095692_Periodiek_29 31-03-2010 15:30 Pagina 2 13e jaargang juni 2014 | nummer 33 36 ‘Samen weten we meer, individueel kom je verder.’ I N H OU D NNK 3 NNK en de gouden cirkel 19 Zijn we al echt klantgericht? 38 Mission Statement: NNK ALGEMEEN 5 ‘Veranderende samenleving vraagt om veranderende kwaliteit(en)’ 30 ISO 9001:2015 WETENSCHAP 8 Ontwikkelingen in maatschappelijk verantwoord ondernemen SECTIES 11 Zichtbare zorg door en voor oogheelkundige professionals 13 NNK/EOQ Persoonscertificering van kwaliteitsfunctionarissen 14 NNK Food Commissie en Sectie 15 Hersteltrajecten in het nieuwe accreditatiestelsel: ervaringen en eerste conclusies 22 Het belang van de kwaliteiten van zorgmedewerkers voor het werk van de kwaliteitsfunctionaris 36 De ontwikkeling van Kwaliteits management in het HBO BUSINESS IMPROVEMENT EVENT 20 Genomineerden Business Improvement Manager 2014 24 ‘Het gezamenlijke geloof is de basis’ 26 ‘Iedereen wil veranderen, niemand wil veranderd worden.’ 28 ‘Zoals ik mijn kinderen opvoed geef ik leiding’ 32 Business Continuity Management conform ISO 22301 34 Anders denken om zorgprocessen te verbeteren BOEKEN 18 Sturen met je pinken 18 De Wet van Snuf COLUMN 39 Een terugblik en vooruitblik in kwaliteitsmanagement Foto omslag: ‘Fractals’ – Ben van Schijndel 2 Van de Redactie Beste lezers van Synaps, Hierbij ontvangt u de jaarlijkse uitgave van Synaps voor het jaar 2014. De eerste indruk is een aansprekend thema voor deze Synaps, dat aansluit op onze huidige tijdgeest. Het begrip “Samenwerken” vindt maatschappelijk de aansluiting in talloze netwerken en social media, communities waarin mensen en bedrijven zich mondiaal verbinden op thema’s, ideologieën, onderwerpen et cetera. En dan de individualisering als een van de herkenbare thema’s binnen onze samenleving; de sfeer is bijvoorbeeld treffend beschreven in het boek met als titel: Generatie Z (de boekbespreking is te vinden in Synaps nr. 35). Het afgelopen Wintercamp 2014 heeft als thema meegekregen: “Veranderende samenleving vraagt om veranderende kwaliteiten”. De principes van samenwerking en (individuele) ontwikkeling vormen mede de grondslag van de “open space” die zo kenmerkend is voor het al jarenlange succes van het Wintercamp. In het artikel van Kees de Vaal (NNK en de gouden cirkel) wordt u meegenomen in wat het toepassen van het gedachtegoed van Simon Sinek (de vraag voor het NNK: Waartoe?) voor betekenis heeft gehad op de richting die het NNK wil inslaan. Het thema en titel van deze Synaps is daar mede het gevolg van. Wanneer het onderwerp “Samenwerking” aan de orde komt, doet mij dat persoonlijk vaak refereren aan de metafoor van onze gewaardeerde collega Marius Buiting betreffende het “haal- en breng-plein”, tijdens een eerdere strategiebijeenkomst van het NNK (mei 2006). Samenwerking werkt slechts dan effectief als de individuen bereid zijn zaken in te brengen (op het plein aan te bieden). Dan ontstaat er een overvloed en is er voor elk individu meer dan voldoende om te halen. Als iedereen alleen haalt en niemand brengt is schraalhans koning. In termen van de kwaliteitskunde zou je dat kunnen formuleren als: samenwerking met behoud van ieders (individuele) rol en verantwoordelijkheid. Op het moment van schrijven van deze “van de redactie” staat het Business Improvement Event” nog op de agenda voor donderdag 5 juni a.s. Het “event” is er op gericht praktijk en theorie samen te brengen. Key note speaker is ArdPieter de Man, met als deskundigheid het operationaliseren van alle varianten van samenwerking. Samengebracht worden alle ideeën en ervaringen van de genomineerden en winnaars. Als u dit leest, dan bent u wellicht bezoeker van dit “event” en kunt u zich individueel laten inspireren op het welgevulde plein. De redactie wenst u veel leesplezier met deze Synaps 36. De redactiecommissie NNK: Kees de Vaal (voorzitter) Jos Groenendijk Annie van Ommeren N N K NNK en de gouden cirkel door Kees de Vaal Een paar jaar geleden verscheen op TED een presentatie van Simon Sinek: How great leaders inspire action. Inmiddels meer dan 15 miljoen maal bekeken. Sinek presenteert een simpel model, de gouden cirkel met wat, hoe en waarom (figuur 1). Iedereen kan wel uitleggen wat zijn organisatie doet. Welke producten of diensten worden geleverd, wat er in de catalogus is vermeld. Iets minder mensen weten hoe de organisatie werkt. Wat kenmerkt het gedrag, waarin onderscheidt men zich van de concurrenten. Weinigen hebben een diep doorleefd besef van het waarom of waartoe van de organisatie. Wat is het echte, inspirerende doel; wat is onze overtuiging; waar geloven we in; waartoe zijn we op aarde? Zoals Antoine de SaintExupéry schreef in De Kleine Prins: “Als je een schip wil bouwen, roep dan geen mannen bij elkaar om hout te verzamelen, het werk te verdelen en orders te geven. In plaats daarvan, leer ze verlangen naar de enorme eindeloze zee”. Het doet ook denken aan Wouter Hart die in Verdraaide organisaties een lans breekt voor ‘terug naar de bedoeling’. De meeste organisaties volgen de outsidein aanpak: vertellen wat je doet en niet waarom je doet. Succesvolle organisaties werken de andere kant op: inside-out, vertellen waar je in gelooft en dat vertalen naar een product of dienst. Het succes van deze aanpak is verklaarbaar vanuit de neurobiologie. Het wat heeft betrekking op de ratio en de taal die in de neocortex wortelen. Het hoe en nog meer het waarom vinden hun analogie in het lymbisch systeem, waar emoties worden ervaren en besluitvorming ontstaat. Klanten kopen niet wat je doet, maar waarom je het doet. Sinek werkt graag met aansprekende voorbeelden. Het succes van Apple verklaart hij als volgt. Apple adverteert niet met ‘wat hebben wij toch goede computers’, maar begint met te stellen dat ze er van overtuigd zijn dat ze de wereld kunnen veranderen, dat ze anders denken, dat ze daarom de mooiste en gebruikersvriendelijkste computers kunnen maken. Wil je er een kopen? In het begin van de twintigste eeuw kreeg Samuel Langley een enorm budget van het Amerikaanse ministerie van oorlog om een vliegtuig te ontwikkelen. Hij verzamelde de beste mensen om zich heen en droomde er van om rijk te worden. Een paar honderd kilometer verderop werkten de gebroeders Wright met bezieling aan hetzelfde onderwerp. Ze hadden weinig geld en geen geschoolde mensen om hen heen. In 1903 was het hun vliegtuig dat voor het eerst het luchtruim koos. Zij werkten vanuit een ideaal. Langley werkte op het niveau van het wat en was alleen gericht op resultaat. Hij gaf op, toen Orville en Wilbur Wright succes hadden. Sinek merkt op dat Martin Luther King niet vertelde wat er allemaal moest veranderen in Amerika, maar bevlogen speeches hield over zijn idealen (“I believe…”). Hij zei niet: “ik heb een plan…” (‘wat’), maar : “ik heb een droom…”(‘waarom’). NNK In de geest van Sinek heeft het NNKbestuur in januari 2014 missie en visie geëvalueerd tegen de gouden cirkel. Op constructieve wijze is gewerkt aan een nieuwe, meer eigentijdse benadering van onze toegevoegde waarde als vereniging van en voor kwaliteitskundigen. Het voorlopige resultaat: Waartoe? Samen weten we meer & individueel kom je met het NNK verder op het vakgebied Kwaliteitsmanagement. NNK beoogt de kwaliteitsmanager te ondersteunen en zo de kwaliteit van organisaties te versterken en bij te dragen aan een duurzame maatschappij. Het vakgebied Kwaliteitsmanagement omvat onder meer: continu verbeteren, risicomanagement, maatschappelijk verantwoord ondernemen, performance management, management van ketens (‘supply chains’) en netwerken, leiderschap, eigenaarschap en vakmanschap. Hoe? •Vakkennis vanuit zowel systeemtechnisch als sociaal-dynamisch perspectief verdiepen, verbreden en verspreiden, 3 Kees de Vaal N N K •vakgenoten verbinden en erkennen, •opinievorming faciliteren. Wat? Actief uitwisselen van kennis •Avondlezingen •Bedrijfsbezoeken •Business Improvement Event o Business Improvement Manager o Onderzoeksprijs Kwaliteitsmanagement •Intervisie •Symposia •Wintercamp (georganiseerd door DAQ) Secties •sectie Kwaliteit en Zorg •sectie Food •platform HBO Informatie en communicatie •Helpdesk •Kwaliteit in Bedrijf (korting op abonnement) •Kwaliteit in Zorg (korting op abonnement) •LinkedIn (groep NNK) •Nieuwsbrief (digitaal) •Opleidingen (zie website) •Publicaties (bijv. Perspectieven op kwaliteit.nl) •Synaps (jaarlijks tijdschrift) •VMT (kortingsregeling) •Website (www.nnk.nl) Hoe nu verder? Het bestuur heeft besloten zowel leden als niet-leden te consulteren over dit resultaat. Bestuursleden gaan in gesprek met vragen als •Past de uitgezette koers (waartoe, hoe) bij uw verwachtingen en behoeften? •Komt ons portfolio (wat) overeen met uw behoeften? •Waaraan bestaat nog behoefte rondom de ondersteuning van kwaliteitsmanagers in hun functie-uitoefening en hun professionele ontwikkeling? Figuur 1: De gouden cirkel met wat, hoe en waarom. De antwoorden moeten leiden tot verdere aanscherping van onze gouden cirkel. Vervolgens zal het bestuur nagaan of de huidige structuur (bestuur, secties, etc) en communicatiekanalen in voldoende mate aansluiten bij de nieuwe visie. Wordt vervolgd! Wilt u reageren: [email protected] Literatuur http://www.ted.com/talks/simon_sinek_ how_great_leaders_inspire_action Simon Sinek (2012). Begin met het waarom – De Gouden Cirkel van ondernemen. Amsterdam: Business Contact 4 A LG E M E E N ‘Veranderende samenleving vraagt om veranderende kwaliteit(en)’ door Arend Oosterhoorn 8ste Wintercamp georganiseerd door de Dutch Academy for Quality op 22-25 januari 2014 in de Putsehoeve te Bergeijk een soort van panoramisch beeld gaven op de huidige worsteling binnen de eigen werk- en leefomgeving als het om kwaliteitsmanagement gaat. Het panorama van Bergeijk ontstond. Uit al deze beelden waren de volgende centrale thema’s te distilleren: •Verdwijnen van managementlagen •Informatie is geen machtsfactor meer, kennis is niet meer macht •Informatie technologie wordt steeds belangrijker, de rol van big data •Het gaat steeds meer om betekenis geven, waardering geven •De professional wordt steeds sterker en zijn positie ook steeds meer versterkt •Kwaliteitsmanagement dreigt zich te ontwikkelen tot het domein van de kwaliteitskundigen alleen Donderdagmiddag De middag werd ingenomen door Maurits Kwee, een expert op het gebied van boeddhistisch denken. Via allerlei beelden voerde hij ons door het gedachtengoed en hij liet ons kennismaken met de werking van de meditatie, door dat ook met ons uit te voeren. Dit was voor sommigen een hele nieuwe ervaring en daarmee grensverleggend. Een aantal van zijn overpeinzende woorden: •Boeddhisme is de psychologie van het niet-zelf. Hoe we over onszelf denken projecteren we op wat we zien in anderen. Meditatie kan helpen om onszelf van illusies te bevrijden •Het gaat om het bestrijden van haat en hebzucht. Wat daar onder zit is angst en boosheid. Dat kan zich ontwikkelen tot een staat van leegheid. Als je daarvan bevrijd bent kun je open staan voor wedergeboorte. •We zijn inter-afhankelijk van elkaar. Denken voelen en doen zijn inter-afhankelijk van elkaar ontstaan. •Prestine Mindfulness is het cultiveren van het bewustzijn om ieder moment van de dag te focussen en op te merken en je vrijwaren van niet-heilzame gedachten. •In het boeddhisme leer je loslaten Woensdagavond Woensdagavond 20:00 de muziek klinkt en het 8e DAQ wintercamp begint met 16 deelnemers. Na de welkomstwoorden van Teun en de operationele informatie van Arend nemen de organisatoren Josefien, Bart en Joost het over. Bart start met de introductie van het kamp met een inleiding over het ontstaat van het thema en de lijn van alle wintercamps tot nu toe. Daarna is het tijd voor de traditionele kennismakingsronde, dit jaar vormgegeven naar aanleiding van een film van Bart (http://youtu.be/ DN9sr5wVkik). De opdracht was om met tweetallen na te denken over die ene herinnering van je leven die je mee mocht nemen naar de overgang van leven naar dood. Dit leverde al mooie gesprekken op. Na enige tijd werden de tweetallen samengevoegd tot viertallen, die elkaar informeerden over de gesprekken die werden gevoerd. Ook dat was weer mooie gesprekstof. Bart sloot rond 22:00 de eerste avond af met het beeld van de volgende dag. Donderdagochtend Deze ochtend stond in het teken van de stand van zaken bepaling van jezelf in de huidige context. Joost legde uit hoe dat als zeiler op het IJsselmeer gaat. Je neemt drie punten op de horizon waar en rekent daarmee via de triangulatie uit waar jouw positie ongeveer is. Dat was ook de opdracht voor deze ochtend. Aan de deelnemers werd gevraagd zichzelf te positioneren in hun eigen werkomgeving en aan te geven welke drie ontwikkelingen er zichtbaar zijn in het werkveld. Dit uiteraard geredeneerd vanuit de eigen positie. In dezelfde viertallen als de vorige avond werd gediscussieerd over deze beelden. Een ieder werd gevraagd deze drie punten aan de horizon in getekende vorm weer te geven. Terug in de groep deed ieder verslag van deze inspanning, wat leidde tot interessante inzichten in de huidige status van een ieder. Iedereen had zijn drie punten aan de horizon op vellen papier geschreven, die met elkaar 5 ALG E M E E N •Johan: Energie besparing voor huishoudens. Nieuwe initiatieven. Radicaal klanten perspectief, in de huid gekropen van de huiseigenaar. Veel interviews gehouden aan de koffietafel. Twee filmpjes, buurtkracht en de praktijk daarvan. Buurkracht.nl. Centraal succes voor Johan is de macht geven aan de bewoners. •Josefien: veel huizen met zonnepanelen, nu Zonnepanelen zonder zorgen op school, ecoteams in de wijk. Nu pakketten op school over duurzaam leven. •Ruud: Ziekenhuis bouwer, vriend van Ruud. Omgekeerde ontwikkelingshulp, ziekenhuis in Malawi. Emancipatieproject voor hele omgeving. Concept met de vraag wat de familie bij kan dragen. •Meta: Is innovatie echt nodig? Geld is een belangrijke drijfveer voor innovatie. Porsche wilde graag de toekomstige klassieker ontwikkelen. Bedacht een Porsche met een glazen dak. Jammer. Tijdens het diner werd er nog actief verder gesproken over deze ervaring. •Cathy: Toepassing domotica in gezondheidszorg. Meandergroep heeft regelvermogen gegeven aan de huishoudelijke zorg. Nu in WMO verhaal inzetbaar. Donderdagavond Er stond nog een puntje open van de initiatieven die men in de maatschappij zag en die mogelijk van invloed zijn op het vakgebied van de kwaliteitsmanagement (of daaraan voorbij gaat). Vernieuwende gezichtspunten: •Leo: Software van Ad Schalks, meten van taal voor de vaststelling van de sfeer in de organisatie. Neem emails van een afdeling, analyseer de teksten en dat is om te zetten naar fase van het INKmanagementmodel en zelfs naar emoties. •Gerard: Technologie, aarde, verbinding. Foto van de ijsvogel. Nachtkijker nieuwe technologie in vergelijking van de enorme grootte van de vroegere kijker. Veel maatschappelijke initiatieven vanuit die werden genoemd zijn het resultaat van burgeracties. Heeft kwaliteitsmanagement daar nog een rol en zo ja, wat is dan die rol??? •Teun en Arnold: wetenschappers zijn erin geslaagd om een klompje hersenweefsel te kweken. Is dat nog een mens? •Arnold: basis Earth Charter gedachte. De moed van leiders om te willen wat er eigenlijk moet gebeuren. Andere tijden vraagt andere kennis. Vier fasen foto. Vrijdagochtend Op de vrijdagochtend zijn we in groepjes gaan wandelen in het natuurgebied het Hageven – De Plateaux. Dit is een natuurgebied waar de Dommel door meandert. Momenteel wordt de natuurlijke loop van de Dommel herstelt, het zogenaamde hermeanderen. Naast mooie gesprekken leidde dit ook tot ontdekkingen in de natuur en de wijze waarop dat wordt beschreven. En het gaf wel aan dat ook de natuur niet ontkomt aan de ontwikkeling van de techniek. Een druksensor op de bodem van de beek meet de druk van de bovenstaande waterkolom. Daarmee kan het overstromingsrisico voor België worden bepaald (www.overstromingsvoorspeller.be). •Janneke: liet een filmpje zien over kwaliteit in de zorg, verbinding medewerker en cliënt. Co-creatie vanuit beide perspectieven. Ze verzorgt nu cursussen dialoog. •Bernadette: Er komen steeds meer zzp-ers, wat een signaal is dat er steeds meer onthechting plaats vindt. Als reactie werd er gewezen op de vele zzp-ers in de gezondheidszorg. Soms gaat dat problemen opleveren met het ondernemerschap en met de organisatie van de zorg. Onthechting betekent in de praktijk dat je met een gevoel rondloopt dat je nooit 100% betrokken bent. De participatiemaatschappij zou eigenlijk een tegenovergestelde beweging moeten laten zien. Socialisatievermogen om samen te werken op een manier dat jezelf en de ander boven jezelf uitgetild wordt. Dit in plaats van HRM. Vrijdagmiddag Terug van deze wandeling gingen we in groepjes aan het werk om onze bevindingen uit de discussie zoveel mogelijk aan de hand van beelden weer te geven. Sommige maakten een collage van de foto’s, andere kwamen met tekeningen en schema’s. Speciaal was de ervaring van Gerard, die op weg was gegaan en twee jonge jongens had geïnterviewd die bezig waren in de ezelwei van de locatie waar we zaten. Vragen als ‘weten jullie van kwaliteitsmanagement’ en zo resulteerde alleen maar in wazig kijkende jongens, zij waren aan het werk en al het andere was hen onbekend. •Joost toonde drie krantenkoppen in Apeldoorn. Art 12 gemeente met een grondprobleem van 200 miljoen. Meer mensen naar voedselbank. Meer korting op uitkeringen. Een initiatiefnemer uit Apeldoorn heeft dat gecombineerd. Grond genoeg + veel mensen in