Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 Februari 2014 Opgesteld door KWIZ te Groningen Databewerking: Wim Zijlema Redactie: Anne-Wil Hak en Tessa Schoot Uiterkamp In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg KWIZ structureert (bestaande) gegevens waardoor organisaties beter gebruik kunnen maken van hun informatie. Dit kan betrekking hebben op de ontwikkeling en evaluatie van beleid, het implementeren van nieuwe dienstverleningsconcepten of een efficiëntere inrichting en uitvoering van werkprocessen. Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Colofon "Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012" Een onderzoek naar de doelgroep en het beleid voor armoede in de gemeente Leidschendam-Voorburg Uitgave © KWIZ Deze publicatie is een uitgave van KWIZ. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en /of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van KWIZ. Adres: Stavangerweg 23-5 9723 JC Groningen. Bij overname is bronvermelding verplicht. 2 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................... 5 Samenvatting .......................................................................................................................... 7 1 Huishoudens in Leidschendam-Voorburg .......................................................................... 10 1.1 Kenmerken alle huishoudens ..................................................................................... 10 1.2 Kenmerken minimahuishoudens ................................................................................ 12 1.3 Langjarige minima ...................................................................................................... 14 1.4 Kinderen ..................................................................................................................... 15 1.5 Verdeling minimahuishoudens over de gemeente ...................................................... 17 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning ...................................................................... 21 2.1 Regelingen voor het minimabeleid ............................................................................. 21 2.2 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen .................................................................. 21 2.3 Bijzondere bijstand ..................................................................................................... 22 2.4 Langdurigheidstoeslag................................................................................................ 23 2.5 Collectieve ziektekostenverzekering........................................................................... 23 2.6 Regeling chronisch zieken en gehandicapten ............................................................ 24 2.7 Categoriale bijzondere bijstand 65+ ........................................................................... 25 2.8 Bijzondere bijstand schoolkosten ............................................................................... 26 2.9 Ooievaarspas.............................................................................................................. 27 2.10 Cumulatief gebruik gemeentelijke voorzieningen ..................................................... 28 2.11 Gebruik Wmo door minimahuishoudens................................................................... 30 2.12 Schuldhulpverlening ................................................................................................. 32 2.13 Wet sociale werkvoorziening .................................................................................... 33 2.14 Cumulatief gebruik WWB, minimaregelingen, SHV, Wmo........................................ 34 3 Lokaal beleid in perspectief................................................................................................ 35 3.1 Doelgroepen armoedebeleid 2007-2010 .................................................................... 35 3.2 Ontwikkeling bereik van de regelingen ....................................................................... 36 3.3 Overlap voorzieningen ................................................................................................ 37 3.4 Gebruik voorzieningen in regionaal perspectief .......................................................... 37 3.5 Aanbevelingen ............................................................................................................ 37 Bijlage 1 Verantwoording en definities .................................................................................. 39 Bijlage 2 Lijst van afkortingen ............................................................................................... 43 3 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ 4 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Inleiding Gemeenten vervullen een belangrijke rol bij zowel de bestrijding als de preventie van armoede: zij hebben de zorgplicht om de leefsituatie en het toekomstperspectief van kwetsbare burgers te verbeteren. Door de korte afstand tot de inwoners, is de gemeente in staat de armoedeproblematiek binnen haar grenzen in kaart te brengen en hiervoor aangepast beleid te ontwikkelen. Algemeen inkomensbeleid is de verantwoordelijkheid van het Rijk, maar gemeenten kunnen in aanvulling hierop met maatwerk individuele huishoudens ondersteunen. Zo heeft de gemeente de mogelijkheid om voor bepaalde doelgroepen categoriale maatregelen te treffen. Dit geldt voor ouderen, chronisch zieken en gezinnen met kinderen. Voor deze laatste groep dient de ondersteuning gericht te zijn op participatie. Daarnaast is er generiek beleid mogelijk voor alle minima, zoals een collectieve ziektekostenverzekering. De gemeente Leidschendam-Voorburg wil inzicht blijven houden op de ontwikkeling van de omvang en de samenstelling van de doelgroep voor het armoedebeleid, inclusief het gebruik van inkomensondersteunende regelingen. In dat kader is nu voor de derde keer op rij een armoedemonitor samengesteld. Deze monitor geeft een uitgebreid beeld van de doelgroep van en het bereik van het minimabeleid. De cijfers in dit rapport hebben betrekking op het jaar 2012 en worden vergeleken met 2009 en 2007, de voorgaande jaren waarover een monitor is verschenen. Opzet van het onderzoek In dit onderzoek zijn de registraties van de verschillende regelingen aan elkaar gekoppeld, zodat een samenhangend inzicht ontstaat in de minimapopulatie en haar gebruik van de diverse regelingen. Voor een uitgebreide beschrijving van de onderzoeksmethodiek verwijzen we naar bijlage 2. Leeswijzer Na de samenvatting wordt in het eerste hoofdstuk de doelgroep voor het minimabeleid beschreven aan de hand van een aantal kenmerken. Vervolgens worden in hoofdstuk twee alle regelingen die de gemeente uitvoert in beeld gebracht. Tot slot komen in het laatste hoofdstuk een aantal conclusies en aanbevelingen aan bod. In bijlage 1 geven we een uitgebreide verantwoording van de onderzoeksmethodiek. Bijlage 2 bevat een toelichting van afkortingen. 5 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ 6 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Samenvatting Het aantal minimahuishouden in Leidschendam-Voorburg is in vergelijking met 2009 licht gestegen. In 2012 zijn er 3.247 huishoudens die tot de groep minimahuishoudens tot 110 procent van het Wettelijk Sociaal Minimum behoren. Het aandeel minimahuishouden komt daarmee op 9 procent. Ook het aandeel kinderen dat in armoede opgroeit, is gestegen en dat geldt tevens voor het aandeel niet-westerse allochtonen. Er is een grote groep nieuwe minima bijgekomen, bestaande uit jonge mensen en meerpersoons huishoudens. Positieve ontwikkeling is dat het aantal 65 plussers met een minimuminkomen is gedaald. Kenmerken minimahuishoudens Het aandeel minimahuishoudens is in de afgelopen jaren gestegen, in 2007 bijna 8 procent, nu is ruim 9 procent van de huishoudens een minimahuishouden. Ook landelijk zien we een stijging; het landelijke aandeel van huishoudens tot 110 procent is 11,5 procent in 2012, tegen 11 procent in 2011. Leidschendam-Voorburg zit onder dit landelijke gemiddelde maar de stijging van het aandeel minima is wel iets hoger dan landelijk. Het aandeel 65 plus huishoudens is licht gedaald, we zien wel een stijging van het aantal WWB-uitkeringen. Ook landelijk zien we de trend dat het aandeel oudere minima daalt. Hoewel de ruime meerderheid van de minimahuishoudens nog steeds bestaat uit eenpersoonshuishoudens, is er in 2012 wel een toename te zien van het aantal meerpersoonshuishoudens. Dit heeft mede te maken met de toename van het aandeel huishoudens van niet-Westerse herkomst, waar meerpersoons huishoudens vaker voorkomen. Maar ook door de afname van het aantal oudere huishoudens die vaker alleenstaand zijn. Langjarige minima Het aandeel langjarige minima is toegenomen, net als trouwens het aandeel nieuwe minima (korter dan 1 jaar). In totaal leeft bijna 55 procent van het minimahuishouden langer dan drie jaar op een inkomen tot 110% van het minimum. Kijken we naar alle huishoudens dan leeft bijna 5 procent drie jaar of langer van een inkomen op het minimumniveau. Onder deze langjarige minima is een toename van het aantal meerpersoonshuishoudens en nietwesterse allochtonen. Kinderen Van de 13.737 kinderen in Leidschendam-Voorburg leven 1.709 kinderen in een minimahuishouden, dit is 12,4 procent. Het aandeel kinderen dat in armoede opgroeit is hoger dan het gemeentelijke gemiddelde van 9 procent. Bij meer dan de helft leeft het gezin van een bijstandsuitkering. Van alle kinderen in Leidschendam-Voorburg groeit 14 procent op in een eenoudergezin. Voor minimakinderen is dit percentage maar liefst 45 procent. Dat betekent dat bijna 4 op de 10 kinderen uit een eenoudergezin in een minimahuishouden opgroeit. Gemeentelijke spreiding De meeste minima wonen in de wijken Prinsenhof, De Heuvel/ Amstelwijk en Bovenveen. In de wijken Essesteijn, Damsigt en omgeving en Voorburg West is het aandeel minima flink lager dan het gemeentelijke gemiddelde. 