2013-‐2014 Universiteit Hasselt Maarten Toelen, Arnout Roosen & Nathan Rahier Samenvatting Nationaal Arbeidsrecht Samenvatting van het boek: Deel I. Inleiding I. Arbeid en recht Algemeen Het aanbieden van arbeid op de vrije markt resulteert hetzij in zelfstandige arbeid, hetzij in arbeid verricht in ondergeschikt verband Zelfstandige arbeid = de koop en verkoop van diensten (= ‘economisch recht’). Arbeid verricht in ondergeschikt verband = de arbeid die wordt gepresteerd onder het gezag van een ander persoon. A. Statutair: administratief recht è ambtenarenrecht B. Contractueel: arbeidsrecht Beknopt historisch overzicht e 19 eeuw: Gedurende de industriële revolutie hadden de arbeidsverhoudingen een repressief karakter. Collectieve actie was onmogelijk. → Werkgever en werknemer hadden een volledige contractsvrijheid, hetgeen resulteerde in vaak onmenselijke werkomstandigheden. 1886: Verschillende opstanden betekenden het begin van sociale wetgeving. → Bv. inzake nachtarbeid, gezondheid, veiligheid en inperking contractsvrijheid. Naoorlogse periode: Streven naar meer bestaanszekerheid en grotere vastheid van betrekking. → Bv. Institutionalisering collectief overleg, inperking recht, gewaarborgd loon, sectorale sociale zekerheid. Jaren ’70: Zoeken naar methodes die het behoud van de werkgelegenheid en de versoepeling van het arbeidsrecht nastreven. Toename belang grondrechten, EU-recht en HvJ. II. Arbeidsrecht: toepassingsgebied Het arbeidsrecht is van toepassing op volgende personen ratione personae 1. De werknemers uit particuliere sector 2. Sommige werknemers uit de publieke sector, zoals bv. de personen verbonden met de overheid d.m.v. een arbeidsovereenkomst (= contractanten). § Uitzondering: bepaalde delen zijn van toepassing op alle werknemers en dus ook op de statutairen (bv. arbeidsreglementenwet). Ratione materiae kan het arbeidsrecht worden onderverdeeld in: 1. Collectief arbeidsrecht = Rechtsregels die de collectieve verhoudingen tussen de georganiseerde werknemerscollectiveit en één of meer werkgevers regelen. (bv. Vakbondsvrijheid, cao’s, paritaire comites) 2. Individueel arbeidsrecht = Rechtsregels die betrekking hebben op de individuele arbeidsrelatie (bv. arbeidsovereenkomstenrecht). 3. Arbeidsreglementering = Geheel van maatregelen door de overheid genomen om de werknemer te beschermen. (bv. Twerkstelling, loon, sociale promoties,..) 4. Sociaal handhavingsrecht = Rechtsregels m.b.t. de organisatie van het toezicht, de publiekrechtelijke afdwingbaarheid en de sanctionering van het materieel arbeidsrecht. Inzake het toepassingsgebied ratione loci geldt dat het arbeidsrecht in beginsel toepassing vindt binnen het nationaal territorium, ongeacht de nationaliteit van de werknemer. III. Eigenheid van de rechtstak Het is niet steeds vereist dat het arbeidsrecht expliciet afwijkt van het gemeen recht, om de gemeenrechtelijke regel uit te schakelen. Het burgerlijk recht wordt dus niet als gemeenrecht aangezien. Andersom is het wel zo dat men op het gemeen recht kan terugvallen waar het arbeidsrecht zwijgt. IV. Arbeidsrecht: publiek recht of privaatrecht? Het arbeidsrecht bevat zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijk elementen (bv. Ingrijpen overheid) en maakt veeleer een derde categorie uit, namelijk professioneel recht. V. De bronnen van het arbeidsrecht Soorten bronnen Men kan drie soorten bronnen onderscheiden: 1. Internationale rechtsbronnen (bv. EU, VN, IAO, OESO, …) Deze bronnen inroepen is echter niet altijd even gemakkelijk: Verdragen gelden echter enkel wanneer omgezet door Nationale wetgever, en Richtlijnen enkel op verticaal vlak (overheid dient werkgever te zijn). Verordeningen daarentegen genieten directe werking 2. Nationale rechtsbronnen A. Grondwet: Art. 9-10 (Gelijkheid), Art 23 (Recht op arbeid) en Art 27 GW (Verenigingsvrijheid). → Sommigen menen dat art. 23 niet zelfstandig gebruikt kan worden, maar enkel in combinatie met ander recht. B. Wet: Vooral een bevoegdheid voor de federale wetgever. → Meestal dienen eerst de sociale gesprekspartners gehoord te worden. C. Rechtspraak en rechtsleer: Berperkt toepassingsgebied. bv. uitwerking van staking in rechtspraak. D. Andere: bv. Het gebruik (gewoonte) & bepaalde informele bronnen zoals bedrijfscodes. Bilijkheid komt hier niet in voor. 3. Eigen rechtsvorming A. Conventioneel recht: Werknemers en werkgevers kunnen hun verhoudingen zelf regelen voor zover ze niet ingaan tegen het dwingend recht. B. Reglementen: 1) Beslissingen van paritaire organen = Een aantal wetten geven aan de paritaire comités de bevoegdheid om beslissingen te nemen die na bekrachtiging door een KB de hoedanigheid van reglement krijgen. 2) Het arbeidsreglement = Een schriftelijk stuk, waarin de ondernemingsraad of de werkgever een samenstel van regels vaststelt, welke door de werkgever gesloten of te sluiten arbeidsovereenkomsten beheersen. Hiërarchie der rechtsbronnen Art. 51 CAO-wet regelt de hiërarchie der rechtsbronnen. • In deze opsomming ontbreken nog de eenzijdige reglementaire beslissingen van de paritaire comités, de beslissingen van de ondernemingsraad en internationaal recht. Deel II: Sociaal handhavingsrecht I. De Arbeidsgerechten Historiek Aanvankelijk werden geschillen tussen WG en WN beslecht door burgerlijke rechtbanken, hierna volgde de oprichting van werknemersraden. Bij de invoering van het Gerechtelijk Wetboek werd geopteerd vor Arbeidsrechtbanken en hoven. Bevoegdheden Materiele bevoegdheid: Beperkt zich tot de in het Ger W gelimiteerd opgesomde zaken (niet enkel arbeid, maar ook over sociale zekerheid) Territoriale bevoegdheid: Door de rechter die bevoegd is voor de plaats waar de onderneming is gevestigd Indien geschil een extraterritorialitair kenmerk heeft, dient de rechter soms vreemd recht toe te passen Inrichting De zetel • Bestaat uit mindstens twee kamers • Een beroepsmagistraat en twee (leken)rechters Het OM • Het Arbeidsauditiraat onder leiding van de arbeidsauditeur • Zijn opdrachten zijn onder meer bestuurlijke inlichtingen winnen, toepassing van de strafwet adviseren,.. Procesbevoegdheid Afgevaardigen van de representatieve vertegenwoordigen (net zoals een advocaat) WN-organisaties kunnen hun leden Wisselwerking In geschillen tussen WG en WN kunnen ook nog andere rechtscolleges tusengekomen, zoals bijvoorbeeld de vrederechter voor uitdrijvingsbevelen,.. GW hof dient uitspraak te doen over gelijkheidsbeginsel (na prejudiecele vraag weliswaar) Na uitputting nationale rechtsmiddelen is een zaak bij het EHRM of het EHJ mogelijk. Deze uitspraken hebben grote invloed op de wetgeving, nu deze laatste na uitspraak dikwijls snel dient te worden aangepast. II. Inspectiediensten Toezicht op arbeidsrechtelijke normen wordt geregeld door de algemene directie “toezicht sociale wetten” van de FOD WASO. Ze treedt enkel op indien er wetgeving wordt geschonden die strafrechtelijke bepalingen inhoudt Nog andere inspectiediensten voor het toepassingsgebied sociale zekerheid • • • • • Sociale inspectie van de FOD sociale zekerheid Inspectie RSZ Inspectie van de RVA Inspectie van het RIZIV Inspectiedienst gemeenschappen en gewesten III. Sociaal Strafrecht Enkel de WG, de lasthebber en de aangestelde in de betekenis van het sociaal strafrecht kunnen worden gestraft, niet de WN Geldboeten bij overschrijding van een bepaling worden meestal opgelegd maal het aantal WN in het conflict. De sociaalrechtelijke misdrijven worden opgedeeld in 4 categorieen naargelang hun ernst. De lichtste kunnen enkel met een administratieve geldboete worden beteugeld. De andere 3 kunnen strafrechtelijk orden gescantioneerd. IV. Administratieve geldboeten OM beschikt over termijn van 6 maanden vanaf de dag van de ontvangst van de PV om tot vervolging over te gaan. Indien dit niet gebeurt kan de directie van de Administratieve Geldboeten van de afdeling van de juridische studien, de documentatie en de geschillen van de FOD WASO beslissen aan de WG een administratieve geldboete op te leggen. Deel IV. Individueel arbeidsrecht I. De arbeidsovereenkomst Hoofdstuk 1: Begrip Arbeidsovereenkomst = een overeenkomst waarbij een werknemer zich ertoe verbindt om tegen loon, onder het gezag van een werkgever, arbeid te presteren. • Wederkerig contract onder bezwarende titel (=tegen vergoeding). • Toetredingsovereenkomst aangezien de meeste modaliteiten al werden vastgelegd door de arbeidsovereenkomstenwet, de cao’s en het arbeidsreglement. De partijen hebben nog maar weinig ruimte voor onderling overleg. De arbeidsovereenkomstenwet regelt arbeidsovereenkomsten voor werklieden, bedienden, handelsvertegenwoordigers, dienstboden, studenten en huisarbeiders (art. 1 AOW). → Alsook de niet-statutaire werknemers door de overheid tewerkgesteld (lid 2). Hoofdstuk 2: Band van ondergeschiktheid De essentiële vereiste van een arbeidsovereenkomst is een ondergeschikt verband, d.w.z. dat een werknemer tegen loon arbeid verricht onder het gezag van een werkgever (intensiteit hiervan doet er niet toe). → Deze vereiste onderscheidt arbeid verricht onder een AO van zelfstandige arbeid. Deze vereiste stelt ook de toepasselijke socialezekerheidsregeling vast. → De RSZ-wet is immers van toepassing op werknemers en werkgevers die door een AO met elkaar zijn verbonden (art. 1 RSZ-wet).` → Arbeidsrechtelijke statuut bepaalt dus het socialezekerheidsrechtelijke statuut Het dient gezegd dat er de laatste jaren een sterke toename is van het aantal personen dat zich in een contractuele ondergeschiktheid bevindt (kwantitatief), alsook dat de persoon die het gezag uitoefent vaak niet de werkgever-eigenaar van de onderneming is, doch wel een andere hoger geplaatste werknemer (kwalitatief). Degene die het bestaan van een ondergeschikt verband inroept moet zelf dit bewijs leveren. Er bestaan echter enkele (weerlegbare)vermoedens van ondergeschiktheid • Wettelijk vermoeden t.v.v. handelsvertegenwoordigers (art. 4 AOW) en studenten. • Wettelijk vermoeden t.v.v. apothekers tewerkgesteld in een voor publiek toegankelijke apotheek (art. 3quater AOW). • Onweerlegbaar vermoeden t.v.v. bijkomende dienstprestaties die in uitvoering van een aannemingsovereenkomst worden uitgevoerd, wanneer de uitvoerder met de opdrachtgever verbonden is door een arbeidsovereenkomst voor het uitvoeren van gelijkaardige prestaties (art. 5bis AOW). We onderscheiden twee technieken voor de beoordeling van het ondergeschikt verband: 1. Indiciënmethode = bij de beoordeling van de al dan niet aanwezigheid van een ondergeschikt verband ging de rechter op zoek naar elementen die als kenmerkend worden beschouwd voor het werken in het raam van een AO. • Bv. verplichting om afwezigheid te melden, vastelling werkuren door WG. • Voornamelijk tot Cassatie 23 december 2002. 2. Kwalificatiemethode = de rechter zal nagaan of de feiten die hem worden voorgelegd verenigbaar zijn met de afspraak die tussen de partijen gemaakt werd. → Wanneer onverenigbaarheid kan worden gevonden tussen de kwalificatie van de overeenkomst enerzijds en de feitelijke elementen anderzijds, zal de rechter de overeenkomst herkwalificeren tot een AO Alternatieven: Indien men zijn arbeid ter beschikking stelt zonder AO dan staat men niet onder het gezag van een derde, hoewel men bepaalde richtlijnen zal volgen. → Bv. lastgeving, aannemingsovereenkomsten, overeenkomst van maatschap. Vrijwilligers vallen onder de wet van 3 juli 2005 inzake de rechten van vrijwilligers. Schijnzelfstandigen Schijnzelfstandigen = personen die slechts in theorie het statuut van zelfstandige hebben gekozen of gekregen, terwijl de werkelijkheid van hun arbeidssituatie aantoont dat zij op dezelfde wijze als werknemers arbeid verrichten voor een werkgever. → Wegens financieel-economische motieven (bv. geen RSZ-bijdragen). De rechter kan in deze situatie de aannemingsovereenkomst herkwalificeren als AO, hetgeen volgende gevolgen met zich meebrengt: 1. Werkgever moet met terugwerkende kracht (max. 3 jaar) achterstallige RSZbijdragen betalen. 2. Werknemer kan zich op de voordelen van de AOW beroepen (bv. premies, vakantiegeld, opzegvergoeding, … binnen de retroactieve termijn van max 3 jaar vorderen). De arbeidsrelatiewet van 27 december 2006 Zoals hoger reeds gesteld tracht de arbeidsrelatiewet het gezagsbegrip te verfijnen. De wet maakt hierbij schijnloontrekkendheid. een onderscheid tussen schijnzelfstandigheid en A. Schijnzelfstandigheid = men tracht in strijd met de realiteit te opteren voor een zelfstandig statuut om aan het werknemersstatuut en de hiermee verbonden sociale-zekerheidsrechtelijke bescherming te ontkomen. B. Schijnloontrekkendheid = men tracht in strijd met de realiteit beroep te doen op het meer gunstige werknemersstatuut. Met inachtname van de openbare orde, dwingende wetten,.. kiezen de partijen zelf de kwalificatie van hun arbeidsrelatie, op voorwaarde dat de effectieve uitvoering van de overeenkomst moet overeenkomen met de aard van de arbeidsrelatie. Indien bij de uitoefening van de arbeidsrelatie voldoende elementen naar voor komen die onverenigbaar zijn met de kwalificatie van de arbeidsrelatie, zal een herkwalificatie volgen. Deze elementen worden beoordeeld aan de hand van volgende soorten criteria: 1. Algemene criteria = vastgelegd in de wet zelf. - Wil van de partijen. - Vrijheid van organisatie van het werk. - Vrijheid van organisatie van de werktijd. - Mogelijkheid op hiërarchische controle. Niet: verplichtingen inherent aan het beroep of opgelegd krachtens de wet. Op zichzelf volstaan niet: titel van de overeenkomst, inschrijving SZ, inschrijving BTW-administratie, wijze van belastingaangifte, … 2. Specifieke criteria = worden voor een vastgesteld bij KB na advies sociale partners of meerdere sectoren/beroepen/.. • Bv. verantwoordelijkheid financiële middelen, vaste bezoldiging, deelname in winsten/verliezen, werken met eigen materiaal, … • Tot op heden is nog geen enkel KB vastgesteld. -> Soms echter in combinatie met algemene criteria gebruikt De wet richt tevens een Administratieve commissie ter regeling van de arbeidsrelatie op: Administratieve kamers = Bevoegdheid om beslissingen te nemen betreffende de kwalificatie van een bepaalde arbeidsrelatie (‘social ruling’). • Beslissingen zijn bindend voor de RSZ en RSVZ. • Beroep bij arbeidsrechtbank binnen de maand De vraag om de aard van de arbeidsrelatie te bepalen kan worden voorgelegd in volgende gevallen: • Gezamenlijk initiatief van de partijen van de Arbeidsrelatie (wel binnen termijn van 1 jaar vanaf de inwerkingtreding van deze wet of het op de arbeidsrelatie toepasselijk kb) • Initiatief van een enkele partij, wanneer deze een beroepsactiviteit aanvangt als zelfstandige en hiertoe een aanvraag indient bij haar aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds (binnen een termijn van 1 jaar na aanvang beroepsactiviteit of bij aansluiting) • Op initiatief van een enkele partij bij een (beoogde) arbeidsrelatie wanneer het statuut van WN of zelfstandige onzeker is (binnen een termijn van 1 jaar na aanvang beroepsactiviteit of bij aanvang zelf) In volgende gevallen kan er echter geen beslissing worden genomen • Op het ogenblik van het indien van het verzoek loopt een onderzoek door de bevoegde instellingen van sociale zekerheid of een strafrechtelijk onderzoek • Wanneer de zaak bij de arbeidsrechtbank aanhanging werd gemaakt of deze zicht er reeds over heeft uitgesproken Weerlegbaar vermoeden van een AO (Wet 25/08/2012) Weerlegbaar vermoeden van werknemerschap (AO) in de sectoren bouw, bewakingsdiensten, goederen- en personenvervoer en schoonmaak, alsook land en tuinbouwsector (zie onderaan) Dit vermoeden geldt enkel indien 5 van de 9 specifieke criteria vervuld zijn, in hoofde van degene die de werkzaamheden uitvoert 1. Afwezigheid van financieel of economisch risico ( = geen deelname in winsten en verliezen onderneming, geen investeringen met eigen middelen,..) 2. Afwezigheid van verantwoordelijkheid en beslissingsmacht aangaande de financiele middelen van de onderneming 3. Afwezigheid van beslissingsmacht over het aankoopbeleid van de onderneming 4. Afwezigheid van beslissingsmacht over het prijsbeleid van de onderneming, behoudens wanneer deze prijzen wettelijk zijn vastgelegd 5. Afwezigheid van resultaatsverbintenis betreffende de overeengekomen arbeid 6. De garantie op betaling van een vaste vergoeding, ongeacht de bedrijfsresultaten of prestatie van diegene die de werkzaamheden uitvoert 7. Geen WG zijn van persoonlijk en vrij aangeworven personeel, of de onmogelijkheid om voor het overeengekomen werk personeel aan te werven / zich te laten vervangen 8. Zich niet voordoen als een onderneming ten overstaan van andere personen of hoofdzakelijk / gewoonlijk voor een medecontractant werken 9. In ruimtes werken waarvan men niet de eigenaar of huurder is, of werken met materiaal dat ter beschikking wordt gesteld en gefinancierd door de medecontractant Indien niet meer dan de helft van de voorwaarden zijn voldaan geldt een vermoeden van zelfstandigenovereenkomst, dit kan worden weerlegd met alle middelen van het recht Ondertussen werden er voor de bewakings- en de bouwsector, alsook voor de land- en tuinbouwsector en de transportsector Koninklijke besluiten in die zin gepubliceerd. Het toepassingsgebied van het vermoeden kan bij KB worden uitgebreid tot andere sectoren (vb: KB van 20 juni 2013) Gunstregeling in geval van herkwalificatie Heeft tot doel te vergaande gevolgen van de herkwalificatie te verlichten, maar is enkel mogelijk in onderstaande gevallen: • Vrijwillige aansluiting van de WG bij de RSZ. Deze aansluiting dient echter wel binnen de 6 maanden na inwerkingtreding van de wet of toepasselijk kb te geschieden • Wanneer beide partijen het initiatief hebben genomen om een procedure te starten voor de Commissie (zie hierboven) en ze zich binnen de 6 maanden naar diens uitspraak schikken De gunstregeling heeft tot uitwerking dat er geen enkele strafsanctie van toepassing zal zijn, en evenmin verhogingen, intresten en andere kosten. De bijdragen die verschuldigd zijn bij regularisatie in een bepaalde regeling dienen daarenboven te worden verminderd met de bijdragen die de persoon die de arbeid verichtte, voor dezelfde periode in de andere regeling betaalde Hoofdstuk 3 Bewijs van de individuele arbeidsovereenkomst Principe: er is geen schriftelijk bewijs nodig voor deze consensuele overeenkomst. Geschrift toch vereist: - AO voor bepaalde tijd of welbepaald werk (art. 9 AOW) AO voor deeltijds werk (art. 11bis AOW) Vervangingsovereenkomst (art. 11ter AOW) AO voor huisarbeiders (art. 119.4 AOW) AO voor studentenarbeid (art. 123 AOW) AO voor uitzendarbeid (Uitzendarbeidwet van 24/7/87) AO voor telewerk. (art. 4 CAO nr. 85) Ontstentenis van geschrift: het getuigenbewijs is toegelaten, ongeacht de waarde van het geschil (art. 12 AOW). → Gedeeltelijke afwijking van art. 1341 BW. Verder wijkt het arbeidsovereenkomstenrecht niet af van het gemeen bewijsrecht: • Feitelijke vermoedens pas toegestaan bij ontstentenis van geschrift (art. 1353 BW). • Primauteit van het geschrift (art. 1341 BW), maar getuigen en vermoedens zijn wel toegelaten indien er een begin van bewijs is door geschrift of het voor de SE onmogelijk is zich een geschrift te verschaffen. • Actori incumbit probatio (art. 1315 BW), doch soms wettelijke vermoedens die bewijslast doen verschuiven. II. Het sluiten van de overeenkomst Hoofdstuk 1: Aanwervingsvrijheid en aanwervingsrecht Aanwerven: het formuleren door een WG van een aanbod om te komen tot het sluiten van een AO + Het organiseren van een selectie onder diegene die bereid zijn op het aanbod in te gaan Aanwervingsvrijheid van de WG is echter niet absoluut, ze is aan het aanwervingsrecht onderworpen en wordt daarenboven nog eens beperkt door algemene regels van aansprakelijkheid, openbare orde en goede zeden Afdeling 1: Verplichting tot aanwerving bepaalde arbeidskrachten Om marginalisering van personen met een economische handicap te voorkomen dient de WG (die meer dan 50 WN heeft) werknemers in dienst te nemen a rato 3% van hun personeelsbestand. Daarenboven dienen alle WG in de particuliere sector tesamen nieuwe werknemers aan te nemen a rato 1% van hun totale personeelsbestand. → Wie in aanmerking komt hiervoor verschilt wel eens: momenteel zijn het de jongeren van minder dan 26 jaar Ook in andere gevallen kan de WG verplicht zijn tot aanwerving (vb: vervanging van WN op brugpensioen waar gene vrijstelling van de vervangingsplicht werd verkregen) Afdeling 2: Discriminatieverbod Dertig jaar discriminatiewetgeving Het eerste discriminatieverbod in de nationale wetgeving betrof de geslachtsdiscriminatie (wet van 4 augustus 1978, zoals gewijzigd bij de wet van 7 mei 1999). Vervolgens werd ook discriminatie verboden van werknemers op grond van ras, leeftijd, het feit dat ze deeltijds werkten of voor bepaalde tijd werkten (wet 5 juni 2002). Ook art. 2bis van CAO nr. 38 voorzag reeds in een hoop verboden gronden zoals ziekteverleden. Uiteindelijk kwam de antidiscriminatiewet van 25 februari 2003 tot stand die diende om twee Europese richtlijnen te implementeren. Deze formuleer de gelijke behandeling van personen ongeacht ras, afkomst, godsdienst, geboorte, burgerlijke staat, het fortuin, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid De nationale wet werd in 2004 gedeeltelijk vernietigd door het Grondwettelijk Hof. De nieuwe antidiscriminatiewetgeving (wet van 10 mei 2007) In de loop van 2005-2006 werd de wetgeving vervangen door drie nieuwe wetten: 1) De wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie (handicap, geloof,..) 