actuele maatschappelijke situatie rond armoede en rijkdom

remonstrants maandblad jaargang 25 nr. 3 maart 2014
Schaarste en overvloed
‘Jullie kunnen niet God dienen en de Mammon’
thema
van
de xxxxx
redac tie
Schaarste en overvloed
Onze redactie verdiept zich graag in allerlei geestelijke
zaken. We hebben ons heerlijk kunnen uitleven met het
jaarthema ‘verborgen geloof ’. Maar van tijd tot tijd roepen we onszelf tot de orde om toch vooral ook de actuele
maatschappelijke situatie niet te vergeten. Deskundigen
voorspellen een voorzichtige ommekeer na jaren van economische crisis. Voor ons een mooie aanleiding om eens
stil te staan bij het thema ‘Economie, schaarste en
overvloed’. Voor de bijbelse insteek zorgt Reinhold Philipp met een overweging over God en
de Mammon. Onze Londense correspondent
Joost Röselaers bericht over een avond in de
Nederlandse kerk van Londen met bankiers
(‘de cowboys van het bedrijfsleven?’). Michel
Peters sprak met Teuntje de Glee, ontwikkelingsdeskundige en lid van de gemeente
Hoorn, over de wereldwijde mechanismen van
schaarste en overvloed en over haar werk in Zuid Soedan. Een gevolg van de onbalans in rijkdom en armoede
tussen ‘Noord’ en ‘Zuid’ is de grote stroom migranten
richting West Europa, die echter niet zelden eindigen als
‘ongedocumenteerden’ zonder veel toekomst. De Werkgroep Ongedocumenteerden wil graag dat remonstrantse
gemeenten zich meer van deze problematiek bewust
worden. Joan van Esveld schrijft over ‘de snelst groeiende
bank van Nederland’ – de Voedselbank dus. Rosaliene
Israël laat haar licht schijnen op de mogelijkheden voor
diakonaal werk in de grote stad. Zelf woont zij in de
Amsterdamse christelijke/diakonale leefgemeenschap
Oudezijds100. In het Miniatuur een mooie beschouwing
van Jan Berkvens over zijn oma – maar ook over de zorgelijke ontwikkeling van de zorg in een rijk land. Vanessa
van Koppen las een kritisch boek van de Amerikaanse
politiek filosoof Michael J. Sandel over marktwerking en moraal. U ziet het: een breed scala aan
artikelen over de staat van de economie en hoe
we daar ook als kerken en individuele christenen niet omheen kunnen.
In dit nummer ook een bijdrage van Heine Siebrand, die vorige maand met emeritaat ging en
afscheid nam van de Geertekerk. Mijnke Bosman
gedenkt Geertrui van Westerouen van Meeteren.
En onze berichtgeving over remonstrantse initiatieven in
Berlijn wordt vervolgd met een bijdrage van Attie CaspersBoon.
•
Bert Dicou
Hoofdredacteur
Het volgende nummer van AdRem verschijnt op 4 april 2014.
in dit nummer onder meer:
3 Korte berichten
14 Geloof en samenleving
4 In memoriam
15Miniatuur
5De Mammon en sociale gerechtigheid
16 Think global, act local
in de bijbel
18Berlijn
6 What money can't buy
18 ’t Rentmeestertje
8 De cowboys van het bedrijfsleven
19Boekbespreking
10 Voedselbank Nederland
19 Rituele zin & onzin deel 3
12Geëngageerd christelijk leven
20 Het gezicht van...
in Oudezijds 100
colofon Redactie: Bert Dicou (hoofdredacteur), Joan van Esveld, Martijn Junte, Vanessa van Koppen-Enters, Michel Peters (eindredacteur) en Carolien Sieverink. Redactieadres:
AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030 2316970, [email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@­remonstranten.
org, of via boven­staand redactie­adres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 32,50 euro per jaar voor nietremonstranten. Advertentiewerving: Eric Zinger, 06 52003708, [email protected], tarieven op aanvraag verkrijgbaar. Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Ontwerp: Marjorie
Specht, www.ontwerpkantoor.nl Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van
de redactie.
korte bericht en
Creatieve Midweek
4 augustus t/m 8 augustus 2014
Van maandag 4 augustus tot en met vrijdag 8 augustus
is er weer een Creatieve Midweek op de Hoorneboeg. De
week is bedoeld voor iedereen die het leuk vindt om een
week intensief bezig te zijn met tekenen en/of schilderen. Je moet enigszins zelfstandig kunnen werken, maar
we worden begeleid door docente Antje Sonnenschein.
Zij maakt ons bekend met nieuwe technieken en adviseert ons op expressief gebied.
Er is plaats voor 21 deelnemers. Toelating geschiedt
in volgorde van aanmelding bij het Landelijk Bureau
Remonstranten: email [email protected] of tel.
030 - 231 69 70. U wordt in de loop van april per brief
verzocht om te betalen: 305 euro (éénpersoonskamer met
douche, toilet en wastafel, volpension, dieetwensen opge-
Heine Siebrand verlaat Geertekerk
Op 9 februari 2014 was het echt zover. Een stampvolle
Geertekerk neemt afscheid van haar gewaardeerde
predikant Heine Siebrand die met emeritaat gaat.
ven, begeleiding docent). Annuleren kan tot en met juni
gratis, daarna worden annuleringskosten in rekening
gebracht à 75 euro.
Nomadisch literair symposium
Op 18 november 2014 vindt in het Academiegebouw
in Utrecht het vierde literaire symposium plaats in de
reeks van Johan Goud, bijzonder hoogleraar Religie en
zingeving in literatuur en kunst, in Utrecht. Het thema
is dit keer. Over vervreemding en identiteitsverlies van
schrijvers en over hun hang naar een ongebonden en nomadische bestaan. Aan de orde komt het werk van Hafid
Bouazza, Abdelkader Benali, Mustafa Stitou en Dirk van
Weelden. Aanmelden kan al bij student-assistent
Welmoed Wagenaar ([email protected]).
Heine leest uit de biografie die voor hem is
gemaakt. Collega’s Alleke Wieringa en Florus
Kruyne verkneukelen zich.
Heine met zijn gezin in het zonnetje gezet.
De klub geeft het startsein van de middag met een flashmob.
‘Chapeau’ voor Heine Siebrand
jaargang 25 nr. 3 maart 2014 3
in memoriam
Geertrui Westerouen
van Meeteren
Op 11 januari 2014 overleed ds. Geertrui Westerouen van
Meeteren. Wie de Biografische Naamlijst in de boekenkast heeft staan, kijkt even wat die meldt over de overledene. In de naamlijst bleken op één pagina drie van mijn
voorgangers in gemeente Rotterdam (Wery, Westerouen
van Meeteren, Wiardi Beckman) verenigd die voor mij
het prototype zijn van remonstrantse predikanten. Velen
kwamen en komen uit een bevoorrecht, erudiet en ruimdenkend milieu.
Dat gold zeker voor Geertrui Westerouen van Meeteren.
Zij kreeg van huis uit een brede belangstelling mee die
zij combineerde met de drang om ruimte te scheppen
voor nieuwe ontwikkelingen. Voor haar vorming waren
ook de VCJC en de oorlog van belang. In de VCJC werd
zij geconfronteerd met de thema’s religieuze gemeenschap en menswording, die doorwerkten in haar verdere
leven. De oorlog maakte duidelijk waar zij als predikant
voor zou moeten staan: het appèl tot vermenselijking van
het leven.
Vernieuwing Voor Geertrui waren de studiejaren in
Leiden een tijd van optimisme en élan. Maar vlak na
haar aantreden als predikant in Vlaardingen (1954) werd
duidelijk dat de groei van remonstrantse gemeenten stagneerde. De samenleving veranderde en de kerken werden
geconfronteerd met de noodzaak tot vernieuwing. Geertrui was zich daarvan ten volle bewust. Ik herinner mij
een inleiding voor het Convent begin jaren ’70 waarin zij
uitlegde dat zij na haar 50e verjaardag een andere weg
wilde inslaan, ook al had zij in Rotterdam als predikant
een mooie tijd gehad. Niet langer het traditionele predikantschap, maar zoeken naar vernieuwende vormen van
kerk zijn. Het was een inspirerend verhaal, vooral voor
vrouwen. De feministische theologie, waar Geertrui zich
later intensief mee bezig zou houden, stond nog in de
kinderschoenen. In haar Rotterdamse jaren had Geertrui
al ervaren hoe onzichtbaar vrouwen in de kerk waren. Zij
startte een vrouwengroep die probeerde uit ‘de schemerige non-identiteit’ te treden. Ook bracht zij de vrouwelijke
predikanten bijeen als ‘sorores in Arminio’.
Veel heeft Geertrui betekend voor de remonstranten.
Naast haar predikantschap was zij lid van de Commissie
4 adrem remonstrants maandblad
tot de Zaken, curator van het Seminarium en hoofdredacteur van het Remonstrants Weekblad. Zij betreurde het wel
eens dat haar geloofsgemeenschap soms niet positief reageerde op haar suggesties voor verandering. Toch bleef zij
meedenken en collega’s attenderen op boeken die volgens
haar de moeite waard waren. Af en toe uitte zij stevige
kritiek op het beleid van de Remonstrantse Broederschap.
Eens spoorde zij de remonstranten aan zich te bekwamen
in de ars moriendi (de kunst van het sterven). Het was
een niet mis te verstaan signaal. Zij maakte zich ernstige
zorgen over de toekomst van de geloofsgemeenschap die
haar dierbaar was.