7 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ In de Essensteijn en de Zijde en omgeving wonen veel oudere minimahuishoudens, gezien het aandeel AOW-ers. In de wijken Bovenveen en Voorburg Noord wonen juist veel WWBhuishoudens. Niet-westerse allochtone minimahuishoudens wonen voornamelijk in het Prinsenhof en De Heuvel/ Amstelwijk. Autochtone minimahuishoudens vinden we juist veel terug in Stompwijk, Essesteijn en Voorburg West. Gebruik van de regelingen De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft een aantal regelingen om inwoners met een laag inkomen te ondersteunen. Het gebruik van deze regelingen varieert. Ten opzichte van 2009 is het bereik van de kwijtschelding en de categoriale bijstand voor 65-plussers gestegen. Figuur S1 Percentage bereik minimahuishoudens per voorziening In het algemeen is het bereik van de regelingen in 2012 iets gedaald. De bijzondere bijstand voor schoolkosten valt hierbij het meeste op. Het gebruik van de kwijtschelding is echter enorm gestegen. Dit heeft duidelijk te maken met ene beleidswijziging waarbij huishoudens met een WWB-uitkering die in het voorgaande jaar kwijtschelding hebben ontvangen, automatisch kwijtschelding krijgen. Ook de categoriale bijstand voor 65 plussers is iets gestegen. Wmo Van alle huishoudens maakt 3,9 procent gebruik van een Wmo-voorziening, dit zijn 1.385 huishoudens in totaal. Van de minimahuishoudens in Leidschendam-Voorburg 8,7 procent een beroep op de Wmo. Vergeleken met alle minimahuishoudens, maken Wmohuishoudens met een inkomen tot 110 procent Wsm meer gebruik van de verschillende minimaregelingen. Het bereik onder deze doelgroep is dus groter. 8 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Schuldhulpverlening Van de 244 huishoudens die in 2012 in aanraking zijn geweest met de minnelijke schuldhulpverlening leeft 59 procent van een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. Van alle minima tot 110 procent in Leidschendam-Voorburg, heeft 4,4 procent gebruikgemaakt van de schuldhulpverlening. Landelijk schommelt het percentage tussen de 3 en 5 procent. Wet sociale werkvoorziening In 2012 zaten 135 huishoudens in Leidschendam-Voorburg in een lopend Wsw-traject. Van deze huishoudens is geen inkomen bekend. Gebruik voorzieningen minimahuishoudens Tabel S2 Gebruik voorzieningen huishoudens tot 110% Gebruik minimahuishoudens Aantal WWB-uitkering 1.492 Minimaregelingen 2.734 Schuldhulpverlening 144 Wmo-voorziening 256 Aandeel 46% 84% 4,4% 8% Van alle minimahuishoudens maakt 84 procent gebruik van een minimaregeling, 46 procent heeft een WWB uitkering, 8 procent maakt gebruik van een WMO-voorziening en ruim 4 procent van de schuldhulpverlening. 9 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ 1 Huishoudens in Leidschendam-Voorburg Dit hoofdstuk beschrijft de samenstelling en achtergrondkenmerken van de huishoudens in Leidschendam-Voorburg. Allereerst geven we een beschrijving van de kenmerken van alle huishoudens in de gemeente. Vervolgens komen de minimahuishoudens aan bod. Hierbij beschrijven we de omvang en kenmerken van huishoudens met een inkomen tot 110 procent van de bijstandsnorm. Waar mogelijk worden de uitkomsten vergeleken landelijke cijfers en/of met de cijfers uit de gemeentelijke armoedemonitor 2007 en 2009. 1.1 Kenmerken alle huishoudens Onderstaande tabel geeft het aantal inwoners en het aantal huishoudens weer in de gemeente Leidschendam-Voorburg in 2007, 2009 en 2012. Tabel 1.1.1 Aantal huishoudens en inwoners Leidschendam-Voorburg1 Categorie 2007 2009 2012 Aantal huishoudens 34.966 34.766 35.363 Aantal inwoners 72.506 71.925 73.411 2,1 Gemiddelde huishoudgrootte 2,1 2,1 In de gemeente Leidschendam-Voorburg wonen in 2012 in totaal 73.411 personen in 35.363 huishoudens.2 De gemiddelde huishoudgrootte komt daarmee uit op 2,1 personen. Dit ligt onder het landelijke gemiddelde van 2,2 personen.3 In vergelijking met 2007 en 2009 is het aantal huishoudens en het aantal inwoners en huishoudens in de gemeente gestegen. Huishoudtype Wanneer we kijken naar de huishoudsamenstelling in de gemeente Leidschendam-Voorburg zien we de volgende verdeling. Tabel 1.1.2 Huishoudens naar type Huishoudtype Huishoudens Huishoudens 2007 2009 Alleenstaand 39,8% 40,0% Eenoudergezin 3,6% 3,6% Meerpersoons zonder kinderen 37,3% 37,3% Meerpersoons met kinderen 19,3% 19,1% Totaal 100,0% 100,0% Huishoudens 2012 14.180 40,1% 1.344 3,8% 13.121 37,1% 6.718 19,0% 35.363 100,0% De huishoudsamenstelling in Leidschendam-Voorburg komt overeen met het landelijke beeld. Alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens zonder kinderen vormen de twee grootste groepen. Voor eenoudergezinnen geldt dat door een afwijkende definitie, landelijke Alle gegevens in de tabellen in deze monitor zijn gebaseerd op de gekoppelde gemeentelijke bestanden, tenzij anders aangegeven. Landelijke cijfers zijn afkomstig van het CBS. 2 Exclusief 4 institutionele huishoudens. In totaal wonen194 personen in deze institutionele huishoudens. 3 Bron: CBS. 1 10 Landelijk 39,7% 4,0% 36,4% 19,9% 100,0% Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ vergelijking niet direct mogelijk is.4 Verder is te zien dat de verdeling naar huishoudtype vergeleken met 2009 nagenoeg hetzelfde is gebleven. Leeftijd In de volgende tabel staat een overzicht van de leeftijdsopbouw van de huishoudens. Deze tabel is samengesteld op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden. Tabel 1.1.3 Leeftijdsopbouw huishoudens naar leeftijd oudste lid van het huishouden Leeftijdscategorie Tot 18 jaar 18 - 27 jaar 27 - 40 jaar 40 - 65 jaar 65 jaar en ouder Totaal Huishoudens Huishoudens 2007 2009 0,0% 0,0% 4,0% 3,9% 18,6% 17,8% 46,2% 46,5% 31,2% 31,8% 100,0% 100,0% Huishoudens 2012 5 0,0% 1.207 3,4% 6.131 17,3% 16.130 45,6% 11.890 33,6% 35.363 100,0% De gemeente Leidschendam-Voorburg vergrijst gestaag, gezien het aantal huishoudens waarvan de oudste ouder is dan 65 jaar. Etniciteit De volgende tabel geeft de huishoudindeling naar etnische achtergrond weer. Tabel 1.1.4 Huishoudens naar bevolkingsgroep Categorie Huishoudens Huishoudens 2007 2009 Autochtoon 71,5% 70,9% Westers allochtoon 17,2% 17,2% Niet-westers allochtoon 11,3% 11,9% Totaal 100,0% 100,0% Huishoudens 2012 24.605 69,5% 6.082 17,2% 4.676 13,3% 35.363 100,0% In ruim 30 procent van alle huishoudens in Leidschendam-Voorburg woont minstens één gezinslid dat van allochtone afkomst is, waardoor het huishouden tot één van de betreffende categorieën behoort. Ten opzichte van 2009 is het aandeel niet-westerse allochtonen met 1,4 procent toegenomen. Het aandeel westerse allochtonen is gelijk gebleven. Het CBS hanteert geen leeftijdscriterium bij het begrip eenoudergezin en telt dus ook ouder-kind relaties mee tussen volwassen personen. KWIZ gaat uit van het WWB criterium op grond waarvan 2 volwassenen in een ouder kind relatie boven de 18 jaar als 2 alleenstaanden worden beschouwd. 4 11 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ 1.2 Kenmerken minimahuishoudens In deze paragraaf gaan we in op de omvang en de kenmerken van de minimapopulatie. In de gemeente Leidschendam-Voorburg geldt voor de gemeentelijke regelingen een grens van 110 procent van het wettelijk sociaal minimum. In deze monitor beschrijven we daarom de kenmerken van de doelgroep tot 110 procent. Aantal en aandeel minimahuishoudens De volgende tabel bevat een overzicht van het aantal en aandeel minima en niet-minima huishoudens voor 2007, 2009 en 2012. Tabel 1.2.1 Huishoudens naar inkomen in Leidschendam-Voorburg Inkomen in percentages van het 2007 2009 wettelijke sociaal minimum Aantal Aandeel Aantal Aandeel Tot 110% 2.776 7,9% 3.081 8,9% 110 tot 130% 347 1,0% 563 1,6% Overig 31.843 91,1% 31.122 89,5% Totaal 34.966 100,0% 34.766 100,0% 2012 Aantal Aandeel 3.247 9,2% 472 1,3% 31.644 89,5% 35.363 100,0% Het aantal minimahuishoudens is in de afgelopen jaren gestegen, waren het er in 2007 bijna 8 procent, nu is ruim 9 procent van de huishoudens een minimahuishouden. Ook landelijk zien we een stijging; het landelijke aandeel huishoudens tot 110 procent is 11,5 procent. Leidschendam-Voorburg zit onder het landelijke gemiddelde. Inkomensbron Als we de huishoudens met een minimuminkomen tot 110 procent van het sociaal minimum uitsplitsen naar hoofdinkomen zien we de volgende verdeling. Tabel 1.2.2 Inkomensbron minima, inkomen tot 110% Inkomensbron 2007 Aantal Aandeel WWB 1.147 41,3% AOW 5 640 23,1% Ander inkomen 989 35,6% Totaal 2.776 100,0% 2009 Aantal Aandeel 1.246 40,4% 708 23,0% 1.127 36,6% 3.081 100,0% 2012 Aantal Aandeel 1.492 46,0% 628 19,3% 1.127 34,7% 3.247 100,0% Bijna de helft van de minimahuishoudens is afhankelijk van de bijstand, bijna 6 procentpunten hoger dan in 2009. Het aantal huishoudens met een ‘ander inkomen’ is exact gelijk gebleven. Het gaat dan om huishoudens met een WW-uitkering, een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een laag inkomen uit werk. Het aantal ouderen dat van een minimuminkomen afhankelijk is, is gedaald ondanks dat het aantal ouderen in de gehele gemeente is gestegen. Landelijk zien we deze ontwikkeling ook. 5 Er zijn 217 huishoudens (in 2009:173 en in 2007: 158) die naast hun AOW een aanvullende bijstandsuitkering ontvangen ( AIO, uitgekeerd door de SVB). Zij worden in dit rapport gerekend tot de AOW’ers. Dit zijn voornamelijk allochtone huishoudens die niet vanaf hun vijftiende jaar in Nederland wonen en daarom geen recht hebben op een volledige AOW-uitkering. 