2) De wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen 3) De wet tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden Direct onderscheid = wanneer iemand ongunstiger wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie op grond van een van de beschermde criteria. • Directe discriminatie = direct onderscheid op grond van een beschermd criterium dat niet gerechtvaardigd kan worden. Indirect onderscheid = wanneer een ogenschijnlijke neutrale bepaling, maatstaf of handelswijze personen met een bepaald beschermd criterium in vergelijking met andere personen bijzonder kan benadelen. • Indirecte discriminatie = indirect onderscheid op grond van een beschermd criterium dat niet kan gerechtvaardigd worden. Positieve actie = specifieke maatregelen die genomen worden om de nadelen i.v.m. een van de beschermde criteria te compenseren, met het oog op het waarborgen van een volledige gelijkheid (≠ discriminatie). Rechtvaardiging is mogelijk mits er een legitiem doel gediend wordt en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. ( = open rechtvaardigingssysteem) • In AR is geen enkel direct onderscheid op grond van leeftijd, geaardheid, handicap en overtuiging toegelaten, tenzij dit onderscheid vanwege de aard van de beroepsactiviteit of de context waarin deze wordt uitgevoerd, een wezelijke en bepalende beroepsvereiste vormt, mits het doel legitiem en het vereiste evenredig zijn aan het doel Opmerkelijk is dat de bewijslast ten laste van de verweerder (om aan te tonen dat er geen discriminatie is) valt wanneer het slachtoffer van een vermeende discriminatie de feiten aanvoert bij het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen of een andere belangenorganisatie. De werknemer die een klacht heeft ingediend kan krachtens de wet gedurende twaalf maanden bescherming genieten tegen ontslag of eenzijdige aanpassing van de arbeidsvoorwaarden. Of in geval van een vordering, tot 3 maanden na het in kracht van gewijsde gaan van de rechterlijke beslissing. EU jurisprudentie mag niet uit het oog worden verloren: Chacon Navas zaak: handicap is een belemmering van het beroepsleven gedurende een lange duur en een eenvoudige gelijkstelling met een ziekte is dus uitgesloten Recente ontwikkelingen Artikel 107 wet 30 december 2009 = Discriminatie op grond van syndicale overtuiging is verboden. Ook leeftijdbarema’s zijn niet langer mogelijk Zie CAO nr. 95 van 10 oktober 2008 betreffende de gelijke behandeling gedurende alle fasen van de arbeidsrelatie. • De drie hoger vermelde wetten hebben echter een ruimer toepassingsgebied dan deze CAO die enkel geldt bij aanwerving, tewerkstelling en ontslag van werknemers. Bijwerking Discriminatieverbod Door de wet van 27 december 2012 worden alle werkgevers uit de particuliere sector verplicht een aantal “werkplekleerplaatsen” (=instapstage, opleiding) ter beschikking te stellen a rato van 1 % van hun totale personeelsbestand. Door de wet van 9 juli 2012 wordt een discriminatieverbod t.o.v. uitzendkrachten ingevoerd (zie infra nr. 545bis). Door de Wet van 22 april 2012 wordt een juridisch kader gecreëerd om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te bestrijden. In elke onderneming die minstens 50 werknemers tewerkstelt, maakt de werkgever om de twee jaar een gedetailleerde analyse van de bezoldigingsstructuur binnen de onderneming, die het mogelijk maakt te bepalen of de onderneming een genderneutraal bezoldigingsbeleid voert en, indien dat niet het geval blijkt te zijn, daartoe te komen via overleg met de personeelsafvaardiging. Het analyseverslag wordt besproken in OR of met de vakbondsafvaardiging Afdeling 3: Selectiecriteria De OR is krachtens artikel 15 e) bedrijfsorganisatiewet bevoegd om de algemene richtlijnen van het aanwervings- en afdankingsbeleid van de WG te onderzoeken. Citeria voor werderaanwerving Artikel 12 cao nr 9 laat OR toe de algemene richtlijnen voor wederaanwerving vast te stellen, indien deze volgt op een ontslag om economische of technische reden. Afdeling 4: Verplichtingen WG t.a.v. de sollicitant Cao nr 38 legt normen en gedragsregels voor selectie en werving vast Plichten Aan de WG worden 5 plichten opgelegd 1. Gelijke behandeling van sollicitanten 2. Kosten van examens/onderzoeken in het kader van de selectieprocedure zijn ter zijne kosten 3. Dient aan de sollicitant die onder de regels betreffende de werkloosheidscontrole valt, een bewijsstuk overhandigen, indien deze erom verzoekt 4. Behoort de stukken die aan de sollicitatie zijn toegevoegd gedurende een redelijke termijn voor de sollicitant ter beschikking te houden 5. Mag de sollicitant niet vragen om gezegelde en eensluidende verklaardende afschriften van diploma’s, getuigschriften en andere stukken over te maken (wel kopies) Gedragsregels Slechts morele verbintenissen, die niet in rechte afdwingbaar zijn 1. De werkaanbieding moet voldoende informatieve gegevens bevatten 2. WG moet de sollicitant die niet werd weerhouden binnen een redelijke termijn van de beslissing op de hoogte stellen 3. Vragen met betrekking tot de prive sfeer van de sollicitant zijn slechts toegelaten voor zover rechtstreeks relevant aan de dienstbetrekking 4. De ingewonnen gegevens dienen met de nodige vertrouwelijkheid te worden behandeld 5. De selectieprocedure dient binnen een redelijk termijn te worden afgehandeld 6. Sollicitatiekosten dienen zo laag mogelijk te worden gehouden De sollicitant dient te goeder trouw mee te werken en de nodige informatie aangaande zijn beroeps- en studieverleden ter beschikking te stellen Gedragdscode Cao nr 38sexies bepaalt een gedragscode die de WG idealiter (niet naleving kan immer niet worden gesanctioneerd) naleven Het voornaamste principe houdt in dat de werving zonder onderscheid gebeurt, tenzij wanneer een sollicitant in aanmerking komt voor een voorkeursbehandeling om feitelijk ongelijkheden op te heffen. • Wervingskanalen en procedures: WG zullen deze moeten doorlichten om na te kijken of deze leiden tot gelijke kansen voor personen uit kansengroepen (= discriminatieneutrale wijze) • Gestelde eisen: Men mag zich enkel laten leiden door functionele eisen, diegen die wegens de aard of uitoefening van de functie belangrijk zijn • De beoordeling: vooroordelen mogen geen rol spelen om zo het daadwerkelijk potentieel van de sollicitant na te gaan • Aantekeningen: Diegene betrokken bij de selectie mogen geen informatie registreren die tot discriminatie leidt, tenzij wanneer het gaat om informatie met betrekking tot een sollicitant die in aanmerking komt voor een voorkeursbehandeling om feitelijke ongelijkheden op te heffen • Klachten van sollicitant: De onderneming dient hierop binnen een redelijke termijn te reageren • Feedback: OR of vakbondsafvaardiging wordt jaarlijkst op de hoogte gebracht van (de afhandeling) van de klachten Afdeling 5: Aanwervingsonderzoek Voorafgaande gezondheidsbeoordeling Preventieadviseur-arbeidsgeneesheer onderzoekt de WN die terwerk worden gesteld in onderstaande categorieen, hij neemt een beslissing over de geschiktheid van de WN en deelt deze mee aan de WG: • • • • Een Een Een Een veiligheidsfunctie functie et verhoogde waakzaamheid activiteit met een welbepaald risico activiteit verbonden aan voedingswaren Op initiatief van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, de WG, vertegenwoordiger WN, CPBW en op basis van de resultaten van de risico analyse kan dit toezicht worden uitgebreid tot alle WN die werken in de onmiddellijke omgeving van de WN die onderworpen is aan de verplichte gezondheidstoezicht Medische tests Kunnen enkel tot doel hebben de huidige (niet toekomstige) geschiktheid van de WN voor een openstaande betrekking hebben → Alle andere onderzoeken zijn verboden, uitzondering hierop dienen bij kb te worden bepaald Afdeling 6: De aanwervingsmelding De WG dient bij de RSZ aangifte te doen van het begin en einde van de tewerkstelling Hoofdstuk 2. Algemene beginselen van het contractenrecht in het raam van de AO We onderscheiden volgende algemene beginselen van het contractenrecht en passen ze toe op het arbeidsovereenkomstenrecht: 1. Wilsautonomie = de partijen zijn niet meer volkomen vrij om de overeenkomst de inhoud te geven die ze willen. De overeenkomst maakt immers het voorwerp uit van een uitgebreide reglementering in de wet, de cao en het arbeidsreglement. a) Automatische conversie = het juridisch procédé waarbij cao-bepalingen de plaats innemen van strijdige bepalingen in de individuele AO. b) Incorporatie = de overeenkomst verbindt niet alleen tot datgene wat de partijen afgesproken hebben, doch ook tot al wat de billijkheid en het gebruik daaraan toevoegen (~art. 1135 BW). 2. Consensualisme = in principe volstaat een loutere toestemming door de partijen voor de totstandkoming van de overeenkomst, doch zal voor bepaalde AO’s een geschrift nodig zijn (bv. bepaalde tijd, deeltijds werk, studentenarbeid, …). 3. Contract is wet = geen van de partijen mag eenzijdig wijzigingen aanbrengen. (=bindende kracht overeenkomst) 4. Uitvoering te goeder trouw Hoofdstuk 3. Geldigheidsvereisten We onderscheiden volgende geldigheidsvereisten voor de AO: 1. Geldige toestemming = de toestemming is aangetast door dwaling, bedrog en geweld → Voornamelijk bedrog, bv. indien de sollicitant de werkgever opzettelijk doet dwalen omtrent zijn hoedanigheid of eigenschappen (let op: de werkgever moet dan wel zijn vraagrecht gebruikt hebben en het element dient van doorslaggevend belang voor de aanwerving te zijn geweest). ü ü Ontbinding van AO om dringende redenen Ontbinding vragen aan rechter → Doet WG niets, dan zal dit als bekrachtiging van de overeenkomst gelden 2. Bekwaamheid = de contractspartijen moeten handelingsbekwaam zijn • Minderjarige heeft toestemming nodig van ouder of voogd (art. 43 AOW). • Let op voor beroep uit art. 216 BW ingeval van gehuwde personen. • Dus niet geldig bij onbekwaamverklaarden. 3. Geoorloofde oorzaak totstandkoming = slaat terug op de doorslaggevende reden van → Zie echter art. 5 AOW 4. Geoorloofd voorwerp = slaat terug op de inhoud van het contract → Zie echter art. 5 AOW = afzwakking van nietigheid Hoofdstuk 4. Vormvereisten Een AO voor onbepaalde tijd hoeft niet uitdrukkelijk op schrift worden gesteld. • Iedere AO wordt geacht van onbepaalde duur te zijn tot het tegendeel is bewezen. • Voor andere overeenkomsten is wel een geschrift vereist (zie art. 9, 11bis-ter, …). Dit moeten ten minste 2 exemplaren zijn en ten laatste op het moment van de indiensttreding worden ondertekend Zie art. 3bis AOW inzake elektronisch ondertekende arbeidsovereenkomsten. Hoofdstuk 5. Soorten arbeidsovereenkomsten Arbeidsovereenkomsten kunnen worden ingedeeld aan de hand van drie criteria: 1. De duur waarvoor ze werd aangegaan (art. 7 AOW) • Bepaalde duur (vervaldag bepaald)ó onbepaalde duur (geen tijdslimiet, beindiging is mogelijk op elk moment) • Overeenkomsten voor onbepaalde duur zijn vaak gunstiger voor WN’s dan diegene voor bepaalde duur, WG namen gebruikte vroeger dan ook vaak de praktijk van opeenvolgende AO’s van bepaalde duur af te sluiten → Art. 10 AOW probeert deze praktijk aan banden te leggen: wanneer partijen verschillende opeenvolgende AO’s voor bepaalde tijd hebben afgesloten, zonder dat er een onderbreking is toe te schrijven aan de werknemer, dan worden zij verondersteld een overeenkomst voor onbepaalde tijd te hebben aangegaan. Opmerking: Behalve wanneer de werkgever bewijst dat deze overeenkomsten gerechtvaardigd waren wegens de aard van het werk of wegens een andere wettige reden (= vb: verlenging seizoensarbeid omwille gunstige weersomstandigheden) of wanneer de onderbreking(en) aan de WN zelf kunnen worden toegeschreven. → Zie twee bijkomende uitzonderingen in art. 10bis AOW! 2. De precisering van het te verrichten werk (art. 7 AOW) • Het te verrichten werk kan duidelijk omschreven zijn betreffende zijn 1 voorwerp en omvang. • Art. 10 AOW is ook hier toepasselijk! (= verbod opeenvolgende AO bepaalde duur) 3. De aard van het werk of de hoedanigheid van de werknemer 1) Arbeidsovereenkomst voor werklieden (art. 2 AOW) = overeenkomst waarbij een werknemer – de werkman – zich ertoe verbindt om tegen loon onder het gezag van een werkgever hoofdzakelijk handenarbeid te presteren. → De arbeider mag door de werkgever worden behandeld als een bediende, aangezien dit meer gunstig is (art. 6 AOW). De omgekeerde situatie is uitgesloten 2) Arbeidsovereenkomst voor bedienden (art. 3 AOW) = overeenkomst waarbij de werknemer hoofdzakelijk hoofdarbeid presteert. 1 Deze overeenkomst zal een einde nemen wanneer het werk voltooid is (ó bepaalde/onbepaalde duur). → Vaak is de regeling voor bedienden veel gunstiger dan voor arbeiders (bv. inzake beëindiging van de overeenkomst, vakanties, …)!! Grondwettelijk Hof 8 juli 1993 = in het voorgelegde geval was er geen discriminatie tussen arbeiders en bedienden, doch zal de wetgever het onderscheid wel geleidelijk aan weg moeten werken om zo’n discriminatie te voorkomen. → Sindsdien zijn dan ook enkele initiatieven tot emancipatie genomen. Grondwettelijk Hof 7 juli 2011 = De carenzdag en de onstlagregeling van arbeiders schenden artikelen 10 en 11 Grondwet, en de gevolgen van deze wetsbepalingen blijven slechts gelden tot 8 juli 2013 Daarnaast onderscheiden we nog de vervangingsovereenkomst en de overeenkomst voor deeltijdse arbeid. Bijwerking hoedanigheid werknemer Wet van 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen bevat volgende krachtlijnen: 1. Er komt één zelfde ontslagregeling voor alle werknemers. Er is geen onderscheid meer tussen arbeiders en bedienden. 2. De reeds verworven rechten op een opzegtermijn blijven behouden. Vanaf 2014 worden de opzegtermijnrechten verder opgebouwd volgens de nieuwe regels. 3. Het recht op outplacement wordt aanzienlijk uitgebreid. Zo wordt meer ingezet op het vinden van een nieuwe job na ontslag. 4. Het principe van de motiveringsplicht bij ontslag wordt ingevoerd. 5. De carenzdag wordt afgeschaft. Tegelijk komen er meer controles om misbruiken tegen te gaan. Arbeiders zullen dan net als bedienden hun eerste ziektedag betaald krijgen. 6. Er wordt een aantal maatregelen genomen om de kostenverhoging ten gevolge van de nieuwe opzeggingsregeling voor de werkgevers te verzachten. Dit gebeurt hoofdzakelijk door de verschuiving van bestaande budgetten. Vervangingsovereenkomst (art. 11ter AOW) Vervangingsovereenkomst = wanneer de werkgever beroep doet op een vervangende werknemer wanneer de AO van een andere werknemer is geschorst om bepaalde redenen, anders dan gebrek aan werk wegens economische oorzaak, slecht weer, staking of lockout. • Bv. bij arbeidsongeschiktheid, zwangerschapsverlof, loopbaanonderbreking, … • Schriftelijk en dient bepaalde verplichte vermeldingen te bevatten. • Max. duur is twee jaar, behalve bij loopbaanonderbreking. • Let op regeling van opeenvolgende vervangingsovereenkomsten. De vervangingsovereenkomst eindigt op de bedongen datum (bepaalde duur), of ingeval van onbepaalde duur wanneer de vervangen werknemer terugkeert (via verkorte opzeggingstermijn). Indien men ze hiervoor wil beëindigen dienen de normale regels gehanteerd te worden. De overeenkomst voor deeltijdse arbeid (art. 11bis AOW) Deeltijdse werknemer = de werknemer wiens normale arbeidsduur, berekend op weekbasis of als gemiddelde over een werkperiode van max. een jaar, minder is dan die van een voltijdse werknemer in een vergelijkbare situatie (art. 2 wet 5 maart 2002). • Let op het onderscheid tussen occasionele, tijdelijke en seizoenarbeid. • Per WN afzonderlijk een geschrift vereist, wat een vermelding van het werkroosters en arbeidsregeling dient te bevatten. Daarnaast voorziet de wetgever nog in bijkomende beschermingsmaatregelen: 1. De éénderde-regel (art. 11bis, lid 5 e.v. AOW) Wekelijkse arbeidsduur van DWN mag de niet lager liggen dan 1/3 van VWN die in een onderneming tot dezelfde categrorie behoort 2. De drie-urenregel (art. 21 arbeidswet) Duur van een werkperiode mag niet korter zijn dan 3 uren. 3. De bekendmaking van de werkroosters (art. 11bis, lid 2 AOW) • Arbeid kan georganiseerd worden op drie verschillende wijzen, de wettelijke verplichtigen van bekendmaking verschillen hier: → een vast werkrooster (Arbeidsovereenkomst, werkrooster, identiteit en handtekening WG + WN dienen te worden bewaard) → een cyclus in het arbeidsreglement (kan resulteren in een vast of variabel naargelang dat de begintermijn kan worden vastgesteld) → of een variabel uurrooster. (dagelijkse uurroosters dienen ten minste 5 dgaen op voorhand voor elke WN afzonderlijke te worden meegedeeld, en vanaf de laatste dag, 1 jaar te worden bewaard) • Bij onstentenis van de wettelijke bepalingen zal de werknemer weerlegbaar worden geacht zijn prestaties voltijds te hebben volbracht (resulteert echter niet in meer loon / voordeel voor WN). De werkgever moet ook een document bijhouden waarin afwijkingen op het werkrooster worden vastgesteld. 4. Continuïteit in de loonbetaling • De werkgever wordt geacht elke betaalperiode het gewone loon te betalen voor de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur, ook al heeft de werknemer minder gepresteerd. 5. Deeltijdse arbeid als uitzondering (voorrang op voltijdse arbeid) • De deeltijdse werknemer kan bij zijn werkgever schriftelijk een aanvraag indienen om in een dienstbetrekking te komen die zijn arbeidsduur verhoogt. 