënten vaak niet of nauwelijks gemotiveerd om
een gesprek met je voeren. Bij intakegesprekken in situaties van dwang en drang zul je
andere interventies in moeten zetten dan in situaties van vrijwillige hulpverlening om
informatie van cliënt te krijgen.
In het eerste jaar heb je al kennis gemaakt met de methodiek “motiverende gespreksvoering” in de onderwijseenheid OWW, in DWD verdiepen we onze kennis en ervaring met
MG.
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
Op de tweede plaats leer je een helder en logisch briefrapport te schrijven aan een beslissingsbevoegde instantie, bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming of de
rechtbank. De nadruk ligt op het ontwikkelen van een logische documentstructuur. NB: de
principes die je hierbij leert, zijn prima bruikbaar bij het schrijven van andere beroepsdocumenten.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
1. contact leggen, oriënteren en analyseren
2. ontwerpen
3. uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
7. organisatorische randvoorwaarden creëren
9. ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Deeltentamen(s)
Competenties en beoordelingscriteria
A. Hulpverleningsgesprek en mondelinge
reflectieve verantwoording.
Competentie 1: contact leggen, oriënteren en analyseren
Beoordelingscriteria
Je benoemt het doel van het gesprek.(LC)
Je bepreekt het dwang/drang karakter van het gesprek (je geeft
uitleg over relevante wet- en regelgeving). (LC)
Je voert het gesprek op persoonlijke en professionele wijze. (P)
Je bent responsief. (P)
Je stelt de cliënt op zijn gemak. (P)
Je houding is niet-veroordelend. (P)
Je toont begrip voor de positie waarin de cliënt verkeert. (P)
Competentie 3: uitvoeren, evalueren en bijstellen van een
hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria
Je motiveert de cliënt tot gedragsverandering of tot het accepteren van hulp. (LC)
Je sluit aan bij de capaciteiten en doelen van de cliënt. (LC)
Je werkt volgens de richtlijnen van motiverende gespreksvoering. (O)
Je ontlokt verandertaal. (O)
Je maakt weerstand bespreekbaar. (I)
Competentie 9: ontwikkelen van de eigen professionaliteit
B. Voortgang- of
Rapportagetoets,
inclusief kennisvragen.
Beoordelingscriteria
Je onderbouwt je handelen met behulp van relevante theorie (O)
Je herkent en benoemt je kwaliteiten en valkuilen in de methodiek die je gebruikte.( )
Competentie 2: ontwerpen
Beoordelingscriteria
Je brief beschrijft helder de aanleiding om je brief te schrijven.
(LC)
Je brief geeft correct de achtergrond van de cliënt weer. (LC)
Je brief geeft een advies dat past bij de situatie. (LC)
Je argumenten onderbouwen daadwerkelijk je advies.(LC)
Je bespreekt informatie uit de casus onder de juiste rubrieken
(achtergrond, argumenten,…). (LC).
Je brief noemt alle bronnen van je onderzoek. (O)
Je argumenten bevatten alle relevante informatie uit de casus.
(O)
Je past psychologietheorie correct toe op de casus door het
144
beantwoorden van vijf psychologievragen.(O)
Je past ethiektheorie correct toe op de casus door het beantwoorden van vijf ethiekvragen.(O)
Je past juridische theorie correct toe op de casus door het beantwoorden van vijf vragen over recht. (O)
Competentie 7: organisatorische randvoorwaarden creëren
Beoordelingscriteria
Je brief heeft een correcte aanhef en afsluiting (N)
Je brief heeft een functionele bladspiegel. (N)
Je taalgebruik draagt bij aan het overdragen van de boodschap.(N).
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. Hulpverleningsgesprek en mondelinge reflectieve verantwoording.
MWD
-D2DWD1
Handelingsdemonstratie
en mondelinge
reflectieve verantwoording
B. Voortgang- of
Rapportagetoets,
inclusief kennisvragen.
MWD
-D2DWD2
Beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
1
−
−
13
Verplichte
literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
15
16
17
Aantal examinatoren. Voor beide deeltentamens 1 examinator.
Cesuur. Voor beide deeltentamens geldt dat van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel EN van het maximaal aantal te behalen
punten per beoordelingscriterium minstens 55% behaald moet zijn.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: Voor beide deeltentamens zijn er twee kansen per studiejaar.
−
Veen, van der en Goyarts (2012). “Motiverende gespreksvoering voor agogisch
werk”. Houten.
−
Jagt, L. (2010). Moet dat nou? Hulpverlening aan onvrijwillige cliënten. Bohn Stafleu
Van Lochum, Houten/Diegem.
−
Otten, J. (2012). Hoe je helder schrijft in het maatschappelijk werk. Lent: uitgeverij
Quixot
−
Jansen, J.H.G. (2007). De nieuwe code gedecodeerd: maatschappelijk werk en
beroepsethiek Baarn: HB uitgevers (propedeusestudenten hebben deze al in hun
bezit.)
−
Scholte, M. (2007). Wegen en Overwegen. Utrecht: NIZW, (propedeusestudenten
hebben dit al in hun bezit).
−
Beroepscode Maatschappelijk werk, NVMW (laatste druk). (propedeusestudenten
hebben dit al in hun bezit).
−
Visscher, mr. Y.M. en Bunthof, mr. A. (2009). Mens en recht. 7e druk.
−
Thuis, M. en Verhage-van Kooten, mr. A. Wetgeving zorg en welzijn.
−
Verharen, L. en Nicolasen, A. (2011). Maatschappelijk werk in de breedte. Bohn
Stafleu en van Loghum, Houten. (propedeusestudenten hebben deze al in hun bezit.)
−
Zimbardo, P.G. en Weber, A.L. & Johnson, R.L. (2009). Psychologie- een inleiding.
Pearson Education. (propedeusestudenten hebben deze al in hun bezit.)
Miller, Rollnick, (2010). Motiverende gespreksvoering, Theologische uitgeverij EkkleSEP.
N.v.t.
N.v.t.
a. Integraal onderdeel
In het integraal onderdeel is aandacht voor het persoonlijk leerplan en wordt daarnaast
gewerkt aan de integrale opdracht voor de beroepstaak. Dit alles gebeurt aan de hand
van deelopdrachten. In deze integrale lijn wordt de beroepspraktijk zo dicht mogelijk benaderd door bijvoorbeeld te werken met acteurs. Er wordt geoefend met het voeren van
hulpverleningsgesprekken waarin je cliënten onder andere leert te motiveren voor hulpverlening. Daarnaast is er aandacht voor het werken aan de relevante beroepsproducten,
waaronder de rapportage over de cliënt.
b. Ondersteunend onderwijs
145
18
Werkvormen
19
Les/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum
aantal deelnemers
20
21
Titel OWE
Voor de integrale opdracht heb je allerlei vaardigheden, kennis en inzichten nodig. Om
deze te verwerven wordt er ondersteunend onderwijs aangeboden. Deze zijn:

Communicatieve vaardigheden m.b.t. psychosociale hulpverlening in situaties van
dwang en drang: in hoorcolleges en trainingen communicatieve vaardigheden. De
trainingen richten zich op vaardigheden die specifiek nodig zijn voor situaties van
dwang en drang.

Schriftelijke vaardigheden: in hoorcolleges en werkgroepen. De training gaat in op
schriftelijke (opdracht)rapportage en algemene criteria voor goede rapportage.

