Notitie kwaliteit

Aan de deelnemers van de fysieke overlegtafel d.d. 5 juni 2014
Betreft: ‘kwaliteit’ binnen de nieuwe functie begeleiding in de Wmo
Aanleiding
Eerder is afgesproken dat we binnen de Peelregio met elkaar de discussie aangaan over het begrip
‘kwaliteit’ binnen de nieuwe functie begeleiding in de Wmo.
Hierbij een discussienotitie op basis van de inbreng vanuit de deelnemers van de overlegtafel
(Zorgcoöperatie, Zorgkantoor en Zorgboog).
Het overleg heeft eerder aangegeven niet méér kwaliteitseisen te willen stellen dan noodzakelijk. is
in het belang (en ter bescherming) van de cliënt en de medewerkers. De discussie zou dan ook
moeten gaan over wat we noodzakelijk vinden. Daarnaast zou de discussie moeten gaan over het
toezicht op en de bewaking van die kwaliteit: welke instrumenten kunnen hiervoor worden ingezet?
Daartoe zijn de volgende kaders van belang:
1. Het begrip kwaliteit binnen de ontwerp-Wmo 2015: zie bijlage 1
De ontwerp Wmo 2015 legt een aantal bepalingen vast m.b.t. kwaliteit. Deze bepalingen zijn (evt.
aangevuld via Algemene Maatregelen van Bestuur) leidend en moeten worden gehandhaafd. Dit
geldt eveneens voor wettelijke kwaliteitseisen rond medische handelingen.
Daarnaast zal de VNG een (minimale) set kwaliteitseisen opstellen. Deze dienen als norm voor de
gemeenten bij het vormgeven van het eigen beleid. Voor zover deze norm voldoet aan de visie en
uitgangspunten die we in de Peelregio met elkaar willen hanteren, wordt deze norm overgenomen.
2. Het begrip kwaliteit vanuit het perspectief van de partijen in de Peelregio
Voor zover er –aanvullend op de landelijke regelgeving en normering- nog nadere invulling nodig is
van het begrip kwaliteit, stellen we gezamenlijk een aantal uitgangspunten vast waarbinnen deze
nadere regels ontwikkeld worden.
Deze basisuitgangspunten geven de visie en het kader neer waarbinnen we kwaliteit willen
vormgeven.
3. Kwaliteit als onderdeel van de ontwikkelagenda
Zowel de uitwerking van het begrip kwaliteit, als het monitoren en toezien hierop, is onderdeel van
het ontwikkelproces binnen de Peelregio. D.w.z. dat we binnen de deelovereenkomsten onze huidige
inzichten hierover vastleggen, maar dat we deze in de komende jaren met elkaar blijven bespreken
en waar nodig bijstellen, als we tot inzicht komen dat dit noodzakelijk is.
1
4. Visie en uitgangspunten inzake kwaliteit
Het bepalen en meten van kwaliteit is afgeleid van de visie die we hanteren op de inzet van de
ondersteuning. Deze leiden we af van de verschillende bijdragen vanuit de overlegtafel, die in de
bijlagen van deze notitie worden weergegeven:
Voorgestelde visie:
Centraal staat dat de cliënt zoveel mogelijk regie behoudt over zijn eigen leven, keuzevrijheid en
participatie. Met goede ondersteuning leveren zorgaanbieders een bijdrage aan de kwaliteit van
leven. De cliënt kan binnen de kaders van de indicatie kiezen voor die vormen van ondersteuning die
het beste aansluiten bij de eigen wensen, voorkeuren en gebruiken. De aanbieder en de cliënt maken
afspraken over de gewenste persoonlijke invulling van een groot aantal aspecten van de
ondersteuning. Deze afspraken staan beschreven in het ondersteuningsplan dat de organisatie en de
cliënt samen bespreken.
Voorgestelde uitgangspunten:
1. Er worden niet meer kwaliteitsbepalingen gehanteerd dan nodig is.
2. De kwaliteitsbepalingen zijn in het belang –en ter bescherming- van de cliënt en de
medewerkers.
3. In ieder geval worden de wettelijk vastgelegde kwaliteitsbepalingen nageleefd (zie bijlage:
hoofdstuk 3 van de Wmo 2015: Kwaliteit)
4. De kwaliteitsregels die gebruikelijk zijn in de eigen sector zijn van toepassing in geval de
vastgelegde bepalingen niet toereikend zijn.
