onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Infuusbehandeling 29 Toedienen van bloed(producten) buiten het ziekenhuis Toediening van bloedproducten buiten het ziekenhuis is complex en kan alleen worden uitgevoerd wanneer er goede afspraken zijn gemaakt en afstemming plaatsvindt tussen alle betrokkenen (arts, transfusielaboratorium, zorgorganisatie, verpleegkundige). Het hoofd van het transfusielaboratorium en de betrokken zorgorganisatie zijn beiden verantwoordelijk voor het maken van heldere afspraken. Garandeer de mogelijkheid voor acute opvang in het ziekenhuis. De afstemming dient zowel betrekking te hebben op de selectie van cliënt, de organisatie van de zorg, de verantwoordelijkheden als op de te gebruiken materialen. De toediening van bloedproducten vindt plaats door een ervaren arts of verpleegkundige en conform de gemaakte (regionale) afspraken. Leg de procedures vast. Indicaties Bloedproducten worden buiten het ziekenhuis toegediend aan: cliënten in de palliatieve fase: de transfusie dient om de kwaliteit van leven te verbeteren; cliënten met een acuut trauma; cliënten met chronische oncologische aandoeningen; cliënten voor wie de reis naar het ziekenhuis te belastend is. Opdrachtgever De opdracht voor een geplande transfusie buiten het ziekenhuis kan worden gegeven door: De medisch specialist van het ziekenhuis; de transfusie vindt thuis of in verpleeghuis/woonzorgcentrum plaats onder verantwoordelijkheid van de medisch specialist, in samenwerking met een huisarts of specialist ouderengeneeskunde. De arts van een zorgorganisatie buiten het ziekenhuis; de transfusie vindt plaats in een verpleeghuis/woonzorgcentrum onder verantwoordelijkheid van de daar werkzame specialist ouderengeneeskunde. Voorwaarden voor bloedtransfusie buiten het ziekenhuis 1 © Vilans 27-02-2014 De cliënt heeft al eerder een transfusie gehad zonder bijwerkingen. Het is duidelijk wie medisch verantwoordelijk is. De cliënt is geïnformeerd over de risico’s van bloedtransfusie buiten het ziekenhuis en geeft toestemming voor de behandeling thuis. Hiervoor is een checklist opgesteld 1 . Er is toestemming van alle betrokkenen (huis)arts, zorgorganisatie, ziektekostenverzekeraar etc.). De procedure voldoet aan dezelfde kwaliteitseisen als die in het ziekenhuis gelden. Er zijn afspraken met de (huis)arts die in geval van problemen zal worden ingeschakeld. Er is een plan van actie over hoe te handelen bij transfusiereacties of andere calamiteiten. De verpleegkundige of arts start de transfusie en controleert de vitale parameters van de cliënt (minimaal) tijdens de eerste 5 à 10 minuten en bij de beëindiging van de transfusie. De verpleegkundige of andere geïnstrueerde volwassene observeert de cliënt tijdens de transfusie. Er zijn afspraken over de melding van complicaties en incidenten via het transfusielaboratorium dat de bloedproducten uitgeeft. Bewaar de gegevens over de transfusie in het transfusiearchief van het uitgevende laboratorium en in het zorgdossier van de cliënt. Vereniging hematologische laboratoriumdiagnostiek: Protocol Transfusie in verpleeghuizen en woonzorgcentra, 2011, www.de-vhl.nl/bloedtransfusie (externe link). Achtergrondinformatie Toedienen van bloedproducten: 1 (van 6) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Infuusbehandeling 30 Toediening van bloed Een bloedtransfusie is een handeling met veel risico’s. Wanneer de cliënt een transfusiereactie krijgt of het verkeerde bloed wordt toegediend, kan dit tot ernstige schade en zelfs overlijden van de cliënt leiden. Toedieningswijze Bloedproducten kunnen gegeven worden via: een perifeer infuus; een Centraal Veneuze Katheter (CVK); een Perifeer Ingebrachte Centrale Katheter (PICC); een Port-a-Cath. Gebruik volumegestuurde infuuspompen en spuitenpompen wanneer het transfunderen van bloed(producten) in de fabrieksspecificaties van de pomp vermeld