Hoorcolleges, theorie en werkgroepen. Hierbij komen theoretische noties uit de psychologie, recht, filosofie en politicologie aan de orde.
c. Praktijk
Naast het volgen van de onderwijseenheden verricht je ook een aantal uren per week
praktijkwerk. Tijdens het praktijkwerk werk je aan bepaalde opleidingscompetenties en/of
beroepstaken. Zo ook aan competenties die bij deze beroepstaak PSH van belang zijn.
De competenties en de beroepstaken waar je praktijkwerkzaamheden verband mee houden zijn vastgelegd in het meldingsformulier en je praktijkcontract.
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten, werkgroepen.
Ondersteunend onderwijs: Hoorcolleges, werkgroepen en vaardigheidstrainingen.
Zie 6.
Perioden 1 en 3.
Doorgaans 24 personen per groep.
Concrete en informatieve hulpverlening (2CIH)
HAN SIS code: MWD-D2CIH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)product
en
Studiepunten/studielast
(in klokuren)
Samenhang
met andere
OWE’n
Ingangseisen
Algemene
omschrijving
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, deeltijd.
Concrete en informatieve hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
−
−
Demonstratie van een bemiddelingsgesprek/pleitbezorgingsgesprek.
Presentatie cliëntdossier
5 stp
Voltijd
140 sbu
Contacttijd
24
Praktijktijd
35
Zelfstudietijd
81
Niveau 1: Concrete en informatieve hulpverlening-1
Niveau 3: Concrete en informatieve hulpverlening-3
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
•
45 studiepunten van niveau 1.
•
Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Voor deelname aan (deel)tentamens geldt voor de voltijd bovendien:
•
De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling (zie hoofdstuk 7).
In deze onderwijseenheid staat integrale schuldhulpverlening centraal. Je leert op methodische wijze hulp te verlenen aan mensen met problemen op het gebied van financiën, wonen en recht vaak gecombineerd met psychosociale problematiek.
In de afgelopen jaren nam de schuldenproblematiek flink toe. Recent onderzoek wijst uit
dat één op de zes huishoudens (17%) zich in een problematische schuldsituatie bevindt
of daar een groot risico op loopt. Hun schulden zijn zo groot dat zij die doorgaans niet
meer op eigen kracht kunnen oplossen maar ondersteuning nodig hebben van bijvoorbeeld de schuldhulpverlening. Het oplopen van de werkloosheid en de dalende huizenprijzen zijn belangrijke factoren bij het toenemen van de schuldenproblematiek.
De toename van de schuldenproblematiek is ook zichtbaar in het beroep op schuldhulpverlening. In 2012 vroegen ruim 100.000 huishoudens om hulp bij een schuldhulpverlenende organisatie. De meeste schuldhulpverlenende organisaties zijn lid van de NVVK,
de branchevereniging voor sociaal bankieren en schuldhulpverlening. In 2012 vroegen
84.250 mensen bij een NVVK-lid om hulp. In 2008 was dat aantal nog ongeveer de helft
(44.100).
Mensen doen niet direct een beroep op schuldhulpverlening. Gemiddeld kampen ze al
146
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
een jaar of vijf met financiële problemen op het moment dat ze zich aanmelden. De
gemiddelde schuldenlast waarvoor mensen om hulp vragen, bedroeg in 2012 ongeveer
33.500 euro, verdeeld over 14 crediteuren. (Jungman, N., Schruer, H., 2013, Schets van
schuldhulpverlening, Hogeschool van Utrecht)
In het dagelijks leven hebben mensen voortdurend te maken met financiële en zakelijke
kwesties: van het boodschappen doen voor de dagelijkse levensbehoeften tot het afsluiten van de best passende ziektekostenverzekering. Voor sommige mensen kan het lastig
zijn om dergelijke zaken goed te regelen.
Als het gaat om financiële kwesties krijgt men regelmatig te maken met verschillende
instanties en regelingen. Het kan dan ingewikkeld zijn om het overzicht te behouden.
Zeker als cliënten zich door problemen op andere levensgebieden, zoals psychische of
lichamelijke gezondheid, in een kwetsbare positie bevinden. Op het moment dat mensen
er zelf niet meer uitkomen, kan een beroep gedaan worden op het maatschappelijk werk.
Om als maatschappelijk werker mensen met financiële problemen van dienst te kunnen
zijn, is het belangrijk op de hoogte te zijn van juridische en financiële regelingen en de
wijze waarop deze regelingen ingezet kunnen worden.
Om een goed uitgewerkt integraal plan te maken is het noodzakelijk te analyseren wat er
precies aan de hand is en wat mogelijke oorzaken zijn. Daarnaast moet de maatschappelijk werker in complexe en moeilijke zaken het overzicht bewaren en moet hij weten
welke stap op welk moment het beste door de cliënt of hemzelf gezet kan worden. Dat
betekent dat hij in staat is om een systematisch en gestructureerd plan te maken en naar
dat plan te handelen. Meestal zijn bij financiële en juridische problemen allerlei instanties
en personen betrokken. Voor de maatschappelijk werker is het van belang om goed met
deze instanties te overleggen en samen te werken, opdat de hulpverlening optimaal
verloopt.
Een wezenlijk kenmerk van het maatschappelijk werk, namelijk de combinatie van materiële en immateriële hulpverlening, komt in CIHV terug.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
3. uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
5. samenwerken
Tentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden (Bonus)
A. Pleitbezorgingsgesprek.
In week 6 geef je een presentatie van je dossier. Hiermee kun je 2
extra punten verdienen die bij je pleitbezorgingsgesprek opgeteld
worden.
Voor het pleitbezorgingsgesprek kun je maximaal een cijfer 8 halen.
De presentatie wordt gewaardeerd aan de hand van de volgende
criteria:
Je verantwoordt de analyse aan de hand van relevante inzichten uit
de sociologie
Je verantwoordt je plan aan de hand van screeningsinstrument
klantprofielen
Je laat zien dat je plan is opgebouwd uit de volgende 4 onderdelen:
•
Psychosociale hulpverlening
•
Budgetbeheer
•
Budgetbegeleiding
•
Schuldregeling
Je geeft goed aan wie wat doet in het hulpverleningsplan en je
verantwoordt je keuze hierin
Je laat zien op welke wijze je cliënt hebt betrokken bij het maken
van een sluitende begroting
Je laat zien op welke manier de beroepscode je keuzes heeft beïnvloed.
Competentie 3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een
hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria
Je informeert de andere partij correct over de aanleiding en het doel
van het gesprek. (LC)
Je benoemt de belangen en de mogelijkheden van de cliënt zodat
schuldeiser weet wat hij kan verwachten. (LC)
Je benoemt de activiteiten die de cliënt zelf onderneemt en diens
eigen verantwoordelijkheid. (LC)
Je gebruikt de juiste informatie op basis van kennis van het Neder-
147
lands Recht of literatuur over de schuldhulpverlening. (O)
Met deze onderbouwing sluit je aan bij het niveau van de schuldeiser (O)
Competentie 5. Samenwerken
Beoordelingscriteria
Je gaat zorgvuldig om met de privacy van de cliënt. (N)
Je stelt je passend bij de beroepsrol op. D.w.z. dat je de belangen
van de cliënt behartigt waarbij het contact met schuldeiser behouden blijft. (I)
Je streeft zichtbaar naar de dialoog met de schuldeiser. (I)
Je laat schuldeiser op voorstellen reageren. (I)
Je geeft op een begrijpelijke wijze aan waarom voorstellen van
schuldeiser bruikbaar of niet bruikbaar zijn. (I)
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. Pleitbezorgingsgesprek
MWD
-D2CIH2
Handelings
demonstratie
Cijfer
Minimaal
resultaat
5,5
Weging
1
−
−
13
Verplichte
literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
15
16
Software
Overig materiaal
Activiteiten
17
Aantal examinatoren. Voor de handelingstoets: 1 examinator.
Cesuur. Voor dit tentamen geldt als cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen
punten voor het tentamen als geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen
punten per vast beoordelingscriterium.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: Voor dit tentamen zijn er twee kansen per studiejaar.
Hieronder vind je een totaaloverzicht van de literatuur per lijn.
Integrale lijn
•
Haster, D. (2013). Basisboek integrale schuldhulpverlening. Groningen: Noordhoff
uitgevers. ISBN: 9789001820824
•
Bunthof, A. & Visscher, Y.M. (2013). Mens en Recht. Groningen: Noordhoff Uitgevers. ISBN 978-90-01-81553-0
•
Fleischmann, K. (Eindred.). (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk werker.
Utrecht: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW. ISBN:
9789070620264
Conceptuele lijn
•
Bunthof, A. & Visscher, Y.M. (2013). Mens en Recht. Groningen: Noordhoff Uitgevers. ISBN 978-90-01-81553-0
•
Voor recht: Wettenbundel aangeschaft in eerste studiejaar
•
Hoeksema, K.J. & Werf van der, S. (2010). Sociologie in de praktijk. Bussum: Couhinho
Verplichte artikelen op scholar. Zie onder bronnen het kopje artikelen.
•
Hoenderkamp, J. (2010). De kleine gids WMO 2010. Deventer: Kluwer. ISBN
9789013074222
•
Levecque, K. (2008). Armoede en Depressie. Voorburg: Acco. ISBN
9789033469299
•
Martens, F.L. & Schruer, H.D.L.M. (Ed.) (2007). Schuld of geen schuld. Amsterdam:
Reed Elsevier. ISBN 905749968
•
Pool, M. (2010). Alle dagen Schuld. Praktijkverhalen over armoede. Amsterdam:
Uitgeverij Augustus. ISBN 9789045701189
•
Von Weersch, K., Van Dongen, L., Hinskens, E., et.al. (2009). De kleine gids bijstand 2009-2. Deventer: Kluwer. ISBN 9789013068412
Scholar.
N.v.t.
Integrale lijn
In deze onderwijseenheid worden ten dienste van het werken aan de beroepstaak verschillende deelopdrachten aangeboden die het hele hulpverleningsproject omvatten.
Dit doe je in integrale bijeenkomsten. In de eerste week is er een hoorcollege integraal
werken in de schuldhulpverlening. Dit wordt verzorgd door een gastdocent uit de praktijk
van schuldhulpverlening.
In een van de lesweken komt een gastdocent uit de praktijk van de schuldhulpverlening
informatie geven over schuldhulpverlening in de praktijk. Hier gaat het met name om de
begroting en de rol van client om een sluitende begroting te kunnen maken Studenten
kunnen hun vragen over de door hen te maken begroting aan deze gastdocent voorleggen. In 2 hoorcolleges komen professionals uit de praktijk. Zij geven een hoorcollege
over de WSNP (Wet Sanering Natuurlijke Personen) en over de Gemeentelijke krediet-
148
18
Werkvormen
19
Les/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum
aantal deelnemers
20
21
Titel OWE
bank.
Ondersteunend onderwijs: conceptuele lijn
Voor het uitvoeren van de integrale opdracht heb je vaardigheden, kennis en inzichten
nodig. Deze kun je extra ontwikkelen via het ondersteunend onderwijs: hoorcolleges en
conceptuele werkgroepen. Er wordt aandacht besteed aan concepten vanuit recht en
sociologie.
Praktijkwerk
Naast het volgen van de onderwijseenheden verricht je ook een aantal uren per week
praktijkwerk. Tijdens het praktijkwerk werk je aan bepaalde opleidingscompetenties en/of
beroepstaken. Zo ook aan competenties die bij deze beroepstaak CIHV van belang zijn.
De competenties en de beroepstaken waarmee je praktijkwerkzaamheden verband houden, zijn vastgelegd in het meldingsformulier en je praktijkcontract.
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten en (enkele) hoorcolleges.
Ondersteunend onderwijs: hoorcolleges en werkgroepen.
Zie 6.
Voltijd: periode 2 en periode 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Signalering en preventie (2SEP)
HAN SIS code: MWD-D2SEP
1
2
3
7
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/take
n
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/
studielast (in
klokuren)
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene
omschrijving
10
Competenties
4
5
6
MWD
Niveau 2,deeltijd
Signalering en prevenie
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 2
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten
* Verslag analysefase
* Verslag preventieve interventie en metahandelen
7,5 stp
210 sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Deeltijd
20,25
101
Zelfstudietijd
88,75
Niveau 1: Signalering en preventie 1
Niveau 3: Signalering en preventie 3
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
• 45 studiepunten van niveau 1.
• Voldoende voor de integrale toets niveau 1
In deze onderwijseenheid staat de beroepstaak ‘Signalering en preventie’ op niveau 2
centraal. Deze beroepstaak is ook in de propedeuse (op niveau 1) aan de orde geweest.
Toen is vooral aandacht besteed aan het opvangen en analyseren van signalen. Op
niveau 2 leer je op methodische wijze een preventieve interventie te ontwikkelen.
Als hulpverlener in een instelling signaleer je problemen binnen je eigen organisatie en in
je omgeving. Het is belangrijk dat je deze signalen oppakt en er iets aan kunt doen wanneer de achterliggende problematiek ernstig is en wellicht is te voorkomen binnen de
mogelijkheden die je werk en je omgeving bieden. Het is daarbij van belang om in een
dergelijke situatie te weten wat dat ‘iets doen’ kan betekenen. Hoe geef je ‘iets doen’
methodisch en onderbouwd vorm?
In deze onderwijseenheid onderzoek je het gebied van preventie. Je kent theoretische
stromingen en visies. Daarbij krijg je inzicht in ‘good practices’, maar je leert ook dat
preventieve interventies juist een ongewenst effect kunnen hebben. Wanneer je de achterliggende problematiek analyseert om te beslissen of je een preventieve interventie
gaat nemen kom je verschillende uitdagingen tegen. Wat zijn de mogelijkheden en onmogelijkheden? Wat zijn de kosten en de baten? Wat zijn mogelijk ethische aspecten die
naar voren komen wanneer je besluit om te interveniëren? Welke voorbeelden van vormen van belangenbehartiging zijn er?
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
4. Signaleren en preventief werken
9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
10. Bijdragen aan de professionele ontwikkeling van het beroep.
149
11
Beoordelings
criteria
De competenties die in deze Onderwijseenheid centraal staan worden per deeltentamen
beoordeeld aan de hand van specifieke beoordelingscriteria voor het betreffende deeltentamen. Bij de beoordelingscriteria staat steeds tussen haken afgekort de verwijzing
naar de professionele standaard (zie hoofdstuk 5).
DeeltentaCompetenties en beoordelingscriteria
mens
Competentie 4. Signaleren en preventief werken
A. Verslag analysefase
Beoordelingscriteria
Je hanteert de onderzoeks-stappen zoals beschreven in Migchelbrink. (LC)
Je formuleert een conclusie op basis van de uitkomsten van je
analyse en je benoemt daarbij de aangrijpingspunten voor je
preventieve interventie. (LC)
De analyse beschrijft voldoende theoretische inzichten die
relevant zijn voor het signaal. (O)
Je beschrijft de aard, omvang, ernst van het gesignaleerde
probleem volgens het handboek PREFFI. (O)
Je legt het theoretisch model van Hosman (eimodel) uit en
past het toe op jouw signaal. (O)
Bronvermelding in je verslag voldoet aan de APA normen. (O)
Competentie10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
De probleemstelling bestaat uit doelstelling, vraagstelling en
minimaal twee subvragen die op elkaar aansluiten.
Competentie 4. Signaleren en preventief werken
B. Verslag preventieve
Beoordelingscriteria
interventie en metaJe plan voor een preventieve interventie is gebaseerd op de
handelen
aangrijpingspunten zoals beschreven in je analyse. (LC)
Je beargumenteert waarom jouw interventie aansluit bij de
doelgroep. (LC)
Je preventieve interventie is gebaseerd op literatuur over
preventie (m.n. uit handboek PREFFI). (O)
Je legt uit om welk soort preventie jouw interventie gaat m.b.v.
het model van Mrazek en Haggerty. (O)
Je verwerkt minimaal twee effectieve interventies in je plan,
zoals beschreven in het handboek PREFFI. (O)
Je maakt gebruik van een good practice. (O)
Je onderbouwt waarom je deze good practice wilt gebruiken.
(O)
Je legt uit welke ethische aspecten betrekking hebben op dit
plan. (N)
Je onderbouwt dit met minimaal twee principes uit het artikel
van Van der Stel. (N)
Je geeft je visie op het plan en onderbouwt deze aan de hand
van de veranderkundige modellen van Donkers. (P)
Je beschrijft hoe je je doelgroep zo hoog mogelijk op de participatieladder van PRETTY laat deelnemen aan de totstandkoming van je plan. (I)
Je beschrijft hoe je draagvlak kunt creëren voor je interventie
bij samenwerkingspartners. (I)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je reflecteert op hoe je je hebt ontwikkeld in competentie 4 en
10.
Je benoemt expliciet je sterke punten en leerpunten m.b.t.
competentie 4 en 10. (P)
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
Je maakt concreet welke bijdrage jouw interventie levert aan
de professionele ontwikkeling van het beroep. (LC)
Voor verdere informatie over de beoordelingscriteria, cesuren en afkortingen
voor(deel)tentamens en integrale toetsen zie hoofdstuk 5 van deze studiegids en de
studiehandleiding van deze Onderwijseenheid.
150
12
Tentaminering
13
Verplichte
literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. Verslag analysefase
MWD
-D2SEP4
Beroepsproduct
B. Verslag preventieve interventie en
metahandelen
MWD
-D2SEP5
Beroepsproduct
17
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Cijfer
5,5
1
1
Voor beide deeltentamens geldt:
−
Aantal examinatoren: 1
−
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als
geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per vast beoordelingscriterium.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: twee per studiejaar
−
Hoeksema, Klaas. J. & Werf, Siep. van der (2010). Sociologie voor de praktijk: een
inleiding in de sociologie voor het HBO. Coutinho, Bussum.
−
Kok, H., Molleman, G., Saan, H., Ploeg, M. (2005). Handboek Preffi 2.0: richtlijn voor
effectieve gezondheidsbevordering en preventie. NIGZ, Woerden.
−
Migchelbrink, F. (2008). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. SWP: Amsterdam.
−
NVMW (2008). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. NVMW, Utrecht.
−
Roos, S. de, Dinther, M. van (2011). Preventie in de hulp- en dienstverlening. Toepassingen en achtergronden. Coutinho, Bussum.
−
Scholte, Margot & Splunteren, Peter van (2007). Opgelet!: systematisch signaleren
in het maatschappelijk werk, Coutinho, Bussum
−
Verharen, L., Nicolasen, A. (2005). Maatschappelijk werk in de breedte. Bohn, Stafleu van Loghum Houten.
−
Reader behorende bij deze OWE: nummer 1393
−
−
15
16
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Sluiter, Siny (2010). Signalering in het sociaal-agogisch werk. Met het oog op de
samenleving. Bohn, Stafleu van Loghum, Houten.
Stel, Jaap van der (2009). Handboek preventie. Voorkomen van psychische problematiek en bevorderen van geestelijke gezondheid. Koninklijke Van Gorcum, Assen.
http://www.nigz.nl/docfiles/SCOREBOEK%20DEF.pdf
In deze onderwijseenheid krijg je de opdracht om op methodische wijze een preventieve
interventie te ontwikkelen. De interventies dienen een preventief doel en kunnen het
karakter hebben van:
Belangenbehartiging van de doelgroep naar instanties en (lokale) politiek
Voorlichting geven
Projecten opzetten
Professioneel netwerk opzetten
Je vangt een signaal op. Je onderzoekt of dit signaal actueel, reëel en relevant is. Vervolgens doe je onderzoek naar de problematiek en context achter het signaal. Je beoordeelt of er een interventie opgezet moet worden. Indien dit het geval is schrijf je een
methodisch onderbouwd plan van aanpak voor een interventie.
Bij deze opdracht wordt de context en doelgroep waarvoor je het plan van aanpak voor
een interventie gaat schrijven, afgeleid uit het signaal waarmee je aan de slag gaat. Dit
signaal, de doelgroep en de context kies je zelf. Of je nu werkt in een verzorgingstehuis
voor ouderen of in een multidisciplinair team om probleemjongeren eerder te signaleren,
in beide functies is de hier genoemde beroepstaak essentieel.
Activiteiten per onderwijsonderdeel:
a. Integraal onderdeel
In deze onderwijseenheid wordt, ten dienste van het werken aan de beroepstaak, een
aantal verschillende deelopdrachten aangeboden. Je werkt individueel aan deze deelopdrachten. Je kunt daarbij gebruik maken van een subgroep, waarmee je kunt overleggen
en aan wie je consultatie kunt vragen. In week 1 tot en met 8 zijn er bijeenkomsten in de
integrale lijn. Er is een gastcollege waarin een professional uit de praktijk komt vertellen
welke plaats Signalering en preventie in zijn of haar instelling inneemt.
b. Ondersteunend onderwijs
Om goed aan de integrale opdracht te kunnen werken heb je allerlei vaardigheden en
concepten nodig. Deze kun je ontwikkelen via het ondersteunend onderwijs. In de conceptuele lijn wordt aandacht besteed aan preventie (een inleiding en aandachtspunten),
het creëren van draagvlak, participatie van de doelgroep, preventie en ethiek en verschil-
151
18
Werkvormen
19
Les/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
Maximum
aantal deelnemers
20
21
Titel OWE
lende preventieve interventies In de vaardighedenlijn is er
c. Praktijkwerk
Naast het volgen van de lessen verricht je ook een aantal uren per week praktijkwerk.
Tijdens het praktijkwerk werk je aan bepaalde opleidingscompetenties en/of beroepstaken. De competenties en de beroepstaken waar je praktijkwerkzaamheden verband mee
houden zijn vastgelegd in het meldingsformulier en je praktijkcontract.
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten
Ondersteunend onderwijs: Hoorcolleges, gastcollege en trainingen.
Zie 6.
Deeltijd: periode 1 en periode 3
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Casemanagement (2CAM)
HAN SIS code: MWD-D2CAM
1
2
3
4
5
7
8
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)product
en
Studiepunten/Studielast
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, deeltijd.
Casemanagement.
• Directe en indirecte hulp- en dienstverlening
• Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie
Multidisciplinair overleg aan de hand van een casus, inclusief verantwoording.
Samenhang
met andere
OWE’n
Ingangseisen
Niveau 3: Casemanagement-3.
9
Algemene
omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
7,5 stp
Deeltijd
210 sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
19,5
101
89,5
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
•
45 studiepunten van niveau 1.
•
Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Veel cliënten hebben te maken met meer problematieken. In zo’n geval krijgen zij te
maken met hulp- en dienstverleners uit verschillende disciplines. Het is van groot belang
dat deze hulp- en dienstverleners hun bemoeienis met de cliënt op elkaar afstemmen. Zij
moeten ervoor zorgen dat de hulp op één lijn zit en versterkend werkt naar elkaar. Ook
moeten zij ervoor waken dat de cliënt te zwaar belast wordt doordat hij op teveel fronten
tegelijk wordt aangesproken.
Deze afstemming wordt bereikt door casemanagement, waarbij een professional als
casemanager het voortouw neemt en- samen met de cliënt- de regie voert.
In deze OWE werk je als casemanager samen met personen van formele en informele
zorg en neem je de leiding in het multidisciplinair overleg.
Je houdt daarbij rekening met de context: soms is de hulpverlening vrijwillig voor de
cliënt, soms is er een situatie van dwang en drang, waarin de cliënt vaak niet of minder
gemotiveerd is.
5: samenwerken
6: leiding geven
De competenties die in deze Onderwijseenheid centraal staan worden per deeltentamen
beoordeeld aan de hand van specifieke beoordelingscriteria voor het betreffende deeltentamen. Bij de beoordelingscriteria staat steeds tussen haken afgekort de verwijzing
naar de professionele standaard (zie hoofdstuk 5).
Deeltentamens
Competenties en beoordelingscriteria
152
A. Handelingsdemonstratie met
schriftelijke verantwoording
Competentie 5: samenwerken
Beoordelingscriteria
Jouw interventies sluiten zichtbaar aan bij de behoeften en wensen van de cliënt (linking en monitoring). (LC)
Je stemt de rollen, taken en werkwijzen zo af dat de bereidheid tot
samenwerken bevorderd wordt (linking en monitoring). (I)
Je gaat in op de ideeën van anderen en onderzoekt deze op
bruikbaarheid. (linking). (I)
Je stelt relevante vragen over ingenomen standpunten en onderliggende belangen (linking en monitoring). (O)
Je plaatst deze in het perspectief van gemeenschappelijke belangen. (O)
Competentie 6: begeleiden en leiding geven
Beoordelingscriteria
Je leidt het team in het maken van duidelijke afspraken over de
activiteiten en de daarbij horende resultaten (linking en monitoring). (LC)
Je evalueert tussentijds zorgvuldig de effecten van de gevolgde
werkwijze en doelen (monitoring). (LC)
Je interventies en je non-verbale houding passen bij je rol als
casemanager (linking en monitoring). (LC)
Je stemt je communicatief af op de deelnemers van de bijeenkomst (linking). (I)
Je verantwoordt op aannemelijke wijze waarom de cliënt en/of zijn
netwerk wel of niet aanwezig zijn (linking en monitoring). (I)
Je draagt op constructieve wijze bij aan de teamcohesie en betrokkenheid aantoonbaar vergroot (linking en monitoring). (N)
Bij spanningsvelden doe je recht aan de belangen van alle partijen (linking en monitoring). (N)
Competenties 5 en 6.
Beoordelingscriteria voor de verantwoording van de handelingsdemonstratie:
Je onderbouwt je opstelling in de bijeenkomsten met passende
theorie over teamsamenwerking en over leiderschapsstijlen. (O)
De (praktijk-) theorie van casemanagement is op juiste wijze
gebruikt om de gevolgde strategie en methodiek te verklaren. (O)
De verantwoording van jouw professionele rol als casemanager
koppel je aan je beroepsidentiteit. (O)
De interventies, gericht op empowerment van de cliënt, worden
herkenbaar en adequaat aan de hand van twee momenten verantwoord. (O)
5 open vragen; weging vragen staat vermeld op tentamen
B. Kennistoets
Recht
C. kennistoets Psy5 open vragen; weging vragen staat vermeld op tentamen
chiatrie
Voor verdere informatie over de beoordelingscriteria, cesuren en afkortingen
voor(deel)tentamens en integrale toetsen zie hoofdstuk 5 van deze studiegids en de
studiehandleiding van deze Onderwijseenheid.
12
Tentaminering
Deeltentamen
Code
Toetsvorm
beoordeling
A. Handelingsdemonstratie met schriftelijke verantwoording
MWD
-D2CAM4
Handelingsdemonstratie
en verslag
B. Kennistoets Recht
MWD
-D2CAM5
C. Kennistoets Psychiatrie
MWD
-D2CAM6
153
Weging
cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Kennistoets
Cijfer
5,5
1
kennistoets
Cijfer
5,5
1
2
Voor alle deeltentamens geldt:
−
Aantal examinatoren: 1
−
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als
geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per vast beoordelingscriterium.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
Voor deeltentamen 1 geldt tevens dat voldaan moet zijn aan de criteria voor Nederlandse
Taal
- Aantal kansen: twee per studiejaar
13
Verplichte
literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
15
16
17
Alle deeltentamens moeten voldoende zijn om studiepunten te krijgen toegewezen.
Integrale lijn
- Kanter J.(1996). Engaging significant others: the Tom Sawyer Approach to Case Management. Psychiatric services, 47 (8), 799-801. (Scholar)
- Riet van, N. & Wouters, H. (2010). Casemanagement. Een leer-werkboek over de organisatie en coördinatie van zorg-, hulp- en dienstverlening.
Assen: Koninklijke van Gorcum. ISBN 9789023246145
- Swart, F. (2008). Interdisciplinair samenwerken in schoolverband.
Haarlem: Hogeschool Inholland. (Scholar)
- Zonder auteur.(2010). Beroepscode voor de maatschappelijk werker.
Utrecht: NVMW. ISBN 9879070620264
Conceptuele lijn
- Vandereycken, W. & Deth, R. van. (2011), Psychiatrie.
e
Houtem/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum, 3 druk/ ISBN 9789031389186
- Bunthof, A en Visscher, Y.M. (2009). Mens en Recht, Houten, Noordhoff Uitgevers,
ISBN-978900176504
- Thuis, M en Verhagen-van Kooten, M, Wetgeving Zorg en Welzijn 2012-2013, SDU
uitgeverij.
(of nieuwere editie)
Vaardighedenlijn
- Bolt, A.(2006). Het gezin centraal. Handboek voor de ambulante hulpverlener.
Amsterdam: SWP. ISBN 9789066656550 (Scholar)
•
Vraaggericht (pagina 27 t/m 30)
- Wolf, J. Kwaliteit van leven als vertrekpunt. (Scholar)
Zie studiehandleiding
N.v.t.
N.v.t.
De beroepstaak is opgedeeld in een aantal deelopdrachten, die zijn opgesteld aan de
hand van de stappen van een casemanagementmethode. Deze stappen zijn:
−
Assessment van de cliënt en diens omgeving om een beeld te krijgen van de behoeften van de cliënt; de behoeften vertalen in doelen; een plan van aanpak maken,
waarin verschillende disciplines een rol spelen.
−
Linking: je voert een gesprek met de beoogde hulp- en dienstverleners en de cliënt
en/of leden van het sociale netwerk om het plan door te spreken en afspraken te
maken over de onderlinge afstemming.
−
Monitoring en evaluatie. Monitoring is nodig om te bewaken dat alle betrokkenen
zich daadwerkelijk aan de afspraken houden en elkaar via rapportage op de hoogte
houden van de voortgang. Mogelijk signaleer je hierbij factoren op meso- of macroniveau die niet door je team beïnvloed kunnen worden, maar die wel bepalend zijn
voor het succes van de hulp- en dienstverlening. Tenslotte evalueer je met je team
de gehanteerde werkwijze en de behaalde resultaten. Aan je cliënt vraag je of hij
zowel met de werkwijze als de resultaten tevreden is.
Activiteiten per onderwijsonderdeel:
a. Integrale opdracht
Voor het werken aan de integrale opdracht (de beroepstaak, bestaande uit de deelopdrachten) neem je deel aan wekelijkse groepsbijeenkomsten onder begeleiding van een
docent, waarin je samen de beroepstaak verkent, werkplannen en afspraken maakt. Ook
is dit de plek waar je de resultaten aan elkaar en aan de docent presenteert en feedback
krijgt.
b. Ondersteunend onderwijs
−
lessen over de theorieën van recht en psychiatrie die je nodig hebt om de beroepstaak onderbouwd te kunnen uitvoeren, erop te reflecteren en je werkwijze en
resultaten te verantwoorden; dit zullen conceptuele werkgroepen en hoorcolleges
zijn.
154
−
18
Werkvormen
19
Les/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum
aantal deelnemers
20
21
Titel OWE
vaardighedentraining, onder andere gericht op empowerment en vraaggericht werken.
−
(indien nodig) deficiëntieprogramma taalvaardigheid of ICT.
c. Praktijkwerk
Naast het volgen van de onderwijseenheden verricht je ook een aantal uren per week
praktijkwerk. Tijdens het praktijkwerk werk je aan bepaalde opleidingscompetenties en/of
beroepstaken. De competenties en de beroepstaken waar je praktijkwerkzaamheden
verband mee houden zijn vastgelegd in het meldingsformulier en je praktijkcontract.
Vaardigheidstrainingen, werkgroepen voor de integrale- en conceptuele lijn en hoorcolleges.
Zie 6.
Deeltijd: periode 2 en periode 4.
Maximaal 24 deelnemers.
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (2KBO)
HAN SIS code: MWD-D2KBO
1
2
3
4
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, deeltijd.
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling.
Werken in de eigen organisatie of instelling.
7
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
Niveau 1: Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling niveau 1
Niveau 3: Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling niveau 3
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
• 45 studiepunten van niveau 1.
• Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Zorgen voor kwaliteit is een dynamisch gebeuren: het is nooit klaar.
Als Maatschappelijk Werker gaat kwaliteitszorg jou persoonlijk aan. Kwaliteitszorg
speelt zich namelijk af op verschillende niveaus. Enerzijds zul je op het niveau van
een organisatie in aanraking komen met kwaliteitszorgsystemen. Alle organisaties
zijn er namelijk op gespitst om zorg te dragen voor een goede kwaliteit van de dienstverlening. Met andere woorden: de organisatie wil er absoluut zeker van zijn dat ze
de JUISTE DINGEN DOEN OP DE JUISTE MANIER.
Anderzijds wordt op het niveau van de uitvoering de kwaliteit van de hulpverlening
grotendeels bepaald door de beroepskracht als persoon. Door jou dus. Je zult dus
voortdurend zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen voor het leveren van kwaliteit door kritisch en alert te zijn.
Je leert dus als Maatschappelijk Werker knelpunten te zien èn op te lossen, alles
uiteraard ten behoeve van de (kwaliteit aan de) cliënt. Dit draagt tevens bij aan je
eigen ontwikkeling tot een ‘kritische professional’ met een ‘onderzoekende houding’.
5
6
Evaluatie professionele standaard
Metahandelen en samenwerken
5 stp
140 sbu
Deeltijd
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
15,75
66
58,25
Door deze OWE zal jij straks als professional dus invloed kunnen uitoefenen op bestaande praktijken en leer je om te gaan met het eeuwige spanningsveld tussen beleid ‘in theorie’ en deze alledaagse praktijk. Dus: ‘Komen de beleidspraatjes wel
overeen met de daden?’en ‘Sluit het beleid wel aan op wat echt speelt op de werkvloer?’
In deze OWE krijg je de opdracht om in een praktijkorganisatie een onderwerp te
kiezen dat voor verbetering vatbaar is; wat een knelpunt is voor het primaire proces.
Door naar bestaand beleid en daaruit voortvloeiende professionele standaard te kijken en deze kritisch te evalueren op basis van een theoretische verkenning en praktijkonderzoek, ontwikkel je je attitude als Maatschappelijk Werker,
Het doel van het project is dat je met de evaluatie van een professionele standaard
155
komt tot een voorstel voor verbetering en daarmee een bijdrage levert aan de kwaliteit van de hulp- of dienstverlening, dus het primaire proces, binnen de praktijkorganisatie.
Je kiest voor een onderwerp dat past bij de speerpunten van de organisatie.
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen
aan de OWE
Je werkt gedurende deze OWE aan deze opdracht(en) in projectteams van 4 à 5
studenten. Deze projectteams worden samengesteld op basis van teamrol, leerstijl,
leiderschapsstijl en kernkwaliteit en zijn als zodanig taakgerichte teams. In de samenwerking wordt er van je verwacht dat je een inhoudelijke bijdrage levert aan het
vaststellen van de gezamenlijke teamdoelen en het (planmatig) realiseren ervan. Je
verwoordt en verantwoordt hierbij het eigen handelen naar anderen toe. Je neemt het
initiatief om in het team de verschillende taken en rollen te bespreken, te beargumenteren en te verdelen, rekening houdend met de in het team aanwezige kwaliteiten en
de teamdoelen. Je geeft en vraagt daarbij actief om collegiale consultatie zodat je in
staat bent je eigen handelen kritisch te onderzoeken en je bewust te worden van je
eigen kwaliteiten en valkuilen.
De bovengenoemde aspecten worden op twee momenten getoetst in een peerassessment, zowel door jezelf als door je projectteam. De opgedane inzichten en
leerervaringen leg je vast in een verslag waarin je terugkijkt op het samenwerkingsproces. Je evalueert daarbij je eigen bijdrage.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
5. samenwerken
7. organisatorische voorwaarden scheppen
8. bijdragen aan kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
De competenties die in deze Onderwijseenheid centraal staan worden per deeltentamen beoordeeld aan de hand van specifieke beoordelingscriteria voor het betreffende
deeltentamen. Bij de beoordelingscriteria staat steeds tussen haken afgekort de verwijzing naar de professionele standaard (zie hoofdstuk 5).
Deeltentamens
Competenties en Beoordelingscriteria
A. Evaluatie professionele standaard
Competentie 7. Organisatorische voorwaarden scheppen
Beoordelingscriteria
De aanbeveling is afgestemd op d organisatorische kaders en
beleidskaders van de organisatie.(I)
De aanbeveling houdt zichtbaar rekening met de professionele
ruimte van de maatschappelijk werker.(I)
Competentie 8. Bijdragen aan kwaliteitsverbetering en
beleidsontwikkeling
B. Metahandelen en
samenwerken
Beoordelingscriteria
Inhoudelijke analyse (effectevaluatie), aanbeveling en verantwoording vormen een logisch geheel. (LC)
Je hanteert systematisch een methode om de kwaliteit van
beleid te meten (effectevaluatie). (LC)
Je rapporteert geordend, begrijpelijk en in correct Nederlands.(LC)
De aanbeveling is gebaseerd op een inhoudelijke analyse van
het beleid (effectevaluatie). (O)
De aanbeveling is gebaseerd op gesignaleerde nieuwe ontwikkelingen. (O)
In de verantwoording geef je beargumenteerd weer hoe de
aanbeveling een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van het
beleid en het primaire proces. Je doet dit op basis van literatuur over kwaliteit en beleid. (O)
IN de verantwoording geef je beargumenteerd weer welke
keuzes je hebt gemaakt ten aanzien van het product en de
gemaakte stappen in het proces. Dit doe je op basis van de
resultaten van de inhoudelijke analyse en literatuur over praktijkgericht onderzoek. (O)
Competentie 5. Samenwerken
Beoordelingscriteria
Je beschrijft in concrete bewoordingen hoe je een inhoudelijke
bijdrage hebt geleverd aan het vaststellen van gemeenschappelijke doelen en het planmatig realiseren ervan. (LC)
Je verwoordt en verantwoordt je handelen in de samenwerking
156
met behulp van inzichten en argumenten. (O)
Je geeft concrete voorbeelden van je ontwikkeling en onderbouwt deze aan de hand van theorie over teamkwaliteit. (O)
Je toont inzicht in je persoonlijke overtuigingen, kwaliteiten,
valkuilen, rol in het team en maakt deze zo nodig bespreekbaar. (P)
Leg in persoonlijke bewoordingen uit welke inzichten deze
beroepstaak jou heeft opgeleverd. (P)
Je neemt het initiatief om de verschillende taken en rollen te
bespreken, te beargumenteren en te verdelen, rekening houdend met in het team aanwezige kwaliteiten. (I)
Je geeft actief collegiale consultatie en feedback. (I)
Je vraagt actief om collegiale consultatie en feedback en gebruikt deze. (I)
Voor verdere informatie over de beoordelingscriteria, cesuren en afkortingen
voor(deel)tentamens en integrale toetsen zie hoofdstuk 5 van deze studiegids en de
studiehandleiding van deze Onderwijseenheid.
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
15
16
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
17
Activiteiten
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. Evaluatie professionele standaard
MWD
-D2KBO1
Beroepsproduct
B. Metahandelen
en samenwerken
MWD
-D2KBO2
Handelingsdemonstratie & verslag
Cijfer
5,5
1
1
Voor beide deeltentamens geldt:
−
Aantal examinatoren:1.
(bij deeltentamen B is het oordeel van de examinator mede gebaseerd op het
peerassessment)
−
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen
als geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per vast beoordelingscriterium.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: twee per studiejaar.
−
Migchelbrink, F. (2010). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam:
SWP. (reeds op niveau 1 aangeschaft)
e
−
Verhagen, P. (2011). Kwaliteit met Beleid. 2 druk. Bussum, Uitgeverij Coutinho.
De aanbevolen literatuur is te downloaden op Scholar.
N.v.t.
De volgende websites kun je gebruiken voor het opzoeken van achtergrondinformatie:
www.zorgvoorbeter.nl
www.movisie.nl
www.zorgwelzijn.nl
www.nvmw.nl
Deze onderwijseenheid verdiept je zicht op en inzicht in het functioneren van een
arbeidsorganisatie. Met een groep studenten (afhankelijk van de grootte van de onderwijsgroep) evalueer je een professionele standaard en schrijf je een concreet plan
voor verbetering. Met professionele standaarden worden bijvoorbeeld methodieken,
protocollen of richtlijnen bedoeld, waarin de consensus over hoe te handelen in bepaalde situaties is vastgelegd.
Activiteiten per onderwijsonderdeel:
a. Integrale lijn
Voor het werken aan de integrale opdracht neem je deel aan groepsbijeenkomsten,
onder begeleiding van een docent, waar je samen de beroepstaak verkent, werkplannen en afspraken maakt. Ook is dit de plek waar je de resultaten aan elkaar en aan
de docent presenteert en feedback krijgt.
b. Conceptuele lijn
bestaande uit (interactieve) werkcolleges die je nodig hebt om de beroepstaak te
kunnen uitvoeren, erop te reflecteren en je werkwijze en resultaten te verantwoorden.
Voor de integrale lijn en conceptuele lijn samen worden er 8 werkcolleges van 135
minuten aangeboden.
c. Praktijkwerk
Naast het volgen van de onderwijseenheden verricht je ook een aantal uren per week
praktijkwerk. Tijdens het praktijkwerk werk je aan bepaalde opleidingscompetenties
157
18
19
20
21
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
en/of beroepstaken. De competenties en de beroepstaken waar je praktijkwerkzaamheden verband mee houden zijn vastgelegd in het meldingsformulier en je praktijkcontract.
Je zult bij je integrale toetsing ook moeten laten zien op welke wijze je praktijkwerk
heeft bijgedragen aan je competentieontwikkeling. Afhankelijk van het type werkzaamheden kan dat ook voor deze beroepstaak van belang zijn. De richtlijnen voor
de wijze waarop je praktijkwerk onderdeel is van de integrale toetsing zijn vermeld in
de handleiding toetsing.
Daarnaast is het zelfs mogelijk (onderdelen van) de beroepstaak uit te voeren in de
praktijk. In je praktijkwerk zul je daarom oefenen en zo mogelijk bewijsmateriaal verzamelen. Met name bij deeltijdstudenten komt het voor dat ze in de gelegenheid zijn
om in de praktijk, al dan niet onder begeleiding, (onderdelen van) een concrete
dienstverleningstaak uit kunnen voeren. Zij brengen immers al 20 uur per week door
in de praktijk. Zij hebben de cases die de opleiding aanbiedt wellicht niet of in mindere mate nodig.
Werkcolleges
Zie 6.
Deeltijd: periode 1 en periode 3.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Titel OWE
Leerlijn Professionele ontwikkeling (2LPO)
1
2
3
4
HAN SIS code: MWD-D2LPOa
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, deeltijd.
Professionele ontwikkeling.
Professionele ontwikkeling.
5
6
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/
studielast (in
klokuren)
7
Samenhang met
andere onderwijseenheden
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
- Persoonlijk ontwikkelingsplan
- Betoog m.b.t. een actuele maatschappelijke of beroepsontwikkeling
5 stp
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
140 sbu
Deeltijd
40
66
34
Deze onderwijseenheid hangt samen met de leerlijn professionele ontwikkeling op
niveau 1 en 3 en er is een continue samenhang met alle beroepstaken van de opleiding. Professionele ontwikkeling vindt immers niet geïsoleerd plaats, maar vindt
plaats door te werken aan beroepstaken en door in aanraking te komen met beroepsontwikkelingen
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
Ingangseis voor deelname aan het onderwijs, inclusief praktijkwerk:
• 45 studiepunten van niveau 1.
• Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
De Onderwijseenheid Professionele Ontwikkeling (LPO) bereidt je voor op een leven
lang leren als maatschappelijk werker. De onderwijseenheid geeft je zicht op de beroepscompetenties en de beroepscode in het licht van actuele beroepsontwikkelingen
en leert je vaardigheden aan om continue en pro-actief te anticiperen op deze ontwikkelingen, zodat de kwaliteit van je beroepsuitoefening hoog blijft in een steeds veranderende omgeving.
In deze onderwijseenheid staan Competenties 9 en 10 centraal:
9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep.
De competenties die in deze Onderwijseenheid centraal staan worden per deeltentamen beoordeeld aan de hand van specifieke beoordelingscriteria voor het betreffende
deeltentamen. Bij de beoordelingscriteria staat steeds tussen haken afgekort de verwijzing naar de professionele standaard (zie hoofdstuk 5).
Deeltentamen
Competenties en Beoordelingscriteria
A. Betoog
Competentie 10.Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep
Beoordelingscriteria
158
De conclusie van je betoog (het voornaamste standpunt) is direct
helder. (LC)
Je argumenten leiden op logische wijze naar de conclusie. (LC)
Je argumenten zijn wederzijds uitsluitend en uitputtend. (LC)
Je ondersteunt je argumenten met feitelijke informatie uit relevante bronnen. (O)
Je verwijst volgens de APA richtlijnen naar bronnen. (O)
Het verband tussen de inhoud van het betoog en de beroepswaarden/beroepscode van het maatschappelijk werk is helder. (N)
Je betoog getuigt van kennis en inzicht in actuele ontwikkelingen
in de beroepspraktijk. (O)
B. Voortgangstoets
kennisbasis
C. Praktijkwerk,
urenregistratie
Nederlandse taal
Zie beoordelingsformulier
Competenties N.v.t.
Kennisbasis (BOK-MWD)
Beoordelingscriteria
Volgens antwoordmodel
Competenties N.v.t.
Beoordelingscriterium
D. Praktijkwerk
eindevaluatie
Minimaal 280 uur praktijkwerk.
Competenties
Afhankelijk van praktijkplek (vastgelegd in praktijkwerkplan)
Beoordelingscriteria
- de uitvoering van je werkzaamheden, je bijdrage aan de praktijkbegeleiding, je reflectie en verantwoording zijn conform
verwachting van de praktijk op niveau 2
Voor verdere informatie over de beoordelingscriteria, cesuren en afkortingen
voor(deel)tentamens en integrale toetsen zie hoofdstuk 5 van deze studiegids en de
studiehandleiding van deze Onderwijseenheid.
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Minimaal
vereist
resultaat
Weging
A. Betoog
MWD
-D2LPOa1
Beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
B. Voortgangstoets kennisbasis
MWD
-D2LPOa2
Kennistoets
Voldaan/niet
voldaan
2x deelname
0
C. Praktijkwerk,
urenregistratie
MWD
-D2LPOa3
Urenregistratie
Voldaan/niet
voldaan
280 uur
0
D. Praktijkwerk,
eindevaluatie
MWD
-D2LPOa4
Verslag
Voldaan/niet
voldaan
Voldaan
0
Vervolg
Aantal examinatoren
Cesuur
A. Betoog
1 examinator
B. Voortgangstoets kennisbasis
C. Praktijkwerk, urenregistratie
D. Praktijkwerk, eindevaluatie
A. Betoog
N.v.t.
159
N.v.t.
1 examinator
55% van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel
EN 55% van het maximaal aantal te
behalen punten per generiek beoordelingscriterium.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis
van de analyse van de resultaten.
Aantal kansen
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
15
16
17
B. Voortgangstoets kennisbasis
C. Praktijkwerk
D. Praktijkwerk
A. Betoog
Minimaal 2 maal deelname
Voldaan aan minimum praktijkuren
Voldoende
Twee kansen per studiejaar
B. Voortgangstoets kenN.v.t. (toets wordt 3x aangeboden; 2x
nisbasis
deelnemen is minimaal vereist)
C. Praktijkwerk, urenreN.v.t.
gistratie
D. Praktijkwerk, handeN.v.t.
lingsdemonstraties en
beroepsproducten
−
Bommel, M. van, Verharen, L. & Vosselman, M. (2011). De sociaal-agogische
kennisbasis. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2011.
−
Fleischmann, K. (Eindred.). (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk
werker. Utrecht: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW.
−
Gerritsen M. & Birnie, S. (2011). Basiswerk maatschappelijk werk en
dienstverlening: Methodiek mwd. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
−
Jagt, N. (2006). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht:
Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW.
−
Otten, J. (2012). Hoe je helder schrijft in het maatschappelijk werk. Lent, uitgeverij Quixot.
−
Beddoe, L. (2009). Creating continuous conversation: social workers and learning organizations. Social Work Education, 28(7), p. 722-736.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
In de leerlijn professionele ontwikkeling werk je 4 perioden aan de volgende doelen:
Het ontwikkelen van een beroepsidentiteit.
Sturing geven aan je eigen professionele ontwikkeling.
Elke periode zijn er trainingsbijeenkomsten met inhouden gekoppeld aan de voorgenoemde leerdoelen en hoorcolleges. De inhouden van de bijeenkomsten zijn de
voorbereiding voor de integrale toets.
Vergelijkbaar met de werkwijze van de praktijkinstelling, ga je dit jaar werken aan je
professionele ontwikkeling. Je doorloopt een gesprekscyclus, waarin je functioneren
gevolgd en beoordeeld wordt en waarin van je gevraagd wordt in een persoonlijk
ontwikkelingsplan (POP) doelen en resultaatafspraken te formuleren.
De gesprekscyclus bestaat uit drie fasen:
De planning
De voortgang
De feedback
De cyclus omvat een periode van een jaar waarin de twee gesprekken en een presentatie (beoordeling) zullen plaatsvinden. De twee gesprekken voer je met je docent
Professionele ontwikkeling; de presentatie houd je voor een onafhankelijke beoordelaar. Deze presentatie vindt plaats in het kader van je integrale toets.
In de leerlijn professionele ontwikkeling word je begeleid bij het sturen van je eigen
ontwikkeling ten aanzien van alle beroepstaken en alle competenties van een maatschappelijk werker. Onder competenties verstaan we de kennis, vaardigheden en
attituden dien nodig zijn om de competentie te beheersen. Een instrument dat specifiek ingezet wordt om je kennisontwikkeling te sturen is de ‘voortgangstoets’. Het
kunnen sturen van je eigen ontwikkeling wordt door het werkveld in toenemende
mate gevraagd in het kader van een leven lang leren in een continue veranderende
omgeving.
Naast zelfsturing wordt in de leerlijn professionele ontwikkeling stilgestaan bij je eigen
beroepsidentiteit, die steeds authentieker en steeds meer onderscheidend wordt
naarmate je ervaring opdoet in de beroepstaken van het maatschappelijk werk.
Zowel op school als in de praktijk werk je aan beroepstaken en competenties van een
maatschappelijk werker. Tijdens de gesprekken uit de gesprekscyclus zal zowel over
het werken op school als over het werken in de praktijk gesproken worden. Het zijn
immers twee rijke leerbronnen. Tijdens de lessen in de leerlijn Professionele ontwik-
160
keling is ook specifiek aandacht voor het werken in de praktijk.
Aangezien de begeleiding die je krijgt bij Professionele Ontwikkeling een vorm van
(studie)loopbaanbegeleiding is, is je docent professionele ontwikkeling tevens je
studieloopbaanbegeleider (SLB’er), met wie je twee keer per jaar een individueel
gesprek hebt over je studievoortgang.
18
19
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
20
21
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Deeltijdstudenten hebben minder werkgroepen dan de voltijdstudenten. Middels opdrachten worden deeltijders in staat gesteld om bepaalde lesonderdelen binnen de
eigen praktijk of in het kader van zelfstudie uit te voeren.
Werkgroepen, hoorcolleges, individuele gesprekken en subgroepbijeenkomsten.
Zie 6.
Periode 1 t/m periode 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Titel OWE
Integrale toets niveau 2 (2LPO)
1
2
3
HAN SIS code: MWD-D2LPOb
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 2
MWD, niveau 2, studiejaar 2, deeltijd.
Professionele ontwikkeling.
4
5
6
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/
taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast
7
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
Zie 3.
Persoonlijk ontwikkelingsplan
Eindevaluatie praktijkwerk
2,5 studiepunten
contacttijd
praktijktijd
zelfstudietijd
70 uur studiebelasting
deeltijd
24
31
15
Deze onderwijseenheid vormt een samenhangend geheel met de leerlijn professionele ontwikkeling van niveau 2 en biedt de student de mogelijkheid zich voor te bereiden op de integrale toets. Deze integrale toets op niveau 2 hangt samen met de integrale toets op niveau 1 en niveau 3. Elke integrale toets gaat over de competentieontwikkeling als geheel en strekt zich uit over meerdere beroepstaken.
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
De student heeft 45 studiepunten van niveau 1 behaald.
De student heeft de Integrale Toets op niveau 1 behaald.
De integrale toets is een presentatie van de student over zijn/haar competentiebeheersing aan het eind van niveau 2. De student schrijft een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). Ter voorbereiding op de presentatie tijdens de integrale toets schrijft
de student een conclusie bij dit POP (inclusief een vooruitblik naar niveau 3), die
hij/zij onderbouwt met informatie die voortkomt uit tentamens op niveau 2, het onderwijs dat hij/zij gevolgd heeft en de feedback die hij/zij gekregen heeft. Ter voorbereiding schrijft de student ook een eindevaluatie van zijn/haar praktijkwerk, waarin hij/zij
per competentie nagaat wat het praktijkwerk daaraan bijgedragen heeft. In deze
onderwijseenheid vindt deze voorbereiding plaats door zelfstudie en door het actief
deelnemen aan (individuele gesprekken en) begeleide groepsbijeenkomsten.
In deze Onderwijseenheid staat competentie 9 centraal:
De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen.
161
11
Beoordelingscriteria
Competentie 9 staat centraal in deze onderwijseenheid. De competentie wordt beoordeeld aan de hand van specifieke beoordelingscriteria voor de Integrale Toets. Bij
de beoordelingscriteria staat steeds tussen haken afgekort de verwijzing naar de
professionele standaard (zie hoofdstuk 5).
Deeltentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden
Integrale toets
niveau 2
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
Beoordelingscriteria
- Je beoordeel je eigen functioneren in relatie tot de beroepscompetenties en de BOK kritisch en onderbouwd. (O)
- Je leerdoelen komen logisch voort uit je zelfbeoordeling en zijn
e
specifiek, resultaatgericht geformuleerd, toegespitst op je 3
jaars praktijk.(LC)
- je relateert je leerdoelen aan actuele ontwikkelingen in d beroepspraktijk.(LC)
- Je werkt aan je competenties conform de beroepscode, artikel
26. (N)
- Je draagt op, overtuigende wijze je expertise uit met een reëel
oog voor de grenzen aan je mogelijkheden.)I)
- Je profileert je op persoonlijke en positieve wijze als vertegenwoordiger van de beroepsgroep.(P)
12
13
14
15
16
17
Tentaminering
Verplichte literatuur
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Tentamen
SIS code
Toetsvorm
beoordeling
Integrale toets
niveau 2
MWD
-D2LPO1
Presentatie
cijfer
Minimaal
te behalen
resultaat
6
weging
1
a. Aantal examinatoren: 1 onafhankelijke beoordelaar.
b. Cesuur: 55% van totale score & 55% van de score per generiek criterium
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
c. Aantal kansen per jaar: 2
Zie beschrijving onderwijseenheid LPO-2.
Zie beschrijving onderwijseenheid LPO-2.
Zie beschrijving onderwijseenheid LPO-2.
Zie beschrijving onderwijseenheid LPO-2.
De leeractiviteiten tijdens deze onderwijseenheid maken deel uit van de leerlijn professionele ontwikkeling (LPO-2).
In de leerlijn professionele ontwikkeling werk je 4 perioden aan de volgende doelen:
Het ontwikkelen van een beroepsidentiteit.
Sturing geven aan je eigen professionele ontwikkeling.
Elke periode zijn er trainingsbijeenkomsten met inhouden gekoppeld aan de voorgenoemde leerdoelen en hoorcolleges. De inhouden van de bijeenkomsten zijn de
voorbereiding voor de integrale toets.
Vergelijkbaar met de werkwijze van de praktijkinstelling, ga je dit jaar werken aan je
professionele ontwikkeling. Je doorloopt een gesprekscyclus, waarin je functioneren
gevolgd en beoordeeld wordt en waarin van je gevraagd wordt in een persoonlijk
ontwikkelingsplan (POP) doelen en resultaatafspraken te formuleren.
De gesprekscyclus bestaat uit drie fasen:
•
De planning
•
De voortgang
•
De beoordeling
De cyclus omvat een periode van een jaar waarin de twee gesprekken en een presentatie (beoordeling) zullen plaatsvinden. De twee gesprekken voer je met je docent
Professionele ontwikkeling; de presentatie houd je voor een onafhankelijke beoordelaar. Deze presentatie vindt plaats in het kader van je integrale toets.
In de leerlijn professionele ontwikkeling word je begeleid bij het sturen van je eigen
ontwikkeling ten aanzien van alle beroepstaken en alle competenties van een maatschappelijk werker. Onder competenties verstaan we de kennis, vaardigheden en
162
attituden dien nodig zijn om de competentie te beheersen. Een instrument dat specifiek ingezet wordt om je kennisontwikkeling te sturen is de ‘voortgangstoets’. Het
kunnen sturen van je eigen ontwikkeling wordt door het werkveld in toenemende
mate gevraagd in het kader van een leven lang leren in een continue veranderende
omgeving.
Naast zelfsturing wordt in de leerlijn professionele ontwikkeling stilgestaan bij je eigen
beroepsidentiteit, die steeds authentieker en steeds meer onderscheidend wordt
naarmate je ervaring opdoet in de beroepstaken van het maatschappelijk werk.
Zowel op school als in de praktijk werk je aan beroepstaken en competenties van een
maatschappelijk werker. Tijdens de gesprekken uit de gesprekscyclus zal zowel over
het werken op school als over het werken in de praktijk gesproken worden. Het zijn
immers twee rijke leerbronnen. Tijdens de lessen in de leerlijn Professionele ontwikkeling is ook specifiek aandacht voor het werken in de praktijk.
Aangezien de begeleiding die je krijgt bij Professionele Ontwikkeling een vorm van
(studie)loopbaanbegeleiding is, is je docent professionele ontwikkeling tevens je
studieloopbaanbegeleider (Slb’er), met wie je twee keer per jaar een individueel gesprek hebt over je studievoortgang.
Middels opdrachten worden deeltijders in staat gesteld om bepaalde lesonderdelen
binnen de eigen praktijk of in het kader van zelfstudie uit te voeren.
Werkgroepen, hoorcolleges, individuele gesprekken en subgroepbijeenkomsten
Zie 6.
18
19
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
20
Onderwijs
periode
Periode 1 tot en met periode 4, in samenhang met LPO-2.
21
Maximum aantal
deelnemers
Doorgaans 24 studenten per groep.
4.8.4 Onderwijseenheden deeltijd hoofdfase, niveau 3, studiejaar 3 en 4
Deze paragraaf is: Bijlage 4 bij OER: Gegevens onderwijseenheden postpropedeutische fase. En
betreft de uitwerking van de onderwijseenheden conform art. 6.1, lid 2 van de Onderwijs- en examenregeling Instituut Sociale Studies.
Titel OWE
Psychosociale hulpverlening (3PSH)
HAN SIS code: MWD-D3PSH
1
2
3
4
5
6
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
7
Samenhang
8
Ingangseisen
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 3
MWD, niveau 3, studiejaar, deeltijd.
Psychosociale hulpverlening.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
In overleg met je praktijkbegeleider bepaal je welke bewijsstukken je gaat aanleveren
om aan te tonen dat je de competenties beheerst die voor deze beroepstaak noodzakelijk zijn. Verplichte beroepsproducten zijn in ieder geval een probleemanalyse en een
uitgewerkt plan van aanpak.
22,5 stp
630 sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
Deeltijd
71
516
43
Niveau 1: Methodisch Werken, Taak- en Ervaringsgericht Werken, Outreachend- en
Wijkgericht Werken.
Niveau 2: Systeem- en oplossingsgericht werken, Omgevingsgericht werken, Groepsmaatschappelijk Werk, Drang en Dwang.
Niveau 3: Concrete en informatieve hulpverlening, Casemanagement. Samen met
psychosociale hulpverlening zijn dit de drie cliëntgebonden beroepstaken op niveau 3
die betrekking hebben op het werken met, namens en voor cliënten. Deze drie beroepstaken zijn in de praktijk meestal geen afzonderlijke taken. Vaak zijn de drie taken
bij eenzelfde casus (tegelijkertijd) aan de orde.
Ingangseisen voor onderwijs en praktijkwerk
• 60 studiepunten van niveau 1 (propedeuse)
163
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria en
Indicatoren per
deeltentamen
• 45 studiepunten van niveau 2
• Voldoende voor praktijkwerk niveau 2 (LPO-2 deeltentamens C en D)
• Voldoende voor integrale toets niveau 2
• Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
In deze onderwijseenheden leer je de beroepstaak psychosociale hulpverlening zelfstandig en in complexe situaties uit te voeren in de praktijk van het maatschappelijk
werk. Gedurende tien maanden heb je de gelegenheid om in een praktijkinstelling aan
de competenties van deze beroepstaak te werken. Je werkt in de praktijk met cliënten,
cliëntsystemen en cliëntgroepen. Je leert de beroepstaak psychosociale hulpverlening
en de methodieken die je daarbij gebruikt te integreren tot een persoonlijke aanpak in
het werken met, namens en voor cliënten. Ook kom je in de praktijk in aanraking met
voor jou nieuwe kennis, inzichten en methodieken, die je leert jezelf eigen te maken en
te integreren in het werken aan psychosociale hulpverlening.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
1. contact leggen, oriënteren en analyseren
2. ontwerpen
3. uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
5. samenwerken
6. leiding en begeleiding geven
7. organisatorische voorwaarden scheppen (beheer en organisatie)
9. ontwikkelen van de eigen professionaliteit
deeltententaCompetenties en beoordelingscriteria
mens
A. IJkmoment
Bij dit deeltentamen staan de volgende competenties centraal: 1, 2,
praktijkwerk
3, 5, 6, 7 en 9.
Voor dit deeltentamen gelden de volgende beoordelingscriteria:
Logisch consistent
Je werkt methodisch: doelgericht, systematisch en procesmatig. (1,
2, 3)
Je handelen bevordert het behalen van doelen. (3)
Je plan van aanpak sluit aan bij de analyse. (2)
Je hulpverleningsplan sluit aan bij de cliënt en bij de organisatie van
waaruit je werkt. (2)
Je dossier is inzichtelijk, functioneel en bruikbaar voor (7):
• Inzage door de cliënt.
• Overdracht naar collega’s
• Verwijzing naar andere organisaties
• Verwijzing naar andere organisaties
Correspondentie t.b.v. agogische dienstverlening volgt gangbare
formats of protocollen. (7)
Onderbouwd
Je onderbouwt je handelen naar cliënt en medeprofessionals (1, 2,
3, 5).
Je onderbouwt je keuzen voor doelen en methodieken. (2)
Je maakt daarbij gebruik van inzichten uit (praktijk)theorie, beroepsprofiel en beroepscode. (2)
Je plannen en rapportages (2):
• Zijn overzichtelijk en methodisch verantwoord
Bevatten de noodzakelijke informatie.
Normatief
Je hebt oog voor de cliënt. (1, 3)
Je hebt oog voor omgevings- en maatschappijgebonden factoren.
(1, 2, 3)
Je verantwoordt je positie vanuit beroepswaarden en werksetting:
• In de hulpverlening (1)
• In de samenwerking (5)
Je besteedt evenwichtig aandacht aan materiële en immateriële
problematiek. (1, 2, 3)
Je hebt aandacht voor emancipatorische uitgangspunten en diversiteit. (1, 2, 3)
Je hebt evenredig aandacht voor objectieve, subjectieve en normatieve aspecten. (1, 2, 3)
164
Persoonlijk
Je legt vragen voor aan collega’s en begeleiders. (9)
Je staat open voor feedback. (9)
Je formuleert heldere leerdoelen. (9)
Je handelt authentiek. (1, 2, 5)
Je toont een eigen visie op de hulpverlening. (9)
B. Analyse en
plan van aanpak
PSH/CIH
Interactief
Je stelt de cliënt op het gemak. (1, 3)
Je houding is sensitief, empathisch en responsief. (1, 3)
Je doelen zijn haalbaar. (2)
Je doelen sluiten aan bij de cliënt. (2)
• Wensen
• Mogelijkheden
Je hanteert spanningsvelden en dilemma’s. (1, 2, 3, 5)
Je hanteert in samenwerking met andere professionals verschillen
in opvattingen en belangen. (5)
Je vraagt en biedt collegiale consultatie en feedback. (5, 9)
De volgende competenties staan centraal in dit deeltentamen: 1, 2,
5 en 7.
Voor dit deeltentamen “Analyse en plan van aanpak PSH/CIH”
gelden de volgende beoordelingscriteria:
Bij elk criterium wordt verwezen naar de betreffende competentie(s)
Logisch consistent
In de analyse worden oorzaken, gevolgen, in stand houdende factoren en mogelijkheden aannemelijk gemaakt, zowel op het niveau
van de cliënt, zijn omgeving en de maatschappij. (1)
De centrale problematiek die je noemt, komt logisch voort uit je
analyse. (2)
Het plan van aanpak volgt een consistente redenering en sluit aan
bij de probleemanalyse. (2)
De activiteiten en methodieken die je kiest sluiten aan bij de doelen.
(2)
Je maakt in het plan aannemelijk welke organisatorische en beheersmatige voorwaarden nodig zijn om het plan te realiseren. (7)
Je stelt in het plan de juiste prioriteiten. (2)
Je betrekt in het plan van aanpak geschikte netwerkpartners (personen/instanties) en je zet hen op de juiste momenten voor de
juiste activiteiten in. (5)
Onderbouwd
Je analyse is onderbouwd m.b.v. relevante inzichten uit de sociaal
wetenschappelijke en juridische literatuur. (1)
De theoretische inzichten zijn adequaat benoemd, uitgelegd en
toegepast op de concrete situatie. (1, 2)
Je maakt aannemelijk door middel van welke hulpverleningsvormen
en methodieken de doelen te realiseren zijn. (2)
De methodiekkeuze is verantwoord vanuit praktijktheorie over deze
methodiek. (2)
Je verwijst naar bronnen volgens de APA richtlijnen
Interactief
Je formuleert haalbare doelen die aansluiten bij de wensen en
mogelijkheden van de cliënt. (2)
12
Tentaminering
deeltentamen
code
toetsvorm
beoordeling
A. IJkmoment
praktijkwerk
MWD
-D3PSH1
Handelingsdemonstratie & beroepsproduct
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
B. Analyse en plan
van aanpak
PSH/CIH
MWD
-D3PSH5
Beroepsproduct
Cijfer
5,5
165
weging
3
1
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
15
16
17
18
19
20
21
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
a. Aantal examinatoren.
•
bij de deeltentamen A: 1 examinator (= praktijkdocent) met een adviesoordeel
van de praktijkbegeleider
•
bij de deeltentamen B: 1 examinator (=vakdocent).
b. Cesuur.
Voor alle deeltentamens geldt als cesuur: 55% van het maximaal aantal punten voor
het deeltentamen als geheel EN 55% van het maximaal aantal punten per vast beoordelingscriterium.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
c. Aantal kansen. Voor alle deeltentamens bestaan 2 kansen per studiejaar.
Voor onderwijs- en praktijkopdrachten word je geacht de beschikking te hebben over
de voor deze beroepstaak relevante verplichte literatuur uit niveau 1 en niveau 2.
Specifiek voor studenten uitstroomprofiel Jeugdzorg: Beroepscode jeugdzorgwerker.
−
−
Brinkman, F.(2010). Crisishulpverlening. Uitgeverij: Bohn Stafleu Van Loghum.
Hoek, P. van, Brinkman F. Eigenlijk zegt U dat U dood wilt.
N.v.t.
N.v.t.
a. Ondersteunend onderwijs
Voor de integrale opdracht heb je allerlei vaardigheden, kennis en inzichten nodig. Dit
kun je ontwikkelen via het ondersteunend onderwijs dat bestaat uit conferenties. Er
zijn drie conferenties, twee daarvan zijn meerdaagse conferenties en de andere twee
conferenties worden op één dag aangeboden. De thema’s van de conferenties sluiten
aan bij de kritische situaties voor psychosociale hulpverlening op niveau 3.
De thema’s van de conferenties zijn: Integrale taken en methoden (ITM), Ernstige problemen (EPR) en Nieuwe methodieken (NME).
b. Praktijk
Je laat zien dat je beroepsbekwaam bent voor deze beroepstaak. Voor een groot deel
demonstreer je dit in de praktijk. Vandaar dat het leeuwendeel van de studiebelastingsuren voor deze beroepstaak is toegewezen aan het praktijkwerk. Van je praktijkbegeleider ontvang je tussentijds feedback op je functioneren in de praktijk. Aan het
einde van je praktijkwerkperiode wordt je voor je praktijkgedeelte beoordeeld door je
praktijkdocent in samenhang met je praktijkbegeleider van je praktijkinstelling. Daarnaast dien je voor deze beroepstaak een analyse en een plan van aanpak te maken
wat beoordeeld wordt door een vakdocent van de opleiding. In deze analyse en plan
van aanpak laat je zien opleidingsspecifieke theorieën en methodieken te verbinden
aan je specifieke praktijkcontext. Je kunt zelf een casus (cliënt) kiezen en het mag een
combinatie betreffen van psychosociale en materiële problematiek. Er wordt immers
één product gevraagd voor beide beroepstaken.
Conferenties.
Zie 6.
e
3 jaar periode 1, 2, 3, 4
Doorgaans 24 studenten.
Titel OWE
Concrete en informatieve hulpverlening (3CIH)
1
2
Opleiding
Doelgroep
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 3
MWD, niveau 3, studiejaar 3, deeltijd.
3
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producte
n
Concrete en informatieve hulpverlening.
HAN SIS code: MWD-D3CIH
4
5
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
In overleg met je praktijkbegeleider bepaal je welke bewijsstukken je gaat aanleveren
om aan te tonen dat je de competenties beheerst die voor deze beroepstaak noodzakelijk zijn. Verplichte beroepsproducten zijn in ieder geval een probleemanalyse en een
uitgewerkt plan van aanpak.
166
6
Studiepunten/studielast
(in klokuren)
7,5 Stp
7
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria en
Indicatoren per
deeltentamen
Niveau 1: Concrete en informatieve hulpverlening
Niveau 2: Concrete en informatieve hulpverlening
Niveau 3:Psychosociale hulpverlening, Casemanagement. Samen met concrete en
informatieve hulpverlening zijn dit de drie cliëntgebonden beroepstaken op niveau 3 die
betrekking hebben op het werken met, namens en voor cliënten. Deze drie beroepstaken zijn in de praktijk meestal geen afzonderlijke taken. Vaak zijn de drie taken bij eenzelfde casus (tegelijkertijd) aan de orde.
Ingangseisen voor onderwijs en praktijkwerk
•
60 studiepunten van niveau 1 (propedeuse)
•
45 studiepunten van niveau 2
•
Voldoende voor integrale toets niveau 2
•
Voldoende voor praktijkwerk niveau 2 (LPO-2 deeltentamens C en D)
•
Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
In deze onderwijseenheden leer je de beroepstaak concrete en informatieve hulpverlening zelfstandig en in complexe situaties uit te voeren in de praktijk van het maatschappelijk werk. Gedurende tien maanden heb je de gelegenheid om in een praktijkinstelling
aan de competenties van deze beroepstaak te werken. Je werkt in de praktijk met cliënten, cliëntsystemen en cliëntgroepen. Je leert de beroepstaak concrete en informatieve
hulpverlening en de methodieken die je daarbij gebruikt te integreren tot een persoonlijke aanpak. Ook kom je in de praktijk in aanraking met voor jou nieuwe kennis, inzichten
en methodieken, die je leert jezelf eigen te maken en te integreren in het werken aan
concrete en informatieve hulpverlening.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
1. contact leggen, oriënteren en analyseren
2. ontwerpen
3. uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
5. samenwerken
6. leiding en begeleiding geven
7. organisatorische voorwaarden scheppen (beheer en organisatie)
9. ontwikkelen van de eigen professionaliteit
deeltentenCompetenties en beoordelingscriteria
tamens
Bij dit deeltentamen staan de volgende competenties centraal: 1, 2,
A. IJkmo3, 5, 6, 7 en 9
ment praktijkwerk
Voor dit deeltentamen gelden de volgende beoordelingscriteria.
Bij elk criterium wordt verwezen naar de betreffende competentie(s)
Deeltijd
210 Sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
24
171
15
Logisch consistent
Je werkt methodisch: doelgericht, systematisch en procesmatig. (1, 2, 3)
Je plan van aanpak sluit aan bij de analyse. (2)
Je hulpverleningsplan sluit aan bij de cliënt.
Je hulpverleningsplan sluit aan bij de organisatie van waaruit je werkt. (2)
Je aandacht voor materiële en immateriële problematiek is evenwichtig.
(1, 2)
Je gebruikt de volgende vormen: (2, 3)
• Praktische ondersteuning
• Informeren
• Adviseren
• Pleitbezorging
• Bemiddelen
• Voorlichten
• Onderzoek
• Rapportage
Je plan van aanpak geeft een overzicht van instanties die een taak kunnen vervullen in de hulpverlening. (5)
Je benoemt concreet de onderdelen en hoe hiermee zal worden samengewerkt. (5)
Je benoemt jouw rol daarin. (5)
Onderbouwd
De doelen in je plan van aanpak: (2)
167
• Zijn haalbaar
• Sluiten aan bij de cliënt
• Sluiten aan bij het aanbod van de instelling.
Je onderbouwt je handelen naar de cliënt. (1, 2, 3).
Je onderbouwt je doelen en methodieken zo nodig naar medeprofessionals. (5)
Je gebruikt inzichten uit (praktijk)theorie, beroepsprofiel en beroepscode.
(1, 2, 3, 5)
Plannen en rapportages zijn overzichtelijk en methodisch verantwoord.
(7)
Plannen en rapportages bevatten passende informatie. (2, 7)
Je besteedt evenwichtig aandacht aan materiële problematiek. (1, 2)
Je hebt aandacht voor emancipatorische uitgangspunten en diversiteit.
(1, 2, 3)
Je hebt evenredig aandacht voorobjectieve, subjectieve en normatieve
aspecten. (1, 2, 3)
Normatief
Je verantwoordt je positie vanuit beroepswaarden en werksetting. (1,5)
Je hebt oog voor de cliënt en voor omgevings- en maatschappijgebonden factoren. (1, 2, 3)
In je houding komen emancipatorische uitgangspunten en aandacht voor
diversiteit tot uitdrukking. (1, 3)
Je schenkt evenredig aandacht aan objectieve, subjectieve en normatieve aspecten. (1, 2, 3)
Je informeert de cliënt over privacyregels en klachtrecht. (1)
Persoonlijk
Je stelt vragen. (9)
Je staat open voor feedback. (9)
Je legt verantwoording af. (7)
Je formuleert leerdoelen. (9)
Je handelt authentiek. (1, 2, 3, 5)
Je toont een eigen visie. (9)
Interactief
Je stelt de cliënt op het gemak. (1, 3)
Je houding is sensitief, responsief en empathisch. (1, 3)
Je evalueert tussentijds met de cliënt. (3)
Je doelen sluiten aan bij de cliënt. (2)