5. Uitgangspunt bij de dienstverlening is cliënt tevredenheid. Kwaliteit wordt primair bepaald
door de cliënt en/of zijn mantelzorgers. deze moet aansluiten op de eigen kracht en
mogelijkheden van de cliënt en zijn netwerk;
6. deze moet de eigen regie, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van de cliënt
respecteren en volgen;
7. er wordt uitgegaan van wat mensen (nog) wel kunnen in plaats van wat zij niet kunnen;
8. kwaliteit van leven en welbevinden staat voorop;
9. de ondersteuning wordt zo dicht mogelijk in de eigen omgeving gerealiseerd;
10. de ondersteuning is passend bij de cliënt in zijn/haar situatie en gericht op het vooraf –
gezamenlijk benoemde- resultaat;
11. de medewerkers voelen zich betrokken bij en ondersteund in hun werk en ervaren een grote
mate van arbeidssatisfactie .
12. De normen zoals omschreven in ‘Verantwoorde zorg thuis’ worden nageleefd (zie bijlage 2:
bijdrage van het Zorgkantoor). M.n. als het gaat om de onderdelen:
Deskundigheid / bejegening / betrouwbaarheid / signalering van tekorten of niet passende
zorg / bereikbaarheid / levenssfeer en privacy / sociale redzaamheid / beroepsstandaarden
5.
Vraagstelling:
1. Onderschrijven we gezamenlijk de visie en uitgangspunten?
2. Hoe meten / monitoren we kwaliteit?
3. Hoe zou het toezicht kunnen worden vormgegeven?
NB: het is raadzaam om hierover de landelijke handreiking te raadplegen van Movisie: “Zo werkt u aan
kwaliteit in de Wmo: Het perspectief van de klant als uitgangspunt voor kwaliteitscriteria”, zie internet
2
BIJLAGE 1:
Ontwerptekst WMO 2015,
HOOFDSTUK 3. KWALITEIT
Artikel 3.1
1. De aanbieder draagt er zorg voor dat de voorziening van goede kwaliteit is.
2. Een voorziening wordt in elk geval:
a. veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht verstrekt,
b. afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt,
c. verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de
professionele standaard;
d. verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, indien het niveau van een vorm van maatschappelijke
ondersteuning dit vereist, nadere eisen worden gesteld aan aanbieders van voorzieningen.
4. Het ontwerp van een krachtens het derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt aan beide
kamers der Staten-Generaal overgelegd. De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur
kan worden gedaan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens
een der kamers of door tenminste een vijfde van het grondwettelijke aantal leden van een der kamers de wens te
kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat
geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
Artikel 3.2
1. Indien de aanbieder een voorziening levert als bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdelen e en f, treft de
aanbieder:
a. een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de aanbieder
jegens een cliënt;
b. een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de
gebruikers van belang zijn.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, indien het niveau van een vorm van
maatschappelijke ondersteuning dit vereist, nadere eisen worden gesteld aan aanbieders van voorzieningen.
Artikel 3.3
1. De aanbieder, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, stelt een meldcode
vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermis-handeling wordt
omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. De aanbieder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder
geval bestaat.
Artikel 3.4
1. De aanbieder doet bij de toezichthoudende ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, onverwijld melding van:
a. iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden;
b. geweld bij de verstrekking van een voorziening.
2. De aanbieder en de beroepskrachten die voor hem werkzaam zijn, verstrekken bij en naar aanleiding van een
melding als bedoeld in het eerste lid aan de toezichthoudende ambtenaar de gegevens, daaronder begrepen
persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in
de Wet bescherming persoonsgegevens, voor zover deze voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk
zijn.
3. Persoonsgegevens als bedoeld in het tweede lid, ten aanzien waarvan de aanbieder of de beroepskracht op
grond van een wettelijk voorschrift of op grond van zijn ambt of beroep tot geheimhouding is verplicht, worden
uitsluitend zonder toestemming van betrokkene verstrekt, indien deze niet meer in staat is de toestemming te
geven dan wel dit noodzakelijk kan worden geacht ter bescherming van cliënten.
Artikel 3.5
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de situaties waarin een
aanbieder, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, in het bezit dient te zijn van
een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor
beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen, welke niet
eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken.
2. Indien de aanbieder of een toezichthoudende ambtenaar redelijkerwijs mag vermoeden dat een beroepskracht
niet voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring als bedoeld in het eerste lid, verlangt de aanbieder
dat die beroepskracht binnen tien weken een verklaring overlegt die niet ouder is dan drie maanden.
