uitgave i.s.m. de Nederlandse Vereniging voor Neurologie www.deneuroloog.nl jaargang 21 nummer 2 april 2014 Nieuwe NVN-strategie Verbinden: anderhalvelijnszorg Acute Neurologie Tijd is achilleshiel van behandeling de neuroloog Jaap Reijneveld: ‘Neuro-oncologische kwaliteitscriteria ontwikkelen’ Etalagestages Waardevolle aanvulling advertentie onderzoek Passie om verder te komen Biogen Idec behoort sinds jaren tot ’s werelds toonaan- geneesmiddelen met belangrijke meerwaarde voor onze gevende van patiënten. Met deze geneesmiddelen heeft Biogen Idec hemofilie, neurologie en multiple sclerose in het bijzonder. Onze zich een prominente plaats in de behandeling van multiple – vanuit passie voor patiënten – sclerose verworven. Ook in de toekomst zullen wij werken biotechnologische bedrijven op het gebied actief gedreven research richt zich op onderzoek en ontwikkeling van unieke en aan steeds betere behandelingen voor onze patiënten. innovatieve geneesmiddelen. Hiermee onderstrepen wij onze Dat is onze passie. missie die gericht is op het ontwikkelen van hoogwaardige Biogen Idec International BV, Prins Mauritslaan 13-19, 1171 LP Badhoevedorp www.biogenidec.nl 6 10 Kwaliteitscriteria als stimulans voor regionaal netwerken De landelijke werkgroep Neuro-Oncologie is opgericht ter optimalisering van de multidisciplinaire behandeling van tumoren van het centrale zenuwstelsel. 14 ‘Je kent elkaars stress; hetzelfde beroep zorgt voor onderling begrip’ Neurologen Steven de Froe (67) en Alma Weber (58) zijn al dertig jaar getrouwd en werkten twintig jaar samen in hetzelfde centrum. Verbinden: anderhalvelijnszorg Twee projecten rond anderhalvelijnszorg: de verpleegkundige als brugfunctionaris tussen neuroloog en huisarts, en de neuroloog als wijkspecialist. 16 ‘Tijd is de achilleshiel van deze behandeling’ Prof. dr. Yvo Roos, hoogleraar Acute Neurologie in het AMC, doet onderzoek naar trombolyse en endovasculaire behandeling bij patiënten met een acuut herseninfarct. De factor tijd is allesbepalend bij de klinische effectiviteit van beide interventies. 18 ‘Blijf in staat je te verwonderen’ Dr. Martin Laman is opleider klinische neurofysiologie in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis en winnaar van de Zilveren Babinski 2013. & 4 4 9 20 ‘Etalagestages vormen mooie aanvulling op het reguliere curriculum’ Aios kunnen tijdens de laatste twee jaar van hun opleiding stage lopen in een ander opleidingscentrum. Zowel aios als opleiders zijn lovend over deze opleidingsstages. VOORWOORD Onbescheiden bescheiden NIEUWS Voor u geselecteerd GESCHIEDENIS Over onthouden en vergeten –Luria’s romantische wetenschap 13 19 22 23 COLUMN BBC United we stand COLUMN VAAN Update dreigende opleidingsverkorting NVN Mededelingen PROMOTIES Overzicht 4 de neuroloog april 2014 voorwoord nieuws Ziekte van Alzheimer Dodelijker dan gedacht Onbescheiden bescheiden De neuroloog moet ‘onbescheiden bescheiden’ zijn! De boodschap van de NVN was duidelijk in het vorige nummer van De Neuroloog. Heeft u er ook wakker van gelegen? Hoe kunnen we nu minder bescheiden zijn, terwijl we dit blijkbaar niet in ons hebben? Er zijn natuurlijk uitzonderingen onder ons, maar over het algemeen lijkt het beeld wel te kloppen. De titel van het artikel werd ook treffend geïllustreerd door een leeg billboard met in een hoekje de tekst ‘Bescheidenheid siert de neuroloog (niet)’. Dat moet dus anders, maar hoe? Gelukkig biedt dit nummer hoop dat het wel goed zal komen met de neuroloog. Het advies van het bestuur was om successen te claimen en een voorbeeld hiervan vindt u op pagina 16. Het eens zo stoffige en beschouwende vak neurologie is drastisch aan het veranderen. De acute hersenhulp is in opkomst en de tijd tussen de binnenkomst van de patiënt en de trombolyse wordt steeds korter. In het AMC is de mediane tijd slechts een half uur! Als de doorlooptijd bij u ook een half uur of minder is, nu of straks, dan mag u trots zijn en verdient dit een