Bidden als levensnoodzaak Een veelschrijver was
Geertrui niet. Voor mij het meest verrassende en mooiste
artikel van haar hand is gewijd aan het gebed (Wending,
december 1960). Uit dit artikel blijkt hoe wezenlijk bidden was voor haar. Zij erkent dat het niet gemakkelijk
is om een gebedsleven vol te houden, ook niet voor
predikanten. Maar dat mag geen reden zijn om niet
steeds opnieuw bewust en overtuigd te oefenen in bidden
omdat het gebed de expressie is van een werkelijk op God
en vanuit God gericht bestaan. Het artikel is geschreven
toen Geertrui 37 jaar was. Ook daarna was het gebed
voor haar levensnoodzakelijk. Zij ontwaarde daarin iets
van het lichtgevend geheim dat op mensen toekomt, het
lichtgevend geheim dat wij nooit ten volle zullen kennen
in ons aardse bestaan.
In Geertrui verliest de Remonstrantse Broederschap een
veelzijdige predikant die haar geloofsgemeenschap heeft
uitgedaagd en lief gehad. Voor haar kwam de dood in
zekere zin als een bevrijding uit een bestaan met afnemende mogelijkheden. Wij zullen haar missen. •
Mijnke Bosman
Algemeen secretaris van de Remonstrantse Broederschap
van 1989 tot 2007
overweging
D e mammon
en s o ciale gerech t igheid in de bijbel
‘Jullie kunnen niet God dienen en de mammon’ (Matt
6:24), zegt Jezus heel stellig tegen zijn volgelingen.
Mammon is van oorsprong een Aramees woord dat
vastig­heid of bezit betekent. Wie de mammon dient,
dient dus zijn eigen behoefte aan vastigheid.
Ik ben niet in bezit van iets, neen, hetgeen ik bezit is heer en
meester over mij. We verzamelen bezit in de hoop daardoor
ook vastigheid te verwerven. Maar bezit is kwetsbaar, het kan
gestolen of beschadigd worden. Jezus weet uiteraard dat we
bepaalde dingen voor ons levensonderhoud nodig hebben.
Het gaat hem om een bewuste prioriteitsstelling.
‘De armen zijn altijd bij jullie’ (Markus 14:7). Ik vond dit
altijd één van de meest intrigerende uitspraken van Jezus.
Bedoelt hij dat het bestrijden van de armoede in de wereld
een zinloos streven is? Dat je er uiteindelijk toch niets aan
kunt veranderen? De woorden van Jezus zijn een citaat uit
Deuteronomium 15:11. ‘Elk derde jaar moet u het tiende deel
van de opbrengst in zijn geheel afstaan. De vreemdelingen,
de weduwen en de wezen die bij u in de stad wonen, mogen
daarvan dan nemen zo veel als ze nodig hebben’ (Deuteronomium 14:28.29). Bij de oogst van graan, olijven of wijn zijn
in het land van melk en honing de aren die zijn blijven liggen
en de vruchten die zijn blijven hangen voor de vreemdelingen, weduwen en wezen. Ik vind het een interessante manier
om armen te helpen: ze houden niet hun hand op om op die
manier aalmoezen te ontvangen, neen, ze mogen de leftovers
oogsten; geen passief ontvangen dus, maar een actief in
ontvangst nemen.
‘Jullie vertrappen de zwakken en eisen een deel van hun
graan op. Jullie ontnemen de armen in de poort hun recht’
(Amos 5:11.12). Deze harde woorden zijn een deel van de aanklacht van de profeet Amos tegen de mensen van zijn tijd. In
een tijd van economische voorspoed roept hij op tot omkeer.
Ik ben niet profeet van beroep, zegt hijzelf, ik was slechts een
boer. Maar hij was wel een boer die geraakt wordt door on-
Daklozen-diner in de Waag Amsterdam met burgemeester Eberhard
van der Laan, januari 2014, foto: Amaury Miller / HH
rechtvaardigheid en die zich geroepen voelt onrecht aan de
kaak te stellen. Dat is wat mij in deze profeet zo aanspreekt.
Hij heeft geen pretenties vanwege zijn stand of opleiding en
verwijst niet naar opzienbarende prestaties. Hij is door God
letterlijk van achter de schapen vandaan gehaald om zijn leven een heel ander doel te geven. Hij heeft geen ervaring met
profeteren en is er niet in opgeleid, maar zijn analyse van de
situatie is daarom niet minder scherp: het platteland verarmt,
terwijl de rijken in de steden zich tegoed doen aan drank en
vette spijzen. Het onheil dat deze boerenprofeet kleurrijk
aankondigt, is niet een gevolg van het strenge oordelen Gods,
maar een logisch gevolg van verkeerd menselijk handelen.
‘Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid’ (Matteüs 6:33). De gerechtigheid van het koninkrijk
van God is hier een cruci­aal begrip. Het maakt duidelijk hoe
de samenleving vanuit het perspectief van God geordend
dient te zijn, namelijk als een gemeenschap waar niemand
buiten valt. De gerechtigheid Gods is in de bijbelse teksten
regelmatig het ijkpunt voor de maat­schappelijke ordening.
Juist de positie van kwetsbare groepen, vaak aangeduid door
een verwijzing naar de weduwe, de wees en de vreemdeling,
maakt duidelijk in hoeverre we God en zijn gerechtigheid
zoeken. Helaas kent ook onze tijd talloze voorbeelden van
mensen die aan de rand van de maatschappij terecht zijn
gekomen of dreigen te komen.
‘Jullie kunnen niet God dienen en de mammon.’ De waarde
van onze inzet wordt niet gemeten aan wat in economische
termen gesproken succesvol is. Het gaat veel meer om de
vraag wat onze inspanningen bijdragen aan onze gemeen­
schappelijke zorg voor de armen onder ons en voor de zwakkeren in onze samenleving. •
Reinhold Philipp
Predikant in gemeente Den Haag
jaargang 25 nr. 3 maart 2014 5
What money
can’t buy
de m o rele grenzen van mark t w e rking
De Amerikaanse Michael J. Sandel (1953) is politiek filosoof in Harvard. Hij doceert onder meer over
ethiek, de toekomst van de menselijke natuur, globalisering en rechtvaardigheid. Hij verwierf wereldfaam
met zijn boek ‘Justice: what’s the right thing to do’. Hierover schreven wij al in een eerder nummer van
AdRem. Hij schrijft niet alleen helder en concreet, maar is ook een voortreffelijk docent. Zijn colleges zijn
terug te kijken via internet op www.justiceharvard.org.
Nu heeft hij weer een heet hangijzer te pakken: de doorgeslagen marktwerking en de kwalijke gevolgen daarvan
voor onze samenleving. In zijn boek ‘What money can’t
buy: the moral limits of markets’ (vertaald in het Nederlands: ‘Niet alles is te koop’) rekent hij op een rustige
manier af met de vercommercialisering van goederen
6 adrem remonstrants maandblad
die niet verhandeld zouden moeten worden. Waar wij niet
verder komen dan een onderbuikgevoel, komt Sandel met
steekhoudende argumenten.
Alles is te koop, nu ja, nagenoeg alles. Steeds meer goederen en diensten worden op de markt aangeboden en de
onzichtbare hand van de marktwerking moet maar de prijs
Foto: Thomas Schlijper / HH
thema schaarste en overvl o ed
E er , saamh o righeid, respec t v o o r elkaar
en gelijk waardigheid v e rdwijn e n daar waar
b e paa l d e zak e n word e n v e rhand e l d.
bepalen. Want, zo stellen de meeste economen: marktwerking is puur neutraal en verandert de aard van het product
of de dienst niet. Als mensen ergens een prijs voor willen
betalen, is dat goed en zullen beide partijen daarvan profiteren. Michael Sandel, een Amerikaanse politieke filosoof
die op de Harvard University doceert, onderzoekt in hoeverre deze stelling klopt en of deze tendens wenselijk is of
niet. En dat doet hij op een hele gedegen, socratische wijze
aan de hand van sprekende voorbeelden.
Voorkeursbehandeling In de VS kun je als patiënt
voor een flinke jaarlijkse bijdrage (tussen de $ 1.500 en
$ 25.000) het mobiele nummer van je huisarts krijgen,
waarmee je je huisarts ook buiten de praktijk-uren kunt
bereiken. Ook heb je dan gegarandeerd binnen 24 uur
een afspraak. Mooie service, zou je kunnen denken, zou
mijn huisarts misschien ook moeten doen. Maar er kleeft
iets pervers aan. Namelijk: het versterkt de kloof tussen
arm en rijk. Dit fenomeen doet zich niet alleen bij de
huisarts voor, maar op heel veel terreinen. Als je een toeslag betaalt, hoef je bij een pretpark niet te wachten op de
attractie of bij een vliegveld niet op het boarden en mag je
dus voordringen. Voor $ 8 mag je in Minneapolis tijdens
het spitsuur in je eentje op de legere carpoolstrook rijden.
En zo gaat de lijst maar door. Dit gegeven betekent dat,
terwijl vroeger het verschil in arm en rijk zich vooral kenmerkte in wat men had (of niet had), tegenwoordig het
verschil ook wordt gemaakt in wat men doet. Namelijk:
arme mensen moeten wachten op dingen, terwijl rijke
mensen er soms letterlijk langs scheuren.
Noodzakelijke prijs Omdat je voor steeds meer kúnt
betalen, worden boetes niet meer als straf, maar als prijs
gezien die je nu eenmaal voor bepaalde diensten betaalt.
Was het vroeger nog een schande als je bij de bibliotheek
een boete kreeg voor het te laat terugbrengen van een
boek, nu wordt het beschouwd als een dienst: je betaalt
om het boek nog niet te hoeven terugbrengen. Dat je
daarmee de anderen de toegang tot de door jou geleende
boeken ontzegt, daar zit de boetebetaler niet meer mee.
