Lezing Pauline van der Meer Mohr 13-11-2014

Mickey Mouse in het Muiderslot?
Nationaal monumentencongres
Mr PFM van der Meer Mohr
Voorzitter College van Bestuur
Erasmus Universiteit Rotterdam
Dames en Heren,
Dank voor de uitnodiging om op uw congres te spreken. De parallellen tussen onze werelden zijn te
mooi om te negeren: “I feel yourpain”, zou Bill Clinton zeggen. Maar ik ben alert op al te makkelijke
generalisaties of conclusies. Laat ik u eerst aangeven wat ik bij de voorbereiding van mijn bijdrage
over uw sector heb geleerd, en daarna een paar voorbeelden geven van hoe de Erasmus universiteit
met vergelijkbare uitdagingen omgaat, in de hoop dat die voorbeelden uw denken kunnen inspireren.
De strategie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, gericht op het behoud van de ruim 100.000
monumenten in Nederland berust als ik het goed begrijp op het integreren van de verschillende
soorten erfgoeddomeinen in Nederland. Deze top-down strategie moet onder andere de samenwerking
tussen grote en kleine musea verbeteren. Echter, de financiering van de Nederlandse monumentenzorg
uit overheidsgelden neemtvoortdurend af, in de komende jaren met ongeveer 200 miljoen euro.
Daarnaast heeft de Rijksdienst het budget voor restauratie moeten verminderen van 110 miljoen euro
in 2011 naar 80 miljoen euro en het operationele budget van 50 miljoen euro in 2011 naar 37 miljoen
euro.
In deze context van bezuinigingen is het van belang om te kijken hoe de waarde en het onderhoud van
Nederlandse monumenten in stand kunnen blijven door de relatie tussen de publieke en private sector
te bestuderen. Met andere woorden: hoe kan ondernemerschap een oplossing bieden voor het
financieringstekort in deze sector.
Het Verenigd Koninkrijk heeft noodgedwongen al langer aandacht voor de financiering van Brits
cultureel erfgoed via de private sector. De Engelse overheidsinstantie voor cultureel erfgoed, The
Historic Buildings andMonumentsCommission for England, heeft berekend dat in 2011 134.000 banen
bestonden in de culturele erfgoedeconomie van Groot-Brittannië. Als natuurmonumenten zoals
parken, tuinen en kustgebieden daaraan worden toegevoegd, groeit het aantal banen naar 253.000 in
het Verenigd Koninkrijk. Tegelijkertijd heeft de HBMC ook te maken met stevige bezuinigingen en
dus werd een nieuw model geïntroduceerd, waarin een deel van de HBMC zou veranderen in een
Charitable Trust. Het doel is om de Engelse culturele erfgoedsector in de komende acht jaar financieel
zelfvoorzienend te maken. De Britse overheid verwacht dat dit gat lukken, vanwege de aanzienlijke
commerciële groei van de erfgoedsector in de afgelopen jaren.
Samenwerking tussen de publieke en private sector past in het huidige tijdsbeeld, maar is niet overal
even eenvoudig. Het Verenigd Koninkrijk heeft een lange traditie van een terughoudende overheid
gekoppeld aan liefdadigheid en particulier initiatief, terwijl het egalitaire Nederland liever naar de
overheid kijkt voor het in stand houden van publieke taken. In mijn sector, hoger onderwijs en
wetenschap, leidt dat er toe dat relatief weinigen bereid zijn te ‘geven voor weten’. Het ontwikkelen
van een besef dat hoger onderwijs en wetenschap zonder private initiatieven veel schraler wordt kost
veel tijd en energie. Persoonlijk besteed ik zeker een kwart van mijn tijd aan het staan op zeepkisten,
het drinken van kopjes koffie met oude en nieuwe vrienden en het rondgaan met de bedelnap. Met een
Brits understatement heten die activiteiten in het moderne jargon ‘development’.
Maar eerst nog even terug naar uw wereld. Ik ben te rade gegaan bij onze wetenschappers op het
gebied van cultureel erfgoed, niet toevallig een van de onderzoeksspeerpunten in de strategische
alliantie die de Erasmus Universiteit heeft gesloten met de TU Delft en de Universiteit Leiden. Dit is
wat zij mij vertelden.