6. Discriminatieverbod tussen deeltijdse en voltijdse werknemers (richtlijn 97/81/EG) 7. Varia • Loon: Recht op hetzelfde loon als VWN t.o.v. de gepresteerde uren • Sollicitatieverlof: Mogen tijdens opzeggingstermijn betaald wegblijven om een nieuwe dienstbetrekking te zoeken • Loongrenzen: Bij het bepalen van de opzeggingstermijn voor bedienden, moet rekening worden gehouden met het hypothetisch loon dat ge WN zou hebben verdient moest hij voltijds hebben gewerkt Hoofdstuk 6. De inhoud van de overeenkomst De partijen kunnen een aantal afspraken inschrijven in de arbeidsovereenkomst. De wetgever regelt sommige bedingen expliciet en verbiedt er een aantal. Afdeling 1. Verboden bepalingen Bepaalde ontbindende bedingen Bedingen waarbij bepaald wordt dat het huwelijk, het moederschap of het bereiken van de wettelijke of conventionele pensioengerechtigde leeftijd een einde maken aan de overeenkomst zijn nietig (art. 36 WAO). Ook bedingen waarbij de werkgever het recht krijgt om de arbeidsovereenkomst te beëindigen zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn wanneer er beslag gelegd is op het loon van de werknemer ten gevolge van een kredietovereenkomst bepaald door de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet zijn nietig (art. 36bis WAO). Het wijzigingsbeding Bedingen waarin bepaald wordt dat de werkgever het recht heeft om de voorwaarden van de overeenkomst eenzijdig te wijzigen zijn nietig (art. 25 WAO). • Bv. zich ertoe verbinden ‘waar ook ter wereld’ tewerkgesteld worden. • Wel is toegelaten om limitatief een aantal werkplaatsen op te noemen. HvC: de nietigheid geldt enkel indien arbeidsovereenkomst worden gewijzigd. de essentiële voorwaarden van de Let op: Niet te verwarren met keuze of variatiebedingen (Bv: Limitatief aantal plaatsen van twerkstelling) Afdeling 2. In de WAO geregelde bedingen Het proefbeding Proefbeding = clausule die enerzijds de werkgever moet toelaten na te gaan in welke mate de werknemer geschikt is om de bedongen arbeid te presteren, en anderzijds de werknemer in de mogelijkheid stelt om uit te maken of de door hem te verrichten arbeid hem schikt. • Tijdens de proeftijd kan de AO dus sneller dan normaal worden beëindigd. • Moet schriftelijk worden vastgesteld voor elke WN afzonderlijk op tijdstip van indiensttreding (anders nietig). • Bij AO voor bepaalde tijd moet de duur van het beding korter zijn dan de looptijd van de AO • Verlening van proeftijd is onmogelijk (opeenvolgende proefbedingen wel in sommige omstandigheden) Het proefbeding is door de wetgever geregeld voor: 1. Werklieden (art. 48 W AO) • §2: Duur van het proefbeding → • §3: Schorsing van de AO tijdens de proeftijd → • Niet minder dan 7 dagen en niet meer dan 14 (niet bepaald = 7 dagen) Indien schorsing AO zal de proeftijd verlengt worden met de duur van de schorsing (max 7 dagen) §4: Einde van de AO met proefbeding → Proeftijd 7 dagen = Geen eenzijdige opzegging in deze periode zonder dringende reden → Proeftijd > 7 dagen = Bescherming geldt enkel in de eerste 7 dagen, erna is eenzijdige opzegging zonder opzeggingstermijn of vergoeding mogelijk → in geval van schorsing tijdens eerste 7 dagen = Verlening van bescherming tot 14 de dag 2. Bedienden (art. 67 W AO) • §2: Duur van het proefbeding → • §3: Schorsing van de AO tijdens de proeftijd → • Niet minder dan 1 maand, maximum 6 tot 12 maanden naargelang het jaarlijks loon Indien schorsing AO zal de proeftijd verlengt worden met de duur van de schorsing (Geen maximum) §4: Einde van de AO met proefbeding → Opzegging tijdens proeftijd zonder dringende reden kan enkel mits opzeggingstermijn van 7 dagen (+ vergoeding van lopend loon en voordelen voor periode van opzeggingstermijn) → Indien tijdens eerste maand = opzeggingstermijn tot einde maand (+ vergoeding lopend ste loon en voordelen van 1 maand & opzeggingstermijn) → in geval van schorsing tijdens eerste 7 dagen = Verlening van bescherming tot 14 de dag Bijwerking Proeftijd Art. 71-74 Wet Eenheidsstatuut = Het proefbeding wordt afgeschaft behalve voor studenten en uitzendkrachten. De proefbedingen waarvan de uitvoering een aanvang heeft genomen, blijven hun gevolgen behouden. Ingeval een uitzendkracht, via opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid, in dezelfde functie, op dezelfde arbeidspost en bij dezelfde gebruiker tewerkgesteld wordt, zijn opeenvolgende proeftermijnen verboden. De borgtocht Borgtochten mogen slechts van de werknemer worden gevraagd overeenkomstig de bepalingen voorzien in een CAO (art. 23 en 23bis WAO). • Indien geen CAO werd gesloten op ondernemingsvlak of op het niveau van het paritair (sub)comité dan geldt CAO nr. 41. Het scheidsrechtelijk beding Zie hieronder. Het concurrentiebeding Zie hieronder. Rond pagina 31 Het delcrederebeding Delcrederebeding = de handelsvertegenwoordiger staat in voor de kredietwaardigheid van de klant (art. 107 WAO). Het scholingsbeding Zie hieronder. Rond pagina 31 Afdeling 3. Niet door de wetgever geregelde bedingen Bedingen die strijdig zijn met de bepalingen van de WAO zijn nietig in zoverre zij ertoe strekken de rechten van de werknemer in te korten of zijn verplichtingen te verzwaren (art. 6 WAO). Hierbij valt o.m. te denken aan het exclusiviteitsbeding en woonplaatsbeding. III. Tewerkstelling Hoofdstuk 1. Rechten en plichten Werkgever en werknemer hebben rechten en plichten, dewelke voortspruiten uit de wet, de individuele arbeidsovereenkomst, het arbeidsreglement en cao’s. 1. Plichten van de werkgever De belangrijkste plichten van de wetgever staan opgenomen in Art 16 en 20 WAO en houden onder meer in: • Eerbied en achting t.o.v. WN • De WN niet laten werken in omstandigheden die in strijd zijn met hetgeen wat werd overeengekomen • Arbeid dient verricht te worden in behoorlijke omstandigheden m.b.t de veiligheid en gezondheid WN • Het loon uitbetalen • … Verplichtingen i.v.m. vertrek naar het buitenland Art. 20bis van de arbeidsovereenkomstenwet stelt dat de werkgever aan de werknemer die voor langer dan één maand in het buitenland gaat werken een geschrift moet overhandigen dat volgende gegevens bevat: • Duur van het werk in het buitenland. • Muntsoort waarin het loon wordt uitbetaald. • Eventuele voorwaarden die aan de opdracht in het buitenland zijn verbonden • Voorwaarden van terugkeer. Het betalen van loon Inzake het betalen van het loon bepaalt art. 20, 3° van dezelfde wet dat de werkgever het loon moet betalen op de wijze, tijd en plaats zoals dit is overeengekomen. • Zie ook de loonbeschermingswet (wet 12 april 1965). Loon = het geld en de in geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van de werkgever (art. 2 loonbeschermingswet). • Bv. ook fooien; niet vakantiegelden. • HvC: loon dat tegenprestatie is van arbeid, alsook het gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid, de opzeggingsvergoeding, eindejaarspremie. Inzake de bescherming van het loon, gelden volgende principes • Wijze van uitbetaling (Art 5 §1 LBW) = Hetzij van hand tot hand, hetzij in giraal geld • Het loon in natura (Art 6 LBW) = Max 1/5 van brutoloon in huisvesting, gas, elektriciteit, water, verwarming, genot van grond, voedsel, gereedschap, kleding • Belangentijdstip (Art 9 LBW) = Uitbetaling gebeurt op geregelde tijdstippen. Voor werklieden minstens 2x per maand, voor bedienden minstens om de maand. • Kwijting (Art 12 LBW) = Geldt slechts als ontvangstbewijs voor voldoen schuld, impliceert geen afstand van recht • De interesten (Art 10 LBW) = Interesten op nettoloon vanaf dat het verschuldigd was (nu op brutoloon door Kb uit 2005) • De loonsafrekening (Art 15 LBW) = Bij elke betaling wordt aan de WN een afrekening overhandigd • Inhoudingen op het loon (Art 23 LBW) = Mag max 1/5 van het verschuldigde loon (na aftrek bedrijfsvoorheffing en socialezekerheidsvoordelen) bedragen. Dit geldt niet bij opzettelijke fout van WN → Bv: De bedrijfsvoorheffing, socialezekerheidsbijdragen, geldboeten krachtens arbeidsreglement, schadeloosstelling krachtens artikel 18 AOW, Loonvoorschotten 1 2 Loonoverdracht en beslag (Art 27 en 35 LBW): Loon slechts beperkt vatbaar voor beslag en overdracht. Onderstaande grenzen worden verhoogt met 64 euro / kind ter laste • ü ü ü Lager dan 1037 euro = Niets Tussen 1037 en 1113 euro = 20 % Tussen 1113 en 1228 = 30% ü ü Tussen 1228 en 1344 = 40% Boven 1344 = 100% Porgrammawet 29/03/2012 = Hoofdelijke aansprakelijkheid voor uitbetalen loon voor opdrachtgevers aan (onder) aannemers Minumumlonen = Bepaald door (sectorale) cao’s. Algemene normen zijn echter opgenomen in NAR-cao nr 43. Voor WN jonger dan 21 geldt cao nr 50. Het respecteren van de arbeidsduurgrenzen De arbeidswet van 16 maart 1971 bevat een regeling inzake de arbeidsduur. Onder bepaalde voorwaarden geldt er immers een versoepeling van de arbeidsregeling (bv. 2 Nachtwerk ). • Normaal gezien strekt het toepassingsgebied zich uit tot alle personen die onder gezag (al dan niet krachtens arbeidsovereenkomst) arbeid verrichten. Uitzonderingen zijn echter leidende fucnties, familieonderneming,.. • Arbeidstijd = de tijd gedurende dewelke het personeel ter beschikking is van de werkgever, dus niet enkel de tijd dat effectief wordt gewerkt. (soms ook tijd dat hij niet ter beschikking staat: educatief verlof, vergadertijd ondernemingsraad) In beginsel mag de arbeidsduur immers niet meer bedragen dan 8 uur per dag en 38 uur per week (art. 19 arbeidswet). • In de vijfdagenweek is de daggrens 9 uur. • Mag ook niet meer bedragen dan vastgesteld in het arbeidsreglement. • Uitzondering: variabel of piekdaluurrrooster (20bis arbeidswet) & incidenteel overwerk. Overwerk = de arbeid boven de wettelijke arbeidstijdgrenzen of boven de in de plaats gekomen arbeidstijdgrenzen. (Art 29 arbeidswet) • Recht op overloon enkel, mits overschrijding van 9u/dag of 40u/week. • Is slechts in bepaalde gevallen toegestaan 1. Dringend of onvoorzienbaar werk) 2. Buitengewone vermeerdering van het werk 3. Ongeval 4. Voorbereidend of nawerk 5. Opmaken inventaris / balans • Vermeerdering van 50% als overloon en 100% voor overwerk op zondag/feestdag. 2 Wet 17 februari 1997, cao nr 46 -‐ 23/03/1990, cao nr 49 -‐ 21/05/1991 • Sommige vormen van overwerk geven geen recht op overloon (Ploegenarbeid, Continuarbeid, Nieuwe arbeidsregeling, Flexibele arbeidstijsregeling) • Overloon kan vervangen worden door bijkomende rustdagen. (50% overloon = 1/2u) Bijwerking Arbeidsduur De wet van Wet 17 augustus 2013 bestaat uit drie delen: de versoepeling inzake de regels inzake de arbeidstijd, de glijdende werkuren en deeltijdse arbeid. Inhaalrust vanaf 78 gepresteerde overuren (met < 1j referteperiode) wanneer de referteperiode gelijk is aan één jaar (in plaats van 65 uur). en 91 overuren Taalgebruik De werkgevers die een exploitatiezetel in het Nederlandse taalgebied hebben, dienen voor het taalgebruik in de sociale betrekkingen het Nederlands te gebruiken, ongeacht de plaats van de tewerkstelling van de werknemers. Niet naleving van het Nederlands taaldecreet leidt tot nietigheid, strafsancties en geldboeten. • Indien echter de samenstelling van het personeel zulks verantwoord, mag op eenparige vraag van de werknemersvertegenwoordigers van de ondernemingsraad, de vakbondsafvaardiging of van een afgevaardigde van een representatieve vakbondsorganisatie een vertaling in één of meer talen worden gevoegd bij de in het Nederlands opgestelde documenten. De werkgevers die een exploitatiezetel in het Franstalig taalgebied hebben, dienen voor het taalgebruik in de sociale betrekkingen het Frans te gebruiken (ze zijn echter vrij een andere taal te gebruiken) Niet naleving van ht Franstalig taaldecreet leidt tot nietigheid, maar niet tot sanctionering. In gemeenten met faciliteiten of in het Duitstalig gebied gebruiken werkgevers in hun sociale betrekkingen de taal van het taalgebied De werkgever met een exploitatiezetel in Brussel dienen Nederlands te hanteren voor het Nederlandssprekend personeel en Frans voor het Franssprekend personeel. Klachten indienen is mogelijk bij de vaste commissie voor taaltoezicht Recente ontwikkeling op EU niveau Het Hof heeft in zijn arrest van 16 april 2013 geoordeeld dat de verdragsbepaling over het vrij verkeer van werknemers zo moet worden uitgelegd dat deze bepaling in de weg staat aan een regeling die elke werkgever met een exploitatiezetel op het grondgebied van een taalgebied van een lidstaat, de verplichting oplegt om arbeidsovereenkomsten met een grensoverschrijdend karakter uitsluitend op te stellen in de officiële taal van dat taalgebied op straffe van door de rechter ambtshalve aan te voeren nietigheid van deze overeenkomsten. Het overhandigen van een arbeidsreglement Arbeidsreglement = ondergeschikte rechtsbron ter aanvulling of nadere regeling van voorschriften in andere rechtsbronnen, geldend voor alle of een groep van werknemers (arbeiders-bedienden). • Zie arbeidsreglementenwet voor verplichte (werkroosters, tucht,..) en facultatieve vermeldingen in het arbeidsreglement. Het arbeidsreglement is bindend voor de werkgever en de betrokken werknemers, doch deze binding is suppletoir omdat er met een geschreven individuele arbeidsovereenkomst van kan worden afgeweken. • Bindt de werknemer pas vanaf overhandiging van een kopie (kennisname). De opmaak gebeurt door de ondernemingsraad, bij onstentenis hieraan zal de WG het ontwerp dienen voor te leggen aan de werknemers die binnen de 15 dagen antwoorden. Indien geen akkoord kan worden bereikt dient het worden voorgelegd voor het PC die met 75% van de stemmen van beiden groepen stemt In bepaalde gevallen is de werknemer beschermd tegen ontslag wanneer deze opmerkingen heeft geformuleerd in het daartoe bestemde register bij invoering of wijziging van het arbeidsreglement (art. 12ter arbeidsreglementenwet). Deze periode loopt tot 6 maanden na inschrijven opmerkingen 2. Plichten van de werknemer Zie p. 114-115 voor een uitgebreid overzicht. • Eerbied en achting t.o.v. WG • De WN is verplicht op een eerlijke, nauwkeurige en zorgvuldige wijze de arbeid uit te voeren op de plaats, tijd en wijze zoals overeengekomen. • WN is verplicht zich ervan te onthouden fabrieksgeheimen mee te delen, oneerlijk concurrentie aan te gaan, schade te berokken, gereedschap en grondstoffen achter te houden Bevelen van WG op te volgen (artikel 17, 2* AOW), dit is echter niet absoluut en de bron van vele betwistingen, daarom worden aspecten van het controlerecht expliciet geregeld door Cao’s (nr 68, nr 81, nr 89,..) • Hoofdstuk 2. Aansprakelijkheid De gewone toepassing van het gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregels, zou in het nadeel van de WN werken, daarom heeft de wetgever geopteerd voor een aansprakelijkheidsbeperking zoals opgenomen in artikel 18 AOW Ook voor personeel van het vlaams onderwijs werd decretaal voorzien in deze aansprakelijkheidbeperking: Art x7 decreet 13/07/2001 De contractuele aansprakelijkheid Op grond van art. 18, lid 1-2 WAO is de werknemer in de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst ten aanzien van de werkgever en de derde aansprakelijk voor zijn eigen zware schuld, bedrog en lichte schuld, die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. • Lid 3: afwijkingen zijn nietig behoudens gebaseerd op een AV CAO. • Lid 4: vergoedingen aan de werkgever verschuldigd kunnen enkel op het loon worden ingehouden overeenkomstig de modaliteiten van de loonbeschermingswet (~art. 23). Deze aansprakelijkheidsbeperking is echter enkel geldig onder volgende modaliteiten: 1. Het betreft enkel de aansprakelijkheid van WN t.a.v. WG. 2. Het betreft een fout in de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ( = onder gezag WG). De aansprakelijkheid van de werknemer is aldus beperkt tot: 1. Zware fout = Geen intentioneel, kwaadwillig element vereist (opzettelijke fout) → Niet gelijk aan zware tekortkoming in de zin van art. 35 WAO. → Niet gelijk aan contractuele wanprestatie, hetgeen leidt tot ontbinding van het contract op grond van artikel 1184 BW 2. Lichte gewoonlijke fout = Frequent (verschillende) lichte fouten begaan 3. Bedrog (of intentionele fout) Samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid Een vordering wegens buitencontractuele aansprakelijkheid is slechts mogelijk indien: 1. De ten laste gelegde fout de schending uitmaakt van een verplichting die aan iedereen is opgelegd (dus niet louter van een contractuele verbintenis). 2. Deze fout andere dan aan de slechte uitvoering van het contract te wijten schade heeft veroorzaakt. Bv. indien het strafrechtelijk gesanctioneerd kan worden. Zie Cassatiearresten 4/07/1971 , 7/12/1973 en Cass. 29 sep. 2006: Aansprakelijkheid voor gebrekkig werk (Art 19 WAO) De werknemer is niet meer aansprakelijk voor zijn gebrekkig werk, van zodra de werkgever dit in ontvangst heeft genomen (= ingestemd heeft). De buitencontractuele aansprakelijkheid t.a.v. derden De derde die het slachtoffer werd van een fout (zware fout, opzettelijke fout en gewoonlijk voorkomende fout) begaan door een werknemer in uitvoering van de AO kan bij het invorderen van een schadeloosstelling kiezen tussen werknemer (~art. 18 WAO) en werkgever (~art. 1384, 3° BW). Stel dat de derde zich beroept op art. 1384, 3° BW dan volstaat het dat hij gewoon de aanwezigheid van een fout van de werknemer aantoont (zelfs lichtste fout), opdat de werkgever aansprakelijk kan worden gesteld. • De werkgever heeft slechts een regresrecht op de werknemer indien hij kan aantonen dat de werknemer een zware fout, opzettelijke fout of gewoonlijk voorkomende lichte fout beging. Werkgever r Artikel 18 WAO Art Werknemer 1384, lid 3 BW Artikel 18 WAO Derde Hoofdstuk 3. Schorsing Afdeling 1. Algemeen Schorsingsgronden =de feiten of gebeurtenissen die tot gevolg hebben dat de AO of de uitvoering ervan wordt geschorst. We onderscheiden drie soorten schorsingsgronden: 1. Schorsingsgronden gereglementeerd door de WAO. 2. Schorsingsgronden uit de algemene beginselen van het verbintenissenrecht. → Ofwel door foutief gedrag van een partij ofwel door overmacht 3. Conventionele schorsingsgronden. (door partijen overeengekomen) 4. De overige groep (stakingen, lock out, ..) De schorsing kan al dan niet aanleiding geven tot het uitbetalen van een gewaarborgd loon. ( = Schorsingsgronden met behoud van dag-, week- en maandloon) Afdeling 2. Overmacht (26 WAO) Gebeurtenissen die slechts een tijdelijke niet-uitvoering van de AO tot gevolg hebben, leiden tot de schorsing en niet tot beëindiging van de AO. Er is sprake van overmacht indien de onvoorzienbaarheid en overmijdelijkheid van de gebeurtenis resulteert in de onmogelijkheid om de verbintenis uit te voeren en de feiten bovendien volledig vreemd zijn aan de partij die zich op de overmacht beroept. • Bv. niet faillissement. • WG is niet verplicht gewaarborgd loon uit te betalen, WN kan aanspraak maken op werkloosheidsuitkering Afdeling 3. Schorsing met het recht op gewaarborgd dagloon (27 WAO) De werknemer die zich normaal naar het werk heeft begeven en te laat of niet aankomt op zijn werk, kan aanspraak maken op een gewaarborgd dagloon op voorwaarde dat de vertraging of de onmogelijkheid om het werk te bereiken een gevolg is van een feit dat is voorgevallen op de weg naar het werk en volledig vreemd is aan de werknemer. • Bv. onaangekondigde treinstakingen. Maar geldt bijvoorbeeld niet bij langdurige stakingen Hetzelfde geldt wanneer een werknemer geschikt is om te werken en door een omstandigheid, onafhankelijk van zijn wil, zijn arbeid niet kan aanvangen of voortzetten. • Behoudens stakingsfeiten. Ook de werknemer die geen volmacht kan verlenen om te stemmen bij de verkiezingen heeft recht op een gewaarborgd dagloon. Afdeling 4. Militieverplichtingen (artikel 29 werd opgeheven, zie artikel 25 WES). Afdeling 5. Jaarlijkse vakantie Zie art. 28, 1° WAO Inleiding De uitvoering van de overeenkomst is geschorst gedurende de dagen waarop de onderneming is gesloten wegens jaarlijkse vakantie en gedurende de dagen waarop de individuele werknemer binnen de vastgestelde periode vakantie neemt. Voor arbeiders wordt het vakantiegeld in beginsel gefinancierd door werkgeversbijdragen in de sociale zekerheid en betaald door een vakantiefonds waarbij de werkgever is aangesloten of door de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie. Het vakantiegeld voor bedienden wordt rechtstreeks door de werkgever uitgekeerd. De regeling van de vakantie is ook tweeledig: 1. Jaarlijkse vakantiewet + uitvoeringsbesluit van 30 maart 1967 2. CAO nr. 63, aangevuld door sectorale CAO’s Duur van de jaarlijkse vakantie Zie art. 3 jaarlijkse vakantiewet + art. 35 (arbeiders) en art. 60 (bedienden) vakantiebesluit De duur van de jaarlijkse vakantie in het vakantiejaar waar de WN recht op heeft, is evenredig met het effectief gewerkte dagen of daarme gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking (minder dagen = minder vakantie) Volledige vakantie voor 12 gewerkte maanden is 24 dagen in de zesdagenweek en 20 dagen in de vijfdagenweek. • Jeugdige werknemers (-25j, beindigde studies in dit jaar en minstens 1m arbeid hebben verricht) hebben recht op aanvullende vakantiedagen. • Idem voor werknemers + 50 jaar (art. 54 wet generatiepact) Kb 19 juni 2012 = Einde gemaakt aan de praktijk dat een WN geen recht had op jaarlijkse vakantie in het eerste vakantiedienstjaar dat hij een activiteit begon of hervatte ( = aanvullende vakantie) • Kan pas indien aanloopperiode van 3 maanden arbeidsprestaties of gelijkgestelde periodes gedurende eenzelfde kalenderjaar voorbij is Het vakantiegeld?? Zie art. 9 jaarlijkse vakantiewet + art. 14 vakantiebesluit Voor arbeiders bedraagt het vakantiegeld 15,38% van jaarinkomen dat tot basis heeft gediend voor de berkening van de socialezekerheidsbijdragen, vermeerder met het fictief loon van met gewerkt gelijk gestelde dagen Voor bedienden wordt een vakantiegeld betaalt dat tweeledig is samengesteld • De normale bezoldiging in overeenkomst met de vakantiedagen • Per maand, in de loop van het vakantiedienstjaar gepresteerde of gelijkgestelde de dienst, een toeslag die gelijk is aan 1/12 van 92% van de brutowedde van het maandinkomen Vertrekvakantiegeld = Bij beindiging AO dient WG vakantiegeld vervroegd uit te betalen Bv: Vakantiegeld dat je krijgt in 2012, heb je verdiend in 2011, en wordt op basis van het 2011-inkomen berekend Tijdstip van de vakantie Zie art. 8 jaarlijkse vakantiewet + art. 63 vakantiebesluit • PC kunnen een beslissing nemen omtrent de datum van de vakantie en de verdeling ervan (kan via KB algemeen verbindend worden verklaard) • Indien PC geen beslissing neemt, kan OR dit doen • Bij onstentenis van beslissing ondernemingsraad kan een regeling worden getroffen tussen WG en vakbondsafgevaardiging • Indien bovenstaande collectieve oplossingen niet lukken, dient er een individueel akkoord te komen tussen WG en WN Ziek worden voor vakantie zorgt dat vakantiedagen niet worden opgebruikt, omtrent ziek worden tijdens de vakantie is er geen duidelijke regeling Afdeling 6. Klein verlet of kort verzuim Zie art. 30 WAO Zie p. 131 e.v. voor een overzicht van gebeurtenissen. Afdeling 7. Feestdagen De werknemer mag tijdens tien feestdagen per jaar niet worden tewerkgesteld (feestdagenwet). Hij heeft deze dag recht op loon. Indien de feestdag samenvalt met een dag waarop niet moet worden gewerkt dan wordt in een vervangingsdag voorzien. Indien de werknemer toch wordt tewerkgesteld op een feestdag dan heeft hij recht op een inhaalrustdag. Afdeling 8. Ziekte en ongeval van gemeen recht Zie art. 31 §1 WAO = De onmogelijkheid voor de werknemer om zijn werk te verrichten ten gevolge van ziekte of ongeval, schorst de uitvoering van de overeenkomst. Arbeidsongeschiktheid en loonwaarborg Arbeidsongeschiktheid = wanneer de WN in de onmogelijkheid is om zijn contractueel overeengekomen taken te volbrengen. Het is niet van belang of de werknemer eventueel in staat is om andere taken uit te voeren. 