Wensen

Mogelijkheden
Je signaleert en hanteert spanningsvelden en dilemma’s. (1, 2, 3, 5)
In samenwerking hanteer je verschillen in opvattingen, zienswijzen en
belangen. (5)
Je vraagt consultatie en feedback. (9)
Je biedt collegiale consultatie en feedback. (5, 9)
168
B. Analyse
en plan van
aanpak
PSH/CIH
Bij dit deeltentamen staan de volgende competenties centraal: 1, 2, 5 en
7.
Voor dit deeltentamen gelden de volgende beoordelingscriteria:
Bij elk criterium wordt verwezen naar de betreffende competentie(s).
Logisch consistent
In de analyse worden oorzaken, gevolgen, in stand houdende factoren
en mogelijkheden aannemelijk gemaakt, zowel op het niveau van de
cliënt, zijn omgeving en de maatschappij. (1)
De centrale problematiek die je noemt, komt logisch voort uit je analyse.
(2)
Het plan van aanpak volgt een consistente redenering en sluit aan bij de
probleemanalyse. (2)
De activiteiten en methodieken die je kiest sluiten aan bij de doelen. (2)
Je maakt in het plan aannemelijk welke organisatorische en beheersmatige voorwaarden nodig zijn om het plan te realiseren. (7)
Je stelt in het plan de juiste prioriteiten. (2)
Je betrekt in het plan van aanpak geschikte netwerkpartners (personen/instanties) en je zet hen op de juiste momenten voor de juiste activiteiten in. (5)
Onderbouwd
Je analyse is onderbouwd m.b.v. relevante inzichten uit de sociaal wetenschappelijke en juridische literatuur. (1)
De theoretische inzichten zijn adequaat benoemd, uitgelegd en toegepast op de concrete situatie. (1, 2)
Je maakt aannemelijk door middel van welke hulpverleningsvormen en
methodieken de doelen te realiseren zijn. (2)
De methodiekkeuze is verantwoord vanuit praktijktheorie over deze methodiek. (2)
Je verwijst naar bronnen volgens de APA richtlijnen
Interactief
Je formuleert haalbare doelen die aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van de cliënt. (2)
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
15
16
17
deeltentamen
code
toetsvorm
Beoordeling
weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. IJkmoment
praktijkwerk
MWD
-D3CIH1
Handelingsdemonstratie &
beroepsproduct
B. Analyse en plan
van aanpak
PSH/CIH
MWD
-D3CIH5
Beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
3
a. Aantal examinatoren.
•
bij de deeltentamen A: 1 examinator (= praktijkdocent) met een adviesoordeel
van de praktijkbegeleider
•
bij de deeltentamen B: 1 examinator (=vakdocent).
b. Cesuur.
Voor alle deeltentamens geldt als cesuur: 55% van het maximaal aantal punten voor het
deeltentamen als geheel EN 55% van het maximaal aantal punten per vast beoordelingscriterium.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
c. Aantal kansen. Voor alle deeltentamens bestaan 2 kansen per studiejaar.
Voor onderwijs- en praktijkopdrachten wordt je geacht de beschikking te hebben over
de voor deze beroepstaak relevante verplichte literatuur uit niveau 1 en niveau 2.
Brinkman, F.(2010). Crisishulpverlening. Uitgeverij: Bohn Stafleu Van Loghum.
N.v.t.
N.v.t.
a. Ondersteunend onderwijs
Voor de integrale opdracht heb je allerlei vaardigheden, kennis en inzichten nodig. Dit
kun je ontwikkelen via het ondersteunend onderwijs dat bestaat uit conferenties. Er zijn
169
drie conferenties, twee daarvan zijn meerdaagse conferenties en de andere twee conferenties worden op één dag aangeboden. De thema’s van de conferenties sluiten aan bij
de kritische situaties voor de cliëntgebonden beroepstaken op niveau 3.
De thema’s van de conferenties zijn: Integrale taken en methoden (ITM), Ernstige problemen (EPR) en Nieuwe methodieken (NME). De conferenties horen formeel (qua
studiebelasting) bij psychosociale hulpverlening, maar zijn uiteraard ook bruikbaar bij
concrete en informatieve hulpverlening.
18
19
20
21
Werkvormen
Les/contacturen in
klokuren
Onderwijsperiode
Maximum aantal deelnemers
Titel OWE
b. Praktijk
Je laat zien dat je beroepsbekwaam bent voor deze beroepstaak. Voor een groot deel
demonstreer je dit in de praktijk. Vandaar dat het leeuwendeel van de studiebelastingsuren voor deze beroepstaak is toegewezen aan het praktijkwerk. Van je praktijkbegeleider ontvang je tussentijds feedback op je functioneren in de praktijk. Aan het einde
van je praktijkwerkperiode wordt je voor je praktijkgedeelte beoordeeld door je praktijkdocent in samenhang met je praktijkbegeleider van je praktijkinstelling. Daarnaast dien
je voor deze beroepstaak een analyse en een plan van aanpak te maken wat beoordeeld wordt door een vakdocent van de opleiding. In deze analyse en plan van aanpak
laat je zien opleidingsspecifieke theorieën en methodieken te verbinden aan je specifieke praktijkcontext. Je kunt zelf een casus (cliënt) kiezen en het mag een combinatie
betreffen van materiële en psychosociale problematiek. Er wordt immers één product
gevraagd voor beide beroepstaken.
Conferenties.
Zie 6.
e
3 jaar periode 1, 2,3, 4
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Casemanagement (3CAM)
HAN SIS code: MWD-D3CAM
1
2
3
4
5
6
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
7
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 3
MWD, niveau 3, studiejaar 3, deeltijd.
Casemanagement.
Directe en indirecte hulp- en dienstverlening.
Werken in en vanuit een arbeidsomgeving.
In overleg met je praktijkbegeleider bepaal je welke bewijsstukken je gaat aanleveren
om aan te tonen dat je de competenties beheerst die voor deze beroepstaken noodzakelijk zijn. Verplichte beroepsproducten zijn in ieder geval een probleemanalyse en een
uitgewerkt plan van aanpak voor casemanagement.
7,5 Stp
210 Sbu
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
Deeltijd
24
171
15
Niveau 2: Casemanagement
Niveau 3: Psychosociale hulpverlening, Concrete en informatieve hulpverlening. Samen met casemanagement zijn dit de drie cliëntgebonden beroepstaken op niveau 3
die betrekking hebben op het direct en indirect hulp- en dienstverlenen aan cliënten.
Deze drie beroepstaken zijn in de praktijk meestal geen afzonderlijke taken. Vaak zijn
de drie taken bij eenzelfde casus (tegelijkertijd) aan de orde.
Ingangseisen voor onderwijs en praktijkwerk
• 60 studiepunten van niveau 1 (propedeuse)
• 45 studiepunten van niveau 2
• Voldoende voor praktijkwerk niveau 2 (LPO-2 deeltentamens C en D)
• Voldoende voor integrale toets niveau 2
• Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
In deze onderwijseenheden leer je deze beroepstaak zelfstandig en in complexe situaties uit te voeren in de praktijk van het maatschappelijk werk. Gedurende tien maanden
heb je de gelegenheid om in een praktijkinstelling aan de competenties van deze beroepstaak te werken. Je komt in de praktijk de meest uiteenlopende cliëntproblemen
tegen, waaronder zeer complexe problemen waarmee je wellicht niet direct raad weet.
In de uitvoering van deze hulpverlening en in het signaleren van structurele oorzaken
van individuele problemen werk je samen met andere professionals: maatschappelijk
170
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria en indicatoren per deeltentamen
werkers en andere disciplines. Je geeft daarbij soms leiding aan een multidisciplinair
team in het coördineren van de hulp- en dienstverlening aan een cliëntsysteem. Je leert
de beroepstaak casemanagement en de methodieken die je daarbij gebruikt te integreren tot een persoonlijke aanpak. Ook kom je in de praktijk in aanraking met voor jou
nieuwe kennis, inzichten en methodieken, die je leert jezelf eigen te maken en te integreren in het werken aan casemanagement.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
1. contact leggen, oriënteren en analyseren
2. ontwerpen
3. uitvoeren, evalueren en bijstellen van een hulpverleningsplan
5. samenwerken
6. leiding en begeleiding geven
7. organisatorische voorwaarden scheppen (beheer en organisatie)
9. ontwikkelen van de eigen professionaliteit
DeeltentaCompetenties en beoordelingscriteria
mens
A. IJkmoment
Bij dit deeltentamen staan de volgende competenties centraal: 1, 2, 3,
praktijkwerk
5, 6, 7 en 9.
Voor dit deeltentamen gelden de volgende beoordelingscriteria:
Bij elk criterium wordt verwezen naar de betreffende competentie(s).
Logisch consistent
Het plan van aanpak sluit logisch aan bij: (2, 5)
• De wensen van de cliënt
• De mogelijkheden van samenwerkende hulpverleners
Je handelen bevordert het behalen van de afgesproken doelen. (3, 5)
Je maakt knelpunten vanuit de samenwerkende organisaties bespreekbaar. (5)
Je zoekt oplossingen die recht doen aan de belangen van alle betrokkenen. (5)
Je dossier is inzichtelijk, functioneel en bruikbaar: (7)
• Voor inzage van cliënten
• Voor overdracht naar collega’s
• Voor samenwerking met andere organisaties
Correspondentie voldoet aan de regels voor interdisciplinaire gegevensuitwisseling. (7)
Onderbouwd
Je onderbouwt je keuzen voor doelen en methodieken naar alle betrokkenen. (2)
Je maakt daarbij gebruik van inzichten uit praktijk en theorie over: (2)
• Casemanagement
• Je beroepsprofiel
• De beroepscode
Normatief
Je verantwoordt je positie vanuit theorie en afspraken over casemanagement. (5, 6)
Je besteedt evenwichtig aandacht aan alle levensgebieden. (1, 2, 3)
Je hebt oog voor de cliënt en voor omgevings- en maatschappijgebonden factoren. (1, 2, 3)
In je houding komen emancipatorische uitgangspunten en omgaan
met diversiteit aan bod. (1, 2, 3)
Persoonlijk
Je stelt vragen voor aan andere professionals / deskundigen. (9)
Je stelt je open voor feedback. (9)
Je legt verantwoording af. (7)
Je formuleert leerdoelen. (9)
Je eigen persoonlijkheid komt tot uiting in je handelen. (1, 2, 5)
Je toont je visie op de hulpverlening. (9)
Interactief
In het contact met de cliënt signaleer je dilemma’s en zoek je constructief naar oplossingen. (1, 3)
171
B Plan en
onderbouwing
CAM
Je informeert en betrekt de cliënt op afgestemde wijze bij de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor het slagen van de hulpverlening.
(7)
Je benoemt helder de eventuele consequenties hiervan. (3)
Je motiveert de betrokken professionals om te werken vanuit gezamenlijke visie en doelen. (5, 6)
Je zoekt met hen constructief naar afstemming van activiteiten. (5)
Je bespreekt verschillen in opvattingen, zienswijzen en belangen.
Je zoekt constructieve oplossingen voor dilemma’s met uitvoerders
van de hulp. (5, 9)
Je vraagt en biedt consultatie en feedback. (5, 9)
Je bewaakt dat professionals, sociaal netwerk en de cliënt begrijpen
wat besproken wordt. (3, 5)
In dit deeltentamen staan de volgende competenties centraal: 1, 2, 5,
6, 7 en 9.
Voor dit deeltentamen gelden de volgende beoordelingscriteria:
Bij elk criterium wordt verwezen naar de betreffende competentie(s)
Logisch consistent
Je casemanagementplan komt logisch voort uit een methodische
behoeftenanalyse van de cliëntsituatie. (2)
Je legt een logisch verband tussen de geformuleerde doelen en de
personen die nodig zijn om de doelen te verwezenlijken zoals cliënt
zelf, diens sociaal netwerk en de professionals. (5)
In het plan is aannemelijk gemaakt welke organisatorische en beheersmatige voorwaarden nodig zijn om het plan te realiseren. (7)
Je kiest passende criteria om de hulpverlening te monitoren en te
evalueren. (2, 3)
De conclusies uit de bespreking van het plan met het team zijn logisch en helder vertaald naar het plan. (2, 3)
Onderbouwd
De methodiekkeuzes zijn uitgebreid en correct verantwoord vanuit
praktijktheorie over de betreffende methodiek. (2)
De samenwerkingsstijl en stijl van leidinggeven aan het proces zijn
adequaat onderbouwd. (5, 6)
Je verwijst naar bronnen volgens de APA richtlijnen
Normatief
De voorgestelde interventies dragen overtuigend bij aan de empowerment van de cliënt. (2, 3)
De omgevings- en maatschappijgebonden factoren die een rol spelen
in de cliëntsituatie zijn benoemd en het is duidelijk in hoeverre ze een
bepaalde interventie belemmeren of ondersteunen. (2)
12
Tentaminering
deeltentamen
code
toetsvorm
beoordeling
weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. IJkmoment
praktijkwerk
MWD
-D3CAM1
Handelingsdemonstratie & beroepsproduct
B. Plan en
onderbouwing
CAM
MWD
-D3CAM5
Beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
3
a. Aantal examinatoren.
•
bij de deeltentamen A: 1 examinator (=praktijkdocent) met een adviesoordeel
van de praktijkbegeleider
•
bij de deeltentamen B: 1 examinator (=vakdocent)
b. Cesuur.
Voor alle deeltentamens geldt als cesuur: 55% van het maximaal aantal punten voor
het deeltentamen als geheel EN 55% van het maximaal aantal punten per vast beoordelingscriterium.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
c. Aantal kansen. Voor alle deeltentamens bestaan 2 kansen per studiejaar.
172
13
14
15
16
17
Verplichte literatuur
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18
19
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
20
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
21
Titel OWE
Voor onderwijs- en praktijkopdrachten wordt je geacht de beschikking te hebben over
de voor deze beroepstaak relevante verplichte literatuur uit niveau 1 en niveau 2.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
a. Ondersteunend onderwijs
Voor de integrale opdracht heb je allerlei vaardigheden, kennis en inzichten nodig. Dit
kun je ontwikkelen via het ondersteunend onderwijs dat bestaat uit een conferentie Er
is één conferentie specifiek voor casemanagement, die aansluit bij de kritische situaties
voor casemanagement op niveau 3: Multidisciplinair werken (MUL). Twee daarvan zijn
meerdaagse conferenties en de andere twee conferenties worden op één dag aangeboden.
b. Praktijk
Je laat zien dat je beroepsbekwaam bent voor deze beroepstaak. Voor een groot deel
demonstreer je dit in de praktijk. Vandaar dat het leeuwendeel van de studiebelastingsuren voor deze beroepstaak is toegewezen aan het praktijkwerk. Van je praktijkbegeleider ontvang je tussentijds feedback op je functioneren in de praktijk. Aan het
einde van je praktijkwerkperiode wordt je voor je praktijkgedeelte beoordeeld door je
praktijkdocent in samenhang met je praktijkbegeleider van je praktijkinstelling. Daarnaast dien je voor deze beroepstaak een plan inclusief onderbouwing te maken wat
beoordeeld wordt door een vakdocent van de opleiding. In dit plan laat je zien opleidingsspecifieke theorieën en methodieken te verbinden aan je specifieke praktijkcontext. Je kunt zelf een casus kiezen.
Conferenties.
Zie 6.
e
3 jaar periode 1, 2, 3, 4
Doorgaans 24 studenten
Signalering en preventie (3SEP)
HAN SIS code: MWD-D3SEP
1
2
Opleiding
Doelgroep
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 3
MWD, niveau 3, studiejaar 3, deeltijd.
3
4
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Signalering en preventie.
Directe en indirecte hulpverlening aan cliënten.
5
In overleg met je docent en je praktijkbegeleider bepaal je welke bewijsstukken je
gaat aanleveren om aan te tonen dat je startbekwaam bent voor deze beroepstaak.
Verplichte beroepsproducten zijn in ieder geval een onderzoeksverslag over gesignaleerde problematiek en een plan van aanpak voor (preventieve) actie.
7,5
210 sbu
contacttijd
praktijktijd
zelfstudietijd
stp
Deeltijd
10,5
171
28,5
6
Studiepunten/
studielast
7
Samenhang met
andere onderwijseenheden
Signalering en Preventie niveaus 1 en 2.
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
Ingangseisen voor onderwijs en praktijkwerk
• 60 studiepunten van niveau 1 (propedeuse)
• 45 studiepunten van niveau 2
• Voldoende voor praktijkwerk niveau 2 (LPO-2 deeltentamens C en D)
• Voldoende voor integrale toets niveau 2
• Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
Op niveau een en twee hebben jullie hier al veel ervaring in op kunnen doen, jullie
kunnen een analyse maken vanuit de theorie en praktijksituatie. Ook hebben jullie
geleerd om een preventieve interventie volgens theorieën uit de preventie te ontwerpen. Op niveau drie is het de bedoeling dat je de stappen die je in het eerste en
tweede jaar hebt genomen nog een keer doorloopt maar nu met een signaal vanuit je
173
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria;
indicatoren/eisen
aan de OWE
huidige praktijksituatie. Je pikt een signaal uit de praktijk op en ontwikkelt op basis
van theorie en actuele onderzoeksresultaten een preventieve interventie voor het
signaal. Je laat de doelgroep vanaf het begin participeren bij het ontwikkelen van de
preventie interventie. Dit kun je onder andere doen door het gebruik van een geschikt
onderzoeksinstrument. Op basis van de analyse en de uitkomsten van het praktijkonderzoek ontwikkel je een interventie voor een preventie interventie en verwoord je op
beargumenteerde wijze aan collega’s of externen welke actie en resultaat je voor
ogen hebt. De preventieve interventie ga je daadwerkelijk in je team uitvoeren waarbij
je methodisch (doelgericht, systematisch en procesmatig) werkt. Je presenteert de
interventie in je team, draagt zorg voor de uitvoering, de implementatie en de evaluatie. Je implementeert je preventieve interventie op basis van een goed doordacht
implementatietraject. Aan de hand hiervan schrijf je een eindverslag waarin je aantoont dat en hoe je dit traject hebt uitgevoerd. Het eindverslag bevat een verantwoording van de preventieve interventie, waarbij je ingaat op de uitvoering en de effecten
in relatie tot het plan en doel van de interventie. Je sluit qua houding en taalgebruik
aan bij de doelgroep.
Je beweegt je met preventie ook in het spanningsveld van de ethiek. Hoe heb je op
een professionele manier oog voor de individu-overstijgende aspecten van cliënten
en hoe help je gelijkertijd ook deze individuele cliënt met zijn probleem. Waar bevind
jij je op de schaal politiek-maatschappelijk denken versus individualiserend denken?
In de lessen wordt aandacht besteed om een eigen visie op het vak te ontwikkelen en
deze vervolgens op een professionele wijze te onderbouwen met argumenten. In het
derde jaar signalering en preventie stimuleren we het gebruik van originele (creatieve) elementen in de preventieve actie of als middel om de doelgroep in de preventie
interventie te laten participeren. Ook gaan we aan de slag gaan met de methodische
elementen die voortkomen uit van ‘’welzijn nieuwe stijl’’.
De volgende competenties staan bij deze OWE centraal:
4. Signaleren en preventief werken
5. Samenwerken
9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Deeltentamens
Competenties en bijbehorende beoordelingscriteria
A. IJkmoment prak- Competentie 4. Signaleren en preventief werken
tijkwerk
Beoordelingscriteria
Je toont aan dat je de stappen met betrekking tot de uitvoering
van je interventie logisch uitvoert. (LC)
Je toont aan dat je de belangen van de doelgroep behartigt.
(P)
Je toont aan dat je kritisch naar je eigen werk en andermans
werk kunt kijken. (P)
Je toont aan een nieuwsgierige en onderzoekende houding.
(P)
Competentie 5. Samenwerken
B. Verantwoording
preventieve aanpak
Beoordelingscriteria
Je toont aan dat je het hoogst haalbare participatieniveau van
de doelgroep hebt betrokken bij de totstandkoming van de
preventieve interventie. (I)
Je toont aan dat je met verschillende partijen draagvlak hebt
gecreëerd voor de interventie. (I)
Je geeft een gestructureerde presentatie van je interventie
afgestemd op de toehoorders en verwerkt de ontvangen feedback. (I)
Je toont aan dat je initiatieven neemt tot samenwerken. (I)
Competentie 4. Signaleren en preventief werken
Beoordelingscriteria
De onderzoeksfasen van Migchelbrink zijn op juiste wijze
toegepast. (LC)
De conclusies geven antwoord op je vraagstelling. (LC)
Je maakt adequaat gebruik van praktijk en literatuuronderzoek
(2 relevante bronnen per niveau) om de vraagsteling te
beantwoorden. (LC)
Je baseert de preventieve op je conclusie van praktijk en literatuuronderzoek. (LC)
De preventieve interventie is gebaseerd op juiste
174
aangrijpingspunten. (LC)
De verbeteracties (3) komen logisch voort uit de evaluatie van
de interventie. (LC)
In de preventieve interventie zijn methodische aspecten van
welzijn nieuwe stijl verwerkt (doelgroep betrekken; oplossingen in netwerk creëren; hulpverlening laagdrempelig). (LC)
Je toont aan dat je het juiste onderzoeksinstrument hebt gehanteerd om antwoorden op de vraagstelling te krijgen. (O)
Theorie m.b.t. preventie zijn juist toegepast (model Mzarek/Prochaska di Clemente/model Hosman: minimaal 2). (O)
Je toont aan dat je preventieve interventie van belang is gezien de huidige maatschappelijk context. (O)
De bronvermelding is volgens de APA richtlijnen.(O)
Je toont aan dat je op een juiste wijze met het ‘dwingende’
aspecten van preventie kan omgaan. (N)
Je toont aan dat je de feedback op je presentatie professioneel verwerkt. (N)
Competentie 5. Samenwerken
Beoordelingscriteria
Je toont aan dat je relevante partijen in de organisatie hebt
betrokken bij de implementatie en dat helder is wie wat, wanneer moet doen. (I)
Je realiseert het hoogst mogelijke participatieniveau van de
doelgroep bij de implementatie en uitvoering van de preventieve interventie. (I)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je baseert je oordeel over de kwaliteit van je preventieve interventie op het driewerelden model van van der Laan. (O)
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
15
Software
16
Overig materiaal
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. IJkmoment praktijkwerk
MWD
-D3SEP1
Handelingsdemonstratie en
beroepsproduct
B. Verantwoording
preventieve aanpak
MWD
-D3SEP4
Verslag
Cijfer
5,5
1
1
a. Aantal examinatoren:
−
Deeltentamen A: praktijkdocent met adviesoordeel door praktijkbegeleider
−
Deeltentamen B: vakdocent.
b. Cesuur. Voor beide deeltentamens geldt:
Van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als geheel EN van
het maximaal aantal te behalen punten per beoordelingscriterium moet minstens 55%
behaald zijn.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
c. Aantal kansen. Voor beide deeltentamens zijn er twee kansen per studiejaar.
−
Kok, H. e.a. (2005). Handboek preffi 2.0, richtlijn voor effectieve gezondheidsbevordering en preventie. Woerden, NIGZ.
−
Migchelbrink, F. (2010). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam:
SWP (reeds op niveau 1 aangeschaft).
−
Artikel: Prijswinnaar sociaal werker van het jaar 2012 (Zorg&Welzijn 2012)
−
Artikelen Volkskrant (2013). m.b.t. thema: Aanpak prostitutie en uitbuiting van
vrouwen (te vinden op Scholar)
−
Pluymaekers, M. (2011). Overtuigend presenteren. Coutinho: Bussum. Hoofdstuk
2- Een duidelijk doel
−
Spanjer, M. (2004). De eenvoud van projectmatig werken. Houten: Bohn Stafleu
Van Loghum. Hoofdstuk 5- Het project in fasen
Scholar: Artikelen op Scholar m.b.t. preventie, creëren van draagvlak, participatie van
de doelgroep, implementatie en evaluatie van een preventieve aanpak en ethische
aspecten in de preventie.
www.zorgenwelzijn.nl
www.trimbos.nl
175
17
Activiteiten
18
19
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
Onderwijsperiode
20
21
Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
www.verwey-jonker.nl
www.movisie.nl
www.zonmw.nl
d. Integrale lijn
Per bijeenkomst maak je een leerarrangement die op Scholar staan. In de studiehandleiding worden deze leerarrangementen met bijbehorende opdrachten toegelicht.
Voorbeelden van leerarrangementen zijn: onderzoeksresultaten kritisch lezen en
welzijn nieuwe stijl.
e. Conceptuele lijn
Aan het begin van het jaar krijg je een hoorcollege met daarin uitleg over de theoretische concepten die voor deze OWE van belang zijn. De integrale docent zal per
bijeenkomst deze concepten interactief bespreken.
c. Praktijk
Op je stage toon je aan dat je vaardig bent om preventief te werken en aan collectieve belangenbehartiging uitvoering te geven. Je geeft een presentatie over je preventieve interventie, voert deze uit, evalueert en zorgt voor borging van de interventie.
Volgt nog.
Zie 6.
Periode 2, 3, 4 s-route, periode 4, 1, 2 f-route
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (3KBO)
HAN SIS code: MWD-D3KBO
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 3
MWD, niveau 3, studiejaar 3, deeltijd.
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling.
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
Samenhang met
andere OWE’n.
Ingangseisen
7,5
210 sbu
contacttijd
praktijktijd
Zelfstudietijd
stp
Deeltijd
18
171
21
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling niveaus 1 en 2.
Algemene omschrijving
Werken in de eigen instelling of organisatie.
Verslag vernieuwingsproject
Presentatie draagvlak creëren
Evaluatieverslag
Ingangseisen voor onderwijs en praktijkwerk
• 60 studiepunten van niveau 1 (propedeuse)
• 45 studiepunten van niveau 2
• Voldoende voor praktijkwerk niveau 2 (LPO-2 deeltentamens C en D)
• Voldoende voor integrale toets niveau 2
• Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
Werken aan de kwaliteit van de hulpverlening betekent steeds een van de volgende
twee vragen beantwoorden:
“Zeg je wat je doet, doe je wat je zegt en laat je zien dat je doet wat je zegt?”
“Doe je de goede dingen en doe je die dingen goed?”
Hiermee werk je aan kwaliteitszorg. Dat is in feite niets anders dan een georganiseerde zorgvuldigheid van werken (Zoest, 2005).
Kwaliteitszorg raakt steeds meer ingeburgerd binnen het sociaal agogische domein.
Veel instellingen beschikken inmiddels over een HKZ certificering (stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) of zijn hard op weg deze te behalen.
Daarmee wordt duidelijk dat kwaliteitszorg en de bijbehorende beleidsontwikkeling
een relevante trend is, waar Maatschappelijk Werkers steeds meer mee te maken
(zullen) krijgen bij de uitoefening van hun concrete werkzaamheden.
Ook in het boek Vele takken, één stam: kader voor de hogere sociaal-agogische
11
opleidingen (Sectorraad Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs, 2008) , worden de
11
Dit document is opgesteld door vertegenwoordigers van de verschillende landelijke opleidingsoverleggen, diverse beroepsverenigingen (waaronder NVMW) en de werkveldadviesraden van hogescholen.
176
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
organisatorische en bedrijfsmatige taken van de sociaal-agogische professionals
benadrukt. Dit stuk is een weergave van de eisen die opleidingen en beroepsorganisaties stellen aan hun (toekomstige) professionals.
Sociaal-agogen werken in en vanuit een bedrijf of organisatie. Van hen wordt verwacht dat ze een bijdrage leveren aan kwaliteitszorg en beleid, en dat ze meedenken
over (strategische) keuze en doelen.
Kortom, kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling zijn thema’s waar je als Maatschappelijk Werker op de werkvloer veel mee te maken zal krijgen.
In het opleidingsprofiel van MWD wordt het als volgt geformuleerd:
“De maatschappelijk werker levert een actieve bijdrage aan vernieuwingsprojecten
die binnen de organisatie in gang zijn of worden gezet of initieert, indien nodig, vernieuwingsprojecten en acquireert daarbij zo nodig subsidiegelden.” (Landelijk
Opleidingsoverleg MWD, 2010, p. 55)
Centraal staat altijd het primaire proces, de hulp en dienstverlening aan de cliënt. De
organisatie verlangt van haar medewerkers dat zij dit primaire proces zo goed mogelijk uitvoeren. Daarnaast is het belangrijk dat je zelf een kritische houding ontwikkeld
ten opzichte van dit primaire proces. Ben je het eens met de gehanteerde hulpverleningsvormen? Worden die wel op de correcte manier uitgevoerd? Ligt de nadruk niet
te veel op registratie? Zijn de caseloads binnen het team eerlijk verdeeld? Krijgt elke
cliënt wel de aandacht die hij verdient? Allemaal vragen die te maken hebben met de
kwaliteit van het primaire proces en die direct van invloed zijn op jouw werkzaamheden.
Ter verbetering van de kwaliteit van het primaire proces voer je tijdens deze OWE
een bestaand vernieuwingsproject uit of initieer je een nieuw vernieuwingsproject.
Afhankelijk van het project levert dit één van de volgende producten op:
−
Een product (bijv. werkwijze, protocol, cursus) inclusief implementatieplan voor
de overdracht van dit product naar de gebruikers.
−
Een vernieuwingsvoorstel inclusief implementatieplan.
Het doel van het vernieuwingstraject is dat je een bijdrage levert aan het vernieuwen
van beleid en/of de uitvoering van het werk en de ontwikkeling van het beroep.
Je presenteert je vernieuwingsvoorstel aan je team of afdeling van de praktijkorganisatie. Het doel van je presentatie is het creëren van draagvlak van je vernieuwingsvoorstel bij de verschillende betrokkenen binnen je praktijkinstelling.
Je schrijft een verslag waarin je zowel het door jou opgeleverde product als het
proces via welk het tot stand is gekomen evalueert. Het doel van dit evaluatieverslag is om helder zicht te krijgen op de kwaliteit van jouw eigen product en
de factoren die deze kwaliteit hebben beïnvloed. Wanneer je dit helder hebt,
kun je de volgende keer nog succesvoller een vernieuwingsproject vormgeven
of uitvoeren.
In deze onderwijseenheid staan de volgende competenties centraal:
5. samenwerken
6. leiding en begeleiding geven
7. organisatorische voorwaarden scheppen (beheer en organisatie)
8. bijdragen aan beleid(sontwikkeling) en kwaliteitsverbetering
9. ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Deeltentamens
Competenties en beoordelingscriteria
Competenties
A. Verslag vernieuwingsproject
5. Samenwerken
6. (Bege)leiding geven
7. Organisatorische voorwaarden scheppen
8. Bijdragen aan kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling:
Beoordelingscriteria
In je verslag presenteer je op heldere wijze de aanleiding van
je voorstel, jouw voorstel en een plan voor implementatie van
jouw voorstel. (L)
In je verantwoording beschrijf je op heldere wijze welke stappen je hebt ondernomen om tot je voorstel en implementatieplan te komen. (LC)
Je maakt op zinvolle wijze gebruik van een implementatiemodel/ methode. (LC)
In je implementatieplan wordt helder door wie welke stappen
moeten ondernemen om het voorstel tot uitvoer te brengen.
(LC)
Je onderbouwt de relevantie van jouw thema voor beroep en
177
organisatie vanuit een analyse, interne en/of externe bronnen.
(O)
Je onderbouwt je product/voorstel met uitkomsten van een
oriënterend praktijkonderzoek. (O)
Je onderbouwt door jouw gemaakte keuzes en jouw product/voorstel met behulp van theorieën en standpunten over
kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling; implementatiestrategieën en onderzoek en verwijst hiervoor op de juiste
wijze naar literatuur. (O)
Je toont in je verslag duidelijk jouw persoonlijke visie op het
belang van jouw project. (I)
Je komt tot de keuze voor jouw thema in overleg met betrokken partijen in de organisatie. (I)
Je stemt de inhoud van jouw voorstel en implementatieplan af
met betrokken partijen in de organisatie. (I)
Nederlandse Taal
Zie scoringslijst
B. IJkmoment praktijkwerk:
Presentatie draagvlak creëren
C. Evaluatieverslag
Competenties
5. Samenwerken
6. (Bege)leiding geven
7. Organisatorische voorwaarden scheppen
8. Bijdragen aan kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
Beoordelingscriteria
De student operationaliseert zelf de abstracte criteria in indicatoren passend bij het vernieuwingsproject en presentatie.
Competentie 9: Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
Beoordelingscriteria
Het evaluatieverslag komt logisch voort uit het verslag “vernieuwingsproject” en de presentatie “draagvlak creëren”. (LC)
De evaluatie van product en proces sluiten logisch bij elkaar
aan. (LC)
Je geeft een oordeel over de kwaliteit van het opgeleverde
product. (O)
Je onderbouwt je oordeel vanuit:
-de bijdrage die het levert aan het primaire proces;
-de mate van afstemming op de gebruikers;
-de aansluiting bij de kwaliteitseisen van de opdrachtgever.
Je geeft een oordeel over de kwaliteit van het doorlopen proces. (O)
Je onderbouwt dit oordeel vanuit het model Social Practice
Development.
Je beschrijft:
• met welke belangentegenstellingen je te maken hebt gehad; (N)
• hoe je hiermee om bent gegaan; (N)
• hoe deze belangentegenstellingen het verloop en succes
van het project hebben beïnvloed. (N)
Je beschrijft:
• hoe jouw visie op het project zich heeft ontwikkeld; (P)
• hoe dit het verloop van het project heeft beïnvloed; (P)
• wat er wel en niet goed ging in het werken aan jouw project.
(P)
Je beschrijft:
• hoe je draagvlak hebt gezocht voor je project; (I)
• in hoeverre je hierin bent geslaagd; (I)
• hoe beide het verloop/succes van het project hebben beïnvloed. (I)
178
12
13
Tentaminering
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
15
16
Software
Overig materiaal
17
Activiteiten
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
A. Verslag vernieuwingsproject
MW
-D3KBO1
Beroepsproduct
B Presentatie draagvlak creëren
MWD
-D3KBO2
Handelingsdemonstratie
Cijfer
5,5
1
C. Evaluatieverslag
MWD
-D3KBO3
Verslag
Cijfer
5,5
1
1
Voor alle deeltentamens geldt:
−
Aantal examinatoren:1
−
Cesuur: Van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als
geheel EN van het maximaal aantal te behalen punten per beoordelingscriterium
moet minstens 55% behaald zijn.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
Deeltentamen A, verslag vernieuwingsproject moet tevens voldoen aan de criteria voor Nederlandse Taal.
−
Aantal kansen: Twee per studiejaar.
−
Migchelbrink, F. (2010). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam:
SWP (reeds op niveau 1 aangeschaft).
Artikelen te vinden op Scholar
−
Bij van der, H., Broekhuis, M. en Gieskes, J. (2008). Kwaliteitsmanagement in
beweging. Van blauwdruk naar contingenties en dynamiek. Kluwer: Deventer.
Paragraaf 9.2 Leren; Paragraaf 9.3 Veranderen: verbeteren of vernieuwen;Paragraaf 9.4 Continu verbeteren; Paragraaf 9.5 Vernieuwen
−
Bouman, F. en Koopmans, M. (2007). Ondernemend leiderschap. Thema: Zaltbommel. Hoofdstuk 3 Veranderingen in organisaties
−
Hattum van en Oostrik (2012). Social Practice Development: afstemming als
basis van praktijkverbetering. In Pelt, M. van, Hoijtink, M., Oostrik, H. en Räkers,
M. (red.), Meesterschap in het sociaal werk (pp.161-172). Amsterdam: SWP.
−
IJzendoorn, M. (1994). Kwaliteit zonder kapsones. Een denkkader voor kwaliteitszorg in de welzijnssector. NIZW: Utrecht. Hoofdstuk 3- Normering.
−
Pater, L. e.a.(2008). Implementeren. Het speelveld in de praktijk. Lemma:
Utrecht. Paragraaf 8.1 Communiceren in vieren, Paragraaf 8.2 Een communicatiemodel en Paragraaf 8.3 Het communicatieplan
−
Pluymaekers, M. (2011). Overtuigend presenteren. Coutinho: Bussum. Hoofdstuk
2- Een duidelijk doel
−
Spanjer, M. (2004). De eenvoud van projectmatig werken. Houten: Bohn Stafleu
Van Loghum. Hoofdstuk 5- Het project in fasen
−
Marcus, J., Dam van, N. (2009). Een praktijkgerichte benadering van organisatie
en management. Noordhoff: Groningen/ Houten.
−
Spek van der, E. (2004). Overtuigen: hoe doe je dat? Kluwer: Alphen aan de
Rijn.
−
Verbeek, G. (1997). Kwaliteit als werkwoord. Een overzicht van methoden voor
kwaliteitszorg in het uitvoerend werk. NIZW: Utrecht.
−
Verhagen, P. (2011). Kwaliteit met beleid. Basisboek voor sociale studies. Coutinho: Bussum.
N.v.t.
De volgende websites kun je gebruiken voor het opzoeken van achtergrondinformatie:
www.zorgvoorbeter.nl
www.movisie.nl
www.zorgwelzijn.nl
www.nvmw.nl
a. Integrale lijn
Voor het werken aan de integrale opdracht neem je deel aan groepsbijeenkomsten,
onder begeleiding van een docent, waarin je samen de beroepstaak verkent, werkplannen en afspraken maakt. Ook is dit de plek waar je de resultaten aan elkaar en
aan de docent presenteert en feedback krijgt.
b. Conceptuele lijn
bestaande uit (interactieve) werkcolleges die je nodig hebt om de beroepstaak te
kunnen uitvoeren, erop te reflecteren en je werkwijze en resultaten te verantwoorden.
Er zijn voor de integrale lijn en conceptuele lijn samen de werkcolleges per periode
179
18
19
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
20
21
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
die tijdens de terugkomdagen worden aangeboden.
Voor de integrale lijn en conceptuele lijn samen worden er 8 werkcolleges aangeboden, 2 werkcolleges per periode.
c. Praktijk
Je zult bij de toetsen ook moeten laten zien dat je de beroepstaak en de benodigde
competenties in de praktijk hebt uitgevoerd. In je werk of stage zul je daarom oefenen
en bewijsmateriaal verzamelen.
Coaching en werkgroepen.
Zie 6.
Periode 1 tot en met 4.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Leerlijn Professionele ontwikkeling (3LPO)
HAN SIS code: MWD-D3LPO
1
2
3
7
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak/taken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast (in
klokuren)
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
4
5
6
11
Beoordelingscriteria
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 3
MWD, niveau 3, studiejaar 3, deeltijd.
Professionele ontwikkeling.
Zie 3.
De beroepsproducten zijn in de deeltentamens opgenomen.
7,5 stp
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
210 sbu
Deeltijd
50
171
59
Deze onderwijseenheid hangt samen met de leerlijn professionele ontwikkeling op niveau 1 en 2 en er is een continue samenhang met alle beroepstaken van de opleiding.
Professionele ontwikkeling vindt immers niet geïsoleerd plaats, maar vindt plaats door
te werken aan beroepstaken en door in aanraking te komen met beroepsontwikkelingen. Supervisie en VLC maken onderdeel uit van LPO 3 in jaar 3.
Ingangseisen voor onderwijs en praktijkwerk
• 60 studiepunten van niveau 1 (propedeuse)
• 45 studiepunten van niveau 2
• Voldoende voor praktijkwerk niveau 2 (LPO-2 deeltentamens C en D)
• Voldoende voor integrale toets niveau 2
• Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
De Onderwijseenheid Professionele Ontwikkeling (LPO) bereidt je voor op een leven
lang leren als maatschappelijk werker. De onderwijseenheid laat je kennis maken met
beroepsontwikkelingen en leert je vaardigheden aan om continue en pro-actief te anticiperen op deze ontwikkelingen, zodat de kwaliteit van je beroepsuitoefening hoog blijft in
een steeds veranderende omgeving. De onderwijseenheid bestaat uit 3 delen:
LPO3-lessen, supervisie en VLC.
In deze onderwijseenheid staan de competenties 5 en 9 centraal:
Competentie 5: Samenwerken: (In een al dan niet multidisciplinair teamverband) samenwerken met vrijwilligers, medewerkers, functionarissen zowel binnen als buiten de
arbeidsorganisatie
Competentie 9, de eigen professionaliteit: Door reflectie op het eigen beroepsmatige
handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen blijvend de eigen professionaliteit ontwikkelen.
DeeltentaCompetenties en beoordelingscriteria
mens
VoortCompetenties niet van toepassing.
gangstoets
Criteria volgens antwoordmodel.
180
Supervisie 3
jaar
e
Competentie 5. Samenwerken
Beoordelingscriteria
Je accepteert en respecteert waarden en normen van de ander.(N)
Je bent duidelijk over je eigen waarden en normen.(N)
Je draagt bij aan een positief leerklimaat van de supervisiegroep.(N)
Je herkent dilemma’s in de beroepspraktijk en maakt deze bespreekbaar.(N)
Je realiseert een constructieve werkrelatie met supervisor / supervisanten.(I)
Je geeft adequaat feedback.(I)
Je ontvangt adequaat feedback.(I)
Je stelt concretiserende en problematiserende vragen.(I)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je reflecteert mondeling en schriftelijk doelgericht en systematisch op
je praktijkervaringen. (LC)
Je stelt concrete en haalbare doelen op die aansluiten bij je inbreng
uit de praktijk. (LC)
Je trekt conclusies voor je eigen handelen in de praktijk en maakt
zichtbaar welk vervolg je er aan geeft. (LC)
Je relateert je leervragen aan de beroepstaken van de maatschappelijk werker. (O)
Je verantwoordt je leervragen vanuit inzichten in het beroep maatschappelijk werk. (O)
Bij de behandeling van je leervragen toon je inzicht in relevante (praktijk)theorieën. (O)
Je kijkt vanuit verschillende invalshoeken naar jezelf als professional.
(P)
Je kunt het verband tussen je socialisatie en je functioneren als beroepsbeoefenaar professioneel hanteren. (P)
Je toont je bewust van je eigen aspecten van diversiteit en de wijze
waarop je deze professioneel inzet. (P)
Je kent je kwaliteiten en valkuilen als maatschappelijk werker en weet
deze professioneel te hanteren. (P)
Je schept op basis van kennis over je leer- en werkstijl voorwaarden
om tot leren te komen. (P)
181
e
VLC, 3 jaar
Competentie 5. Samenwerken
Beoordelingscriteria
Je ondersteunt je verbetersuggesties met geschikte bronnen. (O)
De verbetersuggesties zijn bruikbaar voor verbetering van de deelproducten van je collega’s / medestudenten. (zie criteria verbetersuggesties). (I)
Je legt gedurende de praktijkperiode niveau 3 regelmatig actief vragen voor aan collega’s / medestudenten zowel tijdens de bijeenkomsten als op de VLC. (I)
Je gaat gedurende de praktijkperiode niveau 3 regelmatig actief in op
vragen van collega´s / medestudenten zowel tijdens de bijeenkomsten
als op de VLC. (I)
Je maakt een logische transfer van je eigen beroepssituatie naar
vergelijkbare beroepssituaties van collega’s / medestudenten. (LC)
Je gebruikt ervaringen van collega’s / medestudenten om een transfer
te maken naar je eigen beroepssituatie. (LC)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
Beoordelingscriteria
Je staat open voor feedback en je stelt je daarbij leerbaar op. (P)
Je reflecteert op een inbreng bij intervisie bij de VLC bijeenkomst en
trekt daarbij logische conclusies over wat je anders wil gaan doen in
vergelijkbare beroepssituaties. (LC)
Je stelt opvattingen over de (eigen) beroepsuitoefening en vragen
rond (eigen) deskundigheid aantoonbaar ter discussie. (zie artikel 26
beroepscode). (N)
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen
literatuur
Tentamen
/integrale toets
toetscode
toetsvorm
beoordeling
Minimaal
vereist
resultaat
2x deelname per
leerjaar
weging
Voortgangstoets
MWD
-D3LPO2
Kennistoets
Voldaan/
niet voldaan
Supervisie 3e jaar
MWD
-D3LPO3
Verslag
Cijfer
5,5
1
VLC
MWD
-D3LPO4
Verslag
Cijfer
5,5
1
0
Voor de Voortgangstoets geldt:
• Aantal examinatoren: N.v.t.
• Cesuur: Minimaal 2x deelname.
• Aantal kansen: 3 per studiejaar.
Voor het tentamen Supervisie geldt:
• Aantal examinatoren: 1
• Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het deeltentamen als
geheel EN 55% van het maximaal aantal te behalen punten per generiek beoordelingscriterium.
• Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
• Aantal kansen: 2 per studiejaar
Voor de VLC geldt:
• Aantal examinatoren: 1
• Cesuur: 55% van het maximaal aantal punten voor het deeltentamen als geheel EN
55% van het maximaal aantal punten per vast beoordelingscriterium.
• Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
• Aantal kansen: 2 per studiejaar.
Literatuur al aangeschaft op niveau 2:
Fleischmann, K. (Eindred.). (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk werker.
Utrecht: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW.
Jagt, N. (2006). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht: Nederlandse
Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW
Bommel, M. van, Verharen, L. & Vosselman, M. (2011). De sociaal-agogische
kennisbasis. Houten: Bohn Stafleu van Loghum:
Schilder, L. (2012). Leren dat maatschappelijk werkt. Het versterken van de beroepsidentiteit van de maatschappelijk werker door middel van leerprocessen op en rond de
182
15
16
17
Software
Overig materiaal
Activiteiten
werkplek. Proefschrift.
N.v.t.
N.v.t.
De onderwijseenheid LPO3 bestaat uit drie onderdelen:
LPO3-bijeenkomsten
In de lessen van de leerlijn professionele ontwikkeling werk je in het derde jaar aan het
opbouwen en onderhouden van je kennisbasis. In zowel het derde en vierde jaar werk
je aan het ontwikkelen van een beroepsidentiteit en leer je sturing geven aan je eigen
professionele ontwikkeling. Elke periode zijn er trainingsbijeenkomsten met inhouden
gekoppeld aan de voorgenoemde leerdoelen. De inhouden van de bijeenkomsten zijn
de voorbereiding voor de integrale toets aan het einde van het vierde jaar (Zie daarvoor
tekst IT3). Je docent professionele ontwikkeling is tevens je studieloopbaanbegeleider,
met wie je minimaal één keer per jaar een individueel gesprek hebt over je studievoortgang en je professionele ontwikkeling.
Supervisie
In het derde jaar, gedurende je praktijkleerperiode, heb je onder begeleiding van een
gekwalificeerde supervisor, 14 supervisiebijeenkomsten van 3 uur (bij groepjes van 3
studenten). De supervisie vindt meestal plaats in drietallen en wordt daarom groepssupervisie genoemd. Voor supervisie is het noodzakelijk dat je een praktijkplaats hebt die
voldoet aan de criteria die de opleiding hanteert. Er moet een directe koppeling zijn
tussen de uitvoering van het werk en het leren in de supervisie. Voor supervisie geldt
een aanwezigheidsplicht van 100% voor de voltijd en deeltijd en E-learning studenten.
VLC (Virtual Learning Community)
De VLC is een deel van de onderwijseenheid LPO en bedoelt als ondersteuning gedurende je praktijkperiode niveau 3 waarin je samenwerkt en samen leert met medestudenten. Hierbij staan drie beroepstaken centraal te weten concrete informatieve hulpverlening, psychosociale hulpverlening en casemanagement.
In groepen van 12 studenten bespreek je met een docent integrale opdracht de voortgang van het werken aan de drie beroepstaken. Dit gebeurt door middel van verschillende werkvormen. Op de VLC laat je aan medestudenten en docent zien hoe jij aan de
beroepstaken werkt en wat daarvan de resultaten zijn. Bovendien geef je aan medestudenten verbetersuggesties bij hun producten. Door je verbetersuggesties laat jij zien
transfer te kunnen maken van theorie naar praktijk en van jouw beroepscontext naar
een andere.
Voor de deeltijd studenten derde jaar geldt dat zij een conceptuele lijn krijgen aangeboden waarin het gaat om verdieping van theorieën en methodieken, de VLC werkgroep. Er zijn 4 VLC-werkgroep bijeenkomsten per periode.
Trainingsbijeenkomsten, individuele gesprekken en subgroepbijeenkomsten.
18
Werkvormen
19
Les-/contacturen
in klokuren
Zie 6.
20
Onderwijsperiode
Voor LPO 3 geldt: Periode 1 tot en met periode 4 in het derde jaar èn periode 1 tot en
met 4 in het vierde jaar.
Voor supervisie geldt: Periode 1 tot en met periode 4 in het derde jaar.
Voor de VLC geldt: De VLC loopt van periode 1 in het derde jaar tot en met periode 2 in
het vierde jaar.
21
Maximum aantal
deelnemers
LPO3 lessen: 24 personen per lesgroep
Supervisie: 3 studenten per groep
VLC: 12 studenten per groep
Titel OWE
Onderzoek en Innovatie (4ONI)
HAN SIS code: MWD-D4ONIa
1
2
3
4
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 4
MWD, niveau 3, studiejaar 3 en 4, deeltijd.
Onderzoek en Innovatie.
Professionaliteit en professionalisering
183
5
(Beroeps)producten
6
Studiepunten/
studielast
7
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria OWE.
1. Een op basis van eigen praktijkgericht en theoretisch onderzoek ontworpen
product/dienst ter uitbreiding en innovatie van het beleid en/of (be)handelingsmethodes
(methodieken) en/of het aanbod van activiteiten van een organisatie (projectresultaat).
Inclusief een plan voor de implementatie hiervan.
2. Een kort individueel betoog waarin je een theoretisch goed onderbouwd eigen
standpunt formuleert over de aanpak van een actueel beroepsvraagstuk.
27,5 stp
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
770 sbu
Deeltijd
66
510
103
Op niveaus 1 en 2 van andere beroepstaken heb je (deel)vaardigheden verworven op
het gebied van gegevensverzameling en gegevensanalyse; zie de eenheden ‘Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling’ (KBO) en Signalering en preventie (SEP, voorheen SIA) – Niveau 1 en 2. Daarnaast heb je verschillende aspecten van de analysevaardigheid en de kritische houding die je nodig hebt om praktijkgericht onderzoek te
kunnen doen al geoefend in je werken aan de andere (majorspecifieke) beroepstaken.
Nieuw is dat je deze competenties nu gaat gebruiken met als doel een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de (eigen) praktijk en van het beroep.
Ingangseisen voor Onderzoek en Innovatie:
• Niveau 1 behaald (incl. integrale toets)
• Niveau 2 behaald (inclusief Integrale toets)
• Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
Als Maatschappelijk werker wordt van je verwacht dat je een bijdrage levert aan je eigen professionalisering en aan de professionalisering in het beroep. In dat kader ben je
in staat naar aanleiding van een vraag van een organisatie uit het beroepenveld een
praktijkgericht onderzoek uit te voeren en op basis daarvan een innovatief product te
ontwikkelen voor verbetering of vernieuwing van product/aanbod, methodiek/methode
of beleid. De beroepstaak Onderzoek en Innovatie wordt alleen in een onderwijseenheid op niveau 3 aangeboden. Dat wil zeggen dat het uitvoeren van een praktijkgericht
onderzoek en het leveren van een bijdrage aan beroepsontwikkeling alleen in deze
onderwijseenheid als geïntegreerd geheel wordt geleerd. Op de niveaus 1 en 2 van
andere beroepstaken heb je echter al wel (deel)vaardigheden verworven op het gebied
van onderzoek en innovatie (zie de onderwijseenheden Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling niveau 1, 2 en 3 en Signalering en preventie niveau 1, 2 en 3). Daarnaast heb je verschillende aspecten van de analysevaardigheid en de kritische houding
die je nodig hebt om praktijkgericht onderzoek te kunnen doen al geoefend in je werken
aan de andere (majorspecifieke) beroepstaken. Nieuw is dat je deze competenties nu
gaat gebruiken met als doel een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de (eigen)
praktijk en van het beroep.
In deze onderwijseenheid staat de volgende competentie centraal:
10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling van het beroep.
Tentamens
Competenties en Beoordelingscriteria
A. Projectresultaat,
inclusief verantwoording en implementatieplan
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
De conclusies van het onderzoek geven antwoord op de vraagstelling met behulp van resultaten uit het onderzoek. (LC)
De gebruikte onderzoeksmethoden passen bij de vraagstelling
zodat de uitkomsten valide en betrouwbaar zijn. (LC)
De onderzoeksmethodische inzichten op het gebied van onderzoeksopzet, operationalisering en data-analyse zijn correct
toegepast. (LC)
Het projectresultaat komt logisch voort uit de projectopdracht.
(LC)
Het product als geheel is helder en goed leesbaar. (LC)
Bij de probleemanalyse is aantoonbaar gebruik gemaakt van
relevante wetenschappelijke en praktijktheoretische literatuur.
(O)
De gebruikte onderzoeksopzet wordt verantwoord vanuit theorie over onderzoek en/of vanuit praktijkoverwegingen. (O)
Het product geeft blijk van een kritische blik op de kwaliteit van
het onderzoek en het doorlopen proces. (O)
Het projectresultaat is zichtbaar gebaseerd op de bevindingen
van het onderzoek. (O)
184
Het belang van het projectresultaat wordt onderbouwd door de
innovatieve aspecten ervan te beschrijven. (O)
Het projectresultaat is zichtbaar afgestemd op de kwaliteitseisen van de opdrachtgever. (I)
Het projectresultaat is op heldere en bruikbare wijze overgedragen aan de praktijk. (I)
B. Casustoets praktijkgericht onderzoek
C. Paper Innovatie
Nederlandse taal
In je tekst gebruik je een correcte Nederlandse spelling en een
adequate stijl.
Je verwijst op consequente en juiste wijze naar bronnen (APA
richtlijnen).
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
Casustoets op kennisgebied Onderzoek. Toetsdoelen zijn:
• Je kent de kwaliteitseisen voor een vraagstelling van praktijkonderzoek en kunt deze toepassen op een casus;
• Je kent de verschillende onderzoekbenaderingen en weet
deze op juiste wijze toe te passen om een vraagstelling te
beantwoorden;
• Je bent in staat de centrale begrippen uit een vraagstelling
op passende wijze te operationaliseren;
• Je kunt onderzoeksinstrumenten beoordelen op bruikbaarheid en zelf een onderzoeksinstrument ontwikkelen;
• Je bent in staat op een juiste wijze te kiezen voor een methode van steekproeftrekking bij een gegeven casus;
• Je kunt onderbouwen welke databronnen je wilt raadplegen om een vraagstelling te beantwoorden;
• Je kunt onderbouwen in hoeverre een onderzoeksopzet
voldoet aan de kwaliteitseisen van onderzoek.
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
Het beroepsvraagstuk is helder beschreven. (LC)
Het beroepsvraagstuk is duidelijk afgebakend. (LC)
De paper bevat een heldere betooglijn.
De analyse behandelt de essentie van het vraagstuk. (LC)
De voorgestelde handelingsrichting is voldoende concreet. (LC)
De relevantie van het beroepsvraagstuk binnen de huidige
ontwikkeling van het beroep maatschappelijk werk is goed
beargumenteerd. (O)
De analyse is goed onderbouwd met literatuur. (O)
De analyse heeft aandacht voor verschillende invalshoeken.
(O)
Het belang van de voorgestelde handelingsrichting voor het
beroep is goed beargumenteerd. (O)
De bronvermelding is correct volgens de APA-richtlijnen. (O)
Door de gebruikte argumentatie wordt de persoonlijke stellingname helder uitgedragen. (P)
Nederlandse Taal
In de tekst gebruik je een correcte Nederlandse spelling en
grammatica en een adequate stijl.
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. Projectresultaat, inclusief verantwoording en
implementatieplan
MWD
-D4ONIa1
Beroepsproduct
B. Casustoets praktijkgericht onderzoek
MWD
-D4ONIa2
Casustoets
185
Weging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Cijfer
5,5
1
2
C. Paper Innovatie
MWD
-D4ONIa3
−
13
Verplichte literatuur
14
15
16
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
17
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les/contacturen in
klokuren
Onderwijs
periode
20
21
Maximum aantal
deelnemers
Beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
Aantal examinatoren:

Bij deeltentamen ‘Projectresultaat’: 1 examinator met adviesoordeel van de
opdrachtgever

Bij overige deeltentamens: 1 examinator.
−
Cesuur:
Deeltentamens A en C: De student behaalt een voldoende resultaat (6 of hoger)
voor een deeltentamen als de student op basis van de vaste beoordelingscriteria
en de weging daarvan voor de competentie(s) van dat deeltentamen minimaal 55%
van het maximum haalbare aantal punten heeft behaald.
Toetsvoorwaarde voor deeltentamen A is een voldoende beoordeling van de individuele bijdrage aan het project.
Voor deeltentamen B is de cesuur 55% van het maximum haalbare aantal punten.
−
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
−
Aantal kansen: tweemaal per studiejaar.
−
Jagt, N. (2006). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht NVMW.
−
Migchelbrink, F.(2010). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam:
SWP (reeds op niveau 1 aangeschaft).
−
Spanjer, M.(2004). De eenvoud van projectmatig werken. Houten: Bohn Stafleu
Van Loghum.
−
Reader Excel (staat op Scholar)
−
Reader literatuur innovatie (staat op Scholar)
−
Aanvullende literatuur over onderzoek (staat op Scholar)
−
Kamphuis, M. (2007). Kijken in de spiegel van het verleden. Houten, Bohn Stafleu
Van Loghum.
N.v.t.
www.canonsociaalwerk.nl
www.mariekamphuisstichting.nl
www.nvmw.nl
www.movisie.nl
www.maatwerk.nl
a. Integrale opdracht
In het werken aan deze beroepstaak doe je voor een opdrachtgever een praktijkonderzoek in de vorm van een opdracht die je in projectvorm uitvoert waarbij de mogelijkheid
bestaat met studenten van andere majors samen te werken (multiprofessioneel project).
Je betrekt bij je project nadrukkelijk kennis en inzichten van de historische achtergronden van het beroep, de huidige maatschappelijke context daarvan en geanticipeerde
toekomstige ontwikkelingen in het beroep. Op grond van het onderzoek lever je een
advies voor implementatie aan de opdrachtgever. Dit geheel presenteer je aan een
opdrachtgever en zo mogelijk aan andere (beginnend) beroepsbeoefenaren.
Voor het werken aan de integrale opdracht krijg je begeleiding van een docent, met wie
je de beroepstaak verkent, werkplannen en afspraken maakt. Ook is dit de plek waar je
de resultaten presenteert en feedback krijgt.
b. Ondersteunend onderwijs
Bestaande uit lessen Onderzoek en lessen Innovatie die je ondersteuning bieden om de
beroepstaak te kunnen uitvoeren, erop te reflecteren en je werkwijze en resultaten te
verantwoorden.
c. Praktijk
Je zult bij de geoormerkte en integrale toetsing ook moeten laten zien dat je de beroepstaak en de benodigde competenties in de praktijk hebt uitgevoerd. In je werk of
stage zul je daarom oefenen en bewijsmateriaal verzamelen.
Integrale opdracht: projectbegeleiding
Ondersteunend onderwijs: werkgroepen en hoorcolleges.
Zie 6.
e
3 jaar periode 3 en 4
e
Vervolg in 4 jaar periode1en 2.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
186
Titel OWE
1
2
3
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaken
4
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast
5
6
7
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelings
criteria.
Integrale toets niveau 3 (4LPO)
HAN SIS code: MWD-D4LPOb
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod DT studiejaar 4
MWD, niveau 3, studiejaar 4, deeltijd.
Psychosociale hulpverlening
Concrete en informatieve hulpverlening
Casemanagement
Signalering en actie ondernemen
Kwaliteit- en beleidsontwikkeling
Onderzoek en Innovatie
Professionele ontwikkeling
Professionele ontwikkeling.
Demonstratie van professioneel handelen in kritische beroepssituaties.
Presentatie en verdediging van visie op beroep en beroepsontwikkeling.
2,5 studiepunten
contacttijd
praktijktijd
zelfstudietijd
70 uur studiebelasting
deeltijd
6
0
64
De integrale toets op niveau 3 hangt samen met de integrale toets op niveau 1 en 2
en hangt samen met alle beroepstaken die op niveau 3 aan de orde zijn.
1. Propedeuse behaald.
2. Niveau 1 en 2 behaald en alle (deel)tentamens van niveau 3 m.u.v. de minor.
3. Je beschikt over een goedgekeurde praktijkplaats.
e
Deze onderwijseenheid wordt aangeboden in het 4 jaar van de opleiding en dient als
voorbereiding op de integrale toets van niveau 3.(zie voor de beschrijving van de
integrale toets hoofdstuk 5)
In deze onderwijseenheid staan alle competenties 1 tot en met 10 van de opleiding
centraal.
Tentamen
Competenties en beoordelingscriteria.
Integrale toets
niveau 3
De onderstaande beoordelingscriteria gelden voor alle tien de
competenties. Tussen haken zijn de generieke criteria van de
professionele standaard vermeld waar het beoordelingscriterium
op betrekking heeft. Zie voor uitleg hoofdstuk 5.
1. De student handelt doelgericht, systematisch en methodisch,
gebaseerd op samenhangende en correcte (of:kloppende) redeneringen. (logisch consistent).
2. De student baseert zijn handelen en producten op de, persoonlijk en vakinhoudelijk beargumenteerde, verzameling, interpretatie en afweging van relevante gegevens, belangen en
aspecten. Daarbij past hij (recente of gepaste) kennis en inzichten uit de wetenschappelijke en/of vakliteratuur toe en verwijst
hierbij indien mogelijk naar bronnen.(onderbouwd).
3. De student weet vanuit betrokkenheid en respect een constructieve werkrelatie te bewerkstelligen en resultaten te realiseren. Hij kan zich daarbij zowel, responsief als proactief opstellen
en hij is zich bewust van zijn eigen houding. (Interactief).
4. de student handelt in overeenstemming met beroepswaarden
zoals integriteit, sociaal engagement, solidariteit, rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, empowerment, professioneel verantwoordelijkheid en openheid. (Normatief).
5. De student handelt authentiek en past een eigen visie, gevoelens, kennis en kunde op een professionele, kritisch reflectieve
en verantwoorde wijze toe. (Persoonlijk).
187
12
13
14
15
16
17
Tentaminering
Verplichte literatuur
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Tentamen
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Minimum
resultaat
Weging
Integrale toets
niveau 3.
MWD
-D4LPOb1
Beoordelingsgesprek op
basis van
- handelingsdemonstraties
- casus
- presentatie
cijfer
6
1
Aantal examinatoren: 2 (1 docent-examinator, 1 werkveldexaminator)
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het geheel, 55% van
het maximaal aantal te behalen aantal punten per beoordelingscriterium en 55% van
het maximaal aantal, punten per segment van competenties.
Cesuur kan bijgesteld worden op basis van de analyse van de resultaten.
Zie OWE beschrijving LPO-3.
Zie OWE beschrijving LPO-3.
Zie OWE beschrijving LPO-3.
Zie OWE beschrijving LPO-3.
e
De leeractiviteiten tijdens begeleide bijeenkomsten en zelfstudie in het 4 jaar zijn
specifiek gericht op de voorbereiding op de integrale toets aan het eind van de opleiding. Je docent professionele ontwikkeling is tevens je studieloopbaanbegeleider, met
wie je minimaal één keer per jaar een individueel gesprek hebt over je studievoortgang en je professionele ontwikkeling.
Zelfstudie, werkgroepbijeenkomsten en individuele loopbaanbegeleiding.
Zie 6.
18
19
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
20
Onderwijsperiode
Periode 1 tot en met periode 4.
21
Maximum aantal
deelnemers
Doorgaans 24 studenten per groep.
188
4.8.5 Onderwijseenheden E-learning Hoofdfase, niveau 3
Deze paragraaf is: Bijlage 4 bij OER: Gegevens onderwijseenheden postpropedeutische fase. En
betreft de uitwerking van de onderwijseenheden conform art. 6.1, lid 2 van de Onderwijs- en examenregeling Instituut Sociale Studies.
Titel OWE
Onderzoek en Innovatie (4ONI)
HAN SIS code: MWD-E4ONIa
1
2
3
4
5
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaak
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
6
Studiepunten/
studielast
7
Samenhang
8
Ingangseisen
9
Algemene omschrijving
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod E-learning studiejaar 4
MWD, niveau 4, studiejaar 4, E-learning.
Onderzoek en Innovatie.
Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep.
1. Een op basis van eigen praktijkgericht en theoretisch onderzoek ontworpen
product/dienst ter uitbreiding en innovatie van het beleid en/of (be)handelingsmethodes
(methodieken) en/of het aanbod van activiteiten van een organisatie (projectresultaat).
Inclusief en plan voor de implementatie hiervan.
2. Een kort individueel betoog waarin je een theoretisch goed onderbouwd eigen
standpunt formuleert over de aanpak van een actueel beroepsvraagstuk.
27,5 stp
Contacttijd
Praktijktijd
Zelfstudietijd
770 sbu
E-learning
35
510
225
Op niveaus 1 en 2 van andere beroepstaken heb je (deel)vaardigheden verworven op
het gebied van gegevensverzameling en gegevensanalyse; zie de eenheden ‘Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling’ (KBO) en Signalering en preventie (SEP, voorheen SIA) – Niveau 1 en 2. Daarnaast heb je verschillende aspecten van de analysevaardigheid en de kritische houding die je nodig hebt om praktijkgericht onderzoek te
kunnen doen al geoefend in je werken aan de andere (majorspecifieke) beroepstaken.
Nieuw is dat je deze competenties nu gaat gebruiken met als doel een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de (eigen) praktijk en van het beroep.
Ingangseisen voor Onderzoek en Innovatie:
• Niveau 1 behaald (incl. integrale toets)
• Niveau 2 behaald (incl. Integrale toets)
Als Maatschappelijk werker wordt van je verwacht dat je een bijdrage levert aan je eigen professionalisering en aan de professionalisering in het beroep. In dat kader ben je
in staat naar aanleiding van een vraag van een organisatie uit het beroepenveld een
praktijkgericht onderzoek uit te voeren en op basis daarvan een innovatief product te
ontwikkelen voor verbetering of vernieuwing van product/aanbod, methodiek/methode
of beleid. De beroepstaak Onderzoek en Innovatie wordt alleen in een onderwijseenheid op niveau 3 aangeboden. Dat wil zeggen dat het uitvoeren van een praktijkgericht
onderzoek en het leveren van een bijdrage aan beroepsontwikkeling alleen in deze
onderwijseenheid als geïntegreerd geheel wordt geleerd. Op de niveaus 1 en 2 van
andere beroepstaken heb je echter al wel (deel)vaardigheden verworven op het gebied
van onderzoek en innovatie (zie de onderwijseenheden Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling niveau 1, 2 en 3 en Signalering en preventie niveau 1, 2 en 3). Daarnaast heb je verschillende aspecten van de analysevaardigheid en de kritische houding
die je nodig hebt om praktijkgericht onderzoek te kunnen doen al geoefend in je werken
aan de andere (majorspecifieke) beroepstaken. Nieuw is dat je deze competenties nu
gaat gebruiken met als doel een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de (eigen)
praktijk en van het beroep.
In deze onderwijseenheid staat de volgende competentie centraal:
10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling van het beroep.
Deeltentamens
Competenties en beoordelingscriteria
A. Projectresultaat,
inclusief verantwoording en implementatieplan
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
De conclusies van het onderzoek geven antwoord op de vraagstelling met behulp van resultaten uit het onderzoek. (LC)
De gebruikte onderzoeksmethoden passen bij de vraagstelling
zodat de uitkomsten valide en betrouwbaar zijn. (LC)
De onderzoeksmethodische inzichten op het gebied van onderzoeksopzet, operationalisering en data-analyse zijn correct
189
B. Casustoets praktijkgericht onderzoek
C. Paper Innovatie
toegepast. (LC)
Het projectresultaat komt logisch voort uit de projectopdracht.
(LC)
Het product als geheel is helder en goed leesbaar. (LC)
Bij de probleemanalyse is aantoonbaar gebruik gemaakt van
relevante wetenschappelijke en praktijktheoretische literatuur.
(O)
De gebruikte onderzoeksopzet wordt verantwoord vanuit theorie over onderzoek en/of vanuit praktijkoverwegingen. (O)
Het product geeft blijk van een kritische blik op de kwaliteit van
het onderzoek en het doorlopen proces. (O)
Het projectresultaat is zichtbaar gebaseerd op de bevindingen
van het onderzoek. (O)
Het belang van het projectresultaat wordt onderbouwd door de
innovatieve aspecten ervan te beschrijven. (O)
Het projectresultaat is zichtbaar afgestemd op de kwaliteitseisen van de opdrachtgever. (I)
Het projectresultaat is op heldere en bruikbare wijze overgedragen aan de praktijk. (I)
Nederlandse taal
In je tekst gebruik je een correcte Nederlandse spelling en een
adequate stijl.
Je verwijst op consequente en juiste wijze naar bronnen (APA
richtlijnen).
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
Casustoets op kennisgebied Onderzoek. Toetsdoelen zijn:
• Je kent de kwaliteitseisen voor een vraagstelling van praktijkonderzoek en kunt deze toepassen op een casus;
• Je kent de verschillende onderzoekbenaderingen en weet
deze op juiste wijze toe te passen om een vraagstelling te
beantwoorden;
• Je bent in staat de centrale begrippen uit een vraagstelling
op passende wijze te operationaliseren;
• Je kunt onderzoeksinstrumenten beoordelen op bruikbaarheid en zelf een onderzoeksinstrument ontwikkelen;
• Je bent in staat op een juiste wijze te kiezen voor een methode van steekproeftrekking bij een gegeven casus;
• Je kunt onderbouwen welke databronnen je wilt raadplegen om een vraagstelling te beantwoorden;
• Je kunt onderbouwen in hoeverre een onderzoeksopzet
voldoet aan de kwaliteitseisen van onderzoek.
Competentie 10. Bijdragen aan professionele ontwikkeling
van het beroep
Beoordelingscriteria
Het beroepsvraagstuk is helder beschreven. (LC)
Het beroepsvraagstuk is duidelijk afgebakend. (LC)
De paper bevat een heldere betooglijn.
De analyse behandelt de essentie van het vraagstuk. (LC)
De voorgestelde handelingsrichting is voldoende concreet. (LC)
De relevantie van het beroepsvraagstuk binnen de huidige
ontwikkeling van het beroep maatschappelijk werk is goed
beargumenteerd. (O)
De analyse is goed onderbouwd met literatuur. (O)
De analyse heeft aandacht voor verschillende invalshoeken.
(O)
Het belang van de voorgestelde handelingsrichting voor het
beroep is goed beargumenteerd. (O)
De bronvermelding is correct volgens de APA-richtlijnen. (O)
Door de gebruikte argumentatie wordt de persoonlijke stellingname helder uitgedragen. (P)
Nederlandse Taal
In de tekst gebruik je een correcte Nederlandse spelling en
grammatica en een adequate stijl.
190
12
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Beoordeling
A. Projectresultaat, inclusief verantwoording en
implementatieplan
MWD
-E4ONIa1
Beroepsproduct
B. Casustoets praktijkgericht onderzoek
MWD
-E4ONIa2
C. Paper Innovatie
MWD
-E4ONIa3
−
13
Verplichte literatuur
14
15
16
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
17
Activiteiten
18
Werkvormen
19
Les/contacturen in
klokuren
We
ging
Cijfer
Minimaal
vereist
resultaat
5,5
Casustoets
Cijfer
5,5
1
Beroepsproduct
Cijfer
5,5
1
2
Aantal examinatoren:

Bij deeltentamen ‘Projectresultaat’: 1 examinator met adviesoordeel van de
opdrachtgever

Bij overige deeltentamens: 1 examinator.
−
Cesuur:
Deeltentamens A en C: De student behaalt een voldoende resultaat (6 of hoger)
voor een deeltentamen als de student op basis van de vaste beoordelingscriteria
en de weging daarvan voor de competentie(s) van dat deeltentamen minimaal 55%
van het maximum haalbare aantal punten heeft behaald.
Toetsvoorwaarde voor deeltentamen A is een voldoende beoordeling van de individuele bijdrage aan het project.
Voor deeltentamen B is de cesuur 55% van het maximum haalbare aantal punten.
−
Aantal kansen: tweemaal per studiejaar.
−
Jagt, N. (2006). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht NVMW.
−
Migchelbrink, F.(2010). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam:
SWP (reeds op niveau 1 aangeschaft).
−
Spanjer, M.(2004). De eenvoud van projectmatig werken. Houten: Bohn Stafleu
Van Loghum.
−
Reader Excel (staat op Scholar)
−
Reader literatuur innovatie (staat op Scholar)
−
Aanvullende literatuur over onderzoek (staat op Scholar)
−
Kamphuis, M. (2007). Kijken in de spiegel van het verleden. Houten, Bohn Stafleu
Van Loghum.
N.v.t.
www.canonsociaalwerk.nl
www.mariekamphuisstichting.nl
www.nvmw.nl
www.movisie.nl
www.maatwerk.nl
a. Integrale opdracht
In het werken aan deze beroepstaak doe je voor een opdrachtgever een praktijkonderzoek in de vorm van een opdracht die je in projectvorm uitvoert waarbij de mogelijkheid
bestaat met studenten van andere majors samen te werken (multiprofessioneel project).
Je betrekt bij je project nadrukkelijk kennis en inzichten van de historische achtergronden van het beroep, de huidige maatschappelijke context daarvan en geanticipeerde
toekomstige ontwikkelingen in het beroep. Op grond van het onderzoek lever je een
advies voor implementatie aan de opdrachtgever. Dit geheel presenteer je aan een
opdrachtgever en zo mogelijk aan andere (beginnend) beroepsbeoefenaren.
Voor het werken aan de integrale opdracht krijg je begeleiding van een docent, met wie
je de beroepstaak verkent, werkplannen en afspraken maakt. Ook is dit de plek waar je
de resultaten presenteert en feedback krijgt.
b. Ondersteunend onderwijs
Bestaande uit lessen Onderzoek en lessen Innovatie die je ondersteuning bieden om de
beroepstaak te kunnen uitvoeren, erop te reflecteren en je werkwijze en resultaten te
verantwoorden.
c. Praktijk
Je zult bij de geoormerkte en integrale toetsing ook moeten laten zien dat je de beroepstaak en de benodigde competenties in de praktijk hebt uitgevoerd. In je werk of
stage zul je daarom oefenen en bewijsmateriaal verzamelen.
Integrale opdracht: projectbegeleiding
Ondersteunend onderwijs: werkgroepen en hoorcolleges.
Zie 6.
191
20
21
Onderwijs
periode
Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
1
2
3
Opleiding
Doelgroep
Beroepstaken
4
Centrale beroepstaak
(Beroeps)producten
Studiepunten/studielast
5
6
7
Samenhang
8
Ingangseisen
m.b.t. tentamens
Algemene omschrijving
9
10
Competenties
11
Beoordelings
criteria.
Periode 1 en 2.
Doorgaans 24 personen per lesgroep.
Integrale toets niveau 3 (4LPO)
HAN SIS code: MWD-E4LPOb
MWD
Naar: Overzicht onderwijsaanbod E-learning studiejaar 4
MWD, niveau 3, studiejaar 4, E-learning.
Psychosociale hulpverlening
Concrete en informatieve hulpverlening
Casemanagement
Signalering en actie ondernemen
Kwaliteit- en beleidsontwikkeling
Onderzoek en Innovatie
Professionele ontwikkeling
Professionele ontwikkeling.
Demonstratie van professioneel handelen in kritische beroepssituaties.
Presentatie en verdediging van visie op beroep en beroepsontwikkeling.
2,5 studiepunten
contacttijd
praktijktijd
zelfstudietijd
70 uur studiebelasting
E-learning
6
0
64
De integrale toets op niveau 3 hangt samen met de integrale toets op niveau 1 en 2
en hangt samen met alle beroepstaken die op niveau 3 aan de orde zijn.
1. Propedeuse behaald.
2. Niveau 1 en 2 behaald en alle (deel)tentamens m.u.v. de minor.
e
Deze onderwijseenheid LPO3 wordt aangeboden in het 4 jaar van de opleiding en
dient als voorbereiding op de integrale toets van niveau 3.(zie voor de beschrijving
van de integrale toets hoofdstuk 5)
In deze onderwijseenheid staan alle competenties 1 tot en met 10 van de opleiding
centraal.
Tentamen
Competenties en beoordelingscriteria.
Integrale toets
niveau 3
De onderstaande beoordelingscriteria gelden voor alle tien de
competenties. Tussen haken zijn de generieke criteria van de
professionele standaard vermeld waar het beoordelingscriterium
op betrekking heeft. Zie voor uitleg hoofdstuk 5.
1. De student handelt doelgericht, systematisch en methodisch,
gebaseerd op samenhangende en correcte (of:kloppende) redeneringen. (logisch consistent).
2. De student baseert zijn handelen en producten op de, persoonlijk en vakinhoudelijk beargumenteerde, verzameling, interpretatie en afweging van relevante gegevens, belangen en
aspecten. Daarbij past hij (recente of gepaste) kennis en inzichten uit de wetenschappelijke en/of vakliteratuur toe en verwijst
hierbij indien mogelijk naar bronnen.(onderbouwd).
3. De student weet vanuit betrokkenheid en respect een constructieve werkrelatie te bewerkstelligen en resultaten te realiseren. Hij kan zich daarbij zowel, responsief als proactief opstellen
en hij is zich bewust van zijn eigen houding. (Interactief).
4. de student handelt in overeenstemming met beroepswaarden
zoals integriteit, sociaal engagement, solidariteit, rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, empowerment, professioneel verantwoordelijkheid en openheid. (Normatief).
5. De student handelt authentiek en past een eigen visie, gevoelens, kennis en kunde op een professionele, kritisch reflectieve
en verantwoorde wijze toe. (Persoonlijk).
192
12
13
14
15
16
17
Tentaminering
Verplichte literatuur
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Tentamen
Code
Toetsvorm
Beoordeling
Minimum
resultaat
Weging
Integrale toets
niveau 3.
MWD
-E4LPOb1
Beoordelingsgesprek op
basis van
- handelingsdemonstraties
- casus
- presentatie
cijfer
6
1
Aantal examinatoren: 2 (1 docent-examinator, 1 werkveldexaminator)
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het geheel, 55% van
het maximaal aantal te behalen aantal punten per beoordelingscriterium en 55% van
het maximaal aantal, punten per segment van competenties.
Zie OWE beschrijving LPO-3.
Zie OWE beschrijving LPO-3.
Zie OWE beschrijving LPO-3.
Zie OWE beschrijving LPO-3.
e
De leeractiviteiten tijdens begeleide bijeenkomsten en zelfstudie in het 4 jaar zijn
specifiek gericht op de voorbereiding op de integrale toets aan het eind van de opleiding. Je docent professionele ontwikkeling is tevens je studieloopbaanbegeleider, met
wie je minimaal één keer per jaar een individueel gesprek hebt over je studievoortgang en je professionele ontwikkeling.
Zelfstudie, werkgroepbijeenkomsten en individuele loopbaanbegeleiding.
Zie bij 6.
18
19
Werkvormen
Les-/contacturen
in klokuren
20
Onderwijsperiode
Periode 1 tot en met periode 4.
21
Maximum aantal
deelnemers
Doorgaans 24 studenten per groep.
193
Gelijkgestelde onderwijseenheden propedeutische fase (MWD VT) 12
4.9
Deze paragraaf is: Bijlage 3 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden propedeutische fase. En betreft de opsomming van aan huidige onderwijseenheden,
tentamens en integrale toetsen van de propedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen.
OWE en deeltentamen(s) in studiejaar 2013-14
Methodisch werken (1MTW)
Intake- of vervolggesprek met reflectie (V1MTW3)
Probleemanalyse en hulpverleningsplan met vragen uit de verschillende concepten (V1MTW1)
Outreachend en wijkgericht werken (1OWW)
Kennistoets (V1OWW3)
Gelijkgesteld aan
OWE en/of deeltentamen in studiejaar
2014-15
N.v.t.
Beknopte toelichting
N.v.t.
Taak- en ervaringsgericht werken (1TEW)
Handelingsdemonstratie taak- of ervaringsgericht
werken met theoretische verantwoording
Concrete en informatieve hulpverlening (1CIH)
Probleemanalyse en plan van aanpak (V1CIH2)
N.v.t.
Signaleren en actie ondernemen (1SIA)
Presentatie over opgevangen signaal (V1SIA1)
Verslag signaleringstraject (V1SIA2)
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (1KBO)
Brochure voor verwijzers (V1KBO1)
Evaluatieverslag (V1KBO2)
Kennis over beleid en kwaliteitszorg (V1KBO4)
Leerlijn professionele ontwikkeling (1LPO)
Voortgangstoets kennisbasis (V1LPOa1)
Toets ontwikkeling beroepsbeeld (V1LPOa2)
Praktijkwerk urenregistratie (V1LPOa3)
Praktijkwerk eindbeoordeling (V1LPOa4)
Leerlijn basisvaardigheden (V1LPOa5)
Nederlands spelling (V1LPOa6)
Nederlands stijl (V1LPOa7)
N.v.t.
-
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Mogelijkheid
tot afleggen
oude deeltentamen
ja
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude
OWE en deeltentamen
Niet gelijkgesteld, omwille
van curriculumherziening
propedeuse per 2014-15
Niet gelijkgesteld, omwille
van curriculumherziening
propedeuse per 2014-15
ja
Vertragers en inhalers kunnen in periode 2 van 2014-15 onderwijs volgen
samen met studenten uit de F-route
Vertragers en inhalers kunnen in periode 2 van 2014-15 onderwijs volgen
samen met studenten uit de F-route
Niet gelijkgesteld, omwille
van curriculumherziening
propedeuse per 2014-15
Niet gelijkgesteld, omwille
van curriculumherziening
propedeuse per 2014-15
Niet gelijkgesteld, omwille
van curriculumherziening
propedeuse per 2014-15
ja
Niet gelijkgesteld, omwille
van curriculumherziening
propedeuse per 2014-15
ja
Niet gelijkgesteld, omwille
van curriculumherziening
propedeuse per 2014-15
ja
ja
ja
Vertragers en inhalers kunnen in periode 1 van 2014-15 onderwijs volgen
samen met studenten uit de F-route
Vertragers en inhalers kunnen in periode 1 van 2014-15 onderwijs volgen
samen met studenten uit de F-route
Vertragers en inhalers kunnen in periode 2 van 2014-15 onderwijs volgen
samen met studenten uit de F-route
Vertragers en inhalers kunnen in periode 2 van 2014-15 onderwijs volgen
samen met studenten uit de F-route
12
Voor vertragers en inhalers geldt het toetsprogramma (deeltentamens, criteria en voorwaarden) van het lopende studiejaar (2014-15), zoals beschreven in deze studiegids, tenzij de mogelijkheid geboden wordt om oude deeltentamens af te leggen. In dat geval geldt deeltentamen (inclusief criteria en voorwaarden) van studiejaar 2013-14.
OWE en deeltentamen(s) in studiejaar 2013-14
Gelijkgesteld aan
OWE en/of deeltentamen in studiejaar
2014-15
Leerlijn professionele ontwikkeling
(1LPO)
- Integrale toets
niveau 1
Integrale toets (IT1)
Integrale toets niveau 1 (V1LPO1)
Beknopte toelichting
Integrale toets m.i.v. 201415 opgenomen als deeltentamen van de leerlijn professionele ontwikkeling.
Inhoudelijk niet gewijzigd
Mogelijkheid
tot afleggen
oude deeltentamen
Nee
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude
OWE en deeltentamen
Vertragers worden in vertragersgroep
begeleid bij de voorbereiding op de
integrale toets
4.10 Gelijkgestelde onderwijseenheden postpropedeutische fase (MWD VT en DT) 13
Deze paragraaf is: Bijlage 6 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden postpropedeutische fase. En betreft de opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen.
OWE en deeltentamen(s) in studiejaar
2013-14
Gelijkgesteld aan OWE en/of
deeltentamen in studiejaar
2014-15
Beknopte toelichting
Systeem en oplossingsgericht werken
(2SYO)
- Kennistoets (V2SYO2)
Omgevingsgericht werken (2OMG)
- Actieplan (V2OMG1)
Systeem en oplossingsgericht
werken (2SYO)
- Kennistoets (V2SYO2)
Uitbreiding van het aantal
vragen van de kennistoets
(van 40 naar 60)
Omgevingsgericht werken
(2OMG)
- Actieplan (V2OMG1)
Groepsmaatschappelijk werk (2GMW)
- Begeleiden van een groepsbijeenkomst inclusief verantwoording
(V2GMW1)
- Beoordelingsgesprek transfer
(V2GMW2)
N.v.t.
Nieuwe vorm voor het beoordelen van competentie 5
als onderdeel van het actieplan
Niet gelijkgesteld vanwege
vervallen van beoordelingsgesprek transfer
Mogelijkheid tot
afleggen
oude deeltentamen
Nee
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE
en deeltentamen
Nee
ja
Voor vertragers en
inhalers wordt een HC
aangeboden dat voorbereidt op de probleemanalyse en het
plan van aanpak
13
Voor vertragers en inhalers geldt het toetsprogramma (deeltentamens, criteria en voorwaarden) van het lopende studiejaar (2014-15), zoals beschreven in deze studiegids, tenzij de mogelijkheid
geboden wordt om oude deeltentamens af te leggen. In dat geval geldt deeltentamen (inclusief criteria en voorwaarden) van studiejaar 2013-14.
195
OWE en deeltentamen(s) in studiejaar
2013-14
Gelijkgesteld aan OWE en/of
deeltentamen in studiejaar
2014-15
Beknopte toelichting
Groepsmaatschappelijk werk (2GMW)
- Begeleiden van een groepsbijeenkomst inclusief verantwoording
(D2GMW1)
- Beoordelingsgesprek transfer
(D2GMW2)
N.v.t.
Niet gelijkgesteld vanwege
vervallen van beoordelingsgesprek transfer
Drang en dwang (2DWD)
- Voortgang- of rapportagetoets inclusief kennisvragen (V2DWD2)
Drang en dwang (2DWD)
- Voortgang- of rapportagetoets (V2DWD2)
- Kennistoets (V2DWD4)
Kennistoets is apart deeltentamen geworden.
Nee
Concrete en informatieve hulpverlening
(2CIH)
- Pleitbezorgingsgesprek (V2CIH1)
- Probleemanalyse en plan van aanpak
(V2CIH2)
N.v.t.
Niet gelijkgesteld vanwege
vervallen van probleemanalyse en plan van aanpak
Ja
Leerlijn professionele ontwikkeling (2LPO)
- Betoog (V2LPO1)
- Voortgangstoets kennisbasis
(V2LPO2)
- Praktijkwerk urenregistratie (V2LPO3)
- Praktijkwerk handelingsdemonstraties
en beroepsproducten (V2LPO4)
- Nederlandse taal (V2LPO5)
Leerlijn professionele ontwikkeling 2LPO)
- Betoog (V2LPOa1)
- Voortgangstoets kennisbasis (V2LPOa2)
- Praktijkwerk urenregistratie (V2LPOa3)
- Praktijkwerk eindbeoordeling (V2LPOa7)
- International week
(V2LPOa6)
Nieuwe codes
V2LPO4 heeft een nieuwe
naam (praktijkwerk eindbeoordeling)
Nederlandse taaltoets
(V2LPO5) vervalt
International week is nieuw
deeltentamen
Nee, m.u.v.
de international week:
vertragers en
inhalers hoeven niet aan
de international week
deel te nemen
Psychosociale hulpverlening (3PSH)
- Analyse en plan van aanpak PSH/CIH
(V3PSH5)
N.v.t
Niet gelijkgesteld vanwege
vervallen van analyse en
plan van aanpak
ja
196
Mogelijkheid tot
afleggen
oude deeltentamen
ja
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE
en deeltentamen
Voor vertragers en
inhalers wordt een HC
aangeboden dat voorbereidt op de probleemanalyse en het
plan van aanpak
Voor vertragers en
inhalers wordt een HC
aangeboden dat voorbereidt op de probleemanalyse en het
plan van aanpak
Er gelden nieuwe beoordelingsformulieren
OWE en deeltentamen(s) in studiejaar
2013-14
Gelijkgesteld aan OWE en/of
deeltentamen in studiejaar
2014-15
Beknopte toelichting
Concrete en informatieve hulpverlening
(3CIH)
- Analyse en plan van aanpak PSH/CIH
(V3CIH5)
Casemanagement (3CAM)
- Plan en onderbouwing CAM
(V3CAM5)
Leerlijn professionele ontwikkeling (3LPO)
- VLC (V3LPO4)
N.v.t
Niet gelijkgesteld vanwege
vervallen van analyse en
plan van aanpak
N.v.t
Niet gelijkgesteld vanwege
vervallen van plan en onderbouwing
Nieuw deeltentamen
Leerlijn professionele ontwikkeling (3LPO)
- Samen werken en samen
leren in de praktijk
(V3LPO5)
197
Mogelijkheid tot
afleggen
oude deeltentamen
ja
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE
en deeltentamen
ja
Er gelden nieuwe beoordelingsformulieren
ja
Inhalers en vertragers
vormen samen een
nieuwe leergroep op de
VLC
Er gelden nieuwe beoordelingsformulieren
5.
Tentamens en integrale toetsen
Binnen de onderwijseenheden (OWE’s) werk je aan de competenties die je in staat stellen de beroepstaken van je latere beroep uit te voeren. Tijdens de opleiding stellen we met tentamens en integrale toetsen vast of jouw competenties het gewenste niveau hebben bereikt.
5.1
Tentamens
A. Omschrijving
Een tentamen hoort bij een onderwijseenheid en bestaat meestal uit een aantal deeltentamens. De
(deel)tentamens vinden meestal aan het eind van een onderwijseenheid plaats en richten zich op je
competenties die in de desbetreffende onderwijseenheid aan bod zijn gekomen. Met een
(deel)tentamen wordt vastgesteld of je bepaalde competenties of deelaspecten daarvan al dan niet op
het gewenste niveau beheerst.
De combinatie van (deel)tentamens die je tijdens de opleiding aflegt vormt een goede afspiegeling van
de competenties die je als maatschappelijk werker nodig hebt. De meeste tentamens zijn reële beroepsopdrachten, bijvoorbeeld het voeren van een gesprek met een cliënt, het maken van een hulpverleningsplan of het schrijven van een beleidsadvies. Een aantal (deel)tentamens is specifiek gericht
op kennis, inzicht of op de toepassing van kennis. Een bijzondere vorm van kennistoetsing is de
voortgangstoets: een toets die je meerdere malen gedurende je opleiding aflegt en waarmee je je
eigen kennisontwikkeling kunt monitoren.
B. Inschrijven voor tentamens en deelname
Deelname aan tentamens/examens
Een student heeft in een studiejaar de mogelijkheid een tentamen/examen twee maal af te leggen.
Studenten worden geacht aan een tentamen/examen deel te nemen, direct na de periode waarin het
onderwijs voor dit tentamen/examen heeft plaats gevonden. Behaalt de student het tentamen/examen
bij de eerste gelegenheid niet, dan wordt hij geacht deel te nemen aan de eerst volgende herkansing
die dan volgt.
Niet deelnemen aan deze gelegenheden (niet verschijnen) betekent dat de tentamen/examengelegenheid vervalt. Betreffend tentamen/examen wordt dan beoordeeld met een 1.
Indien een student gegronde redenen (bijzondere omstandigheden/overmacht) heeft om niet deel te
nemen kan hij recht hebben op een derde gelegenheid. Deze moet bij de examenadviescommissie
moet worden aangevraagd.
Let op
Studenten die het onderwijs ook volgen maar dat doen omdat zij het tentamen in een voorgaand studiejaar het tentamen niet hebben behaald, vallen niet onder deze algemene regel.
Zij dienen zich in te schrijven: zie hieronder.
Deelname aan integrale toetsen
Niveau 1 en 2
Om te kunnen deelnemen aan de integrale toets op niveau 1 en niveau 2 moet de student zijn/haar
DPF aanleveren dat voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Deze eisen gelden als toetsvoorwaarden.
Is het DPF op orde, dan wordt de student geacht de integrale toets af te leggen. Een aparte inschrijving is niet nodig.
Niveau 3
Deelname aan de integrale toets op niveau 3 is mogelijk indien hij is opgenomen in het rooster Integrale toets niveau 3. Het rooster wordt gepubliceerd op Scholar (onder toetsing).
Opname in het rooster is mogelijk indien de student heeft voldaan aan de daartoe gestelde eisen.
Toetsvoorwaarden
Voor tentamen/examens/integrale toetsen waarvoor toetsvoorwaarden van toepassing zijn, geldt dat
het niet voldoen aan die toetsvoorwaarden gelijk gesteld wordt met het niet deelnemen aan het tentamen/examen.
Inschrijfverplichting
In enkele gevallen dient een student zich in te schrijven om deel te kunnen nemen aan een tentamen/examen. Dat geldt in de volgende situaties:
-
De student wenst deel te nemen aan de Taaltoets Nederland
De student moet nog een tentamen/examen afleggen uit een van de voorafgaande studiejaren
De student heeft een derde gelegenheid verkregen van de examenadviescommissie
De student moet nog een integrale toets afleggen omdat hij/zij betreffende integrale na twee
kansen nog niet heeft behaald.
In deze gevallen is inschrijving een vereiste. Nadere aanwijzingen daarover vindt de student op Scholar onder toetsing.
Let op:
- De inschrijving voor een tentamen/examen/integrale toets is gebonden aan een bepaalde periode. Indien men zich te laat inschrijft, kan niet worden deelgenomen aan betreffend tentamen/examen/integrale toets.
- Indien de student zich heeft ingeschreven voor een tentamen/examen/integrale toets,
dan kan deze inschrijving niet meer ongedaan worden gemaakt.
- Indien de student niet deelneemt aan een tentamen/examen/integrale toets terwijl hij/zij
zich daarvoor via de inschrijving heeft aangemeld, vervalt de tentamengelegenheid en
wordt het betreffende tentamen/examen/integrale toets beoordeeld met een 1.
Informatie over toetsing: wijze van inschrijving, lokaal waar toets wordt afgenomen, roosters
en dergelijke
Informatie die men nodig heeft om een tentamen/examen/integrale toets af teleggen vind men op
Scholar, onder toetsing.
(Ga naar Scholar, linkerkolom onder “Leren”, “Toetsing”.)
C. Kwaliteitseisen
Belangrijke kwaliteitseisen aan al onze tentamens zijn validiteit (meten de tentamens wat we willen
meten?), betrouwbaarheid (zijn de resultaten van het tentamen ‘te vertrouwen’?) en transparantie (is
duidelijk wat beoordeeld wordt en hoe je je kunt voorbereiden?).
Validiteit realiseren we door steeds één of meerdere van de 10 competenties – en/of onderliggende
kennis, vaardigheden en houdingsaspecten – centraal te stellen in onze toetsing. Op de beoordelingsformulieren is te zien welke competenties beoordeeld worden. Elke competentie is op het beoordelingsformulier vertaald naar beoordelingscriteria die passen bij de tentamenopdracht en die lijken op
de eisen die aan de beroepsuitoefening van een professional gesteld worden. Voor betrouwbare tentamens zorgen we door veel aandacht te besteden aan intercollegiaal overleg waarin tentamens gezamenlijk beoordeeld worden zodat beoordelend docenten de beoordelingscriteria op vergelijkbare
wijze toepassen. Daarnaast zijn de beoordelingsformulieren gestandaardiseerd: sprake is van een
eenduidige vertaling van scores naar cijfers en een eenduidige hantering van de grens tussen een 5
en een 6.
Transparantie wordt gerealiseerd door tijdens lesbijeenkomsten informatie te verstrekken over de
tentamenopdracht(en) en de bijbehorende beoordelingscriteria. In het kader van transparantie worden
de scores op het beoordelingsformulier toegelicht en is sprake van een inzagemogelijkheid per
(deel)tentamen.
Als je alle deeltentamens van een onderwijseenheid hebt behaald dan krijg je de studiepunten toegekend die bij deze onderwijseenheid horen.
D. Beoordelingscriteria en professionele standaard
Zoals reeds aangegeven zijn beoordelingscriteria per (deel)tentamen afgeleid van één of meerdere
competenties en indicatoren (zie bijlage) die centraal staan in een onderwijseenheid. Dat ziet er als
volgt uit:
Competentie
Indicator
Beoordelingscriterium
199
De beoordelingscriteria geven aan waar je functioneren aan moet voldoen. De beoordelingscriteria
zijn weergegeven op het beoordelingsformulier en zijn ingedeeld volgens een professionele standaard
die het HBO-niveau aangeeft en die je ook in je latere werk kunt gebruiken om je handelen steeds aan
te toetsen. De professionele standaard bestaat uit vijf ‘generieke’ criteria:
1. Logisch consistent(LC): “de student MWD handelt doelgericht en systematisch, gebaseerd op
samenhangende (of kloppende) redeneringen”.
2. Onderbouwd(O): “de student MWD baseert zijn handelen en producten op de, persoonlijke en
vakinhoudelijk beargumenteerde verzameling, interpretatie en afweging van relevante gegevens, belangen en aspecten. Daarbij past hij recente en gepaste kennis en inzichten uit de
wetenschappelijke en/of vakliteratuur toe en verwijst hierbij naar bronnen”.
3. Normatief (N): “de student MWD handelt in overeenstemming met de beroepswaarden zoals
integriteit, sociaal engagement, solidariteit, gelijkwaardigheid, empowerment, professionele
verantwoordelijkheid en openheid.
4. Interactief (I): “de student MWD weet vanuit betrokkenheid en respect een constructieve werkrelatie te bewerkstelligen en resultaten te realiseren. Hij kan zich daarbij zowel responsief als
proactief opstellen en hij is zich bewust van zijn eigen houding”.
5. Persoonlijk(P): “de student MWD handelt authentiek en hij past eigen visie, gevoelens, kennis
en kunde op een professionele, verantwoorde en kritisch-reflectieve wijze toe”.
De professionele standaard is één op één te vergelijken met de in hoofdstuk 1 genoemde Dublin Descriptoren.
In de beschrijvingen van de Onderwijseenheden in hoofdstuk 4 worden bij de competenties die per
deeltentamen aan de orde zijn de beoordelingscriteria weergegeven waaraan tentamenresultaten
moeten voldoen. De generieke criteria van de professionele standaard zijn zichtbaar gemaakt door de
afkortingen daarvan bij elk van de beoordelingscriteria.
E. Cesuren
Per toets - en per competentie die beoordeeld wordt - heeft de opleiding bepaald welke beoordelingscriteria aan de orde zijn. Op de beoordelingsformulieren worden de criteria per competentie uitgewerkt. Als sprake is van kennistoetsing, gelden specifieke doelen, die zijn vastgelegd in antwoordsleutels. In de studiehandleidingen van de onderwijseenheden zijn de beoordelingsformulieren opgenomen.
De cesuur (de grens tussen een 5 en een 6) is als volgt bepaald:
−
Voor de (deel)tentamens die betrekking hebben op het toetsen en beoordelen van een beroepsproduct, handelingsdemonstratie, reflectie, verslag, beoordelingsgesprek, presentatie:
Een student krijgt een voldoende of hoger als voor het deeltentamen als geheel minstens 55%
van het maximaal aantal te verdienen punten behaald zijn
EN als voor elk generiek criterium uit de professionele standaard voor dat deeltentamen ook 55%
of meer van het maximum aantal te verdienen punten behaald zijn.
−
Voor een deeltentamen dat gericht is op het toetsen en beoordelen van kennis (casustoets, kennistoets):
Een student krijgt een voldoende of hoger voor een kennistoets als voor het (deel)tentamen minimaal 55% van het maximaal aantal punten behaald zijn.
De cesuur kan achteraf worden bijgesteld naar aanleiding van een analyse van de resultaten van de
toets.
F. Studiepunten
Als je alle deeltentamens van een onderwijseenheid hebt behaald (minimaal een 5,5) dan krijg je de
studiepunten die bij deze onderwijseenheid horen.
Je studieresultaten worden geregistreerd en kan je raadplegen in het studentinformatiesysteem van
de HAN (HAN-SIS), maar LET OP er wordt dit studiejaar een nieuw studie-informatiesysteem ingevoerd!
200
Alluris vervangt HAN-SIS
In december 2014 gaan we over op het nieuwe studie-informatiesysteem Alluris. Deze studiegids is
hierop nog niet aangepast. Lees per 2015 ‘Alluris’ voor ‘HAN-SIS’.
Informatievoorziening overstap naar Alluris
In november 2014 en in januari 2015 ontvang je meer informatie met betrekking tot de overstap naar
Alluris. Hierin wordt duidelijk vermeld wanneer welke actie van studenten wordt verwacht en wat te
doen bij vragen of problemen.
Overstap naar Alluris: check je studievoortgang/resultaten
De informatie die je rond live-gang ontvangt, betreft de volgende acties:
- Controleer je cijferlijst in HAN-SIS voor 1 december 2014. Missen er resultaten of constateer je
fouten? Neem dan zo spoedig mogelijk contact op met de desbetreffende docent.
- Op 1 december 2014 zal HAN-SIS sluiten. Dit betekent dat er vanaf dat moment geen cijfers meer
kunnen worden ingevoerd in HAN-SIS. Alle resultaten uit HAN-SIS die vóór 1 december 2014 zijn
ingevoerd, zullen worden overgezet naar Alluris.
- Vanaf 1 december 2014 kun je wel nog steeds je studieresultaten bekijken in HAN-SIS.
- Met ingang van 5 januari 2015 zul je je studievoortgang bekijken via Alluris. Uiteraard zorgt de
HAN ervoor dat jouw behaalde resultaten worden overgezet van HAN-SIS naar Alluris. Het is echter van belang dat je de resultaten zelf controleert. Bekijk daarom vanaf 5 januari 2015 jouw cijferlijst in Alluris om vast te stellen dat al jouw behaalde resultaten ook daadwerkelijk goed zijn overgezet naar Alluris. Let er wel op dat alle resultaten die je hebt behaald in de periode na 1 december 2014 vanaf 5 januari 2015 in Alluris worden ingevoerd.
G. Toetsen van taal als onderdeel van professionele communicatie
Om een Hbo-opleiding met succes te kunnen afronden is een goede beheersing van de Nederlandse
taal een voorwaarde. De opleidingen van het Instituut Sociale Studies toetsen taal als onderdeel van
professionele communicatie op begin-, midden- en eindniveau en bieden ondersteuning van de studenten naar het eindniveau toe.
Bij MWD is dit als volgt uitgewerkt:
Taaltoetsing is onderdeel van een aantal toetsen per niveau: bij deze toetsen worden eisen gesteld
aan correct en professioneel taalgebruik, uitgedrukt in beoordelingscriteria voor taal en professionele
communicatie
Naast de taaltoetsing als geïntegreerd onderdeel van alle toetsen is een aparte taaltoets onderdeel
van de de OWE schrijfvaardigheid in de propedeuse. Ondersteuning van de taalontwikkeling wordt
geboden in taalonderwijs binnen de opleiding en door het HAN Talencentrum. Zie par. 7.5 van het
Opleidingsstatuut voor het aanbod van het HAN Talencentrum.
Regeling propedeuse taaltoets voor studenten met ernstige taalproblemen
Studenten met ernstige taalproblemen als gevolg van dyslexie en studenten voor wie Nederlands de
tweede taal is nemen hooguit tweemaal deel aan de reguliere taaltoets in de propedeuse (het tentamen van de OWE Schrijfvaardigheid). Daarbij kan de student in aanmerking komen voor voorzieningen zoals beschreven in par. 7.6 van het Opleidingsstatuut (studeren met functiebeperking of chronische ziekte), bijvoorbeeld een vergroot lettertype of verlengde toetstijd. Als de reguliere taaltoets (nadat taalonderwijs gevolgd is) bij de tweede gelegenheid nog niet gehaald is, komen studenten met
ernstige taalproblemen in aanmerking voor een vervangende taaltoets, gecombineerd met een inspanningsverplichting. Voor deze vervangende taaltoets krijgt de student maximaal twee gelegenheden.
Bij de geïntegreerde taaltoetsing in de hoofdfase gelden voor alle studenten dezelfde criteria. Studenten met ernstige taalproblemen mogen daarbij gebruik maken van hulpmiddelen die ook in een professionele werkomgeving ter beschikking staan.
Daarnaast gelden voor studenten met een functiebeperking of chronische ziekte de voorzieningen die
beschreven staan in par. 7.6 van het Opleidingsstatuut.
H. Schriftelijke buitenschoolse toetsen
Alle schriftelijke toetsen die niet binnenschools gemaakt worden moeten ingediend worden via:
Ephorus, om te controleren op plagiaat
- Digitale dropbox, in het kader van archivering
201
Het niet (tijdig) indienen van de toetsen via de genoemde wijze leidt tot een 1 voor de betreffende
tentamengelegenheid. We moeten als opleiding immers een plagiaatcontrole kunnen doen en onze
archivering op orde hebben.
5.2
Feedback
Gedurende je hele opleiding krijg je feedback van docenten, praktijkbegeleiders, medestudenten en
collega’s. Deze feedback geeft je een actueel beeld van de mate waarin je je competenties al hebt
ontwikkeld en stelt je in staat je eigen ontwikkeling te sturen en je beter op de toetsmomenten voor te
bereiden. Feedback krijg je onder meer tijdens de lessen op oefeningen, demonstraties, presentaties
en producten en via diagnostische toetsen. Feedback levert inzicht, maar geen studiepunten op.
5.3
Afstuderen
Niveau 3 is de opleidingsfase die ook wel ‘beroepsbekwame fase’ genoemd wordt (zie ook hoofdstuk
4, paragraaf 1). Bij de start van niveau 3 begint je afstuderen, omdat je gedurende de hele fase van
niveau 3 op eindniveau beoordeeld wordt. Tijdens de afstudeerfase werk je hoofdzakelijk in de praktijk
aan de competenties op eindniveau binnen beroepsrelevante taken, waaronder de beroepstaak onderzoek en innovatie waarin je voor een echte opdrachtgever middels praktijkgericht onderzoek werkt
aan een complex – nog onopgelost - vraagstuk van de organisatie. Alle (10) de competenties worden
tijdens de afstudeerfase op eindniveau getoetst middels tentamens.
Het uiteindelijke afstudeermoment vindt plaats aan het eind van de opleiding en bestaat uit een integrale eindtoets. Dit is een proeve van bekwaamheid die garandeert dat studenten die de opleiding
verlaten beroepsbekwame maatschappelijk werkers zijn. Je demonstreert je competenties op eindniveau middels je functioneren in kritische beroepssituaties, een presentatie van je aanpak n.a.v. een
casus en een verdediging van stellingen over een actueel maatschappelijk thema.
5.4
Integrale toetsen
De integrale toetsen gaan over je competentieontwikkeling als geheel en strekken zich uit over meerdere beroepstaken. Bij een integrale toets toon je aan dat je de onderlinge samenhang van de beroepstaken (en de daaraan gerelateerde competenties) begrijpt en kan hanteren in je praktische handelen. In je opleiding krijg je drie keer te maken met een integrale toets: aan het eind van de propedeuse (niveau 1), aan het eind van het tweede jaar (niveau 2) en aan het eind van je studie (niveau 3).
Op niveau 1 en 2 is de integrale toets gericht op je professionele ontwikkeling als maatschappelijk
werker; op niveau 3 moet je in de integrale toets je bekwaamheid als maatschappelijk werker demonstreren. De integrale toetsen worden door onafhankelijke examinatoren beoordeeld.
In onderstaande tabellen kun je lezen hoe de integrale toetsen er - per niveau - uitzien.
Integrale toetsbeschrijving niveau 1
Deze paragraaf is: Bijlage 2 bij OER: Gegevens Integrale Toetsen propedeutische fase. En betreft de
uitwerking van de onderwijseenheden conform art. 4.1, lid 4 van de Onderwijs- en examenregeling
Instituut Sociale Studies.
Integrale Toets
Integrale toets niveau 1
Codes voor HAN-SIS:
Vt: MWD-V1LPOb
Dt: MWD-D1LPOb
1.
2.
Opleiding
Doelgroep
3.
4.
Beroepstaken
(Beroeps)producten
5.
Studiepunten en/of
samenval met
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
MWD studenten voltijd en deeltijd.
Studiejaar 1, niveau 1
Professionele ontwikkeling
Digitaal portfolio met verantwoording over ontwikkeling van competenties en
bereikte resultaten en
Bewijsstukken die verantwoording onderbouwen
2,5 studiepunten
202
6.
reguliere tentamens
Samenhang met
andere integrale
toetsen en tentamens
7.
Ingangseisen
8.
Algemene
omschrijving
9.
Competenties
10.
Beoordelingscriteria
Zie ook OWE-beschrijving LPO-1
De integrale toets op niveau 1 hangt samen met de integrale toets op niveau 2 en
niveau 3. Elke integrale toets gaat over de competentieontwikkeling als geheel en
strekt zich uit over meerdere beroepstaken.
In de integrale toets trekt de student conclusies uit de tentamens die hij/zij heeft
afgelegd op niveau 1 en het onderwijs (contacttijd, zelfstudie, praktijk) dat hij/zij
gevolgd heeft:

Hoe verhoudt de student zich tot zijn/haar eigen doelstellingen voor niveau 1?

Hoe verhoudt de student zich tot de eindkwalificaties en de BOK van MWD?

Wat betekenen de studieresultaten voor de verdere ontwikkeling van de student: waar moeten accenten liggen en hoe gaat de student dit oppakken?
Voor de voltijd geldt als ingangseis voor deelname aan tentamens dat voldaan
moet zijn aan de aanwezigheidsverplichting (zie hoofdstuk 7).
De Onderwijseenheid LPO-1 bereidt de student voor op de Integrale toets aan het
eind van de propedeutische fase. In deze Onderwijseenheid leert de student op
niveau 1 een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) te maken, dat te onderbouwen
met informatie die voortkomt uit tentamens op niveau 1, het onderwijs dat hij/zij
gevolgd heeft, het praktijkwerk dat de student heeft verricht en de feedback die de
student gekregen heeft. De student verwerkt deze informatie in een Digitaal
PortFolio (DPF). Onderdeel van het DPF is de zelfbeoordeling van de student over
zijn competentieontwikkeling. Tijdens het beoordelingsgesprek aan de hand van
het ingeleverde DPF wordt door de beoordelaar deze competentieontwikkeling
getoetst en beoordeeld. Het POP is gericht op de professionele
competentieontwikkeling, de ontwikkeling van de professionele beroepshouding en
de ontwikkeling van de kennisbasis van de student.
Competentie 9: De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het
eigen beroepsmatig handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen.
Toetsvoorwaarden
• POP inclusief eindconclusie is compleet in dpf (format voor 9 competenties en
BOK ingevuld)
• Per competentie minimaal 1 en maximaal 3 bewijsstukken toegevoegd in dpf
• Collegiale feedback op competentie 9 van minstens 2 personen is toegevoegd
in dpf
• Feedback van docent op competentie 9 is toegevoegd in dpf
• Actuele cijferlijst is toegevoegd in dpf
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
Beoordelingscriteria
•
Je werkt systematisch aan de ontwikkeling van je eigen professionaliteit:
oriënteren, plannen, uitvoeren, evalueren, (her)oriënteren, etc.(LC)
•
Je leerdoelen voor het vervolg van je studie komen logisch voort uit je
zelfbeoordeling en zijn toegespitst op niveau 2 (LC)
•
Je baseert je zelfkennis op kritische zelfreflectie, feedback en beoordelingen (O)
•
Je beoordeelt je eigen functioneren in relatie tot de beroepscompetenties
en de Body of Knowledge kritisch en onderbouwd.(O)
•
Je integreert actuele beroepsontwikkelingen in je beroepskennis. (O)
•
Je ontwikkelt je eigen professionaliteit door van anderen te leren en je
bent actief in het vragen om feedback (I)
•
Je ontwikkelt je eigen professionaliteit door aan anderen te leren te leren
en je geeft op constructieve wijze feedback (I)
•
Je kent je eigen leerstijl en je gebruikt deze kennis bij het kiezen van leeractiviteiten (P)
•
Je kent je eigen ambities inzake de opleiding en in de beroepspraktijk en
je stemt je eigen ontwikkeling daarop af.(P)
Voor verdere informatie over de beoordelingscriteria, cesuren en afkortingen
voor(deel)tentamens en integrale toetsen zie hoofdstuk 5 van deze studiegids en
de studiehandleiding van deze Onderwijseenheid.
Voor informatie over aanwezigheidsregeling zie hoofdstuk 7 van deze Studiegids.
203
11.
Integrale
toetskenmerken en vormen
Integrale toets niveau 1
Toetscode voor HAN-SIS:
Voltijd:MWD-V1LPO1
Deeltijd: MWD-D1LPO1.






12.
13.
Verplicht en
aanbevolen materiaal
Onderwijsperiode
Toetsvorm: beoordelingsgesprek
Aantal examinatoren: 1
Beoordeling: cijfer
Minimum resultaat: 5,5
Cesuur: 55% van totale score & 55% van score per generiek criterium
Aantal kansen: 2
Het behalen van de integrale toets is ingangseis voor deelname aan onderwijs en
tentamens op niveau 2.
Zie literatuur OWE-beschrijving LPO-1
Septemberroute:

Voor alle opleidingsvarianten: Periode 4.
Februariroute:
2013-2014: alle opleidingsvarianten Shift B periode 2 van studiejaar 2013-2014
Integrale toetsbeschrijving niveau 2
Deze paragraaf is: Bijlage 5 bij OER: Gegevens Integrale Toetsen postpropedeutische fase. En betreft de uitwerking van de onderwijseenheden conform art. 6.1, lid 4 van de Onderwijs- en examenregeling Instituut Sociale
Studies.
Integrale Toets
Integrale toets niveau 2.
Codes voor HAN-SIS:
VT: MWD-V2LPOb
DT: MWD-D2LPOb
1.
2.
Opleiding
Doelgroep
3.
4.
Beroepstaken
(Beroeps)producten
5.
Studiepunten en/of
samenval met
reguliere tentamens
Samenhang met
andere integrale
toetsen en tentamens
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
MWD studenten voltijd en deeltijd.
niveau 2, studiejaar 2.
Professionele Ontwikkeling
- Persoonlijk Ontwikkelingsplan
- Eindevaluatie Praktijkwerk
2,5 studiepunten
6.
7.
8.
Ingangseisen
Algemene
omschrijving
De integrale toets op niveau 2 hangt samen met de integrale toets op niveau 1 en
niveau 3. Elke integrale toets gaat over de competentieontwikkeling als geheel en
strekt zich uit over meerdere beroepstaken.
45 studiepunten uit Propedeuse.
Voldoende voor de integrale toets niveau 1.
Voor deelname aan de integrale toets geldt voor de voltijd bovendien:
De student moet voldaan hebben aan de aanwezigheidsregeling
(zie hoofdstuk 7).
De integrale toets is een presentatie van de student over zijn/haar
competentiebeheersing aan het eind van niveau 2. Ter voorbereiding op deze
presentatie schrijft de student een conclusie bij zijn/haar POP (incl. een vooruitblik
naar niveau 3), die hij/zij onderbouwt met informatie die voortkomt uit tentamens op
niveau 2, het onderwijs dat hij/zij gevolgd heeft en de feedback die hij/zij gekregen
heeft. Ter voorbereiding schrijft de student ook een eindevaluatie van zijn/haar
praktijkwerk, waarin hij/zij per competentie nagaat wat het praktijkwerk daaraan
bijgedragen heeft.
204
9.
Competenties
10.
Beoordelingscriteria
Competentie 9: De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het
eigen beroepsmatig handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen
Toetsvoorwaarden
De docent-feedback n.a.v. het feedbackgesprek is opgenomen in het
dpf
De middenevaluatie praktijkwerk is (incl. beoordeling praktijkbegeleider) opgenomen in het dpf
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
Beoordelingscriteria
-
11.
Integrale
toetskenmerken en vormen
Integrale toets niveau 2
Toetscode voor HAN-SIS:
Voltijd: MWD-V2LPO1
Deeltijd: MWD-D2LPO1.






12.
13.
Verplicht en
aanbevolen materiaal
Onderwijsperiode
je beoordeelt je eigen functioneren in relatie tot de beroepscompetenties
en de BOK kritisch en onderbouwd (O)
je leerdoelen komen logisch voort uit je zelfbeoordeling en zijn specifiek,
de
resultaatgericht geformuleerd, toegespitst op je 3 jaars praktijk (LC)
je relateert je leerdoelen aan actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk
(LC)
de leeractiviteiten die je kiest komen logisch voort uit je leerdoelen (LC)
je werkt aan je competenties conform de beroepscode, artikel 26 (N)
je maakt adequaat gebruik van feedback bij eht beoordelen van je eigen
functioneren(I)
je profileert je op persoonlijke, kritisch reflectieve en positieve wijze als
vertegenwoordiger van de beroepsgroep (P)
Toetsvorm: Presentatie
Aantal examinatoren: 1
Beoordeling: cijfer
Minimum resultaat: 5,5
Cesuur: 55% van totale score & 55% van score per generiek criterium
Aantal kansen: 2
Het behalen van de integrale toets is ingangseis voor deelname aan onderwijs en
tentamens op niveau 3.
Zie literatuur OWE-beschrijving PO-2
Septemberroute: Periode 4
Februariroute 11-12: periode 2
Februariroute 12-13: 2013-2014 periode 2.
Integrale toetsbeschrijving niveau 3
Deze paragraaf is: Bijlage 5 bij OER: Gegevens Integrale Toetsen postpropedeutische fase. En betreft de uitwerking van de onderwijseenheden conform art. 6.1, lid 4 van de Onderwijs- en examenregeling Instituut Sociale
Studies.
Titel integrale Toets
1.
2.
Opleiding
Doelgroep
e
Integrale toets niveau 3, 4 studiejaar
Code voor HAN-SIS:
VT: MWD-V4LPOb,
DT: MWD-D4LPOb,
E-learning: MWD-E4LPOb
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
e
Niveau 3, 4 studiejaar
MWD studenten voltijd, waaronder studenten uitstroomprofiel jeugdzorg
Deeltijd
E-learning
205
3.
Beroepstaken
4.
(Beroeps)product
en
5.
Studiepunten
en/of samenval
met reguliere
tentamens
Samenhang met
andere integrale
toetsen en
tentamens
6.
7.
Ingangseisen
Psychosociale Hulpverlening
Concreet en Informatieve Hulpverlening
Casemanagement
Signalering en Preventie
Kwaliteit- en Beleidsontwikkeling
Onderzoek en Innovatie
Professionele Ontwikkeling
Demonstratie handelen in kritische beroepssituatie per beroepssegment
Presentatie van aanpak in voorgelegde casus
Verdediging van stellingen uit innovatiepaper.
2,5 studiepunten.
De voorbereiding op de integrale toets niveau 3 maakt deel uit van de leerlijn professionele ontwikkeling niveau 3.
De integrale toets op niveau 3 hangt samen met de integrale toets op niveau 1 en 2.
In de integrale toets worden de competenties op niveau 3 (eindkwalificaties) –
nogmaals – beoordeeld. ‘Nogmaals’, omdat deze competenties reeds beoordeeld zijn
in de context van de verschillende beroepstaken van maatschappelijk werk in jaar 3 en
jaar 4 van de opleiding. De integrale toets niveau 3 is een ‘meesterproef’ waarin
actuele beheersing van de eindkwalificaties aan het eind van de opleiding vastgesteld
wordt.
Ingangseis voor Niveau 3:
Propedeuse behaald.
Niveau 2 behaald en alle deeltentamens van niveau 3 behaald m.u.v. de minor.
Voor deelname aan de integrale toets geldt voor de voltijd bovendien:
De student moet voldaan hebben aan de geldende aanwezigheidsregeling (zie
hoofdstuk 7). D.w.z. aanwezigheid bij LPO3 én aanwezigheid bij de conferenties
niveau 3.
8.
9.
Algemene
omschrijving
Competenties
De integrale toets is een beoordelingsgesprek. Als voorbereiding op dit gesprek levert
de student – per beroepssegment – een kritische beroepssituatie aan waarin hij/zij
zijn/haar handelen zichtbaar maakt door:
−
de situatie te beschrijven;
−
zijn haar opdracht/ doelstellingen in die situatie;
−
zijn haar acties in die situatie in beeld te brengen (dvd, foto, transcriptie);
−
het resultaat van zijn haar acties te beschrijven en te voorzien van ‘bewijs’.
Ter voorbereiding levert de student bovendien een tweetal stellingen aan die
voortkomen uit het innovatiepaper en die de student wil verdedigen.
Een uur voorafgaand aan het gesprek krijgt de student een casus aangereikt die
complementair is aan de situaties die hij/zij heeft ingediend. Ter plekke bereidt hij/ zij
zich voor op de casus.
Tijdens het beoordelingsgesprek:
−
Presenteert de student zijn/haar aanpak naar aanleiding van de casus.
−
Reageert hij/zij op vragen van de beoordelaars n.a.v. zijn/haar presentatie.
−
Reageert hij/zij op vragen van de beoordelaars n.a.v. de kritische situaties.
−
Presenteert hij/zij de stellingen en verdedigt hij/zij deze.
Competentie 1 Contact leggen, oriënteren en analyseren.
Competentie 2 Ontwerpen
Competentie 3 Uitvoeren, evalueren, en bijstellen van een hulpverleningsplan
Competentie 4 Signaleren en preventief werken
Competentie 5 Samenwerken
Competentie 6 Leiding en begeleiding geven.
Competentie 7 Organisatorische voorwaarden scheppen
Competentie 8 Bijdragen aan kwaliteitsverbetering en aan beleidsontwikkeling.
Competentie 9 Ontwikkelen van de eigen professionaliteit.
Competentie 10 Bijdragen aan professionele ontwikkeling van het beroep.
206
10.
Beoordelingscrite
ria
De onderstaande beoordelingscriteria gelden voor alle tien de competenties.
Tussen haken zijn de generieke criteria van de professionele standaard vermeld waar
het beoordelingscriterium op betrekking heeft. Zie voor uitleg hoofdstuk 5.
1.De student handelt doelgericht, systematisch en methodisch, gebaseerd op samenhangende en correcte (of: kloppende) redeneringen. (Logisch consistent)
2. De student baseert zijn handelen en producten op de, persoonlijk en vakinhoudelijk
beargumenteerde, verzameling, interpretatie en afweging van relevante gegevens,
belangen en aspecten. Daarbij past hij (recente of gepaste) kennis en inzichten uit de
wetenschappelijke en/of vakliteratuur toe en verwijst hierbij indien mogelijk naar bronnen. (Onderbouwd)
3. De student weet vanuit betrokkenheid en respect een constructieve werkrelatie te
bewerkstelligen en resultaten te realiseren. Hij kan zich daarbij zowel responsief als
proactief opstellen en hij is zich bewust van zijn eigen houding. (Interactief)
4. De student MWD handelt in overeenstemming met beroepswaarden zoals integriteit,
sociaal engagement, solidariteit, rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, empowerment,
professionele verantwoordelijkheid en openheid. (Normatief)
11.
Integrale
toetskenmerken
en -vormen
12.
Verplicht en
aanbevolen
materiaal
Onderwijsperiode
13.
5.5
5. De student MWD handelt authentiek en past eigen visie, gevoelens, kennis en kunde
op een professionele, kritisch reflectieve en verantwoorde wijze toe. (Persoonlijk)
−
Integrale Toets
−
Codes voor HAN-SIS:
Voltijd: MWD-V3LPO1
Deeltijd: MWD-D3LPO1
E-learning: MWD-E3LPO3
−
Toetsvorm: Beoordelingsgesprek op basis van:

handelingsdemonstraties

casus

presentatie
−
Aantal examinatoren: 2 (1 docent-examinator, 1 werkveldexaminator)
−
Beoordeling: cijfer
−
Minimum resultaat: 6
−
Cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen punten voor het geheel, 55%
van het maximaal aantal punten per beoordelingscriterium en 55% van het maximaal aantal punten per segment van competenties.
−
Aantal kansen: 2
Zie literatuur OWE-beschrijving LPO-3
Periode 4
Tentamen- en examenregelingen in de Onderwijs- en examenregeling
Het opleidingsstatuut van het Instituut Sociale Studies bevat in de Onderwijs- en examenregeling
(OER) 2013-2014 onder andere de regels betreffende tentamens, integrale toetsen en examens van
de opleiding (paragraaf 7).
5.6
Examen(advies)commissie
Het Instituut voor Sociale Studies heeft een examencommissie. Daarnaast heeft de opleiding MWD
een examenadviescommissie die onder verantwoordelijkheid van de examencommissie een aantal
taken uitvoert. Als student kun je o.a. bij de examen(advies)commissie terecht als je een verzoek hebt
met betrekking tot een bepaald deeltentamen of integrale toets of als je bezwaar wilt aantekenen tegen de uitslag van een deeltentamen of integrale toets. In deel 2 van het Opleidingsstatuut kun je
hierover meer lezen (Onderwijs- en examenregeling par. 8, Reglement examencommissie Instituut
Sociale Studies (ISS) en Uitvoeringsregeling van het reglement examencommissie ISS. (zie voor verdere informatie over de examenadviescommissie MWD hoofdstuk 9).
207
6.
Studieloopbaanbegeleiding
Dit hoofdstuk is de uitwerking van Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding (Artikel 9.2 Structuur en
opzet studieloopbaanbegeleiding, Artikel 9.3 Portfolio, Artikel 9.4 Persoonlijk ontwikkelingsplan en
Artikel 9.5 Studiecontract) van de Onderwijs- en examenregeling Instituut Sociale Studies.
Studieloopbaanbegeleiding loopt als een rode draad door je leerproces en is deels ingebed in het
onderwijsonderdeel Leerlijn Professionele Ontwikkeling. Tijdens je opleiding krijg je elk studiejaar een
studieloopbaanbegeleider toegewezen, je docent van de leerlijn professionele ontwikkeling (LPOdocent). Dit is een docent die je begeleidt tijdens een of meer studiejaren. De studieloopbaanbegeleiding
vindt plaats in individuele gesprekken én in groepsbijeenkomsten. In de studieloopbaanbegeleiding
overdenk je en bespreek je jouw ontwikkeling in alle onderdelen van de opleiding en het beroep.
Taken van de docent Leerlijn Professionele Ontwikkeling/studieloopbaanbegeleider
Je LPO-docent/slb-er fungeert als schakel tussen jouw onderwijsvraag, jouw leerroute en het aanbod
van de opleiding (onderwijseenheden, toetsprogramma). Wijzigingen in je leerroute moeten eerst besproken worden met je LPO-docent/slb-er. Hij legt dit vast in een contract en accordeert dit vervolgens
namens de opleiding. Je LPO-docent/slb-er heeft de volgende specifieke taken:
−
Informatie te verstrekken over de studieadvisering in de propedeuse in verband met de bindende
studieadviezen
−
Begeleiding bij dreigende vertraging van je studie
−
Adviseren en doorverwijzen in het kader van studeren met een functiebeperking, topsportregeling,
−
Hij is het aanspreekpunt voor de uitvoering van de aanwezigheidsregeling (alleen voor VT).
Om je te begeleiden tijdens je leertraject zijn een aantal instrumenten ontwikkeld. We beschrijven de
belangrijkste hier in het kort.
Portfolio
Het portfolio is een bewaarplaats van bestanden en documenten waarmee je jouw eigen individuele
ontwikkeling (leerproces) zichtbaar maakt. Je kunt er mee aantonen op welk niveau je de competenties beheerst die je nodig hebt voor de uitvoering van de beroepstaken. In het portfolio verzamel je
ook het bewijsmateriaal dat je wilt gebruiken voor tentamens en integrale toetsen. Het portfolio vervult
verschillende functies bij:
−
persoonlijke leerarchivering;
−
de communicatie over en weer tussen jou en de opleiding over je planning, ontwikkeling en prestaties;
−
de beoordeling van je leerresultaten.
Professioneel ontwikkelingsplan
In het Professioneel ontwikkelingsplan (POP) beschrijf je de manier waarop je gaat werken en werkt
aan het ontwikkelen van de MWD competenties en je Body of Knowledge. Dit doe je op basis van
reflectie op reeds verworven competenties en de competenties die je voor de betreffende major of
minor nog moet ontwikkelen. Het POP is onderdeel van je portfolio en regelmatig onderwerp van gesprek met je LPO-docent/slb-er. Je (her)schrijft je POP in ieder geval voorafgaand aan ieder studiecontract en je bespreekt dat vervolgens met je LPO-docent/slb-er.
Studiecontract
In eerste instantie volgt elke student de regulier aangeboden route volgens plaatsing in de groep en
de bijbehorende shift. Dit is tevens het studiecontract. Bij afwijking van deze route wordt een apart
contract opgesteld door de LPO-docent/slb-er en de student.
7.
Aanwezigheidsregeling
Leren is een actief proces. Om het onderwijsaanbod van de opleiding MWD optimaal te benutten is je
aanwezigheid en je actieve deelname aan de lessen en subgroepbijeenkomsten een belangrijke
voorwaarde. Je docenten en medestudenten moeten bovendien op je kunnen rekenen. Bij sommige
onderdelen van het onderwijsprogramma en de toetsen ben je samen met anderen verantwoordelijk
208
voor het eindproduct. Je moet je bijdrage daaraan kunnen aantonen En: tijdens de opleiding ben je
niet alleen bezig met theorie en vaardigheden, maar werk je ook aan je professionele beroepshouding. Een belangrijk aspect daarvan is dat je een volwaardige en betrouwbare collega kunt zijn.
Toepassingsbereik
Als je als voltijdstudent deelneemt aan een onderwijseenheid verplicht je je tot 100% deelname aan
de werkgroepen en subgroepbijeenkomsten van die onderwijseenheid, inclusief de bijeenkomsten met
je studieloopbaanbegeleider. Voldoende aanwezigheid in de lessen van een OWE is voor een aantal
deeltentamens voorwaarde om aan het deeltentamen deel te kunnen nemen. Om welke deeltentamens het gaat vind je in het overzicht aan het eind van dit hoofdstuk.
Niet onder deze aanwezigheidsregeling vallen:
- Studenten in de Deeltijdopleiding en E-learning. De deeltijdopleiding werkt met de didactiek
van het concurrency-leren. Dat betekent dat lering in de praktijk en binnenschools wordt gecombineerd en dat studenten daarin keuzen kunnen maken.
- Hoorcolleges en deficiëntieprogramma’s (AVV, Nederlands en ICT).
- Het minorenonderwijs. Zie daarvoor de handleiding van de minor die je hebt gekozen.
- Voor werk- of stage gelden de aanwezigheidsafspraken die in je werk- of stagecontract zijn
vastgelegd.
Registratie:
De docenten registreren de aanwezigheid van hun studenten op Scholar. Studenten dienen de aanwezigheidsregistratie regelmatig te bekijken.
Als de student een werkgroep gemist heeft, kan hij deze eventueel in een andere groep inhalen, in
overleg met de betreffende docent van die werkgroep en onder voorwaarde dat er dezelfde lesinhoud
behandeld wordt als tijdens de gemiste les.
NB. Overleg altijd via de mail met de betreffende docent of er plaats is in deze lesgroep. Laat je aanwezigheid aftekenen door de docent op een verklaring waarop je zelf vermeldt: de datum, les, tijdstip
en welke les je hebt ingehaald. Deze verklaring geef je als bewijsstuk aan de vakdocent waar je de les
hebt gemist zodat deze je aanwezigheid van deze les alsnog kan registreren op Scholar voor het einde van week 8 van de betreffende periode.
Studenten hebben in de periode waarin de OWE wordt gegeven tot week 7 vrijdag 17.00 uur (latere
reacties worden niet verwerkt) de gelegenheid te reageren (mondeling maar in ieder geval ook per
mail) naar de docent als volgens hen de registratie niet correct is ingevuld.
Als blijkt dat de student ten onrechte als afwezig staat geregistreerd dan past de docent dit in week 8
aan, zodat einde week 8 de aanwezigheid alsnog op voldoende staat geregistreerd. Als de student
terecht als onvoldoende aanwezig geregistreerd staat dan heeft de student geen recht op het maken
van het tentamen en gaat de eerste kans van het tentamen voorbij. Is de aanwezigheid ten tijde van
de herkansing nog steeds niet op orde, dan gaat ook de tweede kans voorbij.
NB. De student dient vóór het tentamen te checken of hij voldoende aanwezig is geweest om het tentamen te mogen maken. Mocht het tentamen toch gemaakt zijn en blijken dat de aanwezigheid onvoldoende was dan wordt het tentamen vernietigd.
De overmachtsituatie en gevolg bij niet voldoen aan de aanwezigheidsregeling:
Er zijn incidentele overmachtsituaties denkbaar die het je onmogelijk maken aan de 100% aanwezigheidsverplichting te voldoen. Onder overmacht verstaan we bijzondere omstandigheden die ook in je
latere beroep een aanvaardbare reden vormen om een afspraak niet na te komen. Ziekte is daarvan
de belangrijkste. Je mag derhalve 20% van de lessen missen, voordat je wordt uitgesloten van deelname aan het tentamen. Ben je meer dan 20% van de werkgroepbijeenkomsten van een OWE afwezig dan kun je niet deelnemen aan het betreffende tentamen en dan ben je je kans (ongeacht welke
kans het betreft) kwijt. Zie artikel 7.2a lid 1 van de Onderwijs- en Examenregeling ISS).
Door een bijzondere omstandigheid als bijvoorbeeld een sterfgeval in de familie kan het voorkomen
dat je meer dan 20% mist van de werkgroepen van een OWE. Dit weet je vooraf of tijdens de OWE.
Je neemt dan in een zo vroeg mogelijk stadium contact op met je LPO-docent, om te kijken hoe je
deze afwezigheid kunt oplossen.
Er zijn vervolgens 2 mogelijkheden:
1) Compenseren van afwezigheid door het maken van een vervangende opdracht
Je maakt een plan voor een vervangende opdracht, voegt bewijsstukken bij van de bijzondere omstandigheden en legt dit voor aan je LPO-docent. Let op: Pas als je LPO-docent het plan heeft goed209
gekeurd voer je het plan uit. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om direct zonder overleg met je
LPO-docent met individuele docenten afspraken te maken over een inhaalopdracht.
Werkwijze: het plan bestaat uit de volgende punten:
- Welke OWE het betreft en in welke periode
- In welke lijn (integraal, vaardigheden, conceptueel), op welke datum en bij welke docent je teveel afwezig zult zijn.
- Wat de inhoud is van de lessen die je mist of gemist hebt.
- Van welke aantoonbaar bijzondere omstandigheden er sprake is (incl. bewijs hiervan)
- Hoe je je afwezigheid gaat compenseren
Beschrijf in je plan hoe je de onderwerpen uit de gemiste les zelfstandig gaat inhalen. Bijvoorbeeld
hoe je de behandelde theorie gaat verwerken, of hoe je oefeningen uit een gemiste les inhaalt. Je
voegt toe welke producten je concreet gaat inleveren ter bewijs dat je de lesstof hebt ingehaald. Bijvoorbeeld opnamen van een oefengesprek buiten de les of een verslag van de behandelde stof.
Wanneer de opdracht gemaakt is lever je de opdracht in bij de betreffende vakinhoudelijke docent van
de les die je gemist hebt. Het kan zo zijn dat er meerdere docenten van een OWE een product van je
ontvangen. Noteer op het verslag altijd je naam, studentnummer, datum en week van de gemiste bijeenkomst(en).
Let hier goed op: als de producten door de vakinhoudelijk docent als voldaan worden beoordeeld, kan
deze de aanwezigheid als voldoende aanmerken en dit registreren op Scholar. Houd bij het inleveren
rekening met de benodigde nakijktijd van een docent zodat het mogelijk is om voldoende aanwezig
geregistreerd te staan voor het einde van week 8 en je kunt deelnemen aan het tentamen! Als je de
vervangende opdracht niet voldoende uitwerkt, wordt je aanwezigheid op ‘niet voldaan’ gezet. Je krijgt
hiervoor geen herkansing.
Heb je niet of niet vóór week 8 van de betreffende periode aan de uitvoering van het plan kunnen voldoen en ben je meer afwezig geweest dan 20% dan kun je niet deelnemen aan het tentamen en is je
kans voorbij. Als je bij de herkansing wel voldoende aanwezig geregistreerd staat kun je deelnemen
aan de herkansing.
2) Vrijstelling
Bij bijzondere omstandigheden kan vrijstelling van de aanwezigheidsverplichting verleend worden
door de LPO-docent die daartoe gemandateerd is door de examencommissie. Vooraf vrijstelling van
aanwezigheid voor een onderdeel van het OWE-aanbod (bijvoorbeeld omdat je elders al vergelijkbare
lessen hebt gevolgd) kun je alleen krijgen als je dit voor aanvang van de betreffende onderwijseenheid
met je LPO docent op grond van aantoonbare bewijsstukken afspreekt. Dergelijke afspraken worden
in je studiecontract vastgelegd.
Teveel afwezigheid achteraf
De tentamengelegenheid en –kans is voorbij.
Als je bij de herkansing wel voldoende aanwezig geregistreerd staat (via aanwezigheid of mogelijkheden bijzondere omstandigheden; zie hierboven), dan kan je deelnemen aan de herkansing.
210
8.
Minorenaanbod van de opleiding MWD
In hoofdstuk 4 heb je kunnen lezen uit welke onderwijseenheden het majordeel van de opleiding
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening bestaat. Daarnaast moet je een minor volgen.
Een minor is een studieonderdeel dat je naar eigen keuze kunt invullen. Je kunt kiezen voor een minor
die door de HAN wordt aangeboden of voor een vrije minor. Minoren geven je de gelegenheid je bee
roepscompetenties te verbreden of te verdiepen. Je kunt vanaf het 2 studiejaar een minor volgen,
mits je in het bezit bent van een propedeutisch getuigenschrift. Bij het maken van een keuze krijg je
begeleiding van je studieloopbaanbegeleider. Voor een vrije minor heb je toestemming van de examencommissie nodig. De regels voor het volgen van een vrije minor zijn te vinden op HAN-Insite. Er
zijn verdiepende, verbredende en vrije minoren. Voor studenten van de sociale opleidingen (CMV,
CTO, MWD, PED, SPH of TP) is er een apart formulier voor de aanvraag van een vrije minor. Onder
bepaalde voorwaarden mag je twee minoren volgen. In art. 3.7 van de Onderwijs- en examenregeling
(zie deel 2 van het Opleidingsstatuut) kun je hierover meer lezen.
Het is belangrijk om je tijdig, te oriënteren op de minoren en de toelatingseisen. Vaak ben je in het
eerste jaar van de hoofdfase al met deze oriëntatie bezig.
Minorenaanbod HAN
In dit hoofdstuk worden alleen die minoren beschreven die onder verantwoordelijkheid van de opleiding MWD vallen. Het complete minoraanbod van de HAN tref je aan in de HAN-onderwijscatalogus
(HAN-SIS en Insite). Per minor vind je daar onder meer informatie over de beroepstaak of -taken die
in de minor centraal staan, de bijbehorende competenties en indicatoren, de onderwijseenheden die
als leerbron kunnen dienen en de eventuele toelatingseisen. Algemene toelatingseisen zijn dat je een
verbredende minor vanaf niveau 2 kunt volgen en een verdiepende minor vanaf niveau 3.
Vrije minoren
Vrije minoren komen in twee vormen voor:
−
Minoren die je bij een andere (onderwijs)instelling dan de HAN volgt.
−
Minoren die je zelf samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden van verschillende instituten van de HAN of (een) ander(e) (onderwijs)instelling(en).
Wanneer je een vrije minor bij een andere onderwijsinstelling wilt volgen, kun je het minoraanbod van
de betreffende onderwijsinstelling raadplegen. Voor het minoraanbod van de hogescholen die zijn
aangesloten bij KiesOpMaat kun je daarvoor naar www.kiesopmaat.nl.
Een vrije minor kun je eventueel ook in het buitenland volgen.
Minoren en Alluris
Inschrijven voor een minor kan in 2014 in HAN-SIS. Vanaf 2015 vindt de inschrijving op een minor in
Alluris plaats.
Zie t.z.t. www.han.nl/insite/alluris voor de handleidingen.
Zie voor meer informatie over de regelingen rond minoren de onderwijs- en examenregeling, van het
Instituut voor Sociale Studies (paragraaf 3). De onderwijs- en examenregeling staat op HAN Insite.
Ook meer praktische informatie over de minoren kun je op HAN Insite vinden.
Vrije minor Buitenland
Het is ook mogelijk om een vrije minor in het buitenland te volgen. Een unieke ervaring waar studenten enthouSEPst over zijn. Er zijn inmiddels Hogescholen en universiteiten die programma’s van 30
ects aanbieden die als minor gevolgd kunnen worden.
Je kunt ook zelf een programma samenstellen uit losse onderdelen die goed aansluiten bij jouw professionele ontwikkeling. Buiten dat het team internationalisering graag met je meedenkt, kost het regelen van een studieonderdeel in het buitenland ook doorzettingsvermogen. We zien de afgelopen jaren
een stijging van studenten die deze uitdaging aangaan.
Twee belangrijke aandachtspunten:
−
De examencommissie moet je vrije buitenlandse minor goedkeuren.
−
Je neemt deel aan het voorbereidingsprogramma voor studenten die op stage of studie naar het
buitenland gaan. (5 bijeenkomsten van 1½ uur).
Contactpersoon: [email protected]
211
De volgende paragrafen zijn: Bijlage 8 bij OER: Gegevens onderwijseenheden minoren ISS. En betreffen de uitwerking van de onderwijseenheden minoren (die onder de verantwoordelijkheid van de
opleiding MWD vallen) conform art. 3.4, lid 8 van de Onderwijs- en examenregeling Instituut Sociale
Studies.
212
8.1
Psychosociale hulpverlening (M_ISS01)
Code, naam minor en uitvoerende opleiding
M_ISS01 - Psychosociale hulpverlening (MWD)
Code en naam minor
Code en naam OWE
1.
Opleiding
2.
3.
Doelgroep
Beroepstaak/
beroepstaken
4.
Centrale beroepstaak
5.
(Beroeps)Producten
6.
Studiepunten
/studielast
7.
Samenhang met
andere OWE’s
8.
Ingangseisen
9.
Algemene
omschrijving
Onderwijseenheden minor
Methodisch werken
Outreachend en wijkgericht werken
Drang en Dwang
Systeemgericht en oplossinggericht werken
Studiepunten
7,5
7,5
7,5
7,5
M_ISS01 - Psychosociale hulpverlening
81039 Methodisch werken (MTW)
De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten die een sociale studie volgen of studenten die belangstelling hebben voor een sociale studie,
uitgezonderd de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening.
Voltijd studenten, niveau 2
Samen met een cliënt, cliëntsysteem die zich in een complexe probleemsituatie
van materiële en/of immateriële problemen bevindt. Op basis van een hulpverleningsplan kies je een adequate aanpak en je voert het uit. Daarbij maak je gebruik
van de methodieken oplossingsgericht werken en de systeembenadering.
Het programmaonderdeel MTW is een onderdeel van de algemene beroepstaak
Psychosociale hulpverlening.
• Handelingsdemonstratie van een hulpverleningsgesprek
• Reflectie
Studiepunten: 7,5 stp
Studiebelastinguren: 210 uur
Contacttijd: 40 uur
Zelfwerkzaamheid: 24 uur
Toetstijd (incl. directe voorbereiding): 20 uur
Zelfstudie: 126 uur
Het onderdeel Methodisch werken (MTW) is één van de vier programmaonderdelen van de minor Psychosociale Hulpverlening. De ander onderdelen van de minor
zijn: Systeem en oplossingsgericht werken (SYO), Outreachend en Wijkgericht
Werken (OWW) en Drang & Dwang (D&D)
• Je hebt niveau 1 van je eigen major afgesloten.
• Je hebt basale vaardigheden in het ontvangen en geven van feedback.
• Je hebt basale kennis van communicatietheorie (verschil tussen open en gesloten vragen, referentiekader, inhouds- en betrekkingsniveau in communicatie.
• Je beheerst de bijbehorende elementaire sociale vaardigheden zoals samenvatten, parafraseren, gevoelsreflecties geven.
• Je hebt een respectvolle, open houding en interesse in de medemens.
In deze onderwijseenheid staat een onderdeel van de beroepstaak ‘psychosociale
hulpverlening” centraal. In periode 1 zal het kader van deze beroepstaak expliciet
aandacht besteed aan Methodisch Werken en Outreachend en wijkgericht werken.
In periode 2 worden ook twee andere onderdelen met betrekking tot deze beroepstaak aangeboden. Het zijn de volgende onderdelen: Systeem- en oplossingsgericht werken en Drang en Dwang.
MTW is een van de vier onderdelen en wordt aangeboden in de eerste periode.
In dit onderdeel leer je hoe de hulpverlening aan cliënten is opgebouwd. Je begint
met de intakefase, de start van de hulpverlening en daarna volgt de uitvoering van
het hulpverleningsplan. De maatschappelijk werker gaat tijdens de intake in gesprek met de cliënt en probeert te achterhalen wat er aan de hand is en waarvoor
de cliënt hulp wil. Sommige mensen vertellen gemakkelijk over hun problemen
maar voor anderen is dit erg lastig. De maatschappelijk werker tast daarom rustig
af met wie hij te maken heeft en hoe hij het beste te werk kan gaan. Hij probeert
de cliënt op zijn gemak te stellen, geeft ruimte om zijn verhaal te doen, moedigt
hem aan en vraagt door op zaken die niet helemaal duidelijk zijn. Hij zoekt een
balans tussen afstand en nabijheid en tussen sturing geven aan het gesprek en
ruimte laten aan de cliënt. Op deze manier probeert hij in gesprek met de cliënt
zijn situatie te verkennen en te analyseren en daardoor duidelijkheid te krijgen
waarvoor de cliënt precies om hulp vraagt. Na het gesprek maakt de maatschappelijk werker hiervan een verslag dat in het dossier van de cliënt gaat. Voordat hij
kan besluiten hoe hij de hulpverlening wil aanpakken, gaat hij eerst nog bij zichzelf
na wat hij te weten is gekomen van de cliënt en datgene wat hij weet over vergelijkbare problemen vanuit de literatuur en ervaringen uit de praktijk. Na deze ana-
213
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
lyse van de oorzaken, gevolgen en in stand houdende factoren van het probleem
maakt hij een voorlopig hulpverleningsplan dat hij voorlegt aan collega’s. Samen
besluiten ze of en hoe deze cliënt door hen geholpen kan worden. In een volgend
gesprek met de cliënt wordt dit plan besproken en zo nodig bijgesteld en kan de
hulpverlening beginnen. In de uitvoeringsfase is er zowel aandacht voor het probleem als voor de relatie met de cliënt. Je voert als maatschappelijk werker in
opleiding in nagebootste situaties hulpverleningsactiviteiten uit met cliënten met
concrete- en informatieve. De maatschappelijk werker houdt goed voor ogen wat
er in het hulpverleningsplan staat en wat het doel is van de hulpverlening. De
maatschappelijk werker zorgt ervoor dat er systematisch gewerkt wordt zodat de
doelen binnen een bepaald tijdsbestek behaald zullen zijn. Het kan ook dat een
hulpverleningsplan bijgesteld moet worden. De maatschappelijk werker verantwoordt zijn handelen met behulp van kennis en inzichten uit communicatieve
vaardigheden en theoretische concepten. Achteraf reflecteert hij op het hulpverleningsproces en op de inhoud van de hulpverlening.
1. Oriënteren, contactleggen en analyseren
2. Doel formuleren en hulpverleningsplan ontwerpen
3. Uitvoeren van plan van aanpak
7. Organisatorische voorwaarden scheppen
9. Eigen professionaliteit ontwikkelen
De beoordelingscriteria zijn vastgelegd in beoordelingsformulieren.
Deze zijn opgenomen in de studiehandleiding en zijn geplaatst op de digitale
leeromgeving SCHOLAR. De beoordelingsformulieren/-criteria worden expliciet
gebruikt in het onderwijs en bij de voorbereiding op de toetsing.
deeltentamens Competenties en beoordelingscriteria
Toetsvoorwaarden: je hebt een uitgewerkte probleemanalyse
Probleemanaingeleverd in week 6
lyse en hulpverleningsplan
Competentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
Beoordelingscriteria
Je beschrijft het centrale probleem helder en correct en laat de
belangrijkste cliëntkenmerken er in terugkomen. (LC)
Je beschrijft oorzaken en gevolgen van problemen en in stand
houdende factoren onderscheidt deze in je analyse. (LC)
Je maakt een correcte analyse op micro-, meso- en macroniveau.
Je benoemt draagkracht en draaglastfactoren. (LC)
Je formuleert hypothesen die aansluiten op de analyse. (LC)
Je onderbouwt de analyse met tenminste 4 relevante inzichten
uit de sociaal wetenschappelijke en filosofische literatuur.(O)
Je legt deze inzichten goed uit en past ze correct toe op de casus. (O)
Competentie 2. Ontwerpen van een hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria
De hulpverleningsdoelen sluiten aan bij de analyse en bij de
wensen van de cliënt. (LC)
Je formuleert de doelen SMART en in eindtermen. (LC)
Je kiest voor alle doelen aansluitende hulpverleningsvormen en
passende activiteiten. (LC)
Bij de activiteiten is beschreven wat de cliënt uitvoert en de onderdelen die je als professional uitvoert zijn helder benoemd.
Bij minstens 2 activiteiten/werkwijzen zijn de belangrijkste methodische aandachtspunten beschreven en zijn samenwerkingspartners adequaat benoemd.
De activiteiten zijn verantwoordt met kerntaken en werkwijzen
volgens het beroepsprofiel
Competentie 7. Organisatorische voorwaarden scheppen.
Beoordelingscriteria
Je beschrijft de analyse, de doelen en het hulpverleningsplan op
een geordende wijze en in begrijpelijke termen zodat de analyse
en het plan bruikbaar zijn voor: inzage door de cliënt,overdracht
214
naar collega’s en verwijzing naar andere organisaties. (LC)
Intake- of
vervolggesprek met
reflectie
Toetsvoorwaarden: Je levert minimaal 2 ingevulde feedbackformulieren in van medestudenten over jouw begeleiden van een
zelfwerkzaamheidsbijeenkomst
Competentie 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
Beoordelingscriteria
Je gesprek is doelgericht, systematisch en procesmatig. (LC)
Je hebt aandacht voor draagkracht- en draaglastfactoren.(LC)
Je diept relevante thema’s uit en geeft de samenhang tussen de
thema’s aan. (LC)
Je ordent op correcte wijze de vragen en problemen van de
cliënt en vat deze samen. (LC)
Je bejegent de cliënt met respect. (N)
Je laat in je gedrag zien dat je rekening houdt met de normen,
waarden en cultuur van de cliënt.(N)
Je bent transparant: je legt je werkwijze uit aan de cliënt.(N)
Je sluit aan bij het verhaal en de wensen van de cliënt.(I)
In dialoog met de cliënt kom je tot een hulpvraag.(I)
Je bent sensitief en responsief.(I)
Je taalgebruik sluit aan bij de cliënt. (I)
Je houding en uitstraling wekken vertrouwen bij de cliënt. (I)
Competentie 3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een
hulpverleningsplan.
Beoordelingscriteria
Je gaat methodisch te werk: doelgericht, systematisch en procesmatig. (LC)
Je vindt een goede balans tussen doelen bewaken en doelen
bijstellen. (LC)
Je kiest hulpverleningsvormen die aansluiten bij de gestelde
doeleinden. (LC)
Je bejegent de cliënt met respect en houdt rekening met de
normen, waarden en cultuur van de cliënt. (N)
Je sluit aan bij de wensen van de cliënt en bespreekt eventuele
twijfels hierover.(I)
Je signaleert spanningsvelden in de communicatie of voortgang
en maakt deze bespreekbaar. (I)
Je legt uit wat je doet en waarom.(I)
Je toont je sensitief en responsief.(I)
Door je houding, uitstraling en taalgebruik week je vertrouwen bij
de cliënt.(I)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je reflecteert op de communicatie en je onderbouwt je handelen
met behulp van (praktijk)theorie. (O)
Je reageert responsief op non-verbale signalen van de cliënt. (I)
Je toont je bewust van spanningsvelden in de communicatie met
de cliënt en je kunt deze benoemen.(I)
Je verwoordt je eigen waarden, normen en cultuur in je reflectie.(P)
Als instapeis voor de deeltentamens geldt een 80% aanwezigheidregeling. Bij
afwezigheid neemt een student initiatief en informeert zijn docent of trainer. Zie
verder de Studenthandleiding.
215
12.
Tentaminering
13.
Verplichte literatuur
14.
15.
16.
17.
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18.
Werkvormen
19.
Les-/contacturen
Voor alle deeltoetsen geldt:
Weging: 1
Frequentie: 2
Algemene aspecten van de cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel EN 55% van het maximaal aantal te
behalen punten per vast beoordelingscriterium.
Code
Naam
Toetsvorm
Aantal
Beoord Minimaal
(deel)tentamen
examin eling
vereist
atoren
resultaat
81039-4
Probleemanalyse
Beroepspro3
cijfer
5,5
en
duct
hulpverleningsplan
81039-3
Intake- of
Schriftelijk/
1
cijfer
5,5
vervolggesprek met mondeling
reflectie
•
Beroepsprofiel voor maatschappelijk werkers. Utrecht: NVMW. Delen zijn
kosteloos te raadplegen via www.nvmw.nl
•
Hoeksema, K.J. & van der Werf, S. (2010). Sociologie voor de praktijk. Bussum: Coutinho.
•
Scholte, M. (2007). Wegen en (blijven) overwegen. Bussum: Coutinho.
•
Zimbardo, G., Weber, A. & Johnson, L. (2009). Psychologie: een inleiding.
Amsterdam: Pearson Education. (zie ook Google Books)
•
Fleischmann, K. (Eindred.). (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk
werker. Utrecht: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW. Kosteloos integraal te raadplegen via www.nvmw.nl
•
Verharen, L. en Nicolasen, A. (2011). Maatschappelijk werk in de breedte.
Houten/Diemen: Bohn Stafleu van Loghum.
•
Artikelen op Scholar
N.v.t.
Scholar
Studiehandleiding
In dit programmaonderdeel werk je aan verschillende opdrachten:
a. Intakegesprek voeren met een cliënt met enkelvoudige problematiek.
b. Een gespreksverslag, probleemanalyse en een hulpverleningsplan daarvan
maken volgens een format (bureauwerk).
c. Uitvoeren van dienstverleningsactiviteit.
d. Bijstellen van een hulpverleningsplan naar aanleiding van de gevoerde gesprekken en de verantwoording daarover. Tevens wordt een opzet van een vervolggesprek gemaakt: doelen, inhoud, structuur.
e. Verantwoordingsrapportage over het leerproces.
Er wordt met verschillende cliënten uit verschillende doelgroepen en beroepscontexten geoefend. De beroepscontexten zijn o.a.:
•
schoolmaatschappelijk werk (SMW);
•
algemeen maatschappelijk werk (AMW);
•
maatschappelijk werk in een revalidatiecentrum;
•
bureau Jeugdzorg.
Integraal deel
Om te werken aan de integrale opdrachten zijn er wekelijks lesbijeenkomsten met
de docent waarin je de verschillende onderdelen van het intake- en hulpverleningstraject oefent. Je bereidt je op deze wijze voor op de toetsen. Na het oefenen
vraag je feedback en advies aan je lesgroep en de docent. Je presenteert de tussenresultaten van het gespreksverslag, de probleemanalyse en het hulpverleningsplan. Je leert gezamenlijk en werkt aan je beroepscompetenties.
Ondersteunend onderwijs
Voor de integrale opdracht heb je allerlei vaardigheden, kennis en inzichten uit
sociaal wetenschappelijke theorieën nodig. Om deze te verwerven wordt er ondersteunend onderwijs aangeboden in de vorm van:
•
Communicatieve basisvaardigheden
•
Specifieke vaardigheden
•
Conceptuele vaardigheden: psychologie, sociologie, filosofie
Contact 42 uur;
Zelfwerkzaamheid 24 uur;
Toetstijd (incl. directe voorbereiding) 20 uur;
Zelfstudie 120 uur
216
20.
21.
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Code en naam minor
Code en naam OWE
1.
Opleiding
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Doelgroep
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)Producten
Studiepunten
/studielast
Samenhang met
andere OWE’s
8.
Ingangseisen
9.
Algemene
omschrijving
ste
1 semester: periode 1 (1 september 2014 t/m 7 november 2014)
24 studenten
M_ISS01 - Psychosociale hulpverlening
81040 - Outreachend en wijkgericht werken 1(OWW)
De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten die een sociale studie volgen of studenten die belangstelling hebben voor een sociale studie,
uitgezonderd de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening.
Voltijd studenten, niveau 2
Het onderdeel Outreachend en wijkgericht werken is een onderdeel van de algemene beroepstaak Psychosociale hulpverlening
Het programmaonderdeel OWW is een onderdeel van minor Psychosociale hulpverlening
Diverse uitgewerkte opdrachten n.a.v. de literatuur
Studiepunten: 7,5 stp
Studiebelastinguren: 210 uur
Het onderdeel OWW is één van de vier programmaonderdelen van de minor Psychosociale Hulpverlening. De ander onderdelen van de minor zijn: Methodisch
werken (MTW), Systeem en oplossingsgericht werken (SYO)en Drang & Dwang
(D&D).
• Je hebt niveau 1 van je eigen major afgesloten
• Je hebt basale vaardigheden in het ontvangen en geven van feedback
• Je hebt basale kennis van communicatietheorie (verschil tussen open en gesloten vragen, referentiekader, inhouds- en betrekkingsniveau in communicatie
• Je beheerst de bijbehorende elementaire sociale vaardigheden zoals samenvatten, parafraseren, gevoelsreflecties geven.
• Je hebt een respectvolle, open houding en interesse in de medemens
Het beeld van de maatschappelijk werker die in een spreekkamer met een cliënt
praat, is een eenzijdig beeld. Even vaak is de maatschappelijk werker op pad en
stapt hij actief op mensen af.
In een korte casus in de studiehandleiding kun je een voorbeeld lezen van een
maatschappelijk werker die contact maakt met jongeren die problemen hebben,
maar deze problemen zelf niet erkennen. De maatschappelijk werker ziet de problemen wel en voorziet ook dat die alleen maar groter worden. Ook de omgeving
heeft problemen met de overlast die de jongeren veroorzaken. Wat doe je dan als
(outreachend) maatschappelijk werker?
We kunnen ook denken aan de mensen die bedelen bij supermarkten, aan de
man in de buurt wiens tuin sterk vervuild is en waar de gordijnen altijd dicht zijn,
aan de oudere vrouw die in de buurt steeds rondloopt met een poppenwagen en
tegen mensen die ze tegenkomt allerlei onverstaanbare dingen roept enz.
Het gaat om mensen die vaak nog geen cliënt zijn, of dat zijn geweest, maar uit
beeld zijn geraakt. Veelal mensen die zelf niet of niet meer om hulp vragen. Mensen waar je ongevraagd op af stapt n.a.v. signalen van anderen of van jezelf.
10.
Competenties
Vandaar dit onderdeel over Outreachend Werken. Outreachend werk wordt in veel
werksettingen van het maatschappelijk werk ingezet zoals het Algemeen Maatschappelijk Werk, Jongerenhulpverlening, Straathoekwerk, Verslavingszorgen,
Ouderenwerk, Psychiatrie enz. Typerend voor dit werk in al deze werkvelden is
dat je in een bepaald geografisch werkgebied werkt en veel samenwerkt met anderen, zowel professionals als burgers. In het onderdeel hebben we het outreachend werken in de wijk gesitueerd.
Dit programmaonderdeel valt onder de kerntaak Psychosociale Hulpverlening.
De volgende competenties staan in deze onderwijseenheid centraal:
1. Contact leggen, oriënteren en analyseren
3. Uitvoeren van plan van aanpak
217
11.
Beoordelingscriteria
De beoordelingscriteria zijn vastgelegd in beoordelingsformulieren.
Deze zijn opgenomen in de studiehandleiding en zijn geplaatst op de digitale
leeromgeving SCHOLAR. De beoordelingsformulieren/-criteria worden expliciet
gebruikt in het onderwijs en bij de voorbereiding op de toetsing.
tentamen
Transfertoets
Competenties en beoordelingscriteria
Competentie 9. Eigen professionaliteit ontwikkelen
Beoordelingscriteria
Je beschrijft uit iedere wetenschap een inzicht wat van
belang is geweest voor zijn / haar ontwikkeling. (psychologie, sociologie en filosofie
Je onderbouwt waarom en hoe deze inzichten hebben
bijgedragen aan zijn / haar ontwikkeling
Je beschrijft welke kennis uit de integrale lijn bij heeft gedragen aan zijn / haar ontwikkeling.
Je legt duidelijk uit hoe de opgedane kennis kan worden
ingezet in de major opleiding
De student beschrijft van minstens 2 vaardigheden de
doorgemaakte ontwikkeling de afgelopen periode
De student legt duidelijk uit hoe de opgedane vaardigheden van meerwaarde zijn in de eigen major opleiding
De student verwoordt concreet aan welke leervragen hij /
zij de afgelopen periode heeft gewerkt en met welk resultaat
De student reflecteert bewust op de eigen ontwikkeling de
afgelopen periode.
12.
Tentaminering
Voor alle deeltoetsen geldt:
Weging: 1
Frequentie: 2
Algemene aspecten van de cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel EN 55% van het maximaal aantal te
behalen punten per vast beoordelingscriterium.
Code
Naam
Toetsvorm
Aantal
Beoord Minimaal
(deel)tentam
examinator eling
vereist
en
en
resultaat
8104
TransferVerslag
1
Cijfer
5,5
0-1
toets
Code
Naam
Algemene aspecten cesuur
Weging Frequentie
(deel)tentam
en
8104
TransferVoor elk vast criterium moet
1
2
toets
0-1
de minimumscore behaald
zijn. Zie verder het beoordelingsformulier.
•
13.
Verplichte literatuur
14.
Aanbevolen literatuur
Doorn, L. van, Etten, Y. van & Gademan, M. (2008). Outreachend werken.
Handboek voor werkers in de eerste lijn. Bussum: Coutinho. Gebruik
www.coutinho.nl voor achtergrondinformatie, filmpjes en de opdrachten bij het
boek Log in met de code die voorin je boek staat.
• Hoeksema, Klaas J. & van der Werf, Siep (2010). Sociologie voor de praktijk.
Bussum, Coutinho, 2010
• Bolt, L.L.E., Verweij, M.F., & van Delden, J.J.M. (2007). Ethiek in praktijk. Assen: Van Gorcum. Hoofdstuk 1 en 3 t/m 6.
• Doorn, L. van. (2008). Sociale professionals en morele oordeelsvorming. Lectorale rede. Hogeschool Utrecht. Zie voor deze rede: de website
www.coutinho.nl/outreachend, bij het onderdeel ‘Artikelen’
• Zimbardo, G., Weber, A. & Johnson, L. (2009). Psychologie: een inleiding.
Amsterdam: Pearson Education. (zie ook Google Books)
• Artikelen op Scholar
N.v.t.
15.
16.
17.
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Scholar
Studiehandleiding/reader
Zie studiehandleiding.
218
18.
Werkvormen
19.
Les-/contacturen
20.
21.
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Code en naam minor
Code en naam OWE
1.
Opleiding
2.
3.
4.
Doelgroep
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale beroepstaak
5.
(Beroeps)Producten
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten
Ondersteunend onderwijs: Hoorcolleges en vaardigheidstrainingen
Contact 42 uur;
Zelfwerkzaamheid 24 uur;
Voorbereiding toets en uitwerken presentatie en verantwoording 20 uur;
Zelfstudie 124 uur.
ste
1 semester: periode 1 (1 september 2014 t/m 7 november 2014)
24 studenten
M_ISS01 - Psychosociale hulpverlening
81045 Drang en dwang (D&D)
De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten die een sociale studie volgen of studenten die belangstelling hebben voor een sociale studie,
uitgezonderd de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening.
Voltijd studenten, niveau 2
Het onderdeel Drang en Dwang is een onderdeel van de algemene beroepstaak
Psychosociale hulpverlening
Het programmaonderdeel Drang en Dwang is een onderdeel van minor Psychosociale hulpverlening
• Een handelingsdemonstratie van een gesprek met een cliënt in een situatie
van drang en/of dwang)
Rapportage aan een juridische en beslissingsbevoegde instantie
Het leiden van een ketenoverleg
Cliëntdossier
Reflectie op de eigen rol in de hulpverlening en op het handelen en de beroepsproducten
Studiepunten: 7,5 stp
Studiebelastinguren: 210 uur
•
•
•
•
6.
7.
Studiepunten /
studielast
Samenhang met
andere OWE’s
8.
Ingangseisen
9.
Algemene
omschrijving
Het onderdeel D&D is één van de vier programmaonderdelen van de minor Psychosociale Hulpverlening. De andere onderdelen van de minor zijn: Methodisch
werken (MTW), Outreachend en Wijkgericht Werken (OWW) en Systeem en oplossingsgericht werken(SYO)
• Je hebt niveau 1 van je eigen major afgesloten
• Je hebt basale vaardigheden in het ontvangen en geven van feedback
• Je hebt basale kennis van communicatietheorie (verschil tussen open en gesloten vragen, referentiekader, inhouds- en betrekkingsniveau in communicatie
• Je beheerst de bijbehorende elementaire sociale vaardigheden zoals samenvatten, parafraseren, gevoelsreflecties geven.
• Je hebt een respectvolle, open houding en interesse in de medemens
In deze onderwijseenheid staat een onderdeel van de beroepstaak ‘psychosociale
hulpverlening” centraal. In periode 1 is in het kader van deze beroepstaak expliciet
aandacht besteed aan Methodisch Werken en Outreachend en wijkgericht werken.
In periode 2 worden ook twee andere onderdelen met betrekking tot deze beroepstaak aangeboden. Het zijn de volgende onderdelen: Systeem- en oplossingsgericht werken en Drang en Dwang.
Dit programmaonderdeel (D&D) is een van deze vier onderdelen.
Hier leer je op methodische wijze hulp te verlenen aan mensen met psychosociale
problemen die niet om hulp vragen maar waarvan de samenleving het wenselijk
vindt dat ze wel hulp krijgen.
Bij psychosociale hulpverlening in situaties van dwang en drang heb je vaak te
maken met een cliënt die naar je doorverwezen is door een collega in de keten. Je
hebt vervolgens een eerste gesprek met de cliënt. In situaties waarin cliënten zich
‘gestuurd’ voelen of gestuurd worden zijn cliënten vaak niet of nauwelijks gemotiveerd om een gesprek met je voeren. In het eerste gesprek is het zaak om je een
eigen beeld van de situatie van de cliënt te vormen en daarvoor is het essentieel
dat je het verhaal van cliënt zelf te horen krijgt hoe hij zelf zijn situatie ziet en beleeft. Bij intakegesprekken in situaties van dwang en drang zul je andere interventies in moeten zetten dan in situaties van vrijwillige hulpverlening om deze informatie van cliënt te krijgen.
Na het gesprek maakt de maatschappelijk werker hiervan een analyse en een
219
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
hulpverleningsplan. Aan de hand van dit hulpverleningsplan start je met de uitvoering van je plan. Zoals al genoemd werk je vaak in een keten in de hulpverlening.
Dit betekent dat je vaak zult moeten afstemmen of je beslissingen zult moeten
verantwoorden.
1. Oriënteren, contactleggen en analyseren
2. Doel formuleren en hulpverleningsplan ontwerpen
3. Uitvoeren van plan van aanpak
7. Organisatorische randvoorwaarden creëren
9. Eigen professionaliteit ontwikkelen
De beoordelingscriteria zijn vastgelegd in beoordelingsformulieren.
Deze zijn opgenomen in de studiehandleiding en zijn geplaatst op de digitale
leeromgeving SCHOLAR. De beoordelingsformulieren/-criteria worden expliciet
gebruikt in het onderwijs en bij de voorbereiding op de toetsing
DeeltentaCompetenties en beoordelingscriteria
mens
Hulpverle
Competentie 1: contact leggen, oriënteren en analyseren
ningsgesprek
Beoordelingscriteria
Je benoemt het doel van het gesprek.(LC)
Je bepreekt het dwang/drang karakter van het gesprek (je geeft
uitleg over relevante wet- en regelgeving). (LC)
Je voert het gesprek op persoonlijke en professionele wijze. (P)
Je bent responsief. (P)
Je stelt de cliënt op zijn gemak. (P)
Je houding is niet-veroordelend. (P)
Je toont begrip voor de positie waarin de cliënt verkeert. (P)
Competentie 3: uitvoeren, evalueren en bijstellen van een
hulpverleningsplan
Beoordelingscriteria
Je motiveert de cliënt tot gedragsverandering of tot het accepteren
van hulp. (LC)
Je sluit aan bij de capaciteiten en doelen van de cliënt. (LC)
Je werkt volgens de richtlijnen van motiverende gespreksvoering.
(O)
Je ontlokt verandertaal. (O)
Je maakt weerstand bespreekbaar. (I)
Voortgangsof overdrachtrapportage
Competentie 9: ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria
Je onderbouwt je handelen met behulp van relevante theorie (O)
Je herkent en benoemt je kwaliteiten en valkuilen in de methodiek
die je gebruikte.( )
Competentie 2: ontwerpen
Beoordelingscriteria
Je brief beschrijft helder de aanleiding om je brief te schrijven. (LC)
Je brief geeft correct de achtergrond van de cliënt weer. (LC)
Je brief geeft een advies dat past bij de situatie. (LC)
Je argumenten onderbouwen daadwerkelijk je advies.(LC)
Je bespreekt informatie uit de casus onder de juiste rubrieken
(achtergrond, argumenten,…). (LC).
Je brief noemt alle bronnen van je onderzoek. (O)
Je argumenten bevatten alle relevante informatie uit de casus. (O)
Je past psychologietheorie correct toe op de casus door het beantwoorden van vijf psychologievragen.(O)
Je past ethiektheorie correct toe op de casus door het beantwoorden van vijf ethiekvragen.(O)
Je past juridische theorie correct toe op de casus door het beantwoorden van vijf vragen over recht. (O)
Competentie 7: organisatorische randvoorwaarden creëren
Beoordelingscriteria
Je brief heeft een correcte aanhef en afsluiting (N)
Je brief heeft een functionele bladspiegel. (N)
Je taalgebruik draagt bij aan het overdragen van de boodschap.(N).
220
12.
Tentaminering
13.
Verplichte literatuur
14.
15.
16.
17.
18.
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Werkvormen
19.
Les-/contacturen
20.
21.
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Code en naam minor
Code en naam OWE
1.
Opleiding
2.
3.
Doelgroep
Beroepstaak/
beroepstaken
4.
Centrale beroepstaak
5.
(Beroeps)Producten
Voor alle deeltoetsen geldt:
Weging: 1
Frequentie: 2
Algemene aspecten van de cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel EN 55% van het maximaal aantal te
behalen punten per vast beoordelingscriterium.
Code
Naam
Toetsvorm
Aantal
BeoorMinimaal
(deel)tentamen
examina- deling
vereist
toren
resultaat
81045-1 Hulpverleningsge Handelingsde- 1
cijfer
5,5
sprek
monstratie
81045-2 Voortgangs- of
verslag
1
cijfer
5,5
overdrachtrappor
tage
•
Holstvoogd, R. (2006). Maatschappelijk werk in kerntaken. Bohn Stafleu van
Loghum, Houten Diegem (propedeusestudenten hebben deze al in hun bezit.)
•
Jagt, L. (2010). Moet dat nou? Hulpverlening aan onvrijwillige cliënten. Bohn
Stafleu Van Lochum, Houten/Diegem.
•
Jansen, J.H.G. (2007). De nieuwe code gedecodeerd: maatschappelijk werk
en beroepsethiek Baarn: HB uitgevers (propedeusestudenten hebben deze al
in hun bezit.)
•
Veen, van der en Goyarts (2012). “Motiverende gespreksvoering voor agogisch werk”. Houten.
•
Otten, J. (2012). Hoe je helder schrijft in het maatschappelijk werk. Lent: uitgeverij Quixot
•
Scholte, M. (2007). Wegen en Overwegen. Utrecht: NIZW, (propedeusestudenten hebben dit al in hun bezit).
•
Visscher, mr. Y.M. en Bunthof, mr. A. (2009). Mens en recht. 7e druk.
•
Thuis, M. en Verhage-van Kooten, mr. A. Wetgeving zorg en welzijn.
•
Verharen, L. en Nicolasen, A. (2011). Maatschappelijk werk in de breedte.
Bohn Stafleu en van Loghum, Houten. (propedeusestudenten hebben deze al
in hun bezit.)
•
Zimbardo, P.G. en Weber, A.L. & Johnson, R.L. (2009). Psychologie- een
inleiding. Pearson Education. (propedeusestudenten hebben deze al in hun
bezit.)
N.v.t.
Scholar
Studiehandleiding/reader
Zie studiehandleiding.