Erfgoedinstanties zijn gericht op het behoud van monumenten voor latere generaties. Ondernemers,
daarentegen, zijn gericht op - plat gezegd - handel en winst. Op het eerste gezicht een recept voor
frictie. Voor een ondernemer dient cultureel erfgoed lucratief en van economische meerwaarde te zijn.
Voor bewakers van cultureel erfgoed is het bewaren en beschermen van een monument verbonden met
factoren als historische, esthetische en culturele waarden. Daar dreigt een dialoog tussen doven: het
schrikbeeld van Mickey Mouse in het Muiderslot.
Nu zie ik u fronsen. Ik schets natuurlijk een karikatuur. De realiteit is dat het onderhoud van
monumenten veel meer geld kost dan er beschikbaar is.De private sector is al jaren lang niet meer weg
te denken als lange termijn partner. Van geefkringen en business clubs tot innovatieve partnerships,
denk aan de verlichting die Philips leverde bij de renovatie van het Rijksmuseum. En vergeet niet de
vele voorbeelden van succesvolondernemerschap: bij ons thuis zijn de confituren van de Heerlijkheid
Marienweerdbijvoorbeeld een eerste levensbehoefte.
Een andere invalshoek is die van het cultureel toerisme. Gemeentes trekken toeristen van buiten een
gemeenschap die geïnteresseerd zijn in wat de stad of regio te bieden heeft op het gebied van
historisch erfgoed, artistieke uitingen of leefstijl aanbod. Een interessant en in Nederland
onverminderd kansrijk fenomeen. Onderzoek toont aan dat die kansen liggen bij de groep toeristen die
niet specifiek geïnteresseerd is in cultuur of erfgoed, maar wel een attractie zou bezoeken als deze
goed van de mogelijkheden daartoe op de hoogte zou zijn gebracht, als de attracties gemakkelijk te
bereiken zouden zijn en als deze attracties een goede kwaliteit zouden bieden voor tijd en geld die
hierin zouden worden geïnvesteerd. Hoe kunnen erfgoedinstanties nu deze potentiele doelgroep
bereiken en interesseren voor hun aanbod? Duidelijk is dat het tijd en geld kost om cultureel
bewustzijn op te bouwen, om de voorwaarden te creëren waardoor het makkelijker wordt voor
toeristen om erfgoed te bezoeken en om de kwaliteit te bieden voor de tijds- en financiële
investeringen in een steeds meer concurrerende toeristenmarkt. Dus wie niet sterk is moet slim zijn en
de handen ineen slaan.
De Gemeente Rotterdam werkt sinds kort samen in Rotterdam Partners, een samenwerkingsverband
van Rotterdam Marketing, het Rotterdamse bedrijfsleven en de kennis- en culturele instellingen. Zij
bevorderen cultureel toerisme door culturele ‘producten’ te ‘verpakken’, verbinden en ‘vermarkten’.
Dit gaat ingoede samenwerking met hotels en touroperators. De culturele toerist is een interessante
doelgroep die geheel gesegmenteerd wordt naar opleiding, interesseprofielen, inkomen, geslacht, en
leeftijd, zodat de pakketten gericht op de juiste segmenten kunnen worden aangeboden. Zo kon het
gebeuren dat Rotterdam onlangs verscheen op een prestigieuze NY Times lijst van de ‘10 steden in de
wereld die je absoluut gezien moet hebben.’ De Erasmus Universiteit heeft door de merknaam
Erasmus een belangrijke troef in de positionering van Rotterdam als hoeder van het erfgoed van
Erasmus. Door het steunen van de permanente Erasmus tentoonstelling, het Rotterdams Leeskabinet,
het organiseren van de jaarlijkse Erasmus lezing en het uitdragen van het gedachtengoed van Erasmus
via cursus aanbod en ons wetenschapsfestival dragen wij bij aan die gemeentelijke positionering. Nog
te veel mensen denken dat Erasmus de naamgever was van de Erasmus brug. Met de culturele en
erfgoedsector ben ik in gesprek om ons aanbod voor culturele toeristen (en studenten!) meer te
bundelen en NeueKombinationen te zoeken. Denk bijvoorbeeld aan een cultuur- en erfgoedpaspoort
voor een aantal dagen.Er zijn succesvolle voorbeelden van de City pass in cultuursteden als New
York of Florence. Via dergelijke pakketten kunnen we toeristen (en studenten!) bereiken voor wie
cultuur of erfgoed een secundaire motivatie is of een toevalligheid. Het punt is dat niemand van ons
dat in zijn eentje kan bereiken. Samenwerken is het nieuwe concurreren.