1. Loonwaarborg werklieden (art. 52 WAO). • Anciënniteitsvoorwaarde = Minstens 1 maand in dezelfde onderneming tewerk zijn gesteld • Regeling inzake het gewaarborgd loon • ü De WN heeft ten laste van zijn WG recht op zijn normaal loon gedurende een periode van zeven dagen, dat hij ook effectief werkzaam zou zijn geweest. ü De WN heeft ten laste van zijn WG recht op 60 % van het gedeelte van dat loon dat de loongrens die in aanmerking komt voor de berekening van de uitkeringen van de ziekteen invaliditeitsverzekering niet overschrijdt, gedurende de zeven daaropvolgende dagen ü CAO nr 12 bis = bijkomende toeslag van 25,88 % van het gedeelte van dat loon dat de loongrens die in aanmerking komt voor de berekening van de uitkeringen van de ziekteen invaliditeitsverzekering niet overschrijdt en op 85,88 % van het loon dat hoger ligt dan die grens gedurende 23 dagen na de eerste schijf van 7 dagen. Vaststelling Carenzdag: (Afgeschaft vanaf 1 januari 2014) ü Arbeidsongeschiktheid > 14 dagen = Eerste dag is niet vergoedbare carenzdag ü Dient gewaarborgd dagloon voor de dag waarop de arbeidsongeschiktheid aanving echter te worden uitbetaald = Carenzdag is eerstvolgende werkdag ü Deeltijdse arbeid = Carensdag is eerste dag dat WN terug zou gewerkt hebben 2. Loonwaarborg voor bedienden (art. 70 of 71 WAO) • Bedienden op proef of voor korte duur = Regeling komt grotendeels overeen met dat van de werklieden, enkel cao nr 13 bis heeft afwijkende percentages op gebied van gewaarborgd loon (26, 93 en 86,93%) • Andere bedienden (lange termijn) = Behoudt gedurende de eerste 30 dagen zijn lopend loon Hervallen: Het gewaarborgd loon is niet opnieuw verschuldigd wanneer zich een nieuwe arbeidsongeschiktheid voordoet binnen de eerste veertien dagen die volgen op het einde van de tijdspanne van oorspronkelijk arbeidsongeschiktheid welke aanleiding heeft gegeven tot de uitbetaling van een gewaarborgd loon (zie art. 52 §2 en 73 WAO). Onafgebroken werkhervatting binnen deze 14 dagen is niet vereist, maar het niet hervatten van het werk mag enkel te wijten zijn aan omstandigheden buiten de wil van de betrokkene (vakantieperiode bv) • Twee uitzonderingen ü Recht op gewaarborgd loon blijft gelden voor de nog lopende periode hiervan indien deze periode niet volledig was uitgeput tijdens de eerste arbeidsongeschiktheidsperiode ü Wanneer de nieuwe arbeidsongeschiktheidsperiode te wijten valt aan een nieuwe ziekte of ongeval (geneeskundig getuigschrift) Uitsluitingsgronden: In bepaalde gevallen is geen gewaarborgd loon verschuldigd (zie art. 52 §3 en 73 §2 WAO). • Ongeval tijdens sportcompetitie of exhibitie waarvoor de inrichter toegangsgeld ontvangt en de deelnemers enige vorm van loon • Indien de ongeschiktheid voortvloeit uit een zware fout van de WN zelf Verhaal: Is de arbeidsongeschiktheid de oorzaak van een ongeval van gemeen recht waarvoor een derde aansprakelijk is, kan de WG aan deze derde het betaalde loon terugvorderen Verplichtingen van de werknemer De werknemer is verplicht de werkgever onmiddellijk op de hoogte van arbeidsongeschiktheid te brengen (art. 31 §2 WAO). De wijze waarop is volledig vrij • zijn Op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid per telefoon, schriftelijk, … Wet op het eenheidsstatuut = Een WN die nalaat zijn WG onmiddellijk op de hoogte te brengen van zijn arbeidsongeschiktheid kan het recht op gewaarborgd loon worden ontzegd voor de dagen van ziekte die de dag van de verwittiging voorafgaan. Hetzelfde principe geldt tevens voor het nalaten bewijs te leveren of gebrekkig bewijs levert (onvolledig getuigschrift). Dit zijn echter geen redenen tot ontslag om dringende redenen De werknemer moet het bewijs leveren van de ziekte. • Het voorleggen van een medisch getuigschrift is slechts vereist indien deze verplichting in het arbeidsreglement of een CAO werd ingeschreven (art. 32 §2 WAO). Of indien de WG hierom verzoekt • Binnen de twee dagen (art. 31 §2 WAO) Bij verlenging van de arbeidsongeschiktheid gelden dezelfde voorwaarden als bij de aanvang hiervan Controle van de arbeidsongeschiktheid (Art 31 §2 WAO) Gedurende de ganse periode van de arbeidsongeschiktheid kan de werkgever zijn werknemers aan een controle-onderzoek onderwerpen. • Enkel door een ‘controle-arts’ (art. 31 §3, lid 1 + 3 WAO / wet controlegeneeskunde). • Meerdere controles mogelijk, een WN die weigert een controle te ondergaan is in fout • Kosten van de controle (en kosten van WN om ter controle te komen) zijn voor WG (art. 31 §2 lid 3 in fine WAO) Indien de werknemer zijn woonst niet mag verlaten (op oordeel van behandelende arts) gebeurt de controle bij hem thuis. Indien hij zijn woonst wel mag verlaten dan moet de werknemer zich op kosten van de werkgever aanmelden bij de controlearts. De controle-arts kan dan ook de werknemer op zijn gewone verblijfsplaats gaan onderzoeken. Inzake de inhoud van de controle kan het volgende gezegd worden: 1. De controlegeneesheer heeft tot taak na te gaan of de betrokken werknemer werkelijk arbeidsongeschikt is. Hierbij mag de werknemer onnodige of pijnlijke onderzoeken weigeren (relatieve duldingsplicht). De controle-arts mag het medisch dossier slechts raadplegen met akkoord van de patiënt en toestemming van de behandelend geneesheer. 2. De controlegeneesheer stelt enkel vast of en voor hoelang de werknemer arbeidsongeschikt is. Andere gegevens vallen onder het beroepsgeheim. (Motivering oordeel, inschatting evolutie,..) 3. De controlegeneesheer mag de voorwaarden van arbeidsongeschiktheid nagaan. 4. Mag ook feitelijke meldingen doen (Vond WN buiten, aan het werk,..) Mag echter niks zeggen over de persoonlijke omstandigheden (familie bv) die mede aan de oorzaak van de afwezigheid liggen De werknemer is verplicht zich aan het controle-onderzoek te onderwerpen. Bij weigering zal het gewaarborgd loon echter wel ingehouden worden voor de dagen afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid (vanaf arbeidsongeschiktheid). • Er is ook sprake van weigering van controle wanneer een werknemer die een geen uitgangsverbod kreeg opgelegd zich niet meldt ter controle • Wanneer de werknemer zich niet thuis ter beschikking houdt van de controlearts gedurende de maximaal 4 aaneengesloten uren tussen 7 uur ’s ochtends en 20 uur ’s avonds zoals voorzien in een cao (sectoraal of ondernemingscao) of in het arbeidsreglement’. • Er is sprake van weigering wanneer men zijn hond niet wil verwijderen om controle mogelijk te maken, … Wanneer de controle-arts de arbeidsongeschiktheid betwist zal het gewaarborgd loon worden inghouden de dag na de controle Conflict met de behandelende geneesheer (Art 31 §5 WAO) Tegenstrijdige attesten heffen elkaar op. Het gegeven dat het tweede attest van latere datum is, is irrelevant. Indien de partijen niet tot een akkoord komen zal een arts-scheidsrechter worden aangesteld door de meest gerede partij, tenzij de partijen de voorkeur geven zich tot de gewone rechtbanken te wenden. • De beslissing van de arts-scheidsrechter binnen de 3 dagen is definitief en bindend. • Ook beroepsgeheim (dus geen motivering). Beroepsgeheim controle – arts geldt echter niet t.o.v scheidsrechter • De kosten van de scheidsrechtelijke procedure zijn voor verliezende partij. Afdeling 9. Arbeidsongeval en beroepsziekte Aangezien er geen onderscheid gemaakt wordt naargelang de oorsprong van de arbeidsongeschiktheid gelden ook hier de regels inzake ziekte of ongeval. Wel kan nog gewezen worden op CAO nrs. 12bis en 13bis, dewelke voor bepaalde werknemers in een bijkomende loonwaarborg voorzien. Afdeling 10. Zwangerschap, bevalling en lactatie Het zwangere en bevallend personeelslid geniet omwille van haar toestand, inclusief tijdens de lactatie, specifieke rechten: • Recht op bezoldigde afwezigheid om zwangerschapsonderzoeken te kunnen ondergaan (art. 39bis arbeidswet en art. 18, 2°bis WAO). • Toekenning van verlof voor en na de bevalling (art. 39 arbeidswet en art. 18, 2 WAO). • Verbod/vrijstelling tewerkstelling in bepaalde omstandigheden (art. 41 arbeidswet). • Genot van een moederschapsuitkering. • Beperking van de mogelijkheid van de werkgever om tot ontslag over te gaan tijdens de periode voor en na de bevalling (art. 40 arbeidswet). Recht op borstvoedingspauzes (KB nr. 80 van 27 november 2001). • Verlof voor zwangerschapsonderzoek (art 39 arbeidswet / 18 lid 2 WAO) De werkneemster behoudt gedurende haar afwezigheid voor het ondergaan van zwangerschapsonderzoeken haar volledige loon (wanneer zij hier ook effectief aanspraak op had kunnen maken) onder volgende voorwaarden: 1. Zij stelt de werkgever in kennis van haar zwangerschap. 2. De zwangerschapsonderzoeken kunnen niet plaatshebben buiten de arbeidsuren. 3. Zij stelt de werkgever op voorhand in kennis van haar afwezigheid. 4. Voorleggen van geneeskundig attest indien vereist bij cao, arbeidsreglement of verzoek WG. Moederschapsverlof (Art 39 arbeidswet / 28, 2° WAO.) Prenatale rust / zwangerschapsverlof = de verlofperiode van zes of acht weken (indien meerling) voor de bevalling. • De werkneemster bezorgt haar werkgever uiterlijk zeven of negen weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum een geneeskundig getuigschrift waaruit die datum blijkt. Tevens de ZIV dient op de hoogte hiervan te worden gebracht • De werkneemster mag geen arbeid verrichten vanaf de zevende dag die de vermoedelijke datum van de bevalling voorafgaat. Het prenatale verlof bestaat dus uit één week verplichte rust voor de bevalling en vijf of zeven facultatieve weken. Postnatale rust / bevallingsverlof = gedurende negen weken na de bevalling mag de werkneemster evenmin arbeid verrichten. • Partijen kunnen hier niet van afwijken (anders strafsancties werkgever). • Het niet opgebruikte deel van het prenataal verlof is overdraagbaar en wordt bijgeteld (m.a.w. wanneer ze nog heeft gewerkt voor haar zwangerschap). Dit voor maximum 5 weken (7 indien meerling) • Periode kan nog met week verlengd worden wanneer de werkneemster ongeschikt is geweest om haar arbeid te verrichten wegens ziekte of ongeval gedurende de ganse periode vanaf de zesde week voor bevalling (art. 39, lid 4 arbeidswet). • Extra verlenging van twee weken bij meerling, los van overdracht prenatale rust (art. 39, lid 5 arbeidswet). • Extra verlenging indien het pasgeboren kind na de eerste zeven dagen van zijn geboorte in de verpleeginstelling moet verblijven (art. 39, lid 6 arbeidswet). Vaderschapsverlof = ingeval van overlijden van de moeder of wanneer de moeder gehospitaliseerd blijft nadat de pasgeborene het ziekenhuis heeft verlaten, mag de vader van het kind in plaats van de moeder de overblijvende bevallingsrust opnemen. • Zie art. 39, in fine arbeidswet en KB 17 oktober 1994. Verbod of vrijstelling van tewerkstelling in bepaalde omstandigheden Zie art. 41 arbeidswet Voor alle potentieel gevaarlijke werkzaamheden, waarbij zich een specifiek risico kan voordoen van blootstelling aan agentia, procédés of arbeidsomstandigheden, dient een risico-evaluatie te worden doorgevoerd. Dit gebeurt onder leiding van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer • Bijlage II van het kb van arbeidsomstandigheden in 2 mei 1995 houdt enkele absoluut verboden • Rekening houdende met deze risico’s voorziet de werkgever in aangepast werk. Wanneer niet in aangepast werk kan worden voorzien, wordt de AO geschorst en heeft de werkneemster recht op uitkeringen ten laste van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering. (78,237% en na bevalling 60%) → Geen verplichting voor WG om in aangepast werk te voorzien. Grondige reden voor weigering tot aanpassing of de technische onmogelijkheid dienen echter wel te worden voorgelegd Werkneemsters mogen bovendien niet worden verplicht om nachtarbeid te presteren gedurende een periode van acht weken voor de vermoedelijke datum van bevalling. • Nachtarbeid is van 20u tot 6u. • Ook tijdens andere periodes van zwangerschap mits medisch attest. (max 4 weken na postnatale rust) • Overplaatsing naar overdag werk is mogelijk, indien dit echter ook onmogelijk is, wordt de AO geschorst Zwangere werkneemsters mogen tevens niet worden verplicht tot overwerk. Moederschapsuitkering De gerechtigde werkneemster ontvangt voor iedere werk- of daarmee gelijkgestelde dag die zich situeert in het tijdvak van de moederschapsrust, een zogenaamde moederschapsuitkering ten laste van de ziekte- en invaliditeitsverzekering. • Eerste 30 dagen = 82% van het onbeperkt gederfde loon • Na de 31 ste dag = 75% van het beperkte gederfde loon (=94,87 euro) Dit bedrag mag nooit minder zijn dan het bedrag van de invaliditeitsuitkering waarop ze recht zou hebben indien ze niet met moederschapsbescherming was geweest Aangepaste vergoeding indien de WN na bevalling haar taken niet langer mag uitvoeren (60%). Indien de volledige AO wordt geschorst bedraagt dit 78,237% van het gederfde de loon in de periode van de 6 week voor de vermoedelijke bevalling Ontslagbescherming (Art. 40 arbeidswet) De werkgever die een zwangere werkneemster tewerkstelt mag geen handeling stellen die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking van de zwangere of bevallen werkneemster, behalve om redenen die vreemd zijn aan haar lichamelijke toestand als gevolg van de zwangerschap of de bevalling. • Periode: vanaf inlichting zwangerschap tot één maand na afloop van het zwangerschaps- en bevallingsverlof. • Sanctie: forfaitaire vergoeding tot beloop van het bruto loon voor zes maanden, plus de gewone opzeggingsvergoeding. • Bij betwisting ligt bewijslast op WG Analoge regeling voor de werknemer die van vaderschapsverlof geniet. (bescherming geldt vanaf kennisgeving omzetting moederschapsverlof) Recht op borstvoedingspauzes Elke werkneemster werkzaam in de particuliere sector krijgt het recht om haar arbeidsprestaties op te schorsen om haar kind moedermelk te voeden en/of om melk af te kolven. Ze krijgt dan een uitkering ten laste van de ziekte- en invaliditeitsverzekering. • Afhankelijk van hoe lang ze werkt heeft ze één (+4u/dag) of twee (+7,5u/dag) maal recht op een half uur. • Tijdstip van pauzes wordt overeengekomen met WG • Meldingsplicht (2 maanden op voorhand) + bewijs via attest. • Tot negen maanden na de geboorte. • Ontslagbescherming (tot een maand na het laatste geldige attest). WG dient te bewijzen dat eventueel ontslag los staat van het feit dat ze borstvoeding geeft. Indien hij dit niet kan aantonen geldt dezelfde regeling als hierboven vermeld Opmerking: In de periode van 1 maand na het einde van het postnataal verlof geniet de vrouw dus van een dubbele bescherming. In geval van onrechtvaardig ontslag kan zij echter maar een vergoeding eisen. IV. Ontslag Hoofdstuk 1. Terminologie Ontslag = een eenzijdige rechtshandeling waardoor een partij bij de AO aan de andere ter kennis brengt dat zij de overeenkomst wil beëindigen. → Rechtmatig of onrechtmatig → Onheroepelijk en onvoorwaardelijk Ontslagrecht = het ontslag conform de wettelijke of conventionele regels m.b.t. het ontslag. Ontslagmacht = iedere partij bij een AO heeft steeds de mogelijkheid om de AO onmiddellijk te beëindigen door ontslag, zelfs wanneer het ontslag onrechtmatig is. We kunnen dus volgende ontslagvormen onderscheiden: 1. Rechtmatig ontslag a) De opzegging (met opzeggingstermijn) b) Het ontslag om dringende redenen 2. Onrechtmatig ontslag a) Het ontslag met betaling van een opzeggingsvergoeding b) De eenzijdige wijziging van een essentieel bestanddeel van de AO Hoofdstuk 2. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst Afdeling 1. Civielrechtelijke beëindigingswijzen Soms wordt de term ‘ontslag’ gebruikt in de betekenis van ‘beëindiging’ en omvat ze dus eveneens de civielrechtelijke beëindigingswijzen: 1. Ontbinding = geheel van technieken, op verschillende wijze tot stand gekomen, die leiden tot het beëindigen van de overeenkomst, al dan niet na rechterlijke tussenkomst. a) Ontbindende tijdsbepaling = de toekomstige en zekere gebeurtenis waarvan de eisbaarheid en de uitdoving van de schuld afhankelijk is. → Het zich voordoen en het zich voltrekken van de gebeurtenis mogen niet in handen zijn van één partij. → Zie artt. 7 en 36 WAO + 1780 BW voor uitzonderingen. (bereiken pensioensleeftijd, AO voor het leven, ..) b) Gerechtelijke ontbinding wegens wanprestatie = de gerechtelijke ontbinding is mogelijk indien van de kant van de in gebreke blijvende partij een voldoende ernstige contractuele wanprestatie bestaat. → Procedure wordt amper gebruikt door de nadelen (schorsing AO, geen loon) → Zie ook art. 1184 BW. c) Uitdrukkelijk ontbindend beding = het expliciet opnemen van de mogelijkheid tot gerechtelijke of automatische ontbinding wegens wanprestatie van de wederkerige overeenkomst. Geen rechtelijke uitspraak. → Niet hetzelfde als een gewoon ontbindend beding = 1184 BW d) Ontbindende voorwaarde = de toekomstige en onzekere gebeurtenis waarvan de vervulling tot de ontbinding van de overeenkomst leidt. → Zie artt. 36 en 36bis voor uitzonderingen. (zwangerschap, huwelijk) → Ook zuiver potestatief ontbindend beding is verboden (ontbinding hangt af van een van de partijen). 2. Beëindiging door onderlinge toestemming • Geen ontslagvergoeding verschuldigd, maar partijen kunnen wel onderling afspreken dat een financiële compensatie wordt betaald. • Toestemming niet aangetast door wilsgebrek. (Dwaling, bedrog, (moreel) geweld) 3 3. Overmacht = een definitieve overmachtssituatie beëindigd de AO. (geldt niet voor failissement) In beginsel maakt ook de definitieve arbeidsongeschiktheid dus een einde aan de AO, doch heeft de wetgever een nieuw artikel 34 WAO ingevoegd dat stelt dat de ongeschiktheid moet worden vastgesteld hetzij door de behandelende geneesheer van de WN, hetzij door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. → Hierna volgt aanpassing van het werk, indien dit onmogelijk is, dient de definitieve arbeidsongeschiktheid te worden vastgesteld en volgt ontslag met inachtname van alle rechten.. → Artikel 34 WAO is echter nog niet van kracht. 4. Nietigheid van de AO (ex nunc) a) Niet respecteren van de geldigheidsvoorwaarden van de AO. → Meestal relatieve nietigheid (enkel door gelaedeerde partij) b) Miskenning wetgeving m.b.t. het gebruik der talen in sociale verhoudingen. → Meestal absolute nietigheid (ambtshalve door rechter) c) Strijdigheid met een bepaling van openbare orde. → Meestal absolute nietigheid (ambtshalve door rechter) Art 32 AOW: Schuldvergelijking of vermenging is onmogelijk. Schuldvernieuwing echter wel, beide partijen sluiten dan een nieuwe AO met de bedoelde de bestaande te vernieuwen (animus novandi) 3 Een overmachtssituatie van beperkte duur schort de AO slechts op. Afdeling 2. Het verstrijken van de termijn of de voltooiing van het bedongen werk Zie artt. 39 en 40 WAO + algemeen art. 32 WAO De partij die de overeenkomst beëindigt zonder dringende reden (of onderlinge toestemming) vóór het verstrijken van de termijn (of voltooing werk) gehouden de andere partij een vergoeding te betalen, die gelijk is aan het bedrag van het loon dat verschuldigd is tot het bereiken van die termijn, → Deze vergoeding mag echter niet het dubbel overtreffen van het loon dat overeenstemt met de duur van de opzeggingstermijn die in acht had moeten worden genomen indien de overeenkomst zonder tijdsbepaling was gesloten. Bijwerking ontslag AO bepaalde duur / specifiek werk Gebeurd deze beindiging echter vóór het verstrijken van de termijn, maar tijdens de eerste helft van de overeengekomen duurtijd (max 6 maanden) dan is de opzeggende partij gehouden een vergoeding te betalen die gelijk is aan het loon dat overeenstemt met hetzij de duur van de opzeggingstermijn, hetzij het resterende gedeelte van die termijn. Opzegging, mits naleving van de opzeggingstermijnen bepaald in artikel 37/2 is sinds 2013 mogelijk. → Enkel gedurende de eerste helft van de overeengekomen duurtijd (max 6 maanden) → Voor verscheidene opeenvolgende AO (mits inachtname artikel 10 AOW) kan de opzegging slechts worden toegepast op de eerste overeenkomst Afdeling 3. Overlijden van één van de partijen Zie art. 33 WAO + algemeen art. 32 WAO Het overlijden van de werknemer leidt tot beëindiging van de AO. Het overlijden van de werkgever leidt enkel tot het einde van de dienstbetrekking indien: 1. Het contract intuitu personae is aangegaan (omwille van de persoon van de WG). 