mooie plek op een billboard op de gevel van uw ziekenhuis. Succes geclaimd! En er waren nog meer successen. Er is namelijk weer een aantal prijzen uitgereikt: de Zilveren Babinski en de Neurovasculaire wetenschapsprijs. En de prijzenslag in neurologisch Nederland is nog niet voorbij, er zullen er nog meer volgen. Dus wanneer u straks een van de gelukkigen bent, dan verdient uw naam ook een plekje op het billboard. Een ander advies was om een rol te spelen in het veranderende zorglandschap. Ook daarvan vindt u een voorbeeld in dit nummer. Een nieuw initiatief is de neuroloog als wijkspecialist. Deze vorm van anderhalvelijnszorg zorgt voor een betere samenwerking tussen de huisarts en de neuroloog en leidt tot verbetering van de kwaliteit van verwijzingen en uiteindelijk tot een verhoging van kwaliteit van de zorg. Wederom een prestatie die het billboard verder kan opvullen. Hopelijk stelt het lezen van dit nummer u dus weer een beetje gerust. Het komt wel goed met de neuroloog; we worden straks allemaal wat minder bescheiden. Namens de redactie, Daniëlle de Jong De ziekte van Alzheimer is een stuk dodelijker dan tot nu toe werd gedacht, concluderen Amerikaanse onderzoekers. Vaak wordt het overlijden van iemand met de ziekte van Alzheimer niet toegeschreven aan de ziekte, maar aan een onderliggende doodsoorzaak zoals een longontsteking. Volgens onderzoeker Bryan James van het Rush University Medical Center in Chicago staat er nu vaak de verkeerde doodsoorzaak op de overlijdensakte van mensen die zijn overleden door Alzheimer. Voor het onderzoek volgden de wetenschappers 2.566 mensen van 65 jaar en ouder. Jaarlijks werden ze getest op dementie. Na ongeveer acht jaar overleden 1.090 van de deelnemers, 559 ontwikkelden de ziekte van Alzheimer. Het sterftecijfer onder de deelnemers tussen de 75 en 84 jaar was vier keer hoger na de diagnose van de ziekte van Alzheimer en bijna drie keer hoger bij mensen ouder dan 85 jaar. Jaarlijks sterven er officieel 83.494 Amerikanen aan de ziekte van Alzheimer. Volgens de onderzoekers ligt dit aantal in werkelijkheid zes keer hoger en sterven er 503.400 Amerikanen per jaar aan de ziekte. Daarmee zou de ziekte in de top 3 van doodsoorzaken komen. De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het vakblad Neurology. Bron: www.gezondheidsnet.nl A condition without boundaries Europese Polio Conferentie Van 25 tot 27 juni 2014 wordt in Amsterdam de tweede Europese Polio Conferentie gehouden, met als titel Post Polio Syndrome Conference – A condition without boundaries. De organisatie verwacht meer dan vijfhonderd deelnemers, waaronder revalidatieartsen, neurologen, fysiotherapeuten, virologen, onderzoekers, voormalige poliopatiënten en hun verzorgers. Met name 26 juni is interessant voor neurologen, met in de ochtend onder meer een lezing van prof. dr. M. de Visser, neuroloog in het AMC, onder de titel Differential diagnosis of PPS and the role of imaging. Het congres wordt voorgezeten door prof. dr. Frans Nollet, hoogleraar Revalidatiegeneeskunde aan het AMC. Bron: http://polioconference.com nieuws 5 de neuroloog april 2014 Project MineE DNA-database voor ALS ALS-patiënten Bernard Muller en Robbert Jan Stuit zoeken 15.000 proefpersonen met ALS en 7.500 controlepersonen die hun DNA-profiel willen afstaan voor een database met genetisch materiaal. lig internationaal ALS-onderzoek uitvoeren. Het onderzoek heet project MinE, genoemd naar ‘mining’ en ‘in me’, daar waar alle genetische geheimen liggen opgeslagen. Bron: http://projectmine.com Op basis van deze databank gaat het ALS Centrum in het UMC Utrecht een grootscha- Verschillen op lipidenniveau Bloedtest voorspelt Alzheimer Een bloedtest kan in de toekomst voorspellen welke mensen waarschijnlijk binnen drie jaar de ziekte van Alzheimer zullen krijgen, blijkt uit een onderzoek van Georgetown University. De onderzoekers analyseerden bloedmonsters van 525 proefpersonen van 70 jaar en ouder. Een deel van