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten
Ondersteunend onderwijs: Hoorcolleges en vaardigheidstrainingen
Contact 42 uur;
Zelfwerkzaamheid 24 uur;
Toetstijd (incl. directe voorbereiding) 20 uur;
Zelfstudie 120 uur
ste
1 semester: periode 2 (10 november 2014 t/m 30 januari 2015)
24 studenten
M_ISS01 - Psychosociale hulpverlening
81046 Systeemgericht en oplossingsgericht werken (SYO)
De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten die een sociale studie volgen of studenten die belangstelling hebben voor een sociale studie,
uitgezonderd de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening.
Voltijd studenten, niveau 2.
Samen met een cliënt, cliëntsysteem die zich in een complexe probleemsituatie
van materiële en/of immateriële problemen bevindt, Op basis van een hulpverleningsplan kies je een adequate aanpak en je voert het uit. Daarbij maak je gebruik
van de methodieken oplossingsgericht werken en de systeembenadering.
Het programmaonderdeel SYO is een onderdeel van de algemene beroepstaak
Psychosociale hulpverlening
• Handelingsdemonstratie van een hulpverleningsgesprek
• Reflectie
221
6.
7.
Studiepunten
/studielast
Samenhang met
andere OWE’s
8.
Ingangseisen
9.
Algemene
omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
Studiepunten: 7,5 stp
Studiebelastinguren: 210 uur
Het onderdeel SYO is één van de vier programmaonderdelen van de minor Psychosociale Hulpverlening. De ander onderdelen van de minor zijn: Methodisch
werken (MTW), Outreachend en Wijkgericht Werken (OWW) en Drang & Dwang
(D&D)
• Je hebt niveau 1 van je eigen major afgesloten
• Je hebt basale vaardigheden in het ontvangen en geven van feedback
• Je hebt basale kennis van communicatietheorie (verschil tussen open en gesloten vragen, referentiekader, inhouds- en betrekkingsniveau in communicatie
• Je beheerst de bijbehorende elementaire sociale vaardigheden zoals samenvatten, parafraseren, gevoelsreflecties geven.
• Je hebt een respectvolle, open houding en interesse in de medemens
In deze onderwijseenheid staat een onderdeel van de beroepstaak ‘psychosociale
hulpverlening” centraal. In periode 1 is in het kader van deze beroepstaak expliciet
aandacht besteed aan Methodisch Werken en Outreachend en wijkgericht werken.
In periode 2 worden ook twee andere onderdelen met betrekking tot deze beroepstaak aangeboden. Het zijn de volgende onderdelen: Systeem- en oplossingsgericht werken en Drang en Dwang.
Dit (SYO) is een van deze vier onderdelen.
In deze onderwijseenheid leer je op methodische wijze hulp te verlenen aan cliënten en cliëntsystemen met psychosociale problemen volgens 2 methodieken namelijk systeemgericht werken en oplossingsgericht werken. Daarbij doorloop je het
traject van de intake, het uitvoeren van de hulpverlening en de afsluiting/evaluatie.
Het gaat er in deze OWE om dat de student laat zien dat hij/zij de methodiek systeemgericht werken in grote lijn kent, begrijpt en elementen van het systeem gericht werken kan toepassen.
Voor het oplossingsgericht werken gaat het er eveneens om dat de student de
methodiek oplossingsgericht werken kent, begrijpt en elementen ervan kan toepassen.
Bij SYO staan de volgende competenties centraal.
Competentie 1: Contact leggen, oriënteren en analyseren.
Contact leggen met cliënten, zich oriënteren op vragen, problemen en mogelijkheden van cliënten en in dialoog hun vragen en problemen analyseren en diagnosticeren.
Competentie 3: Uitvoeren, evalueren, bijstellen van hulpverleningsplan.
Methodisch het ontworpen plan van aanpak uitvoeren en voortdurend evalueren:
informatieve en psychosociale hulpverlening geven aan cliënten.
Competentie 9: Ontwikkeling van eigen professionaliteit.
De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen
beroepsmatig handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen.
De beoordelingscriteria zijn vastgelegd in beoordelingsformulieren.
Deze zijn opgenomen in de studiehandleiding en zijn geplaatst op de digitale
leeromgeving SCHOLAR. De beoordelingsformulieren/-criteria worden expliciet
gebruikt in het onderwijs en bij de voorbereiding op de toetsing.
tentamen
Competenties en beoordelingscriteria
Competentie 3. Uitvoeren, evalueren en bijstellen van een
Handehulpverleningsplan
lingstoets
systeem en
Beoordelingscriteria voor zowel systeemgericht werken als
oplossingsgeoplossingsgericht werken
richt werken
Je werkt methodisch: doelgericht, systematisch en procesmatig.
(LC)
Je sluit met je interventies aan bij de cliënt en diens mogelijkheden. (I)
Je laat zien dat je aandacht hebt voor gedachten, gevoelens en
opvattingen van de cliënt. (I)
Toetscriteria voor systeemgericht werken:
Je laat zien meervoudig partijdig te zijn. (LC)
Je checkt de hypothesen, waarbij de circulariteit tot uiting komt.
(LC)
Je past systeemgerichte vraag- en taxatietechnieken toe. (LC)
Je bespreekt de interactiepatronen rondom het probleem. (LC)
222
Toetscriteria voor oplossingsgericht werken:
Je toont de houding van “niet weten”. (LC)
Je stelt de schaalvraag en/of de wondervraag, volgens de richtlijnen. (LC)
Je benoemt de kracht- en hulpbronnen in voor de cliënt begrijpelijke taal (uitzonderingen). (LC)
Je kiest samen met de cliënt de gewenste oplossingen. (LC)
Competentie 9. Ontwikkelen van de eigen professionaliteit
Beoordelingscriteria voor zowel systeemgericht werken als
oplossingsgericht werken:
Je legt de begrippen van de gedemonstreerde methodiek uit in
eigen woorden en geeft aan hoe je ze in het gesprek hebt toegepast. (O)
Je weet ideeën aan te geven over het vervolg en wat dan je
insteek zou zijn. (O)
Je benoemt je ervaringen in begrijpelijke en persoonlijke bewoordingen. (P)
Je benoemt je kwaliteiten en valkuilen bij het hanteren van deze
methodiek. (P)
12.
Tentaminering
13.
Verplichte literatuur
14.
Aanbevolen literatuur
15.
16.
17.
18.
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Werkvormen
19.
Les-/contacturen
20.
21.
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Voor alle deeltoetsen geldt:
Weging: 1
Frequentie: 2
Algemene aspecten van de cesuur: 55% van het maximaal aantal te behalen
punten voor het deeltentamen als geheel EN 55% van het maximaal aantal te
behalen punten per vast beoordelingscriterium.
Code
Naam
Toetsvorm
Aantal
Beoorde Minimaal
(deel)tentamen
examina- ling
vereist
toren
resultaat
81046-1 Handelingstoets
Handelings1
cijfer
5,5
systeem en
demonstratie
oplossingsgericht
werken
•
Jong, P. de en Insoo Berg, K. (2004). De kracht van oplossingen. Handwijzer
voor oplossingsgerichte vragen. Amsterdam, Pearson.
•
Nabuurs, Marius. Basisboek systeemgericht werken. Baarn, HB uitgevers.
Zimbardo, Weber en Johnson (2009). Psychologie, een inleiding.
•
Bannink, F. (2006). “Oplossingsgerichte vragen. Handboek oplossingsgerichte
gespreksvoering. Amsterdam, Harcourt Assessment.
•
Pont, Steven.“Er zit systeem in”. Te bestellen via www.systeemtheorie.nl
•
Watzlawick, Paul en Beavin J.H. (2001). De pragmatische aspecten van de
menselijke communicatie. Bohn Stafleu van Loghum.
Scholar
Studiehandleiding
Zie studiehandleiding.
Integrale lijn: begeleidingsbijeenkomsten
Ondersteunend onderwijs: Hoorcolleges en vaardigheidstrainingen
Contact 42 uur;
Zelfwerkzaamheid 24 uur
Toetstijd (incl. directe voorbereiding) 20 uur;
Zelfstudie 124 uur
ste
1 semester periode 2 (10 november 2014 t/m 30 januari 2015)
24 studenten
223
8.2
GGZ-agoog (M_ISS05)
Code, naam minor en uitvoerende opleiding
M_ISS05 - GGZ-agoog (MWD)
Code en naam minor:
Code en naam OWE
1
Opleiding
2
3
4
5
Doelgroep
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)Producten
6
Studiepunten
/studielast
7
Samenhang met
andere OWE’s
Ingangseisen
8
9
Algemene
omschrijving
10
Competenties
Onderwijseenheden minor
Individuele begeleiding in de psychiatrische
hulpverlening
Groepsbegeleiding in de psychiatrische
hulpverlening
Studiepunten
15
15
M_ISS05 - GGZ-agoog
80804 - Individuele begeleiding in de psychiatrische hulpverlening
De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten Sociaal
Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening,
Pedagogiek of een andere agogische opleiding, die praktijkervaring hebben op
niveau 3 met het werken met cliënten met psychiatrische problemen.
Voltijd, niveau 3
Individuele begeleiding in de psychiatrische hulpverlening.
Begeleiding aan mensen met psychiatrische problemen.
•
Je rondt iedere week af met een reflectieverslag dat betrekking heeft op de
leertaak van die week. Je legt je verslag voor aan één van je medestudenten.
De medestudent beoordeelt jouw verslag volgens vooraf vastgestelde richtlijnen, en legt deze beoordeling vast op een peer assessment formulier. Je medestudent geeft je ook een cijfer voor je verslag. Op basis van de feedback uit
de peer-assessment en de plenaire bijeenkomst herschrijf je je oorspronkelijke verslag. Dit verslag voeg je toe aan je verzamelmap met reflectieverslagen.
•
Hulpverleningsgesprek met cliënt met psychiatrische problemen en systeem
Studiepunten: 15 stp.
Studiebelastinguren: 420 uur.
Contacttijd: 13,25 uur per week.
Praktijkwerk: 16 uur per week.
Zelfstudie: 10,75 uur per week.
Deze OWE vormt samen met de OWE groepsbegeleiding in de psychiatrische
hulpverlening de minor GGZ-agoog.
•
Je hebt stage gelopen in een GGZ-instelling
•
Je hebt je 3e-jaarsstage met succes afgerond
•
Je hebt een stage- of werkplek in een GGZ-setting voor 16 uur per week gedurende de minor (bijvoorbeeld door verlenging van de derdejaarsstage)
•
Je bent bekend met GGZ-terminologie
•
Je bent bekend met gespreksvoering en intervisie
We gaan uit van een aanwezigheid van 100%. Natuurlijk kunnen er omstandigheden zijn waardoor je er een keer niet bent. Laat dit dan altijd voorafgaand aan de
les weten aan de betreffende docent.
In de praktijkgerichte minor GGZ-agoog leer je hulp te bieden aan mensen met
psychiatrische problemen. Je kijkt breed en holistisch naar cliënten en belicht hun
problemen vanuit een overstijgend, multicausaal perspectief.
De GGZ-agoog biedt hulp aan cliënten in één van de circuits van de geestelijke
gezondheidszorg: kinderen en jeugd, volwassenen, ouderen, forensisch, verslaving en preventie.
Je begeleidt cliënten in het zo goed mogelijk functioneren binnen hun leefsituatie.
Dat betekent: je richten op de mogelijkheden en minder op de beperkingen. Ook
onderhoud je intensief contact met behandelaars en familie van de cliënt.
Leerdoelen
Na doorlopen van het onderdeel Individuele begeleiding in de psychiatrische hulpverlening, ben je competent in het agogisch begeleiden van individuele psychiatrische cliënten in de GGZ.
Na doorlopen van het onderdeel Groepsbegeleiding in de psychiatrische hulpverlening ben je competent in het agogisch begeleiden van groepen psychiatrische
cliënten in de GGZ.
1. Contacten leggen, oriënteren en analyseren
2. Formuleren van doelen en ontwerpen van agogisch plan van aanpak
3. Doelgericht en methodisch uitvoeren van agogische plannen van aanpak
4. Signaleren en preventief werken
5. Samenwerken
9. Bijdrage leveren aan ontwikkeling agogisch beleid en zorg voor kwaliteit van
224
11
Beoordelingscriteria
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
15
16
17
Software
Overig materiaal
Activiteiten
de agogische dienstverlening
Verzamelmap reflectieverslagen:
Persoonlijk:
•
Je bent in staat om peerassessment uit te voeren
•
Je verwerkt feedback van anderen op adequate wijze in je verslagen
•
Je benoemt opgedane ervaringen in concrete, begrijpelijke en persoonlijke
bewoordingen.
•
Je analyseert deze ervaringen vanuit relevante beroepscompetenties en benoemt sterke en zwakke kanten.
•
Je onderzoekt welke gedragingen, reactiepatronen en opvattingen vaker
voorkomen en of bijstelling nodig is.
Handelingsdemonstratie:
Interactief:
•
In de dialoog laat je je leiden door het referentiekader van je cliënt en je sluit
aan bij zijn belevingswereld, waardoor hij zich begrepen en gesteund weet in
zijn hulpvraag. Tegelijkertijd begrens je, indien nodig, zijn gedrag en waarborg
je zijn veiligheid en die van zijn omgeving.
•
De centrale focus van je handelen is gericht op het gezonde deel van de cliënt. Tegelijkertijd houd je rekening met zijn beperkingen en defecten.
Logisch consistent:
•
Je handelen kenmerkt zich door procesgericht en methodisch te werken, met
concrete en reële doelen ten behoeve van je cliënt.
•
Je maakt op de juiste manier gebruik van gedragstherapeutische methodieken, individuele vaardigheden m.b.t. bejegening en het motiveren van cliënten.
Code
Naam
Toetsvorm
Aantal
Beoordelin Minimaal
(deel)tentame
examinato g
vereist
n
ren
resultaat
80804-1 Verzamelmap schriftelijke
1
cijfer
5,5
met reflectietoets
verslagen
periode 1
80804-2 Handelingshandelingsto 1
cijfer
5,5
demonstratie
ets
Code
Naam
Algemene aspecten
Weging
Frequentie
(deel)tentame cesuur
n
80804-1 Verzamelmap Minimaal vereist: 55% van 1
2
met reflectiede punten per vast
verslagen
criterium èn 55% van de
periode 1
punten in totaal. Zien
verder het
beoordelingsformulier.
80804-2 HandelingsMinimaal vereist: 55% van 1
2
demonstratie
de punten per vast
criterium èn 55% van de
punten in totaal. Zien
verder het
beoordelingsformulier
•
Hoek, van, P. & Brinkman, F. (2009). Eigenlijk zegt u dat u dood wilt?! PM
Professional.
•
Miller, W.R. & Rollnick, S. (2005). Motiverende gespreksvoering. EkkleSEP.
•
Nevid, J.S., Rathus, S.A & Greene, B., (2008). Psychiatrie, Een Inleiding.
Pearson Education, Benelux, Amsterdam.
•
Tiemens, B., Kaasenbrood, A. & De Niet, G. (2010). Evidence-based werken
in de GGZ. Bohn, Stafleu van Loghum, Houten.
•
Wilken, J.P. & Den Hollander, D., (2002), Psychosociale rehabilitatie, een
integrale benadering. SWP, Amsterdam
•
Reader GGZ-agoog: 841010-03
N.v.t.
N.v.t.
Beeldmateriaal
Studenten hebben wekelijks een leertaak te vervullen. De onderwerpen zijn:
225
18
Werkvormen
19
20
21
Les-/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Code en naam minor:
Code en naam OWE
1
Opleiding
2
3
4
5
Doelgroep
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)Producten
6
Studiepunten
/studielast
7
Samenhang met
andere OWE’s
Ingangseisen
8
9
Algemene
omschrijving
1 Oriëntatie op de beroepstaak
2 Psychopathologische taxatie en medicatie
3 Bejegening
4 Psycho-educatie en preventie
5 Omgaan met chronisch psychiatrische patiënten
6 Motiveren
7 Rouw en suïcide
8 Kinderen- en Jeugdpsychiatrie
• Integrale lessen
• Vaardigheidstrainingen
• Hoorcolleges
• Werkcolleges
• Stage
Zie 6.
ste
1 semester: periode 1 (1 september 2014 t/m 7 november 2014)
24 studenten
M_ISS05 - GGZ-agoog
80805 - groepsbegeleiding in de psychiatrische hulpverlening
De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten Sociaal
Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening,
Pedagogiek of een andere agogische opleiding, die praktijkervaring hebben op
niveau 3 met het werken met cliënten met psychiatrische problemen.
Voltijd, niveau 3
Groepsbegeleiding in de psychiatrische hulpverlening.
Begeleiding aan mensen met psychiatrische problemen.
•
Je rondt iedere week af met een reflectieverslag dat betrekking heeft op de
leertaak van die week. Je legt je verslag voor aan één van je medestudenten.
De medestudent beoordeelt jouw verslag volgens vooraf vastgestelde richtlijnen, en legt deze beoordeling vast op een peer assessment formulier. Je medestudent geeft je ook een cijfer voor je verslag. Op basis van de feedback uit
de peer-assessment en de plenaire bijeenkomst herschrijf je je oorspronkelijke verslag. Dit verslag voeg je toe aan je verzamelmap met reflectieverslagen.
•
Hulpverleningsgesprek met cliënt met psychiatrische problemen en systeem
Studiepunten: 15 stp
Studiebelastinguren: 420 uur
Contacttijd: 13,25 uur per week.
Praktijkwerk: 16 uur per week.
Zelfstudie: 10,75 uur per week.
Deze OWE vormt samen met de OWE Individuele begeleiding in de psychiatrische
hulpverlening de minor GGZ-agoog.
•
Je hebt stage gelopen in een GGZ-instelling
•
Je hebt je 3e-jaarsstage met succes afgerond
•
Je hebt een stage- of werkplek in een GGZ-setting voor 16 uur per week
gedurende de minor (bijvoorbeeld door verlenging van de derdejaarsstage)
•
Je bent bekend met GGZ-terminologie
•
Je bent bekend met gespreksvoering en intervisie
We gaan uit van een aanwezigheid van 100%. Natuurlijk kunnen er omstandigheden zijn waardoor je er een keer niet bent. Laat dit dan altijd voorafgaand aan de
les weten aan de betreffende docent.
In de praktijkgerichte minor GGZ-agoog leer je hulp te bieden aan mensen met
psychiatrische problemen. Je kijkt breed en holistisch naar cliënten en belicht hun
problemen vanuit een overstijgend, multicausaal perspectief.
De GGZ-agoog biedt hulp aan cliënten in één van de circuits van de geestelijke
gezondheidszorg: kinderen en jeugd, volwassenen, ouderen, forensisch, verslaving en preventie.
Je begeleidt cliënten in het zo goed mogelijk functioneren binnen hun leefsituatie.
Dat betekent: je richten op de mogelijkheden en minder op de beperkingen. Ook
onderhoud je intensief contact met behandelaars en familie van de cliënt.
Leerdoelen
226
10
Competenties
11
Beoordelingscriteria
12
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
15
16
17
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Na doorlopen van het onderdeel Individuele begeleiding in de psychiatrische hulpverlening, ben je competent in het agogisch begeleiden van individuele psychiatrische cliënten in de GGZ
Na doorlopen van het onderdeel Groepsbegeleiding in de psychiatrische hulpverlening ben je competent in het agogisch begeleiden van groepen psychiatrische
cliënten in de GGZ
1. Contacten leggen, oriënteren en analyseren
2. Formuleren van doelen en ontwerpen van agogisch plan van aanpak
3. Doelgericht en methodisch uitvoeren van agogische plannen van aanpak
4. Signaleren en preventief werken
5. Samenwerken
9. Bijdrage leveren aan ontwikkeling agogisch beleid en zorg voor kwaliteit van
de agogische dienstverlening
Verzamelmap reflectieverslagen
Persoonlijk:
•
Je bent in staat om peerassessment uit te voeren
•
Je verwerkt feedback van anderen op adequate wijze in je verslagen
•
Je benoemt opgedane ervaringen in concrete, begrijpelijke en persoonlijke
bewoordingen.
•
Je analyseert deze ervaringen vanuit relevante beroepscompetenties en benoemt sterke en zwakke kanten.
•
Je onderzoekt welke gedragingen, reactiepatronen en opvattingen vaker
voorkomen en of bijstelling nodig is.
Kennistoets
•
Beoordeling gaat via scores per toetsvraag
Code
Naam
Toetsvorm
Aantal
Beoordelin Minimaal
(deel)tentame
examinato g
vereist
n
ren
resultaat
80805-1 Verzamelmap schriftelijke
1
cijfer
5,5
met reflectietoets
verslagen
periode 2
80805-2 Kennistoets
kennistoets
1
cijfer
5,5
Code
Naam
Algemene aspecten
Weging
Frequentie
(deel)tentame cesuur
n
80805-1 Verzamelmap Minimaal vereist: 55% van 1
2
met reflectiede punten per vast
verslagen
criterium èn 55% van de
periode 2
punten in totaal. Zien
verder het
beoordelingsformulier
80805-2 Kennistoets
Minimaal vereist: 55% van 1
2
de punten per vast
criterium èn 55% van de
punten in totaal. Zien
verder het
beoordelingsformulier
•
Hoek, van, P. & Brinkman, F. (2009). Eigenlijk zegt u dat u dood wilt?! PM
Professional.
•
Miller, W.R. & Rollnick, S. (2005). Motiverende gespreksvoering. EkkleSEP.
•
Nevid, J.S., Rathus, S.A & Greene, B., (2008). Psychiatrie, Een Inleiding.
Pearson Education, Benelux, Amsterdam.
•
Tiemens, B., Kaasenbrood, A. & De Niet, G. (2010). Evidence-based werken
in de GGZ. Bohn, Stafleu van Loghum, Houten.
•
Wilken, J.P. & Den Hollander, D., (2002), Psychosociale rehabilitatie, een
integrale benadering. SWP, Amsterdam
•
Reader GGZ-agoog: 841010-03
N.v.t.
N.v.t.
Beeldmateriaal
Studenten hebben wekelijks een leertaak te vervullen. De onderwerpen zijn:
•
Ontwikkelingstaken en levensloop
•
Groepsdynamiek
227
18
Werkvormen
19
20
21
Les-/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
8.3
•
Therapievormen
•
Systeemtaxatie en jongeren
•
Juridische en ethische kwesties
•
Grensoverschrijdend gedrag
•
Verslaving
•
Rapportage, multidisciplinair samenwerken en verwijzing
• Integrale lessen
• Vaardigheidstrainingen
• Hoorcolleges
• Werkcolleges
• Stage
Zie 6
ste
1 semester: periode 2 (10 november 2014 t/m 30 januari 2015)
24 personen per lesgroep
GGZ-agoog (M_ISS05DT)
Code, naam minor en uitvoerende opleiding
Onderwijseenheden minor
M_ISS05DT - GGZ-agoog (MWD)
Individuele begeleiding in de psychiatrische
hulpverlening
Groepsbegeleiding in de psychiatrische hulpverlening
Code en naam minor
Code en naam OWE
1.
Opleiding
2.
3.
4.
5.
Doelgroep
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)Producten
Studiepunten
15
15
M_ISS05DT – GGZ-agoog
80804 - Individuele begeleiding in de psychiatrische hulpverlening
De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten Sociaal
Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening,
Pedagogiek of een andere agogische opleiding, die praktijkervaring hebben met
het werken met cliënten met psychiatrische problemen.
Deeltijd en E-learning, niveau 3
In de praktijkgerichte minor GGZ-agoog van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen leer je hulp te bieden aan mensen met psychiatrische problemen. Je kijkt
breed en holistisch naar cliënten en belicht hun problemen vanuit een overstijgend, multicausaal perspectief.
De GGZ-agoog biedt hulp aan cliënten in één van de circuits van de geestelijke
gezondheidszorg: kinderen en jeugd, volwassenen, ouderen, forensisch, verslaving en preventie.
Je begeleidt cliënten in het zo goed mogelijk functioneren binnen hun leefsituatie.
Dat betekent: je richten op de mogelijkheden en minder op de beperkingen. Ook
onderhoud je intensief contact met behandelaars en familie van de cliënt.
Leerdoelen
Na doorlopen van het onderdeel Individuele begeleiding in de psychiatrische hulpverlening, ben je competent in het agogisch begeleiden van individuele psychiatrische cliënten in de GGZ
Na doorlopen van het onderdeel Groepsbegeleiding in de psychiatrische hulpverlening ben je competent in het agogisch begeleiden van groepen psychiatrische
cliënten in de GGZ
Begeleiding aan mensen met psychiatrische problemen.
•
Je rondt iedere week af met een reflectieverslag dat betrekking heeft op de
leertaak van die week. (Verwijderen: Producten kunnen verschillen in vorm –
bijvoorbeeld een PowerPoint presentatie of een Worddocument.)
•
Je legt wekelijks je verslag voor aan één van je medestudenten. Dit kan per email. Deze medestudent wisselt overigens wekelijks, zodat je, net als in het
werkveld, niet slechts één vaste persoon hebt waarmee je samenwerkt.
•
Deze medestudent beoordeelt jouw verslag volgens vooraf vastgestelde richtlijnen, en legt deze beoordeling vast op een peer assessment formulier. Je
medestudent geeft je ook een cijfer voor je verslag.
•
(Op dezelfde manier legt een medestudent jou een verslag voor dat jij van
228
commentaar voorziet.)
Tijdens de integrale les worden zowel de verslagen als de bijbehorende assessments ingebracht en besproken, waarbij goede punten en verbeterpunten
worden besproken.
•
Op basis van de feedback die je hebt ontvangen uit de peer-assessment en
de plenaire bijeenkomst herschrijf je naderhand je oorspronkelijke verslag.
Dat mag op ieder moment, maar vanzelfsprekend geldt: hoe sneller, hoe beter.
• Dit verslag voeg je toe aan je verzamelmap met reflectieverslagen (verwijderen: port folio).
Studiepunten: 15 stp.
Studiebelastinguren: 420 uur.
Contacttijd: 6,75 klokuren per week.
Praktijktijd: 22,5 uur per week.
Zelfstudietijd: 10,75 uur per week.
Deze OWE vormt samen met de OWE Groepsbegeleiding in de psychiatrische
hulpverlening de minor GGZ-agoog.
• Je hebt stage gelopen in een GGZ-instelling.
• Je hebt je 3e-jaarsstage met succes afgerond.
• Je hebt een stage- of werkplek in een GGZ-setting voor 16 uur per week gedurende de minor (bijvoorbeeld door verlenging van de derdejaarsstage).
• Je bent bekend met GGZ-terminologie.
• Je bent bekend met gespreksvoering en intervisie.
•
6.
Studiepunten
/studielast
7.
Samenhang met
andere OWE’s
Ingangseisen
8.
9.
Algemene
omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
We gaan uit van een aanwezigheid van 100%. Natuurlijk kunnen er omstandigheden zijn waardoor je er een keer niet bent. Laat dit dan altijd voorafgaand aan de
les weten aan de betreffende docent.
In de praktijkgerichte minor GGZ-agoog van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen leer je hulp te bieden aan mensen met psychiatrische problemen. Je kijkt
breed en holistisch naar cliënten en belicht hun problemen vanuit een overstijgend, multicausaal perspectief.
De GGZ-agoog biedt hulp aan cliënten in één van de circuits van de geestelijke
gezondheidszorg: kinderen en jeugd, volwassenen, ouderen, forensisch, verslaving en preventie.
Je begeleidt cliënten in het zo goed mogelijk functioneren binnen hun leefsituatie.
Dat betekent: je richten op de mogelijkheden en minder op de beperkingen. Ook
onderhoud je intensief contact met behandelaars en familie van de cliënt.
1: Contacten leggen, oriënteren en analyseren
2: Formuleren van doelen en ontwerpen van agogisch plan van aanpak
3: Doelgericht en methodisch uitvoeren van agogische plannen van aanpak
4: Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij signaleren en beïnvloeden
5: Samenwerken
9: Bijdrage leveren aan ontwikkeling agogisch beleid en zorg voor kwaliteit van de
agogische dienstverlening
Verzamelmap reflectieverslagen:
Persoonlijk:
• Je bent in staat om peerassessment uit te voeren
• Je verwerkt feedback van anderen op adequate wijze in je verslagen
• Je benoemt opgedane ervaringen in concrete, begrijpelijke en persoonlijke
bewoordingen.
• Je analyseert deze ervaringen vanuit relevante beroepscompetenties en benoemt sterke en zwakke kanten.
• Je onderzoekt welke gedragingen, reactiepatronen en opvattingen vaker voorkomen en of bijstelling nodig is.
Handelingsdemonstratie:
Interactief:
In de dialoog laat je je leiden door het referentiekader van je cliënt en je sluit aan
bij zijn belevingswereld, waardoor hij zich begrepen en gesteund weet in zijn hulpvraag. Tegelijkertijd begrens je, indien nodig, zijn gedrag en waarborg je zijn veiligheid en die van zijn omgeving.
De centrale focus van je handelen is gericht op het gezonde deel van de cliënt.
Tegelijkertijd houd je rekening met zijn beperkingen en defecten.
229
12.
Tentaminering
13.
Verplichte literatuur
14.
15.
16.
17.
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18.
Werkvormen
19.
20.
21.
Les-/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Code en naam minor
Code en naam OWE
1.
Opleiding
Logisch consistent:
• Je handelen kenmerkt zich door procesgericht en methodisch te werken, met
concrete en reële doelen ten behoeve van je cliënt.
• Je maakt op de juiste manier gebruik van gedragstherapeutische methodieken, individuele vaardigheden m.b.t. bejegening en het motiveren van cliënten.
Code
Naam
Toetsvorm
Aantal
Beoord Minimaal
(deel)tentamen
examinat eling
vereist
oren
resultaat
80804Verzamelmap
schriftelijke toets 1
cijfer
5,5
1
met
reflectieverslage
n periode 3
80804Handelingsdem
handelingstoets
1
cijfer
5,5
2
onstratie
Code
Naam
Algemene aspecten cesuur
Weging Frequenti
(deel)tentamen
e
80804Verzamelmap
Minimaal vereist: 55% van
1
2
1
met
de punten per vast criterium
reflectieverslage èn 55% van de punten in
n periode 3
totaal. Zien verder het
beoordelingsformulier
80804Handelingsdem
Minimaal vereist: 55% van
1
2
2
onstratie
de punten per vast criterium
èn 55% van de punten in
totaal. Zien verder het
beoordelingsformulier
• Hoek, van, P. & Brinkman, F. (2009). Eigenlijk zegt u dat u dood wilt?! PM
Professional.
• Miller, W.R. & Rollnick, S. (2005). Motiverende gespreksvoering. EkkleSEP.
• Nevid, J.S., Rathus, S.A & Greene, B., (2008). Psychiatrie, Een Inleiding. Pearson Education, Benelux, Amsterdam.
• Tiemens, B., Kaasenbrood, A. & De Niet, G. (2010). Evidence-based werken
in de GGZ. Bohn, Stafleu van Loghum, Houten.
• Wilken, J.P. & Den Hollander, D., (2002), Psychosociale rehabilitatie, een
integrale benadering. SWP, Amsterdam
• Reader GGZ-agoog: 841010-03
N.v.t.
Scholar
Beeldmateriaal
Studenten hebben wekelijks een leertaak te vervullen. De onderwerpen zijn:
1 Oriëntatie op de beroepstaak
2 Psychopathologische taxatie en medicatie
3 Bejegening
4 Psycho-educatie en preventie
5 Omgaan met chronisch psychiatrische patiënten
6 Motiveren
7 Rouw en suïcide
8 Kinderen- en Jeugdpsychiatrie
• Integrale lessen
• Vaardigheidstrainingen
• Hoorcolleges
• Werkcolleges
• Stage
Zie 6.
e
2 semester: periode 3 en 4 (2 februari 2015 t/m 3 juli 2015)
24 studenten
M_ISS05DT – GGZ-agoog
80805 - Groepsbegeleiding in de psychiatrische hulpverlening
De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten Sociaal
230
2.
3.
Doelgroep
Beroepstaak/
beroepstaken
4.
5.
Centrale beroepstaak
(Beroeps)Producten
6.
Studiepunten
/studielast
7.
Samenhang met
andere OWE’s
Ingangseisen
8.
9.
Algemene
omschrijving
Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening,
Pedagogiek of een andere agogische opleiding, die praktijkervaring hebben met
het werken met cliënten met psychiatrische problemen.
Deeltijd en E-learning, niveau 3
In de praktijkgerichte minor GGZ-agoog van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen leer je hulp te bieden aan mensen met psychiatrische problemen. Je kijkt
breed en holistisch naar cliënten en belicht hun problemen vanuit een overstijgend, multicausaal perspectief.
De GGZ-agoog biedt hulp aan cliënten in één van de circuits van de geestelijke
gezondheidszorg: kinderen en jeugd, volwassenen, ouderen, forensisch, verslaving en preventie.
Je begeleidt cliënten in het zo goed mogelijk functioneren binnen hun leefsituatie.
Dat betekent: je richten op de mogelijkheden en minder op de beperkingen. Ook
onderhoud je intensief contact met behandelaars en familie van de cliënt.
Leerdoelen
Na doorlopen van het onderdeel Individuele begeleiding in de psychiatrische hulpverlening, ben je competent in het agogisch begeleiden van individuele psychiatrische cliënten in de GGZ
Na doorlopen van het onderdeel Groepsbegeleiding in de psychiatrische hulpverlening ben je competent in het agogisch begeleiden van groepen psychiatrische
cliënten in de GGZ
Begeleiding aan mensen met psychiatrische problemen.
•
Je rondt iedere week af met een reflectieverslag dat betrekking heeft op de
leertaak van die week. (Verwijderen: Producten kunnen verschillen in vorm –
bijvoorbeeld een PowerPoint presentatie of een Worddocument.)
•
Je legt wekelijks je verslag voor aan één van je medestudenten. Dit kan per email. Deze medestudent wisselt overigens wekelijks, zodat je, net als in het
werkveld, niet slechts één vaste persoon hebt waarmee je samenwerkt.
•
Deze medestudent beoordeelt jouw verslag volgens vooraf vastgestelde richtlijnen, en legt deze beoordeling vast op een peer assessment formulier. Je
medestudent geeft je ook een cijfer voor je verslag.
•
(Op dezelfde manier legt een medestudent jou een verslag voor dat jij van
commentaar voorziet.)
•
Tijdens de integrale les worden zowel de verslagen als de bijbehorende assessments ingebracht en besproken, waarbij goede punten en verbeterpunten
worden besproken.
•
Op basis van de feedback die je hebt ontvangen uit de peer-assessment en
de plenaire bijeenkomst herschrijf je naderhand je oorspronkelijke verslag.
Dat mag op ieder moment, maar vanzelfsprekend geldt: hoe sneller, hoe beter.
• Dit verslag voeg je toe aan je verzamelmap met reflectieverslagen (verwijderen: port folio).
Studiepunten: 15 stp
Studiebelastinguren: 420 uur
Contacttijd: 6,75 klokuren per week
Deze OWE vormt samen met de OWE Individuele begeleiding in de psychiatrische
hulpverlening de minor GGZ-agoog.
•
Je hebt stage gelopen in een GGZ-instelling
•
Je hebt je 3e-jaarsstage met succes afgerond
•
Je hebt een stage- of werkplek in een GGZ-setting voor 16 uur per week
gedurende de minor (bijvoorbeeld door verlenging van de derdejaarsstage)
•
Je bent bekend met GGZ-terminologie
•
Je bent bekend met gespreksvoering en intervisie
We gaan uit van een aanwezigheid van 100%. Natuurlijk kunnen er omstandigheden zijn waardoor je er een keer niet bent. Laat dit dan altijd voorafgaand aan de
les weten aan de betreffende docent.
In de praktijkgerichte minor GGZ-agoog van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen leer je hulp te bieden aan mensen met psychiatrische problemen. Je kijkt
breed en holistisch naar cliënten en belicht hun problemen vanuit een overstijgend, multicausaal perspectief.
De GGZ-agoog biedt hulp aan cliënten in één van de circuits van de geestelijke
gezondheidszorg: kinderen en jeugd, volwassenen, ouderen, forensisch, versla-
231
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
12.
Tentaminering
13.
Verplichte literatuur
14.
15.
16.
17.
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
ving en preventie.
Je begeleidt cliënten in het zo goed mogelijk functioneren binnen hun leefsituatie.
Dat betekent: je richten op de mogelijkheden en minder op de beperkingen. Ook
onderhoud je intensief contact met behandelaars en familie van de cliënt.
1: Contacten leggen, oriënteren en analyseren
2: Formuleren van doelen en ontwerpen van agogisch plan van aanpak
3: Doelgericht en methodisch uitvoeren van agogische plannen van aanpak
4: Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij signaleren en beïnvloeden
5: Samenwerken
9: Bijdrage leveren aan ontwikkeling agogisch beleid en zorg voor kwaliteit van de
agogische dienstverlening
Verzamelmap reflectieverslagen:
Persoonlijk:
•
Je bent in staat om peerassessment uit te voeren
•
Je verwerkt feedback van anderen op adequate wijze in je verslagen
•
Je benoemt opgedane ervaringen in concrete, begrijpelijke en persoonlijke
bewoordingen.
•
Je analyseert deze ervaringen vanuit relevante beroepscompetenties en benoemt sterke en zwakke kanten.
•
Je onderzoekt welke gedragingen, reactiepatronen en opvattingen vaker
voorkomen en of bijstelling nodig is.
Kennistoets:
•
Beoordeling gaat via scores per toetsvraag
Code
Naam
Toetsvorm
Aantal
Beoord Minimaal
(deel)tentamen
examinatore
eling
vereist
n
resultaat
80805Verzamelmap
schriftelijke
1
cijfer
5,5
1
met reflectiever- toets
slagen periode 4
80805Kennistoets
kennistoets
1
cijfer
5,5
2
Code
Naam
Algemene aspecten cesuur
Weging Frequenti
(deel)tentamen
e
80805Verzamelmap
Minimaal vereist: 55% van
1
2
1
met reflectiever- de punten per vast criterium
slagen periode 4 èn 55% van de punten in
totaal. Zien verder het
beoordelingsformulier
80805Kennistoets
Minimaal vereist: 55% van
1
2
2
de punten per vast criterium
èn 55% van de punten in
totaal. Zien verder het
beoordelingsformulier
•
Hoek, van, P. & Brinkman, F. (2009). Eigenlijk zegt u dat u dood wilt?! PM
Professional.
•
Miller, W.R. & Rollnick, S. (2005). Motiverende gespreksvoering. EkkleSEP.
•
Nevid, J.S., Rathus, S.A & Greene, B., (2008). Psychiatrie, Een Inleiding.
Pearson Education, Benelux, Amsterdam.
•
Tiemens, B., Kaasenbrood, A. & De Niet, G. (2010). Evidence-based werken
in de GGZ. Bohn, Stafleu van Loghum, Houten.
•
Wilken, J.P. & Den Hollander, D., (2002), Psychosociale rehabilitatie, een
integrale benadering. SWP, Amsterdam
•
Reader GGZ-agoog: 433
Scholar
Beeldmateriaal
Studenten hebben wekelijks een leertaak te vervullen. De onderwerpen zijn:
Ontwikkelingstaken en levensloop
Groepsdynamiek
Therapievormen
Systeemtaxatie en jongeren
Juridische en ethische kwesties
Grensoverschrijdend gedrag
Verslaving
232
18.
Werkvormen
19.
20.
21.
Les-/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Rapportage, multidisciplinair samenwerken en verwijzing
• Integrale lessen
• Vaardigheidstrainingen
• Hoorcolleges
• Werkcolleges
• Stage
Zie 6.
e
2 semester: periode 3 en 4 (2 februari 2015 t/m 3 juli 2015)
24 studenten
233
9.
Praktische informatie opleiding MWD
9.1
Management en medewerkers
Onderwijsmanager
Joke Pol
Telefoonnummer: 0243530932
E-mail: [email protected]
Jaarcoördinatoren
e
1 jaar
Herman Janssen
Telefoon: 024 35330825
E-mail: [email protected]
e
2 jaar
Nel Litjens
Telefoon: 024 3531121
E-mail: [email protected]
e
e
3 en 4 jaar
John Nijhuis
Telefoon: 024 3530930
E-mail: [email protected]
Secretariaat
Luciënne Tang
Werkdagen: maandag tot en met donderdag van 8.00 tot 16.00 uur.
Telefoon: 024 35330825
E-mail: [email protected]
Peggy Benda
Werkdagen: dinsdag tot en met vrijdag van 9.00 uur tot 17.30 uur.
Telefoon: 024 3530760
E-mail: [email protected]
Beroepstaakcoördinatoren
Team 1. Leerlijn Professionele Ontwikkeling:
Karin Landsbergen
Team 2. Concrete en Informatieve Hulpverlening (CIHV) en Casemanagement (CAM):
Janneke Lakerveld
Team 3. Psychosociale hulpverlening:
Marianne Lenkhoff
Team 4. Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (KBO), Onderzoek en Innovatie (ONI) en
Signaleren en preventie:
Ellen Schuurman
Team 5. Onderwijsondersteuners:
John Nijhuis
Docenten en andere medewerkers
Namen, telefoonnummers en E-mailadressen van de medewerkers van MWD kun je vinden in HANInsite – Scholar – Onze Mensen.
234
9.2
Praktijkbureau MWD
Het praktijkbureau ondersteunt studenten bij het zoeken van een praktijkplaats. Het praktijkbureau
beheert het aanbod van praktijkwerk en beoordeelt praktijkplaatsen aan de hand van de hiervoor geldende criteria. Het praktijkbureau heeft een database met het aanbod van praktijkplaatsen op alle
niveaus. Deze database vind je op Scholar.
Daarnaast onderhoudt het praktijkbureau contacten met bestaande praktijkorganisaties en werft het
nieuwe praktijkplaatsen. Ook geeft het praktijkbureau voorlichting aan studenten en docenten. Met al
je vragen over de praktijk kun je terecht bij het Infopunt MWD, zij verwijzen je eventueel door naar een
medewerker van het Praktijkbureau.
Coördinator:
Miranda Reymer
Email: [email protected]
Medewerkers:
Marlies van Tilburg
Werkdagen: maandag, dinsdagochtend, donderdag en vrijdagochtend.
Telefoonnummer: 024 3531630
E-mail: [email protected]
Ragna van Kesteren
Werkdagen: dinsdagochtend, donderdag en vrijdagochtend
Telefoonnummer: 06 55 24 08 19
E-mail: [email protected]
Administratief medewerker:
Marieke Poulussen
Werkdagen: dinsdag, woensdag en donderdagochtend
Telefoonnummer: 024 3531646
E-mail: [email protected]
9.3
Examenadviescommissie
Aan de opleiding MWD is een Examencommissie verbonden, de Examencommissie ISS. Deze commissie is er voor het hele instituut Social Studies en gaat over alles wat met examens en tentamens te
maken heeft. De commissie bewaakt met name de kwaliteit van de examinering.
De Examencommissie ISS heeft een aantal taken gemandateerd aan een commissie die direct aan de
opleiding MWD is gekoppeld, de Examenadviescommissie MWD. Deze commissie adviseert de Examencommissie ISS in een aantal zaken, maar handelt ook in een bepaald aantal onderwerpen zelfstandig. Hieronder worden deze items kort in beeld gebracht en wordt tevens aangegeven hoe de
student moet handelen als hij een verzoek of klacht wil indienen.
De belangrijkste onderwerpen die de Examenadviescommissie MWD in eerste instantie behandelt zijn
onder meer:
−
Een extra gelegenheid om een tentamen te mogen afleggen
Iedere student heeft twee gelegenheden om een tentamen af te leggen. Normaal gesproken is dat
het tentamen na afsluiting van de OWE en de herkansing. Het kan zijn dat een student bij een van
deze gelegenheden niet in staat is het tentamen af te leggen. Hij/zij kan dan een verzoek indienen
om een derde gelegenheid te verkrijgen. De commissie beziet dan of er ten tijde van een van de
eerste twee kansen sprake was van overmacht (bv. ziekte, operatie, overlijden) of zeer specifieke
bijzondere omstandigheden. De commissie kijkt verder naar de actie van de student die hij/zij ondernomen heeft op het moment dat duidelijk is, dat hij/zij niet kon deelnemen (afmelden voor tentamen, direct contact opnemen met Slb’er). Zo nodig wordt ook naar een bewijs gevraagd die de
afwezigheid kan staven.
De examenadviescommissie gaat er vanuit dat een student die deel gaat nemen aan een tentamen ook in staat is dat tentamen af te leggen. Hij/zij kan dan niet later naar voren brengen, dat
hij/zij niet goed in staat was het tentamen af te leggen. Alleen in het geval dat zich tijdens het ten-
235
−
−
−
−
−
tamen een niet onvoorzienbare bijzondere situatie voordoet, kan dan leiden tot het toekennen van
een derde gelegenheid.
Tot slot moet het verzoek tijdig zijn ingediend, dat wil zeggen binnen 14 dagen na het niet kunnen
deelnemen aan het tentamen. Is dat laatste niet het geval dan wordt het verzoek in principe nietontvankelijk verklaard.
Extra tentamen- en onderwijsfaciliteiten / Topsportfaciliteiten
In het verlengde van het studeren met een functiebeperking of het combineren van de studie met
het beoefenen van topsport kan de student een extra voorziening aanvragen. Zie hiervoor de informatie op Scholar. De examenadviescommissie MWD moet deze extra faciliteiten goedkeuren.
Klachten rondom het beoordelen van tentamens en examens
De examenadviescommissie MWD hanteert als hoofdregel dat een student die het niet eens is
met een beoordeling daarover eerst moet aankloppen bij de examinator. Alleen als deze op onredelijke gronden of vanwege procedurele fouten een beoordeling handhaaft, zal de examenadviescommissie kunnen beslissen dat een tentamen/examen opnieuw beoordeeld moet worden.
Klachten rondom de omstandigheden waaronder een tentamen of examen werd afgenomen
De examenadviescommissie kan bij terechte klachten oordelen dat een tentamen of examen opnieuw moet worden afgenomen, maar dat zal niet snel gebeuren. De commissie verzamelt wel
deze klachten om de geconstateerde problemen structureel aan te pakken.
Verzoeken vrijstelling
Verzoeken om een vrijstelling of vrijstellingen moeten in eerste instantie worden ingediend bij de
coördinator vrijstellingen (c.q. de administratie MWD). Onderzocht zal dan worden of student voor
een vrijstelling/ vrijstellingen in aanmerking komt. In de meest gevallen moet de examenadviescommissie uiteindelijk besluiten dat een vrijstelling al dan niet wordt verstrekt.
Verzoeken vrije minoren
In de hoofdfase van de studie kan een student een zogenaamde vrije minor gaan volgen. Zie voor
meer informatie over de vrije minor op Scholar. De examenadviescommissie geeft een advies
over de door student voorgestelde vrije minor aan de examencommissie ISS die formeel haar
goedkeuring moet hechten aan de gekozen vrije minor. Het verzoek moet dus eerst bij de examenadviescommissie MWD worden ingediend. Deze zorgt er voor dat het verzoek met het advies
terecht komt bij de Examencommissie ISS. De student ontvangt vervolgens van die commissie
(Examencommissie ISS) nader bericht.
Om alle gegevens die voor het behandelen en bespreken van een verzoek of klacht nodig zijn, bij
elkaar te hebben, moet men gebruik maken van de voorgeschreven formulieren. In een zo grote organisatie als de onze is dat helaas onvermijdbaar. Deze formulieren kunnen per onderwerp verschillend
zijn. Kijk op Scholar of vraag een en ander na bij de slb’er.
Het e-mailadres van de examenadviescommissie MWD is: [email protected]
Examencommissie ISS
Contact met de Examencommissie ISS verloopt via de ambtelijk secretaris van de Examencommissie,
Theo Teeuwen. Hij is te bereiken via het volgende e-mailadres: [email protected].
9.4
Team Internationalisering
De beroepspraktijk van MWD is als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen in toenemende mate
internationaal georiënteerd en multi- en intercultureel van karakter. MWD wil professionals opleiden
die in staat zijn om te gaan met culturele diversiteit en die hun beroep in internationaal perspectief
kunnen ontwikkelen. MWD wil daarom dat al haar studenten in aanraking komen met internationalise14
ring , in ieder geval binnen het reguliere curriculum (internationalisering@home), en mogelijk door
activiteiten in het buitenland (studentenmobiliteit).Het team heeft de volgende aandachtsgebieden
15
waar zij diverse activiteiten voor initiëren, monitoren en/of coördineren :
- Uitgaande en inkomende studentmobiliteit (stage en studie in het buitenland);
- Internationalisering medewerkers en docentmobiliteit;
- Internationalisering kennisdeling, onderhouden van internationale partnerschappen
14
Onder internationalisering wordt hier verstaan: ‘het proces van het integreren van een internationale, interculturele of globale
dimensie in het doel, functie en aanbod van het Hoger Onderwijs’(NUFFIC, INKT, Jane Knight)
15
Jaarverslag en Activiteitenplan team Internationalisering (20212). J. Lakerveld.
Position paper Internationalisering MWD (2013). P. Taken.
236
Voor meer informatie over studeren, onderzoek en/of stage lopen in het buitenland kun je contact
opnemen met het Team Internationalisering: [email protected] en/of [email protected]
9.5
tie
Betrokkenheid van studenten bij de kwaliteit van onderwijs en organisa-
Om de kwaliteit van het onderwijs voortdurend te onderzoeken en te verbeteren is de betrokkenheid
van de diverse belanghebbende partijen en geledingen van belang:
Gesprekspartners zijn:
−
onze medewerkers: docenten en ondersteuners;
−
het beroepenveld (Werkveldadviesraad, instellingen waar studenten hun praktijkwerk doen, instele
lingen en lectoraten die opdrachtgever zijn voor praktijkgericht onderzoek in het 4 jaar.);
−
studenten;
−
alumni.
De opleiding hecht veel waarde aan de actieve betrokkenheid van onze studenten bij de evaluatie en
verbetering van de kwaliteit van onderwijs en organisatie.
Studenten kunnen hierbij op verschillende manieren actief deelnemen:
A. Studenten worden uitgenodigd hun ervaringen en opvattingen over onderwijs en organisatie kenbaar te maken via de NSE, de Nationale Studenten Enquête die jaarlijks wordt afgenomen. De opleiding analyseert de uitkomsten en werkt waar relevant aan verbeteracties.