3. Indien de aanbieder voor een beroepskracht als bedoeld in het tweede lid bij het verstrijken van de in dat lid
genoemde termijn niet in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag, neemt de aanbieder zo spoedig
mogelijk de maatregelen die noodzakelijk zijn ter bescherming van zijn cliënten.
3
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de situaties waarin een
aanbieder die een solistisch werkende natuurlijk persoon is, in het bezit moet zijn van een verklaring omtrent het
gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, afgegeven op een tijdstip dat
niet langer dan drie jaar is verstreken.
4
BIJLAGE 2: BIJDRAGE VANUIT HET ZORGKANTOOR, o.a. omvattend de normen voor “Verantwoorde
zorg thuis”.
De WMO stelt in de memorie van toelichting onder paragraaf 3.1 dat de gemeente moet zorg voor
1. Veilige zorg
2. Doelmatige zorg
3. Clientgerichte zorg
4. Indien beroepsstandaard dan die gebruiken. (In VVT bijvoorbeeld: "Normen verantwoorde
zorg" en zorgstandaard dementie")
Ad 1. Veilige zorg
Veilige zorg wordt in de zorginkoop op verschillende manieren geborgd. Ten aanzien van vervoer:
Vervoer komt alleen ten laste van de AWBZ als iemand een dagdeel in een AWBZ-instelling
begeleiding en/of behandeling in groepsverband krijgt. Het vervoer moet bovendien medisch
noodzakelijk zijn. Zorgvervoer in de AWBZ voldoet aan de code veilig vervoer rolstoelinzittenden.
Voor kinderen tot twaalf jaar die begeleiding en/of behandeling in groepsverband krijgen, kan
worden aangenomen dat er een medische noodzaak is voor vervoer. Vanaf twaalf jaar moet de
medische noodzaak voor vervoer worden beoordeeld. Voor individuele begeleiding is vervoer ten
laste van de AWBZ niet mogelijk.
Ten aanzien van zorg en begeleiding thuis: deze is vervat in de normen verantwoorde zorg thuis
Veiligheid is in de voorliggende versie hiervan explicieter gedefinieerd als:
het tonen van een legitimatie als de cli nt daarom vraagt
voldoende aandacht voor de veiligheid en de gezondheidsrisico's
voldoende aandacht voor het voorkomen van valincidenten
voldoende aandacht voor h gi ne in het huishouden;
voldoende aandacht voor houdbaarheid van voedingsmiddelen
voldoende aandacht voor de noodzaak van woningaanpassingen
voldoende aandacht voor verantwoord gebruik van hulpmiddelen
signalering en doorverwijzing bij noodzaak van alarmering
De organisaties moeten kunnen aantonen op welke wijze zij deze aspecten geborgd hebben binnen
hun werkwijzen.
Ad 2. Doelmatige zorg
Het CVZ stelt als definitie: zorg is doelmatig als het in ieder geval het gewenste effect sorteert
(doeltreffend is), en daarbij ook efficiënt is: het te behalen doel moet met de minst mogelijke kosten
worden bereikt.
Daarbij is dus ook gesteld dat niet-wettelijke voorzieningen geen awbz zorg zijn.
Doelmatige zorg wordt op drie manieren geborgd :
a. onderscheid tussen awbz aanspraken en voorliggende (algemeen gebruikelijke)
voorzieningen
b. Voorkomen van overmaat van aanbod op kapitaalsintensieve voorzieningen
c. Middels de kwaliteitseisen aan de inzet van personeel en werken volgens
beroepsstandaarden (normen verantwoorde zorg, zorgstandaard dementie). Voor dit laatste
punt zie ook: werken volgens beroepsstandaard
Ad a. Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn mogelijkheden om in de zorgvraag te voorzien en die
in principe voor iedereen openstaan, maar die niet zijn gebaseerd op een wettelijke regeling. Ze
worden ook wel niet-wettelijke voorliggende voorzieningen genoemd. Het gaat om een divers pakket
aan voorzieningen, bijvoorbeeld: vrijwilligerswerk; boodschappenservice of maaltijdenvoorziening;
5
oppascentrale of crèche; maatschappelijk werk; sportactiviteiten en vrijetijdsbesteding; activiteiten
die mensen normaal gesproken zelf betalen, zoals een schildercursus.
Dit is geen gelimiteerde lijst van voorzieningen. Als er andere mogelijkheden zijn om in de zorgvraag
te voorzien, moet de verzekerde er gebruik van maken.