staat. Bloedproducten mogen als zij-infuus worden toegediend via een koppelsysteem, indien de hoofdlijn is afgesloten. Aandachtspunten cliënt Voor het veilig verlopen van een bloedtransfusie is het van belang te zorgen dat de juiste cliënt het juiste bloed(product) krijgt. Ernstige transfusiereacties zijn meestal het gevolg van verwisseling van het bloed(product). Controleer de gegevens van de cliënt en het bloed(product). Controleer en observeer de vitale functies van de cliënt om (transfusie)reacties tijdig vast te stellen. Controle gegevens cliënt De bloedtransfusielaboratoriummedewerker dient voor onderstaande voor controles voor uitgifte te paraferen en een daartoe bevoegde persoon van de zorgorganisatie van de cliënt. naam, initialen, adresgegevens geslacht geboortedatum identificatienummer aanvraag en bloedproduct productnummer bloedgroep aanwezigheid van antistoffen (de kruisproef dient negatief te zijn) Controle bloedgroep De bloedgroep van de donor en de ontvanger moeten verenigbaar zijn. Er zijn meer dan 100 bloedgroepen, maar voor de dagelijkse praktijk gaat het vooral om de bloedgroepen A / B / 0 / AB en om de rhesusfactor positief of negatief. De combinatie van deze twee systemen levert dus 8 bloedgroepen op: A+, A-, B+, B-, 0+, 0-, AB+ en AB- 1 . In onderstaand schema wordt weergegeven welke bloedgroepen verenigbaar zijn. Bloedgroep cliënt O A B AB 1 © Vilans 27-02-2014 Donor erytrocyten O A en O B en O AB, A, B en O Sanquin bloedvoorziening, geraadpleegd januari 2014 (externe link). Achtergrondinformatie Toedienen van bloedproducten: 2 (van 6) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Infuusbehandeling 31 Tabel: verenigbaarheid van bloedgroep ontvanger en donor 1 . 85% van de mensen is rhesus positief en 15% van de mensen is rhesus negatief. Rhesusnegatieve cliënten mogen geen rhesuspositieve bloed(producten) krijgen. rhesusfactor Donor + Donor - cliënt + ja ja cliënt ja nee Tabel: verenigbaarheid van rhesusfactor bloedgroep ontvanger en donor. Controle vitale functies Observeer de cliënt, leg de volgende vitale functies vast. Observeer de cliënt gedurende de eerste 5-10 minuten van de transfusie intensief. Controleer voor, tijdens en na de transfusie onderstaande vitale functies. Het doel daarvan is tijdig een evt. transfusiereactie te observeren. vóór transfusie 5-15 minuten na start transfusie bij transfusiereactie bij afkoppelen na transfusie temperatuur + + + + + pols + + + + + bloeddruk + + + + + beoordelen conditie cliënt + + + + + vastlegging van toediening + vastlegging wel/geen transfusiereactie + Tabel: schema voor het controleren van de vitale functies 2 . Aandachtspunten toediening Toedienen van bloed(producten) gebeurt in opdracht van de behandelende arts. De arts bepaalt de toedieningssnelheid. Aandachtspunten vóór de toediening Vul het aanvraagformulier voor bloedproducten volledig in en voorzie het van een handtekening van de verantwoordelijke arts. Bloedproducten kunnen alleen worden uitgegeven indien de bloedgroep van de cliënt twee maal is bepaald uit twee onafhankelijk van elkaar afgenomen bloedmonsters. Haal elke eenheid afzonderlijk op bij het bloedtransfusielaboratorium. Neem bij ophalen van bloed(producten) een identificatie(sticker) van de cliënt en van de verpleegkundige mee. De transfusielaboratoriummedewerker dient, voor uitgifte van het bloed(product), identificatiegegevens te controleren en paraferen; de daartoe bevoegde persoon controleert en tekent voor ontvangst (zie hierboven ‘controle gegevens cliënt’). Bloedproducten mogen niet bewaard worden in ongecontroleerde situaties. Dien de eenheid van het bloed(product) direct nadat deze is opgehaald toe. 1 2 © Vilans 27-02-2014 Reader bloedtransfusie, LUMC, 2009 (ingezien janauri 2014). Richtlijn bloedtransfusie, CBO, 2011 (externe link). Achtergrondinformatie Toedienen van bloedproducten: 3 (van 6) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Infuusbehandeling 32 Controleer voorafgaand aan iedere transfusie, met twee personen, of het bloedproduct overeenstemt met de gegevens die op het transfusieformulier zijn vermeld. Aan het bed van de cliënt dient deze dubbele controle nog eens plaats te vinden samen met de identificatie van de cliënt. Start de transfusie niet Wanneer de uiterste toediening datum/tijd is verlopen. Informeer het transfusielaboratorium, breng het bloed (product) terug. Als de eenheid is beschadigd, verkleurd of stolsels bevat, breng het bloed(product) terug naar het transfusielaboratorium. Aandachtspunten tijdens de toediening Gebruik een nieuwe infuusslang, vul deze eerst met NaCl 0,9%. Dien bij een perifeer infuus geen andere vloeistoffen en/of medicijnen tegelijk met een bloed(product) toe. Dien, wanneer dat noodzakelijk is, medicatie toe via een tweede infuusslang (aan driewegkraan), stop de toediening van het bloed(product); De toedieningsweg dient vóór en na de medicatietoediening ruim gespoeld te worden met NaCl 0,9%, waarna de transfusie herstart kan worden. Dubbel- of triple-lumen CVK’s zijn wél geschikt voor het gelijktijdig toedienen van bloed en medicatie. Reserveer één lumen voor het toedienen van bloed(producten). Prik een al aangeprikte eenheid met een bloed(product) nooit opnieuw aan vanwege infectierisico. Controleer en observeer de cliënt. Flush met minmaal 20 ml NaCl 0,9% wanneer de transfusie moet worden onderbroken. Flush de infuusslang voor de herstart ook met NaCl 0,9%. De transfusie mag niet langer dan 2 uur onderbroken worden. N.B. Onderbreek de toediening van trombocyten nooit. Spoel de infuusslang na elke transfusie met NaCl 0,9%. Vervang de infuusslang wanneer de toediening beëindigd is of ten minste na 24 uur 1 . Aandachtspunten na de toediening Retourneer het volledig ingevulde en door de arts of verpleegkundige getekende transfusie(doorslag)formulier zo spoedig mogelijk naar het bloedtransfusielaboratorium. Aandachtspunten per bloedproduct Erytrocyten De indicatie om erytrocyten toe te dienen is het bestrijden of het voorkomen van symptomen van een tekort aan zuurstofcapaciteit in het bloed. Naast de eerder genoemde aandachtspunten voor alle bloedproducten geldt specifiek voor rode bloedcellen (erytrocyten): De toedieningssnelheid is afhankelijk van de conditie van de cliënt en het toe te dienen bloedproduct. De normale inloopduur van erytrocyten bij volwassenen is 1-6 uur/eenheid. Dien de erytrocyten binnen een half uur na het uit de koelkast (koelbox) halen toe (temperatuur > 10°C). Trombocyten Het toedienen van trombocyten heeft tot doel de bloedstolling te verbeteren. 1 Flebitis en bloedbaaninfecties door intraveneuze infuuskatheters, WIP, 2010 (ingezien januari 2014). © Vilans 27-02-2014 Achtergrondinformatie Toedienen van bloedproducten: 4 (van 6) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Infuusbehandeling 33 Naast de eerder genoemde aandachtspunten voor alle bloedproducten geldt specifiek voor trombocyten: Vervoer en dien trombocyten toe op kamertemperatuur (20-24 °C; dus nooit verwarmen of koelen). Dien trombocyten, na een eenheid erytrocyten, toe met een nieuwe infuusslang. De toedieningssnelheid is afhankelijk van de conditie van de cliënt en het toe te dienen bloedproduct. De normale inloopduur van trombocyten bij volwassenen is 20 minuten/eenheid. Dien trombocyten zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 6 uur, toe. Onderbreek de toediening niet. Bepaal binnen 24 uur na toediening de na-waarde. Plasma Plasma wordt toegediend bij cliënten met een tekort aan stollingsfactoren. Naast de eerder genoemde aandachtspunten voor alle bloedproducten geldt voor plasma: Dien het ontdooide plasma zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 6 uur, toe. De toedieningsnelheid is afhankelijk van de conditie van de