Hij heeft immers betaald voor een ‘dienst’. Hogere boetes
helpen niet, in tegendeel. Als de boete hoog genoeg is, is
er geen enkel moreel bezwaar meer. Als voorbeeld haalt
Sandel het kinderdagverblijf aan. Een kinderdagverblijf
wilde paal en perk stellen aan ouders die te laat hun kinderen ophaalden. Ze gingen een boete instellen voor deze
ouders. En wat gebeurde? Veel meer ouders gingen hun
kinderen later ophalen. Waar ze zich eerst nog bezwaard
voelden als ze te laat waren, ervoeren ze de boete als prijs
voor de dienst dat ze hun kinderen langer op de opvang
konden houden. Een opmerkelijk experiment is gedaan
bij collectanten. Collectanten werden in drie groepen
opgedeeld. Eén groep collecteerde als vrijwilliger, één
groep kreeg 1 % van de opbrengst en een andere groep
kreeg 10% van de opbrengst. De vrijwilligers haalden
het meeste geld op. Waarom? Omdat ze zich met hart
en ziel inzetten. Diegenen die collecteerden tegen een
vergoeding, konden dat niet meer. Met deze en andere
voorbeelden laat Sandel zien dat marktwerking dus niet
neutraal is en ook niet altijd wenselijk.
Niet te koop Hij stelt dat – gelukkig – niet alles te koop
is. Vriendschap bijvoorbeeld, of het winnen van een prijs.
Je kunt wel een gezelschapsdame of -heer huren, maar
dat is toch niet ‘the real thing’. Door middel van omkoping krijg je misschien die felbegeerde Oscar, maar dat
is toch niet hetzelfde als hem ook terecht hebben gewonnen. Het kopen van de vriendschap of de prijs ontneemt
daar dan juist de intrinsieke waarde aan.
Maar naast deze categorie zijn er ook goederen en diensten waarvan het onwenselijk is dat men ze kan kopen.
Denk aan bloed, donornieren, kinderen, een plek op een
goede universiteit. Waarom is dat eigenlijk zo? Ten eerste
omdat het oneerlijk is. Met name bij donornieren en kinderen wordt de transactie bepaald door de armoede van
de ‘leverancier’. De keuze is om die reden helemaal niet
vrij. Zou de persoon in kwestie niet arm zijn geweest, dan
had hij/zij nooit zijn kind of nier afgestaan.
Het tweede argument is dat het morele waarden corrumpeert. Als bloed niet te koop is, kun je nog een
beroep doen op alle burgers om vanuit een morele plicht
af en toe bloed te doneren. Zodra er voor bloed betaald
gaat worden, verdwijnt dit plichtsgevoel (denk ook maar
even terug aan de kinderopvang en de ouders die te laat
komen, of aan de collectanten). En zo ondermijnt de
marktwerking het morele besef van een samenleving.
Eer, saamhorigheid, respect voor elkaar, gelijkwaardigheid en meer van deze waarden verdwijnen daar waar
bepaalde zaken worden verhandeld.
Sandel stelt ons kritisch de vraag of dat wel is wat we
­willen. Nee dus, is mijn eigen antwoord na het lezen van
dit heldere boek. Je zou willen dat iedere politicus dit
boek las. •
Vanessa van Koppen
Redactie AdRem, gemeentelid Den Haag
jaargang 25 nr. 3 maart 2014 7
thema schaarste en overvl o ed
De cowboys
van he t b e drij f s l e v e n
‘Bankieren en morele dilemma’s’. Afgelopen december vond in de Nederlandse kerk in Londen een avond
plaats over dit thema voor jonge bankiers uit de City. Onder leiding van Alexander Rinnooy Kan gingen zij
met elkaar in gesprek over morele dilemma’s in hun vakgebied. Kunnen zij – onderaan de hiërarchische
ladder – iets veranderen aan het huidige financiële systeem, en willen zij dat wel? Men was voorzichtig, en
revolutionaire ideeën om het systeem om te gooien kwamen niet aan bod. Er werd vooral geobserveerd.
Bij de borrel na afloop sprak ik Mathijs Schiffers, correspondent van Het Financiële Dagblad in Londen. Hij
wist mij meer te vertellen over de dilemma’s van de
(jonge) bankiers, en over het financieel systeem in het
algemeen. Het systeem kent verliezers en winnaars, en
van de ene op de andere dag kun je van winnaar verliezer
worden en andersom. Over drie bijzondere zakenmannen schreef Mathijs Schiffers een boek, ‘de cowboys van
het bedrijfsleven’. Voor AdRem interviewde ik hem over
deze excentrieke heren, die weinig last lijken te hebben
van morele dilemma’s.
De cowboys Victor Muller is de bekendste van de drie
cowboys. Hij studeerde in Leiden, en behoort tot het old
boys network. Van de buitenkant lijkt hij allesbehalve
op een cowboy. Hij werd bekend toen zijn autobedrijf
Spyker het noodlijdende Saab overnam. De aankoop is
gefinancierd via duistere geldstromen die allemaal terugvoeren tot een in Londen woonachtige Rus, die nu van
grootschalige fraude en witwasoperaties verdacht wordt.
Muller onderhoudt nauwe contacten met hem. Saab is
ondertussen failliet verklaard, en van Spyker is weinig
meer over. Er is veel duister rond Victor Muller, maar er
valt nog niks te bewijzen. Ondertussen woont hij zelf in
Mallorca, waar hij zich nog steeds bezighoudt met zijn
grote hobby: auto’s.
Richard Homburg is actief in het vastgoed, met name in
het buitenland. Een supermarkt die hij liet bouwen in
Letland is onlangs in elkaar gestort. Homburg heeft zich
ontpopt tot een van de pijndossiers die hebben geleid tot
de val van de SNS - bank.
De derde cowboy is Philip Adkins, een Amerikaan die
opdook in de Rotterdamse haven. Hij werd bestuursvoorzitter van een onbeduidende zeetransporteur, maar
wist de gehele sector op te schudden met onorthodoxe
maatregelen en keuzes. Tegen hem is een megaclaim
ingediend in Nederland. Adkins kom je op de meest
onverwachte plekken tegen. Zo was hij op olifantenjacht
in Afrika samen met de koning van Spanje toen deze (in
nabijheid van zijn vermeende maîtresse, tevens de ex van
8 adrem remonstrants maandblad
Adkins) zijn heup brak bij een nachtelijk wc - bezoek en
vervolgens in het ziekenhuis werd opgenomen.
Eigenschappen van de cowboys Schiffers onder­
scheidt zeven eigenschappen van deze cowboys:
fanatisme, non-conformisme, opportunisme, solisme,
materialisme, pragmatisme en narcisme. In het boek
gaat Schiffers dieper in op deze eigenschappen. De drie
cowboys zijn bovenal overtuigd van hun eigen gelijk. Zij
vinden hun manier van zakendoen heel normaal. Ze hebben volstrekt geen talent voor zelfreflectie of zelfkritiek.
Jammer, vindt Schiffers. Het zou ze sympathieker maken.
De schuld wordt altijd bij een ander gelegd.
Bijvoorbeeld bij Nederland en de mentaliteit die er in
Nederland heerst. Alle drie vinden ze Nederland te klein
en te bekrompen. In het buitenland worden ze in hun
ogen wel gewaardeerd. Met name in Amerika! Sterker
nog, in Amerika zouden het helden zijn. ‘Nederland
houdt niet van winnaars’, zegt Adkins vaak. Wat Schiffers
opviel, is dat ze wel behoefte hebben aan waardering in
Nederland. Het land laat ze niet onverschillig, ze kunnen
er geen afscheid van nemen. Alle drie voelen ze zich
de underdog: Homburg heeft geen opleiding en wil dat
graag benadrukken (ook al kreeg hij een eredoctoraat
van een universiteit in Canada waar hij donaties aan had
verschaft), Muller kocht met zijn Spyker het veel grotere
Saab, en Adkins wist met zijn kleine bedrijf de gehele
zeetransportsector in de war te brengen.
Tenslotte is er bij alle drie een smet op hun naam en reputatie. Er lopen rechtszaken of verhaalsacties tegen hen.
Maar er is nog nergens sprake van een veroordeling.
Over de cowboy We filosoferen over de cowboy. Wat
versta je onder een cowboy, vraagt Mathijs Schiffers mij.
Een bedrijfscowboy is een financiële avonturier, een
gelukzoeker, iemand die continu alles of niets speelt. Hij
is bereid om grenzen over te steken. Het Wilde Westen
is zijn werkterrein. Crimineel is de cowboy niet, maar je
moet hem wel in de gaten houden. Schiffers vult aan: ‘het
zijn boefjes, geen boeven’. En dat geldt ook voor de drie
Mathijs Schiffers
‘ he t zijn b o e f jes , geen
b o even ’. E n dat geldt
o o k v o o r de drie h o o f d pers o nen ui t zijn b o ek .
c o w b oys z o eken de
grenzen o p, ze t t en alles
o p he t spel , en w o rden
gedreven d o o r de kick .
H e t gaat ze ui t eraard
o m he t geld, maar o o k
o m de s tat us .’
hoofdpersonen uit zijn boek. Hun verhalen zouden nog
het beste passen in een stripreeks, zoals Kuifje of Suske
en Wiske. Dat beeld krijg je trouwens ook als je het boek
leest, het is als een spannende jongensroman. De cowboys zoeken de grenzen op, zetten alles op het spel, en
worden gedreven door de kick. Het gaat ze uiteraard om
het geld, maar ook om de status. Zij willen zich constant
bewijzen tegenover Nederland, grotere bedrijven, de
gevestigde orde.
observerende rol voor zichzelf weggelegd. Dit soort
mannen zul je altijd blijven houden, aldus Schiffers.