12 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Huishoudtype In de volgende tabel een overzicht naar huishoudtype. Tabel 1.2.3 Minimahuishoudens naar type, inkomen tot 110% Huishoudtype Aandeel Aandeel 2012 Alle Aandeel minima in 2007 2009 huishoudens alle huishoudens Alleenstaand 51,1% 51,4% 1.622 50,0% 40,1% 11,4% Eenoudergezin 15,1% 15,0% 480 14,8% 3,8% 35,7% Meerpersoons zonder kinderen 18,7% 18,8% 651 20,0% 37,1% 5,0% Meerpersoons met kinderen 15,1% 14,8% 494 15,2% 19,0% 7,4% Totaal 100,0% 100,0% 3.247 100,0% 100,0% 9,2% Ten opzichte van 2009 hebben er geen grote verschuivingen plaatsgevonden in de huishoudsamenstelling van de minima. Het aandeel alleenstaanden is licht gedaald en de groep meerpersoonshuishoudens zonder kinderen is iets gestegen. Afgezet tegen alle huishoudens in de gemeente is te zien dat bijna 36 procent van alle eenoudergezinnen een minimahuishouden vormt (2009: 36,6 procent). Evenals in 2009 is in bijna elk eenoudergezin met een minimuminkomen het gezinshoofd een vrouw, (95 procent). Leeftijd Onderstaande tabel geeft de leeftijd weer van de oudste persoon in het huishouden. Tabel 1.2.4 Leeftijdsopbouw minimahuishoudens, inkomen 110% Leeftijdscategorie Aandeel Aandeel 2012 2007 2009 18 - 27 jaar 27 - 40 jaar 40 - 65 jaar 65 jaar en ouder Totaal 4,9% 20,6% 51,5% 23,1% 100,0% 4,9% 18,2% 53,9% 23,0% 100,0% 142 600 1.877 628 3.247 Alle huishoudens 4,4% 18,5% 57,8% 19,3% 100,0% 3,4% 17,3% 45,6% 33,6% 100,0% Evenals in 2009 bevindt absoluut gezien de grootste groep minimahuishoudens zich in de leeftijdscategorie van 40 tot 65 jaar. Het aandeel 40 tot 65 jarigen is ten opzichte van 2009 toegenomen. Zoals we al eerder zagen is het aandeel 65-plussers onder de minimahuishoudens afgenomen. De laatste kolom geeft voor elke leeftijdscategorie van de totale bevolking in LeidschendamVoorburg het percentage weer dat tot de minimapopulatie behoort in het jaar 2012. Te zien is dat onder 18 tot 27 jarigen en 40 tot 65 jarigen de meeste minima voorkomen, respectievelijk 11,8 procent en 11,6 procent van alle huishoudens in de gemeente. Etniciteit In de volgende tabel 1.2.5 de indeling naar etnische achtergrond. 13 Aandeel minima in alle huishoudens 11,8% 9,8% 11,6% 5,3% 9,2% Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Tabel 1.2.5 Minimahuishoudens naar etniciteit, inkomen 110% Categorie Autochtoon Westers allochtoon Niet-westers allochtoon Totaal Aandeel 2007 48,5% 12,0% 39,6% 100,0% Aandeel 2009 47,9% 12,0% 40,1% 100,0% 2012 1.371 408 1.468 3.247 42,2% 12,6% 45,2% 100,0% Alle Aandeel minima in huishoudens alle huishoudens 69,5% 5,6% 17,2% 6,7% 13,3% 31,4% 100,0% 9,2% Het aandeel niet-Westerse allochtonen is in vergelijking met de andere categorieën een stuk groter Daarbij komt dat het aandeel in de afgelopen ook nog is gestegen. 1.3 Langjarige minima In deze paragraaf gaan we nader in op de achtergrondkenmerken van de groep die we langjarige minima noemen. Dit zijn huishoudens die drie jaar of langer leven van een inkomen op het sociaal minimum. De volgende tabel geeft een overzicht van het aantal jaren dat de huidige minimahuishoudens in Leidschendam-Voorburg zijn aangewezen op een minimuminkomen. Tabel 1.3.1 Minimahuishoudens naar het aantal jaren met een minimuminkomen (110%) Categorie Aandeel Aandeel 2012 2007 2009 Korter dan 1 jaar 12,7% 15,9% 888 27,3% 1 tot 3 jaar 28,1% 32,7% 577 17,8% 3 jaar en langer 59,2% 51,4% 1.782 54,9% Totaal 100,0% 100,0% 3.247 100,0% In Leidschendam-Voorburg leeft 55 procent van de minimahuishoudens langer dan drie jaar van een inkomen op minimumniveau. Ten opzichte van 2009 is dit een stijging van ruim 3 procent. Ook het aandeel minima dat korter dan een jaar op het minimum zit is gestegen. Dit is een nieuwe groep die voornamelijk uit mensen bestaan met een bijstandsuitkering. Dit is een trend die we ook bij andere gemeenten terugzien. Bron van het inkomen Tabel 1.3.2 Inkomstenbron langjarige minima Inkomensbron Aandeel Aandeel 2007 2009 WWB 50,7% 49,8% AOW 40,7% 39,7% Ander inkomen 8,6% 10,5% Totaal 100,0% 100,0% Langjarige minima 2012 915 51,3% 566 31,8% 301 16,9% 1.782 100,0% Alle minima 46,0% 19,3% 34,7% 100,0% Van de 1.782 langjarige minima is ruim de helft afhankelijk van een WWB-inkomen. Bijna een derde ontvangt een AOW-uitkering, ook hier weer een daling ten opzichte van 2009. Bijna twee derde van alle WWB’ers is langjarig op het minimum aangewezen. 14 Aandeel langjarig 61,3% 90,1% 26,7% 54,9% Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Huishoudtype Tabel 1.3.3 Langjarige minimahuishoudens naar type huishouden Huishoudtype Aandeel Aandeel Langjarige minima 2007 2009 2012 Alleenstaand 59,1% 61,2% 982 55,1% Eenoudergezin 9,8% 11,2% 201 11,3% Meerpersoons zonder kinderen 18,6% 16,8% 366 20,5% Meerpersoons met kinderen 12,5% 10,8% 233 13,1% Totaal 100,0% 100,0% 1.782 100,0% Alle minima 50,0% 14,8% 20,0% 15,2% 100,0% Aandeel langjarig 60,5% 41,9% 56,2% 47,2% 54,9% Wanneer we kijken naar de verdeling naar type huishouden, dan zien we dat het aandeel meerpersoonshuishoudens met of zonder kinderen groter is geworden ten opzichte van 2009. Leeftijd Tabel 1.3.4 Langjarige minimahuishoudens naar leeftijd Leeftijdscategorie 18 - 27 jaar 27 - 40 jaar 40 - 65 jaar 65 jaar en ouder Totaal Aandeel Aandeel 2007 2009 1,5% 0,8% 11,2% 11,5% 46,6% 48,0% 40,7% 39,7% 100,0% 100,0% Langjarige minima 2012 23 1,3% 222 12,5% 971 54,5% 566 31,7% 1.782 100,0% Alle minima 4,4% 18,5% 57,8% 19,3% 100,0% Aandeel langjarig 16,2% 37,0% 51,7% 90,1% 54,9% De oververtegenwoordiging van AOW’ers vinden we terug in de leeftijdsverdeling van de langjarige minima. Onder de jongere huishoudens, tot 27 jaar, bevinden zich de nieuwe minima. Etniciteit Tabel 1.3.5 Langjarige minimahuishoudens naar etniciteit Categorie Aandeel Aandeel Langjarige minima 2007 2009 2012 Autochtoon 52,4% 50,6% 736 41,3% Westers allochtoon 12,1% 11,4% 210 11,8% Niet-westers allochtoon 35,5% 38,0% 836 46,9% Totaal 100,0% 100,0% 1.782 100,0% Alle minima 42,2% 12,6% 45,2% 100,0% We zien onder de niet-westerse allochtonen een stijging van het aantal meerjarige minima. Bij de autochtonen is sprake van een daling. 1.4 Kinderen Hieronder gaan we nader in op de groep kinderen tot 18 jaar die opgroeit in een minimahuishouden. In 2007 zijn niet alle kenmerken in de rapportage meegenomen, vergelijking is daarom niet altijd mogelijk. 15 Aandeel langjarig 53,7% 51,5% 56,9% 54,9% Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Tabel 1.4.1 Aantal kinderen in (minima)huishoudens Categorie Kinderen in Leidschendam-Voorburg Kinderen in minimahuishoudens tot 110% Aandeel kinderen in minimahuishoudens Aantal 2007 Aantal 2009 13.829 13.576 1.530 1.636 11,1% 12,1% Aantal 2012 13.737 1.709 12,4% Het aantal kinderen dat opgroeit in een minimahuishouden wordt steeds groter. Het aandeel kinderen is ook hoger dan het gemeentelijke gemiddelde van 9 procent. Tabel 1.4.2 Kinderen in (minima)huishoudens naar leeftijd Leeftijdscategorie 0-4 jaar 4-12 jaar 12-18 jaar Totaal Minima Aandeel Alle kinderen 294 804 611 1.709 17,2% 47,0% 35,8% 100,0% 3.226 6.211 4.300 13.737 Aandeel minimakinderen op alle kinderen 9,1% 12,9% 14,2% 12,4% Kinderen in de leeftijdscategorie tot 4 jaar groeien minder vaak op in een minimahuishouden dan oudere kinderen. Onder de leeftijdscategorie van 12 tot 18 jaar is het aandeel minima het hoogst. Tabel 1.4.3 Kinderen in minimahuishoudens naar type inkomen Inkomensbron WWB AOW Ander inkomen Totaal 2007 Aantal Aandeel 816 53,3% 3 0,2% 711 46,5% 1.530 100,0% 2009 Aantal Aandeel 828 50,6% 22 1,3% 786 48,1% 1.636 100,0% 2012 Aantal Aandeel 904 52,9% 12 0,7% 793 46,3% 1.709 100,0% Naar bron van het inkomen zien we dat meer dan de helft van de kinderen in minimahuishoudens opgroeit in een huishouden met een bijstandsuitkering. Ruim 46 procent van de kinderen leeft in een huishouden met een ander inkomen. Ongeveer 1 procent woont in een AOW-huishouden, dit kunnen kinderen zijn die bij hun opa en oma wonen of kinderen met een ouder boven de 65 jaar. Tabel 1.4.4 Kinderen in (minima)huishoudens naar type huishouden Huishoudtype Aandeel Aandeel Minimakinderen 2007 2009 2012 Eenoudergezin 47,1% 46,8% 768 44,9% Meerpersoons met kinderen 52,9% 53,2% 941 55,1% Totaal 100,0% 100,0% 1.709 100,0% Alle kinderen 1.969 11.768 130737 Van alle kinderen in Leidschendam-Voorburg groeit 14 procent op in een eenoudergezin. Van alle minimakinderen is dit 45 procent. Zetten we deze kinderen af tegen de hele gemeente, dan zien we dat van alle kinderen die in een eenoudergezin opgroeien, bijna 4 op de 10 in een minimahuishouden opgroeit. 16 14,3% 85,7% 100,0% Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Tabel 1.4.5 Kinderen in (minima)huishoudens naar etniciteit Categorie Autochtoon Westers allochtoon Niet-westers allochtoon Totaal Aandeel 2007 27,2% 6,4% 66,4% 100,0% Aandeel 2009 27,3% 7,9% 64,8% 100,0% Minimakinderen 2012 468 27,4 171 10,0 1.070 62,6 1.709 100,0% Alle kinderen 9.143 1.715 2.879 13.737 66,5% 12,5% 21,0% 100,0% Bijna 73 procent van de kinderen in een minimahuishouden is van allochtone afkomst; evenveel als in 2009. Als we kijken naar alle kinderen in Leidschendam-Voorburg, is dit 33,5 procent. Van alle niet-westerse allochtone kinderen groeit ruim 1 op de 3 op in een minimahuishouden, van de autochtone kinderen is dit 1 op de 20. 