de proefpersonen ontwikkelde in de vijf jaar daarna de ziekte van Alzheimer of mild cognitive impairment (MCI). Vervolgens vergeleken de onderzoekers 53 bloedmonsters van mensen met Alzheimer of MCI met de bloedmonsters van 53 deelnemers zonder deze aandoeningen. Ze vonden verschillen in het niveau van 10 lipiden. Daarna bekeken ze ook de ande- re monsters. Aan de hand van deze 10 vetten bleken ze met een nauwkeurigheid van 90 procent te kunnen voorspellen wie de komende drie jaar waarschijnlijk last zou gaan krijgen van de ziekte van Alzheimer en wie niet. Het is niet duidelijk wat precies de verandering van de vetten in het bloed veroorzaakt, mogelijk hebben ze te maken met veranderingen in het brein. Omdat deze studie maar onder een klein aantal proefpersonen is uitgevoerd, is er meer onderzoek nodig voordat de test in de toekomst in de praktijk gebruikt kan worden. De resultaten van het onderzoek verschenen in Nature Medicine. Bron: www.gezondheidsnet.nl Onderzoek NVZ No show ziekenhuizen gedaald De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) heeft in januari 2014 haar leden opnieuw bevraagd op hun no-showpercentage. Onder ’no show’ verstaan we het niet op komen dagen van de patiënt in een ziekenhuis voor een geplande afspraak en of behandeling zonder zich vooraf af te melden. Het percentage is nu gedaald naar 3,3 procent. De maatregelen die ziekenhuizen nemen hebben dus duidelijk effect. Maatregelen die tot nu toe genomen worden variëren van het sturen van sms’jes van tevoren tot achteraf bellen om de reden van wegblijven te achterhalen. Het terugdringen van no-show is belangrijk om verspilling in de zorg tegen te gaan. Bron: Medisch Contact Dr. Cees Franke (links) reikt de Neurovasculaire wetenschapsprijs uit aan Loes Rutten-Jacobs. Neurovasculaire wetenschapsprijs 2011-2013 Loes Rutten-Jacobs, onderzoeker aan het Radboudumc te Nijmegen, ontving op 17 januari jl. de Neurovasculaire wetenschapsprijs voor haar artikel Long-term mortality after stroke among adults aged 18 to 50 years, gepubliceerd in de JAMA 2013. Deze prijs, een cheque ter waarde van 1.000 euro, is uitgereikt tijdens de jaarlijkse nascholing van de Nederlandse Neurovasculaire Werkgroep te Utrecht. De jury beoordeelde de ingezonden publicaties vooral op originaliteit, klinische relevantie en impact op het neurovasculair onderzoek in de toekomst. Janneke van Beijnum en Marcel Aries deelden de tweede en derde prijs. Janneke van Beijnum, werkzaam op de afdeling Neurologie en neurochirurgie van het Rudolf Magnus instituut van het UMC Utrecht, kreeg de prijs voor haar artikel Arteriovenous malformations. A systematic review and meta-analysis, JAMA 2011, en Marcel Aries van de afdeling Neurologie UMC Groningen voor zijn artikel Exaggerated postural blood pressure rise is related to a favorable outcome in patients with ischemic stroke, Stroke 2012. De Neurovascualaire wetenschapsprijs voor jonge onderzoekers werd voor de tweede keer uitgereikt voor de beste publicatie in de afgelopen twee jaar op neurovasculair gebied. De jury bestond uit dr. C.L. Franke (voorzitter), prof. dr. L.J. Kappelle, dr. T.W.M. Raaijmakers en. prof. dr. M. Vermeulen. Over twee jaar zal de prijs opnieuw worden uitgereikt. Bron: Nederlandse Neurovasculaire Werkgroep 6 de neuroloog april 2014 tekst: Jan Hein van Dierendonck, wetenschapsjournalist beeld: Jeroen Dietz werkgroepen LANDELIJKE WERKGROEP NEURO-ONCOLOGIE Kwaliteitscriteria als stimulans voor regionaal netwerken De landelijke werkgroep Neuro-Oncologie (LWNO) is in de jaren tachtig opgericht ter optimalisering van de behandeling van tumoren van het centrale zenuwstelsel en vanuit het besef dat deze zorg een multidisciplinaire aanpak vereist. Werkgroepvoorzitter dr. J.C. Reijneveld en dr. J.M.M. Gijtenbeek, tevens voorzitter van de werkgroep Kwaliteitsbeleid, vertellen hoe het afgelopen jaar in samenspraak met patiëntenorganisaties grote stappen zijn gezet in het ontwikkelen van