Op de discussie of de welzijnsinstellingen ook begeleiding bieden in de zin van de AWBZ moet dus
ontkennend geantwoord worden. Als de voorzieningen van welzijnsaanbieders voldoende zijn is er
geen sprake van AWBZ-begeleiding. Het onderscheid zit niet in de activiteiten maar in de
deskundigheid van de medewerker die nodig is om de betreffende activiteit met dat type cliënt uit te
voeren.
Ad.b Doelmatige zorg wordt door het zorgkantoor geborgd door jaarlijks te inventariseren welke
zorgbehoefte er is, sluiten vraag en aanbod nog op elkaar aan, zijn er wachtlijsten of witte vlekken.
Keuzevrijheid voor de cliënt is belangrijk, anderzijds contracteren we niet meer zorgaanbieders dan
nodig om enerzijds de juiste, kwalitatief goede keuze van de cliënt te borgen en anderzijds verspilling
van investeringen in kapitaal tegen te gaan. Het werken met productieafspraken werkt hierin
ondersteunend. Dit laatste geld voornamelijk bij voorzieningen die niet thuis geleverd kunnen
worden (groepsactiviteiten en verblijfszorg). Daarnaast toetsen we op een doelmatige inzet, de
zorglevering ten opzichte van de indicatie.
Ad 3: Cliëntgerichte zorg
Cliëntgerichte zorg is voor een deel geborgd in het werken met de grondslagen. Er wordt in de VVT
gewerkt volgens de normen verantwoorde zorg. Hierin staat over cliëntgerichtheid zorg de volgende
kaderafspraak:
Eigen regie en individuele inkleuring
Centraal staat dat de cliënt zoveel mogelijk regie behoudt over zijn eigen leven,keuzevrijheid en
participatie. Met goede zorg leveren zorgaanbieders een bijdrage aan de kwaliteit van leven. De
cliënt kan binnen de kaders van de indicatie kiezenvoor die vormen van zorg die het beste aansluiten
bij de eigen wensen, voorkeuren en gebruiken. De zorgorganisatie en de cliënt maken afspraken over
de gewenste persoonlijke invulling van een groot aantal aspecten van de zorg. Deze afspraken
staan beschreven in het zorgleefplan dat de organisatie en de cliënt samen bespreken. Een dergelijke
benadering doet recht aan een aantal perspectieven: ..het sluit aan bij de vraaggestuurde en
cliëntgerichte benadering van zorg,ondersteuning en begeleiding en het geeft de cliënt duidelijkheid
over wat hij wel en niet kan verwachten van de zorgaanbieder; ..het doet recht aan de professionele
kwaliteit, ambitie en mogelijkheden van de zorgverlener om adequaat in te spelen op de zorgvraag en
de situatie van de cliënt; ..het sluit aan bij het ondernemerschap van de zorgorganisaties die zich
nadrukkelijk servicegericht willen opstellen; ..het sluit aan bij het kader van de indicatiestelling.
De afspraken met de cliënt worden vastgelegd in zorgleefplan en door zowel aanbieder als cliënt
wordt hiervoor getekend. Als zorgkantoor zijnde toetsen we steekproefsgewijs tijdens een fysieke
materiële controle of de Zorgleefplannen op orde zijn. We kijken dan o.a. naar geformuleerde
doelstellingen, aard van de zorginzet, wie heeft de zorg geleverd, evaluaties, doelstellingen etc.
6
Afkomstig uit de normen verantwoorde zorg thuis
Bereikbaarheid van de zorg
De cli nt kan rekenen op:
een thuiszorgorganisatie die 24 uur per dag telefonisch bereikbaar is
informatie over wat te doen bij een acute zorgvraag
een acceptabele wachttijd tussen indicatiestelling en aanvang van de zorg
een organisatie die binnen een werkdag terugbelt bij achterlating van een bericht
een contactpersoon die bereikbaar is voor de cli nt, conform afspraken die hier- over met de cli nt
zijn gemaakt;
tijdige informatie als een zorgverlener op een andere dan de afgesproken tijd komt
goede vervanging als een zorgverlener ziek of vrij is.
Levenssfeer en privacy
Een cli nt kan zich veilig en op zijn gemak voelen in aanwezigheid van de zorg- verlener door:
respect van de zorgverlener voor de leefsfeer en de leefpatronen van de cli nt
beperking van het aantal vaste hulpverleners dat over de vloer komt
de deskundigheid van de zorgverlener;
de betrouwbaarheid van de zorgverlener en de zorgorganisatie.
