Stadslandbouw is van alle tijden

DOSSIER ↙
Stadslandbouw is van alle tijden
Met 224.000 resultaten op Google doet het woord ‘Stadslandbouw’ het goed. En Wikipedia vertelt ons
dat ‘stadslandbouw sterk in ontwikkeling is, waardoor heel wat verschillende definities de ronde doen’.
Met dat laatste kunnen we akkoord gaan, maar tijdens de ie-net-studienamiddag ‘Stadslandbouw:
hype of realiteit’ slaagde professor Marie-Christine Van Labeke van de Vakgroep Plantaardige Productie
(UGent) er met gemak in om alvast het hypegehalte wat te nuanceren.
Tekst: Luc Vander Elst
S
tadsboerderijen, daktuinen, pluktuinen: stadslandbouw doet zich voor
in vele gedaanten en wint meer en
meer veld in onze huidige, verstedelijkende leefomgeving.
Professor Van Labeke: “In 1920 werd er
in Chicago al voor gepleit dat de stad in
haar eigen voedsel zou moeten kunnen
voorzien. Nieuw is het fenomeen dus
niet, maar het wint wel almaar aan be-
lang. Ik definieer stadslandbouw als de
productie van voedsel binnen de stad en
langs de randen van de stad. Daaronder
kunnen zowel commerciële als niet-commerciële productiemethoden vallen.”
TOEGEVOEGDE WAARDE
Productielandbouw is internationaal, is
onderdeel van een productieketen, heeft
hoofdzakelijk anonieme klanten, is niet
gebonden aan de omgeving en draait
rond kostprijsbeheersing. Stadslandbouw daarentegen is lokaal, is onderdeel
van een maatschappelijke keten, de klanten zijn bekenden en men creëert een
toegevoegde waarde.
Van Labeke: “Niet de productie is het
eindproduct. De productie vormt de basis
voor diensten die aan de stad worden geleverd. Stadslandbouw levert andere bejuni-juli 2014 - Ingenieur in beweging - nr. 13 - 7
↘ DOSSIER
langrijke waarden aan, zoals rust, ruimte,
levensprocessen, voedsel, gezondheid en
een stukje natuur. Het herstelt de relatie tussen enerzijds boer-producent en
anderzijds burger-consument. Met stadslandbouw creëer je mogelijkheden voor
voedselproductie tegen een vrij lage prijs,
als men de groenten zelf teelt en meestal
zijn ze ook nog geteeld op een gezonde
manier. Stadslandbouw heeft typisch de
korteketenbenadering en vindt een afzet
in lokale winkels, OCMW, ziekenhuizen
en/of restaurants. Meestal biedt stadslandbouw ook de mogelijkheid om laag-
“Stadslandbouw
herstelt de relatie
tussen enerzijds
boer-producent en
anderzijds burgerconsument.”
geschoolde werklozen tewerk te stellen
en doordat burgers samen gaan tuinieren, verhoogt het de burgerzin en het sociaal engagement. Bovendien kan het de
buurt een groene ‘boost’ geven.”
Stadslandbouw vindt men in tal van
vormen. De vijf belangrijkste vormen
die voorkomen zijn stadstuinen, volkstuinen of samentuinen, community supported agriculture (CSA), initiatieven van
de stad of van lokale organisaties, zoals
stadsboerderijen en ten slotte de landen tuinbouwbedrijven in het peri-urbaan
gebied die hun productie beginnen te
differentiëren en zich meer richten op de
afzetmarkt in de stad of voor andere vormen van verbreding zorgen, zoals plukboerderij, zorgboerderij, ...
STADSTUINEN
De meest traditionele vorm van stadstuinen zijn de tuinen bij een huis. De bewoners beslissen autonoom over wat er in
de tuin gebeurt. Een studie in het Verenigd Koninkrijk wees uit dat stadstuinen 22 tot 36% van de stadsoppervlakte
beslaan. Bij ons beslaan privétuinen 8,2%
van heel Vlaanderen.
Van Labeke: “Bij tuinen moeten we nog
een onderscheid maken tussen voor- en
achtertuinen. Bij voortuinen primeert
de visuele aantrekkelijkheid, bij achtertuinen primeert het functionele aspect.
Stadstuinen zorgen over het algemeen
zowel fysisch als psychologisch voor
een gevoel van welzijn en gezondheid.
We moeten ons daarbij wel afvragen
welke mogelijkheden zulke tuinen bieden en hoe gezond voedsel uit de stadstuin wel is?”
Omdat de ruimte in de steden vaak beperkt is, blijkt de creativiteit bij het maken van een stadstuin bijna eindeloos:
raamtuinen, vierkantemetertuinen, verticale tuinen, muurtuinen, enz.
Van Labeke: “Welke ook de vorm van
de stadstuin is, er zijn altijd positieve
effecten, zoals koolstofsequestratie, afvalrecyclage door compostering en biodiversiteit, vooral op het vlak van lagere
diersoorten. Ze bevorderen het algemeen
welzijnsgevoel van de tuinier en ze hebben zeker ook een effect op de temperatuursregeling in de stad, maar dat is
voor individuele tuintjes moeilijk meetbaar. Een risico is dat sommige tuinbeoefenaars te veel chemicaliën gebruiken,
maar daarover bestaat op dit moment
weinig documentatie.”