2. Het overlijden meteen het einde van de bedrijvigheid betekent. In bovenstaande 2 gevallen toch nog mogelijkheid om vergoeding uit te betalen. Afdeling 4. Beëindiging door opzegging Begrippen Opzegging = de kennisgeving door één partij bij een AO aan de andere om deze overeenkomst eenzijdig te beëindigen na verloop van en mits inachtname van een termijn. Het is dus een voorafgaande bekendmaking, door de werkgever of de werknemer, van de datum waarop de arbeidsovereenkomst zal beëindigd worden. → Enkel voor AO van onbepaalde duur en onder bepaalde voorwaarden tijdens proeftijd Opzeggingstermijn = De termijn na verloop van dewelke de AO een einde neemt. Opzeggingsvergoeding = De vergoeding die verschuldigd is door de partij die de AO eenzijdig beëindigd heeft, zonder of met te korte opzeggingstermijn. De opzegging (art. 37 WAO) Voor de opzegging is in eerste instantie een individueel geschrift in de juiste taal vereist. (mondeling is nietig) + handtekening. De opzegging kan op drie manieren worden betekend, dit verschilt naargelang WG/WN: 1. Betekening van hand tot hand (enkel voor WN) → De WG dient een kopie van dit schrijven te ondertekenen (= enkel bewijs van ontvangst). → Het geschrift moet melding maken van “voor akkoord” of “gelezen en goedgekeurd” (= bewijs van akkoord). → Indien de WG niet wil tekenen, zal WN andere manier moeten aanwenden. → Onmiddellijke opzegging. 2. Bij ter post aangetekende brief • Opzegging vindt plaats drie dagen na verzending, ongeacht kennisname (weigering geldt ook als kennisname). • Ontvangstbewijs post volstaat als bewijs kennisgeving 3. Bij deurwaardersexploot • Onmiddellijke opzegging. Op straffe van nietigheid dient de kennisgeving van de opzegging het begin en de duur van de opzeggingstermijn te vermelden, in geschrift. • Rechtspraak aanvaardt dat dit ook impliciet mag blijken. • Vergissingen doen niets af aan de geldigdheid van de opzegging, enkel een te korte opzeggingstermijn leidt tot een opzeggingsvergoeding voor het gedeelte van de opzegginstermijn dat werd verwaarloosd • Niet aan te raden einddatum te bepalen (deze is vaak onzeker). • De reden voor het ontslag mag, doch moet niet worden vermeld. Doch is in het licht van de eenheidswet de wens geuit om een algemene motiveringsplicht in te voeren. NAR en de sociale partners dienen hierover nog een akkoord te bereiken De opzegging heeft een definitief en onherroepelijk karakter. • Kan enkel in onderling overleg ongedaan gemaakt worden. Kan ook stilzwijgend, door de AO te blijven uitvoeren Inzake de nietigheid van de opzegging gelden drie theorieën in de rechtsleer: 1. De nietigheid van de opzegging brengt in beginsel niet de nietigheid van het ontslag met zich mee (Onderschreven door HvC, dus voorkeur). 2. Het ontslag en de opzegging zijn zo met elkaar verweven dat de nietigheid van de opzegging ipso facto leidt tot de nietigheid van het ontslag. Dit betekent dat de AO steeds heeft blijven voortbestaan. 3. Het is van de feiten afhankelijk of nietigheid van de opzegging ook de nietigheid van het ontslag impliceert. Twee soorten van nietigheid (Nakijken = onduidelijk) 1. Relatieve nietige opzegging = kan toch nog worden bevestigd • Ontbreken wettelijke vermeldingen duur en termijn -> Indien AO blijft uitgevoerd kan nietigheid worden gedekt (= niet meer nietig) • Miskenning kennisgeving door WN 2. Absolute nietige opzegging • Miskenning kennisgeving door WG -> WN blijft AO uitvoeren, aangezien hij opzegging niet kan dekken. Ontstaat er dan bijgevolg een nieuwe AO? → Nietigheid is niet van rechtswege + Geen animus contrahendi → WN kan afstand doen van het recht op het rechtsgevolg van de opzegging, namelijk het ontslag, indien hij de AO blijft uitvoeren gedurende een periode die langer is dan de redelijke bedenktijd om het ontslag in te roepen (HvC onderschrijft dit) Opzeggingstermijn Volgend hoofdstuk wordt onderverdeeld in 4 categorieen naargelang het afsluiten / beeindigen van de AO 1. Arbeidsovereenkomsten gesloten voor 01/01/12 en beeindigd voor 01/01/14 Aanvang van de opzeggingstermijn Werklieden = Eerste maandag die volgt op de week waarin de opzegging werd betekend Bedienden = Eerste dag van de maand volgend op die waarin kennis van de opzegging werd gegeven Termijnen Werklieden = Opzeggingstermijn van 28 dagen indien het initiatief van WG uitgaat, 14 dagen indien WN → Termijnen verdubbelen indien minstens 20 jaar anciënniteit → Indien minder dan 6 maanden anciënniteit kan men van deze regeling afwijken De hogere opzeggingstermijnen in cao nr 75 zijn echter suppletoir en niet van toepassing wanneer krachtens kb of cao opzeggingstermijnen van toepassing zijn. Bedienden = Opzeggingstermijn verschilt naargelang anciënniteit en jaarlijks bruttoloon (12 voorafgaande maanden) 1. Jaarloon is lager dan 31467 euro → Opzeggingstermijn door WG van 3 maanden voor bedienden die minder dan 5 jaar in dienst zijn (+ 3 maanden per 5 jaar extra) → Opzeggingstermijn door WN wordt tot helft teruggebracht van de hier vermelde termijnen 2. Jaarloon is hoger dan 31467 euro → Opzeggingstermijn door WG en WN worden vastgesteld door overeenkomst of door de rechter → Indien door WG moet de opzeggingstermijn echter de termijnen van een jaarloon lager dan 31467 euro overschrijden → Indien door WN is de max opzeggingstermijn gelijk aan 4 en 1/2 maanden indien het jaarloon hoger is dan 62934 de maand of 6 3. Pensioensleeftijd → Indien door WG opzeggingstermijn van 6 maanden (als AO eindigt na 1 maand wanneer WN 65 jaar is geworden) → Indien WN opzeggingstermijn van 3 maanden en leeftijd van 60 jaar → Met helft gereduceerd indien bediende minder dan 5 jaar anciënniteit heeft Rechtelijke berekeningsschalen (niet verplicht) : (0,87x anciënniteit) + (0,055xleeftijd) + (0,038x brutojaarloon/1000 x 117,2/indes maand ontslag) – 1,95 = Claeys formule Tegenopzegging Tegenopzegging (art. 84 WAO) = de bediende (niet voor arbeiders) die door zijn WG is opgezegd kan aan de AO een einde maken mits een verkorte opzeggingstermijn in zoverre hij een andere dienstbetrekking heeft gevonden. → Kennisname gebeurt op dezelfde manier als de opzegging en heeft uitwerking op de dag na betekening → Termijnen zijn 1 maand (<31467), 2 maanden (tot 62934) en 4 maanden (>62934) Schorsing AO Indien de opzegging van de werkgever uitgaat dan zullen een aantal schorsingsgronden tot gevolg hebben dat de aanvangsdatum van de opzeggingstermijn wordt verplaatst totdat de schorsingsgrond ophoudt te bestaan. → Bv. arbeidsongeval, ziekte, zwangerschap, jaarlijkse vakantie, loopbaanonderbreking, slecht weer, economische redenen, voorlopige hechtenis. → Niet bij overmacht, technische stoornis, feestdagen, inhaalrust, politiek/educatief verlof, kort verzuim, verlof om dwingende redenen, zetelen als raadsheer in sociale zaken. Rechten en plichten tijdens opzeggingstermijn Tijdens de opzeggingstermijn blijft de AO gewoon bestaan en moeten de partijen dus hun verplichtingen nakomen. → De werknemer heeft wel het recht om met behoud van loon onder bepaalde voorwaarden van het werk weg te blijven om een nieuwe dienstbetrekking te zoeken (art. 41, 64 en 85 WAO). 2. Arbeidsovereenkomsten gesloten na 01/01/12 en beeindigd voor 01/01/14 Aanvang van de opzeggingstermijn Werklieden = Eerste maandag die volgt op de week waarin de opzegging werd betekend Bedienden = Eerste dag van de maand volgend op die waarin kennis van de opzegging werd gegeven Termijnen Arbeiders = Verhoging opzeggingstermijnen door cao nr 75 (enkel als WG opzegt en er geen uitzondering is bij cao) • • • • Minder dan 6 maanden anciënniteit = 28 dagen 6 maanden – 5 jaar = 40 dagen 5 tot 10 jaar = 48 dagen 10 tot 15 jaar = 64 dagen • • 15 tot 20 jaar = 97 dagen Meer dan 20 jaar = 129 dagen Bedienden = Voor lagere bedienden (< 31 467) blijft alles gelijk Voor hogere bedienden (tussen 31467 en 62934) gelden onderstaande termijnen indien opzegging wordt gegeven door WG • • • Minder dan 3 jaar anciënniteit = 91 dagen 3 tot 4 jaar anciënniteit = 120 dagen 4 tot 5 jaar anciënniteit = 150 dagen • • 5 tot 6 jaar anciënniteit = 182 dagen Langer dan 6 jaar = 30 dagen/jaar Deze regels gelden niet voor opeenvolgende AO waarbij de eerste voor 01/01/12 is gesloten en de tweede erna, maar er tussen de overeenkomsten geen onderbreking van 7 dagen is geweest Tegenopzegging Tegenopzegging (art. 84 WAO) = de bediende (niet voor arbeiders) die door zijn WG is opgezegd kan aan de AO een einde maken mits een verkorte opzeggingstermijn in zoverre hij een andere dienstbetrekking heeft gevonden. → Kennisname gebeurt op dezelfde manier als de opzegging en heeft uitwerking op de dag na betekening → Termijnen zijn 1 maand (<31467), 2 maanden (tot 62934) en 4 maanden (>62934) Schorsing AO Indien de opzegging van de werkgever uitgaat dan zullen een aantal schorsingsgronden tot gevolg hebben dat de aanvangsdatum van de opzeggingstermijn wordt verplaatst totdat de schorsingsgrond ophoudt te bestaan. → Bv. arbeidsongeval, ziekte, zwangerschap, jaarlijkse vakantie, loopbaanonderbreking, slecht weer, economische redenen, voorlopige hechtenis. → Niet bij overmacht, technische stoornis, feestdagen, inhaalrust, politiek/educatief verlof, kort verzuim, verlof om dwingende redenen, zetelen als raadsheer in sociale zaken. Rechten en plichten tijdens opzeggingstermijn Tijdens de opzeggingstermijn blijft de AO gewoon bestaan en moeten de partijen dus hun verplichtingen nakomen. → De werknemer heeft wel het recht om met behoud van loon onder bepaalde voorwaarden van het werk weg te blijven om een nieuwe dienstbetrekking te zoeken (art. 41, 64 en 85 WAO). 3. Arbeidsovereenkomsten gesloten voor, maar beeindigd na 1 januari 2014 Voor een werknemer die in dienst is getreden voor 1 januari 2014 maar erna wordt ontslagen telt men de opzeggingstermijnen voor en na op. (?) Bedienden Voor “hogere” bedienden vervalt de berekeningswijze van voor 1 januari 2014 echter volledig en wordt vervangen door volgende regeling: (geen optelling) Jaarloon is hoger dan 32254 euro → Opzeggingstermijn door WG van 1 maand per begonnen jaar anciënniteit (min 3 maanden) → Opzeggingstermijn door WN van 1,5 maand per 5 jaar anciënniteit (max 4,5 maand of 6 maanden indien zijn jaarlijks loon meer is dan 64508) Uitzondering op regel van optelling (Art 69 WES) = Tweede deel van opzeggingstermijn (die van na 01/01/14) dient niet in acht te worden genomen wanneer op 31/12/13 volgende plafonds zijn bereikt: • 3 maanden als het jaarloon op 31 december 2013 lager is dan 32.254 euro; • 4,5 maanden als het jaarloon op 31 december 2013 hoger is dan 32.254 euro maar 64.508 euro niet overschrijdt; • • 6 maanden als het jaarloon op 31 december 2013 hoger is dan 64.508 euro. Wanneer op 31 december 2013 (dus in het eerste deel van de berekening) deze plafonds niet werden bereikt, kan de som van de twee delen is max 13 weken. Arbeiders Voor arbeiders geldt een geleidelijke inschakeling in het nieuwe systeem. De combinatie zal dus vervallen volgens volgend tijdspad • • • 1 januari 2014: 20 jaar anciënniteit 1 januari 2016: 10 jaar anciënniteit 1 januari 2017: anderen • 1 januari 2015: 15 jaar anciënniteit Een arbeider met 20 jaar anciënniteit of meer valt dus vanaf 1 januari 2014 meteen volledig onder de nieuwe regeling. Eens opgenomen in nieuwe regeling heeft WN vergoeding: → De WG betaalt combinatiemethode. recht op een ontslagcompensatie opzeggingstermijn/opzeggingsvergoeding volgens de → Het surplus (tot de termijn/vergoeding volgens de nieuwe regeling) wordt bijgepast door de RVA. Nog niet opgenomen in nieuw systeem = ontslaguitkering ten laste van de RVA. → De werkgever zal de opzeggingstermijn/opzeggingsvergoeding bepalen op grond van de combinatiemethode, → Wie aangeworven werd voor 1 januari 2012 ontvangt van de RVA daarnaast nog de ontslaguitkering van • • • 1.250 euro bij een anciënniteit van minder dan 5 jaar; 2.500 euro bij een anciënniteit van 5 jaar tot minder dan 10 jaar; 3.750 euro bij een anciënniteit van minstens 10 jaar. Indien werknemer werd aangeworden na 31 december 2012 bedraagt de ontslaguitkering 1.250 euro ten laste van de RVA. Uitzonderingen op de regel Artikel 70 WES = Bij cao gesloten in een PC of een sub PC kunnen de opzeggingstermijnen sneller evolueren. In een beperkt aantal sectoren (zoals bouw) blijft de oude regeling bestaan ook na 2017. 4. Arbeidsovereenkomsten gesloten en beeindigd na 1 januari 2014 Door Wet Eenheidstatuut werden de opzeggingstermijnen fundamenteel hervormd. Er geldt vanaf 1 januari 2014 een uniforme regeling. Aanvang van de opzeggingstermijn In de opzeggingsbrief dient verplicht melding te worden gemaakt van de begindatum van de opzegging → De opzeggingstermijn gaat in de maandag volgend op de week waarin de opzeggingstermijn ter kennis werd gegeven (Artikel 37/1 AOW = artikel 2 WES). Termijnen Voor wie een arbeidsovereenkomst sluit na 1 januari opzeggingstermijnen (Artikel 37/2 AOW = artikel 3 WES). 2014 gelden volgende Anciënniteit Opzegging WG (w) Opzegging WN (w) Van 0 tot minder dan 3m 2 1 Van 3m tot minder dan 6m 4 2 Van 6m tot minder dan 9m 6 3 Van 9m tot minder dan 12m 7 3 Van 12m tot minder dan 15m 8 4 Van 15m tot minder dan 18m 9 4 Van 18m tot minder dan 21m 10 5 Van 21m tot minder dan 24m 11 5 Van 2 jaar tot minder dan 3 jaar 12 6 Van 3 jaar tot minder dan 4 jaar 13 6 Van 4 jaar tot minder dan 5 jaar 15 7 Van 5 jaar tot minder dan 6 jaar 18 9 Van 6 jaar tot minder dan 7 jaar 21 10 Van 7 jaar tot minder dan 8 jaar 24 12 Van 8 jaar tot minder dan 9 jaar 27 13 Van 9 jaar tot minder dan 10 jaar 30 13 Van 10 jaar tot minder dan 11 jaar 33 13 Van 11 jaar tot minder dan 12 jaar 36 13 Van 12 jaar tot minder dan 13 jaar 39 13 Van 13 jaar tot minder dan 14 jaar 42 13 Van 14 jaar tot minder dan 15 jaar 45 13 Van 15 jaar tot minder dan 16 jaar 48 13 Van 16 jaar tot minder dan 17 jaar 51 13 Van 17 jaar tot minder dan 18 jaar 54 13 Van 18 jaar tot minder dan 19 jaar 57 13 Van 19 jaar tot minder dan 20 jaar 60 13 Van 20 jaar tot minder dan 21 jaar 62 13 Van 21 jaar tot minder dan 22 jaar 63 13 Van 22 jaar tot minder dan 23 jaar 64 13 Vanaf 21 jaar: opzeggingstermijn = 1 week per begonnen jaar anciënniteit Van deze termijnen kan niet worden afgeweken door middel van een sectorale overeenkomst (Artikel 4 WES) Bedrijfs-CAO en individuele afspraken m.b.t. de opzeggingstermijn zijn dus wel mogelijk. Tegenopzegging Artikel 3 WES = De WN die door zijn WG werd ontslagen door middel van een opzeggingstermijn, kan aan de overeenkomst een einde maken mits een verkorte opzeggingstermijn wanneer hij een andere dienstbetrekking heeft gevonden. De (tegen)opzeggingstermijn wordt vastgelegd op : • 1 week = minder dan 3 maanden anciënniteit • 2 weken = tussen 3 en 6 maanden anciënniteit • 3 weken = 6 maanden en 1 jaar anciënniteit • 4 weken = meer dan 1 jaar anciënniteit Verkorte opzeggingstermijnen Artikel 6 WES = Opzeggingstermijn wedertewerkstellingsprogramma's van 7 dagen in het kader van Artikel 7 WES = Opzeggingstermijn, gegeven door WG, van max 26 weken als AO ten einde komt de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de WN de pensioensleeftijd bereikt. Artikel 8 WES = Een werknemer wiens arbeidsovereenkomst is geschorst wegens economische oorzaken heeft het recht om de arbeidsovereenkomst onmiddellijk te beëindigen → De opzeggingstermijn loopt echter verder tijdens de schorsing. (enkel indien uitgegaan van WN) In geval van opzegging door de werkgever met het oog op een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, kunnen de opzeggingstermijnen worden verkort tot minimaal 26 weken als de onderneming erkend is als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering. Samenloop met ziekte/ongeval Artikel 9 WES = In geval van arbeidsongeschiktheid na de kennisgeving door de WG van een ontslag door middel van een opzeggingstermijn, geeft de verbreking van de AO door de WG tijdens deze periode van arbeidsongeschiktheid aanleiding tot de betaling van een vergoeding die overeenstemt met de nog te lopen opzeggingstermijn. → Bij AO gesloten voor bepaalde duur of omschreven werk (max 3 maanden) mag de WG bij arbeidsongeschiktheid die langer dan 7 dagen duurt, de AO opzeggen zonder vergoeding. Deze mogelijkheid kan enkel worden toegepast indien er geen opzegmogelijkheid meer is, zoals voorzien in artikel 40 § 2 AOW. Dit houdt in dat de eerste helft van de overeengekomen duur van de overeenkomst reeds overschreden moet zijn. → Bij AO gesloten voor bepaalde duur of omschreven werk (min 3 maanden) mag de WG bij arbeidsongeschiktheid die langer dan 6 maanden duurt , de AO opzeggen mits vergoeding (loon dat nog uitbetaald moest worden tijdens de overeengekomen tijd met een max van 3 maanden) Anciënniteit Artikel 5 WES = De opzeggingstermijnen worden berekend met inachtneming van de verworven anciënniteit op het ogenblik dat de opzeggingstermijn ingaat. Anciënniteit = De periode gedurende dewelke de werknemer ononderbroken in dienst is gebleven van dezelfde onderneming. → De opzegging door WG = Vroegere (identieke) tewerkstelling van WN als uitzendkracht in hoedanigheid van gebruiker bij de WG komt in aanmerking bij de berekening van anciënniteit (max 1 jaar). Aanwerving dient echter direct op deze periode te zijn gevolgd. Lopend loon Wanneer het lopend loon of de voordelen verworven krachtens de overeenkomst geheel of gedeeltelijk veranderlijk zijn, wordt voor het veranderlijke gedeelte het gemiddelde genomen van de twaalf voorafgaande maanden of, in voorkomend geval, het gedeelte van die twaalf maanden tijdens hetwelk de werknemer in dienst was. Voor de werknemers die forfaitair worden betaald, wordt het weekloon dat nodig is om de opzeggingsvergoeding te berekenen, verkregen door het maandloon te vermenigvuldigen met drie en te delen door dertien. Sollicitatieverlof Artikel 16 WES = Tijdens de opzeggingstermijn mag de werknemer met behoud van loon van het werk wegblijven om een nieuwe dienstbetrekking te zoeken. → 26 laatste weken = De werknemer van dit recht een- of tweemaal per week gebruik maken mits de duur van deze afwezigheid in totaal niet meer dan een arbeidsdag per week bedraagt. → Tijdens de voorafgaande periode mag hij slechts één halve dag per week afwezig zijn. De werknemer die geniet van een outplacementbegeleiding (zie infra) mag tijdens de volledige duur van de opzeggingstermijn een- of tweemaal per week van het werk afwezig zijn mits de duur van deze afwezigheid in totaal niet meer dan een arbeidsdag per week bedraagt. Recht op outplacementbegeleiding Artikel 76 WES = Opzeggingstermijn van minstens 30 weken of hiermee gelijkstemmende vergoeding heeft recht op outplacement. Dit recht wordt niet toegekend als de werknemer om dringende reden werd ontslagen Onder “outplacementbegeleiding” wordt verstaan: een geheel van begeleidende diensten en adviezen die, in opdracht van een werkgever, door een derde, hierna genoemd dienstverlener, individueel of in groep worden verleend, om een werknemer in staat te stellen zelf binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien. e Opzeggingsvergoeding (art. 39 .v. WAO) Opzeggingsvergoeding = de vergoeding die verschuldigd is door de partij die de AO eenzijdig beëindigd heeft, zonder of met te korte opzeggingstermijn. • Forfaitaire vergoeding opzeggingstermijnen. berekend aan de hand van de niet-nagekomen • Het lopend loon moet als basis worden genomen, i.e. het loon dat de werknemer reeds heeft verworven (niet latere loons- of indexverhogingen; wel eindejaarspremie) + de extralegale voordelen. • Zie art. 39bis WAO voor de betalingsmodaliteiten. De ontslaguitkering Arbeider, dienstbode en WN met AO voor dienstencheques, die ontslagen worden door WG met of zonder opzeggingstermijn hebben recht op een ontslaguitkering ten laste van de RVA → AO na 01/01/12 = 1250 euro → AO voor 01/01/12 = 1250 (5 jaar anciënniteit) – 3750 (ten minste 10 jaar anciënniteit) euro Dient niet te worden betaald wanneer om dringende redenen, in proeftijd, met oog op pensionering of brugpensioen, .. Corporate governance wet = gouden parachutes kunnen nog maar 12 maanden (of uitzonderlijk 18) loon bedragen (tenzij AO anders stipuleert) Afdeling 5. Ontslag om dringende reden (art. 35 WAO) Dringende reden = de ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen de werkgever en de werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. • Er is een ‘fout’ vereist, doch deze dient niet noodzakelijk t.o.v. de WG zijn gepleegd. • Niet vereist dat de tekortkoming van contractuele aard is, kan ook prive zijn. • Niet vereist dat er schade is, maar de fout dient effectief te zijn (geen intentie) Op grond van art. 35 WAO kan een WG een WN met onmiddellijke ingang ontslaan. • Als hij hem nog zou laten werken, wordt niet voldaan aan een ‘dringende reden’. De ontslagen WN kan zich wenden tot de rechter. Indien deze zijn eis inwilligt is de WG hem een ontslagvergoeding verschuldigd, welke overeenstemt met de normaal na te leven opzeggingstermijn. • Het HvC kan nagaan of de feitenrechter uit de voorgelegde feiten al dan niet correct een dringende reden heeft afgeleid. • Bij de beoordeling in concreto kan rekening gehouden worden met eventuele verzwarende of verzachtende omstandigheden. Het ontslag om dringende redenen verloopt in twee fasen: 1. Feitelijke beëindiging van de AO binnen de drie werkdagen, volgend op de dag waarop voldoende zekerheid werd bekomen omtrent de ingeroepen feiten. • Bij vermoedens start termijn nog niet. De werkgever mag alle tijd nemen om een onderzoek te voeren. • De feiten moeten ter kennis zijn gekomen van de persoon die bevoegd is voor het ontslag. Bij ontslag door onbevoegde persoon kan hij bekrachtigen. • Het ontslag zelf is aan geen vormvereisten onderworpen. 