Zij zullen altijd de grenzen blijven opzoeken, en er
soms wellicht net overheen gaan. Strengere wetgeving
zal wat dat betreft weinig uitmaken, de cowboys passen
zich gemakkelijk aan en zullen – opportunistisch als zij
zijn – telkens nieuwe mogelijkheden zien.
tiseerd, vraag ik mij af? Er zit een keerzijde aan hun
handelen. Duizenden beleggers die in Homburg geloofden zijn op zijn minst een groot deel van hun geld kwijt.
Litouwen is in rep en roer vanwege de vermeende fraude
die is gepleegd bij een van ’s lands grootste banken door
de Rus, waar Muller zoveel zaken mee deed. En op de
rechtbank in Amsterdam is men al heel wat uurtjes kwijt
geweest aan het ontrafelen van de ondoorzichtige en
mogelijk schadeplichtige acties van Adkins.
Bij de dominee (ondergetekende) blijft een onbehaaglijk
gevoel hangen, al zie ik de romantiek van de verhalen
ook wel in. Ik mis de duiding, het ietwat moraliserende
en maatschappelijk betrokken verhaal van een Joris Luyendijk, die ook veel over de financiële wereld geschreven
heeft. Schiffers wil er niet aan en blijft zo trouw aan
zijn rol als onderzoeker en observant. Is er sprake van
een nieuwe generatie journalisten en van journalistiek
bedrijven (wat houding betreft enigszins vergelijkbaar
met de jonge bankiers waar ik mee begon)? Het levert in
ieder geval prikkelende en boeiende literatuur op over de
cowboys van het moderne bedrijfsleven. Schiffers onthoudt zich van een oordeel. Hij wil nadrukkelijk een onderzoeksjournalist zijn. Hij ziet een
Joost Röselaers
Predikant van de Nederlandse Kerk in Londen
Een ethische reflectie? Is het beeld niet te geroman-
•
jaargang 25 nr. 3 maart 2014 9
thema schaarste en overvl o ed
D e sn e l s t gro e i e nd e bank van he t land
Voedselbank
Nederland
Privé-initiatief Het Rotterdamse echtpaar Clara en
Sjaak Sies richtte in 1999 de Stichting Minusplus op.
Door omstandigheden waren ze gedwongen hun eerder
goedlopende kledingzaak te sluiten. Ze bleven zitten met
enorme schulden die op de een of andere manier afgelost
moesten worden. Door Sjaaks leeftijd (46) en het ontbreken van diploma’s was er weinig ruimte voor hem op de
arbeidsmarkt. Hij kwam niet meer aan het werk. Clara’s
part-time baan – door fysieke problemen kon ze niet full
time werken – leverde bij lange na niet genoeg financiën
op om een gezin met vier kinderen te onderhouden, laat
staan om de schulden af te kunnen lossen. Er bleef niets
anders over dan een gang naar de sociale dienst. Maar
ook toen waren ze niet uit de problemen. Het bleef een
voortdurend gevecht om het hoofd boven water te houden, omdat allerlei instanties redenen dachten te hebben
om het gezin te korten op hun uitkering. Na een lange
periode van zwoegen, vechten en doorgaan krabbelde het
gezin uit het financiële dal. De periode van armoede en
misère wilden Clara en Sjaak niet vergeten. Ze zagen in
hun omgeving veel mensen die het hoofd niet boven water konden houden en wisten wat zij doormaakten. Het
plan om deze minima te helpen met spullen die anderen
konden missen was geboren. In het begin bestond de
hulp uit het brengen van meubilair en huisraad, maar al
gauw bleek dit te arbeidsintensief te zijn en bovendien
niet behorend tot de eerste levensbehoefte(n). Via een
vriend met een kas leverden steeds meer tuinders uit de
buurt groenten en aardappelen. Een bakker hoorde van
het initiatief en kwam met brood. Zo ontstond de eerste
voedselbank in Nederland en deze groeide zelfs uit tot de
grootste. Niemand had dit toen, in 2002, kunnen voorzien. Het politieke antwoord in die tijd luidde: ‘Over vier
jaar bestaat de voedselbank niet meer.’
Directe voedselhulp Nu, twaalf jaar later, zijn er 147
voedselbanken aangesloten bij de in 2008 opgerichte landelijke Stichting Voedselbanken Nederland. De uitganspunten van toen zijn nog steeds dezelfde: het bieden van
directe voedselhulp aan de armste mensen en het voorko10 adrem remonstrants maandblad
men van verspilling van goed voedsel. De inhoud van de
voedselpakketten is volledig afhankelijk van schenkingen
door verschillende leveranciers en daardoor verschilt de
inhoud van het pakket van week tot week. Het streven van
de voedselbank is om wekelijks een voedselpakket samen
te stellen waarin de ‘schijf van vijf ’ in voldoende mate
is vertegenwoordigd, wat niet altijd mogelijk is. Door
de economische crisis zijn veel supermarktketens hun
winkels logistiek steeds beter gaan inrichten, waardoor
ze minder overhouden. De Voedselbank ondervindt de
gevolgen hiervan. Producten met een langere houdbaarheidsdatum, zoals rijst, pasta, koffie en thee worden
minder aangeboden. Om deze toch aan te kunnen blijven
bieden, worden regelmatig een zogenaamde ‘supermarktactie’ gehouden. Vrijwilligers van de voedselbank vragen
klanten bij binnenkomst van een supermarkt of zij iets
van het verstrekte boodschappenlijstje willen kopen voor
hun ‘buren’ en dat na het afrekenen bij de kassa bij hen
te willen inleveren.
Twee jaar geleden schreef Sylvia Witteman in haar
column in de Volkskrant hier iets over (Weldoen –
19/03/12). Het wensenlijstje van de voedselbank, waar
ze een of meer producten van kon kopen, varieerde van
houdbare melk, kinderbroodbeleg, aardappelpuree tot
vis in blik, zonnebloemolie, rijst, etc. Erg tevreden was
ze hier niet over, want volgens haar konden zelfs de allerarmsten in ons land wel producten als suiker, macaroni
en andere goedkope zoetigheid en zetmeel kopen. Zij
dacht meer aan vers fruit, een pond gehakt of misschien
zelfs wel een knappe internetverbinding. Niettemin ging
ze over tot de aankoop van drie potten Nutella.
Tijdelijk De voedselbank werkt louter en alleen met
vrijwilligers. Bij de Voedselbank Amsterdam zijn zo’n
400 mensen actief. Mensen van uiteenlopende achtergronden en vanuit verschillende motieven zetten zich
hiervoor in. Van de vrijwilligers wordt gevraagd voor een
langere periode eens per week of per twee weken minimaal 4 uur beschikbaar te zijn. Het werk varieert van de
Voedselbanken Nederland
• Er zijn momenteel 147 voedselbanken aangesloten bij
Voedselbanken Nederland.
• Er zijn 8 regionale distributiecentra verspreid over het land.
• Er zijn 6.500 vrijwilligers
actief bij de voedselbanken.
• Ruim 30.000 huishoudens
(70.000 personen) ontvangen
wekelijks een voedselpakket.
• Slechts ca. 40 % van de voedselbanken krijgt een vorm
van ondersteuning van de
gemeente waar zij actief is.
Dit varieert van het niet hoeven betalen voor afvalverwijdering of het voor de rekening
nemen van de huisvestingskosten tot een subsidie. Deze
lopen lopen uiteen van € 500,tot € 60.000,-- per jaar.
(Gegevens van Voedselbanken
Nederland, januari 2014).
Elke vrijdag is de voedselbank in Tilburg geopend. Gemiddeld komen er zo'n 500 mensen een pakket halen. Foto: Piet den Blanken / HH
H e t ui t gangspun t van v o edselhulp is
alt ijd dat deze t ijd e l ijk mo e t zijn
eerder genoemde ‘winkelactiviteit’ tot het helpen bij het
samenstellen van de voedselpakken, de distributie hiervan en het doen van intakegesprekken. Voor deze laatste
taak zijn specifieke vaardigheden vereist. Een ‘intaker’
loopt samen met een cliënt of een mogelijke cliënt door
diens financiën om te zien of hij of zij in aanmerking
komt voor hulp van de Voedselbank. De inkomsten,
meestal een uitkering en soms een salaris, worden naast
de uitgaven gezet: huur, elektriciteit, belastingen, zorgverzekering, internet/tv/telefoon (maximaal € 50,--), water
en schuldenaflossingen. Wanneer dan blijkt dat iemand
minder dan € 180,-- per maand te besteden heeft aan
eten en persoonlijke verzorging, komt hij in aanmerking
voor een voedselpakket. Over het algemeen worden drie
maanden daarna nogmaals de financiën met de desbetreffende persoon bekeken. Om de zelfredzaamheid van
de klanten te vergroten, werken alle voedselbankafdelingen samen met lokale organisaties, die de klanten helpen
om weer op eigen benen te staan. Het uitgangspunt van
de voedselhulp is altijd dat deze tijdelijk moet zijn. Over
het algemeen kan men zeggen dat de klanten van de
voedselbanken gemiddeld een jaar lang een voedselpakket krijgen. Daarna is er een zodanige verbetering in hun
situatie bewerkstelligd, dat men niet meer voldoet aan
de financiële criteria om in aanmerking te komen voor
een voedselpakket. Ondanks alle acties en giften heeft
de Voedselbank een tekort aan voedsel, terwijl het aantal
klanten alleen maar toeneemt.
