remonstrants maandblad jaargang 25 nr. 3 maart 2014 Schaarste en overvloed ‘Jullie kunnen niet God dienen en de Mammon’ thema van de xxxxx redac tie Schaarste en overvloed Onze redactie verdiept zich graag in allerlei geestelijke zaken. We hebben ons heerlijk kunnen uitleven met het jaarthema ‘verborgen geloof ’. Maar van tijd tot tijd roepen we onszelf tot de orde om toch vooral ook de actuele maatschappelijke situatie niet te vergeten. Deskundigen voorspellen een voorzichtige ommekeer na jaren van economische crisis. Voor ons een mooie aanleiding om eens stil te staan bij het thema ‘Economie, schaarste en overvloed’. Voor de bijbelse insteek zorgt Reinhold Philipp met een overweging over God en de Mammon. Onze Londense correspondent Joost Röselaers bericht over een avond in de Nederlandse kerk van Londen met bankiers (‘de cowboys van het bedrijfsleven?’). Michel Peters sprak met Teuntje de Glee, ontwikkelingsdeskundige en lid van de gemeente Hoorn, over de wereldwijde mechanismen van schaarste en overvloed en over haar werk in Zuid Soedan. Een gevolg van de onbalans in rijkdom en armoede tussen ‘Noord’ en ‘Zuid’ is de grote stroom migranten richting West Europa, die echter niet zelden eindigen als ‘ongedocumenteerden’ zonder veel toekomst. De Werkgroep Ongedocumenteerden wil graag dat remonstrantse gemeenten zich meer van deze problematiek bewust worden. Joan van Esveld schrijft over ‘de snelst groeiende bank van Nederland’ – de Voedselbank dus. Rosaliene Israël laat haar licht schijnen op de mogelijkheden voor diakonaal werk in de grote stad. Zelf woont zij in de Amsterdamse christelijke/diakonale leefgemeenschap Oudezijds100. In het Miniatuur een mooie beschouwing van Jan Berkvens over zijn oma – maar ook over de zorgelijke ontwikkeling van de zorg in een rijk land. Vanessa van Koppen las een kritisch boek van de Amerikaanse politiek filosoof Michael J. Sandel over marktwerking en moraal. U ziet het: een breed scala aan artikelen over de staat van de economie en hoe we daar ook als kerken en individuele christenen niet omheen kunnen. In dit nummer ook een bijdrage van Heine Siebrand, die vorige maand met emeritaat ging en afscheid nam van de Geertekerk. Mijnke Bosman gedenkt Geertrui van Westerouen van Meeteren. En onze berichtgeving over remonstrantse initiatieven in Berlijn wordt vervolgd met een bijdrage van Attie CaspersBoon. • Bert Dicou Hoofdredacteur Het volgende nummer van AdRem verschijnt op 4 april 2014. in dit nummer onder meer: 3 Korte berichten 14 Geloof en samenleving 4 In memoriam 15Miniatuur 5De Mammon en sociale gerechtigheid 16 Think global, act local in de bijbel 18Berlijn 6 What money can't buy 18 ’t Rentmeestertje 8 De cowboys van het bedrijfsleven 19Boekbespreking 10 Voedselbank Nederland 19 Rituele zin & onzin deel 3 12Geëngageerd christelijk leven 20 Het gezicht van... in Oudezijds 100 colofon Redactie: Bert Dicou (hoofdredacteur), Joan van Esveld, Martijn Junte, Vanessa van Koppen-Enters, Michel Peters (eindredacteur) en Carolien Sieverink. Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030 2316970, [email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@remonstranten. org, of via bovenstaand redactieadres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 32,50 euro per jaar voor nietremonstranten. Advertentiewerving: Eric Zinger, 06 52003708, [email protected], tarieven op aanvraag verkrijgbaar. Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie. korte bericht en Creatieve Midweek 4 augustus t/m 8 augustus 2014 Van maandag 4 augustus tot en met vrijdag 8 augustus is er weer een Creatieve Midweek op de Hoorneboeg. De week is bedoeld voor iedereen die het leuk vindt om een week intensief bezig te zijn met tekenen en/of schilderen. Je moet enigszins zelfstandig kunnen werken, maar we worden begeleid door docente Antje Sonnenschein. Zij maakt ons bekend met nieuwe technieken en adviseert ons op expressief gebied. Er is plaats voor 21 deelnemers. Toelating geschiedt in volgorde van aanmelding bij het Landelijk Bureau Remonstranten: email [email protected] of tel. 030 - 231 69 70. U wordt in de loop van april per brief verzocht om te betalen: 305 euro (éénpersoonskamer met douche, toilet en wastafel, volpension, dieetwensen opge- Heine Siebrand verlaat Geertekerk Op 9 februari 2014 was het echt zover. Een stampvolle Geertekerk neemt afscheid van haar gewaardeerde predikant Heine Siebrand die met emeritaat gaat. ven, begeleiding docent). Annuleren kan tot en met juni gratis, daarna worden annuleringskosten in rekening gebracht à 75 euro. Nomadisch literair symposium Op 18 november 2014 vindt in het Academiegebouw in Utrecht het vierde literaire symposium plaats in de reeks van Johan Goud, bijzonder hoogleraar Religie en zingeving in literatuur en kunst, in Utrecht. Het thema is dit keer. Over vervreemding en identiteitsverlies van schrijvers en over hun hang naar een ongebonden en nomadische bestaan. Aan de orde komt het werk van Hafid Bouazza, Abdelkader Benali, Mustafa Stitou en Dirk van Weelden. Aanmelden kan al bij student-assistent Welmoed Wagenaar ([email protected]). Heine leest uit de biografie die voor hem is gemaakt. Collega’s Alleke Wieringa en Florus Kruyne verkneukelen zich. Heine met zijn gezin in het zonnetje gezet. De klub geeft het startsein van de middag met een flashmob. ‘Chapeau’ voor Heine Siebrand jaargang 25 nr. 3 maart 2014 3 in memoriam Geertrui Westerouen van Meeteren Op 11 januari 2014 overleed ds. Geertrui Westerouen van Meeteren. Wie de Biografische Naamlijst in de boekenkast heeft staan, kijkt even wat die meldt over de overledene. In de naamlijst bleken op één pagina drie van mijn voorgangers in gemeente Rotterdam (Wery, Westerouen van Meeteren, Wiardi Beckman) verenigd die voor mij het prototype zijn van remonstrantse predikanten. Velen kwamen en komen uit een bevoorrecht, erudiet en ruimdenkend milieu. Dat gold zeker voor Geertrui Westerouen van Meeteren. Zij kreeg van huis uit een brede belangstelling mee die zij combineerde met de drang om ruimte te scheppen voor nieuwe ontwikkelingen. Voor haar vorming waren ook de VCJC en de oorlog van belang. In de VCJC werd zij geconfronteerd met de thema’s religieuze gemeenschap en menswording, die doorwerkten in haar verdere leven. De oorlog maakte duidelijk waar zij als predikant voor zou moeten staan: het appèl tot vermenselijking van het leven. Vernieuwing Voor Geertrui waren de studiejaren in Leiden een tijd van optimisme en élan. Maar vlak na haar aantreden als predikant in Vlaardingen (1954) werd duidelijk dat de groei van remonstrantse gemeenten stagneerde. De samenleving veranderde en de kerken werden geconfronteerd met de noodzaak tot vernieuwing. Geertrui was zich daarvan ten volle bewust. Ik herinner mij een inleiding voor het Convent begin jaren ’70 waarin zij uitlegde dat zij na haar 50e verjaardag een andere weg wilde inslaan, ook al had zij in Rotterdam als predikant een mooie tijd gehad. Niet langer het traditionele predikantschap, maar zoeken naar vernieuwende vormen van kerk zijn. Het was een inspirerend verhaal, vooral voor vrouwen. De feministische theologie, waar Geertrui zich later intensief mee bezig zou houden, stond nog in de kinderschoenen. In haar Rotterdamse jaren had Geertrui al ervaren hoe onzichtbaar vrouwen in de kerk waren. Zij startte een vrouwengroep die probeerde uit ‘de schemerige non-identiteit’ te treden. Ook bracht zij de vrouwelijke predikanten bijeen als ‘sorores in Arminio’. Veel heeft Geertrui betekend voor de remonstranten. Naast haar predikantschap was zij lid van de Commissie 4 adrem remonstrants maandblad tot de Zaken, curator van het Seminarium en hoofdredacteur van het Remonstrants Weekblad. Zij betreurde het wel eens dat haar geloofsgemeenschap soms niet positief reageerde op haar suggesties voor verandering. Toch bleef zij meedenken en collega’s attenderen op boeken die volgens haar de moeite waard waren. Af en toe uitte zij stevige kritiek op het beleid van de Remonstrantse Broederschap. Eens spoorde zij de remonstranten aan zich te bekwamen in de ars moriendi (de kunst van het sterven). Het was een niet mis te verstaan signaal. Zij maakte zich ernstige zorgen over de toekomst van de geloofsgemeenschap die haar dierbaar was. Bidden als levensnoodzaak Een veelschrijver was Geertrui niet. Voor mij het meest verrassende en mooiste artikel van haar hand is gewijd aan het gebed (Wending, december 1960). Uit dit artikel blijkt hoe wezenlijk bidden was voor haar. Zij erkent dat het niet gemakkelijk is om een gebedsleven vol te houden, ook niet voor predikanten. Maar dat mag geen reden zijn om niet steeds opnieuw bewust en overtuigd te oefenen in bidden omdat het gebed de expressie is van een werkelijk op God en vanuit God gericht bestaan. Het artikel is geschreven toen Geertrui 37 jaar was. Ook daarna was het gebed voor haar levensnoodzakelijk. Zij ontwaarde daarin iets van het lichtgevend geheim dat op mensen toekomt, het lichtgevend geheim dat wij nooit ten volle zullen kennen in ons aardse bestaan. In Geertrui verliest de Remonstrantse Broederschap een veelzijdige predikant die haar geloofsgemeenschap heeft uitgedaagd en lief gehad. Voor haar kwam de dood in zekere zin als een bevrijding uit een bestaan met afnemende mogelijkheden. Wij zullen haar missen. • Mijnke Bosman Algemeen secretaris van de Remonstrantse Broederschap van 1989 tot 2007 overweging D e mammon en s o ciale gerech t igheid in de bijbel ‘Jullie kunnen niet God dienen en de mammon’ (Matt 6:24), zegt Jezus heel stellig tegen zijn volgelingen. Mammon is van oorsprong een Aramees woord dat vastigheid of bezit betekent. Wie de mammon dient, dient dus zijn eigen behoefte aan vastigheid. Ik ben niet in bezit van iets, neen, hetgeen ik bezit is heer en meester over mij. We verzamelen bezit in de hoop daardoor ook vastigheid te verwerven. Maar bezit is kwetsbaar, het kan gestolen of beschadigd worden. Jezus weet uiteraard dat we bepaalde dingen voor ons levensonderhoud nodig hebben. Het gaat hem om een bewuste prioriteitsstelling. ‘De armen zijn altijd bij jullie’ (Markus 14:7). Ik vond dit altijd één van de meest intrigerende uitspraken van Jezus. Bedoelt hij dat het bestrijden van de armoede in de wereld een zinloos streven is? Dat je er uiteindelijk toch niets aan kunt veranderen? De woorden van Jezus zijn een citaat uit Deuteronomium 15:11. ‘Elk derde jaar moet u het tiende deel van de opbrengst in zijn geheel afstaan. De vreemdelingen, de weduwen en de wezen die bij u in de stad wonen, mogen daarvan dan nemen zo veel als ze nodig hebben’ (Deuteronomium 14:28.29). Bij de oogst van graan, olijven of wijn zijn in het land van melk en honing de aren die zijn blijven liggen en de vruchten die zijn blijven hangen voor de vreemdelingen, weduwen en wezen. Ik vind het een interessante manier om armen te helpen: ze houden niet hun hand op om op die manier aalmoezen te ontvangen, neen, ze mogen de leftovers oogsten; geen passief ontvangen dus, maar een actief in ontvangst nemen. ‘Jullie vertrappen de zwakken en eisen een deel van hun graan op. Jullie ontnemen de armen in de poort hun recht’ (Amos 5:11.12). Deze harde woorden zijn een deel van de aanklacht van de profeet Amos tegen de mensen van zijn tijd. In een tijd van economische voorspoed roept hij op tot omkeer. Ik ben niet profeet van beroep, zegt hijzelf, ik was slechts een boer. Maar hij was wel een boer die geraakt wordt door on- Daklozen-diner in de Waag Amsterdam met burgemeester Eberhard van der Laan, januari 2014, foto: Amaury Miller / HH rechtvaardigheid en die zich geroepen voelt onrecht aan de kaak te stellen. Dat is wat mij in deze profeet zo aanspreekt. Hij heeft geen pretenties vanwege zijn stand of opleiding en verwijst niet naar opzienbarende prestaties. Hij is door God letterlijk van achter de schapen vandaan gehaald om zijn leven een heel ander doel te geven. Hij heeft geen ervaring met profeteren en is er niet in opgeleid, maar zijn analyse van de situatie is daarom niet minder scherp: het platteland verarmt, terwijl de rijken in de steden zich tegoed doen aan drank en vette spijzen. Het onheil dat deze boerenprofeet kleurrijk aankondigt, is niet een gevolg van het strenge oordelen Gods, maar een logisch gevolg van verkeerd menselijk handelen. ‘Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid’ (Matteüs 6:33). De gerechtigheid van het koninkrijk van God is hier een cruciaal begrip. Het maakt duidelijk hoe de samenleving vanuit het perspectief van God geordend dient te zijn, namelijk als een gemeenschap waar niemand buiten valt. De gerechtigheid Gods is in de bijbelse teksten regelmatig het ijkpunt voor de maatschappelijke ordening. Juist de positie van kwetsbare groepen, vaak aangeduid door een verwijzing naar de weduwe, de wees en de vreemdeling, maakt duidelijk in hoeverre we God en zijn gerechtigheid zoeken. Helaas kent ook onze tijd talloze voorbeelden van mensen die aan de rand van de maatschappij terecht zijn gekomen of dreigen te komen. ‘Jullie kunnen niet God dienen en de mammon.’ De waarde van onze inzet wordt niet gemeten aan wat in economische termen gesproken succesvol is. Het gaat veel meer om de vraag wat onze inspanningen bijdragen aan onze gemeen schappelijke zorg voor de armen onder ons en voor de zwakkeren in onze samenleving. • Reinhold Philipp Predikant in gemeente Den Haag jaargang 25 nr. 3 maart 2014 5 What money can’t buy de m o rele grenzen van mark t w e rking De Amerikaanse Michael J. Sandel (1953) is politiek filosoof in Harvard. Hij doceert onder meer over ethiek, de toekomst van de menselijke natuur, globalisering en rechtvaardigheid. Hij verwierf wereldfaam met zijn boek ‘Justice: what’s the right thing to do’. Hierover schreven wij al in een eerder nummer van AdRem. Hij schrijft niet alleen helder en concreet, maar is ook een voortreffelijk docent. Zijn colleges zijn terug te kijken via internet op www.justiceharvard.org. Nu heeft hij weer een heet hangijzer te pakken: de doorgeslagen marktwerking en de kwalijke gevolgen daarvan voor onze samenleving. In zijn boek ‘What money can’t buy: the moral limits of markets’ (vertaald in het Nederlands: ‘Niet alles is te koop’) rekent hij op een rustige manier af met de vercommercialisering van goederen 6 adrem remonstrants maandblad die niet verhandeld zouden moeten worden. Waar wij niet verder komen dan een onderbuikgevoel, komt Sandel met steekhoudende argumenten. Alles is te koop, nu ja, nagenoeg alles. Steeds meer goederen en diensten worden op de markt aangeboden en de onzichtbare hand van de marktwerking moet maar de prijs Foto: Thomas Schlijper / HH thema schaarste en overvl o ed E er , saamh o righeid, respec t v o o r elkaar en gelijk waardigheid v e rdwijn e n daar waar b e paa l d e zak e n word e n v e rhand e l d. bepalen. Want, zo stellen de meeste economen: marktwerking is puur neutraal en verandert de aard van het product of de dienst niet. Als mensen ergens een prijs voor willen betalen, is dat goed en zullen beide partijen daarvan profiteren. Michael Sandel, een Amerikaanse politieke filosoof die op de Harvard University doceert, onderzoekt in hoeverre deze stelling klopt en of deze tendens wenselijk is of niet. En dat doet hij op een hele gedegen, socratische wijze aan de hand van sprekende voorbeelden. Voorkeursbehandeling In de VS kun je als patiënt voor een flinke jaarlijkse bijdrage (tussen de $ 1.500 en $ 25.000) het mobiele nummer van je huisarts krijgen, waarmee je je huisarts ook buiten de praktijk-uren kunt bereiken. Ook heb je dan gegarandeerd binnen 24 uur een afspraak. Mooie service, zou je kunnen denken, zou mijn huisarts misschien ook moeten doen. Maar er kleeft iets pervers aan. Namelijk: het versterkt de kloof tussen arm en rijk. Dit fenomeen doet zich niet alleen bij de huisarts voor, maar op heel veel terreinen. Als je een toeslag betaalt, hoef je bij een pretpark niet te wachten op de attractie of bij een vliegveld niet op het boarden en mag je dus voordringen. Voor $ 8 mag je in Minneapolis tijdens het spitsuur in je eentje op de legere carpoolstrook rijden. En zo gaat de lijst maar door. Dit gegeven betekent dat, terwijl vroeger het verschil in arm en rijk zich vooral kenmerkte in wat men had (of niet had), tegenwoordig het verschil ook wordt gemaakt in wat men doet. Namelijk: arme mensen moeten wachten op dingen, terwijl rijke mensen er soms letterlijk langs scheuren. Noodzakelijke prijs Omdat je voor steeds meer kúnt betalen, worden boetes niet meer als straf, maar als prijs gezien die je nu eenmaal voor bepaalde diensten betaalt. Was het vroeger nog een schande als je bij de bibliotheek een boete kreeg voor het te laat terugbrengen van een boek, nu wordt het beschouwd als een dienst: je betaalt om het boek nog niet te hoeven terugbrengen. Dat je daarmee de anderen de