1.2. Doelstellingen Module 2: Koolstofchemie 1.2.1

1.2. Doelstellingen Module 2: Koolstofchemie
1.2.1. Doelstellingen hoofdstuk 1: Inleiding tot de koolstofchemie
Wat moet je kunnen?
1. De samenstelling van een koolstofatoom geven. De elektronenverdeling van een koolstofatoom geven voor de
grondtoestand en de prebindingstoestand. Verklaren waarom de prebindingstoestand nodig is.
2. Een verband leggen tussen het aantal elektronen op de buitenste schil van een atoom en het aantal bindingen
dat het atoom zal maken.
3. Een verkorte notatie van een uitgebreide structuurvoorstelling geven en omgekeerd.
4. De verschillende redenen geven waarom er zo veel koolstofverbindingen zijn.
Wat moet je kennen?
De volgende begrippen: carbocyclisch, heterocyclisch, aromatisch, alifatisch.
1.2.2. Doelstellingen hoofdstuk 2: Koolwaterstoffen
Wat moet je kunnen?
1. De samenstelling geven van een KWS.
2. Een omschrijving geven van een alkaan en uitleggen waarom men die verbindingen verzadigd noemt.
3. Voor de reeks van de tien eerste alkanen de juiste naam en de juiste formule geven.
4. Een omschrijving geven van een alkeen en een alkyn en uitleggen waarom men die verbindingen onverzadigd
noemt.
5. De structuur van benzeen volledig beschrijven.
Wat moet je kennen?
1. De definitie, de naamvorming en de algemene formule van een alkaan, een alkeen, een alkyn, een cycloalkaan,
een aromaat.
2. Enkele voorbeelden met hun belangrijkste toepassingen van de verschillende subgroepen van die
verbindingsklasse.
3. Een aantal begrippen: verzadigd en oververzadigd, keten- en ringstructuur, aromaat, vertakte en onvertakte
keten, resonantiehybride en mesomerie.
1.2.3. Doelstellingen hoofdstuk 3: Monofunctionele koolstofverbindingen
Wat moet je kunnen?
1. In een gegeven structuur de kenmerkende groep(en) herkennen.
2. Een gegeven structuur de juiste naam geven.
3. Van een gegeven naam de juiste structuur geven.
Wat moet je kennen?
1. De voorbeelden die uitvoerig besproken zijn in dit hoofdstuk.
2. Het algemeen principe voor de naamvorming.
1.2.4. Doelstellingen hoofdstuk 4: Isomerie
Wat moet je kunnen?
1. De verschillende vormen van isomerie opsommen.
2. Voor keten- of structuurisomerie een omschrijving formuleren en illustreren aan de hand van een voorbeeld
van minimaal twee isomere vormen.
3. Voor plaatsisomerie een omschrijving formuleren en illustreren aan de hand van een voorbeeld van minimaal
twee isomere vormen.
| Lab 3e graad | Handleiding Deel 1
| 4. Bij de halogeenalkanen een duidelijk onderscheid maken in reactietype naargelang de concentratie van de base.
5. De reactievergelijking schrijven voor de volledige verbranding van koolwaterstoffen, alcoholen, alkanalen,
alkanonen, ethers en esters.
6. Voor om het even welke koolstofverbinding de oxidatietrap van elke koolstof bepalen en in een reactie zien of
de oxidatietrap verandert.
7. Het zure gedrag van alkaanzuren verklaren en toepassen in reacties.
Wat moet je kennen?
De verschillende reactiesoorten: substitutie, eliminatie, additie, nucleofiele reactie, elektrofiele reactie,
radicalaire reactie.
1.2.7. Doelstellingen hoofdstuk 7: Kunstpolymeren
Wat moet je kunnen?
1. Het temperatuurgedrag van kunststoffen bespreken.
2. Een aantal technieken die gebruikt worden voor het vormgeven uitleggen aan de hand van een gegeven figuur.
3. De mogelijkheden en problemen bij de recyclage van kunststoffen toelichten.
Wat moet je kennen?
1. De verschillende bereidingswijzen van polymeren: polymerisatie, polycondensatie en polyadditie. Je moet ze
ook kunnen uitleggen.
2. De begrippen thermoharder, thermoplast, elastomeer.
| Lab 3e graad | Handleiding Deel 1
|