Sociale redzaamheid
de cli nt ontvangt zorg op de tijdstippen en dagen die passen in zijn dag-/week- programma;
dankzij de zorg kan de cli nt aan voor hem belangrijke dingen daadwerkelijk toekomen;
de cli nt kan zoveel mogelijk de dingen doen, die hij zelf wil blijven doen
de cli nt wordt ondersteund bij het vinden en gebruik maken van sociale activiteiten en
dagbestedingsmogelijkheden;
de cli nt wordt gewezen op de mogelijkheden van de inzet van vrijwilligers bij de cli nt
de cli nt krijgt waar mogelijk praktische ondersteuning of een doorverwijzing naar andere
hulpverleners;
de cli nt wordt bij signalering van eenzaamheidsproblematiek doorverwezen naar
welzijnsvoorzieningen in zijn omgeving.
Ad 4. Beroepsstandaarden
Deze zijn verwerkt in de grondslagen waarmee gewerkt wordt. Het hebben van een grondslag is een
eerste vereiste om voor AWBZ-zorg in aanmerking te komen, maar dat betekent niet dat alle
benodigde zorg ten laste van de AWBZ komt.
Grondslagen zijn
Somatische (lichamelijke) ziekte, aandoening of beperking
Een somatische aandoening of beperking vindt veelal zijn oorzaak in een actuele somatische
(lichamelijke) ziekte of aandoening.
In sommige situaties bereikt een chronische somatische aandoening op enig moment een
‘eindstadium’. Dat wil zeggen, dat bij de somatische aandoening een stabiele toestand is bereikt
waarin geen functionele verbetering meer te verwachten is. Verdere behandeling zal niet leiden tot
verder herstel en bepaalde beperkingen worden daarmee blijvend. Het vaststellen hiervan is aan de
behandelend arts.
Een aandoening die gekenmerkt wordt door stabiele fases en bij verergering door medische en/of
paramedische behandeling (nog) kan genezen of verbeteren, heeft als grondslag somatische
aandoening of beperkingen, dus niet de grondslag lichamelijke handicap.
Wanneer sprake is van blijvende beperkingen, niet veroorzaakt door stoornissen van het zenuwstelsel
of het bewegingsapparaat (bot-/spierstelsel, gewrichten en bindweefsel), dan is de grondslag
7
somatische aandoening of beperking van toepassing. Dit is ook het geval bij een terminale situatie,
waaronder in dit verband ook een situatie wordt verstaan waarin geen zicht meer is op herstel of
verbetering en die zeker tot het levenseinde zal leiden, zij het dat daarvoor geen precieze termijn is te
geven (als voorbeeld: verzekerde met een hersentumor).
Psychogeriatrische aandoening of beperking
Er is sprake van een ziekte, niet-aangeboren aandoening of functiestoornis in of van de hersenen.
Deze aandoeningen gaan vaak gepaard met aantasting van denkvermogen, gevoelsleven en
herinneringscapaciteit. Soms in combinatie met een afname van o.a. motorische functies,
communicatieve mogelijkheden en vermindering van de sociale redzaamheid.
Psychiatrische aandoening of beperking
Psychiatrische ziektebeelden/ aandoeningen worden ook wel psychische stoornissen genoemd, omdat
een of meer symptomen van de stoornis veroorzaakt wordt door in de psyche gelegen factoren. Bij de
classificatie van psychiatrische stoornissen worden vaak internationaal vastgestelde criteria
gehanteerd die uitgaan van een (groep van) symptomen (DSM-IV TR).
Verstandelijke beperking
Bij een verstandelijke handicap scoort iemand met het denkvermogen (cognitief) lager dan gemiddeld
bij een algemene intelligentietest. Er is sprake van blijvende beperkingen op het gebied van de sociale
redzaamheid. Dit allemaal is ontstaan voor het 18e levensjaar. Volgens internationale criteria is
sprake van een verstandelijke handicap als het IQ lager dan 70 is, maar in Nederland onderscheiden
we ook de categorie licht verstandelijk gehandicapten (IQ 70-85) die in aanmerking kan komen voor
AWBZ-zorg als er sprake is van beperkingen in de sociale redzaamheid, leer- en/of gedragsproblemen
als gevolg van het verminderd cognitief functioneren.
