Uitwerkingen Scheikunde Curie VWO Deel 1 Hoofdstuk 2 Koolstofchemie 1 www.uitwerkingensite.nl Curie vwo 1 • Antwoorden Hoofdstuk 2 12 Hoofdstuk 2 Koolstofchemie 1 Inleiding 2.1 a b Dit is een zuivere stof (vast suiker). Dit is een oplossing van su iker in water en dus een mengsel. 2.2 Alcohol lost op in water, wasbenzine niet. Alcohol ruikt heel anders dan wasbenzine. Alcohol is (in geringe hoeveelheden) een genotmiddel dat in bier, wijn en sterke drank zit, wasbenzine nodigt niet uit tot gebruik. Alcohol is een zuivere stof, wasbenzine is een mengsel. 2.3 a b c d 2.4 De kloppende reactievergelijking is: 2 C8 H, 8 + 25 o, ~ 16 CO,+ 18 H2 0 2.5 Asfalt is reukloos, het verdampt niet en is niet giftig. Chemisch gezien is het geen gevaarlijke stof (het wordt tenslotte voor wegen gebruikt). Als vloeistof in een ·asfaltmeer' is dat minder duidelijk. Het is dus niet zeker of het omringende milieu geen gevaar toop!. 2.6 Argumenten voor de handelswijze van Shell: De opslag van het asfalt is gecontroleerd: er kan geen asfalt weglekken in het milieu, Het asfalt is later misschien beschikbaar voor hergebruik, waarvoor op dat moment geen manier bestond. Argumenten tegen de handelswijze van Shell: Anderen, met name leden van de Antilliaanse regering, zitten nu met een probleem. Het asfaltmeer gaat ten koste van (schaarse) natuur. Koolstofdioxide, C02 en water, H 20 Koolstofdioxide en zwaveldioxide, S0 2 Koolstofdioxide Koolstofdioxide en water 2.1/2.2 Koolstof /fossiele brandstoffen 2.7 a b c d 2.8 a b 2.9 a Steenkool is ontstaan uit resten van bossen die bedekt zijn geraakt met lagen klei en , zand. Steenkool bestaat voor meer dan 80% uit koolstof, kleinere hoeveelheden waterstof en zwavel en stoffen die (bij verbranden} as vormen. Aardolie bestaat uit koolwaterstoffen die tot 40 koolstofatomen kunnen bevatten . Aardolie wordt op het land gewonnen met boortorens en jaknikkers . Op zee gebruikt men boorplatforms. Door middel van (gefractioneerd e) destillatie word t de ruwe olie gescheiden in de fracties: LPG en butaan, nafta, kerosine, gasolie en dieselolie. Er blijft een residu van bitumen achter. Aardolieproducten worden gebru ikt als brandstof en als smeenmiddel, kraakproducten (etheen, propeen) zijn grondstoffen voor plastics. Verder worden aardolieproducten omgezet in wasm iddelen, kleurstoffen en medicijnen. Bossen nemen bij de fotosynthese koolstofdioxide op. Wanneer het bosoppervlak minder wordt (bijvoorbeeld door kappen van het regenwoud} kan er minder koolstofdioxide aan de atmosfeer onttrokken worden. • Curie vwo 1 • Antwoorden Hoofdstuk 2 b 13 Een schema van de koolstofkringloop is: ; { planten ~ COz r----~ (zetmeel \,1 dieren gesteenten c 2.10 a b 1 In BINAS tabel 83 C staat een zeer uitgebreid schema. Door groei van de wereldbevolking, maar vooral door economische groei, neemt het verbruik van fossiele brandstoffen sterk toe. Hierdoor is de uitstoot van C0 2 veel groter dan voorheen. De natuurlijke koolstofkringloop raakt uit balans. In steekwoorden: Uitputting fossiele brandstoffen (olie, gas, steenkool). Alternatief: biomassa (planten) verbranden vergisten (alcohol) vergassen (CO) omzetten in nafta/olie Vervangers (Nog s teeds natuurproducten: katoen, rubber) Plastics en wasmiddelen uit planten? (hangt af van