Wanneer is ziekenhuisland klaar voor de DOT systematiek? Door: dhr. T. van Oorschot (MSc) Young professional en Business Controller bij Oldenburg Bonsèl & Associates (Zorg) Nederland kent al jaren fors stijgende zorgkosten die hoger liggen dan de jaarlijkse stijging van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Aangezien dit op de lange termijn niet houdbaar is, wordt van ziekenhuizen verlangd dat ze steeds efficiënter en doelmatiger te werk te gaan. Om dit te bewerkstelligen vaardigt de NZA dwingende regels uit die de ziekenhuisfinanciering bepalen. Voor 2005 was er financiering door middel van budgettering, daarna werd de DBC systematiek opgelegd en vanaf 2012 wordt er gewerkt volgens de DOT systematiek waarin veel macht bij de zorgverzekeraars is neergelegd. Is het na deze reeks ingrijpende veranderingen realistisch te verwachten dat ziekenhuizen klaar zijn om door de zorgverzekeraars afgerekend worden op hun zorgproductie in DOT’s? Om de ziekenhuizen te kunnen vergelijken op basis van hun prestaties heeft de NZA in 2005 getracht om de geleverde zorg met zorgproducten vast te leggen, in diagnosebehandelcombinaties (DBC's), en stelt zij hiervoor jaarlijks regelgeving vast. Hiervoor werkt zij intensief samen met overheden, brancheorganisaties en wetenschappelijke verenigingen. Dit heeft niet voorkomen dat sinds de invoering in 2005 de ruim 30.000 DBC’s zijn vervangen voor 4.400 DOT-zorgproducten en dat er elk jaar nog ingrijpende wijzigingen plaats vinden. Deze frequente wijzigingen hebben er voor gezorgd dat de herkenbaarheid van de zorgproducten bij de uitvoerende medische specialisten beperkt is en dat de ICT-systemen de veranderingen niet hebben kunnen bijbenen. Voornamelijk de Universitaire Medische Centra (UMC’s) en topklinische ziekenhuizen hebben hier last van. Zij leveren veel complexe derdelijnszorg die enerzijds standaardisatie lastig maakt en anderzijds soms slecht binnen de kaders van de zorgproducten in te passen is. Dit betekent dat er veel expertise nodig is bij de registratie van de zorgproductie en dat deze registratie in de praktijk niet altijd tot een declarabel zorgproduct leidt. Er kunnen weliswaar vragen gesteld worden aan de NZA over de precieze interpretatie van de regels, maar zij zal hierover geen uitsluitsel geven. Het effect is dat er onduidelijkheid blijft bestaan en er bij elk ziekenhuis met een eigen interpretatie gewerkt wordt. Hierdoor ontstaat het gevaar op incorrecte declaratie, waarvoor al enkele boetes zijn uitgedeeld door de NZA. Hiervan is de recente boete voor het St. Antonius Ziekenhuis van de NZA van € 2,5 miljoen een goed voorbeeld, waarbij onder meer voor sommige patiënten die langer dan twee uur in het ziekenhuis waren een standaard dagverpleging in rekening werd gebracht. De discussie kan gevoerd worden over de ethiek van deze boetes, omdat er sprake is van een interpretatiefout en aangezien deze boetes betaald worden met gemeenschappelijke middelen. Mijns inziens is dit hetzelfde als een politieagent vragen waar te parkeren en deze hier geen antwoord op geeft maar wel een bekeuring uitschrijft. Naast een sluitende interpretatie van de NZA declaratieregels, ontbreekt het binnen zorginstellingen op dit moment aan ICT-systemen die de complexiteit van de DOT registratie aankunnen. Er is in de afgelopen jaren gebleken dat hiervoor geen landelijke standaard te ontwikkelen is omdat elk ziekenhuis zijn eigen zorgaanbod en de daarbij samenhangende ICT-behoeften heeft. Zo wordt door UMC's gewerkt met detaillistische internationale diagnose- en verrichtingscodes om inzichtelijk te kunnen maken welke specialistische zorg precies geleverd wordt. Hierop zijn vertaalslagen nodig om tot een declarabel zorgproduct te komen. Daarnaast wordt alle alertheid aan de administratie gevraagd bij patiënten met parallelle zorgvragen omdat gemakkelijk verrichtingen binnen het ene traject aan het andere kunnen worden toegerekend met als gevolg dat een of beide trajecten niet meer declarabel zijn terwijl de zorg wel heeft plaatsgevonden. Vanaf de bronregistratie zijn daarom een aantal waarborgen en control cycli nodig om de declaraties aan de zorgverzekeraar voldoende te onderbouwen en te valideren. Hierin nemen de behandelend specialisten een centrale rol in omdat zij in kunnen schatten welke zorg per patiënt