Gastcolumn Wilma van der Scheer

Gastcolumn Wilma van der Scheer
Goed Bestuur in de zorg
Bestuurders van zorgorganisaties moeten het in de politiek en media
geregeld ontgelden. Er wordt wel gesproken van een legitimiteitscrisis
in het bestuur. Of het nu gaat om incidenten in de bedrijfsvoering of
de zorgverlening; zorgbestuurders hebben wat uit te leggen. Dat is ook
logisch. Zorgbestuurders hebben de verantwoordelijkheid om de zorgverlening zodanig te organiseren dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet
leiden tot verantwoorde zorg (Kwaliteitswet Zorginstellingen). Hierop wordt
toegezien door de interne toezichthouder (raad van toezicht) en verschillende
externe toezichthouders. Als gevolg van incidenten is het toezicht de laatste jaren behoorlijk aangescherpt.
Veranderingen in het zorgstelsel hebben er daarnaast voor gezorgd dat zorgbestuurders zich tegenover steeds
meer partijen moeten verantwoorden en die partijen stellen steeds meer eisen.
Een scala aan wetswijzigingen hebben de regeldruk opgevoerd. Naast deze juridisering zet de overheid ook in
op zelfregulering en moralisering, want “het zal niet helpen om nog meer regels in te voeren als bestuurders niet
durven varen op een moreel kompas”, aldus een Kamerlid in een debat over de besturing van de zorg (Kamerstukken II 2008/09, 31700, nr. VXI). In datzelfde debat geven Kamerleden aan om - bij gebrek aan wettelijke middelen het morele gezag van de volksvertegenwoordiger ten volste te zullen laten gelden (Kamerstukken II 2008/09,
31700, nr. VXI). Dat is de afgelopen jaren zeker gebeurd. Verschillende malen riepen bewindslieden en Kamerleden
zorgbestuurders op om beter te luisteren naar cliënten en burgers.
Voor zorgbestuurders betekent deze moralisering dat zij in hun functie-uitoefening rekening moeten houden met
de belangen en gevoelens van vele partijen. Het schept niet alleen de noodzaak eigen morele keuzes goed uit te
leggen, maar ook om betrokkenen vroegtijdig te betrekken bij de te maken afwegingen. Neem de transitie in de
ouderenzorg, een veranderproces met majeure consequenties voor alle betrokkenen. Beoogd wordt de sector zo
in te richten dat recht wordt gedaan aan verschillende waarden als zorgzaamheid èn zelfredzaamheid, solidariteit
èn eigen verantwoordelijkheid, compassie èn zakelijkheid. Het gaat over een heel nieuwe manier van kijken naar
klanten, hun behoeften en de rol die je als zorgaanbieder kunt spelen in het vervullen daarvan. Het morele gesprek hierover beperkt zich idealiter niet tot de bestuurskamer. Een zo fundamentele verandering vraagt bij uitstek
om de tijd en moeite nemen om samen met alle betrokkenen - medewerkers, cliënten en lokale stakeholders - te
doordenken hoe de ouderenzorg op een toekomstbestendige manier in te richten.
“Als gevolg van incidenten is het toezicht de laatste jaren behoorlijk
aangescherpt. Veranderingen in het zorgstelsel hebben er daarnaast
voor gezorgd dat zorgbestuurders zich tegenover steeds meer partijen
moeten verantwoorden en die partijen stellen steeds meer eisen.”
Het wetsvoorstel over de maatschappelijke onderneming had onder andere tot doel veilig te stellen dat dit
overleg daadwerkelijk plaats zou vinden en dat lokale en regionale belanghebbenden, waaronder gemeenten en
provincie, inspraak zouden krijgen in het beleid van zorgorganisaties. Dit wetsvoorstel is uiteindelijk ingetrokken.
De vraag is hoe erg het is dat dit niet juridisch is vastgelegd. Uit mijn promotieonderzoek naar 10 jaar ontwikkelingen in zorgbestuur blijkt dat zorgbestuurders zich veel moeite getroosten belanghebbenden te betrekken bij hun
keuzes. Hun rolbeleving sluit hierop aan. Zorgbestuurders zien zichzelf vooral als een tussenpersoon tussen en
verbinder van verschillende partijen en belangen. De rol van tussenpersoon en verbinder slaan zij zelfs hoger aan
dan die van ondernemer. De tijdsbesteding van zorgbestuurders correspondeert hiermee. Het aantal politieke en
ambtelijke contacten die bestuurders onderhouden is in tien jaar tijd gegroeid, alsook de contacten met andere
stakeholders. Bovendien laten zorgbestuurders toenemend van zich horen in het publieke debat over de zorg.
Dat debat vindt op diverse podia plaats: in de politiek, in de media en lokaal.
De beroepsvereniging van bestuurders in de zorg (NVZD) beoogt op een andere manier het draagvlak van zorgbestuurders te versterken. In 2013 heeft de NVZD, in antwoord op de terugkerende oproep hiertoe van politici,
22
Nieuwsblad RGDispuut | jrg 1, nr. 5 (maart 2014)
een accreditatiestelsel ontwikkeld voor zorgbestuurders. Een onafhankelijke accreditatie van de leden moet het
vertrouwen in zorgbestuurders verbeteren. Door schade en schande wijs geworden betrokken zij bij de ontwikkeling
van het systeem vertegenwoordigers van de diverse stakeholders. Zij verzekerden zich zo van de steun van
het ministerie, IGZ en NVTZ en brengen zo de eigen boodschap in praktijk. Een van de expertisegebieden
van zorgbestuurders die zij onderscheiden gaat namelijk over maatschappelijke inbedding, een andere over
communicatie en verantwoording.
De uitkomsten van het onderzoek onder zorgbestuurders en de inspanningen van de NVZD tonen aan dat
legitimering van zorgbestuur niet alleen afhangt van de rechtmatigheid van het handelen van zorgbestuurders of de
morele aanvaardbaarheid van hun handelen. Ze wordt ook verkregen door relaties aan te gaan en te onderhouden.
Legitimering is met andere woorden óók een proces. Het vaststellen van het moreel goede blijkt geen ‘harde
zaak’ van wetten en regels, maar veeleer een ‘zachte zaak’ van sentimenten, relaties onderhouden en mensen
betrekken. De moraal blijkt paradoxaal genoeg bij uitstek beïnvloedbaar en onderhandelbaar te zijn. •
Meer lezen?
• W. van der Scheer, Onder zorgbestuurders. Omgaan met bestuurlijke ambiguïteit in de zorg, Amsterdam:
Reed Business Education 2013.
Wilma van der Scheer heeft Beleid en Management Gezondheidszorg gestudeerd
aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarna heeft zij een postdoctorale
opleiding gevolgd voor organisatieontwikkeling en -verandering aan het Sioo. Zij
begon haar loopbaan als organisatieadviseur in de gezondheidszorg. Sinds 2002
werkt zij aan de Erasmus Universiteit Rotterdam als wetenschappelijk onderzoeker
en directeur van het Erasmus CMDz, dat zij mede oprichtte. In oktober 2013 promoveerde zij op het proefschrift Onder zorgbestuurders. Omgaan met bestuurlijke
ambiguïteit in de zorg. Zij is lid van de raad van toezicht van een tweetal zorgorganisaties en docent op het gebied van governance van zorg. Tevens is zij auteur van
diverse (internationale) publicaties en boekhoofdstukken op het gebied van governance en besturing van de zorg.
Nieuwsblad RGDispuut | jrg 1, nr. 5 (maart 2014)
23