toegang tot de door jou geleende boeken ontzegt, daar zit de boetebetaler niet meer mee. Hij heeft immers betaald voor een ‘dienst’. Hogere boetes helpen niet, in tegendeel. Als de boete hoog genoeg is, is er geen enkel moreel bezwaar meer. Als voorbeeld haalt Sandel het kinderdagverblijf aan. Een kinderdagverblijf wilde paal en perk stellen aan ouders die te laat hun kinderen ophaalden. Ze gingen een boete instellen voor deze ouders. En wat gebeurde? Veel meer ouders gingen hun kinderen later ophalen. Waar ze zich eerst nog bezwaard voelden als ze te laat waren, ervoeren ze de boete als prijs voor de dienst dat ze hun kinderen langer op de opvang konden houden. Een opmerkelijk experiment is gedaan bij collectanten. Collectanten werden in drie groepen opgedeeld. Eén groep collecteerde als vrijwilliger, één groep kreeg 1 % van de opbrengst en een andere groep kreeg 10% van de opbrengst. De vrijwilligers haalden het meeste geld op. Waarom? Omdat ze zich met hart en ziel inzetten. Diegenen die collecteerden tegen een vergoeding, konden dat niet meer. Met deze en andere voorbeelden laat Sandel zien dat marktwerking dus niet neutraal is en ook niet altijd wenselijk. Niet te koop Hij stelt dat – gelukkig – niet alles te koop is. Vriendschap bijvoorbeeld, of het winnen van een prijs. Je kunt wel een gezelschapsdame of -heer huren, maar dat is toch niet ‘the real thing’. Door middel van omkoping krijg je misschien die felbegeerde Oscar, maar dat is toch niet hetzelfde als hem ook terecht hebben gewonnen. Het kopen van de vriendschap of de prijs ontneemt daar dan juist de intrinsieke waarde aan. Maar naast deze categorie zijn er ook goederen en diensten waarvan het onwenselijk is dat men ze kan kopen. Denk aan bloed, donornieren, kinderen, een plek op een goede universiteit. Waarom is dat eigenlijk zo? Ten eerste omdat het oneerlijk is. Met name bij donornieren en kinderen wordt de transactie bepaald door de armoede van de ‘leverancier’. De keuze is om die reden helemaal niet vrij. Zou de persoon in kwestie niet arm zijn geweest, dan had hij/zij nooit zijn kind of nier afgestaan. Het tweede argument is dat het morele waarden corrumpeert. Als bloed niet te koop is, kun je nog een beroep doen op alle burgers om vanuit een morele plicht af en toe bloed te doneren. Zodra er voor bloed betaald gaat worden, verdwijnt dit plichtsgevoel (denk ook maar even terug aan de kinderopvang en de ouders die te laat komen, of aan de collectanten). En zo ondermijnt de marktwerking het morele besef van een samenleving. Eer, saamhorigheid, respect voor elkaar, gelijkwaardigheid en meer van deze waarden verdwijnen daar waar bepaalde zaken worden verhandeld. Sandel stelt ons kritisch de vraag of dat wel is wat we willen. Nee dus, is mijn eigen antwoord na het lezen van dit heldere boek. Je zou willen dat iedere politicus dit boek las. • Vanessa van Koppen Redactie AdRem, gemeentelid Den Haag jaargang 25 nr. 3 maart 2014 7 thema schaarste en overvl o ed De cowboys van he t b e drij f s l e v e n ‘Bankieren en morele dilemma’s’. Afgelopen december vond in de Nederlandse kerk in Londen een avond plaats over dit thema voor jonge bankiers uit de City. Onder leiding van Alexander Rinnooy Kan gingen zij met elkaar in gesprek over morele dilemma’s in hun vakgebied. Kunnen zij – onderaan de hiërarchische ladder – iets veranderen aan het huidige financiële systeem, en willen zij dat wel? Men was voorzichtig, en revolutionaire ideeën om het systeem om te gooien kwamen niet aan bod. Er werd vooral geobserveerd. Bij de borrel na afloop sprak ik Mathijs Schiffers, correspondent van Het Financiële Dagblad in Londen. Hij wist mij meer te vertellen over de dilemma’s van de (jonge) bankiers, en over het financieel systeem in het algemeen. Het systeem kent verliezers en winnaars, en van de ene op de andere dag kun je van winnaar verliezer worden en andersom. Over drie bijzondere zakenmannen schreef Mathijs Schiffers een boek, ‘de cowboys van het bedrijfsleven’. Voor AdRem interviewde ik hem over deze excentrieke heren, die weinig last lijken te hebben van morele dilemma’s. De cowboys Victor Muller is de bekendste van de drie cowboys. Hij studeerde in Leiden, en behoort tot het old boys network. Van de buitenkant lijkt hij allesbehalve op een cowboy. Hij werd bekend toen zijn autobedrijf Spyker het noodlijdende Saab overnam. De aankoop is gefinancierd via duistere geldstromen die allemaal terugvoeren tot een in Londen woonachtige Rus, die nu van grootschalige fraude en witwasoperaties verdacht wordt. Muller onderhoudt nauwe contacten met hem. Saab is ondertussen failliet verklaard, en van Spyker is weinig meer over. Er is veel duister rond Victor Muller, maar er valt nog niks te bewijzen. Ondertussen woont hij zelf in Mallorca, waar hij zich nog steeds bezighoudt met zijn grote hobby: auto’s. Richard Homburg is actief in het vastgoed, met name in het buitenland. Een supermarkt die hij liet bouwen in Letland is onlangs in elkaar gestort. Homburg heeft zich ontpopt tot een van de pijndossiers die hebben geleid tot de val van de SNS - bank. De derde cowboy is Philip Adkins, een Amerikaan die opdook in de Rotterdamse haven. Hij werd bestuursvoorzitter van een onbeduidende zeetransporteur, maar wist de gehele sector op te schudden met onorthodoxe maatregelen en keuzes. Tegen hem is een megaclaim ingediend in Nederland. Adkins kom je op de meest onverwachte plekken tegen. Zo was hij op olifantenjacht in Afrika samen met de koning van Spanje toen deze (in nabijheid van zijn vermeende maîtresse, tevens de ex van 8 adrem remonstrants maandblad Adkins) zijn heup brak bij een nachtelijk wc - bezoek en vervolgens in het ziekenhuis werd opgenomen. Eigenschappen van de cowboys Schiffers onder scheidt zeven eigenschappen van deze cowboys: fanatisme, non-conformisme, opportunisme, solisme, materialisme, pragmatisme en narcisme. In het boek gaat Schiffers dieper in op deze eigenschappen. De drie cowboys zijn bovenal overtuigd van hun eigen gelijk. Zij vinden hun manier van zakendoen heel normaal. Ze hebben volstrekt geen talent voor zelfreflectie of zelfkritiek. Jammer, vindt Schiffers. Het zou ze sympathieker maken. De schuld wordt altijd bij een ander gelegd. Bijvoorbeeld bij Nederland en de mentaliteit die er in Nederland heerst. Alle drie vinden ze Nederland te klein en te bekrompen. In het buitenland worden ze in hun ogen wel gewaardeerd. Met name in Amerika! Sterker nog, in Amerika zouden het helden zijn. ‘Nederland houdt niet van winnaars’, zegt Adkins vaak. Wat Schiffers opviel, is dat ze wel behoefte hebben aan waardering in Nederland. Het land laat ze niet onverschillig, ze kunnen er geen afscheid van nemen. Alle drie voelen ze zich de underdog: Homburg heeft geen opleiding en wil dat graag benadrukken (ook al kreeg hij een eredoctoraat van een universiteit in Canada waar hij donaties aan had verschaft), Muller kocht met zijn Spyker het veel grotere Saab, en Adkins wist met zijn kleine bedrijf de gehele zeetransportsector in de war te brengen. Tenslotte is er bij alle drie een smet op hun naam en reputatie. Er lopen rechtszaken of verhaalsacties tegen hen. Maar er is nog nergens sprake van een veroordeling. Over de cowboy We filosoferen over de cowboy. Wat versta je onder een cowboy, vraagt Mathijs Schiffers mij. Een bedrijfscowboy is een financiële avonturier, een gelukzoeker, iemand die continu alles of niets speelt. Hij is bereid om grenzen over te steken. Het Wilde Westen is zijn werkterrein. Crimineel is de cowboy niet, maar je moet hem wel in de gaten houden. Schiffers vult aan: ‘het zijn boefjes, geen boeven’. En dat geldt ook voor de drie Mathijs Schiffers ‘ he t zijn b o e f jes , geen b o even ’. E n dat geldt o o k v o o r de drie h o o f d pers o nen ui t zijn b o ek . c o w b oys z o eken de grenzen o p, ze t t en alles o p he t spel , en w o rden gedreven d o o r de kick . H e t gaat ze ui t eraard o m he t geld, maar o o k o m de s tat us .’ hoofdpersonen uit zijn boek. Hun verhalen zouden nog het beste passen in een stripreeks, zoals Kuifje of Suske en Wiske. Dat beeld krijg je trouwens ook als je het boek leest, het is als een spannende jongensroman. De cowboys zoeken de grenzen op, zetten alles op het spel, en worden gedreven door de kick. Het gaat ze uiteraard om het geld, maar ook om de status. Zij willen zich constant bewijzen tegenover Nederland, grotere bedrijven, de gevestigde orde. observerende rol voor zichzelf weggelegd. Dit soort mannen zul je altijd blijven houden, aldus Schiffers. Zij zullen altijd de grenzen blijven opzoeken, en er soms wellicht net overheen gaan. Strengere wetgeving zal wat dat betreft weinig uitmaken, de cowboys passen zich gemakkelijk aan en zullen – opportunistisch als zij zijn – telkens nieuwe mogelijkheden zien. tiseerd, vraag ik mij af? Er zit een keerzijde aan hun handelen. Duizenden beleggers die in Homburg geloofden zijn op zijn minst een groot deel van hun geld kwijt. Litouwen is in rep en roer vanwege de vermeende fraude die is gepleegd bij een van ’s lands grootste banken door de Rus, waar Muller zoveel zaken mee deed. En op de rechtbank in Amsterdam is men al heel wat uurtjes kwijt geweest aan het ontrafelen van de ondoorzichtige en mogelijk schadeplichtige acties van Adkins. Bij de dominee (ondergetekende) blijft een onbehaaglijk gevoel hangen, al zie ik de romantiek van de verhalen ook wel in. Ik mis de duiding, het ietwat moraliserende en maatschappelijk betrokken verhaal van een Joris Luyendijk, die ook veel over de financiële wereld geschreven heeft. Schiffers wil er niet aan en blijft zo trouw aan zijn rol als onderzoeker en observant. Is er sprake van een nieuwe generatie journalisten en van journalistiek bedrijven (wat houding betreft enigszins vergelijkbaar met de jonge bankiers waar ik mee begon)? Het levert in ieder geval prikkelende en boeiende literatuur op over de cowboys van het moderne bedrijfsleven. Schiffers onthoudt zich van een oordeel. Hij wil nadrukkelijk een onderzoeksjournalist zijn. Hij ziet een Joost Röselaers Predikant van de Nederlandse Kerk in Londen Een ethische reflectie? Is het beeld niet te geroman- • jaargang 25 nr. 3 maart 2014 9 thema schaarste en overvl o ed D e sn e l s t gro e i e nd e bank van he t land Voedselbank Nederland Privé-initiatief Het Rotterdamse echtpaar Clara en Sjaak Sies richtte in 1999 de Stichting Minusplus op. Door omstandigheden waren ze gedwongen hun eerder goedlopende kledingzaak te sluiten. Ze bleven zitten met enorme schulden die op de een of andere manier afgelost moesten worden. Door Sjaaks leeftijd (46) en het ontbreken van diploma’s was er weinig ruimte voor hem op de arbeidsmarkt. Hij kwam niet meer aan het werk. Clara’s part-time baan – door fysieke problemen kon ze niet full time werken – leverde bij lange na niet genoeg financiën op om een gezin met vier kinderen te onderhouden, laat staan om de schulden af te kunnen lossen. Er bleef niets anders over dan een gang naar de sociale dienst. Maar ook toen waren ze niet uit de problemen. Het bleef een voortdurend gevecht om het hoofd boven water te houden, omdat allerlei instanties redenen dachten te hebben om het gezin te korten op hun uitkering. Na een lange periode van zwoegen, vechten en doorgaan krabbelde het gezin uit het financiële dal. De periode van armoede en misère wilden Clara en Sjaak niet vergeten. Ze zagen in hun omgeving veel mensen die het hoofd niet boven water konden houden en wisten wat zij doormaakten. Het plan om deze minima te helpen met spullen die anderen konden missen was geboren. In het begin bestond de hulp uit het brengen van meubilair en huisraad, maar al gauw bleek dit te arbeidsintensief te zijn en bovendien niet behorend tot de eerste levensbehoefte(n). Via een vriend met een kas leverden steeds meer tuinders uit de buurt groenten en aardappelen. Een bakker hoorde van het initiatief en kwam met brood. Zo ontstond de eerste voedselbank in Nederland en deze groeide zelfs uit tot de grootste. Niemand had dit toen, in 2002, kunnen voorzien. Het politieke antwoord in die tijd luidde: ‘Over vier jaar bestaat de voedselbank niet meer.’ Directe voedselhulp Nu, twaalf jaar later, zijn er 147 voedselbanken aangesloten bij de in 2008 opgerichte landelijke Stichting Voedselbanken Nederland. De uitganspunten van toen zijn nog steeds dezelfde: het bieden van directe voedselhulp aan de armste mensen en het voorko10 adrem remonstrants maandblad men van verspilling van goed voedsel. De inhoud van de voedselpakketten is volledig afhankelijk van schenkingen door verschillende leveranciers en daardoor verschilt de inhoud van het pakket van week tot week. Het streven van de voedselbank is om wekelijks een voedselpakket samen te stellen waarin de ‘schijf van vijf ’ in voldoende mate is vertegenwoordigd, wat niet altijd mogelijk is. Door de economische crisis zijn veel supermarktketens hun winkels logistiek steeds beter gaan inrichten, waardoor ze minder overhouden. De Voedselbank ondervindt de gevolgen hiervan. Producten met een langere houdbaarheidsdatum, zoals rijst, pasta, koffie en thee worden minder aangeboden. Om deze toch aan te kunnen blijven bieden, worden regelmatig een zogenaamde ‘supermarktactie’ gehouden. Vrijwilligers van de voedselbank vragen klanten bij binnenkomst van een supermarkt of zij iets van het verstrekte boodschappenlijstje willen kopen voor hun ‘buren’ en dat na het afrekenen bij de kassa bij hen te willen inleveren. Twee jaar geleden schreef Sylvia Witteman in haar column in de Volkskrant hier iets over (Weldoen – 19/03/12). Het wensenlijstje van de voedselbank, waar ze een of meer producten van kon kopen, varieerde van houdbare melk, kinderbroodbeleg, aardappelpuree tot vis in blik, zonnebloemolie, rijst, etc. Erg tevreden was ze hier niet over, want volgens haar konden zelfs de allerarmsten in ons land wel producten als suiker, macaroni en andere goedkope zoetigheid en zetmeel kopen. Zij dacht meer aan vers fruit, een pond gehakt of misschien zelfs wel een knappe internetverbinding. Niettemin ging ze over tot de aankoop van drie potten Nutella. Tijdelijk De voedselbank werkt louter en alleen met vrijwilligers. Bij de Voedselbank Amsterdam zijn zo’n 400 mensen actief. Mensen van uiteenlopende achtergronden en vanuit verschillende motieven zetten zich hiervoor in. Van de vrijwilligers wordt gevraagd voor een langere periode eens per week of per twee weken minimaal 4 uur beschikbaar te zijn. Het werk varieert van de Voedselbanken Nederland • Er zijn momenteel 147 voedselbanken aangesloten bij Voedselbanken Nederland. • Er zijn 8 regionale distributiecentra verspreid over het land. • Er zijn 6.500 vrijwilligers actief bij de voedselbanken. • Ruim 30.000 huishoudens (70.000 personen) ontvangen wekelijks een voedselpakket. • Slechts ca. 40 % van de voedselbanken krijgt een vorm van ondersteuning van de gemeente waar zij actief is. Dit varieert van het niet hoeven betalen voor afvalverwijdering of het voor de rekening nemen van de huisvestingskosten tot een subsidie. Deze lopen lopen uiteen van € 500,tot € 60.000,-- per jaar. (Gegevens van Voedselbanken Nederland, januari 2014). Elke vrijdag is de voedselbank in Tilburg geopend. Gemiddeld komen er zo'n 500 mensen een pakket halen. Foto: Piet den Blanken / HH H e t ui t gangspun t van v o edselhulp is alt ijd dat deze t ijd e l ijk mo e t zijn eerder genoemde ‘winkelactiviteit’ tot het helpen bij het samenstellen van de voedselpakken, de distributie hiervan en het doen van intakegesprekken. Voor deze laatste taak zijn specifieke vaardigheden vereist. Een ‘intaker’ loopt samen met een cliënt of een mogelijke cliënt door diens financiën om te zien of hij of zij in aanmerking komt voor hulp van de Voedselbank. De inkomsten, meestal een uitkering en soms een salaris, worden naast de uitgaven gezet: huur, elektriciteit, belastingen, zorgverzekering, internet/tv/telefoon (maximaal € 50,--), water en schuldenaflossingen. Wanneer dan blijkt dat iemand minder dan € 180,-- per maand te besteden heeft aan eten en persoonlijke verzorging, komt hij in aanmerking voor een voedselpakket. Over het algemeen worden drie maanden daarna nogmaals de financiën met de desbetreffende persoon bekeken. Om de zelfredzaamheid van de klanten te vergroten, werken alle voedselbankafdelingen samen met lokale organisaties, die de klanten helpen om weer op eigen benen te staan. Het uitgangspunt van de voedselhulp is altijd dat deze tijdelijk moet zijn. Over het algemeen kan men zeggen dat de klanten van de voedselbanken gemiddeld een jaar lang een voedselpakket krijgen. Daarna is er een zodanige verbetering in hun situatie bewerkstelligd, dat men niet meer voldoet aan de financiële criteria om in aanmerking te komen voor een voedselpakket. Ondanks alle acties en giften heeft de Voedselbank een tekort aan