nodig is en als een van de weinigen in de organisatie kunnen weten welke zorg geleverd is. Het schort op dit niveau vaak aan kennis van de DOT systematiek om correct te kunnen registreren en om de zorgproducten na alle vertaalslagen te kunnen herkennen en valideren. Vooral kennis bij de specialisten in UMC’s ontbreekt omdat deze tot voor kort geen direct belang had bij hun registratie. Er werd door ziekenhuizen en zorgverzekeraars veelal gewerkt met vaste productieafspraken en zij werden daarom nauwelijks afgerekend op hun resultaten. In ziekenhuizen waar de artsen in een maatschap georganiseerd zijn, is het beeld aanzienlijk anders aangezien zij voor hun inkomen al direct afhankelijk waren van de facturen die zij verstuurden aan de zorgverzekeraars. Binnen sommige ziekenhuizen is dus ook een cultuurverandering nodig om tot volledige en juiste registratie te komen die lastig op gang komt door de herhaaldelijke wijzigingen in de regelgeving. De consequentie van het ontbreken van valide omzetcijfers betekent aanzienlijke risico’s voor de continuïteit van de ziekenhuizen. De verhoogde risico’s zijn zichtbaar op verschillende niveaus. Zo is het de vraag of de facturen aan de zorgverzekeraars voor geleverde zorg voldoende onderbouwd zijn om daadwerkelijk betaald te worden. Daarnaast zijn de onderhandelingen met zorgverzekeraars lastig te voeren als niet inzichtelijk gemaakt kan worden welke zorg precies geleverd wordt en voor welke prijs. Dit terwijl de zorgverzekeraars steeds gerichter inkopen op zorgaanbod, prijs en kwaliteit. Ook komt de relatie met de banken steeds meer op spanning te staan voorspelt de ABN AMRO in haar 'Visie op healthcare 2014'. Zij noemt direct de grote invloed van de zorgverzekeraars en de overheid op de zorg, die botst met de langetermijnbelangen en zekerheden die banken wensen. Dit heeft impact op de financieringsbereidheid van de banken en op de risico-opslagen voor de zorginstellingen. Daarnaast zijn een aantal interne risico's ontstaan. Doordat ziekenhuizen steeds meer worden gedwongen om efficiënter en doelmatiger te werk te gaan, moeten ze naast jaarlijkse bezuinigingen ook elementaire beslissingen nemen over het zorgaanbod en de inrichting daarvan. Echter worden deze beslissingen risicovol wanneer niet bekend is wat de winstgevende en verlieslatende onderdelen binnen de organisatie zijn. Van de UMC’s wordt bijvoorbeeld door de verzekeraars steeds meer verlangd dat de relatief eenvoudig te standaardiseren tweedelijnszorg uitgeplaatst wordt omdat deze zorg relatief duur is bij UMC's door het sterk gespecialiseerde personeel. Deze beslissingen kunnen nu alleen gemaakt worden op basis van de beperkte informatie over de omzet en daaraan gerelateerde kosten. Hiermee is de vraag gerechtvaardigd, voor UMC en STZ instellingen, wie de dure derdelijnszorg gaat financieren indien de vaak winstgevende tweedelijnszorg uit huis moet worden geplaatst? De conclusie is dat zorginstellingen de ingrijpende wijzigingen in de financiering niet bij kunnen benen en een sterke noodzaak hebben om de interne beheersing op orde te krijgen. In de basis zal de kennis van de DOTsystematiek in alle lagen van de organisatie aanwezig moeten zijn en de ICT-systemen moeten in de verschillende informatiebehoeften kunnen voorzien. De vraag kan echter gesteld worden of de ziekenhuizen op dit moment over voldoende financiële kennis en kunde beschikken om weer in control te komen. Is er altijd een sparringpartner aanwezig die kan assisteren in het omgaan met de bewegelijke omgeving en zich toelegt op het minimaliseren van financiële risico’s in de bedrijfsvoering? Zijn er op lager niveau goed werkende control cycli aanwezig die tijdig een getrouw beeld geven van de stand van zaken in de organisatie en het mogelijk maken om tijdig te reageren op, wie weet, misschien wel weer een nieuwe vorm van ziekenhuisfinanciering? Slotvraag aan de beroepsorganisatie van accountants (NBA): als het zo problematisch is om een goedkeurende accountantsverklaring voor de jaarrekeningen van ziekenhuizen over 2013 af te geven, terwijl er geen methodiekwijziging heeft plaatsgevonden ten opzichte van 2012, en het was toen wel mogelijk om tot een dergelijke verklaring te komen, wat is dan de waarde van de afgegeven goedkeurende verklaring over 2012?
© Copyright 2024 ExpyDoc