1.5 Verdeling minimahuishoudens over de gemeente In deze paragraaf gaan we in op de verdeling van de minimahuishoudens over de gemeente Leidschendam-Voorburg. Eerst geven we een korte weergave van de plaatsen Leidschendam en Voorburg. Daarna beschrijven we de verdeling over de verschillende wijken in de gemeente. Woonplaats Tabel 1.5.1 Aantal huishoudens met een minimuminkomen tot 110% Wsm naar woonplaats Plaats Leidschendam Voorburg Totaal Aandeel 2007 50,1% 49,9% 100,0% Aandeel 2009 50,3% 49,7% 100,0% Minimahuishoudens Alle 2012 huishoudens 1.630 50,2% 43,7% 1.617 49,8% 56,3% 3.247 100,0% 100,0% Leidschendam heeft, net als voorgaande jaren, een groter aandeel minimahuishoudens dan Voorburg. Wijken In de volgende tabel de verdeling van de minimahuishoudens naar wijk. 17 Aandeel 10,5% 8,1% 9,2% Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Tabel 1.5.2 Aantal huishoudens met een minimuminkomen tot 110% Wsm naar wijk Wijk De Zijde en omgeving Bovenveen Voorburg Noord Voorburg West Prinsenhof ’t Lien en De Rietvink Stompwijk Leidschendam-Zuid en omgeving De Heuvel/ Amstelwijk Damsigt en omgeving Essesteijn Voorburg Midden/ Oud Totaal Minimahuishoudens Alle 2012 huishoudens 125 3,8% 6,9% 607 18,7% 10,5% 313 9,6% 9,8% 75 2,3% 5,6% 581 17,9% 7,6% 239 7,4% 9,0% 32 1,0% 2,6% 230 344 97 93 511 3.247 7,1% 10,6% 3,0% 2,9% 15,7% 100,0% 7,1% 4,9% 8,2% 7,9% 19,9% 100,0% Aandeel 5,1% 16,3% 9,1% 3,8% 21,7% 7,5% 3,5% 9,2% 19,8% 3,4% 3,3% 7,3% 9,2% In de wijken Prinsenhof, de Heuvel/ Amstelwijk en Bovenveen ligt het aandeel minimahuishoudens boven het gemeentelijke gemiddelde. In Stompwijk en Voorburg West is het aandeel minima echter lager. In de volgende tabel staat per wijk het aantal personen jonger dan 18 jaar. Tabel 1.5.3 Aantal kinderen in een minimahuishouden met een inkomen tot 110% Wsm naar wijk Wijk De Zijde en omgeving Bovenveen Voorburg Noord Voorburg West Prinsenhof ’t Lien en De Rietvink Stompwijk Leidschendam-Zuid en omgeving De Heuvel/ Amstelwijk Damsigt en omgeving Essesteijn Voorburg Midden/ Oud Totaal Minimakinderen 2012 10 0,6% 255 14,9% 162 9,5% 27 1,6% 458 26,8% 94 5,5% 26 1,5% 151 227 46 13 240 1709 8,8% 13,3% 2,7% 0,8% 14,0% 100,0% Alle kinderen 5,5% 8,8% 9,5% 9,2% 7,8% 8,3% 3,5% Aandeel 6,3% 3,7% 11,6% 6,9% 19,1% 100,0% 17,6% 44,9% 2,9% 1,4% 9,2% 12,4% 1,3% 21,2% 12,5% 2,1% 42,6% 8,2% 5,5% Bovenstaande tabel laat zien dat in De Heuvel/ Amstelwijk, Prinsenhof en Bovenveen veel meer kinderen in een minimahuishouden tellen dan in de hele gemeente Leidschendam- 18 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Voorburg. In De Heuvel/ Amstelwijk en Prinsenhof groeien meer dan 4 op de 10 kinderen op een in minimahuishouden. Figuur 1.5.4 Aandeel minimahuishoudens naar type inkomen per wijk In de Essensteijn en de Zijde en omgeving wonen veel oudere minimahuishoudens, gezien het aandeel AOW-ers. In de wijken Bovenveen en Voorburg Noord wonen juist veel WWBhuishoudens. Het aandeel minima met een overig inkomen is in ’t Lien en de Rietvink en Stompwijk hoger dan het gemiddelde onder alle minima. De volgende figuur geeft de verdeling van huishoudtypen per wijk weer. Figuur 1.5.5 Aandeel minimahuishoudens naar huishoudsamenstelling per wijk 19 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ In de Zijde en omgeving en Essesteijn is het aandeel alleenstaanden onder de minimahuishoudens duidelijk hoger dan het stedelijk gemiddelde, dit hangt samen met het relatief grote aandeel AOW’ers. Het aandeel eenoudergezinnen is daarentegen het grootst in Stompwijk, Leidschendam Zuid en omgeving en Voorburg Midden/ Oud. In Stompwijk en Voorburg West vinden we relatief de meeste stellen zonder kinderen onder de minimahuishoudens en in Prinsenhof zijn meer dan gemiddeld veel gezinnen met kinderen onder de minimahuishouden. Dit wordt vooral veroorzaakt door het grote aandeel nietwesterse allochtonen in deze wijk. Het volgende overzicht geeft de verdeling naar etnische achtergrond in de wijken weer. Figuur 1.5.6 Aandeel minimahuishoudens naar etniciteit per wijk Niet-westerse allochtone minimahuishoudens wonen voornamelijk in het Prinsenhof en De Heuvel/ Amstelwijk. Autochtone minimahuishoudens vinden we juist veel terug in Stompwijk, Essesteijn en Voorburg West. 20 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning Voor inwoners van de gemeente Leidschendam-Voorburg bestaan diverse voorzieningen om de financiële lasten te verlichten of het inkomen te verhogen. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het gebruik van de verschillende voorzieningen in 2009. Ook wordt het bereik van 2012 vergeleken met 2009 en 2007. Daarnaast beschrijven we de kenmerken van de huishoudens die van de inkomensondersteunende regelingen gebruikmaken. 2.1 Regelingen voor het minimabeleid Het minimabeleid bestaat uit lokale en landelijke regelingen (bijvoorbeeld huurtoeslag en zorgtoeslag). In dit rapport beschrijven we alleen de regelingen die lokaal worden uitgevoerd. De regelingen hebben verschillende inkomensgrenzen die zijn afgeleid van de betreffende bijstandsnorm. De volgende tabel geeft deze inkomensgrenzen in procenten weer, op basis van de situatie in 2012. Tabel 2.1.1 Inkomensgrenzen regelingen in 2012 en omvang doelgroep Categorie Inkomensgrens Kwijtschelding6 Bijzondere bijstand Langdurigheidstoeslag Collectieve zorgverzekering Regeling chronisch zieken en gehandicapten Categoriale bijzondere bijstand 65+ Bijzondere bijstand schoolkosten Ooievaarspas 100% 110% 110% 110% 110% 110% 110% 110%-130% Doelgroep 2.331 3.247 1.072 3.247 628 866 3.719 De inkomensgrens voor de kwijtschelding is door de landelijke overheid wettelijk vastgelegd. Voor de overige regelingen gelden de inkomensgrenzen die de gemeente zelf heeft vastgesteld. In Leidschendam-Voorburg is dit een grens van 110 procent, met uitzondering van de ooievaarspas, deze staat (voor bepaalde groepen) op 130 procent van de bijstandsnorm. 2.2 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Burgers met een minimuminkomen kunnen kwijtschelding aanvragen voor bepaalde gemeentelijke heffingen, te weten de afvalstoffenheffing en rioolrechten. Huishoudens die in het voorgaande jaar kwijtschelding hebben ontvangen, krijgen een automatische toekenning. Het inkomen van AOW’ers ligt iets hoger dan de bijstandsnorm (100 procent van de bijstandsnorm). Omdat ook huishoudens met alleen een AOW-uitkering (zonder aanvullend pensioen) recht hebben op kwijtschelding nemen wij bij de berekening van het gebruik alle huishoudens tot 105 procent van de bijstandsnorm mee. 6 21 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Bereik kwijtschelding De doelgroep voor de kwijtschelding bestaat uit 2.331 minimahuishoudens met een inkomen tot 105 procent van de bijstandsnorm. Tabel 2.2.1 Bereik kwijtschelding Categorie Doelgroep Gebruik kwijtschelding Percentage bereik 2007 1.800 499 27,7% 2009 2.037 969 47,6% 2012 2.331 1.653 70,9% Het bereik van de kwijtschelding is in 2012 is flink toegenomen; van bijna 48% naar een bereik van bijna 71 procent. Een verklaring hiervoor is dat in 2010 alle WWB’ers die in het voorgaande jaar kwijtschelding hebben ontvangen, automatisch kwijtschelding van de heffingen krijgen. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de kwijtschelding AOW’ers en huishoudens met een overig inkomen maken, afgezet tegen de doelgroep, vaker gebruik van de kwijtschelding dan huishoudens met een WWBuitkering; Eenoudergezinnen maken het minst vaak gebruik van de kwijtschelding, namelijk 66 procent van de doelgroep; Autochtonen en niet-westers allochtonen maken iets vaker gebruik van de kwijtschelding dan westers allochtonen. 2.3 Bijzondere bijstand Het bijzondere bijstandsbeleid van de gemeente Leidschendam-Voorburg is erop gericht om mensen die bijzondere noodzakelijke kosten hebben en deze niet zelf kunnen betalen, te ondersteunen. De gemeente beoordeelt wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden. De hoogte van de vergoeding hangt af van iemands persoonlijke situatie. Gebruik bijzondere bijstand Tabel 2.3.1 Bereik bijzondere bijstand op huishoudniveau Categorie 2007 2009 Doelgroep 2.776 3.081 Gebruik bijzondere bijstand 336 351 Percentage bereik 12,1% 11,4% 2012 3.247 295 9,1% In 2012 hebben 295 huishoudens één of meerdere keren gebruikgemaakt van de bijzondere bijstand, ofwel 9 procent van de doelgroep. Vergeleken met 2012 is het bereik van de bijzondere bijstand met meer dan twee procent afgenomen. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van bijzondere bijstand Huishoudens met een WWB-uitkering maken vaker gebruik van de bijzondere bijstand, namelijk 14 procent van de doelgroep. AOW’ers maken weinig gebruik van de bijzondere bijstand; Huishoudens met kinderen maken het vaakst gebruik van de bijzondere bijstand; 22 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Niet-westerse allochtone huishoudens maken relatief vaker gebruik van de regeling dan autochtone huishoudens. 2.4 Langdurigheidstoeslag De langdurigheidstoeslag is bedoeld als inkomensondersteuning voor mensen die langjarig afhankelijk zijn van een inkomen op bijstandsniveau. Iedereen tussen de 23 en 65 jaar, die gedurende een periode van vijf jaar een inkomen heeft tot maximaal 110 procent van de bijstandsnorm, tot de doelgroep. Ten opzichte van 2009 is de referteperiode verlengd (2009: drie jaar). Verder geldt als voorwaarde voor toekenning dat er geen perspectief op inkomensverbetering door werkaanvaarding (meer) mag zijn. Eveneens mag iemand in het afgelopen jaar geen maatregel opgelegd hebben gekregen en/of mag zijn uitkering niet zijn verlaagd omdat diegene niet aan diens re-integratieverplichting voldeed. Bereik langdurigheidstoeslag Onder de doelgroep verstaan we hier alle langjarige minima met een inkomen tot 110 procent van de bijstandsnorm en jonger dan 65 jaar. Het gaat in totaal om 1.072 huishoudens. Tabel 2.4.1 Bereik langdurigheidstoeslag Categorie 2007 Doelgroep 798 Gebruik langdurigheidstoeslag 411 Percentage bereik 51,5% 2009 955 587 61,5% 2012 1.072 626 58,4% Als het we het gebruik afzetten tegen de doelgroep dan maakt ruim 58 procent gebruik van de langdurigheidstoeslag, dit zijn in totaal 626 huishoudens. Vergeleken met 2009 is het bereik iets afgenomen. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de langdurigheidstoeslag Alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens zonder kinderen maken vaker gebruik van de langdurigheidstoeslag dan andere huishoudens; Autochtonen maken relatief meer gebruik van de langdurigheidstoeslag dan allochtonen. 