voedsel, terwijl het aantal klanten alleen maar toeneemt. Europa De Europese Unie kent een voedselhulpprogramma (zgn. PEAD-programma), dat jaarlijks voor 500 miljoen euro voedsel uitdeelt aan landen binnen de EU, bestemd voor hun arme bevolking. Hoewel Nederland hiervan ook gebruik zou mogen maken, doet de regering dit niet. Deed zij dit wel, dan zouden de tekorten van de Nederlandse voedselbanken in één keer opgelost zijn. Het is onduidelijk waarom de regering niet voor deze mogelijkheid kiest. Misschien omdat zij vindt dat je, als je geen schulden hebt, voldoende te besteden zou moeten hebben, hetzij door salaris, hetzij door een uitkering en eventueel aanvullende toeslagen. Maar hoe het ook zij, jaar na jaar moeten steeds meer mensen gebruik maken van de Voedselbank. Dacht men 12 jaar geleden nog dat de Voedselbank al gauw historie zou zijn, nu, in 2014 is het de snelst groeiende bank van Nederland. • Joan van Esveld Redactie AdRem jaargang 25 nr. 3 maart 2014 11 thema schaarste en overvl o ed Geëngageerd christelijk leven in Oudezijds 100 Geschiedenis en opbouw van de gemeenschap Oudezijds 100 wordt in de jaren ’50 gesticht door het predikanten-echtpaar Rolf en Georgine Boiten-Du Rieu. Veel kerken in de binnenstad staan in die tijd leeg en predikanten wonen vaak in andere delen van de stad. Daarom willen zij een plaats bieden waar mensen aan durven kloppen voor hulp en vestigen zij zich in een pand aan de Oudezijds Achterburgwal nummer 100. Inspiratie hiervoor deed het echtpaar Boiten op tijdens een stage bij de ‘Foyer protestant d’Aubervilliers’, een vergelijkbaar initiatief in de gelijknamige arbeidersvoorstad van Parijs. Oudezijds 100 groeit uit tot een gemeenschap met meerdere panden op de Wallen en vele vrijwilligers. Binnen het grotere geheel van Oudezijds 100 neemt de oecumenische communiteit Spe Gaudentes, die dit jaar precies 50 jaar geleden werd opgericht, een centrale plek in. De communiteit ziet het als haar roeping om in kerk en wereld te getuigen van de hoop en tussen kerken en kerkgenootschappen een brug te vormen. De leden van Spe Gaudentes verbinden zich door een gelofte voor het leven om deze roeping gestalte te geven. Om de communiteit heen staat de kring van tochtgenoten, die zich oriënteren op communitair leven en zich voor minimaal een jaar aan de communiteit verbinden. De groep daaromheen bestaat uit deelgenoten, die als lid van de woongemeenschap, extern vrijwilliger, bestuurslid of professional aan de gemeenschap verbonden zijn. Daarnaast wordt Oudezijds 100 gesteund door een brede kring van vrienden, die de gemeenschap en haar werk financieel of anderszins ondersteunen. 12 adrem remonstrants maandblad Kernwaarden Wederkerigheid is van meet af aan een belangrijke kernwaarde voor het leven en werken van Oudezijds 100. Wij zijn ervan overtuigd dat iedereen – ongeacht achtergrond of actuele situatie – een bijdrage kan leveren aan de gemeenschap: van het koken van maaltijden, administratieve ondersteuning, technische dienst, babysitten tot het schoonmaken van de wc’s. Daarnaast is gastvrijheid voor Oudezijds 100 essentieel als het gaat om het present stellen van het evangelie. Daarin voelen we ons verbonden met de rijke christelijke traditie van kloosterleven en missionaire presentie. Met onze activiteiten proberen we antwoord te geven op de vragen die ons gesteld worden. Daarom streven we ernaar om steeds open en sensitief te zijn voor ontwikkelingen in de maatschappij en in onze directe omgeving. Dat Oudezijds 100 naast vaste bewoners wordt bevolkt door een grote groep wisselende bewoners, vrijwilligers en medewerkers, helpt ons om niet in onszelf gekeerd te raken en maakt dat we steeds weer geconfronteerd worden met nieuwe inzichten. Actuele ontwikkelingen Gevolg van onze principiële openheid en gastvrijheid, is dat bij Oudezijds 100 ‘de hele wereld’ binnenkomt en dat we te maken krijgen met uiteenlopende problematiek. Zo merken we binnen het project OpStap hoe maatschappelijke ontwikkelingen invloed hebben op het concrete leven van mensen. We zien bijvoorbeeld de laatste jaren het aantal schuldhulpverleningstrajecten toenemen. De verdergaande digitalisering van het betalingsverkeer, maakt dat mensen minder zicht Gemeenschapsleden van Oudezijds 100 maakten rond Hemelvaart vorig jaar een pelgrimage op de fiets van Amsterdam naar Heiloo. hebben op hun inkomsten en uitgaven en ook gemakkelijker schulden maken. Ook het verlagen van de intelligentienorm als indicatie voor het recht op ambulante zorg is een voorbeeld van een – op het oog kleine – maatschappelijke ontwikkeling, die voor het individu grote gevolgen heeft. Het betekent dat een groeiende groep licht verstandelijk beperkte hulpvragers geen recht meer heeft op deze zorg, die juist met het oog op zelfstandig functioneren onontbeerlijk is. Voor hen zoeken we naar mogelijkheden om hun sociale netwerk te versterken, zoals mensen die een buddyfunctie willen vervullen. Verder zien we een toename in het aantal hulpvragers dat in Nederland is geboren – mogelijk als gevolg van de aanhoudende crisis – en een toename in het aantal Oost-Europese hulpvragers. Deze laatste groep verblijft vaak al jaren in Nederland, maar komt door het ontbreken van een sociaal netwerk in de problemen. Op Kruispost worden we onherroepelijk geconfronteerd met de gevolgen van het huidige asielbeleid: naast medische problemen, hebben veel van onze hulpvragers last van psychische klachten als gevolg van hun uitzichtloze situatie. Om aan hun nood tegemoet te komen, hebben we een aantal jaren geleden een kleinschalig psychologisch spreekuur geopend. De laatste twee jaar neemt onder de patiënten van Kruispost de groep onverzekerde Nederlanders toe. Door allerlei omstandigheden zijn zij niet in staat hun ziektekostenverzekering (of aanvullende verzekering) te betalen. Dit is voor ons een van de redenen om de mogelijkheden voor uitbreiding van onze tandartspraktijk te onderzoeken. Ook bij de uiterst kwetsbare groep bezoekers van Kruispost zoeken we steeds naar wederkerigheid. We doen een beroep op hun talenten en proberen hen te betrekken bij het vrijwilligerswerk in onze gemeenschap. Zo kan het gebeuren dat iemand in het samenwerken met anderen zijn eigenwaarde hervindt. Dat is niet alleen voor de betrokkene zelf, maar ook voor ons een teken van hoop. Gemeenschap en kerk Tekenen van hoop ontdekken we niet alleen in de zorg voor kwetsbare mensen die zich aan ons toevertrouwen. Ook in het contact met diverse kerken, kerkelijke gemeenschappen en parochies mogen we ons verheugen over hoopvolle ontwikkelingen. Oudezijds 100 heeft nooit een eigen ‘kerk’ willen zijn – in In de binnenstad van Amsterdam probeert Oudezijds 100 in leven en werken het evangelie van Jezus Christus present te stellen. Oudezijds 100 biedt concreet hulp door inloop, intensief begeleid wonen (OpStap), medisch-maatschappelijk werk en medische zorg voor onverzekerden (Kruispost). De woongemeenschap functioneert hierin als groot gezin en oefenschool, die de hulpverlening ondersteunt. De woongemeenschap omvat tien panden in het Wallengebied en wordt bewoond door zo’n 70 mensen. Bij de activiteiten van Oudezijds 100 zijn ongeveer 150 externe vrijwilligers betrokken. ‘Maria ter Claesze’ is het buitencentrum van de gemeenschap op het Friese platteland, met speciale aandacht voor zingevingsvragen rondom rentmeesterschap en duurzaamheid en de relatie tussen kerk en platteland. Daarnaast is er de mogelijkheid tot pastorale zorg. Meer weten? Kijk dan op www.oudezijds100.nl Op de hoogte blijven van actuele ontwikkelingen? Volg dan @Oudezijds100 (Twitter) en Communitaire Gemeenschap Oudezijds 100 (Facebook). onze huiskapel worden op alle dagen getijden gebeden, behalve op zondag, dan gaan we allemaal naar onze eigen kerken. Vanaf de beginperiode zijn er relaties met diverse kerken, gemeentes en parochies in de vorm van concrete samenwerking, financiële ondersteuning en wederzijdse inspiratie. Als een van de vele mogelijke vormen van geëngageerd christelijk leven, hoopt Spe Gaudentes een inspirerend voorbeeld te zijn. Dat op dit moment veel jonge christenen overwegen om te gaan leven in een gemeenschap of concrete stappen in die richting zetten, geeft te denken. Het gemeenschapsideaal van samen leven, werken en bidden vormt een antwoord op de behoefte van met name jonge christenen om hun leven, werken en geloven te integreren. Een behoefte