sociale werkvoorziening + behoefte aan eten = met mensen in de sociale werkvoorziening groenten verbouwen op de grond die de gemeente niet verkocht krijgt. Een andere groep gaf zijn visie op welke algemene ontwikkelingen er zichtbaar zijn binnen de maatschappij en wat kwaliteitsmanagement daar toch mee zou moeten. Duidelijk werd wel dat er zeker drie thema’s te benoemen zijn: •Aad vroeg aandacht voor zijn promotie-initiatief. NLR werkt al 100 jaar zoals het werkt. Nu veranderen naar meer businessmodellen, maar die werken niet. Onderzoeksvraag naar nieuwe modellen. Welk boek moeten we Aad laten lezen? •Particulier initiatief •Ketens en netwerken •Zelfsturende teams 6 A LG E M E E N Daarbij werd speciaal gekeken naar gemeenten. Vooral de WMOacties in gemeenten en justitiële ketens. Veel partijen zijn hierbij betrokken. Sturen op samenwerking van uitvoerende professionals. •wat is de informatie waarmee gestuurd wordt (binding en verantwoording) en kwaliteit van de bestuurders en de instituties •Door welke bril moet je kijken naar de structuur: cultuur, processen, •Welk niveau van kwaliteitsmanagement, kijk naar concrete gevallen, leren vanuit de basis, de operatie (voor college B&W, …, ambtelijke apparaat) •Draagvlak voor gemeenschappelijk kader voor resultaatsturing. •Tijd gunnen om te leren, •Tevredenheid klant, wanneer is hij tevreden. •Buitengewoon belangrijk nadenken over andere competenties •Kwaliteit van besturen en wethouders (houdbaarheidstermijn is kort) •Gemeentelijke complexiteit •Het gaat om programmamanagement. •De dijk, de verbinding van mensen, bevat ook de mensen waarvoor we het doen en door wie wij ons laten inspireren. Aan het einde was de ketting van mensen stuk, na twijfeling hersteld. De twijfeling kwam door de vraag of iemand dat met opzet had gedaan. Herstel was wel nodig, want dat is het doel van een dijk. Vrijdagavond De avond startte met een drumsessie. De leider van de sambaband Tempestade, Paul van Hirtum , nodigde ons uit om een instrument te kiezen en daarop deel te nemen aan onze nieuwe band. Op verbazingwekkend eenvoudige wijze leerde hij ons allen te spelen als een sambaband. Opvallend omdat het relatief weinig tijd kostte om iedereen zijn rol te laten drummen en zo met z’n allen een ritmisch geheel te vormen, waarbij iedereen zijn eigen instrument bespeelde. •Zo pratend ontstond het idee voor het thema van wintercamp 9: ontmoeten en geweldloos organiseren. Of verbinden en ontmoeten. Organiseren betekent altijd een beetje geweld. Dat kan belangrijk zijn. Maar er wordt in dat kader ook veel zinloos geweld gebruikt. Hoe geef je kwaliteitsmanagement vorm, geweldloos en ontmoeten. Geweld vervangen door energie toevoegen, en geen energie verspillen. Roeren. Zaterdagochtend Nu we aan het einde waren gekomen van dit wintercamp wilden we nog een samenvattend geheel bouwen. Daartoe werd de creatieve box weer geopend en zijn we met z’n allen bezig geweest, ieder vanuit zijn eigen beleving, het nieuwe landschap vorm te geven. •Respect voor de ander maar ook respect voor je eigen belang en waarde. Misschien moeten we de Paus uitnodigen als spreker. •Wees bescheiden in taal, beelden zijn krachtiger. Later in de kring hebben we geluisterd naar ieders bijdrage aan het geheel en ook dat gaf weer inspirerende gezichtspunten. En leidde weer tot interessante discussies. Zoals de uitspraak dat ‘kwaliteit zonder entiteit’ niet kan. Het woord wordt onzorgvuldig gebruikt. We zouden een van de zeven oude wetenschappen uit de middeleeuwen moeten gebruiken, retorica. Als je duidelijk wilt maken wat je toegevoegde waarde is, waarmee je feitelijk kunt helpen, moet je wel duidelijk maken waar je dan mee kunt helpen. •Tweedeling van organisaties die blijven steken en die doorgaan. Neiging om te richten op de ontwikkelende organisaties. Maar dat verandert. De verbindingen moeten blijven. Het gaat ook nog steeds om degenen die achterblijven. •We leven in een wereld waar alles sneller en goedkoper moet. Maar je moet de goede dingen blijven doen, pas daarna gaat het om de andere zaken. De muziek ging goed door naar elkaar te luisteren, dan kan het snel goed komen. •Wintercamp stond in teken van onbevangen ontmoeten. Het ontmoeten met de twee jongens staat daarvoor model, ga kijken en stel vragen. Leren om te vragen, te leren en te definiëren, met enige humor. In de laatste ronde las Arnold nog een gedicht voor van Adriaan Roland Holst, “de Ploeger”. Om exact 12:00 uur klonk, na de afsluitende woorden van Teun, het hele wintercamplied voor de laatste maal en sloten we gezamenlijk af met de lunch, alvorens weer ieder zijns weegs ging. •Welke kant moeten we op. Verbinding met anderen, die iets anders kunnen dan jij, en daarmee de verbinding zoeken om iets aan te bieden. •Hoe verhoudt je jezelf tot de context, wat doen we aan onszelf om een betere professional te worden. Drie brillen om dat aan te tonen, intervisie reflectie, vaktechnische verdieping en hoe laat je je zien om collega’s te ontmoeten. •Geweldloos organiseren is de energiestroom gebruiken, dus meer uitnodigen dan opleggen. Niet steeds zeggen dat het niet goed is. Domineegehalte van kwaliteitsmanagement is vaak wel hoog. Dus meer boeddhisten en minder dominees. 7 W ET E N SC HA P Ontwikkelingen in maatschappelijk verantwoord ondernemen door Kees de Vaal houden. Bedrijven nemen kosten-efficiënte besparingsmaatregelen. In de reactieve fase zien we gedrag dat zich laat omschrijven als ‘meebewegen omdat het moet’. Bedrijven doen aan MVO om hun reputatie niet te schaden. Kenmerken in deze fase zijn: er is een (rudimentair) MVO-jaarverslag, er wordt informatie over MVO-prestaties verzameld, stakeholders krijgen antwoorden op MVO-gerichte vragen, er is een milieumanagementsysteem, men overweegt in te steken op de MVO Prestatieladder. Kees de Vaal Onlangs nam ik deel aan het seminar ‘Beyond CSR 2.0’, georganiseerd door het tijdschrift Kwaliteit in Bedrijf in samenwerking met MVO Nederland. Een mooie gelegenheid om bijgepraat te worden over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), in het Engels bekend als Corporate Social Responsibility (CSR). Rob van Tilburg De eerste spreker was Rob van Tilburg, werkzaam bij adviesbureau Royal HaskoningDHV. Hij is mede-auteur van het boek Duurzaam ondernemen waarmaken dat hij met collega’s en in samenwerking met de Erasmus Universiteit Rotterdam heeft geschreven. Het boek is het resultaat van een studie onder een twintigtal Nederlandse bedrijven. Een belangrijk resultaat van deze studie is een ontwikkelingsmodel voor duurzaam ondernemen met vier fasen (figuur 1). In de inactieve fase zien bedrijven MVO vooral als een taak voor de overheid die door regelgeving bedrijven verplicht zich met bepaalde aspecten van MVO bezig te De actieve fase leidt tot een benadering waarin bedrijven MVO zien als een drijver voor innovatie en het leveren van een positieve bijdrage aan duurzaamheid. Bedrijven richten zich op producten en diensten die een maatschappelijke bijdrage leveren. Er is samenwerking met leveranciers in de keten om verbeteringen te realiseren. Het MVO-jaarverslag is een evenwichtig document waarin dilemma’s en uitdagingen worden behandeld. Stakeholders zijn niet alleen klanten, maar ook maatschappelijke organisaties en de overheid. Bedrijven gaan met de stakeholders de dialoog aan over duurzaamheidsaspecten. De proactieve fase kenmerkt zich door de overtuiging dat een bedrijf een change agent in duurzaamheid is. Bedrijven in deze fase laten een visionaire en systeemgerichte benadering zien en nemen initiatieven die vaak een hele sector betreffen. We onderkennen langetermijnvisies op het gebied van MVO, partnerschappen met maatschappelijke organisaties, co-creatie en nieuwe verdienmodellen (bijvoorbeeld passend in de circulaire economie, zie kader), stakeholdersamenwerking, gericht op waardecreatie en positieve bijdragen aan de samenleving. De overgang van inactief naar reactief wordt vaak genomen onder externe druk. Sommige organisaties maken direct de stap naar actief, vaak als gevolg van een strategische heroriëntatie, soms door de komst van een nieuwe leider. De stap van reactief naar actief wordt gestimuleerd vanuit de klantvraag. Het op orde hebben van basis-MVO-aspecten is ook een drijver. De overgang naar de proactieve fase vraagt om visionair leiderschap en een volwassen duurzaamheidsbeleid. Het model is hiermee een handig hulpmiddel om te bepalen waar een organisatie zich bevindt en welke volgende stap gewenst is, passend binnen beleid en markt. Wayne Visser De tweede spreker was de Zuid-Afrikaan Wayne Visser. Hij is een van de kartrekkers van MVO en heeft daarover al een tiental boeken geschreven. Visser beschrijft MVO 1.0 als een traject met vijf fasen (figuur 2). Het begint met de fase Defensief, ontkenning van het belang van MVO, er geen geld aan willen besteden. Dan volgt de fase Liefdadig, waarin onder- Figuur 1: Ontwikkelingsmodel voor duurzaam ondernemen ©Rob van Tilburg Duurzaamheid is van blijvende waarde Rob van Tilburg Figuur 2: MVO 1.0 ©Wayne Visser 8 WE T E N SC HA P Hoe kun je ervoor zorgen dat je onderneming gereed is voor de toekomst? Visser houdt van rijtjes van vijf criteria, die liefst met dezelfde letter beginnen. Hier is zijn advies (figuur 3): •Shared: een gedeelde toekomst. Ondernemingen werken samen om waarde toe te voegen. Zo stelt GSK kennis beschikbaar om geneesmiddelen tegen bepaalde tropische ziektes te ontwikkelen en werkt de WTO (World Toilet Organization) aan het verbeteren van sanitaire voorzieningen. •Smart: een slimme toekomst. Gebruik en deel kennis om stakeholders te informeren. Een website als wikirate.org rapporteert over claims van ondernemingen die te maken hebben met maatschappelijk verantwoord ondernemen zoals gezondheid, grondstoffengebruik, afval, kinderarbeid. •Sustainable: een duurzame toekomst. Bescherming van onze leefwereld en ons milieu door hergebruik van materiaal. Zo claimt Fuji Xerox voor bepaalde producten 98% hergebruik. •Satisfying: een tevreden toekomst. De welvaart is wereldwijd enorm toegenomen, maar de mate waarin we tevreden zijn of ons gelukkig voelen verschilt nogal. Ben je op zoek naar producten die veilig en gezond zijn, het milieu zo min mogelijk belasten en maatschappelijk verantwoord op de markt zijn gebracht en waar je dus blij van wordt, kijk dan op www.goodguide.com. •Safe: een veilige toekomst. Producten moeten gezondheid en veiligheid bevorderen. Zo vervangt Nike alle min of meer giftige componenten uit zijn producten door natuurlijke, niet-giftige stoffen. Tot zover deze korte samenvatting van een twee uur durend betoog van Wayne Visser, waarin hij de contouren schetst van nieuwe ontwikkelingen in het denken over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een volgende vijf principes als de kern van MVO 2.0: Figuur 3: 5-S raamwerk ©Wayne Visser Figuur 4: C2C certificatiemerk nemingen vanuit quasi-filantropische motieven geld beschikbaar stellen voor goede doelen in de omgeving van de onderneming. In fase drie ligt de nadruk op Reclame: laten zien dat je verantwoord bezig bent. Daarna volgt de fase Strategisch, waarin het management serieus nadenkt over maatschappelijke consequenties van ondernemen. Fase vijf richt zich op Transformaties: men voelt zich echt verantwoordelijk voor de gevolgen van producten en diensten die in de markt worden gezet. Dit lijkt een mooi stappenplan waar veel ondernemingen nog wel een paar stappen te gaan hebben. Toch stelt Wayne Visser dat dit traject onvoldoende is en zelfs in een aantal sectoren gedoemd is te mislukken. MVO 1.0 gaat teveel uit van bestaande structuren en staat onvoldoende open voor geheel nieuwe benaderingen, voor onconventionele ideeën. Verder valt op dat enkele sectoren – denk aan tabaksindustrie en wapenhandel – prima financiële resultaten boeken en tegelijkertijd vanuit het perspectief van MVO gezien worden als leveranciers van dubieuze producten. •Creativiteit: de maatschappelijke verantwoord werkende onderneming biedt producten en diensten aan die waarde toevoegen voor mens en planeet; •Schaalbaarheid: zowel grote als kleine ondernemingen bieden verantwoorde producten aan; •Ontvankelijkheid: organisaties reageren op wensen van stakeholders; •Glocality: het bekende adagium: think global – act local; •Circularity: niet alleen cradle-to-cradle, maar stappen op weg naar een volledig circulaire economie (zie kaders). Er zijn allerlei nieuwe producten in ontwikkeling die passen binnen dit gedachtegoed. Vaak kunnen we dat overigens pas achteraf vaststellen. Denk aan bepaalde vormen van elektrisch aangedreven auto’s, 3D printing, medicijntoediening met nanotechnologie, dunnefilmzonnecellen. Circulaire economie Circulaire economie is een term die afkomstig is van Thomas Rau (®turntoo). De circulaire economie beschrijft een model waarin producten worden gemaakt en hergebruikt in een technische kringloop en worden toegepast in een gebruikskringloop. Kenmerkend is dat de gebruiker dus niet de eigenaar van een product wordt, maar alleen een product gebruikt op basis van de gewenste prestatie: maatschappelijk verantwoord consumeren. Er zijn al diverse voorbeelden. Zo kun je bij Philips energiezuinige verlichting leasen. Het jeanslabel MudJeans verhuurt spijkerbroeken die na een overeengekomen gebruiksperiode weer worden ingeleverd en hergebruikt. In Dordrecht staat de Duurzaamheidsfabriek waar kantoorvoorzieningen als verlichting, vloerbedekking, meubilair en bekabeling worden geleased op basis van de behoefte van de gebruiker. Het moet dus anders. Wayne Visser ziet de 9 W ET E N SC HA P Cradle to cradle De lineaire economie denkt in termen van cradle to grave. Producten worden gemaakt, gebruikt en afgevoerd. Daarmee verdwijnen waardevolle grondstoffen in afvalbergen of verbrandingsovens. Het was Michael Braungart die samen met William McDonough het concept van cradle to cradle (C2C) introduceerde. Een werkwijze die leidt tot duurzaam ontwerpen waarbij geen grondstoffen verloren gaan. Reststoffen worden hergebruikt, kringlopen worden gesloten. Er zijn drie principes die deze manier van werken ondersteunen: • afval is grondstof voor iets nieuws; • gebruik alleen energie uit hernieuwbare bronnen, zoals zonne-energie; • stimuleer diversiteit, zowel bio- als sociale en conceptuele diversiteit. Het is van belang dat bedrijven ook kunnen aantonen dat ze volgens de C2C-denkwijze handelen. Dat kan ook. Het Cradle to Cradle Products Innovation Institute is de beheerder van het C2C certificeringsprogramma en kent C2C productcertificaten toe aan producten die voldoen aan The Cradle to Cradle Certified Product Standard versie 3.0 die sinds 2010 geldt. Deze norm bevat vijf soorten criteria: materiaalgebruik, hergebruik van grondstoffen, gebruik van hernieuwbare energie, waterverbruik en maatschappelijke impact. De norm kent vijf niveaus: basis, brons, zilver, goed en platina, waarmee de norm stimuleert tot continue verbetering van producten. Er zijn inmiddels al zo’n 350 producten gecertificeerd, vooral in de bouwsector en interieurinrichting. In Nederland zijn Tebodin en Search door het instituut geaccrediteerd om certificatieonderzoeken uit te voeren. betoog waarin mij opvalt dat Visser diverse raamwerken en stappenplannen hanteert (en altijd weer in de vorm van lijstjes met vijf termen) die vooral gaan over hoe ondernemingen hun strategie moeten aanpassen (profit) en hun producten moeten herontwikkelen vanuit ecologisch perspectief (planet). Wat ik daarin toch wat onderbelicht vind, is de rol van de mens (people). Misschien te verklaren vanuit de overweging dat de Zuid-Afrikaanse cultuur wat dichter bij het Angelsaksische denken zit dan bij het Rijnlandse gedachtegoed. Een deel van dit artikel is eerder gepubliceerd op www.kwinta.be Literatuur: Braungart, M. en McDonough, W. (2002). Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things. New York: North Point Press. Herdt, J. de, en Moratis, L. (2014). Van MVO 1.0 naar MVO 2.0? In: Kwaliteit in Bedrijf, nr. 1, pag 6-8. Tilburg, R. van (2013). Duurzaam ondernemen waarmaken: naar een circulaire economie! In: Trends 2014, uitgave van Kwaliteit in Bedrijf, pag 9. Tilburg, R. van (2014). Duurzaam ondernemen waarmaken! In: Kwaliteit in Bedrijf, nr. 2, pag 16-17. Visser, W. (2011). The Age of Responsibility: CSR 2.0 and the New DNA of Business. We need to be fit for the future Wayne Visser 10 Londen: J. Wiley. http://www.c2ccertified.org/ Cradle to Cradle Products Innovation Institute. http://turntoo.com/ circulaire economie. SE C T I E S Zichtbare zorg door en voor oogheelkundige professionals door Carien Eijkman-Stuart hebben voor hun vak, een mening hebben over de kwaliteit van zorgverlening en het lef hebben deze mening vast te leggen en deze uit te dragen. Inleiding De zorg moet veilig, effectief en op tijd zijn. Dat is het uitgangspunt van de overheid. Voor het goed functioneren van ons zorgsysteem moet de kwaliteit van zorgaanbieders zichtbaar zijn. Pas dan kan iedereen de resultaten met elkaar vergelijken en een keuze maken uit het zorgaanbod. Zorgaanbieders zijn volgens de Kwaliteitswet Zorginstellingen uit 1996 verplicht zich te verantwoorden over de kwaliteit van de geleverde zorg. Binnen de oogheelkunde is in gezamenlijkheid met de oogartsen van Het Oogzorgnetwerk deze verantwoordelijkheid opgepakt om kwaliteit zichtbaar te maken. Carien Eijkman-Stuart De beroepsnormen en wettelijke eisen zijn de minimale standaard maar grotendeels worden strengere eisen gesteld aan de kwaliteit van zorgverlening. Het totale patiëntenproces binnen de keten is daarbij het uitgangspunt. De expertgroep komt uiteindelijk met elkaar tot consensus. Het Oogzorgnetwerk Het Oogzorgnetwerk is in 2001 tot stand gekomen op initiatief van Het Oogziekenhuis Rotterdam. Dit topinstituut voor oogheelkundige zorg, het enige zelfstandige oogziekenhuis in Nederland, hecht veel belang aan kwaliteit en innovatie. In de loop der jaren is voor de samenwerking in Het Oogzorgnetwerk een franchisemodel ontstaan, waarbij de franchisegever eisen stelt aan de kwaliteit en de efficiency van de bedrijfsvoering, maar waarbij het ziekenhuis en de maatschap oogheelkunde zelf de regie voeren. De kracht van Het Oogzorgnetwerk ligt in de combinatie van lokaal ondernemerschap en landelijke standaardisatie waarbij kennisuitwisseling en best practices worden toegepast. Inmiddels is het een landelijk netwerk van 14 oogheelkundige afdelingen (partnerziekenhuizen) met een centrale serviceorganisatie die deze partners ondersteunt. Doel is de Nederlandse oogheelkundige zorg binnen de keten continu te verbeteren en naar een hoger kwaliteitsniveau te brengen. Met elkaar zijn we trots dat er voor de zorglijnen cataract, macula degeneratie en glaucoom normenkaders zijn en dat voor de andere zorglijnen deze ontwikkeling wordt voortgezet. De normenkaders zijn onderscheiden omdat ze specifiek zijn voor één patiëntendoelgroep. Ze dragen uit waar we voor staan, dit is wat wij zelf als kwaliteit zien. Bij voorkeur formuleren we uitkomstmaten. Er is daarnaast bewust gekozen om een aantal procesnormen op te nemen indien dit bijdraagt aan een positieve ervaring van de patiënt. Immers de patiënt verdient een goed georganiseerde zorg waarbij kostenefficiëntie wordt bewerkstelligd. De normen zijn als vanzelfsprekend niet statisch vandaar dat de expertgroep minimaal jaarlijks bij elkaar komt om de normen bij te stellen waar nodig. Het Kwaliteitsmanagementsysteem Het Oogzorgnetwerk Partnerziekenhuizen van Het Oogzorgnetwerk en oogartsenmaatschappen hechten veel waarde aan de kwaliteit van de oogheelkundige zorgverlening en het inzichtelijk maken van resultaten. Dit zowel voor intern gebruik (het sturen op kwaliteit en efficiency) als externe verantwoording in de richting naar onder andere patiënten, verwijzers en zorgverzekeraars. Vanaf 2010 wordt jaarlijks bij de partners voortgang van verbeteringen gemeten aan de hand van de Quality list (Q–list), een evaluatiedocument dat onderdeel vormt van het intern kwaliteitsmanagementsysteem. In 2012 kwam de roep vanuit de partnerziekenhuizen om aanvullende normen te ontwikkelen voor de specifieke oogheelkundige zorgverlening. Samen met oogheelkundige professionals waaronder een grote groep oogartsen vanuit Het Oogzorgnetwerk is gehoor gegeven aan dit verzoek om dit onderdeel toe te voegen aan het kwaliteitsmanagementsysteem. Peer review Deze normenkaders worden in de praktijk gebruikt om de kwaliteit te verbeteren volgens de gestelde eisen. Indien het partnerziekenhuis voldoet aan de randvoorwaarden dan kan deze partner zich laten toetsen door opgeleide professionals zoals oogartsen, optometristen, leidinggevenden en adviseurs vanuit Het Oogzorgnetwerk: Dit wordt een peer review genoemd. Het is een intercollegiale toetsing waarbij beroepsgenoten beoordelen of de partner voldoet aan de eisen. Het doel van de audit is dat de partner positief wordt beloond indien men voldoet aan de normen. Men elkaar stimuleert en enthousiasmeert om verder te gaan met het verbeteren. Er is bewust gekozen voor een peer review omdat Het Oogzorgnetwerk veel belang hecht aan het onderling uitwisselen van kennis en kunde en best practices. Leren van elkaar en het uitwisselen van ervaringen door het aangaan van een dialoog komt mede tot uiting in de gekozen auditmethodiek. Het waarderend auditen stimuleert een dialoog tussen professionals, staat stil bij behaalde resultaten en zorgt dat men elkaar uitdaagt om mogelijkheden en kansen te zien om de kwaliteit te verbeteren. De positieve invalshoek is hierbij belangrijk. Een auditdag is immers een moment van inspiratie en geeft energie om op de goede weg verder te gaan. Van een goede audit leert een ieder, de auditor en de geauditeerde. Per subspecialisatie zijn oogartsen vanuit Het Oogzorgnetwerk en één vertegenwoordiger vanuit Het Oogziekenhuis Rotterdam bij elkaar gebracht als expertgroep. In samenwerking met elkaar, waarbij de serviceorganisatie een ondersteunende rol inneemt, zijn normen gedefinieerd. De hoofdrol is weggelegd voor de oogartsen die met elkaar in dialoog gaan. Ze discussiëren over best practice ervaringen vanuit Het Oogzorgnetwerk, wettelijke en beroepsnormen, wetenschappelijke onderbouwingen en patiëntervaringen. Het zijn professionals die stil staan bij het eigen handelen, passie 11 SE C T I E S ondersteunt de zorg: professionals die plezier in het werk hebben en trots zijn op tevreden patiënten. Het maakt resultaten zichtbaar. Jaarlijks wordt het kwaliteitsmanagementsysteem geëvalueerd zodat het blijft bijdragen aan de doelstelling: de ervaren kwaliteit van zorgverlening door de patiënt. Wie op basis van een audit aan de eisen blijkt te voldoen, ontvangt hiervoor een certificaat. Een mooie opsteker voor het gehele team. Het is een moment van waardering en het voelen van trots voor behaalde prestaties. Communicatie naar patiënten vindt plaats via lokale media. Behaalde resultaten worden in het netwerk gedeeld. Bronnen www.IGZ.nl www.nvz-ziekenhuizen.nl www.oogzorgnetwerk.nl www.oogziekenhuis.nl Conclusie Het kwaliteitsmanagementsysteem van Het Oogzorgnetwerk draagt bij aan het stimuleren en ondersteunen van het continu verbeteren van de oogheelkundige zorgverlening. Het is geïntegreerd als onderdeel van de bestaande beleidscyclus. Het maakt kwaliteit en resultaten van de zorgverlening per specifieke patiëntendoelgroep inzichtelijk. De gekozen auditmethodiek past binnen de Oogzorgnetwerkcultuur ten aanzien van het delen van kennis en ervaring en het stimuleren van elkaar om de zorg continu te verbeteren. Het systeem Carien Eijkman-Stuart is Senior adviseur Het Oogzorgnetwerk. 12 SE C T I E S NNK/EOQ Persoonscertificering van kwaliteits functionarissen door Cees Beek Het NNK wil als vakvereniging de vakbekwame kwaliteitsmanager1 gaan erkennen door middel van persoonscertificering en dit afstemmen op Europees niveau met de European Organisation of Quality (EOQ). Dit om het kaf van het koren te scheiden. Het aanbod van kwaliteitsmanagers via bureaus en als zelfstandig adviseur is relatief hoog. Een groot deel van deze functionarissen is ooit vanuit een aanverwant vakgebied in kwaliteitsmanagement gestroomd. Ook is er door de vele opleidingen en trainingen een kans dat kwaliteitsfunctionarissen onvoldoende of niet actueel geschoold zijn om hun taken naar behoren te kunnen uitvoeren. Het is dus voor werkgevers niet altijd duidelijk of zij een goede kwaliteitsfunctionaris/ adviseur voor zich hebben en welke kennis en vaardigheden deze bezit. Een zichzelf respecterende beroepsgroep zorgt dan ook voor herkenbaarheid naar de markt; herkenbaarheid van de kwaliteit van de beroepsuitoefenaar. Persoonscertificatie is daar een middel voor. Denk hierbij aan notarissen, vinologen, registeraccountants, mediators, etc. Allemaal vakmensen die erkenning daarvan geregeld hebben in een systeem en daarmee helder communiceren naar de markt. Door persooncertificatie toont de professional zijn verantwoordelijkheid. De markt kan er van uitgaan dat de drager van de erkenning daadwerkelijk de (gedrags) standaard van de beroepsgroep volgt en kennis en kunde actueel houdt. Om het certificaat te kunnen behouden zal de gecertificeerde gedurende de looptijd van het certificaat PE-punten (Persoonlijke Educatie) moeten verzamelen door deel te nemen aan cursussen, lezingen en bijeenkomsten. Ook zal hij zich aan een beroepscode moeten conformeren. Deze code geeft uitgangspunten voor professioneel en ethisch handelen tijdens de beroepsuitoefening. Een werkgever die een gecertificeerde kwaliteitsfunctionaris/adviseur inhuurt, is daarmee verzekerd van een competente professional met actuele kennis, kunde en vaardigheden en een ethische, integere beroepshouding. Daarmee kan een werkgever ook aan zijn klanten, leveranciers en autoriteiten tonen dat de medewerker over de vereiste competenties beschikt en deze actueel houdt. Zowel de professional als de markt hebben dus voordeel bij persoonscertificatie: • Aantoonbare vakbekwaamheid geeft zekerheid voor werkgevers en opdrachtgevers; • Commercieel aantrekkelijk voor advi seurs/auditoren; •Dwingt gecertificeerde tot het bijhouden van vakbekwaamheid; •Verhoogt marktwaarde kwaliteitsfunctionaris bij sollicitatie. Er wordt gestreefd om in het najaar van 2014 de eerste toetsing voor NNK/EOQ Quality Manager te laten plaatsvinden. Deze toetsing bestaat uit een schriftelijk en mondeling examen (case-uitwerking) waarbij getoetst wordt op kennis, kunde, vaardigheden, integere beroepshouding en leiderschapsgedrag. Naast Quality Manager zullen ook andere schema’s ingevoerd worden zoals NNK/ EOQ Quality Auditor en Risk Manager. Verder heeft het NNK de intentie om de certificaten aan te vullen met een sectorspecifieke aantekening. Te denken valt aan de industrietakken chemie, food, farma, zorg en onderwijs. Hiermee wordt ook de KAM of QSHE manager bedoeld. 1. 13 Cees Beek SE C T I E S NNK Food Commissie en Sectie door Cees Beek heersing en -borging ook een bijdrage leveren aan kwaliteits-verbetering en/of -verandering van de eigen organisatie (strategie, beleid, processen, maatschappelijke verantwoording) en mogelijk ook van de keten waarvan de organisatie deel uitmaakt. De Food Commissie is een intervisie- en werkgroep van een beperkt aantal kwaliteitsmanagers werkzaam in de voedingsmiddelenproductieketen die op een interactieve manier praktische kennis over kwaliteitsmanagement willen delen. Momenteel zijn de volgende bedrijven vertegenwoordigd: Vezet, FrieslandCampina, Cargill, Bolletje, Intertaste, Heinz, Heineken, Cees Beek Inproba, Wild Juices, Bakkersland, Fruit Masters, McCain, Suiker Unie, Vion en D.E Master Blenders. Mogelijk sluit zich nog een bedrijf aan uit de vissector. De dag zal worden afgesloten door een ludieke spreker die de zaal aan het denken zal zetten. Vorig jaar was dat Daan Quakernaat die met zijn metafoor over het bouwen van Kathedralen de aanwezigen bewust maakte van twee ‘werelddelen’: Zwart en Wit. De zwarte helft staat voor techniek en afrekenen (structuur en regels), de witte helft voor passie en dromen (visie, intuïtie, betrokkenheid). De valkuil van het zwarte deel is het doorslaan in regels. Quakernaat illustreerde dit met een wirwar van fietswaarschuwingsbordjes uit de Utrechtse binnenstad. Hij pleit voor het zoeken naar een balans tussen zwart en wit. In dit verhaal zijn ook de gedachten van Wouter Hart herkenbaar over systeemwereld versus de bedoeling. Kwaliteitsmanagers die vinden dat zij invullingen geven aan de criteria (zie kader) kunnen zich via de website van VMT aanmelden. Ook men door anderen voorgedragen worden. De jury, bestaande uit acht NNK-leden (vier Food en vier non-Food) selecteert uit de aanmeldingen maximaal vijf kandidaten die bezocht worden door een team van één Food en één non-Food kwaliteitskundige. Het team interviewt naast de kandidaat ook de direct leidinggevende of een collega. Op basis van de bezoekrapporten benoemt de jury maximaal drie genomineerden voor de titel Kwaliteitsmanager 2014. De winnaar wordt op de VMT-NNK-dag gekozen door jury en publiek (voor 25%) naar aanleiding van de presentaties. De voorzitter van de jury (Kees Ahaus) maakt de winnaar bekend en overhandigt hem of haar onderstaand beeldje en oorkonde. De Commissie komt twee- à driemaal per jaar bijeen en organiseert eenmaal per jaar een themamiddag die toegankelijk is voor alle NNK-leden. Dit jaar zal dit in november zijn bij Vion. Thema is Integriteit. Datum en locatie volgen via de website. Daarnaast nemen enkele leden van de Food Commissie deel aan de organisatie van de jaarlijkse VMT-NNK dag en (met andere NNK-leden) aan de jury voor de verkiezing van de Kwaliteitsmanager Food van het jaar. Met deze dag en verkiezing willen VMT en NNK Food aandacht vragen voor het vak kwaliteitsmanagement en de positie en rol die kwaliteitsmanagers in de food sector kunnen vervullen. Beide partijen willen een ontmoetingspunt creëren waar kennisoverdracht centraal staat. Kennis over het vak zelf, maar zeker ook over de persoonlijke vaardigheden waarover een kwaliteitsmanager meer en meer zal moeten beschikken. In de levensmiddelenindustrie lijken kwaliteitsmanagers zich onvoldoende bewust van de brede scope van hun vakgebied en de bijdrage die kwaliteitsmanagement kan leveren aan de organisatie als totaal. Kwaliteitsmanager van het Jaar Vorig jaar werden (bij uitzondering) maar liefst vier vrouwelijke kwaliteitsmanagers genomineerd. Geke Naaktgeboren-Stoffels van FrieslandCampina won als allereerste deze VMT-prijs. Dit jaar wordt de VMT-NNK dag voor de derde keer gehouden (30 oktober) en de verkiezing van de Kwaliteitsmanager Food voor de tweede maal. De dag krijgt het karakter van een praktijkdag. In de ochtend zijn er workshops met daarin aandacht voor de ‘soft skills’ nodig bij de implementatie van kwaliteitsbeheersing op de werkvloer, -borging (denk hierbij ook aan risico- en ketenmanagement) en -verbetering. Kwaliteitsmanager van het Jaar De kandidaten worden op de volgende criteria beoordeeld: 1. De kwaliteitsmanager heeft zichtbaar invloed op het verbeteren van het kwaliteitsniveau van de organisatie (kwaliteitsniveau is gerelateerd aan de verwachtingen en wensen van de stakeholders) 2. De kwaliteitsmanager heeft een verschuiving bewerkstelligd van QA (systeemniveau) naar QM (organisatieniveau).De kwaliteitsmanager zoekt op eigen initiatief grenzen op. 3.De kwaliteitsmanager is grensverleggend bezig binnen ’Food Quality’ (op gebied van technologie, voedselveiligheid, inspectiemethoden, auditsystemen, QM, scope QA, positie QA medewerkers, etc.) 4. De kwaliteitsmanager stimuleert en initieert kwaliteit in de organisatie. Kwaliteit leeft bij de medewerkers.De kwaliteitsmanager bevordert kwaliteitsbewustzijn, QC op de werkvloer. Lijnmanagement en staf zijn betrokken bij QA. 5. De kwaliteitsmanager zet zich in voor het vakgebied. Na de lunch vertelt een kwaliteitsmanager uit een andere branche (Marco Bijl van Dorel) hoe kwaliteitsmanagement in zijn bedrijf georganiseerd is en wat zijn rol daarbij is. Daarna zullen drie voor de titel Kwaliteitsmanager Food 2014 genomineerde kwaliteitsmanagers vertellen hoe zij naast hun bijdrage aan kwaliteitsbe- 14 SE C T I E S Hersteltrajecten in het nieuwe accreditatiestelsel: ervaringen en eerste conclusies door Wiep Koehoorn Verslag van de bijeenkomst NNK Platform HBO, gehouden op donderdag 13 februari 2014. Herstel na onvoldoende opleidingsbeoordeling Het nieuwe accreditatiestelsel dat sinds 1 januari 2011 van kracht is, biedt de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) de mogelijkheid de bestaande accreditatie te verlengen en een zogenoemde ‘Herstelperiode’ van bruto ten hoogste twee jaar toe te kennen. Dit is het scenario indien tijdens een opleidingsvisitatie blijkt dat de opleiding niet voldoet aan de wettelijk vereiste kwaliteitsstandaarden die gelden voor een opleiding in het Hoger Onderwijs, aan hogescholen en universiteiten. De NVAO kan bij het verlenen van zo’n herstelperiode de nodige voorwaarden stellen, waaraan bij een herbeoordeling voldaan moet zijn om daarna wel voor accreditatie in aanmerking te komen. In de jaren 2011 tot en met 2013 werden door de NVAO al 58 herstelperiodes toegekend. Vanmiddag komen we als vertegenwoordigers van Nederlandse hogescholen bijeen in Utrecht, om in het Platform HBO van het Nederlands Netwerk voor Kwaliteitsmanagement (NNK) de ervaringen met de eerste Nederlandse hersteltrajecten - en ook de eerste conclusies over het effect van deze trajecten - met elkaar te delen. Grote opkomst voor een spannend traject Zo’n veertig deelnemers hebben zich voor deze netwerkbijeenkomst opgegeven, hetgeen veel meer is dan te doen gebruikelijk. Dit deelnemersaantal maakt wel duidelijk dat het spannende onderwerp van hersteltrajecten in het Hoger Beroepsonderwijs (HBO) aanspreekt, en er alle aanleiding is om vandaag vanuit het hele land naar Utrecht te komen. Netwerkvoorzitter Paul Nieuwenhuis opent deze middagbijeenkomst in het Utrechtse Cursus- en Vergadercentrum Domstad. De medeorganisator Paul van Deursen introduceert het thema, de perspectieven en de sprekers van vanmiddag. Van Deursen constateert dat de grootste geheimzinnigheid er zo langzamerhand wel af is. Hogescholen en opleidingen zijn - na hun aanvankelijke aarzeling - inmiddels wel bereid om openlijk te spreken over hun hersteloperaties, zo blijkt ook vandaag. Vanmiddag zullen veel aspecten van hersteloperaties aan de orde komen. Het is de bedoeling dat dit onderwerp vandaag zal worden besproken vanuit drie verschillende perspectieven, zijnde: vanuit het perspectief van de NVAO (Accreditatieorganisatie), van het Evaluatiebureau (Visiterende en Beoordelende Instantie) en van de Opleiding (die herstelt en her accreditatie aanvraagt). Tim Lamers over het perspectief van de NVAO De eerste spreker is Tim Lamers, beleidsmedewerker van de NVAO. Hij belicht de Hersteltrajecten, gezien vanuit het perspectief van de NVAO, de organisatie die voor de Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijsmarkt besluit op alle