2.5 Collectieve ziektekostenverzekering De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft met Zorg en Zekerheid een collectieve ziektekostenverzekering afgesloten. De verzekering biedt 10 procent korting op de premies van de basis- en de aanvullende verzekering. Daarnaast kunnen inwoners ook kiezen voor een aanvullende verzekering Gemeente standaard of Gemeente Top. 23 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Bereik van de collectieve ziektekostenverzekering Tabel 2.5.1 Bereik collectieve ziektekostenverzekering Categorie 2007 2009 Doelgroep 2.776 3.081 Gebruik CAV 888 1.046 Percentage gebruik 32,0% 34,0% 2012 3.247 1.045 32,2% Van de alle minimahuishoudens hebben 1.045 huishoudens gebruikgemaakt van de regeling, ofwel 32 procent. Hoewel het absolute aantal gebruikers van de collectieve ziektekostenverzekering ten opzichte van 2009 nagenoeg gelijk gebleven is, is het bereik onder de doelgroep iets gedaald. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de collectieve ziektekostenverzekering AOW-huishoudens zijn oververtegenwoordigd onder de gebruikers van de collectieve ziektekostenverzekering. Meer dan de helft van de doelgroep heeft in 2012 van deze regeling gebruikgemaakt; Eenoudergezinnen maken minder gebruik van de collectieve zorgverzekering. Bijna 21 procent van de doelgroep heeft van de collectieve ziektekostenverzekering gebruikgemaakt; Niet-westers allochtone huishoudens maken vaker gebruik van deze regeling. 2.6 Regeling chronisch zieken en gehandicapten Leidschendam-Voorburg heeft een regeling voor chronisch zieken en gehandicapten met een inkomen tot maximaal 110 procent van de bijstandsnorm. Deze doelgroep kan een tegemoetkoming ontvangen in de extra kosten die ze maken vanwege hun ziekte of handicap. Bijvoorbeeld: extra kosten in verband met voedingsmiddelen, energieverbruik, telefoonkosten, etc. Gebruik regeling chronisch zieken en gehandicapten Onderstaande tabel geeft het gebruik van de regeling chronisch zieken en gehandicapten voor 2007, 2009 en 2012 weer. Tabel 2.6.1 Gebruik chronisch zieken en gehandicapten Categorie 2007 Gebruik chronisch zieken en gehandicapten 55 2009 243 2012 249 In 2012 hebben iets meer huishoudens gebruikgemaakt van de regeling chronisch zieken en gehandicapten dan in 2009. Kengetallen regeling chronisch zieken en gehandicapten De doelgroep chronisch zieken en gehandicapten is niet zonder meer eenduidig vast te stellen. Wel hebben we inzage in huishoudens die gebruik hebben gemaakt van een Wmovoorziening in 2012. Het gaat hier per definitie om zieken en gehandicapten. In principe komt iedereen met een minimuminkomen en een periodieke Wmo-voorziening in aanmerking voor deze tegemoetkoming. Daarnaast zijn er andere doelgroepen, zoals thuiszorggebruikers (langer dan één jaar), personen met een invalidenparkeerkaart, personen met een PGB voor 24 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ AWBZ zorg en mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering die van deze regeling gebruik kunnen maken. Op basis van de gegevens van de Wmo komen we tot een doelgroep van 256 huishoudens. In onderstaande tabel geven we het gebruik van de regeling chronisch zieken en gehandicapten weer onder deze doelgroep. Tabel 2.6.2 Wmo-gebruikers en gebruik regeling chronisch zieken en gehandicapten Leeftijdscategorie Bekende Gebruik onder Bereik per Totale Wmo’ers Wmo’ers leeftijdscategorie gebruik 18 tot 27 jaar 3 0 2 27 tot 40 jaar 11 0 18 40 tot 65 jaar 124 40 32,3% 127 65 jaar en ouder 118 37 31,4% 102 Totaal 256 77 30,1% 249 Onder de Wmo-gebruikers met een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum, maakt 30 procent gebruik van de regeling (77 huishoudens).7 In totaal hebben 249 huishoudens in 2009 gebruikgemaakt van deze regeling (zie laatste kolom). Dit is een stuk lager dan in 2009, toen 146 Wmo-huishoudens van deze regeling gebruikmaakten, een bereik van 40 procent onder alle Wmo’ers. Een deel van de huishoudens maakt dus wel gebruik van de regeling chronisch zieken en gehandicapten, maar heeft geen Wmovoorziening, dit betekent dat deze huishoudens onder één van de andere doelgroepen vallen. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de regeling chronisch zieken en gehandicapten Van de 249 huishoudens die gebruik hebben gemaakt van de regeling heeft 29 procent een WWB-uitkering en heeft nog eens 41 procent een AOW inkomen. Ruim 67 procent is alleenstaand, in 8 procent van de gevallen betreft het een gezin met kinderen. 2.7 Categoriale bijzondere bijstand 65+ Categoriale bijzondere bijstand 65+ is een tegemoetkoming in de kosten voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen, abonnementskosten voor bijvoorbeeld kranten en de telefoon en/of kosten voor sport en cultuur. Bereik van de categoriale bijzondere bijstand 65+ Tot de doelgroep van deze regeling behoren alle 65-plus huishoudens met een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. Dit zijn in totaal 628 huishoudens. Tabel 2.7.1 Bereik categoriale bijzondere bijstand 65+ Categorie 2007 Doelgroep 640 Gebruik categoriale bijzondere bijstand 65+ 218 Percentage gebruik 34,1% 2009 708 269 38,0% 2012 628 246 39,2% De Wmo-huishoudens die geen gebruikmaken van deze regeling maken wellicht geen gebruik omdat ze nog geen jaar thuiszorg ontvangen of omdat ze een incidentele verstrekking hebben. Deze groep komt hierdoor niet in aanmerking voor de regeling chronisch zieken en gehandicapten. 7 25 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ In 2012 hebben 246 huishoudens gebruikgemaakt van de categoriale bijzondere bijstand voor 65-plussers, ofwel 38 procent van de doelgroep. Vergeleken met 2009 is het bereik met ruim één procent gestegen. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de categoriale bijzondere bijstand 65+ Alleenstaanden maken vaker gebruik van de categoriale bijzondere bijstand 65+ dan meerpersoonshuishoudens; Huishoudens van niet-westerse afkomst zijn oververtegenwoordigd onder de gebruikers. 2.8 Bijzondere bijstand schoolkosten Gezinnen met schoolgaande kinderen tot 18 jaar en een minimuminkomen kunnen bijzondere bijstand aanvragen voor schoolkosten, benodigdheden voor sport of cultuur, de aanschaf van een computer en internetkosten. De vergoeding bestaat uit een financiële tegemoetkoming in de bijkomende schoolkosten, zoals schoolreisjes en boeken. Daarnaast kan voor leerlingen uit groep 7 en 8 van de basisschool en voor leerlingen van het voortgezet onderwijs of middelbaar onderwijs een vergoeding worden aangevraagd voor een computer en eventueel een internetaansluiting. De vergoeding voor een computer wordt eenmaal in de vijf jaar verstrekt. Bereik van de bijzondere bijstand schoolkosten Tot de doelgroep van deze regeling behoren alle huishoudens met schoolgaande kinderen, jonger dan 18 jaar, en een inkomen tot 110 procent van de bijstandsnorm. In 2009 lag de inkomensgrens op 130 procent van het sociaal minimum. In totaal hebben in 2012 866 huishoudens recht op deze regeling. Tabel 2.8.1 Bereik bijzondere bijstand schoolkosten Categorie 20078 Doelgroep 754 Gebruik bijzondere bijstand schoolkosten 271 Percentage gebruik 35,9% 2009 888 472 53,2% 2012 866 372 43,0% Van de alle minimahuishoudens met schoolgaande kinderen hebben 372 huishoudens gebruikgemaakt van de regeling, ofwel 43 procent. Ten opzichte van 2009 is het bereik van de bijzondere bijstand schoolkosten met 10 procent afgenomen. Gebruik per vergoeding De bijzondere bijstand schoolkosten voor kinderen tot 18 jaar is onderverdeeld in een viertal vergoedingen. In onderstaande tabel is het gebruik per vergoeding weergegeven. In het rapport van 2007 is uitgegaan van een doelgroep van 840 huishoudens. Dit waren alle huishoudens met kinderen, terwijl de regeling alleen bestemd is voor schoolgaande kinderen. In dit rapport zijn daarom de aantallen aangepast. 8 26 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Tabel 2.8.2 Gebruik onderdelen bijzondere bijstand schoolkosten Categorie Schoolkosten basis- en voortgezet onderwijs Benodigdheden sport en cultuur Computer Internet 2009 449 162 67 200 2012 54 286 31 173 In totaal hebben 54 huishoudens gebruikgemaakt van de bijzondere bijstand schoolkosten basis- en/of voortgezet onderwijs. Afgezet tegen de doelgroep (866 huishoudens) heeft 6 procent van deze regeling gebruikgemaakt, een fikse daling vergeleken met 2009. Het bereik van de bijzondere bijstand benodigdheden sport en cultuur is 33 procent. Omdat huishoudens slechts een keer in de vijf jaar recht hebben op een vergoeding voor een computer, is de doelgroep 866/ 5 = 173 huishoudens. Dit brengt het bereik op 18 procent. Het bereik voor internet kosten is 20 procent. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de bijzondere bijstand schoolkosten Vergeleken met de hele doelgroep maken huishoudens met een WWB-uitkering het vaakst gebruik van de bijzondere bijstand schoolkosten, namelijk 64 procent. Huishoudens met een ander inkomen blijven achter in hun gebruik; Huishoudens met een niet-westerse allochtone afkomst maken vaker gebruik van de bijzondere bijstand schoolkosten dan andere huishoudens, namelijk 50 procent van de doelgroep. 2.9 Ooievaarspas Met de ooievaarspas kunnen inwoners van de gemeente Leidschendam-Voorburg met korting of gratis deelnemen aan activiteiten zoals sportclubs, museumbezoek, bibliotheekpas etc. Dit geldt ook voor activiteiten in Rotterdam. Huishoudens met een inkomen tot 130 procent van het sociaal minimum kunnen de pas aanvragen bij de gemeente. De Ooievaarspas is gratis voor alle leeftijden en één kalenderjaar geldig. Kengetallen van de ooievaarspas We zien dat het aantal passen per huishouden een stuk lager is dan in de voorgaande jaren. Tabel 2.9.1 Kengetallen ooievaarspas Categorie Aantal passen Aantal huishoudens Gem. aantal passen per huishouden 2007 4.371 2.205 2,0 2009 5.436 3.020 1,8 2012 3.881 2.903 1,4 Bereik van de ooievaarspas De doelgroep voor de ooievaarspas bestaat uit 3.719 huishoudens, dit zijn de huishoudens met een inkomen tot 130 procent van de bijstandsnorm. 