waarin de kerkgang op de zondagmorgen niet zonder meer voorziet. Zeker in een stad als Amsterdam, waar de traditionele verbanden tussen school, kerk en gezin nagenoeg ontbreken. Met het wetenschappelijk onderzoek naar de betekenis van christelijke leefgemeenschappen en communiteiten, hoop ik dan ook een bijdrage te leveren aan de reflectie op nieuwe vormen van kerk-zijn en geëngageerd leven in de huidige maatschappij. • Rosaliene Israël Predikant en theoloog, 36 jaar, woont en werkt sinds 2001 bij de Communitaire Gemeenschap Oudezijds 100 en is samen met haar echtgenoot lid van de kerngroep van deze gemeenschap, de oecumenische communiteit Spe Gaudentes. Na een aantal jaren te hebben gewerkt als gemeentepredikant, is zij sinds november 2013 vanuit de Protestantse Kerk Amsterdam predikant met bijzondere opdracht voor Oudezijds 100. jaargang 25 nr. 3 maart 2014 13 thema gel o of en samenl eving ( Z ) onderdak d o e mee me t de e s ta f e t t e voor m e ns e n zond e r v e rb l ij f sv e rgunning Het afgelopen jaar, en inmiddels ook weer in 2014, hebben de media menigmaal bericht over de mensen zonder papieren (in Franstalige landen daarom ook ‘Sans Papiers’ genoemd) die in ons land toevlucht hebben gezocht. Tentenkampen, de vluchtkerken, berichten over de miserabele leefomstandigheden in de kou, wie heeft ze niet gezien en gelezen? Veel mensen hebben zich voor deze groep al ingezet. I . T. S E RV I C E S AGENDUM 010 - 437 22 69 Mariette Houbolt Tel 010 - 437 02 45 Adrianalaan 152 3053 MG Rotterdam Fax 06 53 611 190 14 adrem remonstrants maandblad gsm in 2014 twee concrete plannen uit te voeren: Enerzijds vragen wij aan alle remonstrantse gemeenten in den lande om iets te organiseren dat gericht is op een vorm van steunverlening aan deze klemzittende medemens. Door middel van een soort van ’estafette’ (overigens: zonder stokjes die doorgegeven zouden moeten worden) zal elke maand een andere gemeente (of een combinatie van gemeenten) van start gaan, iets organiseren en daarover via AdRem verslag uitbrengen, zodat een ieder weet wat er gaande is en daardoor geïnspireerd wordt. Anderzijds is de Werkgroep, samen met de CoZa, bezig om een oproep te schrijven aan regering en/of politiek. De boodschap daarvan zal zijn dat de uitzichtloze toestand waarin veel ongedocumenteerden zich bevinden, niet strookt met het humane beleid dat ter zake van de bestuurders van ons land verwacht mag worden. De tekst van deze oproep zal worden voorgelegd aan de Algemene Vergadering van de Broederschap, opdat een ieder zich zal kunnen uitspreken over de inhoud ervan. De deelnemers aan de bijeenkomsten op 25 mei en 22 november hebben zich bereid verklaard om als contactpersonen op te treden en de werkgroep zal met hen overleggen hoe, waar en wanneer de ’estafette’ georganiseerd zal worden. Via AdRem houden we U op de hoogte. Drie ervaren en ter zake kundige organisaties hebben aangeboden onze partners te zijn: de Pauluskerk, INLIA • [email protected] Plan de campagne De Werkgroep zal zich inzetten om en het Landelijke Ongedocumenteerden Steunpunt (LOS). Wij willen graag van hun ervaring gebruik maken. De Werkgroep Ongedocumenteerden: Casper Ebeling Koning, Dolf Eshuis, Thijs Heering, Eva Heezemans, Titus van Hille. Doet u ook mee? Reacties of aanmelding graag via [email protected] E-mail De remonstrantse ‘Werkgroep Ongedocumenteerden’ heeft in 2013 onder de vlag van Geloof en Samenleving twee bijeenkomsten georganiseerd. De eerste was op 25 mei in Vrijburg in Amsterdam onder het motto ‘Wat kunnen we doen voor de Sans Papiers?’. De tweede was op 22 november in de Pauluskerk in Rotterdam onder het motto ‘(Z)onderdak’. Het doel van de bijeenkomsten was om te overleggen wat remonstranten zouden kunnen doen aan de schrijnende situatie van ongedocumenteerden in Nederland, daarbij denkend aan een oproep aan onze regering om de opvang van deze mensen humaner te maken en aan onszelf om helder te krijgen wat de remonstranten zélf kunnen doen. www.letterdyfehouse.nl Bijzonder vakantiehuis in Ierland (Connemara) Self-catering/per kamer/groepsaccommodatie In West-Ierland staat een bijzonder landhuis aan de Atlantische kust, gekoesterd door een groepje Nederlanders, waaronder Remonstranten en Doopsgezinden. De leden zetten zich al 40 jaar in voor het behoud van het huis en de prachtige natuur. U kunt logeren in Letterdyfehouse op ieder moment van het jaar, alle seizoenen hebben hun eigen charme. Bezoek onze website of bel 06 536 111 90 voor inlichtingen en boekingen. miniatuur Oma Een jaar of 10, 15 geleden boetseerde oma een mooie, licht erotische jongenskop voor mij. Een mooie, opwindende oogopslag van een licht arrogant kijkende jongen van een jaar of 18, misschien 20. Oma was toen in de 70. En boetseerde dat. Voor mij. Tot op dat moment had ik nooit overwogen dat oma en ik dezelfde smaak op het vlak van mannen hadden. Oma blijkbaar wel. Inmiddels is oma alweer vele jaren geleden overleden en toch is ze nog regelmatig in mijn gedachten. Oma leefde van een AOW-pensioen in Eindhoven, eerst nog zelfstandig in een flat midden in de stad, later in een aanleunwoning. Jarenlang weigerde oma haar flat te verlaten, maar toen steeds meer vriendinnen wegvielen en het steeds eenzamer werd, besloot ze naar de aanleunwoning in het ouderencentrum te verhuizen. ‘Dat had ik jaren eerder moeten doen’, riep ze vanaf dat moment vrijwel maandelijks. Opeens waren er allemaal weer activiteiten mogelijk, zelfs in richtingen waar ze zelf nog nooit eerder aan gedacht had. En er waren ook mannen in het centrum. Minder jong dan haar voor mij geboetseerde jongen, maar met enige regelmaat liet oma zich wel eens ontsnappen met wie ze een afspraakje had. Die oma toch. Ik vraag me wel eens af wat oma nu zou zeggen als ze in de ouderenzorg terecht zou komen. Oud worden vond ze niet erg, dat anderen voor haar gingen bepalen wat ze moest doen, des te meer. In deze huidige tijd wordt veel bepaald door bezuinigingen en – ben ik bang – ook door de steeds verder gaande discussie over zelfbeschikking. We zijn nog steeds een rijk land, waarin ouderen volwaardig moeten kunnen meetellen. Maar de geestelijke armoede die ik soms zie bij ouderen is onacceptabel. Deels komt dat door bezuinigingen waardoor minder mogelijkheden overblijven om tot een mooie daginvulling te komen. Anderzijds hebben wij, jongeren/jong volwassenen ook een taak om ouderen oprecht te laten voelen dat zij meetellen, er toe doen. Wat er soms gezegd wordt in discussies over zelfbeschikking, zeker als daar economische motieven bij betrokken worden, moeten we echt met elkaar tegengaan. Oma boetseerde een mooie, fiere jongeman. Het wordt hoog tijd dat we met z’n allen mooie ouderen boetseren, schilderen, bezingen. Om te laten zien dat oud worden ook heel mooi is en dat we er allemaal toe doen, van het begin tot het einde. Ook als het economisch een beetje tegenzit, of je op je vrije zaterdag bij oma op de koffie moet. • Jan Berkvens Gemeentelid Oude Wetering jaargang 25 nr. 3 maart 2014 15 thema schaarste en overvl o ed Think global, Economi e vanui t on t wikk e l ings p e rs p e c t i e f Gewassen verbouwen voor de export of inzetten op zelfvoorziening en het stimuleren van de lokale economie? Vrijhandel of protectionisme? Wel of geen ontwikkelingssamenwerking? Ontwikkeling naar Westers model of aansluiten bij traditionele bestuurlijke en culturele systemen? Ik spreek er over met Teuntje de Glee, maar we komen er natuurlijk niet uit: de macro-economische vraagstukken zijn te ingewikkeld, er zitten te veel haken en ogen aan, te veel mitsen en maren. Het beeld wordt al duidelijker als we kijken naar de lokale situatie in Zuid-Soedan. Teuntje gaat daar half februari voor minimaal een jaar werken in de omgeving van Wau. Daar is het nog rustig. Voor de christelijke ontwikkelingsorganisatie Dorcas gaat zij bijdragen aan het opzetten van nieuwe projecten, lopende gezondheidsprojecten coördineren en lokale staf ondersteunen. Relevante activiteiten gezien de opleiding Internationale Ontwikkelingsstudies die zij volgde aan de Universiteit Wageningen. Teuntje was projectmedewerker voor twintigers en dertigers in de do-re gemeente Hoorn en is daar begin februari toegetreden als lid. Armoede en rijkdom Teuntje: ‘Armoede en rijkdom zijn niet zo eenduidig als wij denken. Zuid-Soedan heeft enorm veel natuurlijke rijkdommen, maar er is slechts een kleine groep van mensen die