accreditatieaanvragen. Lamers is al veel betrokken geweest bij herstelperiodes, o.a. bij Journalistiek van Windesheim, een van de eerste hersteltrajecten in Nederland. •Eerst worden aanleiding, doel en proce dure van een herstelperiode genoemd, zulks conform de WHW. •In een Herstelplan volstaat het niet om alleen acties op lange termijn te noemen; ook de acties voor de kortere termijn dienen daar in te staan, want de resultaten daarvan kunnen dan binnen de duur van de herstelperiode bij hervisitatie worden beoordeeld. Na de hersteloperatie moet de opleiding voldoen aan alle accreditatiestandaarden. Beoogde resultaten moeten bij de herstelvisitatie zichtbaar zijn, en als dat dan onverhoopt deels nog niet mogelijk is, moeten de waarborgen voor dat beoogd voldoende resultaat wel aantoonbaar zijn. •Herstel op herstel is niet mogelijk. •De hersteltermijn van ten hoogste 2 jaar gaat in op de datum van het betreffende NVAO-besluit. Uiterlijk een half jaar voordat de hersteltermijn afloopt, moet de opleiding het herstelvisitatierapport met de nieuwe heraccreditatieaanvraag 15 Wiep Koehoorn indienen bij de NVAO. De heraccreditatietermijn van 6 jaar gaat in op de datum van het NVAO-heraccreditatiebesluit. •De aanleiding van hersteltrajecten is meestal gelegen in een te laag gerealiseerd eindniveau, en bij het HBO heeft dat veelal te maken met de onderzoekscomponent richting afstuderen. Bij de helft van de hersteloperaties behoeft het niveau van de eindwerken verbetering; bij de andere helft is verbetering van het programma nodig. •De aanvankelijke hersteltermijn van één jaar bleek vaak te krap. •Het HBO heeft kwalitatief inmiddels een inhaalslag gemaakt. •De rol van Examencommissies was vaak een pijnpunt. •Instellingen gaan heel verschillend om met hun mediabenadering, als ze in een herstelperiode geraken. •Volgens Lamers is het nu nog te vroeg voor het verbinden van conclusies aan de opbrengsten. Wel meent hij dat het huidige herstelarrangement ‘een laagdrempelige en transparante methode’ is voor het borgen van onderwijsverbeteringen. •Een herstelplan moet vooral onderdeel uitmaken van het kwaliteitszorgsysteem van de betreffende opleiding/instelling. SE C T I E S Mirjam Koster, Tim Lamers, Paul Thijssen, Paul van Deursen Paul Thijssen over het perspectief van het Evaluatiebureau De tweede spreker is Paul Thijssen, directeur van de Netherlands Quality Agency (NQA), het Evaluatiebureau met het grootste marktaandeel in de Nederlandse onderwijsmarkt van visiterende en beoordelende instanties. Hij belicht de Hersteltrajecten, gezien vanuit het perspectief van het Evaluatiebureau dat de opleidingsvisitatie faciliteert. •Thijssen benoemt de rol van het herstelplan. Het huidige accreditatiestelsel biedt ruimte voor de verbeterfunctie, en visitatiepanels kunnen - gemakkelijker dan in het oude stelsel - discrimineren op een Onvoldoende of een Voldoende. •Thijssen constateert dat het herstelproces nu nog niet gestandaardiseerd is, en dat het nog een relatief intensief proces is. Er is momenteel nog veel afstemming nodig tussen NVAO, Evaluatiebureau, Visitatiepanel en Opleiding. Zo’n traject is in alle opzichten momenteel dan ook maatwerk. De NVAO is nog onduidelijk over welk panel het herstel zal gaan beoordelen. Het is nog maar de vraag of het verstandig is dat er een nieuw panellid wordt toegevoegd aan het voorgaande visitatiepanel. Paul Thijssen vraag aan de NVAO om hierover vooral duide- lijkheid te scheppen in het aanstaande, nieuwe accreditatiekader. •De oorzaak van een herstelplan is veelal gelegen in een gegeven onvoldoende op het behalen van eindkwalificaties. Er wordt geen onvoldoende gegeven als bij de student alleen een onderzoekende houding ontbreekt. Vaak gaan de geconstateerde problemen gepaard met tekortkomingen in de uitvoering van de beoordelingssystematiek. Meestal is het zo dat een onvoldoende op Standaard 3 gelegen is in een probleem bij Standaard 2. •Volgens Paul Thijssen komt een herstelplan nooit als een verrassing. •De NVAO is nog niet afgeweken van de beoordelingen in de visitatierapportages van de NQA. •Herstelbeoordelingen zijn qua systematiek identiek aan de initiële beoordeling. De NVAO stelt doorgaans aanvullend nog wel een aantal voorwaarden. Bij de herbeoordeling worden de eindwerken beoordeeld waarvan de opleiding aangeeft dat het herstel daarin redelijkerwijs zichtbaar is. Als een onvoldoende op de combinatie van NVAO-Standaard 2 en 3 wordt gegeven, is een herstelperiode van zelfs twee jaar in de praktijk waarschijnlijk te kort om tot voldoende succes te leiden. •Hoe voorkom je een herstelplan? Oplei- 16 dingen beloven vaak teveel. Zorg er als opleiding in elk geval voor dat de eindkwalificaties worden gerealiseerd, dat ze ook realiseerbaar zijn. De opleiding moet een duidelijk beeld hebben van het niveau van de opleiding, en doet er verstandig aan dat niveau tussentijds ook kritisch extern te laten toetsen. • Vervolgens gaat Paul Thijssen in op de verantwoordelijkheden van NVAO, opleiding en Evaluatiebureau. Hij pleit ervoor dat het Evaluatiebureau wordt betrokken in alle communicatie tussen NVAO en opleiding/instelling. •Een herstelplan moet ‘SMART’ worden geformuleerd. ”Less is more”: minder proces, maar meer professionals erbij betrekken, want die docenten moeten het uiteindelijk waarmaken. Zorg ervoor dat je (her)visitatiepanel optimistisch is over de aanpak van je herstelplan. •Schrijf een herstelplan vooral voor jezelf. Notuleer alle verbeteracties. Houd alle verbeteringen bij, registreer ze tijdens de herstelperiode. Stel vast wat klaar is, en wat nog niet. De essentie moet aan het eind van de periode klaar zijn,; enkele losse snippers en open eindjes mogen er echt nog wel zijn. • Het hoger onderwijs zou zelfkritisch moeten zijn. Is de sector momenteel wel weerbaar in de acceptatie dat sommige opleidingen onvoldoende zijn? •Evaluatiebureaus zijn naar hun visitatiepanels niet dicterend in oordeelsvorming. Het zijn vooral de ‘peers’ van de visitatiepanels, die je als opleiding de spiegel voorhouden. Het is een zegen dat we in het hoger onderwijs tegenwoordig de gelegenheid krijgen om tekortkomingen op een bedrijfsmatige wijze weg te werken. •Paul Thijssen constateert tenslotte dat de bureaucratische last in zijn geheel wel is toegenomen. Mirjam Koster over het perspectief van de HBO-opleiding Derde spreekster is Mirjam Koster, directeur van de Hospitality Business School, tevens voorzitter van de Stuurgroep Kenniscentrum Hospitality, van Saxion Hogescholen. Zij belicht de Hersteltrajecten, gezien vanuit het perspectief van de inmiddels herstelde opleiding die accreditatie aanvraagt voor de komende jaren. •Mirjam Koster geeft aan dat haar opleiding na de eerste schrik, boosheid en verdriet direct aan de verbeterslag is gegaan. Ze wisten immers wel wat er verbeterd SE C T I E S moest worden. Direct werd begonnen met de gewenste verbeteringen, dus toen de uitslag van de NVAO op de toekenning van het herstelplan binnen kwam, was de opleiding al nagenoeg zover dat de resultaten van het herstel beoordeeld zouden kunnen worden. Haar advies: begin direct met verbeteringen, zodra je weet dat je een onvoldoende krijgt/hebt gekregen bij visitatie. •Houd als management zelf het stuur in handen. Houd de voorzitter van de Examencommissie heel dicht bij je. Denk goed na over wie je in het herstelvisitatiepanel wilt hebben. Een wisseling in het oude panel kan heel goed werken. Laat vooral de opleidingsdocenten de stukken schrijven, ook het herstelplan, want zij zullen het ook moeten waarmaken. Houd er rekening mee dat het herstelplan ook op de website van de NVAO wordt gepubliceerd. •Praat er met elkaar over wat beter moet, en ga het dan ook doen. Zorg voor checks & double checks; laat werkveld en examencommissies steekproeven houden; en zorg voor een klachtencommissie, waarbij in elk geval ook de opleidingsdirecteur betrokken is. Zorg ervoor dat er geen onrust ontstaat. Breng studenten op de hoogte van de status waarin je je als opleiding op dat moment bevindt. •Ga af en toe ook eens buurten bij interne en externe collega-opleidingen, die ook in een herstelperiode zitten. •Zorg voor rolvastheid van met name docenten, examencommissie en management. Examencommissies moeten vooral hun wettelijke rol pakken en dicht op de docenten gaan zitten, als waren ze de scheids- en grensrechter. Houd ook oog voor docenten die ergens nog kritische vragen stellen; kennelijk zit er dan ergens toch nog iets niet goed. •Als er iets aan de hand is met de kwaliteit van je opleiding, grijp dan je kans: verbeter je opleiding en wees trots op de resultaten. visitatiepanel - alvast naar de NVAO mee te zenden met het Visitatierapport bij je her accreditatieaanvraag. Tim Lamers reageert daarop: het risico is dan wel dat het herstelplan nog geen rekening heeft gehouden met de aanvullende voorwaarden die de NVAO stelt. Daarnaast kun je in die versie van het herstelplan ook nog geen rekening houden met de hersteltermijn, die pas later door de NVAO wordt toegekend. Hobéon: wij zien geen winst in het eerder aanbieden van het herstelplan; maar natuurlijk kun je wel alvast met je plan en de uitvoering ervan beginnen. Hogeschool Rotterdam geeft aan dat men er wel veel waarde aan hecht om je Herstelplan al zo snel mogelijk bij de NVAO te deponeren. Tim Lamers: je kunt beide scenario’s wel hanteren, maar we moeten dan wel de consequenties van beide scenario’s onder ogen zien als je kiest voor het al dan niet tegelijk inzenden van het herstelplan. Omdat deze procedure in het accreditatiekader nog niet is geprotocolleerd, verzoek ik Tim Lamers om bij de NVAO beide scenario’s eens nader uit te werken, en erin te voorzien dat hogescholen – de scenario’s en hun consequenties overziend – gegeven hun eigen situatie zelf kunnen kiezen om al heel vroeg (bij de eerste heraccreditatieaanvraag) of (en) pas veel later (na toekenning van een herstelperiode met voorwaarden) een Herstelplan aan de NVAO aan te bieden. En dan is het aan het eind van de middag al weer de hoogste tijd om het plenaire programma van deze netwerkbijeenkomst af te sluiten. Netwerkvoorzitter Paul Nieuwenhuis bedankt de sprekers en rondt deze bijeenkomst af. Wiep Koehoorn is Senior Beleidsmedewerker Externe Kwaliteitszorg Stenden Hogeschool Leeuwarden. Vragenronde en Discussie Diverse vragen worden gesteld aan het panel van de drie sprekers van vanmiddag. Een kleine greep daaruit: •Tip van NQA: laat je concept-herstelplan eerst even checken door het Evaluatiebureau, alvorens het ter beoordeling naar het herstelpanel gaat. •Paul Thijssen adviseert ook je Herstelplan - met een positief advies van het 17 B OE KE N Sturen met je pinken Met minder inspanning meer resultaat door Kees de Vaal In 2005 verscheen het boek Land in Zicht van Nico Helder, Tim de Witte en Sjon Stellinga. Een boek waarin het pragmatisch toepassen van het INKmanagementmodel centraal staat. Om het thema wat te verlevendigen lopen er naast een degelijke uitleg van het model nog twee anekdotische verhaallijnen door het boek heen. Recent is van Nico Helder en Tim de Witte het boek Sturen met je pinken verschenen. Dit boek is grotendeels identiek aan hun eerste boek. Het belangrijkste verschil zit in de bijlagen waar een aantal door hen ontwikkelde modellen zijn toegelicht. Wat het boek bijzonder maakt, is dat het is geschreven door twee adviseurs die al jarenlang met het INK-managementmodel hebben gewerkt en op zeer praktische De Wet van Snuf Wat je geeft, krijg je terug door Kees de Vaal Jos Burgers is een bekende auteur van boeken als Geef nooit korting!, Klanten zijn eigenlijk nét mensen en Hondenbrokken. Zijn nieuwste boek heet De Wet van Snuf. wijze met eenvoudige modellen en stappenplannen en korte quotes uit de praktijk elk hoofdstuk van het model toelichten. Wat verder opvalt, is dat het boek geen enkele literatuurverwijzing bevat, zelfs niet naar hun eerste boek. De lezer moet geen doorwrocht wetenschappelijk boek verwachten, maar krijgt een goed leesbare uitleg van het INK-managementmodel met handige tips. “De manier waarop in dit boek het werken met het INK-managementmodel wordt beschreven, ademt praktijkervaring. De weerbarstigheid van de praktijk wordt niet genegeerd en tal van situaties, die vast ook in uw bedrijf voorkomen, worden met een kwinkslag neergezet. Dit en de real life story van de manager op drift maken dit boek zeer lezenswaard.” Aldus Ruud Stassen, directeur INK. Iedereen weet hoe het principe van wederkerigheid werkt: wat je geeft, krijg je terug. Zo gaat het ook met de hond van Jos: hoe meer ze kwispelt, hoe meer ze geknuffeld wordt. Een krachtig principe, dat vrijwel altijd en overal opgaat. Het helpt ons om onze omgeving op een positieve manier te beïnvloeden. Zodat we succesvoller zijn, thuis en op het werk. Toch zijn er maar weinig mensen die de kunst van het geven echt beheersen. Dit boek brengt daar verandering in. In De Wet van Snuf beschrijft Jos Burgers op een prikkelende manier waarom goede relaties beginnen met geven. Aan de hand van herkenbare praktijkvoorbeelden belicht hij de 26 belangrijkste manieren van geven. Hij laat bovendien zien welke voorwaarden en risico’s eraan zijn verbonden, en wat het uiteindelijk oplevert. Wie snel meer succes wil boeken, privé of zakelijk, begint dus met De Wet van Snuf. In Managementboek.nl Magazine schrijft Jos Burgers: “Het is de angst die ons tegenhoudt te geven. Mensen willen geen sukkels zijn. Als ik begrip toon voor de ander, gaan ze nog een keer misbruik van mij maken, denken ze. Maar die angst is onterecht. Waarom geven bazen niet wat vaker complimenten? Als ik dat doe, zeggen 18 die bazen tegen mij: “Dan vragen mijn werknemers meteen om loonsverhoging.” Dat vind ik een boeiend antwoord. Geven de bazen uit angst geen waardering? Maar van waardering gaan mensen toch beter functioneren? Sterker nog: ik denk dat ze eerder om loonsverhoging komen als ze geen complimenten krijgen. Dan heb ik ieder geval iets, denken ze in dat geval.” “Het zou al een goed begin zijn als mensen wat minder gaan nemen. Als je niets geeft terwijl je de kans wel had, dan neem je. Als iemand waardering verwacht en dat geef je niet, dan is die ander toch lichtelijk teleurgesteld. Dan heeft het eigenlijk geen zin meer om nog te geven, want dan sta je al op achterstand. Zelfs als je oprecht bent, zul je in dat geval nog wantrouwend worden bekeken.” Tot slot: de royalty’s van dit boek gaan naar de stichting Hulphond Nederland. N N K ZIJN WE AL ECHT KLANTGERICHT? Kees de Vaal interviewt Kees Ahaus (voorzitter NNK, hoogleraar healthcare management en kwaliteit RUG en directeur CBO (a TNO company)) De belangrijkste trends zijn volgens Kees Ahaus een verschuiving van de systeemwereld naar de leefwereld met meer focus op de klant, het streven om complexiteit te reduceren met meer focus op eenvoud en het genuanceerd benaderen van risico’s met meer aandacht voor de potentiële gevolgen van risico’s. Wat zie je als belangrijkste trend van dit moment? We hebben de afgelopen decennia te veel en te lang in de systeemwereld doorgebracht, terwijl de echte kwaliteit ontstaat in de leefwereld van de klant. Wouter Hart en Marius Buiting hebben dat in het boek Verdraaide organisaties – terug naar de bedoeling goed beschreven. We kunnen niet zonder die systeemwereld die de organisatorische randvoorwaarden voor ons werk biedt en door gecertificeerde managementsystemen zorgt voor gerechtvaardigd vertrouwen van de klant in de organisatie van kwaliteit en veiligheid, maar we zijn er wel vaak in doorgeschoten. In de leefwereld gaat het om de relatie tussen mensen, om betrokkenheid, om interesse, om dicht op het primaire proces te zitten. In de systeemwereld zien we veel top-down aanpakken, terwijl de leefwereld vraagt om bottom-up benaderingen. Hier spelen toegevoegde waarde voor de klant, customer delight en de extra mile een doorslaggevende rol: focus op wat goed is voor de klant. Ik noem als voorbeeld Vanboeijen, waarvan bestuurder Pieter de Kroon NNK Business Improvement Manager 2013 is geworden. Deze zorginstelling heeft nadrukkelijk gekozen voor een bottom-up lean aanpak. Regie op Locatie heet dat. De mensen op de werkvloer, de cliënten en hun familie zoeken steeds naar mogelijkheden om de taken vanuit cliënt- en medewerker perspectief zo optimaal mogelijk uit te voeren. Kees de Vaal Kees Ahaus Welke andere ontwikkelingen zie je? We hebben erg complexe organisaties gebouwd die moeilijk zijn te besturen. We moeten die complexiteit reduceren. In de jaren 80 stuurden we met omvangrijke jaarplannen en toen kwam Management by Objectives. In de jaren 90 kwam de Balanced Scorecard die strategie verbond met resultaatmetingen. Nu zien we de A3-methodiek in opkomst: op één A3 inzicht in strategie, doelen en gewenste acties om die doelen te realiseren. Het mooie daarbij is dat via de A3-gesprekken medewerkers betrokken worden bij het vaststellen van doelen en acties, dus ook weer bottom-up inbreng en focus op eenvoud. In de industrie en de zakelijke dienstverlening zie je vaak beperkte aantallen (10-20) prestatieindicatoren waarop gestuurd wordt. Mijn focus ligt op de gezondheidszorg. In een ziekenhuis is de externe verantwoordingsdruk (vanuit de Inspectie voor de Gezondheidszorg en zorgverzekeraars) heel veel groter, inmiddels worden meer dan 1000 indicatoren geregistreerd en je kunt je afvragen of we nu echt een compleet beeld kunnen geven waar de kwaliteit beter is. Mijn advies is: maak dit weer klein. Dat brengt mij op de vraag hoe we met risico’s moeten omgaan? Daarbij moeten we vooral letten op de gevolgen. Met veiligheidsrisico’s – denk aan luchtvaart, petrochemische industrie, kernenergie - moeten we zorgvuldig omgaan, daar helpt de systeemwereld bij. Maar het is ook een kwestie van goede en zorgvuldige bedrijfsvoering. Met een prospectieve risico-inventarisatie kun je veel risico’s tijdig elimineren of de effecten ervan reduceren. Maar we schieten vaak door in een soort standaardreflex: er is een incident, dus leggen we alles stil en gaan over tot extra controles en regelgeving. Ik zoek liever de nuance. Dus goed uitzoeken wat we van het incident kunnen leren én maat houden met regelgeving voor zaken die echt heel zelden voor kunnen komen. “We moeten samen het gesprek aangaan en zoeken naar oplossingen!” 