WOORDHOEK Een beetje een vreemd bruggetje Door Ewoud Sanders r zijn tijden dat ik het dagelijks op de radio hoor, het woord bruggetje. Meestal in zinnen als: „Dat is een mooi bruggetje.” Of: „Dit is een beetje een vreemd bruggetje.” Aan het woord is de radiopresentator (m/v) of een van zijn panelleden. En dat bruggetje – u raadt het al – slaat op de overgang van het ene naar het andere onderwerp. Wat mij zo verbaast aan dergelijke zinnetjes is dat ze hardop worden uitgesproken. Ik bedoel: niemand, echt geen enkele luisteraar, gaat ervan uit dat er op de radio de hele dag over hetzelfde onderwerp wordt gesproken. Sterker nog, wij luisteraars zijn eraan gewend dat er zelden langer dan vijf of hooguit tien minuten aan een onderwerp wordt besteed. Radiopresentatoren lijken het fijn te vinden als zij op een min of meer vloeiende manier kunnen overstappen van – zeg – de Russische annexatie van de Krim naar een item over hoeveel vrouwen in Nederland te maken krijgen met seksueel geweld. Maar geen luisteraar, dom noch weldenkend, zal hier een vloeiende overgang verwachten („Nu we het toch over Russen op de Krim hebben, weet u hoeveel vrouwen er jaarlijks in Nederland worden verkracht?”) Nou snap ik wel dat het soms een beetje vreemd is om over te stappen van een aangrijpend gesprek met – ik noem maar wat – iemand die ongeneeslijk ziek is, naar een aankondiging van een nieuwe app waarmee je zo handig barcodes kunt scannen. Maar zo gaat dat in de media – ook op tv. Je zou als presentator kunnen zeggen: „De overgang naar het volgende onderwerp is groot.” Of: „En nu iets van een totaal andere orde.” Maar hardop zeggen „Dat is een mooi bruggetje”, klinkt als een zelfcompliment. Het is alsof een ober, nadat hij met een sierlijk gebaar een bord bij u op tafel heeft gezet, zegt: „Mooi opgediend.” Nu we het toch over de Krim hebben, het Nederlands telt bij mijn weten één woord en één uitdrukking waarin die naam voorkomt. Het woord: krimmer, volgens de Grote Van Dale ‘tamelijk sterke en kostbare grijze bontsoort’. De uitdrukking: hij is naar de Krim. Deze uitdrukking staat in een spreekwoordenboek uit 1858. De Krimoorlog – eigenlijk ook een woord waarin de Krim voorkomt – was toen nog maar net voorbij, want die duurde van 1853 tot 1856. Veel mannen waren in die bloedige oorlog ‘verdwenen’; er waren ruim 500.000 doden te betreuren. Vandaar de betekenis van hij is naar de Krim: ‘hij is (in het niets) verdwenen’. De overgang naar het volgende onderwerp is relatief groot, maar onlangs is er een leuk boekje verschenen getiteld Asjeblieft! Groninger tussenwerpsels uit 2013 en vroegere bronnen. Het is samengesteld door Siemon Reker, al dertig jaar de zogenoemde streektaalfunctionaris van Groningen. Liefhebbers van uitdrukkingen als ach heden; goeie genade; ho ho; nou ja zeg, zullen smullen van dit werkje. Van een geheel andere orde, maar toch: de oproep onlangs van de burgemeester van Haarlem aan zwangere vrouwen om hun dochter Kenau te noemen. Om af te komen van de betekenis ‘manwijf ’. Grappig vond ik dat. Taalhistoricus Ewoud Sanders schrijft wekelijks op deze plek over taal.
© Copyright 2024 ExpyDoc