Lees de brief

Tweede Kamer der Staten-Generaal
T.a.v. leden van de Vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Veenendaal, 27 oktober 2014
Onderwerp: inbreng NPV Zorg voor het leven voor het AO Euthanasie op woensdag 12 november
(activiteitnummer: 2014A04265)
Geachte leden van de Vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Met het oog op het algemeen overleg over Euthanasie op 12 november willen de NPV en het Prof.dr. G.A.
Lindeboom Instituut voor ethiek van de zorg u graag een vijftal aandachtspunten meegeven.
1. Brief inzake reactie op verslag Rondetafelgesprek Euthanasie en psychiatrie
Tijdens het rondetafelgesprek op 4 juni jl. heeft de NPV een bijdrage geleverd. Onze aanbevelingen van die
dag herhalen we nog een keer:
1) bescherm de grote groep kwetsbare psychiatrische patiënten met een doodswens tegen een toenemende
maatschappelijke druk om bij ondraaglijk lijden de optie van de dood te overwegen;
2) investeer in kwalitatief hoogwaardige, toegankelijke en betaalbare zorg voor psychiatrische patiënten en
palliatieve zorg in de psychiatrie;
3) creëer de juiste voorwaarden voor ondersteuning door burgers onderling en het voorkomen van
stigmatisering van een kwetsbare bevolkingsgroep.
Naar aanleiding van de reactie van de minister op het rondetafelgesprek willen de NPV en het Lindeboom
Instituut onderstrepen dat de focus betreffende de beoordeling van zorgvuldigheid bij euthanasie in de
psychiatrie procedureel van aard is. Het valt op dat er niet of nauwelijks aandacht is voor zowel de
individuele als maatschappelijke impact van euthanasie in de psychiatrie. De overheid heeft de plicht haar
(kwetsbare) burgers te beschermen. Op dit moment lijken de RTE’s zich er onvoldoende van bewust dat hun
oordelen een maatschappelijke trend bevestigen die voor sommige psychiatrische patiënten een onveilig
klimaat schept. De overheid zou haar verantwoordelijkheid moeten nemen door zelf eenduidig beleid te
ontwikkelen waarbij goede zorg voor psychiatrische patiënten en palliatieve zorg in de psychiatrie centraal
zouden moeten staan.
Bezoekadres: Kerkewijk 115
Postadres: Postbus 178
3900 AD Veenendaal
Telefoon: (0318) 54 78 88 Rabobank: NL60 RABO 0365 1443 20
E-mail:
[email protected] ING bank: NL11 INGB 0004 7118 88
Internet: www.npvzorg.nl
2. De rol van apothekers bij euthanasie en hulp bij zelfdoding
Waar het gaat om de rol van apothekers willen we benadrukken dat zij niet de plicht hebben om mee te
werken aan euthanasie. Apothekers hebben het recht zelf af te wegen of ze aan euthanasie willen
meewerken of niet. Dit is ook conform de richtlijn voor euthanasie van apothekers en artsen. De NPV en het
Lindeboom Instituut vinden het belangrijk dat er ruimte is voor een open gesprek tussen arts en apotheker,
waarin plaats is voor verschillende visies en ruimte voor gewetensbezwaren.
3. Jaarverslag 2013 regionale toetsingscommissies euthanasie
Recentelijk is het jaarverslag van de RTE’s over 2013 uitgekomen. Hierin is opnieuw een duidelijke stijging van
het aantal euthanasiegevallen te zien (ongeveer 15% meer dan in 2012); Opvallend is de stijging van het
aantal euthanasiegevallen bij dementerende ouderen en psychiatrische patiënten. Wat verder opvalt is dat
het jaarverslag niet enkel een rapportage is, maar zichzelf ook een sterk beleidsbepalende en adviserende
werking aanmeet. Dit komt in het bijzonder tot uiting in de paragraaf getiteld ‘Eisen die de WTL niet stelt’ en
waarin de RTE’s lijken af te stevenen op een minimalistische invulling van de wet, in plaats van hun eigen
regulerende functie serieus te nemen. Het opnemen van een aantal casussen ‘zorgvuldig’ in gevallen die
voorheen als onzorgvuldig of als grijs gebied werden beoordeeld, versterkt die indruk.
4. Toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg inzake euthanasie op 15 april 2014
Naar aanleiding van de brief van de minister inzake de toegang tot de tuchtrechter als iemand twijfelt aan de
toetsing van euthanasie door de RTE’s, en het zojuist aangehaalde jaarverslag van de RTE’s, pleiten de NPV
en het Lindeboom Instituut voor meer transparantie en een scherpere blik op de RTE’s. Uiteindelijk staat nog
steeds de vraag overeind: Wie toetst de toetsingscommissies? Prof. mr. dr. Martin Buijsen houdt in het
Medisch Contact van donderdag 28 augustus een pleidooi voor de oprichting van een centrale, veel breder
samengestelde toetsingscommissie. De RTE’s zouden aanmerkelijk complexere dossiers zoals euthanasie bij
dementie moeten kunnen voorleggen aan een centrale toetsingscommissie. Hij wijst erop dat het principe
van de wet onaantastbaar lijkt te zijn geworden. De toetsingsprocedure behoeft herziening. Behoedzaamheid
en zorgvuldigheid zijn niet geborgd in de eigen toetsingspraktijk. Toetsingscommissies maken in de praktijk
eigenlijk beleid: het oordeel ‘zorgvuldig’ blijkt ruimte en legitimiteit te verschaffen aan euthanasie in
vergelijkbare gevallen. De NPV en het Lindeboom Instituut delen het oordeel van Buijsen dat de huidige
situatie, waarin iets plotsklaps zomaar wel of niet blijkt te kunnen, op den duur niet houdbaar is.