Europa De Europese Unie kent een voedselhulpprogramma (zgn. PEAD-programma), dat jaarlijks voor 500
miljoen euro voedsel uitdeelt aan landen binnen de EU,
bestemd voor hun arme bevolking. Hoewel Nederland
hiervan ook gebruik zou mogen maken, doet de regering
dit niet. Deed zij dit wel, dan zouden de tekorten van de
Nederlandse voedselbanken in één keer opgelost zijn.
Het is onduidelijk waarom de regering niet voor deze
mogelijkheid kiest. Misschien omdat zij vindt dat je, als
je geen schulden hebt, voldoende te besteden zou moeten
hebben, hetzij door salaris, hetzij door een uitkering en
eventueel aanvullende toeslagen. Maar hoe het ook zij,
jaar na jaar moeten steeds meer mensen gebruik maken
van de Voedselbank. Dacht men 12 jaar geleden nog dat
de Voedselbank al gauw historie zou zijn, nu, in 2014 is
het de snelst groeiende bank van Nederland.
•
Joan van Esveld
Redactie AdRem
jaargang 25 nr. 3 maart 2014 11
thema schaarste en overvl o ed
Geëngageerd christelijk leven
in Oudezijds 100
Geschiedenis en opbouw van de gemeenschap
Oudezijds 100 wordt in de jaren ’50 gesticht door het predikanten-echtpaar Rolf en Georgine Boiten-Du Rieu. Veel
kerken in de binnenstad staan in die tijd leeg en predikanten wonen vaak in andere delen van de stad. Daarom willen zij een plaats bieden waar mensen aan durven kloppen
voor hulp en vestigen zij zich in een pand aan de Oudezijds Achterburgwal nummer 100. Inspiratie hiervoor
deed het echtpaar Boiten op tijdens een stage bij de ‘Foyer
protestant d’Aubervilliers’, een vergelijkbaar initiatief in de
gelijknamige arbeidersvoorstad van Parijs. Oudezijds 100
groeit uit tot een gemeenschap met meerdere panden op
de Wallen en vele vrijwilligers. Binnen het grotere geheel
van Oudezijds 100 neemt de oecumenische communiteit
Spe Gaudentes, die dit jaar precies 50 jaar geleden werd
opgericht, een centrale plek in. De communiteit ziet het
als haar roeping om in kerk en wereld te getuigen van de
hoop en tussen kerken en kerkgenootschappen een brug
te vormen. De leden van Spe Gaudentes verbinden zich
door een gelofte voor het leven om deze roeping gestalte
te geven. Om de communiteit heen staat de kring van
tochtgenoten, die zich oriënteren op communitair leven
en zich voor minimaal een jaar aan de communiteit
verbinden. De groep daaromheen bestaat uit deelgenoten,
die als lid van de woongemeenschap, extern vrijwilliger,
bestuurslid of professional aan de gemeenschap verbonden zijn. Daarnaast wordt Oudezijds 100 gesteund door
een brede kring van vrienden, die de gemeenschap en
haar werk financieel of anderszins ondersteunen.
12 adrem remonstrants maandblad
Kernwaarden Wederkerigheid is van meet af aan een
belangrijke kernwaarde voor het leven en werken van
Oudezijds 100. Wij zijn ervan overtuigd dat iedereen
– ongeacht achtergrond of actuele situatie – een bijdrage
kan leveren aan de gemeenschap: van het koken van maaltijden, administratieve ondersteuning, technische dienst,
babysitten tot het schoonmaken van de wc’s. Daarnaast is
gastvrijheid voor Oudezijds 100 essentieel als het gaat om
het present stellen van het evangelie. Daarin voelen we ons
verbonden met de rijke christelijke traditie van kloosterleven en missionaire presentie. Met onze activiteiten proberen we antwoord te geven op de vragen die ons gesteld
worden. Daarom streven we ernaar om steeds open en
sensitief te zijn voor ontwikkelingen in de maatschappij en
in onze directe omgeving. Dat Oudezijds 100 naast vaste
bewoners wordt bevolkt door een grote groep wisselende
bewoners, vrijwilligers en medewerkers, helpt ons om niet
in onszelf gekeerd te raken en maakt dat we steeds weer
geconfronteerd worden met nieuwe inzichten.
Actuele ontwikkelingen Gevolg van onze principiële
openheid en gastvrijheid, is dat bij Oudezijds 100 ‘de
hele wereld’ binnenkomt en dat we te maken krijgen met
uiteenlopende problematiek. Zo merken we binnen het
project OpStap hoe maatschappelijke ontwikkelingen
invloed hebben op het concrete leven van mensen. We zien
bijvoorbeeld de laatste jaren het aantal schuldhulpverleningstrajecten toenemen. De verdergaande digitalisering
van het betalingsverkeer, maakt dat mensen minder zicht
Gemeenschapsleden van Oudezijds 100 maakten rond
Hemelvaart vorig jaar een pelgrimage op de fiets van
Amsterdam naar Heiloo.
hebben op hun inkomsten en uitgaven en ook gemakkelijker schulden maken. Ook het verlagen van de intelligentienorm als indicatie voor het recht op ambulante zorg is een
voorbeeld van een – op het oog kleine – maatschappelijke
ontwikkeling, die voor het individu grote gevolgen heeft.
Het betekent dat een groeiende groep licht verstandelijk beperkte hulpvragers geen recht meer heeft op deze zorg, die
juist met het oog op zelfstandig functioneren onontbeerlijk
is. Voor hen zoeken we naar mogelijkheden om hun sociale
netwerk te versterken, zoals mensen die een buddyfunctie
willen vervullen. Verder zien we een toename in het aantal
hulpvragers dat in Nederland is geboren – mogelijk als
gevolg van de aanhoudende crisis – en een toename in
het aantal Oost-Europese hulpvragers. Deze laatste groep
verblijft vaak al jaren in Nederland, maar komt door het
ontbreken van een sociaal netwerk in de problemen.
Op Kruispost worden we onherroepelijk geconfronteerd
met de gevolgen van het huidige asielbeleid: naast medische problemen, hebben veel van onze hulpvragers last
van psychische klachten als gevolg van hun uitzichtloze
situatie. Om aan hun nood tegemoet te komen, hebben
we een aantal jaren geleden een kleinschalig psychologisch spreekuur geopend. De laatste twee jaar neemt
onder de patiënten van Kruispost de groep onverzekerde
Nederlanders toe. Door allerlei omstandigheden zijn
zij niet in staat hun ziektekostenverzekering (of aanvullende verzekering) te betalen. Dit is voor ons een van de
redenen om de mogelijkheden voor uitbreiding van onze
tandartspraktijk te onderzoeken. Ook bij de uiterst kwetsbare groep bezoekers van Kruispost zoeken we steeds
naar wederkerigheid. We doen een beroep op hun talenten en proberen hen te betrekken bij het vrijwilligerswerk
in onze gemeenschap. Zo kan het gebeuren dat iemand
in het samenwerken met anderen zijn eigenwaarde hervindt. Dat is niet alleen voor de betrokkene zelf, maar ook
voor ons een teken van hoop.
Gemeenschap en kerk Tekenen van hoop ontdekken we niet alleen in de zorg voor kwetsbare mensen
die zich aan ons toevertrouwen. Ook in het contact met
diverse kerken, kerkelijke gemeenschappen en parochies
mogen we ons verheugen over hoopvolle ontwikkelingen.
Oude­zijds 100 heeft nooit een eigen ‘kerk’ willen zijn – in
In de binnenstad van Amsterdam probeert Oudezijds
100 in leven en werken het evangelie van Jezus Christus present te stellen. Oudezijds 100 biedt concreet
hulp door inloop, intensief begeleid wonen (OpStap),
medisch-maatschappelijk werk en medische zorg voor
onverzekerden (Kruispost).
De woongemeenschap func­tioneert hierin als groot gezin en oefenschool, die de hulpverlening ondersteunt.
De woongemeenschap omvat tien panden in het Wallengebied en wordt bewoond door zo’n 70 mensen. Bij
de activiteiten van Oudezijds 100 zijn ongeveer 150
externe vrijwilligers betrokken. ‘Maria ter Claesze’ is
het buitencentrum van de gemeenschap op het Friese
platteland, met speciale aandacht voor zingevingsvragen rondom rentmeesterschap en duurzaamheid en de
relatie tussen kerk en platteland. Daarnaast is er de mogelijkheid tot pastorale zorg. Meer weten? Kijk dan op
www.oudezijds100.nl
Op de hoogte blijven van actuele ontwikkelingen?
Volg dan @Oudezijds100 (Twitter) en Communitaire
Gemeenschap Oudezijds 100 (Facebook).
onze huiskapel worden op alle dagen getijden gebeden,
behalve op zondag, dan gaan we allemaal naar onze eigen
kerken. Vanaf de beginperiode zijn er relaties met diverse
kerken, gemeentes en parochies in de vorm van concrete
samenwerking, financiële ondersteuning en wederzijdse
inspiratie. Als een van de vele mogelijke vormen van geëngageerd christelijk leven, hoopt Spe Gaudentes een inspirerend voorbeeld te zijn. Dat op dit moment veel jonge
christenen overwegen om te gaan leven in een gemeenschap of concrete stappen in die richting zetten, geeft
te denken. Het gemeenschapsideaal van samen leven,
werken en bidden vormt een antwoord op de behoefte
van met name jonge christenen om hun leven, werken en
geloven te integreren. Een behoefte waarin de kerkgang
op de zondagmorgen niet zonder meer voorziet. Zeker in
een stad als Amsterdam, waar de traditionele verbanden
tussen school, kerk en gezin nagenoeg ontbreken. Met
het wetenschappelijk onderzoek naar de betekenis van
christelijke leefgemeenschappen en communiteiten,
hoop ik dan ook een bijdrage te leveren aan de reflectie
op nieuwe vormen van kerk-zijn en geëngageerd leven in
de huidige maatschappij.