27 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Tabel 2.9.2 Bereik ooievaarspas Categorie Huishoudens tot 110 procent Huishoudens tot 130 procent Totale doelgroep Gebruik ooievaarspas Percentage gebruik 2007 2.776 347 3.123 2.205 70,6% 2009 3.081 563 3.644 3.020 82,9% 2012 3.247 472 3.719 2.903 78,1% Het bereik van de ooievaarspas onder de huishoudens is weliswaar afgenomen maar in iets mindere mate dan het aantal passen. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de ooievaarspas Huishoudens met een WWB-uitkering maken relatief minder gebruik van de ooievaarspas; Voornamelijk meerpersoonshuishoudens met kinderen maken gebruik van de ooievaarspas. 2.10 Cumulatief gebruik gemeentelijke voorzieningen In deze paragraaf wordt beschreven in welke mate de minimahuishoudens gebruik hebben gemaakt van meerdere regelingen. Dit wordt het cumulatieve gebruik genoemd. Eerst geven we een overzicht van het bereik van de regelingen. Figuur 2.10.1 Percentage bereik minimahuishoudens per voorziening In figuur 2.10.1 is te zien we dat in het algemeen het bereik van de regelingen iets is gedaald. De bijzondere bijstand voor schoolkosten valt hier het meeste op. Het gebruik van de kwijtschelding is echter enorm gestegen. Dit heeft duidelijk te maken met ene beleidswijziging waarbij huishoudens met een WWB-uitkering die in het voorgaande jaar 28 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ kwijtschelding hebben ontvangen, automatisch kwijtschelding krijgen. Ook de categoriale bijstand voor 65 plussers is iets gestegen. Aantal regelingen per huishouden9 Om het (niet)gebruik in beeld te brengen kijken we naar het totaal aantal regelingen waarvan de minimahuishoudens gebruik hebben gemaakt in 2012. Een huishouden kan theoretisch gezien van acht voorzieningen gebruik maken. Omdat het recht op een voorziening afhankelijk is van een groot aantal verschillende criteria komt dit in de praktijk niet voor. Figuur 2.10.2 Totaal gebruik van alle regelingen per huishouden tot 110% Figuur 2.10.2 laat zien dat 15,5 procent van de minimahuishoudens van geen enkele regeling gebruikmaakt. In 2009 was dit 14 procent. Het cumulatieve gebruik verschilt weinig met 2009. Het aantal huishoudens dat van twee of meer regelingen gebruik heeft gemaakt is hetzelfde gebleven; namelijk 52 procent van de minimahuishoudens. Overige kenmerken minimahuishoudens cumulatief gebruik De volgende figuur geeft het cumulatieve gebruik van de regelingen per type inkomen, huishouden, leeftijdscategorie, afkomst en duur op inkomen weer. Omdat het aantal regelingen in 2007 lager was dan in 2009 en 2012, vergelijken we alleen de cijfers uit 2012. Het totale gebruik van inkomensondersteunende regelingen wordt berekend op basis van de huishoudens met een inkomen op de bijstandsnorm (110%). Dit is namelijk de groep die recht heeft op bijna alle regelingen. Dit is in het rapport van 2007 en van 2009 ook gedaan, hierdoor kan er ook een vergelijking gemaakt worden. 9 29 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Figuur 2.10.3 Kenmerken minimahuishoudens cumulatief gebruik gemeentelijke voorzieningen We zien in 2012 een kleine verschuiving van de kenmerken van de gebruikers van voorzieningen. Huishoudens met een WWB uitkering, eenoudergezinnen en niet-Westerse allochtonen maken iets minder gebruik van de regelingen dan in 2009. Dit zijn wel de huishoudens die in het algemeen het meest gebruik maken van de regelingen. Het aandeel huishoudens van 65 jaar en ouder en de langjarige minima maken in vergelijking met 2009 meer gebruik van de regelingen. 2.11 Gebruik Wmo door minimahuishoudens De doelgroep voor de Wmo is deels gelijk met de doelgroep voor het minimabeleid. Daarom geven we in deze paragraaf het gebruik van minimavoorzieningen weer onder de gebruikers van de Wmo met een minimuminkomen. Tabel 2.11.1 geeft de inkomensverdeling weer van de huishoudens die gebruikmaken van de Wmo. Vervolgens is in deze tabel het aandeel van de Wmo-gebruikers van het totaal aantal huishoudens per inkomensgroep te zien. Omdat de groep tussen de 110 procent en 130 procent Wsm voornamelijk uit 65-plussers bestaat, zij hebben recht op de gratis Ooievaarspas, zetten we de Wmo-gebruikers af tegen de minimahuishoudens met een inkomen tot 130 procent Wsm. 30 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Tabel 2.11.1 Inkomensverdeling Wmo-gebruikers Categorie Minima 130% Overige huishoudens Totaal Aantal 322 1.063 1.385 Aandeel 23,2% 76,8% 100,0% Totaal aantal huishoudens 3.719 32.116 35.363 Aandeel Wmo 8,7% 3,3% 3,9% Er zijn in totaal 1.385 huishoudens die gebruikmaken van de Wmo. Hiervan heeft 23 procent een inkomen tot 110 procent van de bijstandsnorm (tot 110 procent Wsm: 257 huishoudens, 18,5 procent). Van alle minimahuishoudens tot 130 procent Wsm ontvangt 8,7 procent een verstrekking op grond van de Wmo. Dit betekent dat er dus bij bijna 9 procent van alle minimahuishoudens sprake is van een of meer personen die hulpbehoevend zijn. In onderstaande tabel is het gebruik van de minimaregelingen door de minima onder de Wmo-doelgroep gespecificeerd. Tabel 2.11.2 Gebruik regelingen door minimahuishoudens onder de Wmo-doelgroep Regelingen Gebruik aantal Totale Bereik minima Bereik minima Wmo-minima doelgroep regelingen onder regelingen totaal Wmo-minima Wmo-doelgroep 171 190 90,0% 70,9% Kwijtschelding 33 257 12,8% 9,1% Bijzondere bijstand 62 85 72,9% 58,4% Langdurigheidstoeslag 109 257 42,4% 32,2% Collectieve zorgverzekering Regeling chronisch zieken 79 257 30,7% en gehandicapten Categoriale bijzondere 62 118 52,5% 39,2% bijstand 65+ Bijzondere bijstand 21 37 56,8% 43,0% schoolkosten 251 322 78,0% 64,7% Ooievaarspas De minimahuishoudens onder de Wmo-doelgroep maken relatief vaak gebruik van de kwijtschelding, langdurigheidstoeslag, de categoriale bijzondere bijstand 65+ en de Ooievaarspas. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de Wmo-voorzieningen Een nadere analyse van de totale gebruikers geeft het volgende beeld: 31 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Figuur 2.11.2 Kenmerken Wmo-gebruikers Van de gebruikers is 77 procent 65 jaar of ouder, 20 procent is tussen de 40 en 65 jaar; De leeftijd vertaalt zich ook in de huishoudtypes: we zien voornamelijk alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens zonder kinderen. Ruim 78 procent van de gebruikers is van autochtone herkomst. 2.12 Schuldhulpverlening De doelgroep voor schuldhulpverlening bestaat uit alle huishoudens met problematische schulden. De hulp die deze huishoudens krijgen bestaat onder andere uit schuldhulp, het regelen van een saneringskrediet en/ of het aanbieden van budgetbeheer. De gemeente werkt hierin samen met PLANgroep. De volgende tabel geeft een overzicht van het aantal personen dat met schuldproblematiek te maken heeft gehad. Het gaat hierbij om alle cliënten die in 2012 op enig moment in een minnelijk schuldtraject hebben gezeten. Tabel 2.12.1 Kengetallen schuldhulpverlening Categorie Minima tot 110% Overige huishoudens Totaal Aantal 144 100 244 Aandeel 59% 41% 100% Totaal aantal huishoudens 3.247 32.116 35.363 Aandeel SHV 4,4% 0,3% 0,7% In totaal hebben 244 huishoudens in 2012 een minnelijk schuldhulpverleningstraject gevolgd. Hiervan was 59 procent een minimahuishouden (144 huishoudens). Dit betekent dat van alle minimahuishoudens met een inkomen tot 110 procent Wsm, 4,4 procent gebruik heeft gemaakt van de minnelijke schuldhulpverlening. 32 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van schuldhulpverlening Een nadere analyse van de totale gebruikers geeft het volgende beeld: Figuur 2.12.1 Kenmerken gebruikers minnelijke schuldhulpverleningstraject Bijna 40 procent van de minimahuishoudens die gebruikmaken van schuldhulpverlening is alleenstaand. Daarnaast behoort 22,5 procent tot de meerpersoonshuishoudens zonder kinderen; Naar leeftijd is de grootste groep tussen de 40 en de 65 jaar. Ook de groep 27 tot 40 jarigen is relatief groot met 27 procent; Autochtonen vormen de grootste groep onder de gebruikers van schuldhulpverlening; Van de minimahuishoudens die gebruikmaken van de minnelijke schuldhulpverlening heeft twee derde een WWB-uitkering. 2.13 Wet sociale werkvoorziening De Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) is bedoeld voor mensen met een geestelijke, lichamelijke of psychische handicap, die niet zelfstandig kunnen werken. Door de WSW kunnen zij begeleid werken bij een ‘gewoon’ bedrijf of bijvoorbeeld bij een sociale werkplaats. Hieronder geven we het aantal huishoudens weer dat in 2012 een lopend WSWtraject volgde. 33 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Tabel 2.13.1 Aantal huishoudens in actief dienstverband via WSW Categorie Aantal Totaal aantal huishoudens 135 Er zijn in totaal 135 huishoudens die een actief dienstverband hebben via de WSW. 2.14 gebruik regelingen minimahuishoudens In deze paragraaf geven we het gebruik van zorg en inkomens gerelateerde regelingen in de gemeente Leidschendam-Voorburg weer. Tabel S2 Gebruik voorzieningen huishoudens tot 110% Gebruik minimahuishoudens Aantal WWB-uitkering 1.492 Minimaregelingen 2.734 Schuldhulpverlening 144 Wmo-voorziening 256 Aandeel 46% 84% 4,4% 8% Van alle minimahuishoudens maakt 84 procent gebruik van een minimaregeling, 46 procent heeft een WWB uitkering, 8 procent maakt gebruik van een WMO-voorziening en ruim 4 procent van de schuldhulpverlening. 34 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ 3 Lokaal beleid in perspectief Dit afsluitende hoofdstuk start met een beknopte weergave van de doelgroepen van het armoedebeleid in de gemeente Leidschendam-Voorburg. Vervolgens gaan we in op de ontwikkeling in het gebruik van de verschillende voorzieningen. We sluiten af met enkele conclusies en aanbevelingen voor het armoedebeleid in LeidschendamVoorburg. 