2. Kennisgeving aan tegenpartij met opgave van de dringende redenen binnen drie werkdagen, volgend op die waarop het ontslag is uitgegaan. • Ontslag en kennisgeving mag tegelijk gebeuren. • Via een geschrift op één van de drie voorgeschreven manieren. • Voldoende nauwkeurig de feiten uiteenzetten die als dringende redenen worden gekwalificeerd. • Respecteren taalvoorschriften. Indien een procedurefout opzeggingsvergoeding werd gemaakt, geeft dit aanleiding tot een Afdeling 6. Eenzijdige en substantiële wijziging van een essentiële arbeidsvoorwaarde Partijen kunnen enkel in onderlinge toestemming wijzigingen aanbrengen aan de AO. Indien de werkgever toch tot aanzienlijke eenzijdige wijzigingen overgaat, neemt de rechtspraak aan dat dit de uiting is van de wil om de AO eenzijdig te beëindigen (= impliciet onmiddellijk onrechtmatig ontslag). Er zijn drie criteria om een “essentiële arbeidsvoorwaarde” te herkennen: 1. Indien dit de WN zou weerhouden hebben te contracteren. 2. De WN wordt moreel of materieel schade berokkend. 3. Afweging tussen enerzijds het belang van de onderneming dat soms een aanpassing van de arbeidsorganisatie en arbeidsvoorwaarden vereist en anderzijds het verwachtingspatroon van de WN. Essentiele voorwaarden = arbeidsduur, plaats tewerkstelling, loon,.. De werknemer kan op drie manieren reageren tegen deze wijziging: 1. Ontslag nemen om dringende redenen (kan ook door WN!!) → Geen vergoeding dan. 2. Gerechtelijke ontbinding van de AO vragen 3. Eenzijdige beëindiging door de WG die blijkt uit de wijziging (HvC) • Werknemer wendt zich dus tot de rechter om de opzeggingsvergoeding te vorderen. • Dient binnen een redelijke bedenktijd te gebeuren. De WN die de (gewijzigde) AO verder blijft uitvoeren doet afstand van het recht om contractbreuk in te roepen, zelfs al heeft hij voortdurend geprotesteerd. Afdeling 7. Willekeurig ontslag en misbruik van ontslagrecht Willekeurig ontslag (art. 63 WAO) = het ontslag van een werkman (!) die is aangeworven voor een onbepaalde tijd, om redenen die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de werkman of die niet berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst. Uitgaande van de WG • Bv. represaille na een gerechtvaardige klacht van een WN. • Vergoeding gelijk aan 6 maanden het bruto loon (minimum). • Daarnaast kan men ook nog de gewone opzeggingsvergoeding vorderen. Misbruik van ontslag (HvC) = kennelijk onredelijk ontslag. • Gebaseerd op de figuur van het rechtsmisbruik (art. 1134, lid 3 BW). • Recht op vergoeding indien er schade is die de forfaitaire vergoeding van willekeurig ontslag te boven gaat. Het willekeurig ontslag zal worden afgeschaft indien de sociale partners akkoord geraken over een algemene motiveringsverplichting bij ontslag Afdeling 11. Het concurrentiebeding Concurrentiebeding = het beding waarbij een WN zich ertoe verbindt om bij zijn vertrek uit de onderneming geen soortgelijke activiteiten uit te oefenen, hetzij door zelf een onderneming uit te baten, hetzij door in dienst te treden van een concurrerende werkgever, waardoor hij de mogelijkheid heeft de onderneming die hij heeft verlaten nadeel te berokkenen door de kennis die eigen is aan de onderneming en die hij op industrieel of op handelsgebied in die onderneming heeft verworven, voor zichzelf ten voordele van een concurrerende onderneming aan te wenden (art. 65 en 86 WAO). In het stelsel van de werklieden (art. 65 WAO) Het concurrentiebeding moet schriftelijk worden opgesteld. (straffe van nietigheid) De mogelijkheid om in een concurrentiebeding te kunnen voorzien is afhankelijk van de hoogte van het jaarloon van de werknemer: A. Loon is minder dan €31 467 bruto = Concurrentiebedingen zijn nietig B. Loon is meer dan €31 467 en minder dan €62 934 = Concurrentiebeding slechts mogelijk voor de functies die bij CAO door PC zijn bepaald. Indien PC niet werkt, op ondernemingsniveau door afspraak tussen WG en WN afgevaardigen C. Loon is meer dan €62 934 = Concurrentiebeding mogelijk tenzij dit uitdrukkelijk is uitgesloten bij een CAO. Tevens moeten aan volgende cumulatieve geldigheidsvereisten zijn voldaan: (anders volledige nietigheid) 1. De werking is beperkt in tijd en ruimte • Geldt enkel waar echt concurrentie plaatsvind. Mag in ieder geval niet buiten de nationale grenzen. • Maximum voor 12 maanden geldig. 2. Het heeft betrekking op soortgelijke activiteiten • Het moet gaan om soortgelijke activiteiten waardoor de WG moet kunnen bewijzen dat hij benadeeld wordt doordat zijn ex-WN zijn technische kennis (opgedaan bij de oud WG) aanwendt bij de nieuwe WG. 3. Het beding voorziet in een forfaitaire vergoeding (voor WN & WG samen) • Het beding moet voorzien in de betaling van een enige en forfaitaire compensatoire vergoeding door de werkgever aan de werknemer. • Indien de werkman het concurrentiebeding vergoeding verschuldigd aan de werkgever. • Minimumbedrag = ½ brutoloon (zie loon WN vorige maand) voor periode van het beding overtreedt is hij deze WG moet deze vergoeding niet betalen, als hij binnen de 15 dagen de toepassing van het beding verzaakt Inzake de werking van het concurrentiebeding geldt dat: • 1. Het beding geen uitwerking heeft als de AO tijdens de proeftijd werd beëindigd. 2. Het beding geen uitwerking heeft als de AO buiten de proeftijd werd beëindigd zonder dringende reden door de werkgever / om dringende reden door werkman. In het stelsel van de bedienden (art. 86 WAO) De regeling van het wettelijk concurrentiebeding is identiek aan dat voor werklieden. Voor bepaalde ondernemingen zal echter een afwijkingsbeding mogelijk zijn. • Men kan afwijken van de ruimtelijke (internationaal) en temporele werkingssfeer. • Men kan eveneens afwijken van de toepassingsmodaliteiten (bv. ook tijdens proef). • Zie CAO nr. 1ter voor vorm en voorwaarden Toepassingsgebied afwijkingsbeding / Voorwaarden 1. Ondernemingen met internationaal activiteitsveld of belangrijke economische belangen op int markt 2. Over een eigen dienst voor onderzoek beschikken Afdeling 12. Het scheidsrechtelijk beding Het is de werknemers en werkgevers in beginsel niet toegestaan om vooraf overeen te komen dat ze de geschillen die uit de AO voortvloeien aan een scheidsrechter zullen voorleggen (art. 13 WAO; zie ook art. 9 CAO-wet, art. 10 Arbeidsreglementenwet en art. 1678 Ger.W.). • Zie art. 69 WAO voor twee uitzonderingen voor bedienden. Eens het conflict is ontstaan kan men wel opteren voor een scheidsrechter. Afdeling 13. Het scholingsbeding Scholingsbeding = het beding waarbij de werknemer die gedurende de uitvoering van zijn AO een vorming volgt op kosten van de werkgever, zich ertoe verbindt om aan deze laatste een gedeelte van de vormingskosten terug te betalen ingeval hij de onderneming verlaat voor het einde van de overeengekomen periode (art. 22bis WAO). • Schriftelijk met enkele verplichte vermeldingen. • Enkel bij AO voor onbepaalde duur. • Maximum voor drie jaar. Hoofdstuk 3. Herstructurering van ondernemingen Afdeling 1. Collectief ontslag Collectief ontslag = Geheel van ontslagen om één of meer redenen die geen betrekking hebben op de persoon van de werknemer, dat in een periode van 60 dagen een relatief groot aantal werknemers treft. → Bv. om economische of technische redenen Verschillende definities van collectief ontslag: I. Voor de voorschriften inzake informatie en raadpleging • II. III. Zie hieronder “raadplegingsprocedure” Wat betreft de vergoeding • Ontslag van ten minste 6 WN voor ondernemingen van 20 tot 59 WN • Ontslag van ten minste 10% voor ondernemingen van meer dan 59 WN Wat betreft het activerende beleid bij herstructureringen • Ontslag van ten minste 10% WN voor ondernemingen +100 WN • Ontslag van ten minste 10 WN voor ondernemingen van 20 tot max 100 WN • Ontslag van ten minste 6 WN voor ondernemingen van 11 tot max 20 WN • Ontslag van ten minste 1/2 de van de WN voor ondernemingen van max 11 WN Omdat dergelijk collectief ontslag de arbeidsmarkt kan ontwrichten heeft de wetgever preventieve en curatieve maatregelen genomen: 1. Curatief: naast een opzeggingsvergoeding en werkloosheidsuitkering hebben de werknemers betrokken bij een collectief ontslag ook nog recht op een ontslagvergoeding ten laste van de werkgever (zie art. 8 en 10 CAO nr. 10). → Toegekend gedurende een periode van 4 maanden daags na de beeindiging van de AO of daags na het verstrijken van de periode van opzeggingsvergoeding (indien deze niet langer is dan 3 maanden, anders wordt dit vermindert met de periode van de ontslagsvergoeding) 2. Preventief: op de WG rust een uitgebreide informatie- en raadplegingsverplichting, wat wil zeggen dat de WG gelijktijdig de werknemers(afgevaardigden) en de bevoegde overheid dient te informeren over zijn intentie om tot ontslag over te gaan. Hierna volgt een raadpleging van WN die tegenvoorstellen kunnen formuleren. Pas nadat de dubbele informatieprocedure is afgewerkt, max WG overgaan tot ontslag → Procedure om opzeggingstermijn te schorsen / reïntegratie aan te vragen wegens miskenning van deze procedure (wet-Renault 13 feb. 1998). → Reintegratie vragen is enkel mogelijk indien AO al beindigd is, indien WG dit niet accepteert is hij gehouden om bovenop de ontslagsvergoeding, het loon te betalen vanaf de dag van beindiging van de AO tot dertig dagen na de correcte naleving van deze procedure De informatie- en raadplegingsprocedure is noodzakelijk vanaf: A. Ten minste 10 werknemers ontslagen worden in ondernemingen die in het voorgaande kalenderjaar gemiddeld 20-100 werknemers tewerkstellen. B. Ten minste 10% werknemers ontslagen worden in ondernemingen die in het voorgaande kalenderjaar gemiddeld 100-300 werknemers tewerkstellen. C. Ten minste 30 werknemers ontslagen worden in ondernemingen die in het voorgaande kalenderjaar meer dan 300 werknemers tewerkstellen. Wet 29 maart 2012 = verplichting van WG om ontslagen evenredig te spreiden over de verschillene leeftijdsgroepen. Nog niet in werking getreden en aanpassingen van NAR: • Twee leeftijdsgroepen ( >45 / <45 ) • Systeem ter bestrijding van discriminatie op vlak van leeftijd Afdeling 2. Sluiting van de onderneming Zie wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen Sluiting van de onderneming = de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming, wanneer het aantal werknemers is verminderd tot minder dan het vierde van het aantal werknemers dat gemiddeld was tewerkgesteld tijdens de vier trimesters voorafgaand aan het trimester gedurende hetwelk de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming heeft plaatsgevonden. • Enkel ondernemingen van minstens 20 werknemers vallen onder toepassingsgebied van de wet. • Dan ook specifieke informatieverplichting (CAO of wettelijk vangnet) → Wettelijk vangnet = WN, OR, FOD werkgelegenheid, gewestelijke ministers werk en economie. • Werkgever is sluitingsvergoeding verschuldigd mits onderstaande voorwaarden voldaan zijn. 1) Minstens één jaar anciënniteit in de onderneming. (per jaar 150,79 euro) 2) AO van onbepaalde tijd. 3) Ontslagen zonder dringende reden door WG. 4) Het ontslag is in periode vanaf 12 maanden voor de sluiting (18 voor bedienden) tot 12 maanden na de sluiting. 5) Niet door WG of diens toedoen onmiddellijk in een andere onderneming worden tewerkgesteld 6) De pensioensgerechtige leeftijd van 65 jaar niet bereikt hebben • Deze vergoeding zal door het Sluitingsfonds worden betaald wanneer de werkgever ze niet betaalt binnen de 15 dagen na de beëindiging van de AO of de sluiting (dan regres op WG). Dit zelfde fonds komt ook tussen in nog verschuldigde achterstallen (bv. loon, vakantiegeld, …). Afdeling 3. Overdracht van onderneming Zie CAO nr. 32bis van 7 juni 1985 betreffende het behoud van de rechten van werknemers. Overdracht = de overgang, met het oog op voortzetting van een al dan niet hoofdzakelijk economische activiteit, van een economische eenheid die haar identiteit behoudt, waaronder een geheel van georganiseerde middelen wordt verstaan (art. 6 CAO nr. 32bis). → Bv. wijziging juridisch statuut, invennootschapsstelling, cessie, fusie en absorptie. Globaal onderscheiden we drie voorwaarden om van een overdracht te spreken: 1. Ze betreft een onderneming, vestiging of onderdeel ervan die haar identiteit behoudt. 2. De overgang vindt plaats krachtens overeenkomst. → Bij overname na gerechtelijk akkoord gelden soepelere regels. 3. De overgang resulteert in een wijziging van werkgever. De bescherming van de werknemers is gebaseerd op drie principes: 1. Alle AO’s gaan van rechtswege over. → Geen keuzerecht inzake de over te nemen AO’s. 2. De AO’s blijven ongewijzigd. → Bv. behoudt anciënniteit, loon, opzeggingstermijn, … 3. Ontslagbescherming omwille van de overgang. → Wel nog ontslag om dringende redenen, of om economische, technische of organisatorische redenen mogelijk. → Heeft overgang toch een grote wijziging van de arbeidsvoorwaarden tot gevolg, dan wordt de AO geacht door de WG te zijn verbroken In ondernemingen waar noch een ondernemingsraad, noch een vakbondsafvaardiging bestaat, moeten de werknemers vooraf worden ingelicht over de modaliteiten van de overdracht van de onderneming of van de overname van activa na faillissement. Anders geldt de raadplegings en informatieprocedure zoals hierboven beschreven Afdeling 4. Overname van activa na faillissement Deze materie viel niet binnen het kader van Richtlijn 77/187/EG waar CAO nr. 32bis op gebaseerd is, doch werd wel bijkomend opgenomen in deze laatste CAO. Deze situatie is gelijkaardig aan de situatie van de overdracht van de onderneming, doch zijn de rechten van de werknemers iets beperkter. • Zo beschikt de kandidaat-werkgever hier wel over een keuzerecht. • De collectief bedongen voorwaarden blijven behouden. • De anciënniteit blijft behouden. • Individuele arbeidsvoorwaarden kunnen tussen nieuwe WG en WN worden vastgesteld. Werknemers genieten bescherming mits volgende voorwaarden voldaan zijn: 1. De overname geschiedt binnen een termijn van 6 maanden. 2. De werknemers a) Nog gebonden zijn door een AO of; b) Ontslagen zijn tijdens een periode van één maand voor de datum van het faillissement en zij recht hebben op een ontslagvergoeding die hen nog niet werd uitbetaald. Op voorwaarde dat de overname van de activa geschiedt binnen de zes maanden na het faillissement kunnen de overgenomen werknemers wier activiteit onderbroken werd tengevolge van het faillissement, tijdens de periode van onderbreking aanspraak maken op een overbruggingsvergoeding. Afdeling 5. Werkloosheid met bedrijfstoeslag (datums verwarrend, nakijken!) Aangezien het brugpensioen een veel voorkomende maatregel is in sociale plannen die in het kader van herstructureringen gesloten worden, komt deze regeling in dit hoofdstuk aan bod. Conventionele brugpensioen = soort van sociale begeleiding van een ontslag waarbij de werkgever een aanvullende vergoeding betaalt bovenop de werkloosheidsuitkering die de bruggepensioneerde ontvangt. → Initieel bedoeld om plaats te maken voor jongeren, nu sinds het Generatiepact zijn de leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden verstrengd om werknemers langer op de arbeidsmarkt te houden. De voorwaarden voor het brugpensioen zijn: 1. Leeftijd van 60 jaar bereikt hebben. 2. Respectievelijk 40 jaar beroepsverleden (35 voor vrouwen momenteel, 37 vanaf 2014 en 40 vanaf 2015) kunnen aantonen. 3. Er dient een cao te bestaan die voorziet in de mogelijkheid tot brugpensioen (deze regels gelden momenteel enkel voor cao’s gesloten vanaf 2012) Sinds 1 januari 2012 zijn er nog maar in beperkte mate uitzonderingen mogelijk op deze regels • Cao’s voor zware beroepen en NAR cao’s die ofwel gesloten en neergelegd zijn voor 1/01/2012 of gesloten na 31/12/2011, maar een ononderbroken verlenging uitmaken van een cao gesloten voor 1 januari 2012, wijzigt de minimumleeftijd pas vanaf 2015. Onderstaande regeling geldt ook voor mindervalide WN → Minimumleeftijd 58 jaar en beroepsloopbaan van 35 jaar vanaf 01/01/2012 (38 jaar voor mannen in geval gesloten voor 01/01/2012, maar deel van een verlenging) • Mindervalide WN kunnen nog tot 31/12/12 op 58 jaar en met loopbaan van 35 jaar op brugpensioen gaan • Ondernemingen met statuut “in moeilijkheden” of “herstructererend” kunnen de leeftijd verlagen naar 55/52 of 50 jaar (+ WN dient wel 6 maanden in een twerkstellingscel te zijn ingeschreven) → Ondernemingen in moeilijkheden (vanaf 1/01/12) = 52 jaar voor zover de de erkenningsperiode na 31/12/12 is gelegen, per jaar stijgt deze leeftijd met 1/2 jaar → Ondernemingen in herstructurering (vanaf 01/01/13) = 52,5 jaar voor zover de de erkenningsperiode na 31/12/12 is gelegen, per jaar stijgt deze leeftijd met 1/2 jaar, tot 55 Halftijds brugpensioen = stelsel waarbij een halftijdse job gecombineerd wordt met een half aanvullend inkomen. Afgeschaft vanaf 1 januari 2012 Afdeling 6. Activerend beleid bij herstructurering Generatiepactwet: Verstrenging van de leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden om werknemers langer op de arbeidsmarkt te houden. Alle ondernemingen die een collectief ontslag wensen door te voeren dienen een zogenaamd activerend beleid te voeren, d.w.z. dat zij naast de normale informatie- en raadplegingsprocedure inzake collectief ontslag, een aantal bijkomende regels moeten respecteren. Concreet komt het activerend beleid op het volgende neer: 1. De werkgever moet een tewerkstellingscel oprichten, dewelke tot doel heeft om een outplacementaanbod te formuleren. (Termijn tot 6 maanden na laatste ontslag) 2. De werkgever moet de werknemers voor hun ontslag uitnodigen voor een individueel onderhoud waarbij o.a. de werking van de tewerkstellingscel wordt toegelicht. 3. De werkgever moet een inschakelingsvergoeding betalen aan de werknemers die ingeschreven zijn bij de tewerkstellingscel en die ten minste één jaar ononderbroken anciënniteit hebben. → Vervangt (gedeeltelijk) de opzeggingsvergoeding. 