Position paper FNV Jong t.b.v. de hoorzitting Jeugdwerkloosheid

Position paper FNV Jong t.b.v. de hoorzitting Jeugdwerkloosheid
Oktober 2014
FNV Jong zet zich sinds 2009 in voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Al bijna 6 jaar lang
verkeren jongeren op de arbeidsmarkt in zwaar weer. Het aantal startersbanen is in deze periode
flink gekelderd waardoor het aantal werkloze jongeren met 17 % in 2013 zijn dieptepunt bereikte.
Daar sta je dan baanloos te zijn met je twee masters op zak. Dood en doodzonde. FNV Jong drong
er tot twee keer aan toe met succes - in 2009 én in 2012 - bij het Kabinet op aan om de
jeugdwerkloosheid een halt toe te roepen. In 2009 lanceerde het Kabinet het Actieplan
Jeugdwerkloosheid, dat in 2012 werd opgevolgd door de Aanpak Jeugdwerkloosheid - welke per 1
april 2015 zal eindigen - onder verantwoordelijkheid van minister Asscher. CBS-cijfers laten zien
dat het de goede kant lijkt op te gaan met de jeugdwerkloosheid, momenteel bedraagt deze 13,8%
(september 2014). Hopelijk zal een evaluatie duidelijk maken of deze daling voortkomt uit het
beleid van de minister. In plaats van enkel naar het verleden te kijken wil FNV Jong ook naar de
toekomst kijken. De uitdaging waar Nederland de komende decennia voor staat is het voorkomen
van een herhaling van wat zich de afgelopen jaren onder starters op de arbeidsmarkt heeft
afgespeeld.
De inbreng en zorgen van FNV Jong aangaande de aanpak jeugdwerkloosheid voor deze hoorzitting
richten zich met name op 1 april 2015 oftewel het moment waarop de Aanpak Jeugdwerkloosheid
formeel ophoudt. FNV Jong gaat ervan uit dat de huidige aanpak voortgezet wordt. Het CPB heeft
immers geen wezenlijke banengroei geprojecteerd voor 2015, hetzelfde geldt voor de tot dusver
verschenen arbeidmarktprojecties van het ROA. Jongeren kunnen niet eindeloos lang op school
blijven zitten en stages na de studie lopen om werkloosheid te voorkomen. Het is daarom
noodzakelijk de huidige Aanpak Jeugdwerkloosheid voort te zetten in een vervolgperiode, waarin
meer ingezet wordt op de acties waaruit opgemaakt kan worden dat deze succesvol bleken.
1. Evaluatie zonder doelstellingen kansloos
Zoals wij uw commissie al eerder hebben laten weten (bij brief d.d. 2 juni 2014) is het ontbreken van
afrekenbare doelstellingen zorgwekkend. De door de minister geformuleerde doelstelling ‘zoveel
mogelijk jongeren aan een baan’ zorgt ervoor dat het niet mogelijk is de effectiviteit van het
ingezette beleid op enigerlei wijze te meten. Dat brengt moeilijkheden met zich mee met betrekking
tot het beleid na april 2015. Tegelijk levert een dergelijk moment een kans om alsnog concrete
doelstellingen te hanteren.
a) Hoe gaat het huidige beleid op objectieve wijze geëvalueerd worden?
b) Hoe gaat een keuze gemaakt worden welke aanpak dient te worden voortgezet en welke niet
na april 2015?
c) Aan welke doelstellingen dient de aanpak jeugdwerkloosheid na april 2015 te voldoen?
2. Ambassadeur jeugdwerkloosheid niet politiek afrekenbaar
Nu het einde van dit beleid jeugdwerkloosheid in zicht is dient zich afgevraagd te worden of de
gekozen aanpak jeugdwerkloosheid, met een ambassadeur, daadwerkelijk de meest effectieve wijze
is. FNV Jong ziet niet in waarom het ‘verbindende element’ van de ambassadeur niet ook gedaan zou
kunnen worden door de minister zelf. Niet alleen geeft dit aan dat de minister dit onderwerp serieus
1
neemt, maar dit zorgt er mede voor dat directe democratische controle mogelijk is met betrekking
tot de ambassadeurstaken die uitgevoerd worden.
3.
Structurele aanpak en financiering
De meest succesvolle regionale aanpakken jeugdwerkloosheid vinden plaats in gemeenten die
structureel geld vrij maken voor de aanpak jeugdwerkloosheid. Hier is niet of nauwelijks sprake van
opstartproblemen, maar hoeft louter opgeschaald te worden. In het kader van beter voorkomen dan
genezen zouden we graag zien dat de aanpak jeugdwerkloosheid vanuit de overheid op eenzelfde
manier wordt vormgegeven. Met een structureel budget voor de aanpak jeugdwerkloosheid, met
eventuele incidentele impulsen
4. Onderzoek kwetsbare groepen
De aanpak jeugdwerkloosheid loopt nu al bijna anderhalf jaar. Desondanks is er geen gedegen
onderzoek gedaan naar verschijnselen die steeds vaker voor lijken te komen. Te denken valt aan
fenomenen zoals verdringing; jonge starters die banen onder hun niveau accepteren vanwege de
schaarste aan banen. Met als gevolg dat personen met lagere opleidingsniveaus moeilijker aan een
baan kunnen komen. Een ander steeds meer voorkomend verhaal zijn stages na de studie, veelal
slecht of zelfs onbetaalde stages na de studie. Er kunnen geen eenduidige cijfers worden gegeven
over de omvang van dit probleem. Daarnaast is de jeugdwerkloosheid onder vrouwen sinds juni 2013
fors toegenomen ten opzichte van mannen. Een verschil van vier tot vijf procentpunten is nu de
norm. Het is niet duidelijk wat hier aan de hand is. Om doeltreffend beleid te ontwikkelen met
betrekking tot deze kwesties dienen deze vragen wel te worden beantwoord.
Verder blijft de jeugdwerkloosheid onder allochtone jongeren schrikbarend hoog. In het tweede
kwartaal van 2014 was 30,1% (34.000) van de niet-westerse allochtone jongeren tussen de 15 en 25
jaar werkloos. Hier dient stevig op te blijven worden ingezet.
2