19 Bron: Trends 2014 van KiB BU SI NE SS IM PR OVE M E N T E VE N T GENOMINEERDEN BUSINESS IMPROVEM MARCO BIJL RENZE VAN HOUTEN ‘Het gezamenlijke geloof is de basis’ ‘Je moet meedogenloos eerlijk zijn om vertrouwen te winnen’ Marco Bijl is Business Quality Assurance Manager, verantwoordelijk voor de organisatorische kwaliteit binnen Dorel Juvenile Europe. Samen met het Europese Management Team heeft hij de veranderingen binnen de organisatie gerealiseerd. Daarom is niet alleen Marco, maar het hele team genomineerd voor deze award. Waterschappers zijn zeer bevlogen medewerkers met een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Zonder dat kunnen we ook niet, want we zijn een organisatie die 24-uur per dag, 7-dagen per week in touw is of op z’n minst stand-by staat om te zorgen voor schoon, veilig en voldoende water zodat Nederland bewoonbaar blijft. Dorel Juvenile Europe is onderdeel van Dorel Industries Inc, een beursgenoteerd Canadees bedrijf. Wereldwijd bekende merken zoals Maxi-Cosi, Bébé Confort, Quinny en Safety 1st zijn onderdeel van deze organisatie. Na twee belangrijke acquisities in Europa, was het van belang om één integrale structuur te creëren: Dorel Juvenile Europe. Er is uitgebreid gekeken naar de kwaliteit van de organisatie zelf; het was erg belangrijk voor het Management Team om deze niet uit het oog te verliezen. Toch ging bij waterschap Aa en Maas iets niet goed. In 2006 was het vertrouwen tussen bestuur en organisatie dusdanig ‘verwaterd’ dat moest worden ingegrepen. Met een nieuw directieteam werd een frisse start gemaakt, met als eerste doel: het vertrouwen van het bestuur terugwinnen. En ik weet inmiddels dat dat alleen kan door meedogenloos eerlijk te zijn. Ook over dingen die niet goed gaan. Ik geloof dat de directie van een organisatie zich hoort te concentreren op: richting geven, de buitenwereld binnenhalen en medewerkers ruimte geven werkprocessen zelf te organiseren. Dit resulteerde in één jaar tijd in de certificering van het zuiveringsbeheer van de organisatie voor voor ISO 9001, ISO 14001 en OHSAS 18001. En afgelopen jaren zijn alle werkprocessen in kaart gebracht en gestroomlijnd. Dorel is als eerste terug gegaan naar de basis. Wat is het verdienmodel van de organisatie? De organisatie was primair gericht op business-to-business. Na een grondige analyse van de markt is besloten om de koers te wijzigen. Het nieuwe business model richt zich nu meer op business-to-consumer en het leveren van services. Als ik mijn rol in de cultuur van organisatie niet goed vervul, dus als ik onze kernwaarden verbinden, vertrouwen, vernieuwen en realiseren niet uitdraag, dan wordt het niks. Walk the talk, zeg ik altijd. Afgelopen jaren is passie, trots en eigenaarschap dan ook enorm toegenomen. Onze medewerkers zijn erg te spreken over hun baan, de organisatie en ze melden zich nauwelijks ziek. Alleen op die manier kunnen we 24/7 leveren waar de maatschappij om vraagt. Dit is de basis geweest voor de architectuur van de tactische processen. Welke activiteiten moeten excelleren om het nieuwe business model te laten slagen? De nieuwe aanpak is gebaseerd op ‘horizontaal organiseren’. De primaire vraag ‘welke informatie is er nodig zodat de professional goed kan functioneren?’ was daarin leidend. Hierdoor konden we het ‘hoe’, de beschrijvende procedures loslaten. Het vertrouwen ligt terug bij de professional, inclusief het denken en samenwerken over afdelingen, product development locaties en verkooplanden heen. De processen zijn nu op een eenduidige manier ingericht, wat de basis heeft gelegd voor het nieuwe managementsysteem. Daarnaast heeft Dorel een succesvolle methode ingevoerd om alle strategische plannen tot op individueel niveau te verbinden. Hierdoor is ieders bijdrage tot het grotere geheel glashelder geworden. Het gehele systeem is eind 2012 in 12 Europese landen ISO 9001 gecertificeerd. Maar dit alles gaat niet vanzelf. Ook ik heb fouten gemaakt, wakker gelegen van beslissingen en me af en toe erg ongemakkelijk gevoeld. Maar ja, de magie van het leven bevindt zich nu eenmaal buiten je comfortzone …. De basis voor het succes is binnen het team gelegd: het gezamenlijke geloof. Het was nodig om een verbeterslag te maken in de samenwerking tussen de diverse disciplines. Dit wordt gewaardeerd door de medewerkers; er is nu meer duidelijkheid en flow binnen de organisatie. 20 BU SINE SS I M PR OVE M E N T E VE N T MENT MANAGER 2014 JOYCE OSTENDORF ONDERZOEKSPRIJS KWALITEITSMANAGEMENT 2014 ‘Het gezamenlijke geloof is de basis’ ‘Iedereen wil veranderen, niemand wil veranderd worden.’ De jury is er weer in geslaagd in de 11de editie van de competitie Onderzoeksprijs Kwaliteitsmanagement twee winnaars aan te wijzen. De Kern is de naam die we binnen Careyn hebben gegeven aan het ‘lean’ programma Productive Care. Het gaat hierbij om de essentie van de zorg. Kwaliteit van zorg, waarbij de cliënt en zijn/haar leven centraal staat. Wij zijn, als zorgverlener, te gast in het leven van die cliënt. Dat is De Kern van ons werk. En bij Productive Care doe je alles vanuit de cliënt. Productive Care helpt om de kwaliteit van zorg te verbeteren, cliënttevredenheid te laten groeien en medewerkers prettiger en doelmatiger te laten werken. In de categorie Scripties is de winnaar Erik van den Crommenacker met zijn scriptie Business Continuity Management (BCM) conform ISO 22301 – Effecten op prestaties van ondernemingen. De toegevoegde waarde van het toepassen van deze norm voor een onderneming in het centrale thema van het onderzoek. Aan de hand van een literatuuronderzoek is een model opgesteld voor het meten van die toegevoegde waarde. In een empirisch onderzoek is het model getoetst. Het onderzoek heeft geleid tot het vaststellen van een zevental condities waaraan ondernemingen moeten voldoen om succesvol BCM te introduceren. Implementatie van BCM leidt tot verhoging van klanttevredenheid, verhoging van de kwaliteit van producten, minder klachten en een lerende organisatie. Mensen worden gemotiveerd door zingevend werk, door een bepaalde regelruimte (eigenaarschap) en door de wens om hun werk steeds beter te willen en kunnen doen (meesterschap). Medewerkers in de zorg hebben een enorme intrinsieke motivatie om zo goed mogelijk voor hun cliënten te zorgen. Door middel van het programma De Kern geven we ze de ruimte dat te doen en zelf met verandering aan de slag te gaan in plaats van de verandering opgelegd te krijgen. Want iedereen wil veranderen, maar niemand wil veranderd worden. In de categorie Proefschriften is de winnaar Marc Rouppe van der Voort met zijn proefschrift Optimising delays in specialist outpatient clinics. In dit proefschrift wordt een theoretisch kader opgesteld hoe toegangstijden tot poliklinieken kunnen worden geoptimaliseerd (‘werken zonder wachtlijst’). De auteur maakt gebruik van Lean en pull-methoden, ontleend aan de (auto)industrie. Het ontwikkelde model is uitvoerig en systematisch getoetst in 18 poliklinieken met goede resultaten. Na vier jaar is vastgesteld dat de resultaten nog steeds goed zijn. Ook zijn de condities bepaald die tot die goede resultaten hebben geleid. Na verder onderzoek naar afstemming van vraag en aanbod in poliklinieken is het Production Planning and Control Framework voor poliklinieken ontworpen. Het programma vereist in eerste instantie investeren in tijd, geld en medewerkers. Het is dus geen oplossing voor bezuinigingen, maar daar is het ook niet voor bedoeld. De winst zit in verbeterde efficiëntie en meer kwaliteit. Ook medewerkerstevredenheid is van groot belang, wat bijvoorbeeld een positief effect heeft op ziekteverzuim. En last but not least natuurlijk een grotere cliënttevredenheid. Beiden zullen de resultaten van hun studies presenteren tijdens het NNK Business Improvement Event op 5 juni 2014. Er zijn ondertussen al zichtbare successen geboekt: vermindering van valincidenten en betere medicatieveiligheid zijn al meetbaar. Ook tijdswinst is zichtbaar; zo wint een team 30 minuten per dag door het slimmer inrichten van alle voorraadkasten op een afdeling, of 40-50 minuten per dag door veranderingen rondom de procedure van het wassen. Zo leiden vele kleine successen op een afdeling tot grote veranderingen voor medewerkers, cliënten en mantelzorgers en uiteindelijk natuurlijk voor Careyn. 21 SE C T I E S Het belang van de kwaliteiten van zorgmedewerkers voor het werk van de kwaliteitsfunctionaris door Denhard de Smit en Janneke Stegink- de Graaff (bestuursleden NNK sectie KZ) De sectie Kwaliteit en Zorg (KZ) van het NNK gaat in 2014-2015 een aantal inspiratieavonden, lezingen en diverse werk- en discussiebijeenkomsten organiseren. Het doel is een platform te bieden waar gezocht wordt naar de verbinding tussen het dagelijks werk en de grote veranderingen die zich (in de omgeving van) de zorg voordoen. Komt het ‘over ons heen’ of zien we hoe we daarin, en hebben we de macht daartoe, een eigen koers kunnen varen? In deze bijdrage een voorzet voor een van de thema’s die aan bod gaan komen: de kwaliteiten van de medewerkers die nu en in de komende decennia het werk moeten doen. Kwaliteitsmanagement is gericht op de verbetering en de borging van processen, structuren en uitkomsten, zodat een organisatie met een zeker vertrouwen de realisatie van zijn missie tegemoet kan zien. Binnen het ‘bouwwerk’ van processen en structuren, doen medewerkers het werk in het eigen primaire proces. Daarin werken zij toe naar de beoogde uitkomsten. De structuren en processen bieden een omgeving van waaruit richtinggevende, faciliterende maar ook deels beperkende impulsen uitgaan op de activiteit van de medewerkers. Als taakopvatting, attitude, kennis, vaardigheden en ervaring van de medewerkers enerzijds goed aansluiten bij het bouwwerk van structuren en processen en anderzijds bij hoe de buitenwereld zich aandient in het primaire proces, dan biedt deze complementariteit van systeemwereld en medewerkerswereld een optimale basis om de beoogde uitkomsten te realiseren. Als de aansluiting en samenhang tussen deze werelden ontbreken, dan gaan die werelden schuren en botsen en dat heeft een negatief effect op de kwaliteit van de uitkomsten. Dat schuren en botsen, dat in de organisatie ervaren wordt, kan aanleiding zijn voor correctieve ingrepen. Die kunnen gericht zijn op de systeemwereld, de medewerkerswereld, of beide. De missie en de beoogde uitkomsten zouden daarbij nog steeds als baken moeten dienen. Wanneer een organisatie hoofdzakelijk van binnenuit, niet in samenspraak met de buitenwereld, zijn missie opstelt, dan dreigt het gevaar dat de uitkomsten (nog meer) een afgeleide worden van het vinden van een interne balans. Veel organisaties in de zorg (cure en care) hebben een traditie waarin de missie vooral van binnenuit werd benoemd. Dus niet in samenspraak met, laat staan door, patiënten, cliënten, bewoners of welke soort gebruiker dan ook. Belangen en behoeften van gebruikers worden wel beschreven, maar vooral zoals door de organisatie gepercipieerd. En niet als resultaat van samenspraak en/of onderhandeling. De zorgsector in Nederland kende de afgelopen decennia een aantal grote veranderingen, waardoor andere partijen zich mede-eigenaar zijn gaan maken van de beoogde uitkomsten die van organisaties gevraagd worden. Die partijen zijn bestuurlijke instanties (VWS-beleid, IGZ), maar vooral verzekeraars in de nieuwe regierol en de individuele en de georganiseerde consument/cliënt. Dat leidt niet zelden tot botsingen tussen zorgorganisaties en die partijen, ook in het primaire proces. Het resultaat van die botsingen zou moeten zijn, dat er een consensus ontstaat over wat nu de uitkomsten zijn die de betrokken partijen willen en welke de zorgorganisaties daarvan willen en kunnen realiseren. Waarbij een deel van die partijen ook een eigen rol in de realisatie opeist en neemt. Deze gebeurtenissen roepen in zorgorganisaties reacties op, die variëren van het defensief zo lang mogelijk buitensluiten van die andere partijen, inzetten op verdere verbeteringen van de systeemwereld, of juist het ontnemen van de gerichtheid op die systeemwereld vanuit een heroriëntatie op het eigenlijke doel van het werk en de organisatie,. iets waar Marius Buiting en Wouter Hart helder voor pleiten in ‘Verdraaide organisaties’. Door al die ontwikkelingen heen ontstaat het beeld dat, gezien vanuit de nieuwe dynamiek en het eigenaarschap rondom de uitkomsten, zowel in de systeemwereld als in de medewerkerswereld een aantal grote transformaties nodig zijn om tot een nieuwe balans te komen. In de ontwikkeling en uitvoering daarvan liggen, grote uitdagingen. Zeker ook voor kwaliteitsma- 22 Denhard de Smit nagers en -functionarissen. In het verlengde daarvan is een centrale vraag daarin, welke verwachtingen er leven en wat haalbaar is als het gaat om de kwaliteiten van de nu aanwezige, de nieuw instromende en de nieuw op te leiden zorgwerkers, in alle varianten. Vanwege alle ontwikkelingen wil de sectie KZ van de NNK de komende tijd hier expliciet aandacht aan geven. De probleemstelling die we hierboven nog wat abstract beschrijven, is zichtbaar in concrete kwaliteitsmanagement- en personeelsvraagstukken. Een eerste daarvan is de omschakeling van de hiërarchische aangestuurde en in specialistische deeltaken opgesplitste thuiszorg naar zelfsturende wijkteams. In de omschakeling die Inge Borghuis (BIM-manager 2012) aanstuurde bij Thuiszorgorganisatie Zorgaccent, was één van de belangrijke factoren van succes, dat binnen elke team een dusdanige mix van competenties ontstond, dat het zelfsturen en het leveren van uitkomsten van goede kwaliteit, hand in hand gingen. Dat betekende veel om- en bijscholing van medewerkers, maar ook dat de organisatie geen plaats meer bood aan degenen die niet de leer- en ontwikkelcapaciteiten hadden om daar in mee te gaan. Dat verschijnsel doet zich op grotere schaal voor nu die omschakeling zo ruim omarmd wordt. Welke druk/concurrentie ontstaat er op de arbeidsmarkt van verzorgenden? SE C T I E S consequenties voor de personele inzet zijn groot: de taak verandert van afleveren in een gesloten zakje, via afleveren met extra informatie en mondelinge toelichting, naar het zelfstandig doorvragen en in een zorggesprek met een gebruiker tot gedeelde keuzen en beslissingen te komen. Een totaal andere rol dus voor 2000 of meer apothekers en zo’n 19.000 apothekersassistenten. In de praktijk blijkt, dat de eisen die nu gesteld worden, zo vergaand zijn dat ze de snelheid en diepgang van het veranderingsproces in veel apotheken ernstig belemmeren. Hoeveel medewerkers zijn er in die sector die de dynamiek en het tempo van deze vernieuwing niet kunnen volgen? Janneke Stegink- de Graaff Een tweede vraagstuk komt voort uit het pleidooi van Wouter Hart om (weer) kwalitatief goede zorg te leveren vanuit inzicht in en de toewijding aan het doel van het werk in de zorg en niet vanuit de (externe, formele) criteria die zich hebben genesteld in de systeemwereld tussen zorgmedewerker en zorg- of hulpvragende. Maar wat vraagt deze directe verbinding met het doel van de attitude, de taakopvatting en vooral ook de betekenisgeving van de zorgwerker? En welke vorming en opleiding legt de basis om autonoom en vanuit het inzicht in de eigen capaciteiten aan deze professionele competenties te voldoen? En wie zijn de werkers in onze samenleving die hier aan willen en kunnen? En biedt dan de aanpak van de persoonlijke ontwikkeling zoals Marije Stegenga en Thijs Tromp in hun bijdrage in KIZ over ‘Op weg naar betekenisvolle zorg’ beschrijven een voldoende basis? Als laatste voorbeeld kunnen we noemen dat het vraagstuk van de personele bezetting in de zorg ook geagendeerd is met de instelling in 2012 van de Adviescommissie Innovatie Zorgberoepen en Opleidingen die onder de vlag van Zorginstituut Nederland (voorheen CvZ) zijn werk doet. De zorgsector in Nederland is het object, maar tegelijk ook de initiator, van verschuivingen in het politieke, economische, juridische en ook morele krachtenveld. Het is onder het gesternte van die verschuivingen dat de gevraagde en ook de zelf gekozen inzet van zorgmedewerkers mee moet bewegen. De inbreng die we vanuit de sectie KZ de komende tijd willen leveren, is gericht op het in kaart brengen van die verschuivingen en wat dat dus betekent voor zorgmedewerkers en ook op welke wijzen en in welke mate, die ook het domein is of zou moeten zijn van kwaliteitsmanagers, - functionarissen en medewerkers. Een derde voorbeeld waar grote omvormingen gaande zijn, wordt gevormd door de openbare apotheken in Nederland. Sinds ruim een decennium probeert deze sector van distributiepartij te veranderen in een partij die, ook meer en meer in samenwerking met voorschrijvers, de geneesmiddelengebruikers terzijde staat met advies, bewaking, veilig