Lichamelijke handicap
Een lichamelijke handicap is op te vatten als een fysieke aandoening. Wanneer sprake is van
beperkingen als gevolg van stoornissen van het zenuwstelsel en het bewegingsapparaat (bot/spierstelsel, gewrichten en bindweefsel) waarbij geen functionele verbetering meer mogelijk is (er
kan nog wel sprake zijn van een verslechtering) en er geen sprake is van een terminale situatie, dan is
de grondslag lichamelijke handicap van toepassing. Het vaststellen van de mogelijkheid tot een
functionele verbetering is aan de behandelend arts.
Zintuiglijke handicap
Het kan gaan om een beperkt gezichtsvermogen (visueel) of gehoor (auditief) of een communicatieve
handicap.
Visuele handicap
Van een visuele handicap is sprake als van de gezichtsscherpte van het beste oog, ondanks een
optimale brilcorrectie, een waarde is vastgesteld tussen:
0 (geen lichtperceptie) en 6/60 (slechtziend); of minder dan 30% zicht aan het beste oog; of ernstige
gezichtsveldproblemen (een gezichtshoek van minder dan 10º zoals bij kokerzien).
De diagnostiek vindt plaats door middel van metingen met hulpmiddel (bril).
Auditieve/communicatieve handicap
Hiervan is sprake als het drempelverlies van het audiogram van het beste oor, zonder gebruik van
hulpmiddelen, ten minste 35 dB is, verkregen door het gehoorverlies bij frequenties van 1000, 2000 en
4000 Hz te middelen of een verlies van > 25 dB volgens de Fletcher index (= gemiddeld gehoorverlies
bij frequenties van 500, 1000 en 2000 Hz).
8
Van een communicatieve beperking is sprake wanneer de verzekerde als gevolg van een medische
oorzaak voor het contact met anderen afhankelijk is van ondersteunende communicatiemiddelen.
Spraak/taalproblemen
De oorzaak van de handicap moet in de persoon zelf liggen. Bijvoorbeeld een spraakstoornis, centrale
auditieve stoornis, taalstoornissen (stoornis in de zin van begrip of productie). Het moet gaan om
ernstige tot zeer ernstige beperkingen.
Binnen de diverse grondslagen heeft de professional haar eigen deskundigheid. Ook hier hanteer de
zorgkantoor de richtlijnen uit de Normen verantwoorde zorg:
Deskundigheid
• de zorgverlener werkt vakkundig, zelfstandig, methodisch en resultaatgericht volgens het zorg/leefplan;
• de zorgverlener past richtlijnen/protocollen toe, die gebaseerd zijn op actuele kennis volgens
professionele, algemeen aanvaarde standaarden.
• de zorgverlener blijft binnen de grenzen van zijn bekwaamheid en bevoegdheid en verwijst zonodig
door naar andere disciplines;
• de zorgverlener is in staat om adequaat samen te werken met collega's, andere disciplines,
mantelzorgers, vrijwilligers, zodat de continu teit in zorg gewaarborgd is.
Op 1 januari 2012 zijn we een pilot gestart voor de rechtstreekse contractering van ZZP'ers, hiervoor
vereist het zorgkantoor dat de ZZP'ers voldoen aan het KIWA keurmerk
Bejegening:
• de zorgverlener respecteert de eigen levenssfeer van cli nten, draagt zorg voor een goede
bejegening;
• de zorgverlener respecteert de privac van de cli nt en bemoeit zich niet ongevraagd met diens
priv zaken
• de zorgverlener tuto eert de cli nt niet zonder toestemming
• de zorgverlener gaat professioneel in op vervelende ervaringen van de cli nt met de organisatie
• de zorgverlener staat open voor vragen en kritiek over de zorgverlening
Betrouwbaarheid:
• de zorgverlener is in staat een vertrouwensrelatie met de cli nt op te bouwen
• de zorgverlener houdt zich aan afgesproken werkzaamheden en afgesproken tijden
• de zorgverlener gaat vertrouwelijk om met priv -gegevens van de cli nt
• de zorgverlener gaat zorgvuldig om met eigendommen van de cli nt.
Signalering van tekorten of niet passende zorg
Zorgverleners hebben de verantwoordelijkheid om zorgtekorten en niet passende zorg te signaleren.