•
Rosaliene Israël
Predikant en theoloog, 36 jaar, woont en werkt sinds 2001
bij de Communitaire Gemeenschap Oudezijds 100 en is
samen met haar echtgenoot lid van de
kerngroep van deze gemeenschap, de
oecumenische communiteit Spe Gaudentes. Na een aantal jaren te hebben
gewerkt als gemeentepredikant, is
zij sinds november 2013 vanuit de
Protestantse Kerk Amsterdam predikant met bijzondere opdracht voor
Oudezijds 100.
jaargang 25 nr. 3 maart 2014 13
thema gel o of en samenl eving
( Z ) onderdak
d o e mee me t de e s ta f e t t e voor m e ns e n zond e r v e rb l ij f sv e rgunning
Het afgelopen jaar, en inmiddels ook weer in 2014, hebben de media menigmaal bericht over de mensen
zonder papieren (in Franstalige landen daarom ook ‘Sans Papiers’ genoemd) die in ons land toevlucht hebben gezocht. Tentenkampen, de vluchtkerken, berichten over de miserabele leefomstandigheden in de kou,
wie heeft ze niet gezien en gelezen? Veel mensen hebben zich voor deze groep al ingezet.
I . T. S E RV I C E S
AGENDUM
010 - 437 22 69
Mariette Houbolt
Tel
010 - 437 02 45
Adrianalaan 152
3053 MG Rotterdam
Fax
06 53 611 190
14 adrem remonstrants maandblad
gsm
in 2014 twee concrete plannen uit te voeren:
Enerzijds vragen wij aan alle remonstrantse gemeenten in
den lande om iets te organiseren dat gericht is op een vorm
van steunverlening aan deze klemzittende medemens.
Door middel van een soort van ’estafette’ (overigens: zonder stokjes die doorgegeven zouden moeten worden) zal
elke maand een andere gemeente (of een combinatie van
gemeenten) van start gaan, iets organiseren en daarover
via AdRem verslag uitbrengen, zodat een ieder weet wat er
gaande is en daardoor geïnspireerd wordt.
Anderzijds is de Werkgroep, samen met de CoZa, bezig
om een oproep te schrijven aan regering en/of politiek.
De boodschap daarvan zal zijn dat de uitzichtloze toestand waarin veel ongedocumenteerden zich bevinden,
niet strookt met het humane beleid dat ter zake van de
bestuurders van ons land verwacht mag worden. De tekst
van deze oproep zal worden voorgelegd aan de Algemene
Vergadering van de Broederschap, opdat een ieder zich
zal kunnen uitspreken over de inhoud ervan.
De deelnemers aan de bijeenkomsten op 25 mei en 22
november hebben zich bereid verklaard om als contactpersonen op te treden en de werkgroep zal met hen overleggen hoe, waar en wanneer de ’estafette’ georganiseerd
zal worden. Via AdRem houden we U op de hoogte.
Drie ervaren en ter zake kundige organisaties hebben
aangeboden onze partners te zijn: de Pauluskerk, INLIA
•
[email protected]
Plan de campagne De Werkgroep zal zich inzetten om
en het Landelijke Ongedocumenteerden Steunpunt
(LOS). Wij willen graag van hun ervaring gebruik maken.
De Werkgroep Ongedocumenteerden: Casper Ebeling
Koning, Dolf Eshuis, Thijs Heering, Eva Heezemans,
Titus van Hille. Doet u ook mee? Reacties of aanmelding
graag via [email protected]
E-mail
De remonstrantse ‘Werkgroep Ongedocumenteerden’
heeft in 2013 onder de vlag van Geloof en Samenleving
twee bijeenkomsten georganiseerd. De eerste was op
25 mei in Vrijburg in Amsterdam onder het motto ‘Wat
kunnen we doen voor de Sans Papiers?’. De tweede was
op 22 november in de Pauluskerk in Rotterdam onder
het motto ‘(Z)onderdak’. Het doel van de bijeenkomsten
was om te overleggen wat remonstranten zouden kunnen
doen aan de schrijnende situatie van ongedocumenteerden in Nederland, daarbij denkend aan een oproep aan
onze regering om de opvang van deze mensen humaner
te maken en aan onszelf om helder te krijgen wat de
remonstranten zélf kunnen doen.
www.letterdyfehouse.nl
Bijzonder vakantiehuis in Ierland (Connemara)
Self-catering/per kamer/groepsaccommodatie
In West-Ierland staat een bijzonder landhuis aan
de Atlantische kust, gekoesterd door een groepje
Nederlanders, waaronder Remonstranten en
Doopsgezinden. De leden zetten zich al 40 jaar in voor
het behoud van het huis en de prachtige natuur.
U kunt logeren in Letterdyfehouse op ieder moment
van het jaar, alle seizoenen hebben hun eigen charme.
Bezoek onze website of bel 06 536 111 90
voor inlichtingen en boekingen.
miniatuur
Oma
Een jaar of 10, 15 geleden boetseerde oma een
mooie, licht erotische jongenskop voor mij. Een
mooie, opwindende oogopslag van een licht arrogant kijkende jongen van een jaar of 18, misschien
20. Oma was toen in de 70. En boetseerde dat. Voor mij.
Tot op dat moment had ik nooit overwogen dat oma en
ik dezelfde smaak op het vlak van mannen hadden. Oma
blijkbaar wel. Inmiddels is oma alweer vele jaren geleden
overleden en toch is ze nog regelmatig in mijn gedachten.
Oma leefde van een AOW-pensioen in Eindhoven, eerst
nog zelfstandig in een flat midden in de stad, later in een
aanleunwoning. Jarenlang weigerde oma haar flat te verlaten, maar toen steeds meer vriendinnen wegvielen en het
steeds eenzamer werd, besloot ze naar de aanleunwoning
in het ouderencentrum te verhuizen. ‘Dat had
ik jaren eerder moeten doen’, riep ze vanaf dat
moment vrijwel maandelijks. ­Opeens waren
er allemaal weer activiteiten mogelijk, zelfs in
richtingen waar ze zelf nog nooit eerder aan
gedacht had. En er waren ook mannen in het centrum. Minder jong dan haar voor mij geboetseerde
jongen, maar met enige regelmaat liet oma zich wel
eens ontsnappen met wie ze een afspraakje had. Die
oma toch.
Ik vraag me wel eens af wat oma nu zou zeggen als ze in
de ouderenzorg terecht zou komen. Oud worden vond
ze niet erg, dat anderen voor haar gingen bepalen wat
ze moest doen, des te meer. In deze huidige tijd wordt
veel bepaald door bezuinigingen en – ben ik bang – ook
door de steeds verder gaande discussie over zelfbeschikking. We zijn nog steeds een rijk land, waarin ouderen
volwaardig moeten kunnen meetellen. Maar de geestelijke
armoede die ik soms zie bij ouderen is onacceptabel.
Deels komt dat door bezuinigingen waardoor minder
mogelijkheden overblijven om tot een mooie daginvulling
te komen. Anderzijds hebben wij, jongeren/jong volwassenen ook een taak om ouderen oprecht te laten voelen
dat zij meetellen, er toe doen. Wat er soms gezegd wordt
in discussies over zelfbeschikking, zeker als daar economische motieven bij betrokken worden, moeten we echt
met elkaar tegengaan. Oma boetseerde een mooie, fiere
jongeman. Het wordt hoog tijd dat we met z’n allen mooie
ouderen boetseren, schilderen, bezingen. Om te laten zien
dat oud worden ook heel mooi is en dat we er allemaal toe
doen, van het begin tot het einde. Ook als het economisch
een beetje tegenzit, of je op je vrije zaterdag bij oma op de
koffie moet. •
Jan Berkvens
Gemeentelid Oude Wetering
jaargang 25 nr. 3 maart 2014 15
thema schaarste en overvl o ed
Think global,
Economi e vanui t on t wikk e l ings p e rs p e c t i e f
Gewassen verbouwen voor de export of inzetten
op zelfvoorziening en het stimuleren van de lokale
economie? Vrijhandel of protectionisme? Wel of
geen ontwikkelingssamenwerking? Ontwikkeling
naar Westers model of aansluiten bij traditionele
­bestuurlijke en culturele systemen? Ik spreek er
over met Teuntje de Glee, maar we komen er natuurlijk niet uit: de macro-economische vraagstukken zijn te ingewikkeld, er zitten te veel haken en
ogen aan, te veel mitsen en maren.
Het beeld wordt al duidelijker als we kijken naar de lokale
situatie in Zuid-Soedan. Teuntje gaat daar half februari voor
minimaal een jaar werken in de omgeving van Wau. Daar
is het nog rustig. Voor de christelijke ontwikkelingsorganisatie Dorcas gaat zij bijdragen aan het opzetten van nieuwe
projecten, lopende gezondheidsprojecten coördineren en
lokale staf ondersteunen. Relevante activiteiten gezien de
opleiding Internationale Ontwikkelingsstudies die zij volgde aan de Universiteit Wageningen. Teuntje was projectmedewerker voor twintigers en dertigers in de do-re gemeente
Hoorn en is daar begin februari toegetreden als lid.