profiteert. Het gewapende conflict op het moment heeft te maken met machtswellust van leiders en stammen die elkaar in de haren vliegen. Ooit was de Noorderbuur de gemeenschappelijke vijand, nu deze min of meer is weggevallen laait de interne machtsstrijd weer op. In het bijzonder het ‘intercommunal violence’ tussen clans van dezelfde stam (meestal als gevolg van diefstal van vee) bestaat al sinds jaar en dag. Veel mensen lijken voor het westerse oog extreem arm, er is vaak geen schoon drinkwater, slechte gezondheidszorg, geen toiletten. De Dinka’s, een van de grootste stammen, zijn veehouders, hun rijkdom ligt in het bezit van koeien. Moeten wij hen 16 adrem remonstrants maandblad act local dan gaan ‘ontwikkelen’? Zij zien dat zelf helemaal niet zo. Als Westerse hulpverleners moeten wij brengen waar mensen zelf om vragen, alleen dan zijn ontwikkelingen op de lange termijn duurzaam (sustainable). In Zuid-Soedan kan het westen bijdragen aan kennis rond de opbouw van een overheidsapparaat. En we kunnen geld beschikbaar stellen voor noodhulp en vervolgens voor structurele opbouw van de samenleving. Gezondheidszorg is altijd een eerste basisbehoefte. In Zuid-Soedan is het met dat systeem rampzalig gesteld: er zijn geen data, er zijn klinieken zonder meubilair, medicijnen en gedegen medisch geschoold personeel. Sommige gebieden staan 8 maanden per jaar onder water, dus kan er eigenlijk maar een keer paar jaar medicijnen naar de kliniek in dat gebied worden gebracht. De overheid heeft hulporganisaties gevraagd om de gezondheidszorg te coördineren. Zo ondersteunt Dorcas klinieken en betaalt medicijnen, salariskosten en opleiding van personeel, de grootste kostenposten. Voorlichting is belangrijk. Wij proberen mensen bewust te maken van een probleem en hen dan zelf de conclusie te laten trekken. In een water- en sanitatieproject zetten we bijvoorbeeld een bord met eten en een bord met uitwerpselen naast elkaar. De vliegen vliegen over en weer. Als de mensen met eigen ogen zien hoe ziektes en bacteriën worden overgedragen, valt het kwartje en zijn ze gemotiveerd om zelf toiletten te gaan bouwen en te gebruiken. Over aids in Zuid-Soedan zijn weinig data beschikbaar, er zijn bij mijn weten geen aidswezen zoals in andere landen, maar de grote migratie is wel een risicofactor voor de verspreiding van het virus. Tuberculose komt wel veel voor, dat kan met verminderde weerstand wegens hiv/aids-besmetting en met te weinig en ongezond eten te maken hebben.’ Lokaal of globaal Teuntje: ‘De lokale en de mondiale economie zijn in een geglobaliseerde wereld nauw verweven. Je kunt lokale boeren in het Zuiden wel stimuleren om meer te produceren, maar waar verkopen ze hun producten dan? Hebben ze wel toegang tot markten? En krijgen ze er een goede prijs voor? Ik begrijp zuidelijke landen die hun opkomende economieën niet meteen bloot willen stellen aan internationale concurrentie. Er zijn veel voorbeelden van dat goedkope (gesubsidieerde) producten uit het buitenland de lokale producenten uit de markt stoten. Een tijdelijke bescherming van de lokale economie is dan zeker te verdedigen. Maar ook de lokale economie is niet homogeen. Daar zijn ook multinationals actief die de markt verstoren. Boeren moeten kunnen overzien wat de gevolgen zijn als ze producten gaan verbouwen voor de export en dat kunnen ze vaak niet. Diversificatie van productie is noodzakelijk om basisbehoeften zoals voedselzekerheid voor de boeren veilig te stellen. Pas daarna kunnen ze aan het economische spel van vraag en aanbod mee gaan doen. Die beweging van globaal naar lokaal zie je ook in ons deel van de wereld terug. Ikzelf probeer – en ik zie dat ook steeds meer om me heen – de samenleving een beetje anders in te richten door meer zelfvoorzienend te zijn (moestuintje!), kleinschaligheid te ondersteunen, vegetarisch te eten, te recyclen en producten te kopen die in de directe omgeving zijn verbouwd. Ik wil bewuste keuzes maken met het oog op de gevolgen van mijn handelen.’ • Michel Peters Coördinator communicatie bij de Remonstranten Te huur Vakantiehuisje in Rougeux Rougeux (Haute Marne, omgeving Langres, 630 km van Nederland), landelijke uitstraling, in een rustig dorpje, echt een plek om tot rust te komen. Ideaal voor alle leeftijden vanwege de prachtige natuur en de bezienswaardigheden in de omgeving. Een perfecte plek voor wandelaars, fietsers, quilters en kunstenaars. Oftewel geschikt voor een ieder! Nieuwsgierig? Kijk dan gauw op www.frankrijkvakantiehuishuren.nl Of mail naar [email protected] jaargang 25 nr. 3 maart 2014 17 ... Berlijn en he t rem o ns t ran t se gedach t eg o ed ... Het Remonstrantenforum in Berijn is in het leven geroepen door de oerberlijner Christian Modehn, journalist en theoloog. Het Forum wil zijn: een plek van open uitwisseling, een vrije ruimte voor vrijzinnige/liberale theologie en voor levensoriëntatie. In het juninummer 2013 van AdRem zijn twee pagina’s gewijd aan dit initiatief onder de titel: Vrijzinnig leven: bewogen, open, uitnodigend. Met name dit artikel heeft de doorslag gegeven mij bij de Remonstrantse Broederschap te willen aansluiten. En zo geschiedde. Aan de hand van een aantal teksten vanuit de filosofie, de mystiek en vanuit voorstellingen in de kunst, werd gesproken over het thema: bestaan er atheïstische gelovigen en religieuze atheïsten? Onder de aanwezigen waren voornamelijk christelijk gevormden (katholieken en protestanten), enige boeddhistisch georiënteerden en een enkele humanist. De sprekers en de luisteraars ge- droegen zich zeer gedisciplineerd en uiterst hoffelijk naar elkaar. Aangenaam. Ik voelde mij op mijn gemak tussen deze mensen vooral door de hartelijke bejegening door Christian en Hartmut, zijn levensgezel. Het was voor mij de eerste ‘salonavond’. In mijn ruim zevenjarig bestaan als 70-jarige Wahl-Berlinerin nam ik niet eerder deel aan een Duitse discussiekring. Even wennen dus aan deze manier van met elkaar van gedachten wisselen. Gemist heb ik het op elkaar ingaan. Men sprak zijn/haar gedachten uit, zijn/ haar bevindingen, maar van een dialoog was geen sprake. Wellicht kan deze dialoog een kans krijgen in een ‘Remonstrants Berlijns Gezelschap’, een frisse, nieuwe tak aan het Forum der Remonstranten in Berlin, mocht dit van de grond komen. Ik mag althans hopen, dat deze wens geen vrome wens zal blijken te zijn. • Attie Caspers - Boon Landelijk lid uit Berlijn ’t Rentmeest ertje KIEMT HET AL? Gij moet het eenzaam laten het zaad dat eenzaam ligt te slapen en dat al kiem gaat maken De dichtregels van Ida Gerhardt roepen vertrouwen op dat ontwikkelingen hun eigen ongestoorde gang gaan. Aan de andere kant confronteren deze woorden me met mijn ongeduld. Dat het zo on-ge-lo-fe-lijk lang-zaam gaat, die ontwikkelingen. Vooral als het om ontwikkelingen in mensen gaat en in de wereld. Waarom duren sommige dingen zo lang voordat ze tot stand komen? We weten allang dat onze manier van leven de aarde uitput en we doen er zo weinig aan. We weten allang dat we minder vlees moeten eten om het voedsel van de aarde eerlijker te verdelen; we weten allang dat veel kleding en de meeste computers en smartphones onder erbarmelijke omstandigheden geproduceerd worden, maar de meeste mensen kopen zonder scrupules hun eigen ding. We laten het gebeuren. Het zaad van de on- 18 adrem remonstrants maandblad rust is allang gezaaid. Maakt het al kiem? Wordt er iets wakker in het grote geheel van de mensheid? Hier en daar kom je initiatieven tegen. Ik las over een tuinproject waar groenten en gewassen verbouwd worden voor en door bewoners uit de buurt. Wie meewerkt krijgt zijn deel. Anderen kopen alleen producten van het seizoen. Het kan. Er zijn mensen die anders durven te leven. Met meer geduld, omdat ze zich toevertrouwen aan een leven, dat zijn eigen ongestoorde gaat. Ook processen om te veranderen gaan hun eigen gang. Laat het stil in zijn waarde/ zaad in de donkere aarde./ En het zal groen ontwaken. Ik ga het proberen: met meer geduld mijn eigen leven te leven. Een betere wereld begint immers bij mezelf. ’t Rentmeestertje komt uit de koker van de taakgroep Duurzame Ontwikkeling. Zie ook de website over het diakonale werk van de remonstranten, www.remonstrantengeven.nl Contactpersoon: Casper Ebeling Koning, tel. 06 54 95 1911, [email protected] boek bespreking Op de Rode loper In De rode loper van Thomas Rosenboom lezen we hoe oude rockers, met een