gebruik en praktische ondersteuning. Kort gezegd: van doosjesschuiver naar zorgapotheek. De 23 BU SI NE SS IM PR OVE M E N T E VE N T ‘Het gezamenlijke geloof is de basis’ door Marco Bijl Marco Bijl In eerste instantie was alleen Marco genomineerd voor de BIM award. Echter, deze is op een andere manier aanvaard. Niet alleen Marco, maar hij samen met het Europese Management Team is genomineerd. Vandaar dat Dorel deze nominatie ziet als ‘ Business Improvement Management’ van het jaar 2013. Dorel is niet alleen genomineerd vanwege één verbeterproject, maar voor een reeks van verbeteringen die door de afgelopen jaren gerealiseerd zijn. De werktitel van dit traject was ‘de reis van Dorel’. Bij de vorming van Dorel Juvenile Europe in 2009 was er primair de behoefte om aan één Quality Management Systeem te werken en het behalen van één ISO 9001 certificering. Er bestonden allemaal 24 aparte certificaten en andere manieren van systeeminrichting. Echter, voordat Dorel daaraan begon, is het Europese Management Team eerst teruggegaan naar de basis van de organisatie. Dus het ‘verdienmodel’ van Dorel. Waar is Dorel de afgelopen jaren succesvol in geweest en is dat ook de basis voor de toekomst? Zijn de oude uitgangspunten nog wel up-to-date? Hiervoor is de Canvas methode voor gebruikt, zoals beschreven in het boek ‘Business Model Generation’ van Alexander Osterwalder. Als eerste is er met diverse directeuren het (destijds) huidige businessmodel ontworpen. Dat lijkt eenvoudig, maar gaf enorm veel discussie. Het geformuleerde businessmodel is toen ‘overgedragen’ aan het Europese Management Team. Daarmee zijn zij aan de slag gegaan. Samen met adviesbureau Business Models Inc. uit Amsterdam is hard gewerkt aan het bepalen van het nieuwe, nu huidige Business Model. Er is gekeken naar de context en de diverse invloeden op het businessmodel. Dat waren onder andere de markt, de branche en macro-economische trends. Maar ook trends als bijvoorbeeld het gedrag van de huidige jonge moeders ten opzichte van jaren terug en technologische trends. Uiteindelijk is daar een totaal nieuw businessmodel uitgekomen. Het meest vernieuwende daarin was dat de klanten niet meer alleen de retailers zijn, maar ook de consumenten. De retailers zijn een verkoopkanaal van onze producten. Verder gaan we veel meer business-toconsumer doen via e-commerce en gaan we naast producten ook services leveren en verkopen. Nu lijkt dit in eerste instantie niet heel vernieuwend, sommige uitgangspunten bestonden al jaren. Toen het nieuwe businessmodel duidelijk was, zijn er taskforce teams opgericht. Deze teams hadden de taak om te onderzoeken wat er nodig was om een en ander te realiseren. Hierbij kan gedacht worden aan organisatorische wijzigingen, kennis, mensen, middelen en processen. Met de resultaten van deze teams is de organisatie aan de slag gegaan. De output is onder andere de basis geweest voor de nieuwe procesarchitectuur. Welke activiteiten moeten excelleren om het businessmodel van Dorel te laten slagen? BU SINE SS Met de aanpak van procesmanagement hebben we een grote verandering doorgevoerd. Op sommige locaties was de manier van processen en procedures erg traditioneel ingericht. Er bestonden complexe flowcharts die niemand snapte of gebruikte. Uiteindelijk is dit omgebogen naar een totaal andere benadering van het procesmanagement. De SqEME methode is uitgerold in alle Europese landen waar Dorel actief is. Belangrijk in deze methode is dat alle horizontale processen zijn gedefinieerd, business process owners zijn benoemd, het vertrouwen is gegeven aan de vak volwassen medewerkers en er met name is gefocust op de informatie die nodig is om als medewerker goed te kunnen functioneren. Door meer te richten op het ‘wat’ (heb je nodig) is het ‘hoe’ (doe je je werk) losgelaten. Welke informatie heb jij als specialist nodig om goed te functioneren? Welke informatie lever jij op, aan wie en waarom? De risico’s zijn besproken en beoordeeld om ervoor te zorgen dat er geen procedures werden vastgelegd waar niemand op zit te wachten. Dit heet situationeel proces ontwerp. Alle tactische processen zijn uiteindelijk met deze methode succesvol ontworpen. Dit heeft tot gevolg dat er veel meer duidelijkheid in de flow is gekomen binnen de diverse afdelingen, de product development locaties en de twaalf Europese verkooplanden. Met de vernieuwde procesarchitectuur is ook de basis gelegd voor een grootscheeps Europees ERP-project. In dit project is de procesarchitectuur vanuit business leidend voor de inrichting van het nieuwe ERPsysteem. Dit heeft veel voorbereidingstijd bespaard. Procesmanagement is er niet meer voor de afdeling kwaliteit of voor ISO, maar juist voor de organisatie. Het helpt doelen te realiseren. Door de nieuwe manier van Proces Management is er een omslag gekomen binnen Dorel Juvenile Europe hoe men over procedures denkt. Het proces wordt nu gecoördineerd door de business process owner, en het gaat nu over duidelijke afspraken maken onderling. De focus lig op informatieoverdracht tussen en vertrouwen op elkaar: samen wordt er gegaan voor één resultaat. De gesprekken die daarvoor zijn gevoerd waren allemaal erg waardevol. I M PR OVE M E N T E VE N T Door het nieuwe businessmodel is er een duidelijk beeld ontstaan waar Dorel voor staat. Wat gaat het succes brengen in de toekomst? Het geeft een duidelijke richting. Dit is ook de ‘input’ geweest voor een succesvolle implementatie van de OGSM (Objective, Goals, Strategies, Measures)methode. Deze methode zorgt ervoor dat alle strategische plannen tot op individueel niveau zijn verbonden. De samenhang is duidelijk en de performance wordt zichtbaar. Het is een belangrijk onderdeel geworden van ons managementsysteem. Maar vooral geldt, dat hierdoor wordt samengewerkt aan hetzelfde doel. Ieders individuele bijdrage tot het grotere geheel is glashelder geworden. En dat geeft kracht en efficiency. Uiteindelijk is het managementsysteem van Dorel Juvenile Europe eind 2012 ISO 9001 gecertificeerd. De BIM award noemt Dorel intern Business Improvement Management van het jaar. De basis voor het succes is binnen het team gelegd: het gezamenlijke geloof. Het was nodig om een verbeterslag te maken in de samenwerking tussen de diverse disciplines. Dit wordt gewaardeerd door de medewerkers; zij geven Dorel een score van 7+ in het medewerkers tevredenheidsonderzoek. Dorel is dan ook heel trots dat het nieuwe businessmodel richting heeft gegeven voor de toekomst. De OGSM-methode heeft verbinding gelegd tussen strategie en individuele werkzaamheden, en procesmanagement heeft geholpen bij de inrichting van het proces. Daarnaast heeft dit de samenwerking over de afdelingen heen verbeterd. Het oude ISO-denken is verdwenen. Het gaat nu over samenwerken met elkaar. Marco Bijl is Business Quality Assurance Manager, verantwoordelijk voor de organisatorische kwaliteit binnen Dorel Juvenile Europe. www.doreleurope.com 25 De nominatie voor de BIM-Award ziet Dorel als een eer, maar het winnen ervan zou nog meer op prijs gesteld worden. Al vaak heeft Dorel awards gewonnen voor de meest innovatieve en veilige producten. Maar nog nooit heeft de organisatie zelf een prijs gewonnen voor het continue streven naar het verbeteren van de organisatie. Het zou een erkenning zijn voor de inzet van het management en alle medewerkers in de Europese Dorel organisatie. BU SI NE SS IM PR OVE M E N T E VE N T ‘Iedereen wil veranderen, niemand wil veranderd worden.’ door Joyce Ostendorf De Kern is de naam die we binnen Careyn hebben gegeven aan het ‘lean’ programma Productive Care. Het gaat hierbij om de essentie van de zorg. Kwaliteit van zorg, waarbij de cliënt en zijn/ haar leven centraal staat. Wij zijn, als zorgverlener, te gast in het leven van die cliënt. Dat is De Kern van ons werk. En bij Productive Care doe je alles vanuit de cliënt. Productive Care helpt om de kwaliteit van zorg te Joyce Ostendorf verbeteren, cliënttevredenheid te laten groeien en medewerkers prettiger en doelmatiger te laten werken. goed mogelijk voor hun cliënten te zorgen. Door middel van het programma De Kern geven we ze de ruimte dat te doen en zelf met verandering aan de slag te gaan in plaats van de verandering opgelegd te krijgen. Want iedereen wil veranderen, maar niemand wil veranderd worden. Opzet van het programma Het programma bestaat uit een aantal modules, waarbij elke module medewerkers ondersteunt in grote zelfwerkzaamheid naar hun dagelijkse werk te kijken. Hiervoor is een uitgebreide toolkit met instrumenten beschikbaar. De vier basismodules zijn: ‘Cliëntenperspectief’, ‘Hoe doen we het nu?’, ‘Goed georganiseerde afdeling’ en ‘Cliëntsituatie in één Oogopslag’. De procesmodules zijn gericht op het optimaliseren van onderwerpen zoals medicijnen, maaltijden, intake en gepland ontslag, multidisciplinair werken, overdracht, standaardrichtlijnen voor de cliëntenzorg, samen met de cliënt het zorgplan afstemmen. Careyn voert als eerste zorginstelling in Nederland dit programma grootschalig in en daarmee dragen we voor een belangrijk deel bij aan de ontwikkeling van het programma. De toolkit zoals deze er nu ligt, is mede ontwikkeld met de input van de teams die 1,5 jaar geleden startten met het programma. Op dit moment wordt ook gewerkt aan een specifieke invulling van het programma voor behandelaars in de verpleeg- en verzorgingshuizen, zoals fysio- Mensen worden gemotiveerd door zingevend werk, door een bepaalde regelruimte (eigenaarschap) en door de wens om hun werk steeds beter te willen en kunnen doen (meesterschap). Medewerkers in de zorg hebben een enorme intrinsieke motivatie om zo 26 BU SINE SS I M PR OVE M E N T E VE N T belang, wat bijvoorbeeld een positief effect heeft op ziekteverzuim. En last but not least natuurlijk een grotere cliënttevredenheid. Er zijn ondertussen al zichtbare successen geboekt: vermindering van valincidenten en betere medicatieveiligheid zijn al meetbaar. Ook tijdswinst is zichtbaar; zo wint een team 30 minuten per dag door het slimmer inrichten van alle voorraadkasten op een afdeling, of 40-50 minuten per dag door veranderingen rondom de procedure van het wassen. Zo leiden vele kleine successen op een afdeling tot grote veranderingen voor medewerkers, cliënten en mantelzorgers en uiteindelijk natuurlijk voor Careyn. Joyce Ostendorf is operationeel directeur Careyn www.careyn.nl therapeuten, ergotherapeuten en logopedisten. Dit laatste is een noviteit omdat deze invulling in het oorspronkelijke programma niet bestond. De Kern is een ‘bottom up’ programma. Zorgmedewerkers hebben veel kennis en ervaring: die gebruiken we om henzelf kortcyclische verbetertrajecten op te laten zetten. Ze gaan zelf aan de slag met wat er niet goed gaat en zien ook zelf direct al de resultaten. Op deze wijze worden ze ook weer trots op hun werk. De uitrol duurt tot in 2017. Dan verwachten we dat alle afdelingen van onze woonzorglocaties werken met De Kern. In totaal moeten bijna 60 afdelingen of teams bij Wonen met Zorg hiermee gaan werken. Bij Careyn hebben we dit ingericht met treinen. Elke vier maanden gaat er een trein van start. Een trein is een aantal afdelingen, die tegelijk starten met het programma. Bij het doorlopen van het programma spelen mensen op alle functieniveaus in de organisatie een belangrijke rol. De nadruk ligt op het vergroten van zelfwerkzaamheid, probleemoplossend vermogen en verantwoordelijkheid nemen in het team. Het team wordt ondersteund door begeleiders en door de teammanager. Waarbij vooral ook leidinggevenden moeten leren geen antwoorden meer te (willen) geven maar de juiste vragen te (kunnen) stellen. Ook de betrokkenheid vanuit het hoger management en de Raad van Bestuur is van wezenlijk belang. Wij, als hoger management, moeten de bottom-up aanpak stimuleren in plaats van bovenaf een bepalende factor te zijn. Dat vereist vertrouwen en durven loslaten. Dat is ook voor ons een leertraject. In die zin is het ook en vooral een enorme cultuuromslag. Tot slot speelt het tonen van betrokkenheid vanuit management, directie en bestuur een belangrijke rol bij het motiveren van de teams. Deze betrokkenheid wordt actief georganiseerd: teams nodigen zelf directeuren en bestuurders uit een kijkje te komen nemen. Wat is het resultaat? Het programma vereist in eerste instantie investeren in tijd, geld en medewerkers. Het is dus geen oplossing voor bezuinigingen, maar daar is het ook niet voor bedoeld. De winst zit in verbeterde efficiëntie en meer kwaliteit. Ook medewerkerstevredenheid is van groot 27 BU SI NE SS IM PR OVE M E N T E VE N T ‘Zoals ik mijn kinderen opvoed geef ik leiding’ door Renze van Houten ‘Een strategie alleen is niets, mensen brengen het tot leven’ dat is het credo van deze directeur. En dat maakt het meteen moeilijk voor hem om zichzelf op de borst te kloppen voor de prestaties van onze organisatie. Dat doet hij ook niet. Met zijn ego zit het dus wel goed. Maar ondertussen hebben wij veel te danken aan zijn scherpe visie, analytische blik en de wijze waarop hij samen met ons de kwaliteit van de organisatie verbetert. Het zal je niet bevreemden dat hij dit heeft bereikt met zelfsturende teams die grenzen durven opzoeken bij het uitdragen van de waarden van ons waterschap. En dan bedoelen we drie waarden: economisch (bijvoorbeeld ons werk doen tegen zo laag mogelijke kosten), maatschappelijk (denk aan innovaties in het kader van duurzaamheid) en emotioneel (dat ook onze kinderen en kleinkinderen kunnen genieten van fraaie waterrijke natuurgebieden). Directeur Renze van Houten: ‘Een strategie alleen is niets, mensen brengen het tot leven.’ Veel zijn er niet van, directeuren die medewerkers de ruimte geven om buiten de lijntjes te kleuren. Maar Renze van Houten is er zo een. Bij hem thuis ging de klink van de deur niet omhoog toen zijn vier kinderen hun exploratiedrang wilden uitleven. Met een doos kleurpotloden in hun rugzakje mochten ze buiten gaan ontdekken. ‘Een soort van liefdevolle verwaarlozing’ noemt Renze het. Toch moet je, juist als je je kinderen zoveel ruimte biedt, extra op ze letten. Geen sinecure voor iemand die eigenlijk ongeduldig is en torenhoge eisen stelt. En toch laat hij ons (medewerkers van Aa en Maas) ook door die deur gaan om buiten gebaande paden te leren en te ontdekken. En als je op de oefenbaan van je ambities een keertje valt, kijkt hij mee naar je blauwe plekken en helpt je verder. Hij durft. En hij wil dat wij ook durven. In dat kader snappen wij deze tweet wel: ing@ Stefan Nijwen 20 mrt. · g in en jw ni stefa 12 ent #WWD20 Mooiste statem recteur komt van di s je als @aaenmaas: Al terwa of ap sch ter wa ico bedrijf geen ris durft te nemen ! ets verandert er ni 28 En wat leveren de teamprestaties dan op? Wij denken dat het feit dat Renze van Houten nog maar zelden zijn bed uit wordt gebeld voor calamiteiten in ons werkgebied in Oost-Brabant, een goed bewijs is van de verbeterde interne kwaliteitsprocessen. En behalve dat is het ziekteverzuim nu zeer laag op de 7 rioolwaterzuiveringen, werken mensen met veel plezier - sommige teams zijn zelfs uitgeroepen tot high performance team - en we kunnen bedrijf en burger meer bieden voor minder geld. Dit past helemaal in de Visie Afvalwaterketen 2030 waarin de doelstellingen van gemeenten en waterschappen staan beschreven om de afvalwaterketen te verduurzamen. Een visie waarmee we benadrukken een kennisintensieve en innovatieve organisatie te zijn die binding zoekt en vindt met de buitenwereld. Dat de maatschappij vraagt om een veranderende denk- en doe-wereld van medewerkers is iets dat Renze van Houten uit de grond van zijn hart stimuleert. Behalve ons reguliere werk zijn baanbrekende innovaties in het kader van een duurzame samenleving nu aan de orde van de dag. Samen met ons zijn nu vele waterschappen in staat om grondstoffen, waar Moeder Aarde een dreigend tekort aan heeft, terug te winnen uit afvalwater met poep en plas. BU SINE SS We winnen nu al energie terug, fosfaat en papiervezels. En we leggen ons bijvoorbeeld ook toe op het terugwinnen van grondstoffen voor bioplastics. Een tweet hierover naar aanleiding van een uitzending van Tegenlicht: I M PR OVE M E N T E VE N T Renze van Houten is directeur Waterschap Aa en Maas www.aaenmaas.nl www.grondstoffenfabriek.com www.energiefabriek.com ijger25 De_Zw ijger @cht #meetup w Z e d li Pakhuis VPROTegen de kracht mrt. @ orgen over m t a t oa ga ze ter. Me van wa rOey en @ren e p nd o a r x e le e A m @_ ten lees vanhou /www. http:/ nlicht17 ge ger.nl/te dezwij Renze van Houten noemt het een feest (en we merken dat ook ;-) om samen met gedreven pioniers nieuwe processen te managen en een brug te slaan tussen waterschap, bedrijfsleven en maatschappij. Deze en meer factoren hebben een grote rol gespeeld bij de toekenning van 4 sterren door het INK (Instituut Nederlandse Kwaliteit). Daar zijn we natuurlijk stiekem best trots op. En voor wie zich nu onderhand afvraagt of er niets negatiefs te melden valt over Renze van Houten… Onlangs heeft hij voor zichzelf het ‘Boekje voor driftkikkers’ gekocht (www.driftkikkers.nl). Typisch gevalletje van zelfkennis. Maar met drift, aangewakkerd door passie, is eigenlijk weinig mis. Ervaring heeft ons geleerd dat ook tijdens zo’n ‘drift-moment-suprême’ het geen kwestie is van braaf in zijn gareel meelopen. Ook dan kun je maar beter gewoon weer met die rugzak met kleurpotloden op pad. En zo laat Renze van Houten ons en de organisatie alsmaar ontwikkelen. Move to improve. Waterschap Aa en Maas zorgt dat de Maasdijk 743.000 