hoeveelheid water/grond) Aardolie-, aardgas· en steenkoolvoorraden raken op termijn uitgeput. Biomassa kan meer dan 20% van de energieproductie leveren. Dat kan op verschillende manieren: Rechtstreeks door: - verbranden van organisch materiaal Indirect door: - vergisten tot bio-alcohol tot koolstofmono-oxide en water • vergassen bij 850 - omzetten van biomassa in nafta en dieselolie met weinig zwavel. Deze methoden zijn op den duur concurrerend met de productie van benzine uit fossiele olie. Plantaardige producten als katoen en rubber zijn nooit verdrongen door kunststoffen. Maar ook plastics (polyetheen en PVC) lijken uit biomassa gemaakt te kunnen worden. Gewasverbetering, daarvoor zijn voldoende water en bodem nodig. Bij het verbranden van biomassa komt weliswaar koolstofdioxide vrij , maar die is nog niet zo lang geleden ( 1 tot 30 jaar) door planten en bomen aan de atmosfeer onttrokken en kan worden gebruikt als koolstofbron voor de volgende generatie 'industriële' gewassen. •c c d Voordelen winnino milieu ooslaa/transnort Nadelen winnina milieu ooslaa/transnort 2.11 a b Fossiele brandstoffen (vrij) eenvoudio . Fossiele b randstoffen Alternatieve brand stoffen bewerkeliik duurzame enern iebron dicht bii huis - Alternatieve brandstoffen veel arond nodin broeikaseffect olieramoen lanae aanvoerlijnen - . Aardolie is goedkoop. De bewerkingen die aardolie moet ondergaan om als brandstof te dienen, zijn betrekkelijk eenvoudig. Aardolie bevat een groot aantal chemische verbindingen die elk voor zich bruikbaar zijn voor bepaalde chemische producten (plastics, wasmiddelen, medicijnen, kleurstoffen). • Curie vwo 1 • Antwoorden Hoofdstuk 2 2.3 2.12 2.13 14 Atoombinding; covalentie Atoombindingen worden met streepjes aangegeven: enkelvoudig, dubbel of drievoudig. Covalentie: c 4 N 3 0 2 Cl 1 H 0 2.14 Il H- C- C- 0 - H 1 H Cl 1 2.15 a Cl C- CI b 1 Cl H- N- H 1 c S=S H 2.16 zwaveldioxide, $0 2 Elgenschaooen onbrandbaar, kleur- en reukloos blauw, prikkelt luchtwegen, kankerverwekkend, UV-filter kleurloos, stekende geur, giftig stikstofoxiden, NO, vormen zure reoen Gas koolstofdioxide, C02 ozon, 0 3 2.4 Voorkomen in de atmosfeer, ooaelost in water stratosfeer, elektrische ontladingen bij verbranding van zwavelhoudende brandstoffen ontstaan bii hoae temoeratuur uit lucht Koolwaterstoffen-1 :Ketens 2.17 Stof methaan ethaan propaan 2.18 2.19 ' uit aardolie uit aardolie butaan uit aardolie octaan I iso-octaan uit aardolie Toeoassina brandstof voor verwarming oroductie van methanol en ammoniak oroductie van etheen LPG aanstekergas productie van etheen en propeen LPG campinggas productie van svnthetische rubber bestanddeel van benzine c"c In een onverzadigde verbinding is een C=C binding of een binding aanwezig; in een verzadigde verbinding (een alkaan) zijn alle koolstofatomen aan vier andere atomen gebonden. a b ,-- Winning uit aardgas en biogas • Alkenen: - hebben een dubbele binding; • hl'!bben rond de C=C binding een vlakke structuur. Alkenen: - zijn slecht oplosbaar in water; - hebben een laag kookpunt; - kunnen met de C=C binding reacties geven. C0 H2n j 15 Cune vwo 1 • Antwoorden Hoofdstuk 2 c d 2.20 a b Alkynen: - zijn slecht oplosbaar in water; - hebben een laag kookpunt; - zijn lineair rond de C= C binding. Ethyn (acetyleen) wordt gebruikt bij lassen. Een vertakt alkaan is een alkaan met tenminste één zijtak. Je kunt ook zeggen: een alkaan waarvan ten minste één koolstofatoom gebonden is aan drie andere koolstofatomen. Nee, de formule C,H, 0 kan zowel een vertakte als een onvertakte koolstofketen voorstellen. 