Zij voeren hierover overleg met het team en hun leidinggevende op basis van de binnen de
organisatie geldende overlegstructuur. Waar wenselijk en noodzakelijk worden afspraken gemaakt
over aanpassingen en verbeteringen passend binnen het indicatiebesluit. ignalen en eventuele
afspraken over aanpassingen en verbeteringen op cli ntniveau worden gedocumenteerd en
vastgelegd in het zorg-/leefplan.
Uit bovenstaande blijkt dat de eisen die gesteld worden aan deskundigheid vraagt om professionele
hulpverleners van een adequaat niveau. De eisen zijn ontleend aan wat men in Nederland verwacht
van goede zorgverleners.
9
Bijlage 3: Zorgcoöperatie “Tot uw dienst”
Visie en uitgangspunten voor het Platform zorg coöperaties ism VKK-NB en VKK-L
Visie
In de brief van 4 maart aan de Tweede Kamer, betreffende de Samenhang in zorg en ondersteuning geeft de
minister het volgende weer: “De visie achter de hervorming van de langdurige zorg is primair dat de mens
centraal staat en niet de systemen. Daarbij wordt meer uitgegaan van wat mensen (nog) wel kunnen in plaats
van wat zij niet kunnen. Kwaliteit van leven (welbevinden) staat voorop. Als ondersteuning nodig is, wordt ook
gekeken naar het eigen, sociale netwerk en de mogelijkheden van betrokkenen en wordt de hulp dichtbij
georganiseerd. Door meer gebruik te maken van preventieve en lichtere vormen van ondersteuning kan de
afhankelijkheid van de burger van formele individuele zorg worden verkleind en de druk op meer
gespecialiseerde zorg verminderen. Voor wie – ook met steun van de omgeving – niet (meer) zelfredzaam kan
zijn, is er altijd (op participatie gerichte) ondersteuning en/of passende zorg.”
Wij herkennen ons in deze visie en zien deze als een weergave van wat we nu al jaren in de praktijk brengen.
Onze coöperaties zijn ondernemende netwerken van mensen die in samenwerking en vanuit een (sociaal)
collectief belang het welbevinden centraal stellen en samen vraaggericht zorg en diensten organiseren en zo
nodig leveren. Het gaat om een andere manier van zorg en diensten verlenen, waarbij de focus ligt op eigen
regie, zelfredzaamheid, ontzorgen, kwaliteit van leven en gepast gebruik van zorg en diensten. De vraag van de
cliënt en zijn (on)mogelijkheden en die van zijn netwerk staan centraal bij de zorg en/diensten die hij (zij)
ontvangt. Daarbij worden zorg en diensten onderling afgestemd en zo veel mogelijk integraal geleverd. Doel is
om iedereen zo goed (welbevinden) en zo lang mogelijk in de eigen omgeving (gemeenschap / woonomgeving)
te laten functioneren.
Volgens de minister is er in het nieuwe systeem (brief 28 maart, Transitie hervorming langdurige zorg) een
volgende verdeling in de rollen en taken van de betrokken partijen:
Cliënten/burgers hebben een cruciale rol in het stelsel van ondersteuning en zorg om hun leven zo veel mogelijk
zelf en met anderen vorm te geven. Zij nemen de zorg en ondersteuning af die daarbij noodzakelijk is.
Aanbieders en zorgverleners zijn verantwoordelijk voor het leveren van doelmatige en gepaste zorg en
ondersteuning van goede kwaliteit.
Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk om hun zorgplicht jegens verzekerden na te komen. Zij zullen dat zo
doelmatig mogelijk doen, door bij de zorginkoop te letten op doelmatige en gepaste zorg. Vanaf 2015 worden
zij verantwoordelijk voor de inkoop van wijkverpleging.
De overheid is op systeemniveau verantwoordelijk voor de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit en
schept vanuit die verantwoordelijkheid de randvoorwaarden zodat cliënten, aanbieders,
zorgverzekeraars/zorgkantoren en gemeenten hun rol in het zorgstelsel kunnen spelen en ziet toe op de
naleving van regels.
De coöperaties uit het Platform onderscheiden zich door de combinatie van de cliënt/burger en
aanbieder/zorgverlener rol, waarbij vraaggerichtheid en regie door de client/burger centraal staan. Daarnaast
zijn ze ook nog eens instaat om een goede verbinding met en betrokkenheid van de overheid
(lokaal/provinciaal) en zorgverzekeraar te bewerkstelligen.