Te vaak praten we over regionale ontwikkeling alsof het alleen om economische belangen gaat. Maar
erfgoed, en meer in het algemeen cultuur, heeft een dubbele functie: aan de ene kant is het een
drijfveer voor ontwikkeling, omdat cultuur voeding geeft aan creatief denken. Aan de andere kant
helpt cultuur ons om ons op een andere manier tot elkaar en tot onszelf te verhouden.Wetenschap doet
dat ook, trouwens. En zo, dames en heren, hebben wij misschien wel meer gemeen dan we op het
eerste gezicht zouden denken.We zijn beiden op lange termijn duurzame ontwikkeling gericht.
Ik bied u vandaag een gedachtenexperiment aan. Laten wij een gezamenlijkvirtueel ‘cultureel district’
creëren, gebaseerd op samenwerking. We verbinden erfgoedmensen, wetenschappers, bedrijven,
gemeentes, betrokken burgers, en de creatieve industrie aan elkaar. Het beleid om ons district te
realiseren stoelt op waarden als individuele vrijheid, creativiteit, innovatie en kwaliteit van leven. Ons
cultureel districtwordt een aanjager van economische en sociale groei. We bekijken het concept
cultuur zo ruim mogelijk. Waar traditioneel gezien de waarde van cultuur werd uitgedrukt in fysieke
termen (cultuur is vastgelegd in historische nederzettingen, culturele landschappen en historische
gebouwen of andere constructies), bekijken wij cultuur ook in immateriële termen, in tradities, gedrag,
ja zelfs genot.In ons imaginaire culturele district zien wij monumenten niet als een beperking voor
economische groei, integendeel. Het behoud van cultureel erfgoed is een belangrijke strategische
investering en een katalysator voor duurzame ontwikkeling.Samen ontwikkelen wij methoden, u en ik,
om de planning voor behoud van cultureel erfgoed te integreren met duurzame ontwikkeling. We
maken plannen voor nieuwe activiteiten in historische gebouwen; en we verhelderen de relatie tussen
een goed beschermde historische omgeving en de ontwikkeling van culturele en creatieve industrieën.
Met een beetje geluk kunnen we daar ook nog wel wat onderzoek subsidies voor krijgen uit Brussel.
En dan kloppen we aan bij de regionale ontwikkelingsmaatschappij om aan te schuiven bij de dialoog
over hoe het verder moet met de duurzame ontwikkeling van de regio.
U begrijpt wel waar ik heen wil met deze dagdroom. We moeten het niet alleen willen doen. U niet, en
ik niet. Ik zei het al: samenwerken is het nieuwe concurreren. De verschillende partijen in de
samenleving die betrokken zijn bij het behoud van cultureel erfgoed moeten horizontaal en verticaal
samenwerken. We moeten ons realiseren dat erfgoed er niet alleen is om behouden te worden,
maarook cruciaal is om andere doelen te realiseren, zoals duurzame ontwikkeling van regio’s.
En die ontwikkeling hoeft zich niet alleen te richten op stedelijke gebieden.