2.21 Isomeren zijn stoffen die dezelfde molecuulformule hebben, maar een verschillende structuurformule. 2.22 De molecuulformules zijn: a C 4Ha b ~H 5CI c d e C.H ,0 G,;H" C,H5CI Isomeren z11n: bene 2.23 2.24 2.25 a b CaH1a a b CsH12 C\ eeQ):, :,_ , 1 C29Hoo CaH1s CH;i Cl-\) CH Cl-\) a b Cl-\) Cl-\)-CH- CHi - C-CH,i-CH;i CH;i CH;i Cl Cl c C =C 1 1 Cl H d e Br - CH,i- CH-CI-\) f CH;i CH;i Cl-\) 2.26 a b c d e 2.27 a b c d e propeen 2-methyl-2-penleen ethyn 2-pentyn 1,3,5-hexalrieen 1-broom-4-chloorbutaan 1,3-pentadieen pentachloorelhaan 2,2,3-trimethylpentaan 1,3-pentadiyn Br 2.28 1 a - C-C1 Br 1.1.<JobroOmelhaan 1 1 1 - C- C1 1 Br Br 1.2-<11broomelhaan • 16 Curie vwo 1 • Antwoorden Hoofdstuk 2 b Kookpunt en oplosbaarheid van beide stoffen kunnen verschillen: isomeren zijn verschillende stollen. H H Cl H 2.29 1 1 a C= C F F 1 1 b C= C c C= C 1 H Cl Cl Cl 2.31 a b F F C, 8H 360 2 + 26 0 2 7 18 C0 2 + 18 H 20 C1aH3s02 + 8 0 2 7 18 C + 18 H 20 2.32 De eerste drie uit de reeks alkynen zijn: C 2 H" C3 H" c.H6 • De algemene formule is CnH 2,,.2. Een andere methode: vergelijk alkenen met de overeenkomstige alkynen: Alkenen C2H. C3H6 C,H8 Alkynen C2H2 C3H, C,Hs De algemene formule van de alkenen is C.H 2•. Het alkyn heeft steeds twee H atomen minder dan het alkeen. 2.33 a b tabel 40 B geeft de kookpunten. grafiek van koolwaterstof (aantal koolstofatomen horizontaal) tegen kookpunt (verticaal in K) 1 112 2 185 231 3 4 273 309 5 BINAS 6 c 2.34 a b c 2.35 a/b 342 7 372 In de bergen is de temperatuur vaak onder 0 •c (273 K). Butaan is dan vloeibaar. het verdampt dan niet meer (voldoende), waardoor je het niet meer als brandstof kunt gebruiken. Het kookpunt van propaan ligt zoveel lager dat deze brandstof nog steeds gebruikt kan worden. Het aantal C atomen van de alkanen verandert niet, maar er worden vertakte moleculen gevormd, die isomeer zijn met de onvertakte. Wanneer de benzine met octaangetal 85 gemengd wordt met evenveel van stof A (met octaangetal 106) zal het mengsel een octaangetal van 95,5 hebben. Het octaangetal van de benzine' moet 98 worden. Er is dus van stof A meer nodig dan van de benzine met octaangetal 85. Er is 1,0 L 'benzine-85' en x L stof A. Na mengen is er (1,0 + x) L 'benzine-98'. 1,0 • 85 + x • 106 (1,0+x) • 98. Hieruit volgt x 1,6 L stof A (in twee significante cijfers). = = Ctii= CH-CHz-Cfii 1-buteen Cfi.i- CH=CH-CH;i 2-buteen Cl-lz c1 CH;i (2-)methylpropeen CH3 2.36 a/b Cfi.i- C" C- CHz - CH.i 2-pentyn CH ; C- CH- CJ-\i 3-methyl-1 -butyn 1 Cfi.i • Curie vwo 1 • Antwoorden Hoofdstuk 2 2.37 17 a/b Ga systematisch te werk: neem eerst de langste onvertakte keten, haal er een methylgroep af en plaats die achtereenvolgens op verschillende plaatsen van de hoofdketen, tot je (van de andere kant tellend) op verbindingen uitkomt d ie je al gehad hebt. Verkort de hoofdketen dan met twee methylgroepen en plaats die weer systematisch aan de hoofdketen, weer tot je (van de andere kant tellend) op stoffen uitkomt d ie al geweest