Uitgangspunten voor Platform zorgcoöperaties, VKK-NB en VKK-L
De basisprincipes waaruit zorgcoöperaties / zorg coöperatieve initiatieven handelen zijn:
- aanleiding: in veel gevallen is het verdwijnen van of het niet meer bereikbaar zijn van voorzieningen, waarbij
mensen met een hulp en/of zorgvraag in de knel komen, aanleiding voor de gemeenschap om in actie te
komen. Daarbij spelen ook zaken als de mogelijkheid om zorg en diensten op maat te kunnen krijgen
(vraaggericht) een belangrijke rol.
- het gaat om initiatieven die door vrijwilligers uit sociale en ethische motieven worden opgezet, waarbij
mensen in staat worden gesteld zelf zorg en diensten te regelen (zelf regie voeren) en op maat afgestemd op
het netwerk van de hulpvrager.
- de professionele zorg wordt als aanvullend beschouwd op wat de cliënt en zijn netwerk zelf kan.
- betrokkenheid en solidariteit zijn belangrijke kernwaarden evenals kleinschaligheid en duurzaamheid.
10
- belangrijk is ook dat mensen wat makkelijker in een netwerk terechtkomen waarbij ze naast de vraag die ze
zelf hebben in veel gevallen ook nog iets voor een ander kunnen betekenen (wederkerigheid).
- doel is om iedereen zo goed (welbevinden) en zo lang mogelijk in hun eigen omgeving te laten functioneren.
Het maakt overigens niet uit of het initiatieven in dorpen of wijken in steden zijn.
Het basisprincipe verschilt van professionele organisaties die met hun zorgarrangementen aanbod gericht zijn,
hetgeen leidt tot andere organisatieprincipes, tot andere werkwijzen.

Kenmerkend voor de werkwijze van zorgcoöperaties / zorgcoöperatieve initiatieven zijn:.
- het vraaggericht werken; de verantwoordelijkheid en regie liggen primair bij de cliënt en zijn netwerk.
- de aanpak richt zich op wat de cliënt zelf kan en wat er mogelijk nog aan ondersteuning uit zijn/haar
netwerk (familie/buren/vrienden) kan worden gegeven. Dat kan aangevuld worden met (informele en
formele) zorg/diensten geleverd door of via de coöperaties/initiatieven.
- de zorg en diensten worden kleinschalig en op maat gerealiseerd in samenwerking met plaatselijk
opererende organisaties/zzp’ers.
- In de meeste gevallen is er een sterke betrokkenheid en mede verantwoordelijkheid van de hulp- en
zorgverleners bij de aard en wijze waarop diensten en zorg worden geleverd en altijd aanvullend op wat
de cliënt zelf kan.
- er wordt gewerkt met dorpsondersteuners/-coördinatoren en wijkzusters, beide hebben een
verbindende en coördinerende rol.
e
- er is een goede samenwerking met de gemeenten en 1 lijnszorg
 De kwaliteit van zorg vanuit burgerperspectief;
Uitgangspunt bij de dienstverlening is cliënt tevredenheid. Kwaliteit wordt in wezen bepaald door de cliënt.
Deze kwaliteit is een andere dan de geïnstitutionaliseerde kwaliteitssystemen, die zorg en diensten onnodig
duur maken.
Zorg op maat betekent ook minder regeldruk en meer eigen verantwoordelijkheid voor de cliënt.
Uiteraard staan wettelijke kwaliteitseisen rond medische handelingen niet ter discussie.
 De kwaliteit van arbeid;
Professionals die voor de zorgcoöperaties werken ervaren een andere kwaliteit van werk en meer
arbeidssatisfactie dan bij het werken in een regionale zorginstelling. Kleinschaligheid, betrokkenheid en
samenwerking dragen daar in belangrijke mate aan bij. Ook de mogelijkheden om tot een goede afstemming
tussen werk en privé leven te komen is een belangrijke factor.
Als vanaf 2018 de vraag naar zorgpersoneel weer aantrekt, is dit arbeidsperspectief weer van belang;
 De kosteneffectiviteit van zorgcoöperaties/ zorgcoöperatieve initiatieven;
De praktijk leert dat deze wijze van dienstverlening naar schatting zo’n 20 tot 30% goedkoper is dan het
reguliere aanbodgerichte s steem. Clienttevredenheid, ‘het goed in je vel zitten, er weer bij horen” de inzet
van vrijwilligers,de relatief kleine organisatie vorm, zonder meervoudige managementlagen en dus bijna geen
overheadkosten, het werken met lokale teams (beperkte reisafstanden) maken dat er een behoorlijke
besparing kan worden bereikt.
11