4. Ingeschreven werknemers ontvangen een verminderingskaart ‘herstructureringen’ → WG die zo een WN aanwerft geniet bijzondere doelgroepvermindering. Afdeling 7. Fusie en splitsing van bedrijven Wetboek van Vennootschappen beschouwt regeling inzake fusie, splitsing, inbreng en overdracht van een algemeenheid of een bedrijfstak als vormen van herstructurering. Cao nr 32 is eveneens van toepassing. Grensoverschrijdende fusies waren dikwijls problematisch nu veel van het vennootschapsrecht nationaal van aard is, de “Tiende richtlijn” (geïncorporeerd door cao nr 94) probeerde dit te verhelpen • De WN-medezeggenschapsrechten van de vennootschap haar statutaire zetel heeft, gelden. lidstaat waar de gefuseerde • De vertegenwoordigingen van de deelnemende vennootschappen richten een bijzondere onderhandelingsgroep op, die de WN vertegenwoordigd Hoofdstuk 2. Bijzondere arbeidsovereenkomsten Zie de wet van 24 juli 1987 (= Uitzendarbeidswet). Zie ook Artikel 11 ter AOW: mogelijkheid om WN te vervangen wiens arbeidsovereenkomst is geschorst om een andere reden dan gebrek aan werk wegens eco oorzaak, slecht weer, staking of lockout. Tijdelijke arbeid Tijdelijke arbeid = de activiteit die op grond van een arbeidsovereenkomst wordt uitgeoefend en tot doel heeft in de vervanging van een vaste werknemer te voorzien of te beantwoorden aan een tijdelijke vermeerdering van werk of te zorgen voor de uitvoering van een uitzonderlijk werk. • Niet na schorsing weersomstandigheden. AO wegens economische oorzaak of slechte • Hetzij voor bepaalde tijd, hetzij voor duidelijk omschreven werk, hetzij ter vervanging van een vaste werknemer. • Geschrift dat de reden, duur van overeenkomst,.. vermeld, is verplicht. • Behoudens andersluidende overeenkomst zijn de eerste drie dagen een proeftijd. Uitzendarbeid (art. 7 e.v. Uitzendarbeidwet) Uitzendarbeidovereenkomst = de overeenkomst waarbij een uitzendkracht zich tegenover een uitzendbureau verbindt om tegen loon tijdelijke arbeid bij een gebruiker te verrichten. • Niet mogelijk ingeval van staking of lock-out (art. 8 CAO nr. 58), enkel voor: 1. Vervanging, 2. Uitzonderlijk werk 3. Tijdelijke vermeerdering van werk (mits toestemming vakbondafgevaardigd) • Geschrift vereist voor uitzendarbeidovereenkomst (elke WN afzonderlijk) en eigenlijke overeenkomst. -> bij onstentenis: regels onbepaalde duur • Het loon van uitzendkrachten mag niet lager zijn dan dat van vast benoemden. • De partij die de overeenkomst voor bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk vroegtijdig beëindigd is een vergoeding verschuldigd gelijk aan het nog verschuldigde loon tot het einde van die termijn. o Niet indien het uitzendbureau gelijkwaardig vervangingswerk (zelfde loon en gelijkaardige arbeidsvoorwaarden) aanbiedt. • Overeenkomst voor vervanging VWN (onbepaalde tijd): Het uitzendbureau dat de overeenkomst voor het einde van de vervanging zonder dringende reden beëindigd is een vergoeding verschuldigd gelijk aan 3 maanden bruto loon ten behoefte van de uitzendkracht • Opzeggingstermijn van zeven dagen voor de uitzendkracht. Bijwerking uitzendarbeid Wet van 9 juli 2012: In de Uitzendarbeidwet wordt a.h.w. een discriminatieverbod opgenomen = Gelijke behandeling en toegang (kantines, opvang,..) & verplichting van gebruiker uitzendkracht om deze in te lichten over vacatures binnen de onderneming. De wet van 26 juni 2013: De vier belangrijkste krachtlijnen hiervan zijn: • Instroom = uitzendarbeid met de bedoeling om na afloop van de periode van terbeschikkingstelling de uitzendkracht vast in dienst te laten nemen door de gebruiker voor diezelfde betrekking; ( = vierde mogelijkheid tot uitzendwerk) • Verbod op opeenvolgende dagcontracten: opeenvolgende dagcontracten voor uitzendarbeid bij eenzelfde gebruiker zijn toegestaan voor zover de nood aan flexibiliteit voor het gebruik van dergelijke opeenvolgende dagcontracten kan worden aangetoond door de gebruiker. Wanneer de gebruiker de nood aan flexibiliteit niet kan aantonen is het uitzendbureau aan de uitzendkracht die werd tewerkgesteld met opeenvolgende dagcontracten voor uitzendarbeid behalve het loon ook een vergoeding verschuldigd die overeenstemt met het loon dat had moeten worden betaald indien een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid van twee weken zou zijn gesloten. Onder opeenvolgende dagcontracten voor uitzendarbeid wordt verstaan de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid bij eenzelfde gebruiker die elk een looptijd van 24 uur niet overschrijden en die elkaar onmiddellijk opvolgen of hooguit gescheiden worden door een feestdag of door de gewone inactiviteitsdagen die binnen de onderneming van de gebruiker gelden voor de categorie van werknemers waartoe de uitzendkracht behoort; Aanpassing van de informatieverstrekking aan de vakbonden inzake het gebruik van uitzendarbeid. Zie CAO nr. 108; • → Vroeger: In het kader van de geldende CAO’s gesloten in de NAR nrs. 5, 9, en 58 ontvangen de vakbonden slechts algemene informatie omtrent het gebruik van uitzendarbeid in de onderneming. • Afschaffing van de zgn.’48-uren regeling’. Artikel 8 van de Uitzendarbeidwet laat toe om de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid schriftelijk vast te stellen uiterlijk binnen de twee dagen na de indiensttreding van de uitzendkracht. Door de CAO nr. 108 van 16 juli 2013 werden een aantal modaliteiten vastgelegd. Zo werd o.a. het begrip “instroom” nader omschreven, de informatieverstrekking en controle nader uitgewerkt enz. Door artikel 21 van de Programmawet van 27 december 2012 wordt de terminologie “enig gedeelte van gezag” nauwkeuriger omschreven. Wordt als dusdanig niet beschouwd: 1. Het naleven door de derde van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk; 2. Instructierecht: De instructies die door de derde worden gegeven aan de WN van de WG in uitvoering van een geschreven overeenkomst tussen de derde en de WG, op voorwaarde dat in deze geschreven overeenkomst uitdrukkelijk en gedetailleerd is bepaald welke instructies precies door de derde kunnen worden gegeven aan de WN van de WG. De Wet binnenschippers van 1 april 1936 is opgeheven door artikel 5 van de wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen Het ter beschikking stellen van werknemers (art. 31 e.v. Uitzendarbeidwet) In beginsel is het voor een werkgever verboden om door hem in dienst genomen werknemers ter beschikking te stellen van gebruikers die enig gedeelte van gezag over deze uitgeleende arbeidskrachten uitoefenen (art. 31 §1 Uitzendarbeidwet). • Ratio: koppelbazerij tegengaan die werknemers verhuren en vaak geen RSZ of belastingen betalen. De werkgever te goeder trouw mag echter naast zijn gewone activiteiten ook werknemers ter beschikking stellen voor een beperkte tijd en mits voorafgaande toestemming van een door de Koning aangewezen ambtenaar en het akkoord van de vakbondsafvaardiging (art. 32 §1, lid 1 io. §3 Uitzendarbeidwet). • Soms geen voorafgaande toestemming vereist (art. 32 §1, lid 2 Uitzendarbeidwet). Artikel 31 §1, lid 2 Uitzendarbeidwet stelt dat het naleven door de opdrachtgever van de verplichtingen inzake welzijn op het werk, alsook de instructies die gegeven worden in uitvoering van de overeenkomst niet als uitoefening van gezag beschouwd moeten worden. • Om betwisting tussen (onder)aanneming en terbeschikkingstelling te voorkomen!! Deel V Collectief arbeidsrecht III. Vreedzame collectieve arbeidsverhoudingen: Het collectief overleg Hoofdstuk 1. Het collectief overleg Het collectief overleg is het geheel van contacten, besprekingen en onderhandelingen tussen (georganiseerde) werknemers en één of meer (georganiseerde) werkgevers al dan niet tesamen met vertegenwoordigers van de overheid. Onderscheid: 1. 2. 3. 4. Gestructureerd overleg Ongestructureerd overleg Twee-delig en drie-delig overleg (Als overheid meedoet of niet) Combinaties tweedelig of driedelig (niet-) gestructureerd overleg mogelijk. Neocorporatisme (overlegeconomie) = Pas nadat overleg mislukt, resulteert men in confrontatie Hoofdstuk 2. Het gestructureerd tweedelig overleg Afdeling 1. De organen van het gestructureerd tweeledig overleg: de PBO De Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) Het wettelijk stelsel dat de samenstelling, de inrichting en de bevoegdheden regelt van die organen waarover het georganiseerde bedrijfsleven beschikt voor overleg en samenwerking ter zake van arbeidsaangelegenheden. PBO is opgesplitst in drie bevoegdheidszuilen: 1. Economisch 2. Sociaal 3. Cultuur Omvat drie niveaus 1. Nationaal (federaal regionaal) 2. Sectorale 3. Ondernemingsniveau en §2. De Europese dimensie Aanvankelijk was overleg betreffende sociale materie een nationale aangelegenheid (EU vlak was informeel). Start overleg tussen verschillende sociale partners op Europees niveau in 1985 (ETUC, UNICE en CEEP) Artikel 138 EG-Verdrag geeft aan de commissie de opdracht de raadpleging van de sociale partners op communautair niveau te bevorderen en alle maatregelen te treffen die nuttig kunnen zijn om de dialoog tussen de partners te vergemakkelijken. Indien de Commissie meent dat communautair optreden wenselijk is, worden de partners geraadpleegt via aanbevelingen of de procedure in artikel 139 EG ( = Overeenkomst partners -> Commissie -> Raad) §3. Federaal niveau Centrale raad voor het bedrijfsleven (CRB) CRB is paritair samengesteld autonoom publiekrechtelijk orgaan dat de overheid over economische vraagstukken van nationaal belang adviseert en tevens functioneert als schakel tussen de belangengroepen en beleidsverantwoordelijken. Kan raadgevende commissies oprichten voor bepaalde bedrijfstakken Samenstelling • Gelijk aantal WN en WG-afgevaardigden • Zes door Raad gecoöpteerde leden • Onafhankelijke voorzitter (Allen benoemd door koning) Bevoegdheden: Regering en parlement inlichten over alle nationale en economische vraagstukken op eigen initiatief als op verzoek van de overheid. De Nationale Arbeidsraad (NAR) De NAR is een publiekrechtelijk lichaam dat aan ministers of de wetgever advies geeft of voorstellen doet over vraagstukken van sociale aard die WG én WN aanbelangen. (En dus niet slechts een). De Raad heeft tevens de bevoegdheid om advies uit te brengen tussen bevoegdheidsconflicten tussen paritaire comités. (NAR heeft drie voorgangers gehad. 1. Hogere Arbeidsraad 2. De Hoge raad voor de Arbeid en de Maatschappelijke Voorzorg en 3. de Algemene Paritaire raad) Samenstelling 26 werkende en 26 plaatsvervangende leden vertegenwoordigen de verschillende belangengroepen benoemd door koning. Deze (= 13 WG (8 VBO, 3 UNIZO, 1 Boerenbond, 1 Unisoc) / 13 WN (6 ABVV, 6 ACV, 1 ACLVB) Bevoegdheden • Adviseren (Verplicht (binnen 2 maanden) / Niet verplicht (vrije termijn)) • Sluiten van nationale en interprofessionele collectieve arbeidsovereenkomsten (Ook mogelijk voor sectoren indien deze resorteren onder geen of een niet werkende PC). Wordt gestemd wanneer 90% WG en WN vertegenwoordigd zijn • Verzoening (Arbeidsconflicten voorkomen en oplossen) • Beheersbevoegdheid (NAR heeft rechtspersoonlijkheid en kan derhalve daden van beheer stellen) Werking Minstens helft van de leden moeten aanwezig zijn (zowel WG als WN), stemming gebeurt met eenparigheid ( = Adviezen algemene sociale vraagstukken) of meerderheid (Adviezen bevoegdheisconflicten PC & voorstellen) De Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk Samenstelling • • (Onder)Voorzitter 24 gewone en 24 plaatsvervangende leden (12 WG / 12 WN) • • Permanente vertegenwoordigers Secretaris Bevoegdheid Advies over aangelegenheden met betrekking tot het welzijn van werknemers §4. Vlaams niveau Sociaal-economische raad van Vlaanderen (SERV) Samenstelling 20 leden (10 WG / 10 WN) Bevoegdheden Geven van adviezen over aangelegenheden betreffende sociaal-economische dimensie van de Vlaamse Raad en de Vlaamse regering. Daarnaast ook studie van sociaal-economische problemen. Het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) Samenstelling • • Vlaamse regering 16 leden (8 WG / 8 WN) Bevoegdheden Beleidsaangelegenheden die een Sociaal-economische dimensie hebben en waarvoor Vlaamse Gemeenschap bevoegd is. §5. Het sectorale niveau: paritaire (sub)comités Paritair comité = sectoraal gespreksorgaan waarin de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers elkaar op voet van gelijkheid ontmoeten om hun gemeenschappelijke problemen te bespreken. Niet louter een federale aangelegenheid: Paritaire comitees opgericht door gemeenschappen met betrekking tot het vrije onderwijs → Paritaire comitees bestaan telkens uit een gelijk aantal vertegenwoordigers voor de WN (mandaten toegekent op basis jongste sociale verkiezingen) en WG (mandaten toegekent op basis van representatieve waarde en getalsterkte organisatie), een voorzitter en ondervoorzitter en twee of meer secretarissen. De Koning kan op eigen initiatief of op verzoek van één of meer representatieve werknemersen werkgeversorganisaties paritaire comités oprichten in om het even welke tak van de nijverheid, de handel, de landbouw en in elk vrij beroep. Dit mag tevens voor een bepaalde groep van werknemers of voor een bepaald gebied. → Bv. PC voor bedienden, PC voor de taxichaffeurs, PC voor arbeiders en bedienden, PC voor het hele Rijk… → De wens om een PC op te richten dient te worden gemeld aan de betrokken organisaties via het B.S. (o.s.v nietigheid) Op verzoek van een paritair comité kan de Koning paritaire subcomités oprichten. → Hierbij kan bepaald worden dat de CAO’s die dit subcomité sluit al dan niet de goedkeuring van het paritair comité nodig heeft. → Indien deze toestemming binnen de maand niet wordt gegeven, wordt deze toch zijn geacht gegeven te zijn. Wanneer men verzuimt toestemming te vragen, geldt de cao enkel tussen de partijen Paritaire (sub)comités hebben volgende bevoegdheden: 1. Door de vertegenwoordigde organisaties CAO’s tot stand doen komen. 2. Geschillen tussen WN’s en WG’s voorkomen en oplossen. (eventueel door oprichting verzoeningsbureau) 3. Adviseren van de regering, de NAR of de CRB over zaken die tot hun bevoegdheid behoren 4. Andere taken die haar door de wetgever of sociale partners zijn toevertrouwd. Bv. typedocumenten goedkeuren, overtredingen van een CAO beboeten, … Het paritair (sub)comité beslist slechts rechtsgeldig indien de helft van de gewone of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen en de helft die de werkgevers vertegenwoordigen aanwezig zijn. Normaal gezien is eenparigheid vereist In beginsel is een paritair comité bevoegd voor de werknemers die zijn tewerkgesteld door eenzelfde werkgever wiens onderneming behoort tot de bedrijfstak waarvoor het paritair comité is opgericht, ongeacht het persoonlijk beroep van die werknemer. → Een schrijnwerker kan dus ressorteren onder het paritair comité voor textiel. → Een onderneming resorteert in principe slechts onder één PC (uitzondering is wel mogelijk indien 2 soorten werk, 2 lokalen en 2 verschillende staffs). De bijzaak moet van de hoofdzaak worden gescheden om dit te bepalen. Dit ofwel aan de hand van de grootste tewerkstelling, ofwel de voornaamste economische activiteit Daarnaast bestaan er nog paritaire comités opgericht voor een bepaalde groep, waarbij de bevoegdheid ratione personae bepaald wordt aan de hand van de reëel uitgeoefende activiteit. → Bv. beroepssporters onder paritair comité nr. 223. Tot slot bestaan er ook nog residuaire paritaire comités. → Bv. Aanvullend Nationaal Comité voor Bedienden (PC nr. 218). Betwisting over kwalificatie onder een bepaalde PC is mogelijk: 1. Advies van de Dienst Collectieve Arbeisbetrekkingen van de FOD werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 2. Advies aan nationale PC of NAR 3. Arbeidsrechtbank (niet gebonden door DCAB) 4. Correctionele rechtbank (Art 56 cao wet) Outsourcing = de werkgever gaat bepaalde activiteiten uit besteden. → Activiteiten welke niet door de onderneming haar personeel, maar wel voor diens rekening worden uitgeoefend mogen niet in rekening brengen om het PC te bepalen. §6. Het ondernemingsniveau De ondernemingsraad Zie de Bedrijfsorganisatiewet van 20 september 1948!! Ondernemingsraad = paritair samengesteld orgaan op ondernemingsniveau voor overleg en samenwerking in arbeidsaangelegenheden. → Niet beperkt tot commerciele verenigingen, maar ook voor onder meer vzw’s, onderwijs,.. → Samengesteld uit enerzijds het ondernemingshoofd + leidinggevend personeel (WG) en anderzijds verkozen personeelsafvaardiging (Vierjaarlijkse verkiezingen, afgevaardigen voor zowel bedienden, werklieden als jonge werknemers (indien minstens 25 jonger dan 25) Op grond van art. 14 van de bedrijfsorganisatiewet is een ondernemingsraad verplicht in ondernemingen die gewoonlijk gemiddeld 50 werknemers tewerkstellen. → LET OP: Onderneming kan ook worden verplicht een ondernemingsraad op te richten zo de juridische entiteit minstens gemiddeld 100 WN heeft, ongeacht het aantal personeelsleden tewerkgesteld in de verschillende zetels (Zie art. 14 §2 b) De begrippen uit art. 14 worden als volgt geïnterpreteerd: 1. Onderneming = het onderdeel van het bedrijf dat een zekere autonomie heeft verworven (‘technische bedrijfseenheid’). → Zie ook art. 14 §2 b. Dat stelt dat onder voorwaarden bepaald in het artikel verschillende juridische entiteiten worden vermoed een technische bedrijfseenheid te vormen 2. Gewoonlijk gemiddeld = het gemiddelde van de in de onderneming tewerkgestelde werknemers wordt berekend door het aantal kalenderdagen waarop elke werknemer gedurende een periode van vier trimesters (die het trimester voorafgaan waarin de aanplakking geschiedt van het bericht dat de sociale verkiezingen aankondigt) werd ingeschreven in het personeelsregister, te delen door 365. 3. Werknemers = alle personen tewerkgesteld krachtens AO → Zowel kaderpersoneel, als leidinggevend personeel. De organisatie van de Sociale verkiezingen • Om de vier jaar georganiseerd door de WG • Termijn: 60 dagen voor aanplakken verkiezingesdatum, 13 dagen na aanplakken van samenstelling OR (in deze termijn zijn betwistingen voor Arbeidsrechtbank mogelijk) • Kandidaten kunnen enkel door representatieve WN-organisaties worden voorgedragen (cao wet = interprofessioneel, voor het ganse land en boven 10000 leden) • Kiesvoorwaarden = Alle WN door AO verbonden met onderneming (uitzondering leidinggevend personeel), Belg zijn, 3 maanden twerk gesteld zijn • Verkiezingsvoorwaarden = > 18 jaar zijn, geen deel leidingsgevend personeel, > 6 maanden tewerk zijn gesteld, jonger dan 65 jaar zijn, geen preventieadviseur zijn De ondernemingsraad heeft volgende bevoegdheden: 1. Recht op informatie a) Informatie op economisch en financieel vlak (CAO nr. 9 + KB 27 nov. 1973). WG is verplicht deze te verstrekken • Basisinformatie (Heeft tot doel de ondermening te kunnen situeren) • Jaarinformatie (Stelt ondernemingsraad in staat de evolutie van de ondermening onder het huidige beleid te beoordelen) • Periodieke informatie (Stelt ondernemingsraad in staat gang van zaken te volgen) • Occasionele informatie (Stelt ondernemingsraad op de hoogte van nieuwe gebeurtenissen die van belang zijn voor de onderneming) b) Informatie op sociaal vlak (CAO nr. 9) • Jaarinformatie (Stelt ondernemingsraad in staat een duidelijk beeld van de tewerkstelling en de evolutie hiervan te beoordelen) c) • Trimestriele informatie (Stand van jaarlijks aangekondigde vooruitzichten, wijzigingen hiervan.. wordt verstrekt) • Occasionele informatie (Stelt ondernemingsraad op de hoogte van nieuwe gebeurtenissen die van belang zijn voor de onderneming) De sociale balans (wet van 22 dec. 1995) d) Bedrijfsrevisor (art. 15bis bedrijfsorganisatiewet + artt. 151-156 W.Venn.) • Verslag uitbrengen bij OR over jaarrekeningen en jaarverslag • De getrouwheid en volledigheid van de verstrekte informatie veriefieren • Financieel cijfermateriaal verklaren en ontleden aan WN-afvaardiging 2. Adviserende bevoegdheid (CAO nr. 9) 3. Beslissingsbevoegdheid → Bv. opstellen en wijzigen van het arbeidsreglement, vastleggen van algemene criteria voor ontslag wegen economische of technische omstandigheden, jaarlijkse verlofdagen bepalen, … 4. Beheersbevoegdheid over maatschappelijke werken Werking van de ondernemingsraad: Niet belangrijk Strafbepalingen voor WG die verplichtingen niet naleven Zie artikel 190 – 192 sociaal strafwetboek Het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW) Zie de Wet Welzijn Werknemers van 4 augustus 1996 (maatregels m.b.t arbeidsveligheid, hygiene, ergonomie,..) Samenstelling komt overeen met die van de OR ( = WG afvaardiging + WN afvaardiging) Meestal verplicht vanaf 50 werknemers, maar de Koning kan andere grenzen vaststellen. (zoals in mijnen waar dit reeds geldt vanaf 20 WN) Het heeft een adviserende bedvoegdheid en is betrokken bij de aanwerving en ontslag van preventieadviseurs. Wanneer er geen CPBW zetelt binnen een onderneming is de vakbondsafvaardiging ermee belast Naast het comite dient er ook een Interne (& soms externe) dienst voor preventie en bescherming op het werk te worden opgericht Ontslagbescherming van de afgevaardigden / niet verkozen kandidaten Zie de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden van 19 maart 1991 Bescherming geldt voor de afgevaardigen van de OR en CPBW, hun plaatsvervangers en diegene die zonder succes hebben deelgenomen aan de sociale verkiezingen I. Ontslagverbod De (kandidaat)personeelsafgevaardigen kunnen tijdens de beschermde periode enkel worden ontslagen om dringende redenen (mits erkent door Arbeidsrechtbank) of om economische of technische redenen (mits erkent door bevoegd PC/NAR) → Ontslag is tevens mogelijk bij voltooing/beindiging van de overeenkomst, overlijden, ontslag op inititatief WN, overmacht, overeenkomst, hij een leidinggevende functie krijgt. → Bij ontslag van WN uit zijn mandaat of beindiging lidmaatschappij van organisatie die hem voorgedragen heeft, blijft de bescherming gelden. II. Beschermde periode Bescherming voor (niet)verkozen(voor de eerste maal) en plaatsvervangende leden geldt in ste periode die duurt vanaf de 30 dag voorafgaand de aanplakking van het bericht van de verkiezingsdatum tot de datum waarop bij de volgende verkiezingen verkozen kandidaten worden aangesteld Wanneer OR niet langer dient te worden opgericht verkrijgen de kandidaten een bescherming tot 6 maanden na de dag van verkiezingen Kandidaten die nu, maar ook tijdens de vorige verkiezing niet werden gekozen, genieten ste bescherming vanaf 30 dag voor de aanplakking van de verkiezingsdatum, tot twee jaar na aanplakking uitslag verkiezing III. Ontslag om economische / Technische redenen WG dient dit aanhanging te maken bij het bevoegde PC of bij onstentenis hiervan bij de NAR. Deze doet uitspraak binnen de twee maanden • Wanneer het orgaan de reden erkent, dan pas mag de WG de WN ontslaan. • Het orgaan kan de reden ook niet erkennen. • Beroep is mogelijk bij de arbeidsrechtbank te brussel Wanneer het orgaan niet binnen de termijn van twee maanden een beslissing neemt kan de WG slechts regelmatig ontslaan in geval van sluiting van de onderneming, een afdeling ervan of een bepaalde personeelscatergorie. • Sluiting onderneming = De WG legt de erkenning van de reden voor aan de arbeidsrechtbank • Ontslaan personeelscategorie arbeidsrechtbank = De WG vraagt voorafgaand erkenning aan • Bij erkenning van de reden mag ontslag pas aan WN worden voorgelegd 3 dagen na het verstrijken van de beroepstermijn IV. Ontslag om dringende redenen WG dient de betrokken WN en de representatieve WN-organisatie binnen de 3 dagen volgend op de dag gedurende welke hij kennis heeft gekregen van het feit dat het ontslag rechtvaardigd, te verwittigen. (+ procedure aanhanging maken) De derde werkdag na het versturen van de aangetekende brieven, begint een onderhandelperiode van 5 dagen. Indien verzoening onmogelijk blijkt, doet de voorzitter van de Arbeidsrechtbank een oordeel over de schorsing van de AO. Hierna volgt procedure in kort geding. De zaak moet binnen de 30 werkdagen (45 indien instemming partijen) voorkomen. Beroep tegen uitspraak is mogelijk binnen de 10 dagen bij het Arbeidshof. Het hof doet uitspraak binnen de 8 dagen na sluiting debatten Beindiging van de arbeidsovereenkomst • Wanneer AO geschorst is, mag WN tijdens de procedure een einde maken aan de overeenkomst zonder opzeggingstermijn/vergoeding. Wanneer de AO niet is geschortst moet hij de wettelijke termijn in acht nemen • Wanneer WG een einde maakt aan de AO zonder de hierboven vermelde procedure te volgen, dient WN om reintegratie te vragen (binnen 30 dagen). Wanneer reintegratie niet wordt geaccepteerd door WG dient deze een vergoeding te betalen (art 16 WOPA) De Vakbondsafvaardiging Zie CAO nr. 5 NAR 24 mei 1971 inzake de syndicale afvaardiging en hun statuut. Vakbondsafvaardiging = een orgaan waardoor het bij een vakbond aangesloten personeel bij de werkgever is vertegenwoordigd. De CAO nr. 5 bevat enkele algemeen geformuleerde minimumregels, dewelke nauwkeuriger moeten worden uitgewerkt in CAO’s gesloten in de schoot van de PC’s of op ondernemingsvlak. Anders heeft de CAO nr. 5 echter geen waarde. Nog nakijken in boek Afdeling 2. Het normerend instrument: de collectieve arbeidsovereenkomst Notie en inhoud Collectieve arbeidsovereenkomst (art. 5 CAO-wet) = een akkoord dat wordt gesloten tussen één of meer werknemersorganisaties en één of meer werkgeversorganisaties of één of meer werkgevers en waarbij individuele en collectieve betrekkingen tussen werkgevers en werknemers in ondernemingen of in een bedrijfstak worden vastgesteld en de rechten en verplichtingen van de contracterende partijen worden geregeld. De cao omvat twee delen: I. Normatief deel = bepalingen die als normen gelden voor werknemers en werkgevers A. Individueel deel = bepalingen inzake de individuele arbeidsovereenkomst van de werknemer en de werkgever die onder toepassing van de cao vallen (bv. lonen, arbeidsduur, beroepsclassificatie, vakantie). → Doorwerking kan via automatische wettelijke conversie 1) Bepalingen van de individuele AO die strijdig zijn met deze van de cao worden nietig. 