cliënt en het toe te dienen bloedproduct. De normale inloopduur van plasma bij volwassenen is 20-30 minuten. Complicaties bloedtransfusie Transfusiereacties De volgende transfusiereacties kunnen tijdens of na het toedienen van bloedproducten optreden. Acute reacties in het bloed (hemolytische reacties) Een acute hemolytische reactie heeft de volgende verschijnselen: – koorts (stijging temperatuur > 2 ºC), koude rillingen; – hypotensie (lage bloeddruk); – benauwdheid; – misselijkheid; – lendepijn; – snelle pols (tachycardie). Niet-hemolytische reactie Een niet-hemolytische reactie geeft een matige temperatuurstijging (38-39 oC) en koude rilling. De reactie doet zich meestal binnen 2 uur na het begin van de transfusie voor. Bij geringe temperatuurstijging (1-2 oC) zonder andere relevante symptomen, kan de transfusie doorgaans onder strikte controle worden voortgezet. Overleg met de arts. Allergische reactie Allergisch reacties zijn: – licht allergische verschijnselen: jeuk en huiduitslag; – ernstige allergische verschijnselen: glottisoedeem en bronchospasme (benauwdheidsklachten). Hoe te handelen bij transfusiereacties Bij het optreden van transfusiereacties dient gehandeld te worden volgens het vooraf vastgestelde plan van actie waarin is afgesproken hoe te handelen bij transfusiereacties of calamiteiten. Het volgende dient te gebeuren. Onderbreek de toediening van het bloedproduct direct. Waarschuw/overleg met de verantwoordelijke arts. © Vilans 27-02-2014 Achtergrondinformatie Toedienen van bloedproducten: 5 (van 6) onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Infuusbehandeling 34 Maak een NaCl 0,9%-infuus (gebruik een nieuwe infuusslang!) klaar. Meet de vitale functies (temperatuur, pols en bloeddruk) en vermeld deze op het transfusieformulier. Haal in gebruik zijnde infuusslang uit de pomp. Trek handschoenen aan. Koppel de infuusslang af en laat de canule zitten. Sluit de infuusslang met de daaraan gekoppelde eenheid bloedproduct af met een steriel afsluitdopje. Sluit nieuwe infuusslang met NaCl 0,9% aan. Laat het infuus met NaCl 0,9% inlopen met een snelheid van 40 ml per uur. Controleer de gegevens op de bloedzak nogmaals en bewaar de eenheid bloedproduct. Volg de instructies van de arts over hoe verder te handelen, of medicatie (zoals Furosemide, Clemastine, Tavegil of Prednison) toegediend moet worden. Stuur het volgende terug naar het bloedtransfusielaboratorium: – de gebruikte eenheid bloedproduct, voorzien van een afsluitspike; – eventueel bloedmonster; – het (door arts) volledig ingevulde bloedtransfusieformulier met vermelding van de transfusiereactie. Materialen Bloedproducten kunnen via een perifeer infuus, een Centraal Veneuze Katheter (CVK), een Perifeer Ingebrachte Centrale Katheter (PICC) of Port-a-Cath gegeven worden. Infuuscanules Aanbevolen wordt canules te gebruiken van 18 tot 20 Gauge voor volwassenen en van 22 tot 24 Gauge voor kinderen. De grootte van de canule wordt mede bepaald door de grootte en de kwaliteit van het bloedvat. Er is geen minimum- of maximumbreedte vastgesteld voor de canule 1 . Infuussystemen Aan infuussystemen worden de volgende eisen gesteld. Gebruik infuussystemen met een grofmazig filter (170-200μ-filter). Gebruik infuussystemen waarvan de fabrikant aangeeft dat ze daarvoor geschikt zijn. Gebruik bij gebruik van een infuuspomp, een bij de pomp passende infuusslang. Voor transfusie bij kinderen zijn speciale pediatrische toedieningsystemen voorhanden, of maak gebruik van een spuit met daaraan gekoppeld een 170-200μ-filter. Bron Richtlijn Bloedtransfusie, CBO, 2011 (ingezien januari 2014). Transfusiegids, samengesteld op basis van de CBO-richtlijn bloedtransfusie 2011 (ingezien januari 2014). 1 © Vilans 27-02-2014 Richtlijn bloedtransfusie, CBO, 2011 (externe link). Achtergrondinformatie Toedienen van bloedproducten: 6 (van 6)
© Copyright 2024 ExpyDoc