mensen in Oost-Brabant beschermt tegen overstromingen, dat het afvalwater van huishoudens en bedrijven weer schoon terug de natuur in stroomt, dat er voldoende water is voor de land- en tuinbouw en dat jong en oud kan genieten van schoon zwemwater en fraaie waterrijke gebieden in natuur en stad. 29 ALG E M E E N ISO 9001:2015 door Kees de Vaal In dit hoofdstuk komen ook de basiseisen aan het kwaliteitsmanagementsysteem aan de orde. Expliciet wordt de procesbenadering genoemd en uitgewerkt. Processen moeten in onderlinge samenhang beantwoorden aan het doel van een organisatie en de verwachtingen van alle belanghebbenden. Ondersteunende processen verschaffen de middelen en de informatie die nodig zijn om de primaire processen volgens specificatie te laten verlopen. Processen kennen een eigenaar met gedefinieerde verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Risicomanagement is ook een expliciete eis voor een kwaliteitsmanagementsysteem. Een organisatie moet in de gehele regelkring (PDCA) risico’s in beeld brengen en passende maatregelen treffen. Een risico in het kader van kwaliteitsmanagement is bijvoorbeeld een lagere klanttevredenheid als niet aan de producteisen wordt voldaan (of wanneer de interactie met de klant niet effectief is). In de vorige editie van Synaps is aandacht besteed aan de algemene ontwikkelingen in de ISO-managementsysteemnormen. De HLS (High Level Structure) biedt belangrijke voordelen aan organisaties om geïntegreerde managementsystemen in te richten die voldoen aan generieke normen op het gebied van Kees de Vaal bijvoorbeeld kwaliteit, milieu, arbo en voedselveiligheid en tegelijkertijd beantwoorden aan specifieke normen zoals die gelden in bijvoorbeeld de automobielsector, de medische apparatensector of de olie- en gasindustrie. De HLS kent een eenduidige terminologie, zodat voor kernbegrippen als kwaliteit en risico slechts één universele definitie geldt. De effectiviteit van processen moet vastgesteld worden aan de hand van prestatie-indicatoren, inclusief de bijbehorende methoden en normen om deze te kunnen meten en beoordelen. ISO 9001 is een van de normen die onder deze HLS gaat vallen. Er wordt hard gewerkt aan de nieuwe versie die volgende jaar van kracht moet zijn. Op dit moment ligt de conceptnorm voor (in het jargon CD (Committee Draft) geheten). Later dit jaar staat de DIS (Draft International Standard) gepland die dan uiteindelijk moet leiden tot een International Standard eind 2015). De auditor krijgt met de extra eisen die in dit hoofdstuk zijn opgenomen meer mogelijkheden om te vragen naar de samenhang tussen omgeving van een organisatie, missie, risicoanalyse, proces structuur en aantoonbare effectiviteit van de processen. Leiderschap De directievertegenwoordiger, altijd al een wat vage term, verdwijnt. In plaats daarvan moet de directie verantwoordelijken aanstellen voor diverse aspecten die in de norm worden genoemd. Het topmanagement blijft eindverantwoordelijk. Er is meer aandacht voor betrokkenheid van de directie bij kwaliteit. Leiderschap vervangt managementverantwoordelijkheid. Toepassing van de HLS leidt tot een nieuwe hoofdstukindeling van ISO 9001: 1.Scope 2. Normatieve verwijzingens 3. Termen en definities 4. Context van de organisatie 5.Leiderschap 6.Planning 7.Ondersteuning 8.Uitvoering 9. Evaluatie van prestaties 10.Verbeteren Planning Het hoofdstuk Planning besteedt veel aandacht aan het uitvoeren van de risicoanalyse. Een organisatie moet ervoor zorgen dat producten en diensten (de conceptnorm spreekt overigens over goederen en diensten) voldoen aan de specificaties en verwachtingen van klanten. Een organisatie moet ongewenste effecten voorkomen of reduceren en streven naar continu verbeteren. Een risicoanalyse moet leiden tot acties in processen en het beoordelen van de effectiviteit van deze acties. Overigens spreekt de conceptnorm niet alleen over risico’s, maar over risico’s en kansen (opportunities). Ontwikkelingen in de markt kunnen leiden tot productinnovaties of ontwikkeling van geheel nieuwe producten of diensten. Laten we eens een paar elementen in de conceptnorm nader bekijken en de gevolgen van de nieuwe norm voor organisaties en (interne) auditors. Context van de organisatie Het hoofdstuk Context van de organisatie vraagt om een zorgvuldige analyse van de organisatie en de behoeften en verwachtingen van betrokken partijen. Dat is dus niet beperkt tot markt en klanten, maar omvat alle stakeholders. Genoemd worden klanten, eindgebruikers, ketenpartners, regelgevende instanties en ‘elke andere relevante belanghebbende partij’. Een organisatie moet de externe en interne factoren bepalen die relevant zijn voor doel en strategische richting van de organisatie en die invloed kunnen hebben op het realiseren daarvan. Het inbouwen van deze nieuwe benadering rond risico’s en kansen heeft misschien wel de meeste gevolgen voor de auditor. Hij moet op verschillende niveaus in de organisatie nagaan of risico’s en kansen in beeld zijn gebracht, zorgvuldig zijn geanalyseerd, tot acties hebben geleid en hij moet beoordelen of deze acties effectief zijn geweest. Ondersteuning In het hoofdstuk Ondersteuning vinden we veel van de eisen uit het huidige hoofdstuk 6 Middelenmanagement terug. Nieuw is wel een 30 A LG E M E E N paragraaf over kennismanagement. Hierbij gaat het om het beheren van kennis in de organisatie nodig om aan de eisen van de norm te voldoen, of kennis die verworven moet worden om aan die eisen te voldoen. In een andere paragraaf wordt het begrip gedocumenteerde informatie behandeld. Dat is de term voor alle gegevens die vastgelegd en onderhouden moeten worden. Het omvat wat in de huidige norm documentatie en registraties wordt genoemd. Er zijn geen specifieke eisen meer over het vastleggen van processen en procedures. Procedures komen zelfs niet meer voor in de conceptnorm. Het gaat er immers om dat een managementsysteem werkelijk meerwaarde heeft in het beheersen van verbeteren van processen. De wijze van vastleggen is daarbij een hulpmiddel. Uitvoering In het hoofdstuk Uitvoering vinden we vooral het huidige hoofdstuk 7 Realiseren van het product terug. De structuur van dit hoofdstuk volgt de PDCA-cyclus. Ook in dit hoofdstuk is de risicobenadering bij het realiseren van producten en diensten verder uitgewerkt. Dat geldt voor elke fase van een product, van ontwikkeling tot en met nazorg. Bij ontwikkeling van nieuwe producten moeten gevolgen van afwijkende producten bekeken worden, maar moet ook nagegaan worden of producten geen negatief effect hebben op klanttevredenheid. Evaluatie van prestaties In paragraaf 9.1 gaat het over monitoren, meten, analyseren en evalueren. Waar dit in de huidige norm vooral betrekking heeft prestaties van de organisatie (klanttevredenheid, processen, producten), is nu ook hier het risicodenken ingebouwd. Vastgestelde risico’s en kansen moeten ook geëvalueerd worden. Paragraaf 9.2 beschrijft het interne auditprogramma. Dat programma is gebaseerd op de kwaliteitsdoelstellingen, het belang van de processen en de bijbehorende risico’s. De beschikbaarheid van risicoanalyses en risico-evaluaties van processen maakt het auditor makkelijker om zijn audit voor te bereiden en meerwaarde te bieden aan een organisatie bij het uitvoeren van een audit. Samenvattend kunnen we concluderen dat de nieuwe norm, naast inbedding in de High Level Structure, vooral leidt tot een betere verankering van risicomanagement in een organisatie. Daarnaast zullen diverse pragmatische aanpassingen in begrippen en terminologie helpen bij een succesvolle implementatie van de ISO 9001:2015. Literatuur Jong, A. de (2013). Herziening ISO 9001. KAM Nieuwsbrief, nr. 2, NEN, pag 20-22. 31 BU SI NE SS IM PR OVE M E N T E VE N T Business Continuity Management conform ISO 22301 Onderzoek naar effecten op de prestaties van organisaties door Erik van de Crommenacker tatie en certificering volgens ISO 22301 worden meegenomen in de afwegingen van organisaties hierin te investeren. Erik van de Crommenacker Business continuity management gaat over systematische aandacht voor de continuïteit van de onderneming en is een belangrijk thema voor veel bedrijven en instellingen. De nieuwe internationale norm voor business continuity management, ISO 22301, levert organisaties aanzienlijke voordelen op. Dit blijkt uit recent onderzoek. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste resultaten daarvan en vervolgstappen. Onderzoek naar toegevoegde waarde nieuwe norm ISO 22301 De publicatie van de nieuwe internationale norm ISO 22301 “Business continuity management systems – requirements” in juni 2012 biedt mogelijkheden tot onderzoek en theorievorming. In het kader van de afronding van zijn Masterstudie Enterprise riskmanagement aan de Universiteit van Amsterdam deed Erik van de Crommenacker een onderzoek naar de toegevoegde waarde van ISO 22301 en de certificering daarvan voor de prestaties van een organisatie. Het onderzoek – een combinatie van case-studies en enquêtes - werd begeleid door Henk de Vries van de Erasmus Universiteit. Op basis van de verkregen inzichten uit het onderzoek kan business continuity management gerichter worden geïmplementeerd. Tevens kunnen de inzichten in de effecten van implemen- Resultaten van het onderzoek Uit het empirische onderzoek blijkt dat organisaties voordelen kunnen behalen met de implementatie en certificering van business continuity management volgens ISO 22301, met name: 1) een verhoging van de klanttevredenheid, 2) een verhoging van de kwaliteit van product en dienstverlening, 3) minder klachten en 4) een lerende organisatie. Certificering draagt aanvullend bij aan: 1) een verbetering van het imago van het bedrijf, 2) een betere concurrentiepositie, 3) het binnenhalen van nieuwe klanten, 4) klantbehoud en 5) het voldoen aan de eisen met betrekking tot compliance en regulering. Bovendien versterkt certificering het implementatieproces door de extra inspanningen van de organisatie om het certificaat te verkrijgen of te behouden. De baten zijn dus te danken aan zowel het systeem zelf als aan de certificatie ervan. Uit het onderzoek blijkt dat organisaties die business continuity management succesvol willen implementeren, moeten zorgdragen voor: 1) commitment van het topmanagement, 2) heldere doelstellingen, 3) een duidelijke rol- en taakverdeling, 4) het stimuleren van de samenwerkingsbereid- heid binnen de organisatie, 5) voldoende kennis van medewerkers, 6) een heldere communicatie en 7) een goede afstemming met de belangen van hun van stakeholders. Aandeelhouders, wetgevende instanties, toezichthouders en klanten zijn de belangrijkste externe partijen die van invloed zijn op de implementatie van business continuity management en certificering daarvan. Organisaties die business continuity management implementeren op basis van een intrinsieke motivatie behalen in het algemeen meer voordeel dan organisaties die het proces implementeren op basis van de eisen of wensen van een externe partij. Tevens is er dan sprake van een betere aansluiting op de bedrijfsdoelstellingen. Vervolginitiatieven Het onderzoek geeft aanleiding aanvullende normalisatie-initiatieven te over wegen voor bijvoorbeeld het Midden- en Kleinbedrijf, duurzame inzetbaarheid van personeel en bedrijfsadvisering. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat de invloed van business continuity management op de prestaties van organisaties groter is in het MKB dan in grotere organisaties. Bij veel van deze MKB-bedrijven ontbreekt het echter aan specifieke BCM-kennis om hier op een adequate wijze invulling aan te geven. In mei 2014 is een vervolgonderzoek Figuur 1 - Percentage van het totaal aantal deelnemers aan het empirische onderzoek dat vindt dat implementatie van business continuity management “veel” tot “zeer veel” bijdraagt aan de desbetreffende prestatie-indicator 32 BU SINE SS fig. 1.pdf 1 09-05-14 I M PR OVE M E N T E VE N T 12:17 C M Y Figuur 2 - Percentage van het totaal aantal deelnemers aan het empirische onderzoek dat vindt dat certificering van CM MY business continuity management “veel” tot “zeer veel” bijdraagt aan de desbetreffende prestatie-indicator CY CMY K gestart met als doel een verdere onderbouwing en verbreding van de bevindingen uit het onderzoek van 2013. Verbreding zal plaatsvinden door het onderzoeken van meer doelgroepen. Tevens zal een verdieping worden aangebracht op de specifieke financiële voordelen van business continuity management en een aantal andere aanvullende (prestatie) aspecten. Drs. Erik van de Crommenacker, MRM, Nederlands Bureau voor Bedrijfscontinuïteit (NBBC)/Nationale Nederlanden. Winnaar NNK Onderzoeksprijs Kwaliteitsmanagement 2014. Nader onderzoek naar de toegevoegde waarde voor de prestaties van organisaties zal bijdragen aan het verder op de kaart zetten van business continuity management. Aanvullende initiatieven zullen in ieder geval bijdragen aan de bekendheid van de ISO-norm en daarmee aan de concurrentiepositie van organisaties die deze toepassen. Business continuity management komt hiermee in een nieuw perspectief te staan en wordt daarmee een effectief instrument dat kan bijdragen aan de strategische positionering van organisaties. Wilt u zelf meedoen aan het vervolgonderzoek naar de toegevoegde waarde van Business continuity Management vul de bedrijfscontinuïteit Quick Scan ® in op www.nbbc.nl. 33 BU SI NE SS IM PR OVE M E N T E VE N T Anders denken om zorgprocessen te verbeteren door Marc Rouppe van der Voort Marc Rouppe van der Voort Op 12 juni verdedig ik mijn proefschrift ‘Optimising delays in access to specialist outpatient clinics’ in Maastricht. Ik heb er acht jaar aan gewerkt, waarvan de eerste zeven jaar vanuit het St Elisabeth Ziekenhuis Tilburg en het laatste jaar vanuit het St Antonius Ziekenhuis Utrecht/Nieuwegein. Het valt in het niet bij de geboorte van mijn drie kleine meiden Amélie, Noémie en Eloïse in diezelfde periode, maar mijn proefschrift is al met al toch ook een aardige bevalling en een resultaat waar ik trots op ben. toegepast op poliklinieken, inclusief mogelijke tegenmaatregelen met de toepassing van ‘pull’ technieken uit het Toyota Productie Systeem. Hier heb ik algemeen bedrijfskundige inzichten, specifiek uit het vakgebied Operations Management, vertaald naar de zorgomgeving van poliklinieken. Het theoretisch kader bevat ook een literatuuronderzoek naar wat bekend is over de oorzaken van toegangstijden tot poliklinieken (niet veel) en interventies om die te verbeteren (wel iets meer). Tenslotte heb ik een literatuuronderzoek uitgevoerd over wat bekend is over het toepassen van Lean principes om zorgprocessen te verbeteren. Daaruit blijkt onder andere dat toepassingen bijna altijd fragmentarisch en te instrumenteel zijn met onvoldoende aandacht voor menselijke aspecten. Mijn praktijkonderzoek begon bij de in de zorg bekende ‘Werken zonder wachtlijst (WZW)’ projecten van 18 poliklinieken. Wat hebben ze concreet veranderd in hun werkprocessen en wat heeft dat exact voor effect gehad op de toegangstijden? (die zijn sterk verkort). Vervolgens heb ik met Stan Janssen en Jeroen van Wijngaarden een onderzoek uitgevoerd naar Mijn promotoren zijn Frits van Merode (Universiteit Maastricht) en Bart Berden (Universiteit van Tilburg); mijn paranimfen zijn Stan Janssen (UMC St Radboud) en Jacob Caron (St Elisabeth Ziekenhuis). Voor mij extra bijzonder is dat Teun Hardjono (professor Kwaliteit en Innovatie aan de Erasmus Universiteit) zitting heeft in de ‘corona’ waartegenover ik mijn proefschrift ga verdedigen. Teun was mijn eerste directeur en mentor toen ik na mijn studie Bedrijfskunde ging werken bij KDI (Kwaliteit, Duurzaamheid en Innovatie; onderdeel van Schouten & Nelissen). In het proefschrift heb ik een uitgebreid theoretisch kader opgesteld waarin generieke oorzaken van het ontstaan van toegangstijden zijn uitgewerkt en 34 de duurzaamheid van de resultaten. Wat hebben ze gedaan sinds de projecten? Zijn de toegangstijden weer opgelopen? (zijn kort gebleven!). Door middel van interviews hebben we achterhaald welke factoren de betrokken artsen, teamleiders en anderen benoemen als bepalend voor de mate van duurzaamheid. Opvallend daarin zijn een andere manier van denken, een flexibele, op pull methoden gebaseerde, inrichting van processen en leiderschap van de medisch specialisten (en opvallend genoeg juist niet van managers). Het laatste deel van mijn praktijkonderzoek was een diepgaand onderzoek naar de wijze waarop poliklinieken vraag en aanbod afstemmen, inclusief dagen observaties en interviews. Leerzaam daarbij was het inzicht dat betrokken specialisten hun identificatie met toegangstijden moeten verschuiven van ‘lange toegangstijden zijn een teken van een goede dokter’ naar ‘korte toegangstijden zijn een teken van een goede dokter’. WZW was een programma van het CBO onder leiding van Wim Schellekens en geleid door Stan en mij. Jacob was als orthopeed een van de eerste artsen die WZW tot een succes heeft gemaakt. Frits BU SINE SS I M PR OVE M E N T E VE N T was logistiek expert in het programma en Bart mijn derde directeur toen ik vanuit het CBO de overstap naar het Elisabeth maakte. Zo vallen alle betrokkenen van hierboven op hun plek. De enige die hier niet bij staat is Marius Buiting zonder wie ik überhaupt mijn passie voor de zorg niet ontdekt zou hebben waardoor ik gemotiveerd ben geraakt om artsen en verpleegkundigen te helpen om zorgprocessen te verbeteren. denken als waarmee we ze gecreëerd hebben”. Verder is me duidelijk geworden dat een duurzame, lange termijn gerichte benadering vergt dat teams uit de zorg zelf de ruimte nodig hebben om te experimenteren, leren en processen te ontwikkelen. De voorlopers moesten duidelijk tegen de stroom in zwemmen. Het is de kunst aan ons ze te motiveren, ondersteunen en obstakels te verwijderen zodat zij kunnen groeien. In het laatste deel van mijn proefschrift zijn het theoretisch kader en de praktijkonderzoeken gecombineerd tot een analyse van de oorzaken van toegangstijden en evaluatie van effectieve tegenmaatregelen. Dat heb ik uitgewerkt tot een op ‘pull’ gebaseerd Production Planning and Control raamwerk. Van belang is gebleken niet alleen beter te plannen, maar vooral beter te reageren op actuele ontwikkelen en te zorgen dat je logistiek flexibel inricht. Uit het proefschrift zijn inmiddels al drie wetenschappelijke publicaties voortgekomen en de vierde is onderweg. Zoek op http://leandenkenindezorg. blogspot.nl naar ‘proefschrift’ voor de drie publicaties en andere berichten over mijn proefschrift. Het is mooi om te zien hoe inzichten van buiten de zorg vertaald kunnen worden naar verbeteringen voor de zorg. Zoals Einstein het zei: “We kunnen problemen niet oplossen met dezelfde manier van Drs. Marc Rouppe van der Voort is manager Lean & Logistiek bij het St. Antoniusziekenhuis Utrecht / Nieuwegein. Winnaar Onderzoeksprijs Kwa li teitsmanagement 2014. 