Armoede en rijkdom Teuntje: ‘Armoede en rijkdom zijn
niet zo eenduidig als wij denken. Zuid-Soedan heeft enorm
veel natuurlijke rijkdommen, maar er is slechts een kleine
groep van mensen die profiteert. Het gewapende conflict op
het moment heeft te maken met machtswellust van leiders
en stammen die elkaar in de haren vliegen. Ooit was de
Noorderbuur de gemeenschappelijke vijand, nu deze min
of meer is weggevallen laait de interne machtsstrijd weer
op. In het bijzonder het ‘intercommunal violence’ tussen
clans van dezelfde stam (meestal als gevolg van diefstal
van vee) bestaat al sinds jaar en dag. Veel mensen lijken
voor het westerse oog extreem arm, er is vaak geen schoon
drinkwater, slechte gezondheidszorg, geen toiletten. De
Dinka’s, een van de grootste stammen, zijn veehouders,
hun rijkdom ligt in het bezit van koeien. Moeten wij hen
16 adrem remonstrants maandblad
act local
dan gaan ‘ontwikkelen’? Zij zien dat zelf helemaal niet
zo. Als Westerse hulpverleners moeten wij brengen waar
mensen zelf om vragen, alleen dan zijn ontwikkelingen op
de lange termijn duurzaam (sustainable). In Zuid-Soedan
kan het westen bijdragen aan kennis rond de opbouw van
een overheidsapparaat. En we kunnen geld beschikbaar
stellen voor noodhulp en vervolgens voor structurele
opbouw van de samenleving. Gezondheidszorg is altijd
een eerste basisbehoefte. In Zuid-Soedan is het met dat
systeem rampzalig gesteld: er zijn geen data, er zijn klinieken zonder meubilair, medicijnen en gedegen medisch
geschoold personeel. Sommige gebieden staan 8 maanden
per jaar onder water, dus kan er eigenlijk maar een keer
paar jaar medicijnen naar de kliniek in dat gebied worden
gebracht. De overheid heeft hulporganisaties gevraagd om
de gezondheidszorg te coördineren. Zo ondersteunt Dorcas
klinieken en betaalt medicijnen, salariskosten en opleiding
van personeel, de grootste kostenposten. Voorlichting is
belangrijk. Wij proberen mensen bewust te maken van een
probleem en hen dan zelf de conclusie te laten trekken. In
een water- en sanitatieproject zetten we bijvoorbeeld een
bord met eten en een bord met uitwerpselen naast elkaar.
De vliegen vliegen over en weer. Als de mensen met eigen
ogen zien hoe ziektes en bacteriën worden overgedragen,
valt het kwartje en zijn ze gemotiveerd om zelf toiletten te
gaan bouwen en te gebruiken. Over aids in Zuid-Soedan
zijn weinig data beschikbaar, er zijn bij mijn weten geen
aidswezen zoals in andere landen, maar de grote migratie
is wel een risicofactor voor de verspreiding van het virus.
Tuberculose komt wel veel voor, dat kan met verminderde
weerstand wegens hiv/aids-besmetting en met te weinig en
ongezond eten te maken hebben.’
Lokaal of globaal Teuntje: ‘De lokale en de mondiale
economie zijn in een geglobaliseerde wereld nauw verweven. Je kunt lokale boeren in het Zuiden wel stimuleren om
meer te produceren, maar waar verkopen ze hun producten
dan? Hebben ze wel toegang tot markten? En krijgen ze er
een goede prijs voor? Ik begrijp zuidelijke landen die hun
opkomende economieën niet meteen bloot willen stellen
aan internationale concurrentie. Er zijn veel voorbeelden
van dat goedkope (gesubsidieerde) producten uit het
buitenland de lokale producenten uit de markt stoten. Een
tijdelijke bescherming van de lokale economie is dan zeker
te verdedigen. Maar ook de lokale economie is niet homogeen. Daar zijn ook multinationals actief die de markt verstoren. Boeren moeten kunnen overzien wat de gevolgen
zijn als ze producten gaan verbouwen voor de export en dat
kunnen ze vaak niet. Diversificatie van productie is noodzakelijk om basisbehoeften zoals voedselzekerheid voor
de boeren veilig te stellen. Pas daarna kunnen ze aan het
economische spel van vraag en aanbod mee gaan doen. Die
beweging van globaal naar lokaal zie je ook in ons deel van
de wereld terug. Ikzelf probeer – en ik zie dat ook steeds
meer om me heen – de samenleving een beetje anders in
te richten door meer zelfvoorzienend te zijn (moestuintje!),
kleinschaligheid te ondersteunen, vegetarisch te eten, te
recyclen en producten te kopen die in de directe omgeving
zijn verbouwd. Ik wil bewuste keuzes maken met het oog
op de gevolgen van mijn handelen.’ •
Michel Peters
Coördinator communicatie bij de Remonstranten
Te huur
Vakantiehuisje in Rougeux
Rougeux (Haute Marne, omgeving Langres, 630 km
van Nederland), landelijke uitstraling, in een rustig
dorpje, echt een plek om tot rust te komen. Ideaal
voor alle leeftijden vanwege de prachtige natuur en de
bezienswaardigheden in de omgeving. Een perfecte plek
voor wandelaars, fietsers, quilters en kunstenaars.
Oftewel geschikt voor een ieder!
Nieuwsgierig? Kijk dan gauw op
www.frankrijkvakantiehuishuren.nl
Of mail naar [email protected]
jaargang 25 nr. 3 maart 2014 17
...
Berlijn
en he t rem o ns t ran t se gedach t eg o ed
...
Het Remonstrantenforum in Berijn is in het leven geroepen door de oerberlijner Christian Modehn, journalist en
theoloog. Het Forum wil zijn: een plek van
open uitwisseling, een vrije ruimte voor
vrijzinnige/liberale theologie en voor
levensoriëntatie. In het juninummer
2013 van AdRem zijn twee pagina’s gewijd aan dit initiatief onder de titel: Vrijzinnig leven: bewogen, open, uitnodigend. Met name dit
artikel heeft de doorslag gegeven mij bij de Remonstrantse
Broederschap te willen aansluiten. En zo geschiedde.
Aan de hand van een aantal teksten vanuit de filosofie,
de mystiek en vanuit voorstellingen in de kunst, werd
gesproken over het thema: bestaan er atheïstische gelovigen en religieuze atheïsten? Onder de aanwezigen
waren voornamelijk christelijk gevormden (katholieken
en protestanten), enige boeddhistisch georiënteerden en
een enkele humanist. De sprekers en de luisteraars ge-
droegen zich zeer gedisciplineerd en uiterst hoffelijk naar
elkaar. Aangenaam. Ik voelde mij op mijn gemak tussen
deze mensen vooral door de hartelijke bejegening door
Christian en Hartmut, zijn levensgezel. Het was voor mij
de eerste ‘salonavond’. In mijn ruim zevenjarig bestaan als
70-jarige Wahl-Berlinerin nam ik niet eerder deel aan een
Duitse discussiekring. Even wennen dus aan deze manier
van met elkaar van gedachten wisselen. Gemist heb ik het
op elkaar ingaan. Men sprak zijn/haar gedachten uit, zijn/
haar bevindingen, maar van een dialoog was geen sprake.
Wellicht kan deze dialoog een kans krijgen in een ‘Remonstrants Berlijns Gezelschap’, een frisse, nieuwe tak
aan het Forum der Remonstranten in Berlin, mocht dit van
de grond komen. Ik mag althans hopen, dat deze wens
geen vrome wens zal blijken te zijn. •
Attie Caspers - Boon
Landelijk lid uit Berlijn
’t Rentmeest ertje
KIEMT HET AL?
Gij moet het eenzaam laten
het zaad dat eenzaam ligt te slapen
en dat al kiem gaat maken
De dichtregels van Ida Gerhardt roepen vertrouwen op
dat ontwikkelingen hun eigen ongestoorde gang gaan.
Aan de andere kant confronteren deze woorden me met
mijn ongeduld. Dat het zo on-ge-lo-fe-lijk lang-zaam
gaat, die ontwikkelingen. Vooral als het om ontwikkelingen in mensen gaat en in de wereld. Waarom duren
sommige dingen zo lang voordat ze tot stand komen?
We weten allang dat onze manier van leven de aarde
uitput en we doen er zo weinig aan. We weten allang
dat we minder vlees moeten eten om het voedsel van
de aarde eerlijker te verdelen; we weten allang dat veel
kleding en de meeste computers en smartphones onder
erbarmelijke omstandigheden geproduceerd worden,
maar de meeste mensen kopen zonder scrupules hun
eigen ding. We laten het gebeuren. Het zaad van de on-
18 adrem remonstrants maandblad
rust is allang gezaaid. Maakt het al kiem? Wordt er iets
wakker in het grote geheel van de mensheid? Hier en
daar kom je initiatieven tegen. Ik las over een tuinproject
waar groenten en gewassen verbouwd worden voor en
door bewoners uit de buurt. Wie meewerkt krijgt zijn
deel. Anderen kopen alleen producten van het seizoen.
Het kan. Er zijn mensen die anders durven te leven.
Met meer geduld, omdat ze zich toevertrouwen aan een
leven, dat zijn eigen ongestoorde gaat. Ook processen
om te veranderen gaan hun eigen gang.
Laat het stil in zijn waarde/ zaad in de donkere aarde./
En het zal groen ontwaken.
Ik ga het proberen: met meer geduld mijn eigen leven
te leven. Een betere wereld begint immers bij mezelf.
’t Rentmeestertje komt uit de koker van de taakgroep
Duurzame Ontwikkeling. Zie ook de website over het
diakonale werk van de remonstranten,
www.remonstrantengeven.nl
Contactpersoon: Casper Ebeling Koning,
tel. 06 54 95 1911, [email protected]
boek bespreking
Op de Rode loper
In De rode loper van Thomas
Rosenboom lezen we hoe oude
rockers, met een opnamestudio en
een bioscoop die vooral aan vroeger
herinnert maar niet loopt, tenslotte
genoegen nemen met alleen de rode
loper. Trots op hun veel geroemde
vrijheid die ze zouden hebben
verworven in de zeventiger jaren.