3.1 Doelgroepen armoedebeleid 2007-2010 In de beleidsnota ‘Mee blijven doen! 2007-2010’ heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg het beleid voor mensen met een laag inkomen voor drie jaar vastgesteld. Doel van deze nota is het bevorderen van de maatschappelijke participatie van inwoners in de gemeente met een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum, door het stimuleren van een actieve deelname aan maatschappelijke activiteiten. Het beleid richt zich op een aantal doelgroepen: jeugd en jongeren tot 21 jaar, ouderen van 65 jaar en ouder, chronisch zieken en gehandicapten en volwassenen jonger dan 65 jaar Jeugd en jongeren tot 18 jaar Het aantal kinderen dat opgroeit in een minimahuishouden is ten opzichte van 2009 groter geworden. In totaal groeit 12.4 procent van de kinderen in Leidschendam-Voorburg op in een minimahuishouden. Bij meer dan de helft leeft het gezin van een bijstandsuitkering. Van alle kinderen in Leidschendam-Voorburg groeit 14 procent op in een eenoudergezin. Voor minimakinderen is dit percentage maar liefst 45 procent. Dat betekent dat bijna 4 op de 10 kinderen uit een eenoudergezin in een minimahuishouden opgroeit. 65-plus huishoudens Het aandeel minima onder de 65-plus huishoudens is in vergelijking met voorgaande jaren verminderd. Gezien de leeftijd hebben deze huishoudens geen vooruitgang meer te verwachten in hun financiële situatie. Het bereik van de regelingen onder de groep 65-plus huishoudens is relatief wat lager. Over het algemeen lijkt het of ouderen goed kunnen rondkomen van hun inkomen. Chronisch zieken en gehandicapten Soms hebben mensen door omstandigheden extra kosten die ze nergens anders vergoed kunnen krijgen. Daarom heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg ervoor gekozen de regeling chronisch zieken en gehandicapten in te voeren. Deze groep krijgt een bijdrage voor de extra kosten vanwege hun handicap of ziekte. Volwassenen jonger dan 65 jaar Centraal in de beleidsnota ‘Mee blijven doen’ staat maatschappelijke participatie. Ook voor inwoners in de leeftijdscategorie 21 tot 65 jaar met een minimuminkomen geldt dat de financiële drempel voor het deelnemen aan sportieve, recreatieve en culturele activiteiten zoveel mogelijk weggenomen dient te worden. Feit is dat dit de grootste groep onder de minima is, ruim driekwart van de minimahuishoudens valt in deze leeftijdscategorie. Daarom wil de gemeente Leidschendam-Voorburg de ooievaarspas ook onder deze groep zoveel mogelijk stimuleren. 35 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ 3.2 Ontwikkeling bereik van de regelingen In deze paragraaf wordt het bereik van de voorzieningen in 2007, 2009 en 2012 vergeleken. In de onderstaande tabel is het gebruik van de regelingen in 2007, 2009 en 2012 naast elkaar gezet. Tabel 3.2.1 Gebruik van regelingen in 2012, 2009 en 2007 Regeling 2007 Kwijtschelding 499 28% Bijzondere bijstand 336 12% Langdurigheidstoeslag 411 52% Czkv 888 32% Categoriale bijzondere bijstand 65+ 218 34% Bijzondere bijstand schoolkosten 271 36% Ooievaarspas 2.205 71% 2009 969 351 587 1.046 269 472 3.020 48% 11% 62% 34% 38% 53% 83% 2012 1.653 295 626 1.045 246 372 2.930 Kwijtschelding Voor de kwijtschelding geldt dat het bereik in de afgelopen jaren enorm is toegenomen. Dit heeft duidelijk te maken met de beleidsverandering naar automatische kwijtschelding voor WWB-ers. Bijzondere bijstand Het aandeel huishoudens dat gebruik heeft gemaakt van de bijzondere bijstand is minder geworden in de afgelopen jaren. Langdurigheidstoeslag Het gebruik van de langdurigheidstoeslag is in 2012 gedaald met 2 procent. Collectieve ziektekostenverzekering Het bereik van de collectieve ziektekostenverzekering is ook gedaald met 2 procent in 2012. Categoriale bijzondere bijstand 65-plus In 2012 heeft 39 procent van de doelgroep gebruikgemaakt van de categoriale bijzondere bijstand voor 65-plussers. Dit is een toename van 1 procent ten opzichte van 2009. Bijzondere bijstand schoolkosten Ook het gebruik van deze regeling is afgenomen, zelfs iets meer dan bij de andere regelingen; namelijk 5 procent. Ooievaarspas Ook het bereik van de ooievaarspas is ten opzichte van 2009 afgenomen. In 2012 is 78 procent van de doelgroep bereikt, tegen 83 procent in 2009. Conclusie bereik De algemene conclusie is dat het aantal minimahuishoudens is toegenomen, maar het bereik iets is afgenomen. Met uitzondering van de kwijtschelding gemeentelijke belastingen en de bijzondere bijstand voor 65-plussers. Ook landelijk zien we dat het bereik van met name de bijzondere bijstand afneemt. Dit heeft vaak te maken met het feit dat de focus op de categoriale regelingen ligt en dat de bijzondere bijstand als laatste vangnet wordt gebruikt. We zien ook dat vooral de langjarige minima gebruikmaken van de regelingen en 36 71% 9% 58% 32% 39% 43% 78% Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ we zien dat er een nieuwe groep is ingestroomd die korter dan 1 jaar minima is, en minder gebruikmaakt van de regelingen. 3.3 Overlap voorzieningen We zien in toenemende mate een groep huishoudens die van meerdere voorzieningen gebruikmaakt. We zien veel overlap tussen de WWB en het minimabeleid. Maar van de huishoudens die van een voorziening gebruikmaken in het kader van de Wmo maakt bijvoorbeeld 18 procent ook gebruik van het minimabeleid. Ook bij huishoudens die een regeling hebben in het kader van het minimabeleid is er 9 procent overlap met de WMO. 3.4 Gebruik voorzieningen in regionaal perspectief Voor de gemeenten Voorschoten en Wassenaar is ook een Armoedemonitor gemaakt. De volgende tabel bevat een vergelijkend gemeentelijke overzicht van het bereik van de belangrijkste inkomensondersteunende voorzieningen die in Nederland worden aangeboden. Omdat de uitvoering van deze regelingen op onderdelen verschilt, mogen de gepresenteerde gemeentelijke percentages niet als absoluut worden beschouwd. Tabel 3.4.1 Bereik regelingen in Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar Regeling Leidschendam- Voorschoten Wassenaar Voorburg Kwijtschelding 71% 74% 77% Bijzondere bijstand 9% 18% 27% Langdurigheidstoeslag 58% 35% 41% Collectieve zorgverzekering 32% 36% 26% Het bereik van de regelingen verschilt enigszins tussen de drie gemeenten. Minimahuishoudens in Leidschendam-Voorburg maken vaker dan in de andere twee gemeenten gebruik van de langdurigheidstoeslag. Het bereik van de bijzondere bijstand is in Leidschendam-Voorburg een stuk lager. 3.5 Aanbevelingen De landelijke ontwikkelingen rond de Participatiewet en de transities rond Jeugdzorg en AWBZ hebben ook invloed op het armoedebeleid van de komende jaren voor de gemeente Leidschendam-Voorburg. Op basis van de gegevens uit deze Armoedemonitor kunnen we een aantal speerpunten voor het armoedebeleid formuleren. Tevens kijken we naar de verbindingen die gelegd kunnen worden naar bijvoorbeeld jeugdzorg en de Wmo / AWBZ. Doelgroepen in het armoedebeleid Huishoudens met kinderen Ruim 12 procent van alle kinderen in Leidschendam-Voorburg groeit op in een minimahuishouden. Dit zijn voornamelijk kinderen in eenoudergezinnen. Armoede kan kinderen beperken in hun maatschappelijke deelname, gezondheid en ontwikkeling. Juist in het kader van participatie en de ontwikkeling van deze kinderen zijn sociale, culturele en sportieve activiteiten van essentieel belang. De gemeente Leidschendam-Voorburg komt met de ooievaarspas en bijzondere bijstand schoolkosten hierin al tegemoet, maar kan het bereik nog wel iets hoger. 37 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Langjarige minima Een tweede belangrijke doelgroep is huishoudens die al langer dan drie jaar op het wettelijk minimum vertoeven. In Leidschendam-Voorburg behoort bijna 55 procent van alle minimahuishoudens, tot de langdurige minima. Van belang kan zijn om uit te zoeken op welke wijze deze huishoudens gestimuleerd kunnen worden om te participeren. Ontwikkel een integraal dienstverleningsconcept Het minimabeleid staat niet op zich, maar heeft raakvlakken met andere beleidsterreinen zoals, re-integratie, schuldhulpverlening en Wmo (inclusief jeugdbeleid). Uit dit onderzoek blijkt dat er een forse overlap is tussen WWB-ers, Wmo-gebruikers, huishoudens in de schuldhulpverlening en gebruikers van minimavoorzieningen. Dit gegeven vraagt om de ontwikkeling van een integraal dienstenaanbod dat vanuit de verschillende disciplines die tot het gemeentelijke takenpakket behoren wordt uitgevoerd. Met de aanstaande transities krijgen gemeenten nieuwe doelgroepen in het gemeentelijk domein. KWIZ heeft in verschillende gemeenten onderzoek uitgevoerd naar de overlap tussen de doelgroepen van het armoedebeleid en jeugdzorg. Gemiddeld zien we dat circa 20 procent van de huishoudens waar een jongere woont met een indicatie van Bureau Jeugdzorg al bekend is vanuit het armoedebeleid of de schuldhulpverlening. Ruim een derde is al bekend vanuit leerplicht of als vroegtijdig schoolverlater. Gezien het grote aantal kinderen, dat opgroeit in een huishouden met een laag inkomen, is een samenhangend beleid rond jeugd en armoede van groot belang. 