35 SE C T I E S De ontwikkeling van Kwaliteitsmanagement in het HBO door Wiep Koehoorn Verslag van de bijeenkomst NNK Platform HBO, gehouden op donderdag 24 april 2014. Sprekers Alle gasten worden welkom geheten door netwerkvoorzitter Paul Nieuwenhuis. De netwerkbijeenkomst wordt ingeleid door Annemieke Voets, lid van ons netwerk en van de Agendacommissie. Vanmiddag voeren twee sprekers het woord: •Eerste spreker is Gerard Hupperetz, directeur van de Juridische Hogeschool Avans-Fontys, die ook ervaring heeft als visitatiepanellid bij de Evaluatiebureau’s Hobéon en NQA. •Tweede spreker is Ben van Schijndel, lid van ons netwerk en medeauteur van het boek “Kwaliteitsmanagement in de praktijk”, dat vorig jaar verscheen. Kwaliteit van de medewerkers De titel van Gerard Hupperetz zijn presentatie luidt: ‘Inspirerende medewerkers, de sleutel voor kwaliteit’. Hij begint met een inleiding over enkele persoonlijke verwonder-elementen, over de ontwikkelingen in het hoger onderwijs in de afgelopen jaren; over zaken zoals taakbeleid, praktijkoriëntatie van docenten, visie op goed en betaalbaar onderwijs, en over minoren. De Juridische Hogeschool werkt met een platte organisatie, met één directeur en één adjunct-directeur op 200 medewerkers. Er wordt ruimte gegeven aan de professional, maar wel met Richting, Rekenschap en Resultaat. Respect hebben voor studenten, collega’s, werkveld en materiaal zijn belangrijk. De ontwikkeling van de medewerker staat centraal; functioneringsgesprekken worden dan ook ontwikkelgesprekken genoemd. Alle docenten gaan een traject in van Pedagogisch-didactische vorming, van Praktijkgericht onderzoek en van Toetsing. Als we echter nòg verder door zouden schieten met het streven om alleen docenten op master-niveau in huis te hebben, doe je de bachelor-docenten – die vaak heel goede docenten zijn – tekort, zo wordt ook vanuit de zaal beaamd. Als basis geldt dat de organisatie op orde is. Studenten worden bijvoorbeeld overal bij betrokken (module-evaluaties, panelgesprekken, in diverse commissies, er is een Schrijfcentrum), en het werkveld heeft ook een duidelijke rol. De school heeft een professioneel loket naar buiten. Gastlessen worden gegeven door mensen die in de beroepen werken waarvoor de opleiding HBO-jurist opleidt. Alle blokboeken beginnen met de melding van de veranderingen die daarin ten opzichte van de vorige versie zijn doorgevoerd. De opleiding werkt met een Kwaliteitscommissie en met een Toetscommissie. De Onderwijscommissie houdt zich bezig met de samenhang van het programma. Wiep Koehoorn Visie op Kwaliteitsmanagement Het is een tendens in het hoger onderwijs dat kwaliteitsmanagement steeds meer als controlemechanisme wordt ingezet, als een soort interne inspectie. Dat is op zich wel begrijpelijk, gezien de heftige discussies over de kwaliteit van het Hoger Beroepsonderwijs (HBO), maar kwaliteitsmanagement heeft toch zeker ook een verbeter- en ontwikkeldimensie. Je kunt je daarbij afvragen: Wat is daarvoor nodig, welke leiderschapsstijl hoort daar bijvoorbeeld bij? Rondom dergelijke werkvragen komen we vanmiddag in het Cursusen vergadercentrum Domstad te Utrecht bijeen als leden van het Platform HBO van het Nederlands Netwerk voor Kwaliteitsmanagement (NNK). Aspecten die vandaag tijdens onze netwerkbijeenkomst over de (door)ontwikkeling van kwaliteitsmanagement in het HBO aan bod komen, zijn: •Leidinggeven aan professionals; •De balans tussen gedrag, systeem en cultuur; •Rollen van kwaliteitsmanagement: wie vervult welke rol in welke samenhang, en welke werkwijzen passen hierbij?; •De cultuur van het beroep en de inkleuring van kwaliteitsmanagement. Prioriteiten De directie wil het de medewerkers vooral mogelijk maken om hun werk goed te doen, hen ook niet lastig te vallen met zaken waar ze zich niet mee bezig hoeven te houden. Toch worstelt Gerard wel met de vraag waarom de spirit van de eerste 40 medewerkers niet kan worden vastgehouden door de huidige 200 medewerkers. Je wilt 36 SE C T I E S zo voor dat docenten niet worden gehinderd door alle gedoe vanuit bestuur en management, waardoor docenten de volle aandacht kunnen geven aan het realiseren van de vastgestelde opleidingsdoelen. Ben van Schijndel: “In de NVAO-standaarden voeren beheersing, meten is weten, controle, organisatie de boventoon. Het huidige accreditatiekader schiet daarin door. De reflectieve kwaliteitsschool en de relationele kwaliteitsdimensie zijn daardoor onderbelicht en daardoor mis je eigenlijk de zaken waar het in het onderwijs vooral om gaat”. Deze stelling wordt vanuit de zaal flink bediscussieerd en genuanceerd. Technisch, Sociaal, Vernieuwend Vervolgens noemt Ben de zeven kenmerken van goed functionerende teams, een onderwerp waarover hij in 2010 hier in onze kring ook al eens een presentatie verzorgde. Dan blikt hij met ons vooruit naar de toekomst. Hij adviseert om aan te sluiten bij het werkende kwaliteitszorgstelsel. Zorg ervoor dat je op de hoogte blijft van nieuwe succesvolle theorieën. Ga voor een lerende organisatie. Vernieuwend werken is ook wel eens een beetje ongehoorzaam zijn, en - let wel - de bedoeling is belangrijker dan het systeem. Daarna spreekt Ben over de karakteristiek en de rollen van de kwaliteitsmanager/-medewerker, met aandacht voor techniek (wees een expert), voor sociale vaardigheid (bouw bruggen en coach), en voor vernieuwing (wees adviseur en verbeteraar). Presentatie van Gerard Hupperetz heel veel aandacht geven aan je personeel, maar dat wordt lastiger naarmate je school groeit. Je moet er in elk geval voor elkaar zijn, hen vertrouwen geven, en een keiharde afrekencultuur is voor de meeste docenten geen goede weg. Volgens Gerard krijgen de hogescholen voldoende geld om kwaliteit te leveren. Er is geen eenheidsmodel voor kwaliteit van elke (hoge) school, want elke opleiding heeft zo zijn eigen karakteristieken. Gerard vindt dat de focus momenteel wel erg zwaar ligt op onderzoek, en vraagt zich af waar de praktijkgerichtheid van de opleiding blijft. Als we zoveel en zulke hoge eenzijdige eisen (blijven) stellen aan de kwaliteiten van medewerkers, kun je je afvragen of we dan voor het HBO wel de goede keuze maken. Slot Na afloop van beide presentaties worden enkele vragen gesteld en beantwoord, en worden de eigen ervaringen gelegd naast hetgeen vanmiddag is genoemd. Paul Nieuwenhuis bedankt de sprekers voor hun inhoudelijke bijdragen, en inventariseert dan nog de gewenste onderwerpen voor de netwerkbijeenkomsten van het volgende collegejaar 2014-2015. Kwaliteit is van iedereen Ben van Schijndel refereert na de pauze aan de presentatie van Gerard en verweeft daarin zijn eigen presentatie. Hij wijst ons op zaken als beheersing & betrokkenheid, operational excellence en relationele kwaliteit. Daarna begint Ben met een overzicht van de ontwikkelingen in het kwaliteitsmanagement en richt de focus achtereenvolgens op: beheersen, borgen, besturen en verantwoorden; de in de hogeschoolpraktijk herkende paradigmawisseling van beheersing naar betrokkenheid. Betrokkenheid en verantwoorden zijn de actuele quality items van de 21e eeuw. Wiep Koehoorn is Senior Beleidsmedewerker Externe Kwaliteitszorg Stenden Hogeschool Leeuwarden. In de uitwerking van strategische hogeschooldoelen (de algemeen geformuleerde doelstellingen van bijvoorbeeld rendementen en scholing) vervullen de opleidingsmanagers een belangrijke rol als ‘hitteschild’, waar het gaat om het formuleren van geaccepteerde operationele opleidingsteamdoelen. Opleidingsmanagers zorgen er 37 N N K Mission Statement: NNK: hét kennisnetwerk voor kwaliteitsmanagement Missie •Het uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van kwaliteitsmanagement. •Het bevorderen van de interesse voor, respectievelijk de bewustwording van het belang van kwaliteitsmanagement. •Het vormen van een nationaal netwerk van gelijkgezinde organisaties. •Het bevorderen van onderzoek en het ontwikkelen en verspreiden van toepasbare kennis en kunde op het gebied van kwaliteitsmanagement. •Het ontwikkelen en verzorgen van kwaliteitskundige opleidingen op basis van geconstateerde behoeften van uit de markt. Visie (ambitie) NNK wordt door de beroepsgroep, het bedrijfsleven en de Nederlandse overheid gezien als hét platform voor kwaliteitsmanagement. N.B.: Onder kwaliteitsmanagement wordt verstaan het beheersen en verbeteren van de kwaliteit van producten, diensten, processen en organisaties. De doelgroep van NNK omvat: •Directies van bedrijven en organisaties waar aandacht is voor kwaliteit in brede zin (good management practices). •Kwaliteitsmanagers en -kundigen die de principes van kwaliteitsmanagement in de praktijk toepassen. •Wetenschappers en docenten die onderzoek doen naar dan wel onderwijs geven in kwaliteitsmanagement. •Nederlandse overheid die behoefte heeft aan beleidsadvies over kwaliteitsmanagement vanuit het werkveld. Normen en waarden (Code of Conduct) Het NNK is een kennisnetwerk. Dit betekent dat leden er kennis kunnen halen. Halen is echter alleen mogelijk als er ook wordt gebracht. Van de personen die via het NNK lidmaatschap deel willen uitmaken van het netwerk wordt dan ook verwacht dat zij: •zich actief opstellen door een bijdrage te leveren aan NNK-activiteiten en werkgroepen/ commissies en door te reageren op vragen van het bestuur en commissies/werkgroepen. •zich kenbaar maken door hun profiel in te vullen op de website van het NNK zodat medeleden contact kunnen leggen. •medeleden belangeloos antwoord geven op vakgebiedvragen. •actief de website gebruiken als communicatiemiddel met bestuur, commissies, werkgroepen en medeleden. 38 C OLUM N Een terugblik en vooruitblik in kwaliteitsmanagement door Ben van Schijndel Sinds twee jaar verschijnt ons NNK-blad Synaps één keer per jaar. Wat doe je dan als schrijver van de column? Een vooruitblik op vakantie leest in juni wel lekker, maar een column die eens per jaar geschreven wordt, leent zich beter voor een kwaliteitskundige terugblik en vooruitblik. Als kantelpunt ga ik uit van medio april 2014. Niet alleen omdat de algemene ledenvergadering van het NNK op 15 april valt, maar omdat het ook de deadline is voor het aanleveren van deze column. Nu is een terugblik een louter persoonlijke aangelegenheid, een kwestie van smaak. Wat voor mij een hoogtepunt of een duidelijk herkenbare trend is, is voor u mogelijk een randverschijnsel. Toch waag ik het er maar op. Ik begin - excuus voor de onbescheidenheid - maar bij mezelf. In september vorig jaar verscheen het boek Kwaliteitsmanagement in de praktijk, waarvan ik medeauteur ben. Een bijzonder boek omdat het én een leerboek én een naslagwerk is, maar vooral bijzonder omdat er een brug geslagen wordt tussen systeemtechnische en sociaal-dynamische perspectieven van kwaliteitsmanagement. De reacties die wij als auteurs kregen waren positief en de verkoop loopt lekker. Een ander gedenkwaardig feit van de afgelopen anderhalf jaar is de nabeschouwing en discussies op internet naar aanleiding van het boek Perspectieven op Kwaliteit.nl. Kennelijk heeft het boek veel los gemaakt en is er inderdaad sprake van “verdieping, verbreding, bundeling en daadkracht” zoals de subtitel van het boek aangeeft. De rode draad is de verkenning, of zoektocht, die auteurs en commentatoren ondernemen naar de balans tussen de harde en de zachte kant van kwaliteitsmanagement. Die zoektocht vindt al enige tijd plaats en wordt steeds breder en intensiever. In het artikel Paradigma’s die ons verder helpen (KiB, nr.2, maart 2014) leest u waar die zoektocht bij mij toe geleid heeft: nieuwe paradigma’s die de verbinding leggen tussen het systeemtechnische en sociaal-dynamische perspectief. Gelukkig zijn er meer vakgenoten actief op dit gebied. Ieder hebben zij hun beeld van hoe ons vakgebied in elkaar zit. Wouter Hart doet dit met zijn Verdraaide organisaties, Huub Vinkenburg met de empirische, normatieve en reflectieve kwaliteitsscholen en ik voegde daar de professionele, organisatorische en relationele kwaliteitsdimensies aan toe. Volgens de wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn hoort zo’n zoektocht bij de ontwikkelingsfase van een discipline (Kuhn heeft het zelf over een wetenschap), waarin nog niet vaststaat welke paradigma’s een plaats hebben in een discipline of hoe de discipline (vakgebied) er precies uitziet. Een mooi vervolg van de zoektocht is het 18e Nationale Kwaliteitscongres van 22 mei 2014. Als ik dit schrijf, moet het nog gehouden worden, als u deze column leest, is het al geweest. Dat maakt het voor mij spannend om er iets over te zeggen. Wat ik verrassend en verfrissend vind, is dat de congresorganisatie kennis en ervaring gaat zoeken in een totaal andere, gedragsgeoriënteerde, discipline, namelijk de neurobiologie. Het spreekt me aan omdat ik zelf in mijn publicaties de verbinding heb gelegd tussen gedragsbiologie en kwaliteitsmanagement. Gedragsbiologie en neurobiologie zijn vakgebieden die nauw aan elkaar verwant zijn en flinke overlap hebben. In haar interactieve lezing heeft Margriet Sitskoorn uitgelegd “welke krachten jou en de mensen om je heen sturen, hoe je je hersenen kunt ontwikkelen en het beste uit jezelf kunt halen”. Of zij uit is gekomen op de door mij onderscheiden evolutionair ontwikkelde drijfveren nieuwsgierigheid en ambitie, die onze drie kwaliteitsdimensies aansturen, laat zich raden nu ik dit schrijf. Maar dat het over emoties gaat, lijkt me zeker. De beloning of de teleurstelling bij het streven naar bevredigen van de nieuwsgierigheid en ambities, is de bron van professionele emoties. Zo ook bij u en mij. Ik ben benieuwd welke plaats Leo Kerklaan gegeven heeft aan rationele en emotionele kwaliteit in de nieuwe paradigma’s van de kwaliteitskunde. Heeft hij een causaal of een gevoelsmatig verband gelegd met de kwaliteitskunde of is hij verder gegaan met de lerende professional? En welke praktische betekenis kent hij daar aan toe? Ik eindig deze column met een uitspraak van Thomas Kuhn: “paradigma’s worden 39 Ben van Schijndel doorgaans eerder aanvaard omdat ze gevoelsmatig in de discipline passen en niet zo zeer omdat ze er op logische gronden is passen”. Waar gaat uw voorkeur naar uit? COLOFON SYNAPS is een uitgave van NNK - Nederlands Netwerk voor Kwaliteitsmanagement. NNK stelt zich ten doel het uitwisselen van ervaring, het bevorderen van onderzoek en het ontwikkelen en verspreiden van kennis en kunde op het gebied van kwaliteitsmanagement. Belangrijkste kenmerken zijn kwaliteitsmanagement als oogmerk, netwerk voor samenwerking, ac tie ve menskracht, financiële armslag, heldere processen en organisaties, goede communicatie en een sterk imago. Het is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van de redactie (delen van) artikelen over te nemen. Kopij Tekst moet worden aangeleverd in Word. Fotomateriaal, grafieken en schema’s moeten in hard-copy worden aangeleverd ten behoeve van de opmaak. Beeldmateriaal moet worden aangeleverd in eps of tiff-formaat met een minimale resolutie van 300 dpi. De redactie behoudt zich het recht voor om van schematische weergaven de vormgeving aan te passen. Dit geschiedt uiteraard met inachtneming van de informatiewaarde. Advertenties Voor informatie over advertenties en tarieven kunt u zich wenden tot het secretariaat. Redactie Jos Groenendijk Kees de Vaal Annie van Ommeren Adres NNK (tevens Redactie adres) Tielsestraat 10 | 4021 HC Maurik Telefoon 0344 691038 E-mail: [email protected] www.nnk.nl Lidmaatschap NNK De tarieven voor het NKK lidmaatschap t/m 31 december 2015: Excl. BTW Incl. BTW Individueel lidmaatschap E 100,84 E 120,–* Bedrijfslidmaatschap: < 5 personen E 268,91 E 320,– < 30 personen E 403,36 E 480,– < 100 personen E 546,22 E 650,– > 100 personen E 651,26 E 775,– Overig E 378,15 E 450,– excl. inschrijvingskosten Bestuur Voorzitter : C.T.B. Ahaus Vice-voorzitter : B.J. Bel Penningmeester : B.J. Bel Secretaris : B.C. van Schijndel Bestuursleden : C.P.G. Beek C.D.R. de Vaal R. Meijburg J. Stegink-de Graaff D. de Smit Janneke Stegink-de Graaff Bankrekening Rabobank IBAN:NL31 RABO 0113774095 Druk OCC dehoog, oosterhout ISSN-nummer 1569-2957
© Copyright 2024 ExpyDoc