Reactie minister
Op 9 oktober jl. heeft de minister in een brief op het artikel van Buijsen gereageerd. De Minister vindt het
onwenselijk om een centrale toetsingscommissie in te stellen. Enerzijds omdat het ondoenlijk is om van
allerlei specialismen, representanten in de RTE’s te betrekken, anderzijds omdat het afbreuk doet aan de
rechtszekerheid van artsen met als gevolg afnemende meldingsbereidheid.
De NPV en het Lindeboom Instituut zijn echter van mening dat een centraal toetsingsorgaan, mits dat
nadrukkelijk pluraal is samengesteld en beslissingen over verruiming van de euthanasiepraktijk open en
transparant bediscussieert, bijdraagt aan de behoedzaamheid en zorgvuldigheid waarmee artsen te werk
zullen gaan. Het is niet zo dat van elk specialisme representanten in de zorgvuldigheidstoetsing betrokken
zouden moeten worden. Slechts van risicodomeinen als psychiatrie en psychogeriatrie dienen
representanten aanwezig te zijn in het CTE. Euthanasie bij psychiatrische patiënten en bij dementerende
ouderen zorgt voor veel maatschappelijke onrust zoals op sociale media, in kranten en in ‘Medisch Contact’
te lezen is. Het is maar zeer de vraag of genoeg geïnvesteerd wordt in de zorg aan deze kwetsbare groepen
in de samenleving. Uit de uitzending van Zembla op 16 oktober blijkt dat in de psychiatrie te weinig kennis is
over suïcidale patiënten. De zorgverlening aan deze patiëntengroep is daarom volgens de NPV en het
Lindeboom Instituut een belangrijk aspect waar aandacht aan besteed moet worden.
5. Wilsverklaringen
In een wilsverklaring leggen patiënten medische wensen rondom hun behandeling of levenseinde vast. Een
wilsverklaring is er voornamelijk voor situaties waarin de patiënt niet meer over deze beslissingen kan praten
met de arts. Er is echter een groot verschil tussen een wilsverklaring op grond van Artikel 2 lid 2
Euthanasiewet1 en de Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO). De WGBO regelt de relatie
tussen patiënt en behandelaar. In de wet zijn de rechten en plichten van patiënten vastgelegd. De
Euthanasiewet is geen patiëntenwet, maar regelt een strafuitsluitingsgrond voor artsen.
Is een wilsverklaring verankerd in de WGBO, dan biedt dat een goede grond voor patiënt en arts, zowel
juridisch als medisch. Een wilsverklaring is per definitie problematisch in de euthanasiewet. De
euthanasieverklaring heeft geen juridisch afdwingbare status/betekenis. Het geeft alleen de wens van een
patiënt weer. Een groot aantal knelpunten rondom wilsverklaringen zijn op schrift gesteld en aan de minister
aangeboden in een door ZonMW samengesteld rapport2.
Vanuit diverse hoeken wordt gepleit om euthanasie bij wilsonbekwamen op grond van een wilsverklaring
beter te regelen. Dit betekent verruiming van de wetgeving, maar tast ook het principe van de wet aan. De
wet gaat over wilsbekwame mensen en biedt enkel een strafuitsluitingsgrond voor artsen. Voor de NPV en
het Lindeboom Instituut is het de vraag welke weg met dit onderzoek door ZonMw wordt ingeslagen. Het is
in het belang van zowel patiënt als arts om een heldere grens te trekken dat euthanasie bij
wilsonbekwaamheid niet past binnen de grenzen van de wet.
In plaats van blind te staren op de (on)mogelijkheden van wilsverklaringen in de euthanasiewet, stellen de
NPV en het Lindeboom Instituut voor om vooral te kijken naar de mogelijkheden van wilsverklaringen in de
Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), waar patiënten wel rechten aan kunnen
1
Artikel 2 lid 2 Euthanasiewet: Indien de patiënt van zestien jaren of ouder niet langer in staat is zijn wil te uiten, maar voordat hij in
die staat geraakte tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake in staat werd geacht, en een schriftelijke verklaring,
inhoudende een verzoek om levensbeëindiging, heeft afgelegd, dan kan de arts aan dit verzoek gevolg geven. De zorgvuldigheidseisen, bedoeld in het eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
2
Gonny ten Haaft & Maarten Slijper. De betekenis van schriftelijke wilsverklaringen bij euthanasie ZonMW. Den Haag.
25 september 2014.
ontlenen en wat een veel grotere en constructievere betekenis heeft in de communicatie tussen arts en
patiënt over het levenseinde. Euthanasie valt buiten de kaders van de WGBO en dat zou zo moeten blijven,
maar er valt veel meer te bespreken rondom de zorg gedurende het levenseinde.
Tegelijkertijd zou er veel meer landelijke aandacht moeten komen voor de natuurlijke dood. Veel mensen zijn
onbekend met ziekbed en sterfbed en gaan het gesprek over het levenseinde het liefste uit de weg. Dit taboe
zal doorbroken moeten worden en verdient een (financiële) impuls.
Hoogachtend,
NPV – Zorg voor het leven
drs. E.E. (Esmé) Wiegman-van Meppelen Scheppink
directeur
Stichting Prof.dr. G.A. Lindeboom Instituut
drs. Ab Berger MCM CMC
voorzitter