zijn. Dan krijg je de volgende isomeren: 2-methylpentaan 3-methylpentaan CH:J CH3 1 CH3 - C- CHz- CH3 CHJ - CH - CH- CH3 1 1 CH:J CH;i 2,2-dimethy1butaan Cl 1 Cl Cl 1 1 - cc- c1 1 2.38 2,3-dimethylbutaan 1 Cl 1 - cc- c1 1 1 Cl 1, 1-dichloorpropaan 2.39 a b c d 2.40 a b 2.5 2.41 1,2-dichloorpropaan Cl 1 1 1 1 Cl 1 - c- c- c- 1 1 1 1 1 Cl - c- c- c- 1,3-dichloorpropaan 2,2-dichloorpropaan 3-methy1pentaan 4-methy1heptaan 2-methytpentaan 3-chloor-1-propeen Drie bindingen bevinden zich op de grootst mogelijke afstand wanneer de hoek 120° is. De atomen die bij die bindingen betrokken zijn, liggen dan in een (plat) vlak. De grootst mogelijke afstand is in dit geval een hoek van 180°, de atomen liggen op een rechte lijn. Karakteristieke groepen a b Een homologe reeks is een groep stoffen die steeds een CH 2 groep verschilt. Kenmerken van homologe reeksen: alkanolen: OH groep, alkaanaminen: N H2 groep, alkaanzuren : COOH groep. 2.42 Verzadjnd alkanen: alleen enkele bindingen halogeenalkanen : alkaan+X (X = F, Cl, Brofl) Onverzadiad alkenen, C=C alkynen, C =C • alkanolen: alkaan+OH (CHsOH als kleinste) alkaanaminen: alkaan+NH2 (CH3NH2 als kleinste) alkaanzuren: alkaan met een COOH groep (HCOOH als kleinste) • Curie vwo 1 • Antwoorden Hoofdstuk 2 18 2.43 a Het amine bevat een NH 2 groep. Voor de koolstofketen blijft C2H4 over. Dil kan geen alkaanamine zijn. Er is geen structuurformule met een NH 2 groep te verzinnen die aan deze molecuulformule voldoet. b Voor de koolstofketen blijft C3 H7 over. Dit kan een alkaanamine zijn: 1·propaanamine of 2-propaanamine. c De overblijvende koolstofketen is C,H 7• Dit kan geen alkaanamine zijn . Een alkeenamine als 3-buteen-1-amine is mogelijk. 2.44 a CH2- CH2- CH2- Cfia 1 OH l·butanol Cfia- CH - CH2- CHa 1 OH 2-butanol CH:i b CH2- CH CHa CHa CHa- C CHa OH OH 2-methyl-1 -propanol 2-methyl-2-propanot 2.45 Een keten van 18 koolstofatomen heet octadecaan (zie BINAS tabel 103 8). Het hiervan afgeleide zuur is octadecaanzuur. Het koolstofatoom van de zuurgroep krijgt nummer 1. Dubbele bindingen beginnen dan bij de koolstofatomen Cg, C 12 en C, 5 . De systematische naam van linoleenzuur is 9, 12,1S-octadecatrieenzuur. Die naam wordt ook in BINAS tabel 103 A gegeven. 2.46 a CO + 2 H2 -7 CH30H b bio-ethanol ~ euro per m 0,159 biomethanol 65 · x euro per m3 0,159 90 biodiesel · x euro per m 3 0,159 x = koers in euro per dollar, zie teletekst pag. 568 of zoek op internet of in de krant. 159 L 0,159 m3 • 3 = 2.47 2.48 2.49 2.50 Scheikundigen hebben afgesproken dat een alcohol een molecuul is dat een OH groep bevat (zuren uitgezonderd), ook wanneer er andere groepen in het molecuul aanwezig zijn . De naam ethanol verwijst naar een verzadigde koolstofketen die alleen een OH groep bevat. Alkanolen vormen één groep van de grotere verzameling van alcoholen . a b Het molecuul bevat een OH groep. C,0H200 a H2N - CH2- CH2-CH2- CH2 - Nl-lz b H2N - Cl-lz CH2 - CH2 - Cl-lz- Cl-lz - Cl-lz-Nl-lz a b c 2-ethyl-1-butanol 1-pentaanamine 1,3-propaandiol H2N - CHz - CH2 - CH2 Cl-ii - CHz- NHz • Curie vwo 1 • Antwoorden Hoofdstuk 2 2.51 a Cl-IJ 19 b CH;i - CH- CH- CHi - CH;i 1 CH- OH NHi NHi 1 CH OH 1 CHi- OH c 0 CH3 0 Il d HO- C- CHi - CHi- CHi- CHi- C-OH b CHi - C- CH;i CH OH 1 C- OH Il 0 COOH H~ - CH 2.52 a 1 CHi OH 1 CH3- CH- CH3 c HOOC- CH- COOH d ~N - CHz - CH - CHz - NHz CHi CH;i CH;i 2.53 a b c d 2.54 a b c 2.6 1,2,3,4-butaantetraol 2,3-dihydroxybutaandizuur 2-amino-3-hydroxybutaanzuur Koolwaterstoffen-2: Ringen 2.55 Cycloalkanen zijn ringvormige, verzadigde koolwaterstoffen. 