B. Studenten worden uitgenodigd om hun ervaringen en opvattingen over het onderwijs van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening kenbaar te maken door de vragenlijsten over het
onderwijs en de toetsing in te vullen die regelmatig digitaal wordt uitgezet. Bij de updating van betreffend onderwijs en toetsing wordt hun input meegewogen
C. In de studieloopbaanbijeenkomsten van de lesgroepen (Leerlijnen Professionele Ontwikkeling)
wordt elke periode teruggekeken op de ervaringen van studenten met het onderwijs en op de organisatie van het onderwijs. De studentenvertegenwoordigers nemen de input van hun groep mee naar
het studentenoverleg Bij de updating van betreffend onderwijs en toetsing wordt hun input meegewogen
D. Studentenoverleg: elk studiejaar kent een studentenoverleg.
Elke lesgroep kiest een vertegenwoordiger voor dat studentenoverleg.
Het studentenoverleg is een belangrijk orgaan van de opleiding waar het gaat om alle mogelijke onderwerpen die het onderwijs en de organisatie daarvan in het studiejaar van de lesgroepen betreffen.
Voorzitter van het studentenoverleg is de jaarcoördinator van het betreffende studiejaar:
In het studentenoverleg zullen steeds een teamleider en/of de beroepstaakcoördinator aanwezig zijn
om te reageren op vragen van studenten en waar relevant toelichting te geven op het effect van eerdere verbeteracties. Het studentenoverleg wordt vier maal per jaar gehouden.
Naast het studentenoverleg:
−
Elke lesgroep wordt in elke periode in lesweek 3 gemaild door de jaarcoördinator die vraagt of
de groep vragen/knelpunten heeft in verband met het onderwijs in die periode. Eén student mailt
de student namens de groep. De jaarcoördinator reageert meteen per mail op de vragen.
−
Jaarcoördinatoren hebben elke periode ook een telefonisch spreekuur van 45 minuten. Studenten
kunnen dan bellen of langskomen met hun vragen.
E. Opleidingscommissie
Het Instituut Sociale Studies (ISS) kent een opleidingscommissie. Deze heeft altijd adviesrecht en
heeft instemmingsrecht over het Onderwijsstatuut en het Opleidings- en Examenreglement. In de opleidingscommissie van het ISS zijn studenten en docenten van de deelcommissies van de opleidingen
vertegenwoordigd.
Elke opleiding van het ISS heeft een deelcommissie van de opleidingscommissie. De deelcommissie,
opleidingscommissie MWD, adviseert gevraagd en ongevraagd over onderwijszaken van de opleiding en is vertegenwoordigd in de opleidingscommissie van het Instituut. Als student of docent kun je
via de opleidingscommissie MWD meedenken over het onderwijs en de organisatie van jouw oplei237
ding. De helft van de opleidingscommissie bestaat uit studenten, gekozen door studenten, de andere
helft bestaat uit docenten, gekozen door docenten van de opleiding.
De opleidingscommissie organiseert minstens 1 keer per jaar een lunchoverleg met alle studentvertegenwoordigers. Daar worden aspecten van het onderwijs en van de organisatie besproken die de
studentleden van de commissie voor hun achterban van belang vinden.
Wil je meer weten over de opleidingscommissie, neem dan contact op met [email protected]
Zie ook: https://online.han.nl/sites/8-ISS-MWD-ALG/Dummysite/Opleidingscommissie.
F. Faculteit en Hogeschool
De Faculteit Gedrag, Gezondheid en Maatschappij (GGM), waar het Instituut Sociale Studies (ISS)
deel van uitmaakt kent een Faculteits-/Medezeggenschapsraad. Studenten van de Faculteit zijn hierin
vertegenwoordigd. De FMR heeft instemmings-, dan wel adviesrecht over belangrijke zaken die onderwijs en organisatie van de Faculteit aangaan.
De Hogeschool Arnhem Nijmegen als geheel kent een Centrale Medezeggenschapsraad.
G. Alumni
De opleiding MWD vindt het belangrijk om goede contacten te onderhouden met de afgestudeerde
studenten: onze alumni. Wij willen een zo groot mogelijke binding realiseren, die zowel voor de afgestudeerden als voor de opleiding van meerwaarde kan zijn.
Wat kun je verwachten?
−
2x per jaar een Alumni Nieuwsbrief MWD, website Alumni MWD.
−
uitnodiging voor een conferentie.
−
taak als buitenexaminator bij integrale eindtoetsen, vraag voor een gastles etc.
−
als je twee jaar bent afgestudeerd kun je een vragenlijst van de opleiding verwachten: hoe kijk je
terug op de kwaliteiten van de opleiding nu je al een tijdje werkzaam bent in het veld?
Voel je ervoor om bij de opleiding betrokken te blijven, dan kun je je aanmelden in je laatste jaar.
Contactpersonen: Willem Verstijnen, aandachtsfunctionaris
Peggy Benda, secretariaat [email protected]
H. SMAC
De Sociaal Maatschappelijke Activiteiten Commissie organiseert jaarlijks enkele feesten (gala!) én
cultureel maatschappelijke activiteiten. Wij, 5 à 6 studenten en 1 docent, Herman Janssen, doen dit
om studenten en medewerkers van MWD de gelegenheid te geven elkaar ook buiten het onderwijs
om te ontmoeten! http://smacommissie.hyves.nl
Wil je mee organiseren? Je bent welkom! Vraag je studieloopbaanbegeleider bij wie je moet zijn!
9.6
Postvakken studenten
Iedere student heeft een postvak in de vorm van een hangmap.
e
De ladekasten met deze hangmappen zijn te vinden op de 4 verdieping, tussen A-vleugel en Dvleugel, op de gang naast het fotokopieerapparaat.
9.7
Postvakken docenten
De postvakken van de docenten MWD kun je vinden op de begane grond, C-vleugel, tegenover de
conciërges.
9.8
Verkoop van leermiddelen (Readers en ander studiemateriaal)
Reader en ander studiematerialen zijn te koop bij de HAN SHOP.(begane grond in de hal van de Dvleugel).
238
9.9
Lesdagen en lestijden
Lesdagen en lestijden voor de voltijdvariant
(zie aan het eind van dit hoofdstuk het standaard rooster van lesuren en lestijden.)
e
e
1 en 2 jaar
Op elke werkdag van de week kunnen les- en andere bijeenkomsten ingeroosterd worden.
De dinsdagavond kan optioneel ingeroosterd worden voor lessen en/of toetsen.
Voor de propedeuse wordt de woensdag niet ingeroosterd in verband met praktijkwerk.
Voor het tweede jaar wordt de woensdag of de donderdag niet ingeroosterd in verband met praktijkwerk. Welke dag dat is, is afhankelijk van de shift waarin je bent ingedeeld.
e
3 jaar
Lesbijeenkomsten voor shift A (even lesweken) op donderdag en optioneel op donderdagavond.
Lesbijeenkomsten voor shift B (oneven lesweken) op vrijdag en optioneel op de donderdagavond.
Er wordt rekening gehouden met een max. van 11 lesuren op een dag.
e
4 jaar
• Onderzoek en Innovatie.
Streven is om de lesbijeenkomsten ondersteunend onderwijs op één á twee dagen in te roosteren.
• Minor.
Specifieke informatie over lesdagen en lestijden van de Minor is niet te geven. Elke Minor kent
een eigen planning van contacttijden, toetstijden, praktijkwerk en zelfstudie.
Lesdagen en lestijden voor de deeltijdvariant.
Het geroosterde onderwijs vindt plaats op de volgende lesdagen:
e
1 jaar
Maandagavond: 18.15-22.00 uur
Donderdag: 08.45-18.15 uur en optioneel tot 22.00 uur
e
2 jaar
Donderdag van 08.45-18.15 uur en optioneel tot 22.00 uur
Maandagavond: 18.15-21.15 uur: toetsen, inzage en herkansen
e
e
3 tot en met 4 jaar
Donderdag van 08.45-18.15 uur en optioneel tot 22.00 uur
e
e
Variant afstandsonderwijs (MWD-E) 3 en 4 jaar.
Er zijn 8 trainingsdagen per studiejaar, 2 per onderwijsperiode, op de volgende zaterdagen:
1 september, 29 september, 24 november, 8 december, 9 februari, 9 maart, 27 april en 25 mei.
e
e
De lesbijeenkomsten zijn: 2 uur tot en met 10 uur (zie overzicht van lesuren hieronder).
Daarnaast zijn er “toetsdagen”.
Er zijn twee cycli van trainingsdagen: één van september tot en met juni en één van februari tot en
met december. Er zijn twee instapmogelijkheden: in september of in februari.
239
9.10
Standaardoverzicht van lesuren en lestijden
Lesuur
Lestijd
0
08:00
08:45
1
08:45
09:30
2
09:30
10:15
pauze
3
10:30
11:15
4
11:15
12:00
5
12:00
12:45
6
12:45
13:30
7
13:30
14:15
8
14:15
15:00
pauze
9
15:15
16:00
10
16:00
16:45
11
16:45
17:30
12
17:30
18:15
13
18:15
19:00
14
19:00
19:45
15
19:45
20:30
16
20:30
21:15
17
21:15
22:00
240
9.11 Indeling van het studiejaar
Week
Datum
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
18-aug-14
start
1
25-aug-14
start
2
1-sep-14
1.1
3
8-sep-14
1.2
4
15-sep-14
1.3
5
22-sep-14
1.4
6
29-sep-14
1.5
7
6-okt-14
1.6
8
13-okt-14
1.7
9
20-okt-14 herfstvakantie
27-okt-14
1.8
10
P/week
45
3-nov-14
1.9
11
46
10-nov-14
2.1
12
47
48
49
50
51
52
1
2
3
4
5
17-nov-14
2.2
13
24-nov-14
2.3
14
1-dec-14
2.4
15
8-dec-14
2.5
16
15-dec-14
2.6
17
22-dec-14 kerstvakantie
29-dec-14 kerstvakantie
5-jan-15
2.7
18
12-jan-15
2.8
19
19-jan-15
2.9
20
26-jan-15
2.10
21
6
2-feb-15
7
8
9
10
11
12
13
14
15
9-feb-15
16-feb-15
23-feb-15
2-mrt-15
9-mrt-15
16-mrt-15
23-mrt-15
30-mrt-15
6-apr-15
16
13-apr-15
3.10
31
17
20-apr-15
4.1
32
18
27-apr-15
4.2
33
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29 - 33
34
4-mei-15
meivakantie
11-mei-15
4.3
34
18-mei-15
4.4
35
25-mei-15
4.5
36
1-jun-15
4.6
37
8-jun-15
4.7
38
15-jun-15
4.8
39
22-jun-15
4.9
40
29-jun-15
4.10
41
6-jul-15
afsluit 42
13-jul-15
zomervakantie
17-aug-15
start
1
3.1
Onderwijsweek
22
3.2
23
voorjaarsvakantie
3.3
24
3.4
25
3.5
26
3.6
27
3.7
28
3.8
29
3.9
30
Bijzonderheden
Herkansingen / opstart
HAN introductie
e
Start 1 semester
20 t/m 26 oktober
Kerstmis, donderdag 25 + vrijdag 26 december
Nieuwjaar, donderdag 1 januari
e
Start 2 semester. ISS International Week 2015
Carnaval 16 t/m 22 februari
World Social Work Day: dinsdag 17 maart
Goede Vrijdag, 3 april
Pasen, zondag 5 april - maandag 6 april
Koningsdag, maandag 27 april
Bevrijdingsdag, dinsdag 5 mei
Hemelvaartsdag: donderdag 14 + vrijdag 15 mei
Pinksteren, zondag 24 + maandag 25 mei
Diploma-uitreikingen / jaarafsluiting
Herkansingen / opstart
241
Bijlagen
Bijlage 1: Body of Knowledge Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
De maatschappelijk werker heeft voor de uitvoering van zijn taken kennis en vaardigheden nodig.
Onderstaande tabel is overgenomen uit Het kader door sociaal-agogische opleidingen (2008) en aangevuld met specifieke theorieën en methodieken die in het maatschappelijk werk gebruikelijk zijn.
Deze body of knowledge and skills is het fundament van de eindkwalificaties van de HBO opleiding
MWD.
Kennisgebied:
Sociologie
Politicologie
Culturele antropologie
Psychologie en psychiatrie
Biologie, geneeskunde en gezondheidskunde
Orthopedagogie en socialisatietheorie
Ethiek
Levensbeschouwing en filosofie
Recht, economie en maatschappijleer
Organisatiekunde
Sociaal onderzoek en innovatie
Agogiek
Communicatietheorie
Systeemtheorie
Taken en methodieken van het
maatschappelijk werk
Met het oog op:
Bredere sociale context (buurt, maatschappelijke participatie, woonomgeving); kennis van sociale ongelijkheid; kennis van uitsluitingsmechanismen
Politiek en maatschappelijk bestel; de democratische rechtstaat
Verschillende culturen; diversiteit in samen wonen en samen leven
Ontwikkeling van de persoonlijkheid; ontwikkeling van persoonsmodaliteiten;
percepties en emoties; (cognitieve) gedragsbenaderingen, non-directieve en
directieve benaderingen; omgevingspsychologische en ecologische benaderingen; gezond en afwijkend gedrag; intrapsychische en psychiatrische stoornissen; motivatie en attributie
De menselijke natuurlijke gegevenheid en betekenis ervan voor het welbevinden (fysieke eigenschappen, gezondheid en ziekte)
Directe opvoedingsomgeving en problemen met opvoeden, ouders, familie
Waarden, normen, beroepscode, beroepsethiek, argumentatie, morele attitude
Mens- en maatschappijvisie, zingeving, historisch besef
Arbeid, Inkomen, sociale zekerheid, actuele wetgeving en haar consequenties voor het maatschappelijk werk (bijv. WMO), strafrecht
Organisatiestructuren en culturen, leiding geven en beleid maken, samenwerken, beheersmatige aspecten van een organisatie, financiële aspecten
van een organisatie
Kennis van onderzoeksmethoden en – vaardigheden op het gebied van praktijkgericht onderzoek en ontwerponderzoek t.b.v. beroepsinnovatie; evidence
based en practice based werken
Systematisch en normatief werken, veranderingskundig denken en werken
Communicatieve vaardigheden als luisteren, uitleggen, spreken in het openbaar, sociale vaardigheden
Systeembenadering, toegepast in de communicatietheorie en in processen
waarbij de interactie tussen personen en hun leefomgeving en dagelijkse
leefsituaties, zoals gezinnen en partnerrelaties plaatsvinden
Systeemgerichte, ecologische en contextuele benadering; groepsmaatschappelijk werk; materiële hulpverlening; netwerkbenadering; outreachende benadering; ervaringsgerichte psychosociale benadering; taakgerichte hulpverlening; crisisinterventie; oplossingsgerichte hulpverlening
242
Bijlage 2: Eindkwalificaties, competenties en indicatoren MWD
Segment 1: Directe en indirecte hulpverlening.
MWD competentie 1
Contact leggen met cliënten, zich oriënteren op vragen, problemen en mogelijkheden van cliënten en
in dialoog hun vragen en problemen analyseren en diagnosticeren.
Dit betekent:
Een maatschappelijk
werker doet dit:
Logisch consistent
De maatschappelijk werker:
(systematisch, metho- werkt bij het oriënteren en analyseren methodisch (doelgericht,
disch, doelgericht)
systematisch en procesmatig)
- geeft bij de bespreking en analyse van problemen evenwichtig
aandacht aan objectieve, subjectieve en normatieve aspecten
- geeft de door de cliënt geformuleerde hulpvraag en de problemen
herkenbaar en geordend weer
- onderscheidt helder problemen, oorzaken, gevolgen, mogelijkheden, wensen en verwachtingen van de cliënt
- onderscheidt feiten, normen en belevingen volgens de bijbehorende richtlijnen
- vult formulieren volgens bijbehorende richtlijnen in
- heeft aandacht voor persoons-, omgevings- en maatschappijgebonden aspecten (niveaus) en betrekt deze bij de gespreksonderwerpen
- verkent mogelijke hulpbronnen in de omgeving van de cliënt of binnen het eigen systeem die ondersteunend kunnen zijn bij de oplossing van problemen
- bespreekt welke anderen uit het cliëntsysteem bij de hulpverlening
kunnen worden betrokken
- komt vanuit een analyse tot de centrale problematiek en geeft deze
kernachtig weer
Onderbouwd
De maatschappelijk werker:
- combineert inzichten uit verschillende disciplines om te komen tot
keuzes in het eigen handelen en verantwoordt het eigen handelen
normatief, methodisch en theoretisch
- verantwoordt zich over keuzes bij het signaleren van spanningsvelden in de communicatie
- verantwoordt zich over de thema’s die hij aanroert
- gebruikt sociaalwetenschappelijke concepten, modellen en theorieën ter onderbouwing van zijn analyse
- maakt gebruik van informatiebronnen voor sociale en/of juridische
informatie
Normatief (volgens de
beroepscode)
De maatschappelijk werker:
- benoemt en verantwoordt zijn positie in de hulpverlening vanuit beroepswaarden en/of werksetting
- toont in het contact respect voor verschillen in visie en levensbeschouwing, bespreekt deze en benoemt de eventuele consequenties voor de hulpverlening
- hanteert in het contact met de cliënt de volgende dilemma’s: afstand en nabijheid, sturing geven en eigen verantwoordelijkheid latend, vrijwilligheid en dwang
Interactief (afgestemd)
De maatschappelijk werker:
- werkt voortdurend in dialoog met de cliënt
- toont zich actief in het signaleren van spanningsvelden en dilemma’s in de communicatie met de cliënt en maakt deze bespreekbaar met de cliënt
- hanteert zowel probleeminhoudelijke als interactiegerichte interven243
-
-
Persoonlijk (authentiek)
ties
sluit aan op de vraag en de belangen van de cliënt
maakt zijn werkwijze transparant door: adequate samenvattingen
te geven die gericht zijn op de afronding van een gespreksthema
en door de cliënt te attenderen op de samenhang tussen bepaalde
gespreksthema’s
bejegent de cliënt met begrip, stelt de cliënt op zijn gemak en sluit
aan bij diens niveau en belevingswereld
De maatschappelijk werker:
- onderzoekt kritisch het eigen handelen en gaat na of gedragingen
/ reactiepatronen vaker voorkomen, of al dan niet verandering
wenselijk is en welke gedragsalternatieven mogelijk zijn in toekomstige situaties waarin contact gelegd moet worden t.b.v. oriëntatie en analyse
- toont zich bewust van zijn persoonlijke overtuigingen, kwaliteiten
en valkuilen en maakt deze zo nodig bespreekbaar in situaties
waarin contact gelegd moet worden t.b.v. oriëntatie en analyse
- toont zich bewust van de eigen beroepsidentiteit, kan deze koppelen aan zijn professionele rol en zet deze effectief in bij het leggen
van contact, het oriënteren en analyseren
Segment 1: Directe en indirecte hulpverlening.
MWD competentie 2
Op basis van een analyse en een diagnose en in dialoog met de cliënt doelen formuleren en een plan
van aanpak ontwerpen gericht op het tot zijn recht komen van de cliënt in wisselwerking met zijn of
haar omgeving.
Dit betekent:
Een maatschappelijk
werker doet dit:
Logisch consistent
De maatschappelijk werker:
(systematisch, metho- werkt bij het formuleren van doelen en het ontwerpen van een plan
disch, doelgericht)
methodisch (doelgericht, systematisch en procesmatig)
- formuleert haalbare doelen op persoons- en omgevingsniveau.
- legt verbinding tussen de probleemformulering, het na te streven
doel en de activiteiten die nodig zijn om tot de gewenste verandering te komen
- legt verbinding tussen de doelen van de hulpverlening en de partijen of instanties die bij de hulpverlening betrokken kunnen worden
- stemt de keuze voor methodieken en vormen van hulpverlening af
op de aard van de vraag, de situatie van de cliënt, de functie en het
aanbod van de instelling
Onderbouwd
De maatschappelijk werker:
- verwoordt en beargumenteert welke activiteiten, methodieken en
interventies hij wil inzetten om de doelen voor de cliënt en/of het
cliëntsysteem te bereiken
- beargumenteert in gesprek met de cliënt over het hulpverleningsplan een eventuele samenwerking met en/of verwijzing naar een
ander hulpverlenende organisatie
- combineert inzichten uit verschillende disciplines om te komen tot
keuzes in het eigen handelen en verantwoordt het eigen handelen
normatief, methodisch en theoretisch
- baseert zich bij het maken van keuzes voor methodieken en vormen van hulpverlening op waardeoriëntaties, praktijkinzichten, sociaal wetenschappelijke inzichten en onderzoeksresultaten
Normatief (volgens de
De maatschappelijk werker:
244
beroepscode)
-
neemt de privacyregels in acht bij de afstemming over het plan van
aanpak met andere partijen
Interactief (afgestemd)
De maatschappelijk werker:
- formuleert doelen en ontwerpt een plan in samenspraak met de cliënt
- sluit bij het formuleren van doelen aan op de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt en/of het cliëntsysteem
- betrekt de cliënt bij het opstellen van het hulpverleningsplan en
toetst of het voldoende aansluit bij de hulpvraag en wensen van de
cliënt en gaat na of deze bereid en in staat is volgens het afgesproken plan van aanpak te werken
- bejegent de cliënt met begrip, stelt de cliënt op zijn gemak en sluit
aan bij diens niveau en belevingswereld
- betrekt werkwijzen en visies van de verschillende hulp- en dienstverleners bij het opstellen van het plan van aanpak, stemt deze op
elkaar af en communiceert deze met de cliënt en de andere partijen.
Persoonlijk (authentiek)
De maatschappelijk werker:
- onderzoekt kritisch het eigen handelen en gaat na of gedragingen
/ reactiepatronen vaker voorkomen, of al dan niet verandering
wenselijk is en welke gedragsalternatieven mogelijk zijn in toekomstige en/of vergelijkbare situaties waarin een ontwerp gemaakt
moet worden
- toont zich bewust van zijn persoonlijke overtuigingen, kwaliteiten
en valkuilen en maakt deze zo nodig bespreekbaar in situaties
waarin een ontwerp gemaakt moet worden
- toont zich bewust van de eigen beroepsidentiteit, kan deze koppelen aan zijn professionele rol en zet deze effectief in bij het ontwerpen van een plan van aanpak
Segment 1: Directe en indirecte hulpverlening.
MWD competentie 3
Methodisch het ontworpen plan van aanpak uitvoeren: informatieve en psychosociale hulpverlening
geven aan cliënten
Dit betekent:
Een maatschappelijk
werker doet dit:
Logisch consistent
De maatschappelijk werker:
(systematisch, metho- werkt bij het uitvoeren van het plan van aanpak methodisch (doeldisch, doelgericht)
gericht, systematisch en procesmatig)
- hanteert bij het realiseren van wensen en doelen van de cliënt verschillende methodieken, interventies en hulpverleningsvormen
naast elkaar (zoals begeleiden, ondersteunen, adviseren, pleitbezorging, bemiddelen, coördineren van hulp- en dienstverlening,
trainen en voorlichten)
- betrekt waar nodig meerdere leden van het cliëntsysteem bij de
hulpverlening en bedient zich daarbij van de gangbare methodieken en hulpverleningsvormen van het maatschappelijk werk
- evalueert in samenspraak met de cliënt tussentijds en aan het einde van het traject de doelen, effecten en gevolgde werkwijze en
doet op basis hiervan, in samenspraak met de cliënt, voorstellen tot
bijstelling van de doelen en/of werkwijze, eventuele samenwerking
of verwijzing
- stelt de effecten en behaalde resultaten van de hulpverlening vast
Onderbouwd
De maatschappelijk werker:
245
-
-
onderbouwt de verschillende methodieken die hij hanteert naar de
cliënt toe
maakt gebruik van informatiebronnen voor sociale en/of juridische
informatie
combineert inzichten uit verschillende disciplines om te komen tot
keuzes in het eigen handelen en verantwoordt het eigen handelen
normatief, methodisch en theoretisch
onderbouwt welke keuzes hij maakt m.b.t. doelen en werkwijzen
onderbouwt welke keuzes hij maakt in communicatie, proces, samenwerking met derden
Normatief (volgens de
beroepscode)
De maatschappelijk werker:
- benoemt en verantwoordt zijn positie in de hulpverlening vanuit beroepswaarden en/of werksetting (bijv. bij voorwaardelijke of gedwongen hulpverlening)
- hanteert in contact met de cliënt de dilemma’s: afstand en nabijheid, sturing geven en eigen verantwoordelijkheid latend, vrijwilligheid en dwang
Interactief (afgestemd)
De maatschappelijk werker:
- hanteert in samenwerking met andere hulpverleners en disciplines
verschillen in opvattingen, zienswijzen en belangen en weet daarbij
een eigen onderbouwd standpunt in te nemen
- bejegent de cliënt met begrip, stelt de cliënt op zijn gemak en sluit
aan bij diens niveau van belevingswereld
- toont in contact met de cliënt respect voor verschillen in visie en levensbeschouwing, bespreekt deze en benoemt de eventuele consequenties voor de hulpverlening
Persoonlijk (authentiek)
De maatschappelijk werker:
- onderzoekt kritisch het eigen handelen en gaat na of gedragingen
/ reactiepatronen vaker voorkomen, of al dan niet verandering
wenselijk is en welke gedragsalternatieven mogelijk zijn in toekomstige en/of vergelijkbare hulpverleningssituaties
- toont zich bewust van zijn persoonlijke overtuigingen, kwaliteiten
en valkuilen en maakt deze zo nodig bespreekbaar in hulpverleningssituaties
- toont zich bewust van de eigen beroepsidentiteit, kan deze koppelen aan zijn professionele rol en zet deze effectief in bij het uitvoeren van een plan van aanpak
Segment 1: Directe en indirecte hulpverlening.
MWD competentie 4
Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij die problemen voor cliënten en doelgroepen
veroorzaken, signaleren en beïnvloeden door deze onder de aandacht te brengen van verantwoordelijke instanties en initiatieven te nemen tot preventieve activiteiten en belangenbehartiging.
Dit betekent:
Een maatschappelijk
werker doet dit:
Logisch consistent
De maatschappelijk werker:
(systematisch, metho- schenkt evenwichtig aandacht aan objectieve, subjectieve en nordisch, doelgericht)
matieve aspecten
- werkt methodisch (doelgericht, systematisch, procesmatig) in het
onder de aandacht brengen van signalen en het beïnvloeden van
de sociale omstandigheden van de doelgroep
- is resultaatgericht in het verantwoorden van het belang van het
signaal en de voorstellen voor verandering of preventieve interventies naar de verantwoordelijke personen
246
-
-
-
analyseert signalen multicausaal en legt een logische verbinding
met de daaruit voortvloeiende aangrijpingspunten voor een preventieve of belangenbehartigingsmaatregel
verantwoordt de gekozen strategie vanuit het moment van de interventie (primair, secundair, tertiair) en het niveau van de interventie
(micro, meso, macro)
evalueert effecten in relatie tot het plan en het doel van de maatregel
realiseert noodzakelijke organisatorische, financiële en juridische
randvoorwaarden
Onderbouwd
De maatschappelijk werker:
- beargumenteert de keuze om een signaal op te pakken met behulp
van de criteria relevantie, ernst, frequentie en specificiteit en maakt
hierbij gebruik van praktijkinzichten, sociaal wetenschappelijke inzichten en onderzoeksresultaten
- combineert inzichten uit verschillende disciplines om te komen tot
keuzes in het eigen handelen en verantwoordt het eigen handelen
normatief, methodisch en theoretisch.
- maakt gebruik van kennis en inzichten van maatschappelijke / sociaal-culturele ontwikkelingen, kennis uit praktijkonderzoek en sociale wetenschappen
Normatief (volgens de
beroepscode)
De maatschappelijk werker:
- geeft bij het oppakken van signalen prioriteit aan groepen in de
samenleving die door hun marginale positie niet of nauwelijks in
staat zijn om voor hun eigen belangen op te komen
- toont zich in de communicatie met verschillende partijen transparant over de eigen positie, betrokkenheid en inzet
- verantwoordt de gekozen strategie vanuit de achterliggende visie
op mens, hulpverlening en samenleving en de maatschappelijke
en/of culturele (preventieve) doelstellingen
Interactief (afgestemd)
De maatschappelijk werker:
- zoekt actieve samenwerking met die organisaties die zijn taakstelling raken en maakt actief gebruik van netwerken, samenwerkingsverbanden, collega’s en andere professionals in het werkveld om
signalen op te pakken
- verkent en staat open voor de opvattingen, argumenten en belangen van verschillende partijen
- verkrijgt draagvlak bij de betrokken personen en instanties
- geeft en vraagt actief om collegiale consultatie en feedback, met
oog op adequaat signaleren en handelen in de betreffende beroepssituatie
Persoonlijk (authentiek)
De maatschappelijk werker:
- neemt een persoonlijke, kritische en lerende houding aan in het
gesprek met de verschillende partijen
- onderzoekt kritisch het eigen handelen en gaat na of gedragingen
/ reactiepatronen vaker voorkomen, of al dan niet verandering
wenselijk is en welke gedragsalternatieven mogelijk zijn in toekomstige en/of vergelijkbare situaties
Segment 2: Werken in en vanuit een arbeidsomgeving.
MWD competentie 5
In mono- dan wel multidisciplinair teamverband samenwerken met vrijwilligers, medewerkers en functionarissen zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie.
247
Een maatschappelijk
werker doet dit:
Logisch consistent
(systematisch, methodisch, doelgericht)
Dit betekent:
De maatschappelijk werker:
- levert een inhoudelijke bijdrage aan het vaststellen van gemeenschappelijke doelen in teamverband en het planmatig realiseren
daarvan
- schenkt in teambesprekingen evenredige aandacht aan objectieve, subjectieve en normatieve aspecten die zich in de samenwerking voordoen
Onderbouwd
De maatschappelijk werker:
- stelt vragen over ingenomen standpunten en onderliggende belangen, en plaats deze in het perspectief van gemeenschappelijke
belangen
- profileert het eigen beroep en beroepsmatig handelen vanuit het
beroepsprofiel, de beroepscode, sociaalwetenschappelijke inzichten en onderzoeksresultaten en verantwoordt dit in een multidisciplinaire setting
- combineert inzichten uit verschillende disciplines om te komen tot
keuzes in het eigen handelen en verantwoordt het eigen handelen
normatief, methodisch en theoretisch
- verwoordt en verantwoordt in de samenwerking het eigen handelen naar anderen
Normatief (volgens de
beroepscode)
De maatschappelijk werker:
- bespreekt op een open en constructieve manier verschillen in opvattingen, tegenstrijdige belangen en conflicten
- stuurt bij meningsverschillen en conflicten aan op oplossingen die
draagvlak hebben en doet hierbij recht aan de posities van alle betrokken partijen
Interactief (afgestemd)
De maatschappelijk werker:
- neemt het initiatief om in het team de verschillende taken en rollen
te bespreken, te beargumenteren en te verdelen rekening houdend
met in het team aanwezige kwaliteiten en doelen op organisatie- en
teamniveau
- gaat in op de ideeën van anderen, onderzoekt deze op bruikbaarheid en bespreekt mogelijkheden voor afstemming van taken, rollen en werkwijzen
- geeft en vraagt actief om collegiale consultatie en met het oog op
adequaat handelen in de betreffende beroepssituatie
Persoonlijk (authentiek)
De maatschappelijk werker:
- combineert in de samenwerking persoonlijke inzichten en inzichten uit de verschillende disciplines om te komen tot keuzes in het
eigen handelen en kan deze keuzes benoemen en verantwoorden
naar samenwerkingspartners
- onderzoekt kritisch het eigen handelen en gaat na of gedragingen
/ reactiepatronen vaker voorkomen, of al dan niet verandering
wenselijk is en welke gedragsalternatieven mogelijk zijn in toekomstige en/of vergelijkbare samenwerkingssituaties
- toont zich bewust van zijn persoonlijke overtuigingen, kwaliteiten
en valkuilen en maakt deze zo nodig bespreekbaar met samenwerkingspartners
- toont zich bewust van de eigen beroepsidentiteit, kan deze benoemen en kan deze effectief inzetten bij de samenwerking
248
Segment 2: Werken in en vanuit een arbeidsomgeving.
MWD competentie 6
Leiding en (werk)begeleiding geven aan medewerkers en vrijwilligers
Dit betekent:
Een maatschappelijk
werker doet dit:
Logisch consistent
De maatschappelijk werker:
(systematisch, metho- voert doelgericht begeleidingsgesprekken uit, gericht op het ontdisch, doelgericht)
wikkelen van reflectievermogen en het vergroten van competenties bij vrijwilligers, medewerkers en/of stagiaires (coaching, training, intervisie)
- beschrijft gewenste resultaten van het (werkbege)leiding geven bij
de medewerkers, vrijwilligers en stagiaires
- maakt een ontwerp of voorstellen voor werk- en personeelsplanning
- leidt een (project)team resultaatgericht en stuurt daarbij zowel op
het proces als op de taak
- stuurt, aansluitend bij verantwoordelijkheden en bevoegdheden,
medewerkers, vrijwilligers en stagiaires (delegeren, instrueren)
aan, gericht op het vergroten van zelfsturing en zelfstandigheid
- werft en selecteert vrijwilligers volgens gestelde criteria
Onderbouwd
De maatschappelijk werker:
- verantwoordt de leiding en sturing die hij geeft op basis van theorieën over onder meer vergadertechnieken, groepsdynamica en
stijlen van leidinggeven
- past verschillende vormen van besluitvorming toe, verantwoordt
deze en benoemt verschillende alternatieve keuzen en hun consequenties voor het werk van anderen
- kan zijn werkwijze in leiding en begeleiding geven verantwoorden
op basis van theorieën (o.a. over organisatiekunde)
- combineert inzichten uit verschillende disciplines om te komen tot
keuzes in het eigen handelen en verantwoordt het eigen handelen
normatief, methodisch en theoretisch
- verantwoordt welke methoden van het geven van leiding dan wel
werkbegeleiding gehanteerd en toegepast zijn
- legt uit op welke wijze het geven van leiding en werkbegeleiding
de ontwikkeling en het leerrendement van de medewerker stuurt
- organiseert activiteiten ter verbetering van het functioneren van
een (project)team en kan zijn plan verantwoorden vanuit een analyse van het teamfunctioneren
Normatief (volgens de
beroepscode)
De maatschappelijk werker:
- hanteert conflicten tussen medewerkers (vrijwilligers, stagiaires) o.a. door te bemiddelen - en verantwoordt hoe daarbij de belangen van de organisatie en de belangen van medewerkers worden
afgewogen.
Interactief (afgestemd)
De maatschappelijk werker:
- stemt de stijl van leiding geven af op het ontwikkelingsniveau van
elk van de teamleden en behartigt daarbij zowel de individuele belangen als de belangen van de organisatie
- vraagt geregeld feedback aan collega’s met het oog op adequaat
handelen in de betreffende beroepssituatie
- verantwoordt bij een veranderingstraject hoe omgegaan wordt met
het spanningsveld tussen de doelen van de medewerkers (vrijwilligers en stagiaires) en die van de organisatie
Persoonlijk (authentiek)
De maatschappelijk werker:
- trekt op basis van feedback over het leidinggeven en werkbegelei249
-
-
-
ding geven aan professionals, conclusies voor het eigen handelen
onderzoekt kritisch het eigen handelen en gaat na of gedragingen
/ reactiepatronen vaker voorkomen, of al dan niet verandering
wenselijk is en welke gedragsalternatieven mogelijk zijn in toekomstige en/of vergelijkbare leidinggevende- of werkbegeleidingssituaties
toont zich bewust van zijn persoonlijke overtuigingen, kwaliteiten
en valkuilen en maakt deze zo nodig bespreekbaar in situaties van
leidinggeven- of werkbegeleiding
toont zich bewust van de eigen beroepsidentiteit, kan deze benoemen en koppelen aan de professionele rol en zet deze effectief
in bij het leiding- en werkbegeleiding geven
Segment 2: Werken in en vanuit een arbeidsomgeving.
MWD competentie 7
Voor hulp- en dienstverlening noodzakelijke beheersmatige activiteiten verrichten en organisatorische
voorwaarden creëren en bewaken.
Dit betekent:
Een maatschappelijk
werker doet dit:
Logisch consistent
De maatschappelijk werker:
(systematisch, metho- stemt zijn handelen (bijvoorbeeld bij verslaggeving, rapportage,
disch, doelgericht)
dossiervorming en registratie) af op de organisatorische kaders en
beleidskaders van de organisatie en richtlijnen die gelden voor de
beroepsgroep en eventueel zijn vastgelegd in een beroepscode
- beheert voor de uitvoering van het beroep benodigde materialen
en ruimtes / accommodaties
- maakt financiële overzichten, beheert budgetten en verricht administratieve taken
- stelt correspondentie die van belang is voor de agogische dienstverlening op volgens de in de organisatie gangbare formats of protocollen
- stelt plannen en rapportages overzichtelijk en methodisch verantwoord op volgens de gebruikelijke formats en protocollen, zodat
deze de noodzakelijke informatie bevatten
- maakt dossiers van hulp - en dienstverlening inzichtelijk, functioneel en bruikbaar voor het inzagerecht van cliënten, voor overdracht naar collega’s en voor verwijzing naar andere organisaties
Onderbouwd
De maatschappelijk werker:
- combineert inzichten uit verschillende disciplines om te komen tot
keuzes in het eigen handelen en verantwoordt het eigen handelen
normatief, methodisch en theoretisch
- laat registratie, archivering, rapportage en verslaggeving met betrekking tot cliënten, activiteiten en/of werkzaamheden voldoen
aan de richtlijnen die gelden binnen de organisatie en binnen de
beroepsgroep, eventueel neergelegd in een beroepscode.
- plant en organiseert de eigen werkzaamheden efficiënt en effectief
en legt hierover verantwoording af
Normatief (volgens de
beroepscode)
De maatschappelijk werker:
- kaart eventuele spanningsvelden tussen voorschriften vanuit de
organisatie en gedragsregels die gelden voor een ethisch verantwoorde beroepsuitoefening aan bij beroepsgenoten en management van de organisatie
- draagt zorg dat alle beroepsproducten expliciet voldoen aan de
wetgeving en regels rondom het omgaan met privacy van cliënten
250
Interactief (afgestemd)
De maatschappelijk werker:
- doet bij knelpunten of misstanden ten aanzien van beheerssystemen en –processen voorstellen voor verbetering met het oog op
vergroting van de effectiviteit en efficiency van de agogische
dienstverlening binnen de organisatie
- vraagt geregeld feedback aan collega’s met het oog op adequaat
handelen in de betreffende beroepssituatie
Persoonlijk (authentiek)
De maatschappelijk werker:
- toont een eigen visie op de noodzakelijke voorwaarden om het
werk op een passende en verantwoorde wijze uit te voeren
- levert een inhoudelijke bijdrage aan de uitvoering en het beleid van
beheersactiviteiten en organisatorische voorwaarden op basis van
een persoonlijke visie over het beroepsmatig handelen
- vertaalt externe richtlijnen naar de eigen beroepssituatie en heeft
daarbij oog voor de persoonlijke- en professionele ruimte
Segment 2: Werken in en vanuit een arbeidsomgeving.
MWD competentie 8
In en vanuit de eigen arbeidsomgeving een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid met
betrekking tot de hulp- en dienstverlening en de zorg voor kwaliteit van de hulp- en dienstverlening.
Dit betekent:
Een maatschappelijk
werker doet dit:
Logisch consistent
De maatschappelijk werker:
(systematisch, metho- hanteert systematisch instrumenten ten behoeve van het meten
disch, doelgericht)
van de kwaliteit van de uitvoering van de agogische dienstverlening
- ontwikkelt, indien gewenst, instrumenten ten behoeve van het meten van de kwaliteit van de agogische dienstverlening
- rapporteert geordend, begrijpelijk en in correct Nederlands
Onderbouwd
De maatschappelijk werker:
- combineert inzichten uit verschillende disciplines om te komen tot
keuzes in het eigen handelen en verantwoordt het eigen handelen
methodisch en theoretisch
- doet aanbevelingen voor nieuw beleid of voor de verbetering van
de uitvoering van bestaand beleid op basis van een analyse van
het agogisch beleid, de kwaliteit van de uitvoering van het agogisch
beleid en de instrumenten waarmee de kwaliteit van de uitvoering
van de dienstverlening getoetst wordt (input, throughput en output)
- doet aanbevelingen tot bijstelling van het beleid, dan wel tot bijstelling van de kwaliteit van de uitvoering van dat beleid, gebaseerd op
gesignaleerde nieuwe ontwikkelingen
Normatief (volgens de
beroepscode)
De maatschappelijk werker:
- verantwoordt het eigen handelen normatief
- levert actief een bijdrage aan het agogisch beleid door:
• nieuwe ontwikkelingen te signaleren
• nieuwe ontwikkelingen te analyseren op hun betekenis
voor het eigen werk
• voorstellen te doen tot bijstelling van het agogisch beleid
- levert actief een bijdrage aan de kwaliteit van de agogische dienstverlening door:
• deelname aan collegiaal overleg
• participatie in intervisiebijeenkomsten
• kritische reflectie
• geven van feedback
251
Interactief (afgestemd)
De maatschappelijk werker:
- vraagt geregeld feedback aan collega’s met het oog op adequaat
handelen in de betreffende beroepssituatie
- stemt af op het agogisch beleid en de beoogde kwaliteitsdoelen
van de organisatie
- signaleert knelpunten in de kwaliteit van de uitvoering van het agogisch beleid binnen de eigen arbeidsomgeving
- maakt gesignaleerde knelpunten binnen de eigen organisatie bespreekbaar op meerdere organisatieniveaus
- maakt nieuwe ontwikkelingen bespreekbaar binnen de organisatie
Persoonlijk (authentiek)
De maatschappelijk werker:
- onderzoekt kritisch het eigen handelen en gaat na of gedragingen /
reactiepatronen vaker voorkomen, of al dan niet verandering wenselijk is en welke gedragsalternatieven mogelijk zijn in toekomstige
en/of vergelijkbare situaties
- toont zich bewust van persoonlijke overtuigingen, kwaliteiten en
valkuilen en maakt deze waar nodig bespreekbaar in situaties
waarin een bijdrage geleverd wordt aan kwaliteit en beleid
- toont zich bewust van de eigen beroepsidentiteit, kan deze koppelen aan zijn/haar professionele rol en zet deze effectief in bij het
bijdragen aan kwaliteit en beleid
Segment 3: Werken aan professionaliteit en professionalisering.
MWD competentie 9
De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen en
actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen.
Dit betekent:
Een maatschappelijk
werker doet dit:
Logisch consistent
De maatschappelijk werker:
(systematisch, metho- reflecteert op concrete werksituaties door:
disch, doelgericht)
• te concretiseren (benoemen wat hij heeft ervaren en dit te
formuleren in concrete en begrijpelijke termen en als een
eigen en individuele ervaring)
• te analyseren (van de opgedane ervaringen en van hieruit
leerpunten herkennen)
• te generaliseren (bij zichzelf nagaan of manieren van uiten
of reageren vaker voorkomen en of dit voor verandering
vatbaar is)
• leervragen te ontwikkelen
- realiseert, bewaakt en evalueert doelstellingen conform de eigen
planning
- formuleert een hanteerbaar aantal SMART (specifiek, meetbaar,
acceptabel, realistisch en tijdgebonden) uitgewerkte doelstellingen
gekoppeld aan beroepscompetenties
Onderbouwd
De maatschappelijk werker:
- oriënteert zich aantoonbaar op actuele ontwikkelingen in theorie en
praktijk betreffende het beroepsmatig handelen wat blijkt uit:
• kennis van en inzicht in deze actuele opvattingen
• een eigen visie op deze actuele opvattingen
• een kritisch beoordelen van het eigen beroepsmatig handelen in relatie tot deze actuele opvattingen
• een realistisch beeld van de eigen mogelijkheden en beperkingen m.b.t. verdere ontwikkeling van het eigen beroepsmatig handelen gerelateerd aan deze actuele opvattingen
252
-
stelt op beredeneerde wijze (dat wil zeggen: op grond van persoonlijke en professionele wensen en mogelijkheden) prioriteiten ten
aanzien van de verdere ontwikkeling van het eigen beroepsmatig
handelen
Normatief (volgens de
beroepscode)
De maatschappelijk werker:
- reflecteert op sterke en zwakke kanten met betrekking tot de beroepscode
- vindt een balans in het hanteren van werkdruk en deskundigheidsbevordering
Interactief (afgestemd)
De maatschappelijk werker:
- vraagt en geeft op een constructieve wijze feedback en consult aan
collega’s
Persoonlijk (authentiek)
De maatschappelijk werker:
- reflecteert op:
• de invloed van de eigen socialisatie op zijn beroepsmatig
functioneren en beroepshouding
• de invloed van zijn kwaliteiten en valkuilen op zijn beroepsmatig functioneren
• sterke en zwakke kanten met betrekking tot de eigen leerstijl en de beroepscompetenties
- formuleert persoonlijke uitdagingen in de eigen ontwikkeling als beroepsbeoefenaar, gebaseerd op een realistisch beeld van de eigen
wensen, mogelijkheden en beperkingen
Segment 2: Werken aan professionaliteit en professionalisering.
MWD competentie 10
Een bijdrage leveren aan ontwikkeling en profilering van beroep en beroepsuitoefening van maatschappelijk werk en dienstverlening met betrekking tot praktijkgericht onderzoek.
Dit betekent:
Een maatschappelijk
werker doet dit:
Logisch consistent
De maatschappelijk werker:
(systematisch, metho- formuleert een vraagstelling en doelstelling, gerelateerd aan het
disch, doelgericht)
gestelde probleem en de gewenste oplossingsrichting
- presenteert een heldere en systematische weergave van en verantwoording van de resultaten van het onderzoek
- leidt zijn conclusie af van de resultaten van het onderzoek en verbindt deze met de probleemanalyse en vraag- en doelstelling
- formuleert aanbevelingen voor verbetering van de beroepsuitoefening op die aspecten die in het praktijkgerichte onderzoek centraal
staan en is daarbij in staat buiten bestaande kaders rond beroepsgrenzen te denken en deze op basis van nieuwe inzichten te verruimen
Onderbouwd
De maatschappelijk werker:
- geeft op navolgbare wijze een verantwoording weer van het proces
van dataverzameling (de benaderingswijze(n), databronnen, dataverzamelingstechnieken, plan van aanpak, maatregelen om validiteit en betrouwbaarheid te waarborgen en de onderzoeksinstrumenten)
- combineert inzichten uit verschillende disciplines om te komen tot
keuzes in het eigen handelen en verantwoordt het eigen handelen
normatief, methodisch en theoretisch
- onderbouwt conclusies
- formuleert functionele aanbevelingen gebaseerd op een analyse
253
van het probleem met behulp van praktijkinformatie, relevante theoretische modellen, concepten en andere onderzoeksresultaten
Normatief (volgens de
beroepscode)
De maatschappelijk werker:
- verwoordt en beargumenteert het eigene van het beroep, zowel in
al zijn facetten (zoals beroepsidentiteit, beroepsuitoefening, beroepsgrenzen, actuele ontwikkelingen) alsook in de dynamische
samenhang met de sociale sector en de samenleving
- verantwoord het eigen handelen vanuit normatieve kaders
- levert een actieve, inhoudelijke bijdrage binnen de arbeidsorganisatie aan de totstandkoming en uitvoering van praktijkgericht onderzoek
- houdt vernieuwingen bij op het vakgebied
- laat een proactieve houding zien bij het inspelen op behoeften van
individu, organisatie en samenleving
Interactief (afgestemd)
De maatschappelijk werker:
- draagt op overtuigende wijze zijn expertise uit waardoor zijn kunde
en ervaring optimaal worden ingezet en benut
- communiceert in voor de doelgroep begrijpelijke terminologie en
zodanig dat besluitvorming mogelijk is
- vraagt geregeld feedback aan collega’s met het oog op adequaat
handelen in de betreffende beroepssituatie
Persoonlijk (authentiek)
De maatschappelijk werker:
- demonstreert een eigen en samenhangende visie op het beroep,
mede gebaseerd op kennis van en inzicht in de centrale waarden
van het beroep en belangrijke sociaal wetenschappelijke stromingen
- profileert zich op persoonlijke en positieve wijze als vertegenwoordiger van de beroepsgroep
- onderzoekt kritisch het eigen handelen en gaat na of gedragingen /
reactiepatronen vaker voorkomen, of al dan niet verandering wenselijk is en welke gedragsalternatieven mogelijk zijn in toekomstige
situaties
- toont zich bewust van persoonlijke overtuigingen, kwaliteiten en
valkuilen en maakt deze zo nodig bespreekbaar in situaties waarin
een bijdrage geleverd wordt aan beroepsinnovatie
- toont zich bewust van de eigen beroepsidentiteit, kan deze koppelen aan zijn/haar professionele rol en zet deze effectief in bij het
bijdragen aan beroepsinnovatie
254