beste voorspeller. Ons succespercentage lijkt minder goed dan in de literatuur; de meeste series met een succes > 85-90% bevatten echter geen tot weinig redocasus. Hieruit lijkt te volgen dat ook ‘≥ 1 eerdere operaties’ een negatieve prognostische factor is. 7 Bij aandrang stimuleren van de nervus dorsalis genitalis als behandeling voor urge-incontinentie H.M.K. Van Breda, F.F. Farag, F.M.J. Martens, Drie patiënten beschreven dat de plaats van de stimulatie na enkele dagen iets verschoven was, waarna de stimulatie subjectief iets minder effect had. Conclusie Bij aandrang stimuleren van de nervus dorsalis genitalis met een percutane elektrode, is technisch mogelijk en geeft een verbetering van urge-incontinentie. 8 De validatiestudie van de N ederlandse PISQ-12 J.P.F.A Heesakkers en N.J.M. Rijkhoff Radboud Universitair Medisch Centrum, Nijmegen L.A. ’t Hoen, E. Utomo, B.F.M. Blok, A.B. Steensma en I.J. Korfage Introductie Een van de meest beschamende elementen van het overactieveblaassyndroom is dat de tijd tussen urge en urinelozing te kort is om het toilet te halen. Stimuleren van de nervus dorsalis genitalis bij aandrang kan deze tijd verlengen en zo urge-incontinentie voorkomen. Materiaal en methoden Patiënten met idiopathische urge-incontinentie, > 18 jaar, werden geïncludeerd. Er werd percutaan een elektrode geplaatst, die was verbonden aan een externe pulsgenerator (frequentie 20 Hz, pulswijdte 300 ms), dicht bij de nervus dorsalis genitalis. Tijdens de testweek activeerden patiënten de stimulator bij aandrang tot mictie gedurende 30 seconden of tot aan het toilet. De amplitude was ingesteld op het hoogste, niet-pijnlijke niveau. Drie dagen voor, tijdens en drie dagen na het onderzoek werd een mictiedagboek, inclusief de ernst van de incontinentie-episoden (0 = geen; 1 = enkele druppels; 2 = geringe hoeveelheid; 3 = veel, verwisselen kleding) en een padtest bijgehouden. Een verbetering ≥ 60% werd als succesvol beschouwd. Resultaten Zeven patiënten (vier mannen en drie vrouwen) met een gemiddelde leeftijd van 55 jaar werden geïncludeerd. Zes van de zeven volbrachten de hele testweek. Bij één patiënt was de elektrode na twee dagen verschoven en werd de stimulatie niet meer gevoeld. Vijf van de zes patiënten hadden het complete mictiedagboek ingevuld en een van de zes patiënten had alleen de ernstige incontinentie-episoden (3 = veel) genoteerd. Vier van de zes hadden een padtest bijgehouden. Bij alle patiënten was het aantal episoden van urge-incontinentie afgenomen; bij drie van vijf patiënten met ≥ 60%. De ernstige incontinentie-episoden (3 = veel) waren geheel verdwenen bij twee van de zes patiënten; de andere vier hadden ≥ 80% verbetering. De gemiddelde incontinentie/mictie was verbeterd met ≥ 60% bij drie patiënten. De verbandweegtest gaf bij twee patiënten ≥ 60% verbetering. De gemiddelde subjectieve verbetering was 73%. 158 Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam Introductie Seksuele disfunctie komt veel voor bij vrouwen met bekkenbodemproblematiek. Tot nu toe ontbreekt een gevalideerde Nederlandse vragenlijst om seksuele disfunctie in deze patiëntengroep te evalueren. De meest gebruikte vragenlijst voor seksuele disfunctie bij bekkenbodemproblematiek is de Pelvic Organ Prolapse/ Urinary Incontinence Sexual Questionnaire (PISQ12); dit is een verkorte versie van de PISQ-36. Het doel van deze studie is de validiteit, betrouwbaarheid en responsiviteit van de Nederlandse versie van de PISQ12 te bepalen. Materiaal en methoden De PISQ-12 is volgens een standaard vertaalproces naar het Nederlands vertaald. Er zijn drie Nederlandse vertalingen gemaakt, gevolgd door een terugvertaling naar het Engels. De studiegroep bestond uit vrouwen die minstens drie maanden klachten van urine-incontinentie, fecale incontinentie en/of prolaps hadden en een heteroseksuele relatie hadden. De SF-12 is aan de vragenlijst toegevoegd om de criteriumvaliditeit te bepalen. De vragenlijsten zijn ingevuld bij inclusie, en één week en zes maanden na inclusie. Een referentiegroep werd gebruikt om het onderscheidend vermogen van de vragenlijsten te bepalen. Voor het bepalen van de validiteit van het meetinstrument zijn de interne consistentie, de reproduceerbaarheid, de constructvaliditeit, de responsiviteit en de interpreteerbaarheid geanalyseerd. Resultaten In totaal zijn zeventig vrouwen geïncludeerd in de patiëntengroep en 208 vrouwen in de controlegroep. De Nederlandse PISQ-12 toonde een redelijke interne consistentie met een Cronbachs alfa van 0,57-0,69. De vrouwen in de patiëntengroep scoorden lager op de PISQ-12-totaalscore (32,6 ± 6,9) dan de controlegroep (36,3 ± 4,8) (p = 0,0001). Dit toont de seksuele disTijdschrift voor Urologie oktober 2014 - nr. 7
© Copyright 2025 ExpyDoc