38 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Bijlage 1 Verantwoording en definities In deze bijlage geven wij een verantwoording van het uitgevoerde onderzoek. Onderzoeksdoel Het primaire doel van dit onderzoek is de bepaling van het aantal huishoudens met een inkomen tot 110 procent van het voor hun huishoudtype geldende bijstandsnorm, dat voldoet aan de criteria voor het minimabeleid. Op de tweede plaats moeten de uitkomsten inzicht bieden in de mate van (niet-)gebruik van bestaande inkomensondersteunende en participatiebevorderende voorzieningen. Een laatste (uitvoerings)vereiste is dat de monitor herhaalbaar dient te zijn. Hierdoor is het mogelijk om de ontwikkelingen in de doelgroep in de tijd te volgen. Onderzoeksmethodiek Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van de volgende informatiebronnen: bevolkingsgegevens vanuit de gemeentelijke basisadministratie (GBA); inkomensgegevens vanuit de registraties van Sociale Zaken, de SVB (AIO), de kwijtschelding van gemeentelijke heffingen en de landelijke belastingdienst; gebruiksgegevens uit de registratie van de Wmo, inburgeraars en de schuldhulpverlening; CBS, SCP en VROM. Met behulp van de gecombineerde informatie is vervolgens in een aantal bewerkingsstappen een geanonimiseerd onderzoeksbestand gecreëerd dat de basis vormde voor deze rapportage. Stap 1 In de eerste bewerkingsstap wordt de informatie uit de genoemde registratiebronnen aan het actuele GBA bestand gekoppeld, op persoonsniveau. Op deze wijze wordt inzichtelijk welke personen gebruikmaken of gebruik hebben gemaakt van welke regelingen. Op basis hiervan kan ook het inkomen van deze persoon worden bepaald of bij benadering worden bepaald. Stap 2 In stap 2 wordt aan de hand van de GBA een analysebestand op huishoudniveau gemaakt. We onderscheiden 4 huishoudtypes: alleenstaanden, eenoudergezinnen, meerpersoonshuishoudens met kinderen en meerpersoonshuishoudens zonder kinderen. De operationele definities van deze begrippen treft u verderop in deze verantwoording aan. Stap 3 Aan de hand van de gebruiksgegevens van regelingen per huishouden, wordt vastgesteld of het huishouden tot de minima moet worden gerekend. De hoogte van het inkomen wordt gezet op een percentage van het geldende sociaal minimum. Dit is afhankelijk van de bron van het inkomen. Voor de bepaling of een huishouden tot de minima behoort gelden de volgende criteria: - Alle huishoudens met een lopende WWB-uitkering op de peildatum; - Alle 65+ huishoudens met alléén een AOW-uitkering, volgens opgave van de belastingdienst; - Alle huishoudens die op de peildatum AIO ontvangen van de SVB; - Alle huishoudens die het afgelopen jaar kwijtschelding hebben gehad van de gemeentelijke heffingen; 39 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ - Alle huishoudens die gebruikmaken – of afgelopen jaar gebruik hebben gemaakt – van bijzondere bijstand; Alle huishoudens die afgelopen jaar gebruik hebben gemaakt van een speciale minimaregeling. Stap 4 Het feitelijke gebruik van voorzieningen op huishoudniveau wordt vastgesteld. Indien één persoon binnen het huishouden gebruik heeft gemaakt van een bepaalde voorziening, wordt dit toegerekend naar het hele huishouden. Voorbeeld: Binnen een gezin heeft een verstrekking voor bijzondere bijstand plaatsgevonden op naam van de man en kwijtschelding van belasting op naam van de vrouw. In dat geval heeft het huishouden zowel gebruikgemaakt van bijzondere bijstand als van kwijtschelding. Stap 5 De duur op het inkomen wordt bepaald. Het gebruik van de regelingen in de afgelopen drie jaren wordt geanalyseerd. Is er in die periode min of meer aaneengesloten gebruikgemaakt van een of meerdere regelingen, dan wordt het aantal maanden waarin dit het geval is berekend en weergegeven. Zie hieronder bij ‘berekening van de duur van het inkomen’. Totstandkoming bepaling AOW-huishouden a.d.h.v. gegevens belastingdienst De gemeente verstrekt aan de belastingdienst BSN-nummers van inwoners in de gemeente die uitsluitend 65 jaar of ouder zijn. De belastingdienst verifieert, aan de hand van de geleverde BSN-nummers, of er sprake is van uitsluitend een AOW-uitkering. De belastingdienst kijkt hiervoor naar de inkomsten in box 1. Is er sprake van één inkomstenbron (SVB), dan heeft de belastingplichtige alleen AOW. Er wordt ook een check gedaan op box 2 en 3. Heeft de belastingplichtige meerdere inkomstenbronnen dan is er meestal sprake van pensioen naast de AOW. In dat geval komt deze record niet terug in het bestand dat terug wordt gestuurd naar de gemeente. De gemeente krijgt een bestand terug met daarin BSN-nummers van personen die naast de AOW- uitkering geen andere looninkomsten hebben genoten. Bij de huishoudsamenstelling binnen Socratis, wordt in het geval van een meerpersoonshuishouden gekeken of beide personen voorkomen in het bestand van de belastingdienst, dan wel of er door de onbekende persoon gebruik is gemaakt van andere minimaregelingen. Is dit niet het geval, dan wordt het huishouden alsnog niet tot de minima gerekend. Het inkomen van de onbekende persoon is dan immers niet bekend. Statistisch kader In tegenstelling tot wat gangbaar is bij sociaal wetenschappelijk onderzoek is dit rapport gebaseerd op gegevens van de totale bevolkingspopulatie. Dat betekent dat de vermelde aantallen en percentages niet getoetst hoeven te worden op statistische betrouwbaarheid en altijd de feitelijke situatie weergeven. Operationele definitie huishouden Het bepalen van het soort en type huishouden gebeurt aan de hand van gegevens uit de bevolkingsadministratie en wel op de volgende wijze: indien één persoon op een adres woont, is duidelijk dat er sprake is van een alleenstaande; personen op één adres waartussen geregistreerde ouder-kindrelaties of echtrelaties bestaan worden tot een gezamenlijk huishouden gerekend; 40 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ indien er één meerderjarige op een adres woont met een ouder-kindrelatie tellen we een eenoudergezin; als er vier of meer meerderjarigen op een adres wonen, gaan we ervan uit dat er meerdere huishoudens op dit adres gevestigd zijn; indien er drie meerderjarigen zonder echtrelatie op één adres wonen, kijken we naar de gemiddelde leeftijd. Ligt die onder de 27 jaar dan rekenen we iedere persoon als een afzonderlijk (studenten)huishouden. Ligt deze boven de 27 jaar dan tellen we één meerpersoons huishouden. als er minimaal 20 personen op een gezamenlijk adres wonen, registreren we een institutioneel huishouden, tenzij de gemiddelde leeftijd van alle bewoners hoger is dan 65 jaar. Iedere bewoner wordt dan als afzonderlijk huishouden meegeteld (gehuwden tellen als één huishouden). Huishoudsoort Naar soort huishouden maken we onderscheid tussen alleenstaanden, meerpersoons huishoudens met en zonder kinderen en eenoudergezinnen. Zelfstandig huishouden Een zelfstandig huishouden bestaat uit één of meer personen die alleen of samen in een woonruimte gehuisvest zijn en zelf in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien. Institutioneel huishouden Tot de institutionele huishoudens behoren adressen met minimaal 20 personen, waarbij de gemiddelde leeftijd jonger is dan 65 jaar. Hiertoe behoren bijvoorbeeld opvangcentra, penitentiaire inrichtingen, kindertehuizen en internaten. In de bevolkingsoverzichten in deze rapportage zijn deze personen meegeteld. In de hoofdstukken waar de inkomensverdeling in termen van huishoudens wordt besproken blijven zij buiten beschouwing. Besteedbaar inkomen (CBS) Besteedbaar inkomen is het bruto inkomen verminderd met de premies sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (zoals alimentatie) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting. Het bruto inkomen omvat winst uit onderneming, bruto inkomsten uit arbeid, inkomsten uit vermogen en bruto ontvangen overdrachten (zoals AOW, Anw, WAO/WIA, studiefinanciering, kinderbijslag en huursubsidie). Inkomensbron In dit onderzoek worden de termen WWB, AOW en ‘ander’ inkomen gebruikt. Voor de bijstandsgerechtigden is de inkomensbron direct vast te stellen. De AOW inkomensgrondslag is bepaald op basis van de leeftijd van de huishoudoudste. De 65+ huishoudens die tevens een aanvullende bijstanduitkering ontvangen rekenen we eveneens tot deze categorie. Alle overige inkomens zijn vervolgens onder de noemer ‘ander’ inkomen gebracht. Wanneer het inkomen van een huishouden alleen bestaat uit AOW dan wordt het huishouden tot de minimapopulatie gerekend. 41 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Berekening van de duur van het minimuminkomen De duur van de periode waarin een huishouden op het minimuminkomen leeft, wordt berekend aan de hand van een combinatie van gegevens uit verschillende bronnen. Een sluitende definiëring in termen van een volledig onafgebroken periode is niet altijd mogelijk. Indien de periode tussen het gebruik van de ene regeling en de andere maximaal 30 dagen is, wordt dit daarom toch als aaneengesloten periode gezien. Definiëring etnische achtergrond Een persoon wordt tot een niet-Nederlandse groep gerekend als diegene een buitenlandse nationaliteit bezit of in het buitenland is geboren of als (minstens) één van beide ouders in het buitenland is geboren. Bij de indeling is de volgende categorisering gehanteerd: Niet-westerse allochtoon Allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Afrika, ZuidAmerika en Azië (excl. Indonesië en Japan) of Turkije. Westerse allochtoon Allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Europa (excl. Turkije), Noord-Amerika en Oceanië of Indonesië of Japan. Op grond van hun sociaaleconomische en sociaal-culturele positie worden allochtonen uit Indonesië en Japan tot de westerse allochtonen gerekend. Het gaat vooral om mensen die in het voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin. 42 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 KWIZ _________________________________________________________________________________________________ Bijlage 2 Lijst van afkortingen AIO Aanvullende Inkomensvoorziening ouderen AOW Algemene Ouderdomswet CAV Collectieve Aanvullende ziektekostenverzekering CBS Centraal Bureau voor de Statistiek GBA Gemeentelijke Basis Administratie SCP Sociaal en Cultureel Planbureau SVB Sociale Verzekeringsbank VROM (Ministerie van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning Wsm Wettelijk sociaal minimum WW Werkloosheidswet WWB Wet werk en bijstand 43
© Copyright 2024 ExpyDoc