8 - Ingenieur in beweging - nr. 13 - juni-juli 2014
COMMUNITY GARDENING
Onder het begrip ‘community gardening’
verstaan we vooral volkstuinen en het
samen tuinieren.
De eerste volkstuinen in Vlaanderen
werden al in 1861 in Gistel aangelegd.
Volkstuinen zijn zelden solitair, maar
worden meestal verzameld in een volkstuinencomplex.
Uit een studie van 2007 blijkt dat er in
Vlaanderen op dat moment 114 volkstuincomplexen waren met in totaal
4.601 tuinen.
Van Labeke: “Studies tonen aan dat er
vooral rond de grote steden veel nood is
aan volkstuinen. De Vlaamse regering heeft
vanaf 2012 de aanleg van volkstuinen gestimuleerd. In 2013 werden er 46 volkstuinprojecten goedgekeurd en in 2014
werd een nieuwe oproep gelanceerd.”
CSA
CSA of ‘community supported agriculture’
staat voor land- en tuinbouw die gedragen wordt door een gemeenschap. Bij CSA
draagt de boer of tuinier het risico voor
bijvoorbeeld een mislukte oogst niet alleen. Als lid van de gemeenschap neem je
mee je verantwoordelijkheid op. Je kiest
voor ecologische landbouw en je betaalt
niet zozeer voor de landbouwproducten
op zich, maar je draagt bij in de werkingskosten van het bedrijf en de loonkosten
van de boer. Als lid van de gemeenschap
deel je dus in het landbouwrisico.
Van Labeke: “CSA is niet per se stadslandbouw, maar een peri-urbane zone
biedt mooie kansen voor dit type van
landbouw. Het is gebaseerd op enkele
belangrijke principes, zoals de rechtstreekse verkoop aan de consument, de
afzetzekerheid, de risicospreiding tussen
consument en landbouwer, milieubewuste duurzame landbouw of lokale voedselproductie via familiebedrijven.”
Ook binnen CSA bestaan er nog verschillende structuren. Bij ‘farmer managed’
organiseert en vermarkt de landbouwer
zelf het CSA-programma. Hij neemt alle
managementbeslissingen. Als het gaat
om ‘shareholder/subscriber’ organiseren
lokale burgers het CSA-programma en
zij zoeken een landbouwer uit de buurt
die voor hen produceert. In dat systeem
neemt de abonnee de meeste managementbeslissingen. In het systeem ‘farmer
cooperative’ organiseren en vermarkten
enkele bedrijfsleiders samen het CSAprogramma. Samen kunnen ze een rui-
mere variëteit aan landbouwproducten
aanbieden. En bij ‘farmer-shareholder
cooperative’ tot slot werken landbouwer
en lokale burgers samen en nemen ze samen de beslissingen over alle aspecten
van het programma.
Van Labeke: “Inzake verkoop zijn er ook
nog verschillende mogelijkheden binnen CSA. Zelfoogst is een mogelijkheid
of men kan pakketten klaarzetten op de
boerderij of bij een afhaalpunt. CSA staat
in Vlaanderen nog in de kinderschoenen.
We kennen op dit moment 19 aangesloten bedrijven.”
DIFFERENTIATIE
“We zien ook dat land- en tuinbouwers in
de omgeving van een stad hun productie gaan differentiëren en meer afstemmen op de stedelijke context. Zo nemen
ze maatregelen om aan het landschap te
werken, beginnen ze met een zorgboerderij of een kinderboerderij of starten ze
met thuisverkoop of een pluktuin.”
Tot slot zijn er de initiatieven die steden,
lokale bevolkingsgroepen of zelfs individuen nemen om stadslandbouw op de
rails te zetten. Die initiatieven leiden niet
zelden tot het ontstaan van echte stadsboerderijen. Voortrekkers bij ons zijn op
dit moment Gent en Brussel. Gent streeft
met het initiatief vijf doelstellingen na:
een zichtbare, kortere voedselketen,
duurzamere voedingsproductie en –consumptie, sterkere sociale meerwaarde
rond voedselinitiatieven, voedselafval
terugdringen en voedselafval maximaal
hergebruiken als grondstof. Brussel heeft
een uitgebreid plan uitgetekend met maar
liefst 51 actiepunten, die mikken op sociale tewerkstelling, eigen voedselproductie, educatie en korte keten.
Van Labeke: “Steden nemen tal van initiatieven. We zien plant factories in Japan,
Zuid-Korea en China, een combinatie van
groente- en viskweek in Basel, Den Haag,
Zurich en Berlijn, de ontwikkeling van
een geïntegreerd landbouwproject, annex stadsontwikkeling, in Almere, enz.
De krijtlijnen zijn altijd wel gelijkaardig:
kringlopen sluiten, lokale voedselproductie stimuleren, soms zelfs energieproductie, duurzame ontwikkeling, zorg,
educatie, groenbeheer, maar zeker ook
ontmoetingskansen en een versterking
van het sociale weefsel in de stad.”
Stadslandbouw is van alle tijden. Vandaag
groeit het naar een hype, maar de hype van
vandaag is wellicht de constante van morgen. Het principe biedt ecologisch en economisch te veel voordelen om het slechts
een korte levensduur toe te dichten.
Professor Marie-Christine Van Labeke van de
Vakgroep Plantaardige Productie (UGent)
juni-juli 2014 - Ingenieur in beweging - nr. 13 - 9