2.56 De algemene formule van cycloalkanen is C0 H10 2.57 Benzeen bestaat uit een vlakke zesring van koolstofatomen. Aan elk koolstofatoom is een waterstofatoom gebonden. Het bijzondere van benzeen is dat zes bindingen geen vaste plaats hebben, maar uitgesmeerd zijn over de zesring. 2.58 Aromaten zijn moleculen met een of meer benzeenringen. 2.59 Cycloalkanen zijn isomeer met alkenen. 2.60 c d e ,- - 1,2-ethaandiol 2,2-dimethyt-1-propaanamine 1,2,3,4,5-pentaanpentaol ethaandizuur De hoeveelheid benzeen die je (via de longen of de huid) binnenkrijgt, ligt meestal ver onder de MAC-waarde. Bij veel morsen kan een piekbelasting optreden die boven de MAC-waarde ligt De tijd waarin je hieraan blootgesteld wordt, is echter kort. Benzinestations moeten een afgesloten vloer hebben, waardoor benzine het grondwater niet kan bereiken. Curie vwo 1 ·Antwoorden Hoofdstuk 2 H 2.61 a H 20 H , C-C c CH:J b c -·c c 1 _c c CH:J H CH:J ,.)-. Ci-1i = C- CH3 c~ c C· C· © d lQJ ' CH= CH2 OH 2.62 a 1 1,,,.··~· . ,; :1 b ., l 7 ·f'' c Óî -~ d H2N CH COOH CH2- Ö OH 2.63 a b c d cyclohexanol 2-hydroxybenzeencarbonzuur 1,2-difenylethaan 3-chloor-1,4-cyclohexadieen 2.64 a b c d e 1,4-benzeendicarbonzuur 3,5-dibroomcyclohexeen fenylmethanol difenylmethaan 2-propylbenzeen 2.65 a Van DDT werd in 1939 de insectendodende werking ontdekt. Na de Tweede Wereldoorlog, met slechte hygiënische omstandigheden, is door toepassing van DDT het aantal sterfgevallen sterk gedaald. Ook het aantal malariagevallen daalde sterk. DDT is een stabiele stof die zich ophoopt in vetweefsel van dieren (en de mens). Door DDT wordt de eierschaal van vogels zo dun, dat zij met uitsterven bedreigd werden. Daarom is de stof verboden. Hel gevolg is een toename van het aantal malariagevallen - mede doordat insecten resistent werden tegen DDT. b c1 -fr,cH-O- c1 Cl - C- CI 1 Cl 2.67 e De gekozen plaatscijfers moeten zo laag mogelijk zijn. Volgens de regels zou de naam 2,2·. .. • 1, 1,1-... moeten zijn. a X: cycloalkanen ; Y: alkenen : Z: alkynen (of Yen Z verwisseld); P: aromaten. b carbonzure.,..,...,....._ alcoholen • Curie vwo 1 • Antwoorden Hoofdstuk 2 21 Afsluiting 2.68 Producten worden toegepast als brandstoffen, grondstof voor plastics, wasmiddelen, kleurstoffen en medicijnen. 2.69 a b 2-penteendizuur (de 2 mag worden weggelaten) 1,3-butadieen ethaanamine 2-propanol 1,2-dichloor-1,2-difenyletheen c d e CH:i 2.70 CH:i- CHz-CHz-C - CHzOH a b 1 CH:i CH3 0 Il H2N - CH- C- OH c d CH:i- CH- CH:i 0 2.71 1 a H - C-NHz b H -C=NH u ,©t°' 1 OH c Er gebeurt niets met de atoombindingen als de stof kookt. Bij koken worden alleen de bindingen tussen de moleculen verbroken, niet binnenin de moleculen. 1 2.72 1 1 1 1 1 1 C=C-C- 1 c-c c1 c1 cl 1 - C C=C- C1 1 1·buteen 2-buteen 1 1 l (2-)methylpropeen c- c1 1 -c- c- ' cyclobutaan 2. 73 methylcyclopropaan Er zijn vier isomeren: CHz- CHz-CHz-CHJ 1 OH 1-butanol 2·butanol OH Ctii CH- CH:i OH CH:i 1 2-methyl-1-propanol 1 - c- CH;i- C- CH:i 1 CH:i 2-methy1·2-propanol
© Copyright 2024 ExpyDoc