Ook ruraal toerisme heeft veel potentieel. Om negatieve gevolgen van achterblijvende economische
groei, afname van landbouwactiviteit en migratie van dorp naar stad tegen te gaan, kan duurzame
rurale ontwikkeling het toerisme een impuls geven.Er zijn veel buitenlandse voorbeelden die dit
aantonen, maar ik beperk me tot een Nederlandse regio. In de Noordelijke provincies zijn veel soorten
recreatie mogelijk. Nergens in Nederland vind je mooiere bossen, heidegronden, meren. Naast de rijke
diversiteit aan flora en fauna, heeft het gebied ook veel cultureel erfgoed, zoals landhuizen, kastelen,
musea, kerken en een sterke culturele identiteit. De cruciale factor voor duurzame ontwikkeling in de
regio lijkt mij de goede samenwerking tussen lokale stakeholders die delokale culturele
identiteitkunnen versterken. En als de Groningse borgen en de Drentse Havezathesdenken dat ze te
klein zijn om een vuist te maken, hebben ze het mis. Groningers praten liever met Groningers dan met
bewoners van de grachtengordel of de Haagse stolp, en in Drenthe heeft de Hollandse elitehelemaal
nooit vaste voet aan de grond gekregen. ‘Hip heritage’ daarentegen wel: via vele vormen van
samenwerking tussen erfgoedexploitanten en beeldende kunstenaars, boutique hotels en
landgoedexploitatie. In dit verband zou ik ook nog het voorbeeld van Daan Roosegaarde willen
noemen, de kunstenaar die het Van Gogh fietspad heeft ontworpen in samenwerking met een
fabrikant van licht reflecterende steentjes. Geïnspireerd door de sterrenhemel van Vincent van Gogh,
en met de herinnering aan de glow in –the-dark sterretjes in zijn kinderkamer. Zo wordt fietsen in de
natuur, zeker ’s avonds, een sprookjesachtige ervaring. Wat zou het prachtig zijn als je een erfgoed
fietstocht kon maken over dergelijke sterrenpaden!
Het laatste voorbeeld dat ik wil noemen betreft de herbestemming van de Westergasfabriek in
Amsterdam. De Westergasfabriek werd gesloten in de jaren zestig, na de vondst van natuurlijk gas,
waardoor gasproductie in de fabriek overbodig was geworden. Het gevolg was dat de meeste
gebouwen van de Westergasfabriek werden gesloopt. De overige gebouwen werden gebruikt als
opslagplaatsen. Hier kwam verandering in vanaf de jaren negentig, toen er waardering kwam voor
industrieel erfgoed. Vanaf 1992 begon de gemeente de gebouwen te verhuren aan culturele
organisaties, omdat er behoefte was aan ruimte voor cultuur in de stad. Tegelijkertijd kregen de
gebouwen een nationale monumentenstatus, waardoor de herbestemming van de gebouwen gebonden
was aan regels. 400 contracten werden uitgegeven voor de incidentele huur van de gebouwen voor een
breed scala aan evenementen, waaronder festivals, tentoonstellingen, maar ook zakenevenementen,
modeshows, filmopnamen en andere niet-publieke activiteiten. De Westergasfabriek werd zo een hot
spot voor de creatieve industrie.
Het succes van de Westergasfabriek wordt toegeschreven aan vijf verschillende factoren, die zowel het
unieke karakter van de Westergasfabriek als de publiek-private samenwerking benadrukken:
-het unieke karakter van het industriële erfgoed, waardoor culturele organisaties werden aangetrokken.
-de combinatie van permanent en incidenteel gebruik van de gebouwen, waardoor het gebruik van de
Westergasfabriek werd geoptimaliseerd.
-de focus op een divers publiek, in plaats van de massa.
-het experimentele karakter van de Westergasfabriek. De combinatie van traditionele en hoge cultuur
vormde een basis voor een cultuur van innovatie, die voor veel huurders de belangrijkste
aantrekkingskracht was; en
-de samenwerking tussen publieke en private investeerders.
Ik kies hier een Amsterdams voorbeeld, maar het had ook de Rotterdamse Van Nellefabriek kunnen
zijn, onlangs toegevoegd aan de Unesco lijst.
Dames en heren,
Ik kom tot een afronding. Ondernemen en samenwerking met de private sector is voor onze beide
sectoren profijtelijk, en gaat veel verder dan bedelen om donaties en sponsoring. Erfgoed kan een
belangrijke bron van inkomsten zijn, waar niet alleen ondernemers, maar gemeenschappen en regio’s
van kunnen profiteren, bijvoorbeeld door het aantrekken van cultureel toerisme en het creëren van
werkgelegenheid. Niemand is te klein om zelf creativiteit aan de dag te leggen, te ondernemen en
partnerships af te sluiten. De overheid mag zich echter niet rijk rekenen en zal via regelgeving en
voldoende middelen het behoud van erfgoed dienen te beschermen. Zo hoeft Mickey Mouse zijn
intrek niet te nemen in het Muiderslot.
Bij het vormgeven van uw toekomst wens ik u veel creativiteit en wijsheid toe.
(met dank aan student-assistent Jonathan Shavit voor zijn hulp bij de voorbereiding van deze lezing).