KNNV afdeling Nijmegen Goudenregenstraat 5 6573 XN BEEK UBBERGEN [email protected] www5.knnv.nl/nijmegen De Krim Palude emergo Palude emergo Inhoud In de voetsporen van Goethart en Vuijck Een vlakte zo ontzettend kaal De Krim gecedeerd Schaapskooien Roodborsttapuit Boomleeuwerik Veldleeuwerik Verbond Gewoon struisgras Bunthorst De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 1 2 6 8 14 18 23 24 25 28 35 2 Associatie van Struikhei en stekelbrem Het homogenoceen in de Krim Acidofyten op de Krim Waar zijn de hotspots? Metropolen van de Behaarde rode bosmier Glanzende houtmier Poppenroof Zwarte specht houdt van houtmieren Spechten oefenen de vrije val Levendbarende hagedis Caudale autotomie De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 39 43 47 50 53 61 70 72 73 76 84 3 De Vinpootsalamander Gewone pad Amplexus Bruine kikker Hypoxie Voorjaarsboomspanner Gewone spikkelspanner Voorjaarskortvleugelmot Gerande oeverspin De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 86 92 97 103 107 109 110 111 113 4 Golfballen in de heide Spiderlings Leven van korstmossen Bruine winterjuffer Parthenogenese basis van de Knikkergal Tweekleurige bosspitsmuis Aardmuis Een ascomyceet tussen de bladmossen Ericetum tetralicis Podsolprofiel Pingoruïne Homogenoceen in de Peel De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 114 115 116 117 119 121 122 123 127 138 147 154 5 In de voetsporen van de floristen Goethart en Vuijck. 12 maart 2014. 19 deelnemers: Marijke Saedt, Han Verschueren, Diana Rijsdijk, Robert de Vos, Wim en Elizabeth Dekkers, Jan Stammen, Nathalie Dickhoff, Harm Alberts, Jan en Nellie Streutjes, De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 6 Henk Strijbosch, Mevr Strijbosch, Peter Toonen, Titus Frielink, Marc Hoffs, Marie Louise de Kort, Pieta Roeffen. Foto’s: Harm Alberts, Marijke Saedt, Gebruik is gemaakt van foto’s van voorafgaande excursies o.a. van Anny Geraets. Weer: Prachtige dag. Temp 16°C. Tijd: 10.00-14.00 uur Excursieleider en verslag: Jan Nillesen. Zwerven door de noordelijke Peel van weleer. Een ontdekkingstocht naar flora en fauna en de resten van het eens zo woeste en desolate landschap. Aan de hand van de geschriften van de floristen Goethart en Vuyck volgen wij hun sporen in de Peel. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 7 We gaan net zo als zij De Peel in vanaf station Boxmeer. De Krim ligt in het midden van de Peel op het waterscheidingsgebied tussen Dommel en Maas. Er trad hier veenvorming op omdat de afwatering stagneerde. Na de oorlog werd er nog veen gestoken. We treffen hier nu, na het steken van de dunne laag veen, vochtige zandgronden aan met een laag vruchtbaarheidsniveau. Het grondwaterpeil is 2 meter gezakt. Een vlakte zo ontzettend kaal De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 8 “Een troosteloozer streek ken ik niet aan planten armer land evenmin”. “Een kale woeste heide, waar niets het oog boeit, waar geen schilderachtig plekje te vinden is, waar niets groeit dan de gewone heidesoorten”. 1895 Goethart en Vuijck. [Floristen] Het veen dat zich op de laagste plekken ontwikkelde was in eerste instantie laagveen: rietveen, gevolgd door zegge- en wollegrasveen en nog later door elzen- en berkenbroek. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 9 Vanaf het moment dat veen niet meer gevoed wordt door water uit de omgeving, maar door atmosferisch water [regenwater], spreekt men van hoogveen. Hoogveen treffen we niet meer aan in de Krim. We vonden wel in een del het Waterveenmos. Op het laagveen ontwikkelde zich een meterdikke spons van veenmos, die zelfs in staat bleek bomen te verstikken, te verdrinken en te verzuren. Het niet meer met het grondwater contact hebbende hoogveen stierf van onderen af en groeide naar boven door. Het “ging een eigen leven leiden” en rees de pan in dit geval de kom uit. De dikke veenlaag breidde zich van de laagste Dellen uit over de hogere, zandige gedeelten en omhelsde de omgeving als een vochtige deken. Vochtig, omdat veenmossoorten in staat zijn in en tussen hun cellen tientallen malen hun eigen gewicht aan water vast te houden. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 10 Lange tijd vormde dit hoogveengebied een barrière voor het oostwest verkeer. Er liep hier van oudsher de zogenaamde Kromme baan die over een natuurlijke zandige hoogte in het terrein liep. Het woord Krim stamt van “Kromme”. Het bleef avontuurlijk deze wegen in te slaan. Immers in 1805 werd hier nog de laatste wolvenjacht in Nederland gehouden. De bende van zwarte Cas maakte in de 1600 de wegen onveilig. Het woord Krim komt ook in Rusland voor. Het schiereiland Krim en Kremlin betekenen vesting. Het is een Tartaars woord. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 11 Een borrel bij het Älde Gasthuus en een gebed bij het kruisbeeld aan de overzijde van de weg wordt dringend geadviseerd om de reiziger moed te geven. Wij sloegen deze raadgeving in de wind, staken het defensiekanaal over dat de Peel heeft ontwaterd en richtten onze schreden op het enige stukje wat nog over is van deze eens zo woeste , onherbergzame, kale vlakte. Hierbij teken ik aan dat het gebied ontwaterd is en grote gedeelten geëgaliseerd zijn en de bodem is omgewerkt. We vertrokken in het grensgebied van de Vrije heerlijkheden Boxmeer en de heerlijkheid Gemert. De Bunthorstkuil moest duidelijkheid verschaffen aan de ronddolende herders die hun schapen alleen mochten hoeden binnen de grenzen van hun “gemeinde”. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 12 Potstal De gebieden ten westen en oosten van het veengebied maakten een grotendeels oorspronkelijke ontwikkeling door. Het oosten behoorde cultuur historisch tot het hertogdom Gelre, het westen tot het hertogdom Brabant. Aan de Gelderse kant was de Heerlijkheid Oploo en de Heerlijkheid Boxmeer autonoom. Aan de Brabantse kant lagen de autonome heerlijkheden Gemert, Ravenstein en Megen. Ze werden in 1795 door Napoleon veroverd en 1800 voor zes miljoen frank verkocht aan de Bataafse republiek. We noemen ze de gecedeerde landen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 13 De Krim gecedeerd De Peelgronden ten oosten van de dor ons gevolgde route zijn in 1907 aangekocht door Adam en Jan Berend Roelvink. Het betreft de 1070 ha Bunthorst, Groote slink, Vinkenpeel.. De dialecten die aan weerszijden van de Peel ontstonden, zijn zeer verschillend. Dit komt onder meer mooi tot uitdrukking in de toponiemen van het gebied. Aan de oostzijde eindigen de namen in Lo [Oploo, Merselo, Oirlo, Baarlo, Venlo, Meerlo] en aan de westzijde op el [Volkel, Boekel, Handel, Schijndel, Boxel, Bakel, Liessel]. Beide uitgangen betekenen overigens bos. De bevolking kende de Peel slecht en voelde eerlijk gezegd ook geen behoefte het gebied beter te leren kennen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 14 Goethart en Vuijck waren de eerste floristen die in 1895 vanaf station Boxmeer het gebied introkken. Vuijck schrijft : ”Troosteloozer streek ken ik niet, aan planten armer land evenmin”. 10.000 Jaar had de Peel een ongestoorde en continue ontwikkeling doorgemaakt. Aan de randen werd wat afgeknabbeld. In de Heerenpeel waren er boerenverveninkjes en verspreide veenkuilen. Op de drogere delen, zoals de Bunthorst waar de struikhei het won van het veenmos, weidde men schapen en verzamelde men plagsel en strooisel. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 15 Schapenmest voor het veld Plaggen voor de potstal Door begreppeling trachtte men het terrein droger te maken en daarmee de oppervlakte aan begraasbare heide nog wat uit te breiden. Maar al bij al bleven de ingrepen marginaal en waren de vruchten die men van het gebied plukte mager. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 16 De Krim toont ons de laatste snipper van dit uitgestrekte woeste land van horsten en slenken, dellen en ruggen. Het is een heidegebied dat vroeger in het midden van de Peel lag. Eigenlijk is het een mislukt ontginningsgebied en daarom vinden we er nu rechthoekige stukken heide, bos en landbouwgrond door elkaar. Via de werkverschaffing van voor de oorlog werd productiebos bestaande uit Weymouth, Grove den, Larix en Douglas aangelegd. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 17 84 schaapskooien tussen de heerlijkheden Boxmeer en Gemert. De Peel was streng gereglementeerd. Palen gaven de grenzen aan tussen de verschillende “Gemeinden”. We bezoeken de Bunthorstpaal. Elk dorp bezat een smalle punt land in de Peel, waar de bewoners mochten turf steken, plaggen en hun schapen lieten grazen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 18 De eerste grensmarkering had plaats door kuilen. Zo werd de Bunthorstpaal voorafgegaan door de Bunthorstkuil. In de Peel zwierven grote schaapskuddes. 84 Schaapskooien lagen door de Peel verspreid. Voor 1900 speelde de Krim een belangrijke rol in de heidelandbouweconomie. Schapen zorgden voor mest, de heide zelf produceerde plaggen voor de potstal. De dynamiek die het plaggen, weiden, branden en maaien teweeg bracht leidde tot een gevarieerde heide. Het verdwijnen van deze dynamiek leidt tot de voor ons liggende eenvormige heidevlakte, die hier plaatselijk geplagd is door Brabants Landschap. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 19 Op onze tocht door de Krim troffen we prachtig strooisel aan voor de Potstal De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 20 Na 1900 heeft de Heidemaatschappij het gebied grootschalig ontgonnen. De waterstand daalde drie meter, het gebied werd geëgaliseerd, begreppeld en door een rechthoekig wegen patroon ontsloten. Vervolgens werden de beste gronden voor landbouw ingericht. Wat overbleef werd met naaldhout bebost. Langzamerhand wordt het bosgebied nu omgevormd tot een bos met meer natuurwaarden. De vergrassing van de heide wordt tegengegaan door grazers als schapen en Schotse Hooglanders die we op onze tocht tegenkwamen. Ook wordt heide geplagd en gemaaid. Op de geplagde gedeeltes groeit de Kleine zonnedauw. Moeras wolfsklauw en honderden Klokjesgentianen. Die lieten zich echter vandaag nog niet zien. De oppervlakte van de Krim bedraagt ongeveer 100 ha. Het gebied is eigendom van het Brabants Landschap. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 21 De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 22 De Roodborsttapuit houdt van het open tot halfopen, droge terrein met enige struweelopslag en hoog opschietende kruiden, zoals het heideveld van de Krim. Het goed verborgen nest wordt op of net boven de grond gebouwd. Vanaf een uitkijkpost in het territorium wordt het grootste deel van het uit insekten en ander klein gedierte bestaande voedsel opgespoord. Deze roodborsttapuit bracht de winter door in Zuidwest-Europa. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 23 De boomleeuwerik boven ons hoofd zong prachtig maar creatief was hij niet. Het basis patroon van de zang bestaat vooral uit heel veel luu-luu-laa's, maar die klinken wel heel melancholiek en aangenaam. De Latijnse naam Lullula arborea heeft de vogel aan zijn lu-zang te danken. Het is echt een "zoet" liedje dat, net als bij de veldleeuwerik, al vliegend tot op grote hoogte wordt gezongen. De boomleeuwerik "hing" niet stil in de lucht maar beschreef cirkelvormige vluchten. Als dat laag boven je hoofd gebeurt, is dat geen aubade! Je moet dan snel weggaan, want er zijn dan jongen in de buurt! De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 24 De beste tijd om de boomleeuwerik te horen zingen is vroeg in de ochtend, bij het licht worden maar ook midden in de nacht! Deze boomleeuwerik is al vanaf februari op zijn broedplaatsen en er zijn zelfs waarnemingen van zingende boomleeuweriken in de kerstnacht! De boomleeuwerik is een echte fijnproever en alleen als er een juiste mix is tussen heide, stuifzand en open bos voldoet het gebied aan zijn wensen. Veldleeuwerik boven de Krim. Het landbouwgebied is leeg De biodiversiteitscrisis in het Peelgebied is dramatisch: de laatste 50 jaar verdween de helft van al het leven om ons heen. Hot-spots van biodiversiteit zijn beperkt tot de natuurgebieden. Met slechts 3,3% van het grondgebied zijn deze onvoldoende om de biodiversiteit te behouden. Een voldoende groot netwerk van goed beheerde natuurgebieden moet de eerste pijler blijven vormen van het biodiversiteitsbeleid. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 25 De rest van de Peel blijkt in vergelijking verontrustend leeg aan biodiversiteit. Het landbouwgebied scoort over de hele lijn zwak. Vooral percelen buiten landbouwgebruik (overhoekjes, wegbermen, zonevreemde bossen, …) hebben nog biodiversiteitswaarde, zij het beperkt. Het echte productiegebied [akker, weiland,] , samen 90% van de Peel is dramatisch ‘leeg’. Zelfs typische akkervogels zoals veldleeuwerik en kievit zijn er bijna volledig verdwenen. Het landbouwbeleid moet dan ook ernstig bijgestuurd worden om de natuur hier nog enige kans te geven - de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is hiervoor cruciaal. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 26 De dorpen scoren licht beter dan landbouwgebied. Rode Lijstsoorten, zeldzame soorten en Europees belangrijke soorten doen het hier echter slecht. Minder gevoelige soorten zoals koolwitjes of merels doen het hier wel goed, en met 20% van de landoppervlakte liggen hier nog veel kansen. De natuurwaarde van productiebossen valt zwak uit. Er kan veel winst geboekt worden door deze om te vormen naar meer waardevolle bos- of natuurtypes, die duidelijk beter scoren. Opmerkelijk is dat een aantal niet ontgonnen industriegebieden nog belangrijke natuurwaarden bevatten. Het is een grote uitdaging om hier bij de invulling van deze terreinen optimaal rekening mee te houden. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 27 Op de internationale Biodiversiteits-top in Nagoya in oktober 2010 werd beslist dat tegen 2020 17% van het land effectief beschermd en beheerd moet zijn. Alle landbouwgronden, bossen en visserijgebieden moeten tegen 2020 duurzaam beheerd worden, en de impact van vervuiling en vermesting op natuurlijke systemen beperkt. Deze doelstellingen kunnen in de Peel onmogelijk gehaald worden zonder grote bijkomende inspanningen. Verbond van Gewoon Struisgras Plantagini Festucion De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 28 In de bermen van de Grensweg en de Bunthorsterweg groeit het verbond van Gewoon struisgras met als kenmerkende soorten: Gewoon struisgras, Hazenpootje, Schapenzuring, Schapengras, Rood zwenkgras, Gestreepte witbol, Kleine klaver, Sint Janskruid, Eenjarige hardbloem en Bosdroogbloem. De berm bestaat uit grasland op droog, voedselarm, matig humushoudend zand. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 29 De gemeenschap ligt in de volle zon. Het substraat is onderhevig aan sterke temperatuurwisselingen, doordat het zand in de zon snel warm wordt en ’s nachts aan sterke uistraling blootstaat. De planten vertonen specialisaties die het leven op een stikstofarm en periodiek sterk uitdrogend substraat mogelijk maken. De meeste planten hebben een beperkte omvang, die onder voedselrijkere omstandigheden niet zijn opgewassen tegen de forsere plantensoorten. De grassen en schijn grassen hebben smalle en vaak ingerolde, samengevouwen of sterk geribde bladeren. [bijv: Schapengras, Rood zwenkgras]. De meeste overblijvende soorten hebben het gehele jaar groene delen, zodat ze onder vorstvrije en niet te droge omstandigheden in alle seizoenen kunnen assimileren. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 30 Een aanpassing aan een voedselarm milieu. Sommige soorten , zoals Muizenoor en Elandgeweimos rollen hun blad of thallus bij droogte om of in en keren de witte [dus reflecterende] onderkant naar boven. De meeste therofyten zijn winterannuellen, die als rozet overwinteren en de zomerse droogte ontwijken doordat ze alleen als zaad aanwezig zijn. Deze groep van planten was nu aanwezig. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 31 De Leguminosae hebben een aanzienlijk aandeel. Ze spelen een rol bij de stikstofvoorziening doordat ze in hun wortelknolletjes stikstofbindende bacteriën bevatten. Op de plaatsen waar geen Leguminosae groeien is een gebrek aan fosfaat de oorzaak. Er is een hoge nitrificatiegraad in tegen stelling tot de Calluno-Ulicetea tien meter verder. De stikstof in de bodem is dus voor een veel groter deel in de vorm van nitraat dan van ammonium aanwezig. De planten op deze droge zandgronden kunnen zowel nitraat- als ammoniumionen opnemen, maar een hoge opname van ammonium gaat ten koste van de opname van kalium en andere metaalionen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 32 Met betrekking tot de levensvormen van de vaatplanten constateerden wij dat de hemicryptofyten en de therofyten overheersen. De kortlevende soorten zijn merendeels winterannuellen. Bij de grensweg in de volle zon groeit een populatie Bosdroogbloem. Het zand is droog, zuur en kalkarm. Ter plaatse is het humuspakket versneld afgebroken, door blootstelling aan het licht en door vermenging van minerale bodembestanddelen van de weg. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 33 Bij Bunthorstkuil nemen we de Grensweg. In de Peel was alles strak gereglementeerd. Grenzen waren belangrijk. Voor plek 6 was aanvankelijk geen paal beschikbaar. Daarom volstond men met een kuil. Ook de Grensweg wordt geflankeerd door het Struisgrasverbond. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 34 Bunthorst. De Bunthorst bestaat uit dennenplantages van 90 jaar oud op dekzandgronden die ontwaterd zijn en diep geploegd. Van nature groeit in deze situatie hier het Eiken-beukenbos [Quercetea robori-petraeae] Plaatselijk is door nieuw beheer van het Brabants landschap al enig herstel van de natuurlijke vegetatie te bespeuren.De bodem is zuur en voedselarm. Afreatofyten bepalen in hoge mate het spectrum van de grondwaterafhankelijkheid. De standplaats wordt gekenmerkt door een geringe beschikbaarheid van nutriënten en een neerwaartse grondwaterbeweging [inzijgprofielen], hetgeen tot uiting komt in podzolering. Op de minerale bodem vindt ophoping plaats van strooisel en humus [ectorganisch humusprofiel]. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 35 De bossen zijn structuurarm en arm aan soorten. In de struiklaag vinden we Sporkenhout , Lijsterbes en Amerikaanse vogelkers. In de kruidlaag: Brede stekelvaren en Bochtige smele. RG Molinea caerulea Op de overgang van Eikenbeukenbos naar Verbond van Struisgras de RG Pijpenstrootje. Pijpenstrootje stelt weinig eisen aan de bodem. Het neemt hier in de overgangszone een overheersende plaats in. Die plaats wordt bepaald door de concurrentieverhoudingen. Nu het zich in deze overgangszone gevestigd heeft, kan het in belangrijke mate zijn milieu naar zijn hand zetten. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 36 De grond is zuur, voedselarm en kalkarm. Langdurige inundatie in de winter van de laagte tussen bos en weg maken de groeiplaats voor vele andere planten problematisch. Pijpenstrootje deert het echter niet aangezien het in dit seizoen in rust verkeert. Tegen de sterke waterwisselingen is het goed bestand, en door de toenemende wisselvalligheid in waterpeil breidt het zich uit. Hier is het uitgelopen in een monotone zone Pijpenstrobegroeiing, waarin alle andere planten door zijn strooisel verstikt zijn. Slecht verterende humus, voor veel planten door zijn geringe stikstofgehalte en zijn hoge zuurgehalte een ongunstig substraat, wordt door Pijpenstrootje voor lief genomen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 37 Pijpenstrootje verdraagt matige beschaduwing, maar gedijt beter in het volle licht. Doordat dit gras zuinig met stikstof en fosfaat omgaat en vóór de winter het overgrote deel hiervan uit zijn bladeren en halmen terugtrekt om het in zijn opgezwollen stengelbases en wortels op te slaan, geeft het in deze voedselarme omgeving het verworven overwicht in de vegetatie niet gauw prijs. Pijpenstrootje verwerft zijn dominante positie zonder vegetatieve vermeerdering, louter door middel van zijn vruchten en door het uitdijen van bestaande pollen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 38 Zijn interne kringloop van voedingsstoffen die zijn overwicht in stand houdt is alleen te doorbreken door de vegetatie regelmatig vroegtijdig te maaien. Pijpenstrootje is beperkt tot deze zone omdat fosfaat hier zeer schaars is. De zure bodem kan de voedingsstoffen slecht vasthouden en loogt gemakkelijk uit. In de richting van de weg neemt de beschikbaarheid van fosfaat toe en maakt Pijpenstrootje plaats voor Gestreepte witbol. Pijpenstrootje profiteert in deze zoom van het licht en de ruwe humus. De Krim: associatie van Struikhei en Stekelbrem Genisto Anglicae-callunetum De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 39 Het eerste gedeelte van de Krim aan de Bunthorsterweg is erg droog. Nadat de Peel hier ontgonnen is, is het grondwater peil met twee meter gezakt. De heide van de Krim was in het verleden onmisbaar voor de landbouwbedrijfvoering , omdat ze via schapenmest en plaggen de nutriënten leverden voor het vruchtbaar houden van de akkers. Met de opkomst van de kunstmest omstreeks de eeuwwisseling verloor de heide deze functie. Als gevolg van het wegvallen van het traditionele beheer en de verhoogde stikstofdepositie ligt vergrassing op de loer. Daarom zijn flinke stukken van de heide hier geplagd. De aan het schrale milieu aangepaste dwergstruiken Struikhei en Stekelbrem worden plaatselijk verdrongen door Bochtige smele en op vochtige plaatsen door Pijpenstrootje. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 40 De mineralen worden weer aangevuld door natuurlijke processen, zoals verwering van bodemmaterialen [kalium] en toevoer vanuit de lucht. Het substraat bleef echter oligotroof, een milieu waarin Struikhei bij uitstek in staat was om te gedijen. Zelf dragen de heidestruiken ook aanzienlijk bij aan de verzuring van de bodem door de produktie van strooisel waaruit veel humuszuren vrijkomen. De uitgespoelde bodembestanddelen zetten zich op enige decimeters diepte weer af en vormen daar en koffiebruine, tot soms bijna zwarte inspoelingslaag [B-hoizont]. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 41 Bij heideachtigen komt een eigen type mycorrhiza voor, dat een belangrijke rol speelt in de nutriëntenvoorziening. De aanwezigheid van deze schimmels maakt dat minder mobiele nutriënten [met name ammonium en fosfaat] gemakkelijker worden geabsorbeerd. Voorts dragen de schimmels bij aan de stikstofvoorziening door afbraak van organisch materiaal en de opname in de vorm van aminozuren, voor de meeste andere planten zijn deze stikstofbronnen ontoegankelijk. Op zeer voedselarme bodem hebben heidesoorten hierdoor een voordeel ten opzichte van bijvoorbeeld grassen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 42 Wanneer door atmosferische depositie de beschikbaarheid van stikstof toeneemt, verdwijnt het voordeel van deze ecologische aanpassing van de Ericaceae in de concurrentie met andere soorten. Het Calluno-Ulicetea is hier een vervangingsgemeenschap van de oligotrafente bossen van de Quercetea robori-petraea en Vaccinio-Piceetea waardoor ze begrensd worden. Het Homogenoceen in de Peel De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 43 . De vereniging van Pangea. Pangea bestond 200 miljoen jaar geleden. En dreef toen uiteen. Na de ontdekking van Amerika in 1492 leidde de Columbiaanse uitwisseling tot een biologische omwenteling. De huidige wereld is het Homogenoceen, een nieuw biologisch tijdperk. Homogeniseren is van verschillende stoffen een egaal mengsel maken. De geboorte van de globalisering. Vijfhonderd jaar globalisering heeft ook de Peel bereikt. Lelies op de eens eindeloze heide. De lelies zijn hier niet inheems, maar worden op grote schaal verbouwd. Daarnaast mais en in de bossen volop exoten zoals: Douglas, Weymouthden en Japanse larix De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 44 De verspreiding van al deze soorten is het directe resultaat van het zogenaamde Homogenoceen, het grotendeels door de Homo economicus gedomineerde tijdperk dat gekenmerkt wordt door een steeds grotere mondiale eenvormigheid op economisch, cultureel en ecologisch vlak. Als geboortejaar van dit tijdvak 1493, het moment waarop de vermaarde ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus terugkeerde van zijn eerste bezoek aan Amerika en zo het pad effende voor toenmalige Europese grootmachten als Spanje, Engeland, Portugal en Nederland om zich massaal, vol koloniale overgave en zonder genade te storten op de exploratie, verovering, onderwerping, uitbuiting en economische exploitatie van Noord- en LatijnsAmerika. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 45 Deze periode van koloniale bedrijvigheid en intercontinentale vermenging stond aan de basis van de zogenaamde Columbiaanse Uitwisseling, een proces waarbij mensen, dieren, planten en goederen zowel bedoeld als onbedoeld van het ene oord naar het andere werden gesleurd. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 46 Acidofyten, neutrofyten en basidofyten in de Peel De Peel is voedselarm. Dat betekent dat stikstof en fosfaat schaars zijn. De bodem is kalkarm. Doordat carbonaat schaars is, is er geen buffer tegen verzuring van de grond. De uitspoeling van fosfaat en de reductie van nitraat tot ammonium-ionen wordt niet verhinderd. De Peel is dan ook oligotroof. Op de ontgonnen door de boeren in gebruik genomen gronden is de bodem neutraal tot basisch. De grond is goed doorlucht en stikstof komt er in de vorm van nitraat voor. Door intensieve bemesting is het ammoniakgehalte sterk gestegen, maar na verloop van tijd wordt de toegevoegde ammoniak in nitraat omgezet. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 47 Vaatplanten kunnen stikstof in de vorm van ammonium-ionen opnemen, maar een overvloed aan ammonium-ionen leidt tot verdringing van onontbeerlijke metaalionen [met name kalium]. Daardoor groeien er niet veel planten in de Peel. Zij gebruiken hoofdzakelijk nitraat als stikstofbron. De planten in de Peel in de zure of zuurstofarme grond bezitten allen aanpassingen om het gebrek aan kalium en andere metalen te voorkomen.. Vrije ammoniak is voor vele planten een vergif. Maar Brede stekelvaren, Bochtige smele en Rankende helmbloem zijn aan dit milieu gebonden. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 48 In de halfschaduw langs de bosrand in het zure , kalkarme zand groeide heel fris de Rankende helmbloem. Een echte stikstofplant zei Henk. Op de vindplaatsen was ruwe humus versneld tot ontbinding overgegaan. Op lichte plekken in het naaldbos troffen we het plantje ook aan. Vijftig jaar geleden vonden we Ceratopnos claviculata alleen in krengenbosjes [veebegraafplaatsen]. Net als de andere bosplanten in de Peel die hier groeien op, sterk zure grond, zoals Adelaarsvaren en Bochtige smele, neemt de Rankende helmbloem stikstof in de vorm van ammoniumionen op. Door het inwaaien van ammoniak breidt de Rankende helmbloem zich uit in de bossen in de buurt van de bio-industriële bedrijven. Meer in het algemeen is de zure regen een oorzaak van de uitbreiding van de soort. De Basidofyten vinden we uitsluitend bij de menselijke bewoning. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 49 Geen hotspots in de Peel. Bij de inventarisatie van planten behoort de Peel tot de armste gebieden. In onze regio groeien 1500 soorten. In de Peel is dat nog geen 400. De meeste planten vinden wij in het rivierengebied, de overgang pleistoceen-holoceen, de laagveengebieden Geuldert, Vilt, Bruuk en Lage Raam en in de Beekdalen. Deze laatst genoemde gebieden bezitten allen kalkhoudende bodems. Er is een opvallende samenhang tussen soortenrijkdom en een kalkhoudende bodem. De grootste soorten rijkdom treffen we aan op locaties met basenrijke [veelal kalkhoudende] bodems. Dit verschijnsel zie je in heel Europa. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 50 Er zijn in Europa veel meer kalkminnende planten dan zuurminnende soorten, dit terwijl de oppervlakte aan geschikt substraat voor deze soorten kleiner is dan voor zuurminnende soorten. 60 procent van de plantensoorten zijn indicators voor basenrijke condities [veelal kalk], terwijl kalksystemen slechts zeven procent van de oppervlakte uitmaken. Kalkplanten evolueren niet sneller dan kalkmijdende soorten. We vroegen ons af waarom er zo weinig acidofyten zijn? Dat zijn immers de planten die het in de Peel goed doen. Een mogelijke verklaring zijn de ijstijden. Tijdens de ijstijden verdwenen veel zure biotopen. Processen rond de oprukkende gletsjers, zoals afzettingen van löss, zorgden ervoor dat zure milieus plaats moesten maken voor basische. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 51 Na het smelten van het ijs was er volop basisch milieu beschikbaar [klei, leem, löss], waar de kalksoorten zich vrijelijk konden uitbreiden. Een groot deel van de zuurminnende soorten had inmiddels het loodje gelegd. Hoewel het zure milieu zich tegenwoordig weer aan het uitbreiden is, is de bottleneck van de ijstijden nog steeds te merken. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 52 Indrukwekkend zijn de metropolen van de behaarde Rode bosmier langs de Bunthorsterweg. Het zijn de woon- en werkplaatsen helemaal gebouwd van dennennaalden, takjes en dorre blaadjes. Hun betekenis voor de Krim is groot. Deze Behaarde rode bosmieren hebben geen angel, maar ze kunnen venijnig bijten en spuiten met hun achterlijf mierenzuur. Henk leerde ons dat we er niet bang voor hoefden te zijn. Ze liepen met honderden over zijn hand. Deze kolonie leeft voornamelijk van luizenmelk en dierlijk voedsel. De Grote betekenis van de behaarde rode bosmier voor de Krim De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 53 De metropool bestaat uit 700.000 werksters. Ze hebben een stabiliserend effect op het ecosysteem van de Krim. Er waren verschillende steden. De Behaarde rode bosmieren waren zich in de zon aan het opwarmen. Het nestmateriaal en voedsel wordt in een kring van 200 meter om het nest verzameld. De kolonie is erg honkvast en afhankelijk van vaste voedselbronnen. De bladluizen die worden gemolken zijn erg geliefd. Dit volk doodt jaarlijks gemiddeld 8 miljoen insecten. Hebben ze prooidieren ontdekt dan concentreren ze zich daar tijdelijk op. Bovendien ruimen ze dode en rottende dieren op. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 54 De mieren hebben een stabiliserend effect in de Krim. Bevolkingsexplosies van de Kleine wintervlinder worden zodanig beperkt dat de bomen rond dit mierennest groen blijven. Door het graven en slepen van nestmateriaal hebben ze grote invloed op de fysich-chemische bodemeigenschappen. Daardoor wordt de vegetatie weer beïnvloed. Vliegende miereneter De Groene specht die zich liet horen is de grote predator. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 55 De Behaarde Rode bosmier heeft zich hier kunnen vestigen met behulp van de serviformica [slaven]-soorten. In dit geval de Zwarte renmier. De koepelnesten aan de Bunthorsterweg van de Behaarde rode bosmier lagen in de luwte en op een zonnige plaats. Het bovengrondse deel bestaat bijna geheel uit naalden van sparren of dennen en kan meer dan een meter hoog worden, een geweldige prestatie voor zulke kleine insecten. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 56 De hoogte van het nest is afhankelijk van de lichtomstandigheden, hoe meer licht er op valt, hoe lager de hoop. Binnenin bestaat het nest uit aarde waarin kamers voor het broed zijn gemaakt, het bovengrondse deel met kamers is ongeveer even groot als het ondergrondse. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 57 Afhankelijk van de weersomstandigheden verplaatsen de werksters het broed naar de bovengrondse of ondergrondse kamers. Het grootste deel van het volk verblijft onder de grond. Alleen de oudere dames van de arbeidsdienst zijn buiten druk in de weer met het verzamelen van voedsel. Ook het Zevenstippelige lieveheersbeestje profiteert van de vele bladluizen. De larve eet tijdens zijn ontwikkeling in ongeveer 4 weken 600 bladluizen. De kever verdedigt zich door uit de pootgewrichten gele druppeltjes van een stinkende, bittere bloedvloeistof uit te scheiden. Samen met zijn opvallende kleur wordt zo een signaal afgegeven die hem beschermd tegen natuurlijke vijanden. Temperatuurregeling beslissend voor het koepelnest De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 58 Het koepel nest ligt langs de rand van de Bunthorst , in de warme zon. Dit is voor het voortbestaan van het mierenvolk cruciaal. De nestkoepel bezit een eigen temperatuur. Aan deze temperatuurregeling wordt voortdurend gewerkt. De Krim is zo gunstig voor de Behaarde rode bosmier, omdat ze open en zonnig is. In de buurt lagen meerdere nesten , die met paadjes waren verbonden. Dit komt, omdat de soort zich vermeerdert door het afsplitsen van dochternesten. De betekenis van de kolonie voor het gebied ligt ook in het verslepen van zaden. Dit nest verzamelt dit jaar 36000 zaden over 70 meter. Ze ruimen bovendien veel dode en rottende dieren op. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 59 De mier is nauw verwant aan de wesp, om preciezer te zijn: hij stamt af van de gravende wespensoorten waarvan de werksters hun vleugels gedurende de evolutie hebben afgestoten. Wie goed naar een mier en een wesp kijkt, ziet duidelijke overeenkomsten in de bouw van hun lichamen. Overbevolking ligt bij dit nest op de loer. Daarom wordt er een lichting van opgroeiende larven opgekweekt tot mannetjes en koninginnen. Over een aantal maanden op een warme broeierige dag na een regenbui zullen ze opstijgen boven de Krim. In de lucht paren de mannetjes met de koninginnen, waarna de mannetjes vrijwel meteen sterven en de koninginnen een nieuwe nestplaats zoeken. Dit doen ze vanuit de lucht. Zo kan een koningin zomaar een nieuw nest beginnen in een bloembak op de tiende etage van een flatgebouw. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 60 Harm fotografeerde de Glanzende houtmier. Ze gebruiken schimmels en woonden in een levende bomen. Ze roven poppen en zijn zelfs nu in de winter actief. Tijdelijke zijn het secundaire, sociale parasieten en laten het lastige werk opknappen door ervaren krachten. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 61 Ze lopen jaar in jaar uit over dezelfde straten van en naar hun voedselbronnen, met honderden tegelijk. Als de sneeuw is weggesmolten en de zon schijnt op de nestopening, zie de eerste werksters zitten. We herkenden ze meteen. De glanzende houtmier is een opvallende verschijning. Ze zijn glimmend zwart, hebben een relatief grote kop en een heel klein knoopje tussen het borststuk en het achterlijf. Geen enkele andere Nederlandse mier lijkt er op. Het nest construeren is uitknagen, bepleisteren, kunstmatig verharden De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 62 Glanzende houtmieren besteden meer energie in de nestbouw en het op temperatuur houden van het nest dan welke andere Europese soort ook Het nest in een boom wordt uitgeknaagd. De uitgeknaagde gangen in het hout worden met luizenmelk besmeerd. De suikerhoudende luizenmelk is voeding voor de schimmel Cladosporium myrmecophilum. Deze schimmel komt alleen voor in nesten van de glanzende houtmier. De mieren houden deze schimmel 'in cultuur'. De schimmel wordt 'geplant' op de akkers van luizenmelk. Het dichte netwerk van schimmeldraden zal uiteindelijk verdrogen, wat tot effect heeft dat de wanden verharden, een soort gewapende betonconstructie. Vermoed wordt dat de werksters andere schimmels 'begrazen' zodat hun eigen schimmel behoed wordt voor concurrentie door andere schimmels De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 63 Toch wordt er in de moderne literatuur van uit gegaan dat de schimmels niet worden gegeten. Interessant is verder dat de houtmierschimmel zelf antibacteriële stoffen uitscheidt. Of de glanzende houtmier, net als bladsnijdermieren, antibiotica producerende bacteriën bij zich dragen om hun schimmelcultuur te controleren, is niet bekend. Een boom met een nest van glanzende houtmieren kan omvallen, uitscheuren of worden gekapt. Omdat een deel van het nest ondergronds zit, wordt de kolonie in dit geval niet geheel uitgeroeid. De werksters gaan dan op zoek naar een nieuwe nestgelegenheid of bouwen in het zand hun nest uit. Nieuwe nestgelegenheden kunnen ruimtes zijn waar het nest nieuw kan worden opgebouwd, zoals in kruipruimtes, schuurtjes, doodkisten, bunkers of spouwmuren. Vanuit kruipruimtes kunnen de werksters via de leidingen de woning binnen komen, waar ze als hinderlijk worden ervaren. Er zijn bomen met een glanzende houtmiernest die scheuren of omvallen. Er zijn echter meer bomen die zelfs tientallen jaren nadat de kolonie is verdwenen, er nog even gezond uitzien. Van ziekte of rotte plekken is aan buitenkant van de boom niets te zien. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 64 Het nest van een glanzende houtmier zat in een boom van 30 meter hoog. Het nest zat onderin. De startbaan voor de zwermvlucht zit in de top. Het tijdstip om te gaan vliegen is meestal begin van de avond. Dan moeten de gevleugelden al warm draaien op de startbaan. 's Morgens moeten de werksters al beslissen of ze de stoet van prinsen en prinsessen omhoog moeten jagen. Ze moeten het weer goed kunnen voorspellen. Miertjes van 4 mm groot, 30 meter omhoog. Dat is naar menselijke maatstaven een afstand van 13,5 km. En dan moet je beseffen dat de prinsen en prinsessen ongetraind zijn, nooit meer gelopen hebben dan enkele decimeters. En dan moeten ze nog vliegen en energie over hebben om te copuleren. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 65 Dan kan het voorkomen dat het weer omslaat, de wind in kracht toeneemt en de temperatuur plotseling daalt. Dan gaat de hele stoet van duizenden mieren weer omlaag, terug het nest in. Volgende keer beter, de weersvoorspelling was deze keer niet goed. Een tijdelijke, secundaire, sociaal parasiet Tussen de werksters van de glanzende houtmier zagen we gele mieren lopen. Dat zijn schaduwmierwerksters, of werksters van een andere soort uit het subgenus van de gele parasietmieren. Twee verschillende soorten in één nest. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 66 Dat is begonnen toen een groep bevruchte, glanzende houtmierprinsessen het nest van een schaduwmier binnendrongen. De schaduwmierwerksters hebben nu in plaats van één koningin, een heleboel koninginnen tegelijk, die alle worden gelikt en gepoetst. Na enkele dagen produceren de koninginnen al eieren, die direct worden verzorgd. Na acht weken worden de eerste glanzende houtmierwerksters geboren. Als zij een derde van de populatie uitmaken, gaan ze de schaduwmierwerksters bij hun koninginnen en broed verjagen. Geleidelijk aan worden de schaduwmierwerksters geëlimineerd. Opmerkelijk is dat de schaduwmierwerksters die normaal gesproken nooit aan de oppervlakte komen, dat nu wel doen, gezamenlijk met de glanzende houtmierwerksters. Hun gedrag is doelloos. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 67 Inmiddels wordt het nest van de schaduwmier verlaten of omgebouwd. In de dichtstbijzijnde boom wordt een gangenstelsel uitgeknaagd. Uiteindelijk, na vele jaren, soms wel dertig (!) of meer, sterft de laatste koningin en houdt de kolonie op te bestaan. Adoptie van nieuwe, bevruchte prinsessen is nooit waargenomen Schaduwmieren zijn zonder twijfel de meest voorkomende tijdelijke tussengastvrouwen. Zeer waarschijnlijk zijn in Nederland ook de Wintermier en de Breedschubmier geregelde tussengastvrouwen, terwijl dat ook moet worden vermoed van de Veldmier . Dit zijn, net als de schaduwmier, alle gele parasietmieren . De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 68 Er is één hoofdnest , met de koningin(nen) en het broed én verschillende 'bivaks'. Je zou dat ook overslagplaatsen kunnen noemen:luizenmelkers geven er honingdauw door aan luizenmelkophalers. De belangrijkste voedselbron is honingdauw, ook wel luizenmelk genoemd. Een heel speciale symbiose is die met schorsluizen. Dat zijn luizen met enorme stiletten waarmee ze door de schors de bastvaten van de boom aanboren om van de zoete sapstroom te drinken. De luizen zitten diep weg in de schorsspleten, buiten bereik van luizeneters. Als ze wel worden gespot is het afgelopen met ze. Het stilet van de eikenschorsluis Stomaphis quercus is meer dan tweemaal zo lang als de lichaamslengte. De stilet zit zo stevig in de schors verankerd, dat ze die niet zomaar terug kan trekken. Overigens foerageren de werksters op allerlei bomen op verschillende soorten luizen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 69 Omdat vele soorten mieren, net als de glanzende houtmieren, luizen melken, komt het vaak tot conflicten. Die worden door de glanzende houtmieren vrijwel steeds gewonnen. Alleen rode bosmieren kunnen hen weerstand bieden, mits hun koepelnest niet te dicht bij is. Overigens foerageren rode bosmieren niet in het donker, terwijl glanzende houtmieren dat wel doen. Dus zelfs als ze overdag weggejaagd worden, nemen ze 's nachts weer bezit van 'hun' luizenboom. Als je de werksters op de weg terug naar het nest observeert, zie je velen met opgezwollen achterlijven lopen, vol met luizenmelk. Daar tussendoor zie je ook werksters met allerlei prooien van uiteenlopende aard. Een zeer opmerkelijk gedrag is de roof van poppen en larven van andere mieren. Poppenroof De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 70 De poppenroog gaat als volgt. De werksters dringen massaal het nest van een andere mierensoort binnen, verspreiden daar 'kennelijk'! - een verdovende en/of onaangename gasvormige stof. De aanwezige werksters vluchten massaal het nest uit. Bij grote nesten blijf je werksters in slow motion zien rondlopen. De glanzende houtmierwerksters dringen overal het nest binnen, pakken poppen en larven en brengen die naar hun nest. Dit zijn acties die dagen achtereen kunnen aanhouden, totdat het beroofde nest poploos is. Grote larven zie je ook niet meer. Daarna keren de werksters van het beroofde nest terug. Ze hebben tijdelijk bijeen gezeten op enkele meters afstand van hun nest. Deze poppenroof doet sterk denken aan die van de Bloedrode roofmier en de Amazonemier Zij gebruiken de poppen niet als voedsel, maar de uit de poppen opgekweekte werksters als slaven. Hun rooftochten zijn steeds van korte duur, razzia-achtig en hun buit beperkt. Een overeenkomst is dat de weggevluchte werksters zich ook hier tijdelijk in de buurt van het nest ophouden en daarna terugkeren. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 71 We hoorden al meteen bij het begin van de excursie een hoog “kruuu kruuu kruuu”, geluid. Dat laten ze alleen tijdens het vliegen veelvuldig en helder horen. Ze hebben niet de typische spechtenvlucht met vrije val, waarover we een gesprek hadden tijdens onze tocht. Ze vliegen nogal stuntelig en flapperend, alsof ze zojuist het nest hebben verlaten en met de eerste vlieglessen bezig zijn. Zwarte spechten zijn echte bosvogels die mensen en tuinen mijden, maar op de Krim zien we ze elk jaar. Pas aan het begin van de vorige eeuw zijn ze hier gaan broeden, en met het toenemen van oud dik hout neemt ook de Zwarte specht toe. In oude beuken wordt graag gebroed. De roffel van de Zwarte specht is alleen in het voorjaar te horen. Ze klinkt nogal zwaar, als een echte drummer. Ook roepen ze nogal luidruchtig en langzaam versnellend. Soms ook nog al klaaglijk tijdens de baltstijd. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 72 SpECHTEN OEFENEN DE VRIJE VAL De meeste vogels slaan bij het vliegen regelmatig hun vleugels op en neer. Sommige soorten spreiden ze af en toe om kort te kunnen zweven. Meeuwen, roofvogels en ooievaars kunnen soms uren vliegen en zweven zonder een enkele vleugelslag. Spechten doen het omgekeerde. Zij spreiden hun vleugels niet maar vouwen ze telkens even dicht, en oefenen een voorwaartse vrije val. Het is net of ze steeds weer opnieuw willen uitproberen of ze zonder te vliegen toch verder kunnen gaan. Dat lukt niet, want als je niet vliegt of zweeft val je naar beneden. En dat doen spechten. Even vliegen, even vallen, even vliegen even vallen, en doordoor ontstaat er een merkwaardige golfbeweging waardoor je van grote afstand al kunt zien of je met een specht te maken hebt. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 73 GROENE SPECHT ( Picus viridis ) LACHT HET EERST Tot nu toe is het ons niet gelukt een Groene specht buiten te betrappen, voordat hij mij in de gaten had. Groene spechten zijn heel schuw, terwijl ze daar eigenlijk niet zo veel redenen voor hebben. Ze zijn - voor zover ik weet - nooit veel beschoten of intensief vervolgd. Een Groene specht die je ziet komen, schuift onmiddellijk achter de boom en wacht geduldig tot u weer weg bent. Als ze op de grond bezig zijn met een mierenhoop en ze horen u aankomen, gaan ze er al heel snel, luid lachend vandoor. Je ziet dan hooguit nog even een groengele glimp verdwijnen in een boomkruin en dat was het dan. Voorzichtig dichterbij komen in de hoop de vogel beter te kunnen zien, mislukt meestal omdat de vogel letterlijk al gevlogen blijkt te zijn. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 74 In de Genneperheide vonden we de grijs verbrande sigarettenpeuken, want zo zien de uitwerpselen van groene spechten eruit, op een mierenhoop. Je kunt ze rustig oppakken en het droge vliesje openmaken. Daarin bevinden zich de dekschildjes en andere onverteerbare mierenonderdelen, zodat je thuis onder een vergrootglas, kunt zien waar de maaltijd uit heeft bestaan. “Er zit een papagaai in de tuin”! meldde een toevallige bezoeker. Hij was diep onder de indruk van de kleurrijke vogel die bezig was gaten in het gazon te prikken. Veel mensen die voor het eerst een groene specht van dichtbij zien, zijn zo onder de indruk van al die prachtige kleuren dat ze denken aan een ontsnapte tropische vogel. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 75 Groene spechten leven vooral van mieren, ze graven diepe gaten in mierenhopen om ook de poppen en miereneieren te kunnen bemachtigen. In mijn gazon hoeft dat niet. Zo hier en daar wordt er met de stevige snavel een gaatje gemaakt, en vervolgens verdwijnen halve kolonies via de lange kleverige spechtentong in de groene spechtenmaag. Nog nooit zagen we zoveel Levendbarende hagedissen. Henk wist ze steeds weer opnieuw te traceren De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 76 De levendbarende hagedis heeft een zeer groot verspreidingsgebied binnen Europa en Azië . Uiterlijk is de levendbarende hagedis niet erg opvallend door de bruine kleur en het schuwe gedrag maar biologisch gezien is het een interessante soort vanwege de bijzondere aanpassingen op een koeler en vochtiger klimaat, zoals de eierlevendbarende voortplanting. Wat betreft altitude is de levendbarende hagedis te vinden van laaglanden tot een hoogte van 2500 meter boven zeeniveau . Intens gecultiveerde gebieden zoals de akkers bij de Krim zijn niet geschikt als leefgebied, bij exemplaren die in meer stedelijke gebieden leven zoals langs spoorlijnen en parken komt een regenereerde staart bijvoorbeeld vaker voor. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 77 De levendbarende hagedis bewoont vele verschillende habitats maar heeft een voorkeur voor begroeide en relatief vochtige gebieden zoals de Krim. Een belangrijke vestigingsvoorwaarde is de aanwezigheid van open plekken om te zonnen. Als het leefgebied overwoekerd raakt wordt het verlaten. In tegenstelling tot veel andere echte hagedissen kan de levendbarende hagedis zich ook in relatief koele streken handhaven en komt daardoor hier voor en noordelijker tot in Scandinavië, al duurt de winterslaap daar aanzienlijk langer dan in het zuidelijk deel van het verspreidingsgebied. De levendbarende hagedis is een bodembewonende soort die soms klimt maar dit in de regel alleen doet om te zonnen. Het is daarnaast een uitstekende zwemmer, die regelmatig het water opzoekt en ook om aan vijanden te ontkomen in het water duikt en op de bodem schuilt. Het water wordt opgezocht om van de ene plek naar de andere te zwemmen en ook in het water gevallen insecten worden moeiteloos buitgemaakt. Bij het zwemmen worden de poten langs het lijf gehouden terwijl met de staart wordt geroeid. Vermoed wordt zelfs dat de hagedis zich geografisch heeft verspreid door overstromingen, waarbij de dieren in lager gelegen delen terecht zijn gekomen en zich hier hebben gevestigd . De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 78 De hagedis schuilt bij slecht weer onder stenen, omgevallen boomstammen of in holletjes. Bij zonnig weer worden ze vaak zonnend verticaal tegen boomstammen gezien. Zonnen is belangrijk voor de levendbarende hagedis, omdat de soort in koelere streken leeft. Bij een normale lichaamstemperatuur van 15 graden, na een zonnebad kan deze oplopen tot de optimale temperatuur van ongeveer 30 graden. Om de efficiëntie te verhogen wordt de buik afgeplat om zo het lichaamsoppervlak te vergroten. De hagedis is eenmaal opgewarmd veel sneller en kan beter jagen op prooien en vluchten voor vijanden. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 79 Gedurende een deel van de winter wordt een winterslaap gehouden, waarvan de duur afhankelijk is van de geografische locatie. Meestal zoeken de dieren vanaf oktober hun winterkwartier op om deze vanaf maart weer te verlaten. In het zuiden van Europa duurt de overwintering drie maanden, in het noorden kan dit oplopen tot wel negen maanden . De Levendbarende hagedissen van de Krim leven in populaties die als kolonies beschouwd kunnen worden maar ze zijn niet erg sociaal. Gedurende de paartijd zijn de mannetjes agressief tegen elkaar. De populatiedichtheid in de Krim bedraagt 150 exemplaren per hectare. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 80 De voortplantingstijd begint vlak na de winterslaap; ze hadden nu al hun schuilplaatsen verlaten. Net als andere reptielen vindt vlak na het ontwaken een vervelling plaats wat de paartijd inluidt. De mannetjes en de juvenielen komen iets eerder tevoorschijn dan de vrouwtjes, de levendbarende hagedis wordt soms al aangetroffen als er nog sneeuw ligt . Ze bakenen een klein territorium af waarin zich soms meerdere vrouwtjes bevinden en verdedigen dit agressief tegen andere mannetjes. De vrouwtjes echter staan paringen met meerdere mannetjes toe. Als een koppeltje elkaar gevonden heeft, zal het mannetje zijn kaken gebruiken om het vrouwtje vast te grijpen en zo te verankeren. Indien het vrouwtje niet vruchtbaar is zal ze echter fel van zich af bijten. Bij de eigenlijke paring brengt het mannetje een deel van de hemipenis in, zoals alle hagedissen heeft de levendbarende hagedis een 'dubbele' penis; omdat de staart in de weg zit kan het mannetje zowel van links als van rechts contact maken met de cloaca van het vrouwtje. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 81 De levendbarende hagedis is in de regel eierlevendbarend (ovovivipaar); er worden wel eieren geproduceerd maar de juvenielen ontwikkelen zich volledig in het moederdier. De eier'schaal' bestaat bij de geboorte uit een doorzichtig vliesje waaruit de jongen zich makkelijk kunnen bevrijden. Ze bevinden zich soms al buiten het 'ei' als ze ter wereld komen of verlaten het vlies spoedig na de geboorte. Waarschijnlijk beginnen de jongen te bewegen waarna het vrouwtje ze baart, er komen zo'n 4 tot 8 jongen ter wereld, dit kan oplopen tot 10. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 82 De hagedis is een van de weinige dieren die zowel eierleggend als eierlevendbarend is. Vanwege de eierlevendbarendheid duurt het relatief lang eer de jongen worden geboren; het vrouwtje is twee tot vier maanden zwanger en de jongen komen tussen juli en september ter wereld. In het uiterste noorden van het verspreidingsgebied moeten de drachtige vrouwtjes overwinteren omdat de zomer te kort is voor de volledige ontwikkeling van de embryo's De levendbarende hagedis is na drie jaar volwassen, in het noordelijkste deel van het verspreidingsgebied kan het langer duren. In de natuur kan een leeftijd bereikt worden van ongeveer 7 tot 8 jaar, maximaal 12 jaar, maar de meeste exemplaren worden lang niet zo oud. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 83 Op de foto eet de Levendbarende hagedis een Wolfsspin. Daarnaast staan insecten en wormen op het menu. De soort gebruikt ongeveer 0,5 gram voedsel per dag, en op jaarbasis zo'n zestig tot honderd prooien. Ook is wel beschreven dat de larven en eieren van mieren worden gegeten, volwassen mieren echter niet. De prooi wordt in de bek geklemd waarna schuddende bewegingen met de kop worden gemaakt om de prooi te doden of wordt de prooi doodgeslagen op een steen en vervolgens in één keer doorgeslikt. Sommige prooien, zoals rupsen, worden niet doorgeslikt, de hagedis kauwt de vloeibare lichaamssappen uit de prooi en de huid wordt achtergelaten. Stekende of onsmakelijke insecten worden vermeden. De juvenielen eten voornamelijk kleinere prooien als bladluizen en andere kleinere ongewervelden. Caudale autotomie Als de hagedis bij de lange staart wordt gegrepen kan deze afbreken, wat caudale autotomie wordt genoemd. Dit afwerpen kan bij alle wervels gebeuren, want iedere wervel heeft breukvlakken. De afgebroken staart blijft nog een tijdje wild kronkelen zodat vijanden zich op de staart concentreren en de hagedis kan ontsnappen. De staartstomp wordt dichtgeknepen door de caudale spieren zodat bloedverlies beperkt blijft en er zich snel een korst kan vormen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 84 Na een tijd groeit de staart weer aan, maar mist altijd het patroon dat in de primaire staart aanwezig is . Er is een poel met eutroof water in de Krim. Er is afval ingegooid en het grenst aan een landbouwkundig intensief benut perceel voor de leliebollen teelt. De vinpootsalamander, ook wel zwemvoetsalamander of draadstaartsalamander (Lissotriton helveticus) is een waterminnende salamander. De vinpootsalamander komt voor in westelijk Europa en ontbreekt in het zuiden, noorden en oosten. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 85 De Vinpootsalamander heeft zich zeer goed weten aan te passen aan allerlei omstandigheden, zo wordt de soort aangetroffen in laaglanden langs de kust tot heidegebieden in de Alpen en berggebieden in de Pyreneeën. Zelfs in brakwater kan de salamander voorkomen en er is ook een grote tolerantie voor het zure water van de Peel. De Vinpootsalamander kan voorkomen in water met een pH van 3,7 tot 9,5 en wordt zowel in sterk begroeide tot vegetatieloze wateren aangetroffen. Zowel grotere als kleinere poelen en zelfs langzaam stromend water zijn een geschikt voortplantingsbiotoop, een modderbodem en veel waterplanten hebben de voorkeur. Meestal wordt de salamander in de voortplantingstijd aangetroffen in heldere, koele en halfbeschaduwde wateren, van vennen, vijvers, dode rivierarmen, sloten en bronnen tot met water gevulde bandensporen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 86 In de landfase leidt de salamander een verscholen bestaan op de bodem, schuilend in de strooisellaag of onder stenen, stukken hout of holen van andere dieren, die ook worden gebruikt als schuilplaats tijdens de winterslaap. In onze regio komt de salamander vooral voor in bossen en heidegebieden. Heidevennen, bosvijvers en poelen dienen als voortplantingswater. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 87 De vinpootsalamander komt omstreeks februari uit zijn winterslaap, waarna de voorjaarstrek begint naar de voortplantingswateren. Deze kan tot in mei plaatsvinden maar de meeste exemplaren zijn rond maart in het water te vinden. Er is zoals bij meer salamanders geen echte paring, het mannetje zet een spermatofoor af die door het vrouwtje wordt opgenomen in de cloaca. Hieraan voorafgaand vindt wel een balts plaats, waarbij het mannetje zijn staart tot naast het lichaam buigt en er snelle, golvende bewegingen mee maakt. Deze prikkelen het vrouwtje, ook laat het mannetje regelmatig zijn paartooi op de staart zien. Als het vrouwtje geïnteresseerd is loopt het mannetje van haar weg, het vrouwtje volgt waarna het mannetje zijn spermatofoor afzet en het vrouwtje hier overheen wandelt en het zaadpakketje opneemt. Het vrouwtje zet haar eitjes niet in een enkele klomp of sliert af maar één voor één, in totaal ongeveer 80. De eieren worden aan de waterplanten bevestigd door ze in een blad te vouwen, de eitjes zijn ongeveer 1,3 tot 1,8 millimeter lang en niet te onderscheiden van die van de Kleine watersalamander. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 88 Alberts Na ongeveer 8 tot 14 dagen is de embryonale ontwikkeling voltooid en kruipen de larven uit het ei . De larven kunnen in kleine wateren in het zuiden van het verspreidingsgebied al na zes weken metamorfoseren, vaak vindt de metamorfose later plaats tot soms in september en ook overwintering van de larven komt voor, deze verlaten het larvestadium pas in het volgende jaar. In juni en juli verlaten de salamanders het water weer en gaan in de landfase. De pas gemetamorfoseerde juvenielen zijn na twee jaar geslachtsrijp. Van in gevangenschap gehouden salamanders is bekend dat ze een leeftijd van 12 jaar kunnen bereiken maar in de natuur wordt een dergelijke leeftijd niet bereikt. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 89 In Noord-Brabant liggen de vindplaatsen van de Vinpootsalamander grotendeels op de Kempenhorst en de Peelhorst. In het overgrote deel van de Centrale Slenk ontbreekt de soort. De horsten zijn hoger gelegen en reliëfrijkere gebieden. De Centrale Slenk ligt relatief laag tussen de Peelrandbreuk en de Breuk van Vessem. Hier treedt het water als kwel uit, waarvan de horsten het inzijggebied zijn. In de voedselrijkere en sterker gebufferde wateren in de slenk kan de soort mogelijk onvoldoende concurreren met andere watersalamanders. Ook in Limburg valt, evenals in Noord-Brabant, het nagenoeg ontbreken van de soort in de Centrale Slenk op. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 90 Hier wordt de soort aangetroffen op de hogere zandgronden op de oostelijke Maasoever en in het noordelijk Peelgebied. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 91 De gewone pad ontdekten we in grote aantallen in de vergraven pingoruïnes van de Krim. Hij is vanwege zijn op een terrestrische levenswijze aangepaste huid vrijwel uitsluitend te vinden op het land op enige afstand van het water. Het enigszins vochtige, sterk begroeide habitat van de Krim voldoet aan zijn eisen. Uitgestrekte onbegroeide open landschappen worden vermeden. Het voortplantingswater van de Krim bestaat uit stilstaand, permanent water dat door de zon wordt beschenen. Naar zijn wensen zou het liever nog meer onderwatervegetatie kunnen bevatten. Aan oppervlakte, diepte en helderheid van het water stelt hij geen bijzondere eisen. Vanwege de bittere smaak van de larven, waar vissen een hekel aan hebben, zijn visrijke wateren ook geschikt. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 92 In het water van de pingoruïne heeft hij niet veel te vrezen. Door het ontbreken van een echte voorkeur voor een bepaalde habitat en voortplantingswater is de gewone pad een generalist, wat het grote verspreidingsgebied verklaart. Andere kikkers en padden, zoals de Rugstreeppad en de Knoflookpad, treffen we aan in de schrale rivierduinen en zijn veel kieskeuriger qua voortplantingswater. Ze mijden diepe of visrijke wateren liever en kiezen voor tijdelijke wateren zonder planten. Alberts De gewone pad is ondanks het algemene voorkomen geen opvallende soort vanwege de grotendeels verborgen levenswijze en de goede camouflage waardoor veel exemplaren over het hoofd worden gezien. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 93 De pad is buiten de voortplantingstijd schemer- en nachtactief en houdt zich overdag vooral schuil in zelfgegraven holletjes of onder objecten als stenen en houtstronken en in struiken. Als de winter zijn intrede doet wordt een dieper gelegen schuilplaats opgezocht en gaat de pad in winterslaap, waarbij het dier maandenlang in een sluimerende toestand verkeert waarbij niet gegeten wordt en het dier niet beweegt, de stofwisseling staat vrijwel stil. Soms overwintert de gewone pad op de bodem van een poel in de modder, maar meestal vindt de overwintering plaats op het land. In tegenstelling tot veel kikkers heeft de gewone pad korte, weinig krachtige achterpoten en is geen beste springer die hooguit kleine hupjes maakt maar meestal over de bodem kruipt of soms korte sprintjes trekt. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 94 De tred is echter langzaam en niet zo muis-achtig snel als de Rugstreeppad. Klimmen doet deze soort nooit, hier is de bouw niet geschikt voor en ook is de gewone pad niet lenig en ontbreken aanpassingen zoals hechtschijfjes. Het is tevens een relatief slechte zwemmer in vergelijking met bijvoorbeeld de Groene kikkers, met hun krachtige achterpoten en goed ontwikkelde zwemvliezen. De gewone pad graaft holletjes die gebruikt worden als schuilplaats gedurende warme of droge perioden en komt pas tevoorschijn bij koele en vochtige omstandigheden, zoals na een regenbui of tijdens vochtige nachten. Alleen na een regenbui kan de gewone pad ook overdag worden aangetroffen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 95 Padden leven het gehele jaar op het land, met uitzondering van de voortplantingstijd omdat de larven zich in het water ontwikkelen. De padden ondernemen hiertoe ieder jaar een zogenaamde paddentrek, waarbij de dieren massaal en over afstanden van meerdere kilometers naar het voortplantingswater trekken. De paddentrek begint in februari maar heeft een hoogtepunt in maart tot april. Deze gesynchroniseerde trek van de dieren komt maar bij weinig andere soorten voor, inclusief andere padden. Dit komt doordat de gewone pad erg honkvast is en altijd teruggaat naar het water waarin het dier geboren is. Ook het feit dat de voortplantingswateren vaak op enige afstand van het leefgebied liggen, nopen de padden tot het afleggen van een voor amfibieën relatief grote afstand tot soms enkele kilometers. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 96 De gewone pad kent net als vrijwel alle kikkers en padden een uitwendige bevruchting en er is dus geen paring. Het mannetje klampt zijn voorpoten zeer stevig om de oksels van het vrouwtje waarbij de paarkussentjes op de voorpoten voor extra grip zorgen. Amplexus Deze houding wordt de amplexus genoemd en hij blijft net zolang op haar zitten tot ze de eieren in het water afzet. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 97 De mannetjes zijn in de voortplantingstijd zeer paarlustig en klampen alles aan wat mogelijk een vrouwtje zou kunnen zijn. Soms worden andere dieren als vissen, salamanders of andere kikkers aangeklampt en ook het paarkluwen is een bekend verschijnsel bij de gewone pad. Hierbij klampen meerdere tot enkele tientallen mannelijke exemplaren zich als een kluwen in elkaar om het onfortuinlijke vrouwtje, dat hierbij niet zelden verdrinkt. Mannetjes klampen soms zelfs andere mannetjes vast waarbij het onderste mannetje kwaakgeluiden maakt, waarna het bovenste mannetje loslaat. Het geluid klinkt als een piepend koet-koetkoet en heeft een frequentie van 2 tot 3 keer per seconde. Kwaakgeluiden worden soms ook in het water gemaakt om de vrouwtjes te lokken. Hierbij wordt een zacht en monotoon quààk-quààkquààk geproduceerd, maar meestal blijven geluiden achterwege. De gewone pad heeft geen kwaakblaas. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 98 Vlak voor de eiafzet betreden de dieren het water, de afzet kan enkele uren duren. Als het vrouwtje haar rug omlaag kromt is het zover; de eitjes komen uit haar cloaca waarna het mannetje deze bevrucht met zijn sperma en haar spoedig na de eiafzet weer loslaat. De eieren worden in lange doorzichtige snoeren in het water afgezet en om de waterplanten gewikkeld. De gewone pad is niet de enige soort die zijn eieren in snoeren afzet. De rugstreeppad en de knoflookpad zijn de andere in Nederland voorkomende soorten die dit ook doen. De snoeren van de rugstreeppad lijken aardig veel op die van de gewone pad, maar vaak zijn dat enkele snoeren en zijn die van de gewone pad dubbel. Het snoer is 2 tot 4 of soms 5 meter lang en bevat ongeveer 3000 tot 6000 eieren, maximaal 8000 eieren die geordend zijn in strengen die een doorsnede hebben van 1,5 tot 2 millimeter, het doorzichtige, gelei-achtige omhulsel niet meegerekend. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 99 Inclusief deze ronde, beschermende laag hebben de eitjes een doorsnede van zo'n 5 tot 8 millimeter. De snoeren worden meestal dubbel gevouwen zodat twee eiersnoeren langs elkaar liggen. De vrouwtjes verlaten na de eiafzet het water, in de praktijk na 3 tot 6 dagen, mannetjes blijven vaak een tijdje wachten op andere vrouwtjes. De gewone pad is net als alle kikkers een opportunistische jager die alles pakt wat in de bek past, wat deels te danken is aan het slechte gezichtsvermogen. Padden kunnen echter wel proeven en smerige prooien worden met de poten en de tong de mond uitgewerkt. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 100 Eetbare prooien worden doorgeslikt door de oogballen omlaag te draaien waardoor het voedsel de maag wordt ingedrukt, wat een opmerkelijk gezicht is. De gewone pad gebruikt voor het vangen van zijn prooi hoofdzakelijk de uitklapbare tong, waardoor er een voorkeur is voor prooien die wat kleiner zijn en gemakkelijker naar binnen te werken. Op het menu staan voornamelijk kleine ongewervelden als insecten en de larven, spinnen, slakken en regenwormen. Ook mieren worden wel gegeten, waarbij de pad net zolang blijft zitten en mieren oppeuzelt tot er geen meer over zijn. Prooien worden vanwege de nachtactieve levenswijze tijdens vochtig weer in de schemering en de nacht buitgemaakt. Alleen op regenachtige dagen foerageert de pad overdag. Vanwege de grote kop en brede bek kunnen prooien worden verorberd die niet veel kleiner zijn dan het dier zelf. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 101 Voorbeelden van dergelijke prooien zijn grote naaktslakken, uit het nest gevallen vogels, kleine zoogdieren als muizen en zelfs reptielen als jonge ringslangen, die net als kleine prooien in één keer worden doorgeslikt . De klieren in de huid en met name de paratoïden achter de ogen bevatten stoffen die giftig zijn en worden afscheiden bij gevaar. Het gif is wit van kleur en heeft een erg bittere smaak. Het gif wordt wel bufotonine genoemd en bestaat niet uit één chemische verbinding maar uit een cocktail van verschillende stoffen. Het gif maakt de padden en hun larven niet erg geliefd als prooi, slechts enkele dieren als de ringslang en de egel zijn immuun en ondervinden geen hinder van het gif. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 102 Vissen hebben meestal een hekel aan de bittere smaak van de kikkervisjes en de soort kan zich daarom ook voortplanten in visrijke wateren. Het gif irriteert de slijmvliezen van vijanden zodat deze de prooi weer uitspugen na ingestie, voor de mens is het hooguit licht irriterend voor de huid. Het hanteren van de dieren is voor mensen niet gevaarlijk maar het is raadzaam naderhand de handen te wassen. Als het gif per ongeluk terechtkomt in de ogen of de mond, komt het in aanraking met gevoelige slijmvliezen en kan het een sterk irriterende reactie opwekken. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 103 Henk hoorde de bruine kikker. Het is een typische bodembewoner. Desondanks kan hij wel degelijk klimmen, b.v. in een conifeerhaag. Dankzij de krachtige en lange achterpoten is het een uitstekende springer en zwemmer. Het zwemvermogen wordt verder vergroot door de zwemvliezen tussen de tenen, die voor een efficiëntere voortstuwing zorgen. Meestal vinden we hem op enige afstand van het water , zo'n 800 tot 1000 meter. Alleen nu tijdens de voortplantingstijd of op warme dagen wordt het water opgezocht. De overwintering vindt vaak op de bodem van een poel plaats, maar kan zich ook op het land voltrekken. De kikkers verzamelen zich rond de overwinteringsplaats waarbij soms de mannetjes kwaken. Soms worden actieve kikkers waargenomen onder het ijs. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 104 De bruine kikker is nachtactief, de trek naar het voortplantingswater vindt tijdens de schemering of 's nachts plaats. Alleen in de voortplantingstijd zijn de kikkers zowel overdag als 's nachts actief. 's Nachts gaat de bruine kikker op jacht en springt hij door de bossen over de bodem, op zoek naar voedsel. De bruine kikker kan zoals de meeste kikkers statische beelden niet scherp zien en hapt naar alles wat beweegt en in de bek past. De kikker grijpt de prooi met de snelle schiettong en duwt ze met behulp van de ogen omlaag. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 105 De Bruine kikkers verzamelen zich nu bij de voortplantingswateren. Net als andere kikkers is de bruine kikker zeer honkvast en zoekt ieder jaar hetzelfde water op. De mannetjes blijven in groepen en kijken richting de zon, zodat hun witte kelen goed te zien zijn. Ook beginnen ze zacht te kwaken, wat de vrouwelijke kikkers aantrekt. De mannetjes hebben geen uitwendige kwaakblaas, maar wel inwendige kwaakblazen, waardoor het geluid dat ze produceren niet ver draagt. Henk hoorde het zacht knorrend gekwaak wat doet denken aan het spinnen van een kat. De vrouwtjes zitten in de begroeide delen aan de oever. Als deze naar de mannetjes toe gaan worden ze omklemd door een van de mannetjes, de twee kikkers blijven vrij lang in deze positie, die de amplexus wordt genoemd. Tijdens de paartijd hebben de mannetjes daartoe paarborstels, eeltachtige knobbels op hun duimen, waarmee ze de vrouwtjes steviger kunnen vasthouden. Pas als het vrouwtje de eieren afzet, wat het mannetje merkt door haar gekromde rug, bevrucht hij de eieren met zijn sperma en laat haar korte tijd later los. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 106 Hypoxie ’s Nachts worden de meeste eiklompen afgezet in ondiep water, op een diepte van 5 tot 30 cm en meestal tussen de waterplanten. Meestal zet een vrouwtje één klomp af, zelden twee, die bestaat uit 700 tot 4500 eieren.[5] Vaak worden in het voortplantingswater vele eierklompen door verschillende vrouwtjes bij elkaar afgezet, hierdoor worden temperatuurschommelingen geabsorbeerd en is de kans op predatie kleiner. Een nadeel is een hogere sterfte onder de jongere larven ten opzichte van de oudere larven, door predatie en door zuurstoftekort of hypoxie. De eieren hebben een doorsnede van 1,7 tot 2,8 millimeter exclusief het beschermende gelei-achtige omhulsel van 8 tot 10 mm. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 107 Na ongeveer 1 à 2 weken komen de eieren uit, bij koude weersomstandigheden kan het tot een maand duren. De kikkervisjes worden ongeveer 4,5 centimeter lang. In uitzonderlijke gevallen overwinteren de larven, waardoor ontwikkeling aanzienlijk langer duurt. Deze larven worden de reusvorm genoemd, ze kunnen 7 cm lang worden. De kikkervisjes leven voornamelijk van plantaardig materiaal als algen. Ze schrapen dat van een substraat met de achter elkaar geplaatste raspjes op het mondveld, dat als zuignap fungeert. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 108 Alberts Op een boom vond Harm de Voorjaarsboomspanner. De rups leeft van loofbomen en struiken. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 109 Alleen de mannetjes vliegen. De ongevleugelde dames zitten heerlijk te geuren op een stam. Er is slechts een generatie die heel vroeg in het voorjaar vliegt. De rups verpopt zich in de grond onder de waardplant in een losse cocon. De soort overwintert als pop. Alberts De Gewone spikkelspanner komt in drie generaties voor. Daardoor kun je hem zien vliegen van februari tot november. De rupsen leven van loofbomen en struiken. Ze zijn polyfaag. Ze overwinteren als pop in de grond. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 110 De Voorjaarskortvleugelmot werd door Harm ontdekt op een boomstam. De wijfjes hebben korte vleugels en kunnen niet vliegen. De rupsen van deze soort hebben een verdikte poot, waarmee ze een raspend geluid kunnen maken door over het blad te wrijven. Dit geluid wordt gemaakt ter afbakening van het territorium. De voorjaarskortvleugelmot heeft allerlei loofbomen zoals berk en vooral eik als waardplanten. De eitjes worden in groepjes op de bast van de waardplant afgezet. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 111 Alberts De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 112 De gerande oeverspin ontdekten we aan de waterkant. Alle oeverspinnen kunnen in het water duiken en er een tijdje schuilen, maar ook wordt onder water gejaagd op kleine dieren als kikkervisjes, insecten en kleine visjes. Deze soort loert langs de waterkant tot er iets bovenkomt om adem te halen, of kan zelfs over het water lopen om drijvende, in het water gevallen insecten te pakken. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 113 Er wordt lucht vastgehouden door de kleine haartjes op het achterlijf, zodat de spin kan ademen onder water, dit geeft een zilverachtige glans aan het achterlijf. Het grootste deel echter zit de spin zonnend op bladeren op de kant. Golfballen in de heide In de vegetatie bonnden we enkele coconnen van de Wespspin. Het mannetje van deze soort kan hooguit 2 keer paren omdat hij bij het paren één van zijn twee genitaliën in het vrouwtje laat zitten. Dat verkleint de kans dat andere mannetjes zich succesvol kunnen voortplanten met het vrouwtje. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 114 Mannetjes weten een onsuccesvolle bevruchting te vermijden door een maagdelijk vrouwtje te verkiezen. Zo'n vrouwtje scheidt een specifiek feromoon uit dat opgepikt wordt door mannetjes. Het mannetje wordt echter na de paring vrijwel altijd ingesponnen en later opgegeten door het vrouwtje zodat een tweede paring eerder uitzonderlijk is. Hij dient het vrouwtje tot voeding, wat de ontwikkeling van zijn nageslacht ten goede komt. Als het mannetje geluk heeft is het vrouwtje pas verveld, dan zijn haar kaken nog zacht en maakt hij de grootste kans om te paren zonder opgegeten te worden voor zijn sperma is afgegeven. Spiderlings Een mannetje leeft ook aanzienlijk korter; nadat hij volwassen is slechts enkele dagen. Ongeveer een maand na de paring, rond augustus, worden de eitjes afgezet in een relatief enorme, gelige eicocon. Een cocon bevat honderden eitjes en wordt door het vrouwtje bewaakt tot ze sterft. Ongeveer een maand nadat de cocon is gesponnen komen de jonge spinnetjes (spiderlings) uit het ei. De spiderlings gaan de cocon binnenkort verlaten., maar verlaten de cocon pas in maart van het volgende jaar. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 115 Leven van korstmossen: Alberts De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 116 De Sigaarzakdrager (Taleporia tubulosa) is een nachtvlinder uit de familie Psychidae, de zakdragers. De vrouwtjes hebben geen vleugels. De vleugels van het mannetje zijn grijzig bruin en zien er vaak rafelig uit. De rupsen leven van korstmossen uit het geslacht Parmelia. De rupsen leven in een zelf gemaakte gladde zak van mos of boomschors die aan een boomstam is bevestigd. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 117 Bruine winterjuffer bij de pingoruïne De bruine winterjuffer (Sympecma fusca) is een kleine Europese pantserjuffer, die zeldzaam in Nederland voorkomt. De bruine winterjuffer is de enige libel die als volwassen dier de winter doorkomt, en daardoor ook reeds vroeg in het voorjaar rondvliegt. De volwassen bruine winterjuffer (imago) is een zeer atypische pantserjuffer voor wat betreft de kleur, glans en houding.Het belangrijkste gemeenschappelijke kenmerk met de andere pantserjuffers is de vorm van het pterostigma, dat veel langer is dan breed, zo lang als twee onderliggende cellen. In tegenstelling tot de echte pantserjuffers liggen de pterostigma van voor- en achtervleugels niet op dezelfde afstand van de vleugeltop waardoor ze elkaar niet overlappen als het dier met gesloten vleugels zit. De Bruine winterjuffer heeft als imago in het heideterrein van de Krim overwinterd. Ze was goed verborgen tussen de vegetatie en werd nu bij deze eerste warme dag actief. De voortplanting is in april en mei. De jonge winterjuffers komen tevoorschijn vanaf augustus en vliegen tot in de herfst. Elk jaar zijn er dus twee generaties te zien, één in het vroege voorjaar en één in de zomer. De eieren worden afgezet in stengels van drijvende, rottende planten in het ondiepe water van de pingoruïne. De dieren vormen meestal een tandem voor de paring en de eileg. Het vrouwtje boort met haar legboor gaatjes in de stengel, en plaatst vervolgens in ieder gaatje een eitje. De bruine winterjuffer verkiest voedselarme tot matig voedselrijke, ondiepe plassen en vennen met veel niezen ebn russen, maar ook met open water dat snel opwarmt, in een bosrijke omgeving met vooral naaldbos. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 118 Parthenogenese: basis van de knikkergal De knikkergal die we vonden is veroorzaakt door de galwesp Andricus kollari . Ze zat op een zomereik. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 119 Uit de knikkergallen komen mannelijke en vrouwelijke wespen. Na bevruchting leggen de vrouwtjes eieren op de Moseik. Op de Moseik worden vogelnestgallen (Andricus kollari forma circulans Mayr) gevormd. Uit deze gallen komen alleen vrouwelijke galwespen die door parthenogenese in staat zijn eitjes te leggen op de Zomereik waarop dan vervolgens de knikkergallen gevormd worden. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 120 Harm ontdekt het kadaver van de Tweekleurige bosspitsmuis. Ze eten insecten, spinnen en wormen. . Tevens zijn ze aaseters en eten ze zo nu en dan iets plantaardigs. Een korte tijd zonder voedsel is fataal. Daar is deze Tweekleurige bosspitsmuis aan overleden. Zelf valt hij wel eens ten prooi aan uilen. De Tweekleurige bosspitsmuis heeft een voorkeur voor de Krim, omdat het er vochtig is. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 121 Bij de Pingoruïne lag het gangenstelsel van de Aardmuis, Ze eet voornamelijk gras en kruiden. 's Winters knaagt hij ook aan boomschors, tot op 15 centimeter boven de grond. Dierlijk materiaal, voornamelijk vliegenlarven, wordt zeer zelden gegeten. Een aardmuis eet dagelijks zo'n 30 gram. Het dier is zowel overdag als 's nachts actief, maar is voornamelijk in de schemering te zien. 's Zomers is de aardmuis voornamelijk 's nachts actief. Hij bewoont een ondergronds gangenstelsel, die bovengronds doorlopen in looppaadjes door het gras. Ondergronds, aan de basis van een graspol, bouwt een vrouwtje een bolvormig nest van fijngescheurd gras. Het woongebied van een mannetje is tweemaal zo groot als dat van een vrouwtje. Vrouwtjes zijn niet-territoriaal, hebben overlappende woongebieden en leven soms in groepjes. Mannetjes zijn daarentegen wel territoriaal, solitair en polygaam. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 122 Een ascomyceet tussen de bladmossen . Het Groot oranje mosschijfje is een ascomyceet en groeit hier tussen de bladmossen. Het is een saprofyt en mogelijk zwak parasitisch. De ascomyceten of zakjeszwammen (Ascomycota) zijn een grote stam in het rijk der schimmels. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 123 Ze danken hun naam aan hun karakteristieke voortplantingsstructuren, de sporenzakjes (asci). Veel gisten, schimmels en korstmossen behoren tot die groep. Ascomyceten zijn voor de mensheid van grote betekenis, omdat ze enerzijds voor talrijke plant-, dier en mensziektes verantwoordelijk zijn. Anderzijds hebben ze ook een belangrijke rol bij de bereiding van levensmiddelen als kaas, brood, bier en wijn. Bovendien zitten ze in antibiotica en mycorrhiza’s. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 124 De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 125 Plaats van de rompgemeenschap Pijpenstrootje in het driehoeksmodel van de vegetatiestrategieën in de Krim. De potstal, de energiecentrale van het heidelandbouwsysteem dat eeuwenlang de Krim beheerste. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 126 Associatie van Gewone dophei [Ericetum tetralicis] Op vochtige tot natte, voedselarme zand in laagtes in het terrein, en in kleine depressies vonden we de associatie van Gewone dophei. Het grondwaterpeil is hoog en weinig wisselend. In de winter staan ze onder water en is de bodem volledig met water verzadigd. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 127 In de Peel noemen we ze Vliezen. Een andere naam voor de laagten is Dellen. De hoge grondwaterstand in de winter wordt veroorzaakt door fijne zanden en/of een podsolprofiel. In de bodem vinden reductieverschijnselen plaats. De dopheidevegetatie is hier weer recentelijk ontstaan door plaggen en is dus niet natuurlijk. Zij wordt al vanaf de Middeleeuwen in de Peel in stand gehouden door de mens, door het kappen van het bos en het afplaggen van de bodem. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 128 Dophei neemt tijdelijk opengevallen plaatsen door afplaggen in beslag, maar is niet tegen Struikhei opgewassen. Ze zal op den duur weer voor Struikheide het veld ruimen. Duurzamere mogelijkheden om vegetatievormend op te treden heeft Gewone dophei te danken aan haar vermogen, langdurig of blijvend hoge waterstanden [tot ongeveer een decimeter boven het bodemoppervlak] te doorstaan. In venige, met water verzadigde grond hopen zich in de bodemvocht zwavelwaterstof en kooldioxide op, wat voor andere dwergstruiken en berken een goede groei onmogelijk maakt. Naarmate hun aandeel in de vegetatie afneemt, treedt Gewone dophei meer op de voorgrond. Van vorst heeft Dophei, anders dan Struikhei, nauwelijks te lijden. Door herkauwers wordt de bittter smakende plant versmaad. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 129 De dopheide velden in de Krim danken hun bestaan aan een oerbank, waarvan de zandkorrels door ijzer-humus verbindingen zo volledig met elkaar verkit zijn dat er geen water meer door kan. Bovendien leidde in het verleden ontbossing tot een geleidelijke stijging van de waterspiegel. Al hadden dopheidevelden als weidegrond voor schapen geen betekenis, toch speelden ze een rol in het vroegere landbouwbedrijf. Evenals in struikheidevelden werden er “plaggen”, “vlaggen” of “scharren” gestoken, niet alleen voor de potstal en voor plaggenhutten, maar ook om er ’s nachts de haard mee af te dekken [het vuur bleef er onder doorsmeulen]. In de laagten in de heide, die ook ’s zomers nat bleven, vormde zich een veenpakket van enkele decimeters dik. Dit werd uitgegraven en door paarden stukgetrapt, en diende na droging als brandturf [kluunvennen]. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 130 In de vliezen staat nu water. De dopheideassociatie overdekt de zwarte bodem. Op de geplagde heide : Moeraswolfsklauw Pionierend op zure kalkloze zandgrond zagen we de winterse overblijfselen van Wolfsklauwen. Hierbij een foto van Anny van een excursie in 2013. Getoond zijn de strobili van dit levende fossiel. De Gouden eeuw van deze planten ligt in een ver verleden, het Carboon, zo’n driehonderd miljoen jaar geleden. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 131 De Wolfsklauwen behoren tot de eenvoudigst gebouwde vaatplanten. Kenmerkend is de bouw van de wortels: die splitsen zich een of meermalen in twee even dikke vertakkingen [gegaffeld wortelstelsel].De wortels vormen ook de Achilleshiel van de plant. Ze dringen niet diep in de grond en gaan door droogte of brand gemakkelijk te gronde. Op de foto zijn de strobili te zien [sporenaren]. Op de bovenkant van de sporenbladen worden de sporangia [sporendoosjes] gevormd. Zie foto hieronder. De sporen van Moeraswolfsklauw kiemen snel. Ze vormen een prothallium. Het prothallium steekt grotendeels boven de grond uit en bevat bladgroen, zodat het zelf aan de vorming van bouwstoffen kan bijdragen. Binnen een jaar vormt het mannelijke en vrouwelijke organen, waarna bevruchting plaats vindt en de bebladerde plant zich kan ontwikkelen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 132 Nadat de sporen zijn verspreid sterft de plant grotendeels af. We vonden dan ook alleen enkel resten. Aan de voet van de rechtopstaande stengels vormen zich knoppen, die overwinteren en kunnen nu tot nieuwe planten uitgroeien. Associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies [Lycopodio-Rhynchosporetum] Op de geplagde heide groeit de associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies. Het staat nu deels onder water. Er verzamelt zich neerslagwater. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 133 De standplaats is gekenmerkt door voedsel- en basenarmoede en door een lage pH, die mede onder invloed van de vegetatie tot in het sterk zure bereik daalt. In een dergelijk milieu vindt weinig of geen vertering van dode resten van organismen plaats. Het substraat is op geringe diepte door zijn hoge gehalte aan water en organische stof vrijwel zuurstofloos. Het aantal plantensoorten dat onder dergelijke omstandigheden gedijt, is beperkt. Alleen specialisten, met enerzijds een grote tolerantie voor zuur en reducerende stoffen en met anderzijds aanpassingen aan voedsel- en zuurstofarmoede, zijn in staat zich hier te handhaven. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 134 Vooral wat de vaatplanten betreft is de begroeiing opvallend eenzijdig van samenstelling. Onder de tweezaadlobbigen treedt de Heidefamilie sterk op de voorgrond. Deze wordt vertegenwoordigd door dwergstruiken met een ondiep reikend wortelstelsel. Ze hebben een eigensoortige symbiose met zwammen, die in staat zijn zeer efficiënt stikstof uit moeilijk afbreekbare plantenresten op te nemen. Een andere groep van tweezaadlobbigen die zich in de natte heide van de Krim goed thuis voelt, is de Zonnedauwfamilie, hier vertegenwoordigd door de Kleine zonnedauw. Een aantal schame;le resten waren zichtbaar op de natte modderbodem.. De zonnedauw heeft een andere oplossing voor het probleem van de voedselarmoede: de planten hebben klierharen op hun bladeren waarmee ze insecten lokken, die blijven vastplakken en vervolgens door het blad omsloten en gedeeltelijk verteerd worden, waarbij de plant de verteringsproducten opneemt. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 135 De natte heide waar Kleine zonnedauw groeit bevat heel weinig voedingsstoffen [stikstof, fosfor en kalium]. De plant neemt deze stoffen uit insekten op en dat vormt een welkome aanvulling. Desondanks kan het maar weinig eiwit vormen, zodat ze heel zuinig met water moet omgaan. Eiwitten zorgen ervoor dat een plant water kan vasthouden. Kleine zonnedauw groeit in een uitgesproken waterrijke omgeving. Toch ziet het eruit als een droogte plant. Verzuring van voedselarm water: een eldorado voor de Knolrus Knolrus is hier in het Peelven een waterplant. Het is de enige inheemse Rus die behalve als landplant ook als echte waterplant optreedt. Juncus bulbosus domineert hier omdat het water zo zuur is. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 136 Knolrus is voor zijn koolstofvoorziening op kooldioxide aangewezen en kan geen [bi]-carbonaat assimileren. In basisch water wordt kooldioxide in bicarbonaat en vervolgens carbonaat omgezet. De oplosbaarheid van kooldioxide in neutraal water is gering; zij neemt toe naarmate het water zuurder is. Hoe zuurder het water des te meer profiteert Knolrus hiervan door met zijn dunne zwevende stengels en bladeren kooldioxide uit het water op te nemen. Weinig planten worden zozeer begunstigd door de huidige verzuring van voedselarm water ten gevolge van luchtverontreiniging als Knolrus. Gasvormige verbindingen als zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak, door industrie verkeer en veehouderij in de lucht uitgestoten, worden als ze de grond of het water bereiken, omgezet in de sterke zuren zwavelzuur en salpeterzuur. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 137 Bij gratie daarvan lost meer kooldioxide in het water op dan voorheen ten gunste van Knolrus. Knolrus groeit op de oever en in het water. Enkele veenmossen groeien in de oeverzone. Zeer veelvuldig treedt bij de Knolrus prolificatie op, waarbij zich in het centrum van de hoofdjes bundeltjes kleine bladeren ontwikkelen. Deze bundels bewortelen zich als ze met water in contact komen, en dienen voor de vegetatieve verspreiding Podzolprofiel. In grote delen van de Krim is de bodem gevormd door de struikheide begroeiing. Dit heeft geleid tot podzolering. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 138 Door het verdwijnen van de boomlaag wordt de bodem gevoelig voor uitloging. Dit wordt versterkt door de humuszuren die worden afgescheiden door Struikheide. podzolering van de bodem. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 139 1. Dunne toplaaag De enige vruchtbaarheid van de bodem zit hier, maar de laag is erg dun 2. Mineraalarme uitspoelingslaag. Deze laag is onvruchtbaar omdat regenwater mineralen en organische stoffen wegspoelt. Ruimte tussen de zandkorrels vergemakkelijkt het doorsijpelen van water. 3.Mineraalrijke inspoelingslaag Ingespoelde mineralen en organische stoffen hopen zich hier op tot een harde laag. Organische stoffen veroorzaken de donkere kleur 4.Schoon zand Dekzand met tamelijk grote korrels. Door de wind in de laatste ijstijd aangevoerd vanaf de destijds droog liggende Noordzeebodem De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 140 Dit dwarsprofiel toont een volledig uit ontwikkelde podzolbodem duidelijk gescheiden grijze, bruine en gele banden. Het woord podzol stamt uit het Russisch en betekent zoveel als 'lijkt op as.' De vaalgrijze uitspoelingslaag, onder de bruine humusrijke toplaag, ziet er inderdaad uit als as die overblijft na het verbranden van hout. Onder de uitspoelingslaag bevindt zich een donkerbruin tot zwartgekleurde inspoelingslaag. Mineralen (met name ijzer) en organische bestanddelen (humus) zijn in deze laag neergeslagen en vormen een harde bank, die ook wel oerbank genoemd wordt. Oer of ore is een oude benaming voor ijzer of erts. In de prehistorie en in de middeleeuwen groef men deze laag op om er ijzer uit te maken. Ooit waren de zandgronden van de Veluwe - waar goed ontwikkelde podzolbodems op grote schaal voorkomen - het grootste productiecentrum van ijzer in Europa. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 141 Onder de oerbank bevindt zich geel zand. Dit is het moedermateriaal waarin de podzolbodem zich vormt. In de Krim gaat het om dekzand dat in extreem koude fasen van de laatste ijstijd (rond 20.000 jaar geleden) met harde stormwind hierheen werd geblazen en als een deken over grote gedeelten is afgezet. Het zand is afkomstig van de destijds droog liggende Noordzeebodem en van droge rivierbeddingen in het binnenland. Podzolen zijn onze oudste bodems. Ze zijn hier ontstaan in het Vroeg-Holoceen op het dekzand. Na de ijstijd verbeterde het klimaat en raakten deze zandgronden begroeid met bossen. Gevallen bladeren zorgden ervoor dat de toplaag van het zand werd verrijkt met humus. Tussen de grofgebouwde korrels van het dekzand zit veel ruimte. Regenwater sijpelt daar gemakkelijk tussendoor. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 142 Plantenresten (humus) spoelen mee de bodem in. Op hun weg naar beneden lossen de humuszuren ijzer op, dat als een dun huidje om de zandkorrels heen zit. Het ijzer, dat de zandkorrels gelig kleurde, verdwijnt langs chemische weg en het zand wordt vaalgrijs. Zodra dit gebeurt, heet de bodem al een podzol. Het regenwater neemt de opgeloste ijzerdeeltjes en humus verder mee naar beneden, tot ze neerslaan in de inspoelingslaag. Na verloop van tijd hopen zich hier alle bestanddelen op die van boven komen. Er ontstaat een harde donkergekleurde laag. Deze oerbank voorkomt verdere doorspoeling. IJzer en humus blijven steken en maken dat de oerbank in de loop van de tijd steeds dikker wordt. Onder de oerbank kunnen bodemprocessen geen invloed hebben: daar bevindt zich dan ook maagdelijk zand. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 143 Podzolbodems vormen zich slechts langzaam. Hun ontwikkeling duurt duizenden jaren. Deze podzolbodem, dateert uit het Holoceen [maximaal 11.800 jaar geleden] De voedzame bovenlaag is erg dun en de harde uitspoelings- en inspoelingslaag maken het voor planten moeilijk om te wortelen. Een podzolbodem is een arme bodem. Op sommige plekken is de vruchtbare toplaag zelfs verdwenen door verstuiving van de bodem. Vooral in de middeleeuwen hebben schapenhouders door overmatige begrazing op de Ullingsche bergen, Overloonse duinen, Wanroyse bergen en Boshuizer bergen verstuiving veroorzaakt. In deze stuifzandgebieden lag vroeger ook een vruchtbaar laagje aan de oppervlakte van de podzolbodem. Nu zijn het Atlantische woestijnen De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 144 Om de arme zandgronden van de stroomrug van Boxmeer en de Peelrandrug te verrijken, hebben boeren al vanaf de middeleeuwen met plaggen vermengde schapenmest opgebracht. De schapen werden 's nachts binnengehaald in zogenaamde potstallen. Van Wanroy tot Boxmeer stonden er 83. Op een bed van heideplaggen moesten ze daar de nacht doorbrengen. De mest werd niet verwijderd, maar voor de volgende nacht strooiden de boeren een nieuwe laag plaggen op de keutels. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 145 Dit ging net zolang door tot de schapen met hun kop tegen het plafond stootten. De potstal werd dan leeggeschept en de mest rond de nederzetting op de akkers verspreid. Schapenmest is uiterst vruchtbaar. Het gevolg is niet alleen dat de grond rond de nederzetting geschikt werd voor akkerbouw, door het eeuwenlang uitstrooien van de potstalmest groeide hij ook steeds verder omhoog. In de plaggenmest zaten namelijk grote hoeveelheden zand. Een potstalbemeste akker rond een nederzetting wordt hier het veld genoemd. Op andere plaatsen in Nederland spreekt men van es of enk. Er is in de loop van de eeuwen een dikke vruchtbare eerdlaag ontstaan De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 146 Tijdens de laatste ijstijd was het zo koud dat de bovenste laag van de ondergrond permanent bevroren was (permafrost). De bodem was tenminste twintig meter en plaatselijk tot wel vijftig meter diep bevroren. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 147 Onder deze bevroren bodem bevond zich grondwater dat vanwege de grote diepte sterk onder druk stond. Op plaatsen waar zich scheuren in de permafrost bevonden welde het grondwater daarom omhoog. Zodra het in de zone met permafrost kwam bevroor het. Hierdoor ontstond een ondergrondse ijslens, die door de aanvoer van nieuw grondwater bleef groeien. De grond boven de ijslens werd steeds verder omhooggeduwd. Er ontstond een heuvel die tientallen meters hoog kon worden. Door de aanhoudende groei van de ijsheuvel ontstonden er op een gegeven moment scheuren in de grond bovenop de ijslens. Zonlicht kon nu op het ijs schijnen, waardoor dit langzaam ging smelten. Ook de bedekkende grondlaag ontdooide. Geholpen door het smeltwater dat van de pingo afstroomde gleden stukken grond naar beneden, die zich aan de voet van de heuvel ophoopten. Zo vormde zich aan de onderkant een ringvormige aarden wal, de zogenaamde randwal. Toen al het ijs gesmolten was bleef er een ringvormige krater over die zich vulde met smeltwater: een pingoruïne. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 148 Vanaf het begin van het Holoceen nam de temperatuur sterk toe. In het pingomeertje gingen planten groeien. Afgestorven planten verrotten niet maar stapelden zich op tot veen. Geleidelijk raakte de pingoruïne opgevuld met veen. In het landschap waren nu alleen nog de ringvormige aarden wallen herkenbaar. die zich vulde met smeltwater: een pingoruïne Uit koolstofdateringen van plantaardig materiaal uit de onderste veenlagen is gebleken dat de pingoruïnes zijn gevormd rond de 12.000-11.000 jaar geleden. In de 19e eeuw werd deze pingo ruïnes uitgeveend. Na het uitvenen vulde de pingoruïne zich met regenwater, waardoor dit ronde pingomeertje weer herkenbaar werd in het landschap. Een voedselarm en dystroof meer gevuld met zwart water De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 149 In dit dystrofe meer konden we geen plantengroei ontdekken. Ook dierlijk leven leek afwezig. Het water was zwart. De plas wordt gevoed door regenwater, hetgeen zuur en oligotroof is. Het water is dus mineraal arm en zuur [pH 3 à 4]. Humuszuren gaan in oplossing en kleuren het water zwart. Het water is zuurstofarm, omdat de zuurstof gebruikt wordt voor afbraak van organische stof op de bodem. De temperatuurschommelingen zijn groot. De natte humusrijke bodem is isolerend. ’s Nachts stijgen koude nevels op, overdag bij warm weer trilt de lucht boven het water. Al bij al een moeilijk milieu voor waterorganismen. Vandaar dat je een eurytherm en euryoxibiont moet zijn, hetgeen betekent dat je grote temperatuur en zuurstofwisselingen moet kunnen verdragen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 150 Zwart water. Hier waste de duivel zijn moer haar kleren. Er is hier sprake van zuur water en een bodem met veenmodder op de bodem. De plas wordt alleen uitsluitend gevoed door regenwater. Er vindt ophoping van humuszuren plaats. Bij gebrek aan zuurstof worden de organische resten niet volledig afgebroken. Er ontstaan humuszuren. Humuszuur is zuur dat zich ontwikkelt doordat er onvoldoende luchttoevoer is voor het volledig afbreken van organische moleculen. Strikt genomen gaat het daarbij niet om een enkel zuur, maar om een klasse van kleine organische zuurmoleculen, die via zwakke bindingen samenhangen in grotere structuren. Ze worden hier ook niet gebufferd door Ca of bicarbonaat. Bovendien staat het water stil en is geïsoleerd, zodat de humuszuren niet kunnen wegspoelen. We noemen dit water daarom dystroof. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 151 We doorkruisten een groot gedeelte van de Krim springend als Gemzen van pol naar pol met uitsluitend Pijpenstrootje. Door de sterke waterstands wisselingen manifesteert het Pijpenstrootje zich hier in horsten. Het terrein was daardoor moeilijk begaanbaar. Pijenstrootje gaat zuinig met stikstof en fosfaat om. In de winter trekt het, het overgrote deel in de bladeren en halmen terug om het in de opgezwollen stengelbasis en wortels op te slaan. In de lente kan ze deze voedingsstoffen snel mobiliseren. Pijpenstrootje geeft in deze voedselarme omgeving het verworven overwicht in de vegetatie niet gauw prijs. De plant is een echte veenplant. Het heeft meters lange holle wortels waarin, na afsterven, veel humus belandt, die de grond dicht kit. Hierdoor zorgt Pijpenstrootje voor een slecht doorlatende bodem, zodat water niet de grond in kan zakken, maar wordt vastgehouden. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 152 De diepe beworteling van Molinia caerulea maakt dat ze bijzonder persistent is. Eventueel nog aanwezige hoogveensoorten worden door de overvloedige necromassa van Molinia geleidelijk verstikt. Amerikaanse vogelkers Douglas Grove den Japanse larix Lijsterbes↓ Ruwe berk Sporkehout Weymouthden↓ Zachte berk Zeeden Zomereik Zwarte den↓ Zwarte Els De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 153 In de naaldhoutplantages troffen we opvallend veel Weymouthden aan. Deze boom is afkomstig uit het zuidoosten van Canada en het noordoosten van de Verenigde Staten. Het is een grote boom die in die landen wel 50 meter hoog kan worden. De naalden zijn blauw en staan in bosjes van vijf. De banaanvormige kegels vertonen witte harsvlekken. ←De Douglasspar, die in de Rocky Mountains tot 100 m hoog wordt, omzoomde de paden De zeeden (Pinus pinaster) is een boom uit de dennenfamilie. Deze conifeer komt uit het Middellandse Zeegebied. De boom heeft goed afwaterende grond nodig om goed te groeien. Meestal zijn bijna alle dennen Grove dennen. Maar midden in de Krim stonden we voor een schitterende Zeeden. Het Homogenoceen in de Peel Japanse larix, Douglas, Zeeden, Weymouth, ze zijn allen getuigen van het Homogenoceen, de Columbiaanse uitwisseling van soorten over de hele wereld. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 154 De naam geeft al aan dat deze soort zich eigenlijk niet in ons klimaat thuis voelt, vooral vanwege onze winters. Zeedennen werden in ons land een tijdlang geplant in duinen en op zandverstuivingen. De Zeeden is makkelijk te onderscheiden van de Grove den door zijn lange, twee samen staande naalden van ongeveer 17 cm en de grote kegels van 15 tot 20 cm. De Zeeden kan na ongeveer 90 jaar wel 30 meter hoog worden en heeft een bruinrode schors. In de streek van herkomst (Mediterranée) werd de zeeden behalve voor houtproductie ook geplant voor de hars. Die wordt gedestilleerd tot terpentijn. Dit is in ons klimaat niet mogelijk omdat het hier te koud is voor de productie van voldoende hars. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 155 Gro ve den De grove den is de enige den die van oorsprong in Noord-Europa voorkwam. Deze boom heeft zo weinig voedsel nodig dat hij zelfs op humusloos stuifzand kan groeien. Ook vorst, droogte, hitte en hoog grondwater kan hij doorstaan. Een vliegden is een door natuurlijke uitzaaiing verspreide Grove den. De benaming is te danken aan de wijze waarop het zaad waaruit de boom is gegroeid op zijn plaats kwam, het is namelijk meegevoerd door de wind. Het zaad van de vliegden is licht en voorzien van een vleugeltje waardoor de wind het vrij ver kan meenemen. Er is geen sprake van een aparte genetische vorm, maar door de natuurlijke uitzaaiing buiten op vooral open zandgronden zoals hier in de Krim op heide en stuifzand wijkt de vorm van de vliegden nogal af van de Grove den die in een bos groeit. Bosbomen ontwikkelen door de aanplanting van veel bomen in een dicht verband op weinig grond een onderlinge concurrentie om licht. Daarom ontwikkelen die lange, dunne, rechte stammen en hoge kruinen. De Vliegden daarentegen staat vaak alleen, vangt rondom licht op en groeit daardoor uit tot een boom met laaghangende takken en brede kroon. Ook als een groep Vliegdennen tezamen opgroeit tot een bos blijft dit beeld bewaard. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 156 Het licheen Bruin bekermos is kenmerkend voor de zure omstandigheden in de Krim. We vonden het talrijk op zuur strooisel, ruwe humus en kaalzand maar het meest nog op rottend hout en boomstronken. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 157 Fraai haarmos↓ Groot laddermos↓ Gesnaveld klauwtjesmos↓ Heideklauwtjesmos↓ Gewoon dikkopmos↓ Ruig haarmos↓ Gewoon kronkelsteeltje↓ Gewoon sikkelsterretje↓ De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 158 Grijs kronkelsteeltje↓ Gewoon gaffeltandmos↓ Zeven levendbarende hagedissen werden gedetecteerd, dankzij onze herpetoloog Henk. We zijn er nu van overtuigd. Het voorkeursbiotoop van de levendbarende hagedis is vochtige heidevelden met Dopheide, Pijpenstrootje en Struikhei met opslag van Berk en Grove den en de lijnvormige landschapselementen zoals bosranden en wegen. Belangrijk is dat de heide structuurrijk is met een kleinschalige afwisseling van jonge en oude struiken, takkenbossen en boomopslag. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 159 Daar vindt hij een beter fourageer terrein en meer schuilmogelijkheden. De vrouwtjes zijn voor de bevalling eind juli topzwaar, waarbij 80% van het gewicht uit inwendig legsel bestaat. Om energie te sparen, beperkt ze haar activiteiten tot een minimum. Het is een buitenkansje om er een bij toeval te ontdekken. Je kunt er langdurig met je neus bovenop zitten, zonder dat ze wegschiet. De wetenschappelijke naam luidt “Lacerta vivipara”. Maar zou eigenlijk “ovovivipara“ moeten zijn. Want het vrouwtje legt eerst de eieren – ze verlaten dus het lichaam – waaruit vrij snel daarna de jongen breken: “ eierlevendbarend” dus. Omdat de eischaal niet dikker is dan een doorzichtig vliesje, dat door beweging van de jongen in de moederschoot vroegtijdig kan breken, lijkt het soms alsof ze “direct uit de moeder” ter wereld komen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 160 De Wespspin Nog een keer de wielwebspin Argiope. Alle wielwebspinnen hangen met de kop omlaag in het web. De dieren leven van prooien die in hun web belanden. Vaak zijn dat sprinkhanen, die hier algemeen zijn, maar het zijn in feite alleseters, die eten wat in hun web vliegt (vliegen, kevers, libellen). Onder en boven de Naaf bevindt zich een opvallende witte zigzag band van niet-klevend weefsel, het zgn. stabilimentum. De functie van deze structuur, die bij alle soorten van het geslacht Argiope voorkomt, heeft niets te maken met stabilisering van het web, maar heeft waarschijnlijk een signaalfunctie Er bestaan twee hypothesen over deze structuur: de beide zigzag banden zouden de spin minder gemakkelijk vindbaar maken, omdat ze de aandacht afleiden van de spin in het midden; of de mogelijkheid bestaat dat beide banden met het ultraviolette licht dat ze reflecteren insecten aantrekken. Voor beide aannames bestaat geen bewijs. De mannetjes zijn eerder volwassen dan de vrouwtjes en zitten aan de rand van het web van een net nog niet volwassen vrouwtje te wachten tot zij haar laatste vervelling beleeft, meestal 2-3 mannetjes per web. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 161 Direct na die vervelling, terwijl haar huid en ook de epigyne (paringsorgaan) nog week en soepel is gaat een mannetje over tot de paring. De andere mannetjes proberen het later nog, maar de mannetjes die je bij volwassen vrouwtjes aan de rand van het web ziet zitten hebben niet altijd meer hun acht volledige poten, wat wel iets zegt over de agressie van het vrouwtje. Voor een spin en dat geldt voor iedere soort is een bewegend voorwerp in het web natuurlijk allereerst een prooi. Een mannetje moet door middel van signalen duidelijk maken dat hij geen prooi is en de agressie onderdrukken. Bij Wespspin mannetjes is dit echter niet erg ontwikkeld en bestaat uit wat tokkelen aan de snaren en trillen met het achterlijf. Bij het net vervelde vrouwtje is het agressieniveau laag, maar als zij eenmaal heeft gepaard is deze weer hoog. Er wordt daarom zelden nog met succes een tweede maal gepaard. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 162 De Wespspinnen maken eicoconnen. Het is een soort urntje van weefsel van 2 cm hoog, soms nog groter, en met een kraagvormige rand, dat in de vegetatie in de buurt van het web wordt opgehangen. We vonden er drie. De eieren, meestal enkele honderden, overwinteren op die manier en in het voorjaar komen de jonge dieren tevoorschijn en is de cyclus rond. De wijfjes gedragen zich als een kruisspin: ze brengen bij verstoring het web schuddend in beweging en laten zich, bij ernstige verstoring, snel omlaag vallen waarbij ze met een draad met het centrum van het web verbonden blijven. Langs die draad keren ze later weer terug. Dit is ook de reden waarom wielwebspinnen met hun kop omlaag hangen: ze kunnen zich direct laten vallen zonder om te hoeven draaien. De spintepels zorgen bovendien voor een extra steunpunt aan het web wanneer ze lang en schijnbaar verstard in het centrum hangen. De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 163 De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 164 Op een oude berk groeiden tientallen Berkenzwammen. Berkenzwammen werden gedroogd als vloeiblok voor met ganzenveer en inkt geschreven documenten en smeulend in de imkers pijp voor bedwelming van bijen gebruikt. Jaren geleden zijn ze aangetroffen aan een touw om het middel van de in het gletsjerijs gevonden Ötziman die 5300 jaar voor het begin van onze jaartelling leefde De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 165 De Krim bezocht De Krim; 12 maart 2014; KNNV afd. Nijmegen 166
© Copyright 2024 ExpyDoc