2) Deze nietige bepalingen worden vervangen door de individuele bepalingen van de cao. B. Collectief deel = bepalingen die de collectieve arbeidsverhoudingen in de onderneming of in de bedrijfstak tot voorwerp hebben (bv. diverse sociale fondsen, vakbondsafvaardiging, voorrechten voor bepaalde werknemers). II. Obligatoir deel = de afspraken die organisaties maken met het oog op de uitvoering ervan door hun leden. A. Uitdrukkelijk gestipuleerde bepalingen = bepalingen die expliciet in de cao zijn opgenomen (bv. uitvoering normatieve bepalingen, oprichting sociale raden, geldigheidsduur cao, sancties bij wanprestatie). B. Wezenlijk / impliciet bepalingen = bepalingen waarvan rechtspraak en rechtsleer aanvaarden dat ze inherent zijn aan elke cao. 1) Relatieve vredesplicht = de contracterende partijen verbinden zich ertoe om zich te onthouden van om het even welk drukkingsmiddel om een einde te maken aan en/of de vervanging of wijziging te bekomen van de van kracht zijnde cao bepalingen. → Geen absoluut verbod voor sociale actie: nieuwe eisen, actie voeren voor bepaalde interpretatie, verdedigen tegen actie van de tegenpartij, afdwinging. Tenzij anders overeengekomen (absoluut, cao vrij te wijzeigen,..). 2) De beïnvloedingsplicht = de partijen wenden hun invloed aan opdat hun leden de overeenkomst zouden naleven (~ informatieplicht). Bij niet naleving van bepaalde leden, zijn deze echter wel persoonlijk aansprakelijk Juridische aard van de cao We onderscheiden twee strekkingen in de rechtsleer: 1. Reglement = de cao doet niet enkel rechten en verplichtingen ontstaan inter partes, maar ook voor werkgevers en werknemers die volkomen vreemd zijn aan de totstandkoming van de overeenkomst. 2. Overeenkomst = bij het opstellen van cao wordt de contractuele techniek gebruikt. Wetgever: de cao is hoofdzakelijk contract, doch bevat enkele reglementaire bepalingen → Een gevolg hiervan is dat cao’s enkel kunnen worden getoest door gewone rechtbanken (met uitzondering van algemeen verbindende KB’s) Art. 26 CAO-wet: RvSt kan geen cao vernietigen door paritair orgaan gesloten Toepassingsgebied van de CAO-wet De CAO-wet is van toepassing op alle werknemers en werkgevers van de particuliere sector en hun organisaties (art. 2 CAO-wet). → Personen die anders dan krachtens een AO arbeid verrichten worden met werknemers gelijkgesteld indien ze arbeid verrichten onder het gezag van een persoon. → De wet sluit bepaalde categorieën uitdrukkelijk uit. ü Diegene in Dienst van de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de commissies, de provincies, de gemeenten (WEL voor nationale bank, van de Nationale loterij, ..) ü Diegene tewerkgesteld in centra voor beroepsopleiding ü De door het Rijk gesubsidieerde personeelsleden die in dienst zijn van de gesubsideerde inrichtingen van het vrij onderwijs ü WN aangeworven in het kader van een PWA arbeidsovereenkomst Wie kan een cao sluiten? Een cao kan zowel tussen een WG (= ondernemings cao) als verschillende WG’s met een of meer representatieve WN organisatie worden gesloten. Een overeenkomst zal pas onder de CAO-wet vallen indien ze gesloten werd door representatieve werknemers- of werkgeversorganisaties (zie art. 3 CAO-wet voor representativiteit). → Anders dient men terug te vallen op het burgerlijk recht waar zich het probleem van de rechtspersoonlijkheid stelt (feitelijke verenigingen, deze hebben dit namelijk niet). Soorten cao’s en hiërarchie We onderscheiden het volgende aan een cao: a) Buiten paritair orgaan gesloten / binnen paritair orgaan gesloten b) Met interprofessionele draagkracht / met professionele of sectorale draagkracht c) Nationaal / gewestelijk d) Bedrijfstak / ondernemingsvlak e) Bepaalde duur / onbepaalde duur f) Algemeen bindend verklaard / niet algemeen bindend verklaard Zie art. 51 CAO-wet voor de hiërarchie tussen de verschillende soorten cao’s. → Zie ook art. 9-11 CAO-wet. → Wanneer een cao een minimumnorm stelt of er helemaal geen formuleert, dan is een lagere cao die hier van afwijkt, niet in strijd met de hogere cao Geldigheids- en vormvereisten van de cao In eerste instantie is de cao onderworpen aan de gemeenrechtelijke voorwaarden die voor elke overeenkomst gelden: toestemming, bekwaamheid, geoorloofd voorwerp en oorzaak. Daarnaast gelden er ook enkele specifieke vormvereisten: 1. Geschreven (art. 13 CAO-wet) → Zie ook art. 12 (= onweerlegbaar vermoeden) → Zie ook art. 14 (= wie is bevoegd?) → Zie ook art. 16 (= Verplichte vermeldingen) 2. Taalgebruik (art. 13 CAO-wet) 3. Verplichte vermeldingen (art. 16 CAO-wet) 4. Neerlegging (art. 18 CAO-wet) → Publiciteitsvoorwaarde voor degenen die ze niet gesloten hebben te binden. → Niet neerlegging resulteert in individuele gebondenheid (enkel WG die cao heeft gesloten) 5. Bekendmaking (art. 25 CAO-wet) → Enkel indien in paritair orgaan gesloten. 6. Specifieke vormvereisten voor cao’s gesloten binnen een paritair orgaan (art. 24-25) → Voor de suppletoire binding. Binding Algemeen bindend verklaring = techniek waarbij de Koning de individueel en de collectief normatieve bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst d.m.v. een KB van toepassing verklaart op alle werkgevers en werknemers die behoren tot het ressort van het paritair orgaan waarin de cao werd gesloten. → Op verzoek van paritair orgaan of representatieve organisatie + publicatie BS. → Enkel mogelijk voor de normatieve bepalingen!! → De Koning kan de cao weigeren algemeen bindend te verklaren wegens niet eerbiedigen van de geldigheids- en vormvereisten. Niet om economische of politieke motieven. Deze algemeen bindend verklaring is daarenboven ondeelbaar Art. 19 CAO-wet somt de personen op die door de niet algemeen bindend verklaarde cao gebonden zijn. Nawerking in onderstaande gevallen: → Zie ook art. 20 cao wet (= binding na overdracht onderneming) → Zie ook art. 21 cao wet (= binding na beindiging lidmaatschap aan organisatie) → Zie ook art. 22 cao wet (= individuele binding na ontbinding organisatie) → Zie ook art. 23 cao wet (= Individuele AO, gewijzigd door cao, blijft onveranderd na beindiging cao) → Zie ook art. 27 cao wet Deze personen zijn aan volgende bepalingen gebonden: A. Normatief deel a) De werkgever is rechtstreeks door de cao gebonden = werkgever en zijn werknemers zijn gebonden door de individuele en collectieve bepalingen. b) De werkgever is niet rechtstreeks door de cao gebonden, doch zijn onderneming valt binnen het ressort van het paritair orgaan waarin de cao tot stand kwam = de individueel normatieve bepalingen hebben een suppletoire waarde en zijn derhalve afdwingbaar, tenzij anders overeengekomen (art. 26 CAO-wet). B. Obligatoir deel • Zie art. 4, lid 2 CAO-wet. • Dan nog probleem van rechtspersoonlijkheid bij uitvoering. Interpretatie van de cao Partijen kunnen op twee wijzen een einde maken aan een interpretatiegeschil: 1. Voorleggen aan de arbeidsrechtbank = Dit is bindend inter partes 2. Aanvullende interpretatieve cao sluiten Een niet-algemeen bindend verklaarde cao dient te worden uitgelegd zoals een overeenkomst, een algemeen bindend verklaarde eerder zoals een reglement. De ondernemingscao Een ondernemingscao kan in volgende situaties tot stand komen: 1. Indien het aanvullend of meer gunstig is voor de werknemers en wanneer de materie in een andere bedrijfstak- of nationale intersectorale cao aan bod komt. 2. Wanneer er nog geen cao inzake deze materie bestaat op voorwaarde dat ze niet strijdig is met de openbare orde, goede zeden en dwingend recht. Indien nadien een gunstigere cao tot stand komt dan heft deze de ondernemingscao op. De ondernemingscao kan gesloten worden door de individuele werkgever, al dan niet lid van een representatieve werkgeversorganisatie, en, namens de werknemers, door de verantwoordelijke van de representatieve werknemersorganisatie. Er gelden dezelfde geldigheidsvoorwaarden zoals hierboven vermeld. Uit de omschrijving van art. 5 CAO-wet blijkt dat één werkgever op rechtsgeldige wijze met een werknemersorganisatie een cao kan sluiten, zonder alle representatieve vakorganisaties te betrekken. Toezicht en strafbepalingen Naast de officieren van de gerechtelijke politie houden ook de door de Koning aangeduide ambtenaren controle op de naleving van de CAO-wet. → Mogen elk nuttig onderzoek, controle of enquête instellen. De miskenning van een algemeen bindend verklaarde cao is strafbaar (art. 56 CAO-wet). V. Collectieve arbeidsconflicten Hoofdstuk 1: conflicten Afdeling 1. Collectieve arbeidsconflicten: notie en soorten Arbeidsconflict = een arbeidsgeschil dat heeft geleid tot werkstaking of uitsluiting. Arbeidsgeschil = geschil tussen een groep van werknemers en een of meer werkgevers over arbeidsaangelegenheden. Het kan worden opgelost door bijlegging of beslechting, naargelang zulks geschied door de partijen onderling of door tussenkomst van een derde. De wet voorziet niet in een definitie van collectieve arbeidsconflicten. Bovenstaande definities zijn verkregen via het Sociaalrechtelijke woordenboek. Vormen van onderscheid: 1. Juridische en economische conflicten → Van belang voor de geschillenbeslechting, zo is een jurisdictionele oplossing uitgesloten voor economische (=belangen)conflicten 2. Tweeledige (WG + WN) & drieledige conflicten (WG, WN + overheid) 3. Werknemersconflicten (werkstaking, bedrijszetting) en wergeversconflicten (lock out): Hangt af van initiatiefnemer 4. Gesloten ( nog geen beroep gedaan op ander collectief actiemiddel) en open conflicten Afdeling 2. Werkstaking, lock-out en bedrijfsbezetting Werkstaking Werkstaking = het door alle werknemers of een groep van werknemers zonder persoonlijke verhindering opzettelijk tijdelijk niet-verrichten van de bedongen arbeid als dwangmiddel ter bereiking van een bepaald doel. → Geen wettelijke definitie (Sociaalrechtelijk Woordenboek). = indicatieve waarde dus → Stakingen worden onderverdeeld naargelang het doel, de wijze van tot stand koming en de aangewende middelen Oorspronkelijk was het deelnemen aan een werkstaking een misdrijf, maar ook na de depenalisatie werd een deelname nog civielrechtelijk bestraft aan de hand van de figuur van de eenzijdige onrechtmatige beëindiging van de AO. Na 1945 werd staken als een grondrecht herkent In het Belgische recht zijn enkele aanknopingspunten te vinden voor een recht op werkstaking 1. Art. 11ter WAO: werkstaking kan geen uitsluitingsgrond van de AO zijn die aanleiding geeft tot een vervangingscontract 2. Art. 3 prestatiewet: Voor prestaties van algmeen belang dient de WG eigen personeel te gebruiken 3. Vakbondsvrijheid: Vrijheid van staken is hieruit afgeleid 4. Art. 8 CAO nr. 58: een uitzendbureau mag geen uitzendkrachten tewerkstellen ingeval van staking. In het Internationaal recht vormt artikel 6 van het Europees Sociaal Handvest de belangrijkste regel. Deze garandeert het collectief optreden van WN en WG, met inbegrip van het stakingsrecht 1. Art. 11 EVRM: garandeert stakingsrecht indirect 2. Art. 8 ECOSOC-Verdrag: Stakingsrecht dient overeenstemming met de wetten van het land gewaarborgd te worden in 3. IAO-Verdragen nrs. 87 en 98: Stakingsrecht kan worden afgeleid uit de vakbondsvrijheid Het Hof van Cassatie stelt dat er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen geoorloofde (WNorganisaties, vredesplicht + verzoeningsprocedure) en ongeoorloofde stakingsacties, waarbij deze laatste zouden kunnen leiden tot een ontslag om dringende redenen (HvC 23 nov. 1967 en 21 dec. 1981). → Het Hof leidt uit art. 3 van de prestatiewet het recht af om naar aanleiding van een werkstaking de bedongen arbeid niet te presteren. Bovendien stelt het uitdrukkelijk dat de deelname op zich geen onrechtmatige daad uitmaakt. → Begeleidende omstandigheden (lastigvallen werkwillende) of staken strijdig met de strafwet kunnen echter wel aanleiding geven tot ontslag om dringende redenen De staking geeft aanleiding tot de schorsing van de opzeggingstermijn, wanneer de opzegging is gegeven door de werkgever. → Discussie in rechtsleer. Degene die staakt verzaakt aan het loon. → Wel kleine vergoedingen van de stakingskassen indien staking erkent wordt door vakbond. De AO van de werkwillige werknemer is geschorst gedurende de staking. • Zie ook art. 27 WAO (= Geen gewaarborgd loon op eerste stakingsdag). • Voor de volgende stakingsdagen geldt het gemeen recht. De WG heeft immers de verplichting de WN tewerk te stellen, behoudens ingeval van overmacht. Hij maakt dus een contractuele fout waarvoor de WN schadevergoeding kan eisen. Tenzij WG aantoont dat staking = overmacht is Uitsluiting of lock-out Lock-out / uitsluiting = het eenzijdig tijdelijk niet-uitvoeren door de werkgever van zijn contractuele verplichting de werknemers tewerk te stellen met de bedoeling op deze laatsten druk uit te oefenen. → AO blijft natuurlijk bestaan, andere verplichtingen die hieruit voortvloeien dienen dan ook te worden behouden → Onderscheid tussen offensieve en defensieve lock out. Volgens het Hof van Cassatie is dit slechts toegestaan in twee gevallen: 1. Wanneer het actiemiddel samenvalt met overmacht 2. Wanneer het organiseren van een uitsluiting past in het raam van de aanwending van de exceptio non adimpleti contractus. Deze visie lijkt sinds de ratificatie van het ESH echter achterhaald. → Men neemt aan dat art. 6 ESH impliciet in zo een recht voorziet. Bedrijfsbezetting Bedrijfsbezetting = het geheel van uiteenlopende actiemiddelen die met elkaar gemeen hebben dat ze zich afspelen op de (gewezen) arbeidsplaats. Er kan een onderscheid gemaakt worden in types bedrijfsbezetting naargelang: 1. De AO nog bestaat of beëindigd werd. → Enkel indien ze nog bestaat situeert men zich in het arbeidsrecht. 2. De productie al dan niet werd overgenomen. Deze vorm van collectieve actie wordt meestal als onrechtvaardig beschouwd. Werkgevers zullen dan naar de rechter moeten stappen om een uitwijzingsbevel te bekomen. Afdeling 3. Oplossen van collectieve arbeidsconflicten door bemiddeling en verzoening Bemiddeling = het oplossen van een conflict door tussenkomst van een (onafhankelijke) derde. Arbitrage = vorm van bemiddeling waarbij aan een derde gevraagd wordt zich over het al dan niet gelijk van de conflicterende partijen uit te spreken op grond van de aan hem verstrekte informatie. De partijen zijn ertoe gehouden de scheidsrechtelijke uitspraak te respecteren. Verzoening = vorm van bemiddeling waarbij van de derde wordt verwacht dat hij de conflicterende partijen tot een vergelijk brengt. → Wordt vooral in het Belgische arbeidsrecht gebruikt (bv. door paritair comité, zie cao wet). → Geen wettelijk uniform uitgewerkte verzoeningsprocedure, deze worden echter per sector door de sociale gesprekspartners (PC en diens verzoeningsbureau’s) uitgewerkt. Vredesplicht = wanneer verzoeningsprocedure niet wordt gevolgd, staken de WG hun betalingen aan de fondsen voor bestaanszekerheid Verzoeningsprocedures doorlopen gewoonlijk de volgende fases 1. Gesprek tussen vakbondsafvaardiging en ondernemingshoofd 2. Het betrekken van vrijgestelden bij de onderhandeling 3. Tussenkomst van het verzoeningsbureau van de bevoegde PC 4. Onderhandelingen in schoot PC 5. Tweede verzoeningspoging 6. Stakingsaanzegging of aanzegging voor lock out 7. Het optreden van de sociale bemiddelaar (ambtenaren overheid) Partijen zijn volledig vrij om de verzoening al dan niet te aanvaarden Afdeling 4. Het reguleren van collectieve conflicten Zie wet van 19 augustus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd. → Heeft tot doel het algemeen belang te waarborgen (na oorlog) met eerbiediging van individuele en vakbondsvrijheid Deze wet is enkel van toepassing op de particuliere sector, voor zover de partijen onder de bevoegdheid van een PC ressorteren. Indien ze dit niet doen, vallen ze niet onder het toepassingsgebied Prestaties van algemeen belang = private werkzaamheden die tot de voortbrenging van vitale goederen leiden, noodzakelijk voor de bevolking, of werkzaamheden die voor de voortbrenging of voor de distributie een essentiële belangrijkheid uitmaken, of betrekking hebben op het verstrekken van die diensten die aan de fundamentele behoeften van de bevolking beantwoorden. Deze private werkzaamheden hebben soms door het aannemen van een juridisch of feitelijk monopolie de belangrijkheid van een wettelijke overheidsdienst verkregen. Het bepalen van de vitale behoeften en prestaties van algemeen belang kan als volgt: 1. Het paritair comité bepaalt zelf de vitale behoeften en de prestaties (art. 1-2). → Deze moeten worden verzekerd in geval van staking. Hier geldt een afwijking van de unanimiteitsregel (stemmen bij 75%) 2. Het paritair comité bepaalt de vitale behoeften en prestaties op vraag van de minister → Dient binnen de 6 maanden te gebeuren 3. De minister van Werk bepaalt de vitale behoeften (art. 2bis). → Enkel indien PC zijn taak niet ter vervulling brengt De in het kader van het algemeen belang opgeëiste werknemer kan dan niet beschouwd worden als stakende (art. 6). → Ontslagverbod. → Geen recht op schadevergoeding tegen overheid voor gepresteerde overuren → Blijft opgeeist WN in gebreke, dan volgen er sancties (Art 207 Sociaal wetboek) Afdeling 5. Beslechting van collectieve arbeidsconflicten door de rechter Het beslechten van collectieve arbeidsgeschillen behoort echter niet tot het werkingsgebied van de rechtelijk macht, daarom vragen WG vaak de stopzetting van feitelijk omstandigheden, waarbij subjectieve rechten worden geschonden (HvC) Vaak zullen de werkgevers een kort gedingprocedure opstarten voor de rechtbank van eerste aanleg (!) op eenzijdig verzoekschrift, omdat de vakbonden in België geen rechtspersoonlijkheid hebben (wel in Nederland) en omdat de identiteit van de leden van de stakingspost vaak niet gekend is. • Dan wordt een dwangsom gevorderd zodat stakingsposten de beslissing naleven. • De rechter kan de staking op zich niet verbieden, maar wel de ‘feitelijkheden’. Afdeling 6. Stakingsrecht ingeperkt? Hoewel de EU volgens artikel 153, lid 3 niet bevoegd is voor het stakingsrecht hebben twee zaken van het HvJ toch stof doen opwaaien. In zowel Laval als Viking oordeelde het Hvj via prejudiciele vraag dat de acties (zie cases) strijdig waren met supranationaal recht Maar als het stakingsrecht zo fundamenteel is, maar toch niet boven supranationaal recht gaat, kan dit het stakingsrecht aanzienlijk beperken. → Volgens het Hof mag een beperking van het EU recht enkel indien de collectieve actie geschikt is ter bereiking van het ermee beoogde doel en niet verder gaat dan met het oog daarop noodzakelijk (=proportionaliteitsvoorwaarde)
© Copyright 2024 ExpyDoc