opnamestudio en een bioscoop die vooral aan vroeger herinnert maar niet loopt, tenslotte genoegen nemen met alleen de rode loper. Trots op hun veel geroemde vrijheid die ze zouden hebben verworven in de zeventiger jaren. Het hondje dat hen vergezelt, en dat vermoedelijk ook hun enige vriend is, mag zonder te zijn aangelijnd achter hen aan lopend de straat oversteken. Het laatste restant en het karige bewijs van hun vervlogen vrijheidsidealen. Nu hebben ze andere zorgen: Zijn we wel in beeld? We spelen dat we even op de rode loper uit de limo in het nieuws zijn. De camera zoemt in. En daarna naar jezelf kijken. Een scherpe parodie die helaas ook voor steeds meer kerken opgaat vandaag de dag. De rode loper los geknipt van welk doel of bestemming dan ook. Het deed me denken aan Peter Sloterdijk die, als zo vaak loepzuiver in zijn redeneringen, Narcissus als een loser kenschetst: immers slechts bezig met zijn eigen beeld dat hem tegenhoudt iets zinnigs te on- dernemen. Letterlijk geboeid door zijn eigen spiegelbeeld. Roseboom heeft een ijzersterk en kritisch beeld neergezet, in flinterdunne taal die bij het onderwerp past, van een wereld die geen contact meer kan maken. Zelfs niet met de geliefde ander als die dichtbij is. Wat rest is het glas van de geliefde op de armleuning. Dan leek het net alsof er bezoek was. Zoals men in de religie met de afwezigheid van God een soort modus probeert te vinden. Te goed voor de middelmaat van het gewone alledaagse leven. Op de rode loper is niets wat het lijkt. Het echt contact maken met de wereld en met anderen, het blijft een obsessie, het wil maar niet lukken. De hoofdpersoon in het boek blinkt vooral uit in - wat ik zou willen noemen: vleizinnige vervaagzaamheid. Er wordt geen verbinding gemaakt. Veel gespin weinig wol. Dijk van een boek dat je niet snel weer los laat. Chapeau voor Thomas Rosenboom die met een genadeloze analyse een tijdsbeeld heeft neergezet en ontrafeld. Waar verbinding ontbreekt vereenzaamt een volk - juist onder de gefingeerde illusie van schijnwerpers op de rode loper. • Thomas Roosenboom, ‘De rode loper’. Querido, 2012. Prijs: € 19.95. ISBN 9789021443270 Heine Siebrand (Sinds kort) emeritus - predikant in Utrecht & onzin 3 Rituele zin Maak uw kerk eens leeg want kerkmeubels op de verkeerde plaats stralen een niet bedoelde boodschap uit waar geen preek tegen op kan Een met lezenaar en andere spullen volgestouwde tafel op een podium is geen tafel maar een werkbank of ‘een altaar met een puist’. Zet alles eens even weg en dénk weg wat te vast zit: podium, orgel of kansel. Want wat Churchill zei (‘We shape our buildings and thereafter they shape us’), geldt zeker voor de inrichting van ons kerkgebouw. Godsbeeld én kerkbeeld worden er blijvender door beïnvloed dan door woorden die voorbij gaan. Een gemeente in ‘busopstelling’ gericht op een podium, waar ‘het’ allemaal gebeurt, koestert onbewust een clericaler kerkbeeld dan kerkgangers die hopen, dat hun kring iets van God zal belichamen. De vroege christenen beluisterden eerst in de synagoge de Tora en de uitleg. Als antwoord daarop deelden ze in een of ander huis brood en wijn, have en goed, ziel en zaligheid. Die tweeledigheid vráágt om twee ruimten of om tweedeling van één ruimte, die de symboliek van woord en antwoord ondersteunt en versterkt. In de loop der eeuwen is dat evenwicht vaak zoek geraakt. Zo kun je bij Nederlandse protestanten van calvinistische snit soms nog wel eens een kerkgebouw aantreffen zonder permanente tafel. Maar een kerk zonder (s)preekgestoelte in de vorm van kansel, lezenaar of zetel (de kathedraal ontleent zelfs zijn naam aan die cathedra) komt bij mijn weten in de gehele christenheid nergens anders voor dan in één Twentse kerk. Veel kerken hebben vandaag de dag vanwege verhuur en multifunctioneel gebruik met herinrichting te maken. Dat biedt gelijk een goede gelegenheid om na te denken over hoe je dat zonder al te veel wekelijks gesleep combineren kunt met een voor de kerkdienst ideale inrichting. Het type kerkgebouw maakt dan nog al verschil. Ideeën daarover wil ik graag met u delen. Daarvoor verwijs ik naar de blog hieronder. Ik zou het fijn vinden als u daar of via email wilt reageren. • Henk van Waveren Lees verder in ‘Rituele zin en onzin 3’ op: henkvanwaveren.wordpress.com. Zin of onzin? Ik hoor het graag: [email protected] jaargang 25 nr. 3 maart 2014 19 het gezicht van... Han Postel Over krasse knarren gesproken – met alle respect: Han Postel is er weer zo eentje. Negentig jaar oud, woonachtig in Oegstgeest, getrouwd met Els Postel-Coster die twee jaar jonger is. Hij heeft tot op hoge leeftijd gehockeyd, bezeilde alle wereldzeeën en onderhoudt met Els nu nog een aanzienlijke tuin bij hun huis. Lid van de gemeente Leiden, waar hij op zijn fiets naar toe gaat. ‘Maar ik ga niet meer zoveel’, zegt hij, ‘Nu ik ouder word verandert mijn Godsbegrip (waarom is God een Heer?) en ik heb moeite met bidden.’ Van Oost naar West ‘Ik ben geboren in Lochem, waar ik een beschermde jeugd had met veel ooms, tantes, neven en nichten. Ik heb daar drie jaar de MULO gedaan en daarna ging ik met de stoomtrein naar de HBS in Zutphen. In 1941 ging ik in Delft studeren, maar dat hield op toen ik in 1943 weigerde om de loyaliteitsverklaring te tekenen. Als onderduiker in de Wieringermeer, heb ik vanaf 1944 in West Friesland gedropte wapens opgehaald en met een tuindersvlet naar een binnenschip gevaren dat als depot dienst deed. Na de oorlog heb ik mijn studie werktuigbouwkunde weer opgepakt en ben ik in 1952 afgestudeerd. Ik heb eerst zes jaar bij organisatieadvies bureau Ydo gewerkt, en daarna ook in Leiden twaalf jaar bij de Grofsmederij. Daar had ik in mijn studietijd al stage gelopen. Toen het niet zo goed ging met dat bedrijf, ben ik verkast naar de Hoogovens, waar ik 12 jaar ben gebleven. Op mijn 60e, in 1983, ben ik met de VUT gegaan. Vervelen was er daarna niet bij hoor. Ik heb veel getimmerd bij mijn zoon in Delft en op het binnenschip waar mijn dochter toen woonde en ook ons huishouden bestierd. Els maakte namelijk carrière toen ik al zo’n beetje gepensioneerd was. Zij is cultureel antropoloog en deed hier op de Universiteit Leiden onderzoek naar de invloed van vrouwen op ontwikkeling. Zij was adviseur van minister Pronk op de Wereldvrouwenconferentie in Mexico in 1975 en deed daarna als bijzonder hoogleraar ‘Vrouw en Ontwikkeling’ van het Leids Universiteits Fonds allerlei onderzoeken voor hem.’ God ‘Mijn kerkelijke wortels gaan terug naar de grootmoeder van mijn vader. Zij was van hervormde huize. Toen er een spoorlijn naar Lochem werd aangelegd, kwamen daar veel nieuwe bewoners wonen. Met die ‘import’ kon zij het goed vinden. Toen een hervormde 20 adrem remonstrants maandblad dominee moest worden vervangen, drongen de nieuwkomers aan op een vrijzinnige kandidaat. Dat wilde de oude garde niet. In 1879 is daar toen een remonstrantse kerk gesticht, mijn betovergrootmoeder ging mee. Els komt uit een humanistisch gezin, maar is op haar twintigste remonstrant geworden. Zij was een goede vriendin van Geertrui Westerouen van Meeteren, die onlangs is overleden. Vanaf eind jaren ’50 hebben we in Oegstgeest gewoond, in Leiden gingen we naar de kerk. Begin jaren ’60 ben ik daar nog kerkenraadslid geweest. Het waren aardige mensen daar, de gemeente had een sociaal karakter. In de afgelopen periode ben ik qua Godsbegrip erg door Spinoza beïnvloed. Hij zag God overal: in mensen, in de natuur, in dieren. Ik vind het lastig om nog tot een persoon te bidden of te zingen. Maar onze geloofsbelijdenis kan ik nog steeds helemaal onderschrijven. Bruin leven Wij hebben een mooi leven gehad, waarin we veel gereisd hebben. Soms ben ik met Els mee gegaan op haar reizen. Sinds 1969 hebben we een zeilboot, tot vorig jaar zeilden we ook veel. Ik herinner me prachtige zeiltochten in Nieuw Zeeland, Denemarken en langs de Engelse Oostkust. De zoon van vrienden is eens met de boot naar Curacao gezeild. Wij zijn daar heen gevlogen en hebben toen wekenlang in het Caribisch gebied gevaren. Onvergetelijk! Wat ons gedreven heeft is toch wel belangstelling voor andere mensen. Els had dat in haar onderzoek en ik in mijn organisatie-advieswerk. Het was inspirerend om me in mensen te verdiepen om zaken te verbeteren. Nog steeds hebben we een breed sociaal netwerk. Erg boeiend, mensen hebben zo veel te vertellen’. • Michel Peters
© Copyright 2025 ExpyDoc