Het hondje dat hen vergezelt, en dat
vermoedelijk ook hun enige vriend
is, mag zonder te zijn aangelijnd
achter hen aan lopend de straat
oversteken. Het laatste restant en
het karige bewijs van hun vervlogen
vrijheidsidealen. Nu hebben ze
andere zorgen: Zijn we wel in beeld? We spelen dat we
even op de rode loper uit de limo in het nieuws zijn. De
camera zoemt in. En daarna naar jezelf kijken. Een scherpe
parodie die helaas ook voor steeds meer kerken opgaat
vandaag de dag. De rode loper los geknipt van welk doel
of bestemming dan ook. Het deed me denken aan Peter
Sloterdijk die, als zo vaak loepzuiver in zijn redeneringen,
Narcissus als een loser kenschetst: immers slechts bezig
met zijn eigen beeld dat hem tegenhoudt iets zinnigs te on-
dernemen. Letterlijk geboeid door zijn eigen spiegelbeeld.
Roseboom heeft een ijzersterk en kritisch beeld neergezet,
in flinterdunne taal die bij het onderwerp past, van een
wereld die geen contact meer kan maken. Zelfs niet met
de geliefde ander als die dichtbij is. Wat rest is het glas van
de geliefde op de armleuning. Dan leek het net alsof er
bezoek was. Zoals men in de religie met de afwezigheid van
God een soort modus probeert te vinden. Te goed voor de
middelmaat van het gewone alledaagse leven. Op de rode
loper is niets wat het lijkt. Het echt contact maken met de
wereld en met anderen, het blijft een obsessie, het wil maar
niet lukken. De hoofdpersoon in het boek blinkt vooral uit
in - wat ik zou willen noemen: vleizinnige vervaagzaamheid. Er wordt geen verbinding gemaakt. Veel gespin
weinig wol. Dijk van een boek dat je niet snel weer los laat.
Chapeau voor Thomas Rosenboom die met een genadeloze
analyse een tijdsbeeld heeft neergezet en ontrafeld. Waar
verbinding ontbreekt vereenzaamt een volk - juist onder de
gefingeerde illusie van schijnwerpers op de rode loper. •
Thomas Roosenboom, ‘De rode loper’. Querido, 2012.
Prijs: € 19.95. ISBN 9789021443270
Heine Siebrand
(Sinds kort) emeritus - predikant in Utrecht
& onzin 3
Rituele zin Maak uw kerk eens leeg want kerkmeubels op de verkeerde plaats stralen
een niet bedoelde boodschap uit waar geen preek tegen op kan
Een met lezenaar en andere spullen volgestouwde tafel
op een podium is geen tafel maar een werkbank of ‘een
altaar met een puist’. Zet alles eens even weg en dénk weg
wat te vast zit: podium, orgel of kansel. Want wat Churchill
zei (‘We shape our buildings and thereafter they shape
us’), geldt zeker voor de inrichting van ons kerkgebouw.
Godsbeeld én kerkbeeld worden er blijvender door beïnvloed dan door woorden die voorbij gaan. Een gemeente in
‘busopstelling’ gericht op een podium, waar ‘het’ allemaal
gebeurt, koestert onbewust een clericaler kerkbeeld dan
kerkgangers die hopen, dat hun kring iets van God zal
belichamen. De vroege christenen beluisterden eerst in
de synagoge de Tora en de uitleg. Als antwoord daarop
deelden ze in een of ander huis brood en wijn, have en
goed, ziel en zaligheid. Die tweeledigheid vráágt om twee
ruimten of om tweedeling van één ruimte, die de symboliek van woord en antwoord ondersteunt en versterkt. In
de loop der eeuwen is dat evenwicht vaak zoek geraakt.
Zo kun je bij Nederlandse protestanten van calvinistische
snit soms nog wel eens een kerkgebouw aantreffen zonder
permanente tafel. Maar een kerk zonder (s)preekgestoelte
in de vorm van kansel, lezenaar of zetel (de kathedraal
ontleent zelfs zijn naam aan die cathedra) komt bij mijn
weten in de gehele christenheid nergens anders voor dan
in één Twentse kerk. Veel kerken hebben vandaag de dag
vanwege verhuur en multifunctioneel gebruik met herinrichting te maken. Dat biedt gelijk een goede gelegenheid
om na te denken over hoe je dat zonder al te veel wekelijks
gesleep combineren kunt met een voor de kerkdienst ideale inrichting. Het type kerkgebouw maakt dan nog al verschil. Ideeën daarover wil ik graag met u delen. Daarvoor
verwijs ik naar de blog hieronder. Ik zou het fijn vinden als
u daar of via email wilt reageren.
•
Henk van Waveren
Lees verder in ‘Rituele zin en onzin 3’ op:
henkvanwaveren.wordpress.com. Zin of onzin?
Ik hoor het graag: [email protected]
jaargang 25 nr. 3 maart 2014 19
het gezicht van...
Han Postel
Over krasse knarren gesproken – met alle respect: Han Postel is er weer zo eentje. Negentig jaar oud,
woonachtig in Oegstgeest, getrouwd met Els Postel-Coster die twee jaar jonger is. Hij heeft tot op hoge
leeftijd gehockeyd, bezeilde alle wereldzeeën en onderhoudt met Els nu nog een aanzienlijke tuin bij
hun huis. Lid van de gemeente Leiden, waar hij op zijn fiets naar toe gaat. ‘Maar ik ga niet meer zoveel’,
zegt hij, ‘Nu ik ouder word verandert mijn Godsbegrip (waarom is God een Heer?) en ik heb moeite met
bidden.’
Van Oost naar West ‘Ik ben geboren in Lochem,
waar ik een beschermde
jeugd had met veel ooms,
tantes, neven en nichten. Ik
heb daar drie jaar de MULO
gedaan en daarna ging ik
met de stoomtrein naar de
HBS in Zutphen. In 1941
ging ik in Delft studeren,
maar dat hield op toen ik
in 1943 weigerde om de
loyaliteitsverklaring te tekenen. Als onderduiker in de
Wieringermeer, heb ik vanaf
1944 in West Friesland
gedropte wapens opgehaald
en met een tuindersvlet
naar een binnenschip gevaren
dat als depot dienst deed. Na de oorlog heb ik mijn studie
werktuigbouwkunde weer opgepakt en ben ik in 1952
afgestudeerd. Ik heb eerst zes jaar bij organisatieadvies­
bureau Ydo gewerkt, en daarna ook in Leiden twaalf
jaar bij de Grofsmederij. Daar had ik in mijn studietijd
al stage gelopen. Toen het niet zo goed ging met dat
bedrijf, ben ik verkast naar de Hoogovens, waar ik 12 jaar
ben gebleven. Op mijn 60e, in 1983, ben ik met de VUT
gegaan. Vervelen was er daarna niet bij hoor. Ik heb veel
getimmerd bij mijn zoon in Delft en op het binnenschip
waar mijn dochter toen woonde en ook ons huishouden
bestierd. Els maakte namelijk carrière toen ik al zo’n
beetje gepensioneerd was. Zij is cultureel antropoloog en
deed hier op de Universiteit Leiden onderzoek naar de
invloed van vrouwen op ontwikkeling. Zij was adviseur
van minister Pronk op de Wereldvrouwenconferentie in
Mexico in 1975 en deed daarna als bijzonder hoogleraar
‘Vrouw en Ontwikkeling’ van het Leids Universiteits
Fonds allerlei onderzoeken voor hem.’
God ‘Mijn kerkelijke wortels gaan terug naar de grootmoeder van mijn vader. Zij was van hervormde huize.
Toen er een spoorlijn naar Lochem werd aangelegd,
kwamen daar veel nieuwe bewoners wonen. Met die
‘import’ kon zij het goed vinden. Toen een hervormde
20 adrem remonstrants maandblad
dominee moest worden vervangen, drongen de nieuwkomers aan op een vrijzinnige kandidaat. Dat wilde de
oude garde niet. In 1879 is
daar toen een remonstrantse
kerk gesticht, mijn betovergrootmoeder ging mee. Els
komt uit een humanistisch
gezin, maar is op haar twintigste remonstrant geworden.
Zij was een goede vriendin
van Geertrui Westerouen
van Meeteren, die onlangs is
overleden. Vanaf eind jaren
’50 hebben we in Oegstgeest
gewoond, in Leiden gingen we
naar de kerk. Begin jaren ’60
ben ik daar nog kerkenraadslid
geweest. Het waren aardige mensen daar, de gemeente
had een sociaal karakter. In de afgelopen periode ben
ik qua Godsbegrip erg door Spinoza beïnvloed. Hij zag
God overal: in mensen, in de natuur, in dieren. Ik vind
het lastig om nog tot een persoon te bidden of te zingen.
Maar onze geloofsbelijdenis kan ik nog steeds helemaal
onderschrijven.
Bruin leven Wij hebben een mooi leven gehad, waarin
we veel gereisd hebben. Soms ben ik met Els mee gegaan
op haar reizen. Sinds 1969 hebben we een zeilboot, tot
vorig jaar zeilden we ook veel. Ik herinner me prachtige
zeiltochten in Nieuw Zeeland, Denemarken en langs de
Engelse Oostkust. De zoon van vrienden is eens met de
boot naar Curacao gezeild. Wij zijn daar heen gevlogen
en hebben toen wekenlang in het Caribisch gebied
gevaren. Onvergetelijk! Wat ons gedreven heeft is toch
wel belangstelling voor andere mensen. Els had dat in
haar onderzoek en ik in mijn organisatie-advieswerk.
Het was inspirerend om me in mensen te verdiepen om
zaken te verbeteren. Nog steeds hebben we een breed
sociaal netwerk. Erg boeiend, mensen hebben zo veel te
vertellen’.
•
Michel Peters