kwaliteitscriteria. Jaap Reijneveld: ‘De patiëntvertegenwoordigers, de verpleegkundig specialisten en de verschillende medische disciplines hebben allemaal hun eigen inzichten voor wat betreft de optimale zorg.’ 7 de neuroloog april 2014 ‘Patiënten met een hersentumor worden erg ongelukkig als ze voor elke bij hun behandeling betrokken specialist apart naar het ziekenhuis moeten en van ieder van hen een ander verhaal horen,’ zegt neuroloog Jaap Reijneveld (VUmc/AMC). ‘Juist voor deze patiëntengroep is kwalitatief hoogstaande multidisciplinaire zorg cruciaal en voor dat doel houden we als LWNO continu een aantal richtlijnen up-to-date. We hebben kwaliteitscriteria voor de multidisciplinaire zorg van patiënten met een glioom ontwikkeld en stimuleren wetenschappelijk onderzoek naar betere behandeling en begeleiding.’ De LWNO telt momenteel circa 130 leden, met een harde kern van neurologen en verder neurochirurgen, radiotherapeuten, medisch-oncologen, radiologen en pathologen. De vier neurologen die deel uitmaken van het bestuur zijn Jaap Reijneveld (VUmc), die dit jaar de voorzittershamer overdraagt aan Anja Gijtenbeek (Radboudumc), vicevoorzitter Roelien Enting (UMC Groningen) en penningmeester Paul Bienfait (Gelre Ziekenhuis Apeldoorn). De overige leden zijn een medisch-oncoloog, een neurochirurg en een radiotherapeut. Verder zijn aan de LWNO gelieerd de LWNO-i (investigators, een multidisciplinaire groep jonge onderzoekers) en de LWNO-v (neuro-oncologieverpleegkundigen). (Inter)nationale samenwerking ‘Jaarlijks organiseren we een wetenschappelijke dag, waar 20 tot 25 leden hun onderzoek presenteren voor een gehoor van 100 tot 150 collega’s’, vervolgt Reijneveld. ‘Ook onze inbreng in de European Association for Neuro-Oncology en de European Organisation for Research and Treatment of Cancer (EORTC) is uitstekend. Nederland draagt relatief veel bij aan internationale EORTC-studies, want het gaat om zeldzame aandoeningen waarbij internationale samenwerking noodzakelijk is. Zelf ben ik lid van het Steering Committee van de Brain Tumor Group van de EORTC. We zouden als LWNO graag ook meer nationale studies opzetten voor bijvoorbeeld patiënten met een glioblastoom. Daar hebben we in Nederland zeker de vereiste organisatiegraad voor, maar het faciliteren ervan gaat onze financiële draagkracht nog te boven. Een andere ambitie is het organiseren van neuro-oncologische nascholing, waarbij we wel moeten kijken in hoeverre deze niet “bijt” met nascholing door de afzonderlijke disciplines.’ Werkgroep Kwaliteitsbeleid Al heeft de LWNO een goede landelijk dekking, toch zijn er volgens Reijneveld wel degelijk verschillen in behandeling. ‘We hebben daarover ook signalen gekregen van patiëntenverenigingen. Zo heeft de patiëntenvereniging voor niet-aangeboren hersentumoren Cerebraal ons benaderd met een set criteria. Een uitstekend initiatief ‘De norm dat je als multidisciplinair team jaarlijks vijftig nieuwe glioompatiënten moet behandelen, is tamelijk arbitrair’ en we waren het als LWNO met veel genoemde zaken eens, maar sommige criteria waren niet zo realistisch. Begin 2010 zijn we met Cerebraal en de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) gaan praten en vervolgens is onder voorzitterschap van Anja Gijtenbeek de werkgroep Kwaliteitsbeleid voortvarend van start gegaan om verder te werken aan de definiëring van kwaliteitscriteria. Daarin zitten vertegenwoordigers van Cerebraal, de NFK, het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL, dat dit initiatief logistiek ondersteunt) en de neuro-oncologieverpleegkundigen en verder LWNO-leden uit de diverse disciplines, gemandateerd door hun wetenschappelijke verenigingen. Bij de kwaliteitscriteria gaat het vooral om drie aspecten: welke disciplines en (technische) middelen zijn in een ziekenhuis aanwezig, hoe is het zorgproces georganiseerd en hoe worden zorguitkomsten gemeten en inzichtelijk gemaakt?’ Vruchtbare discussies ‘Het opstellen van de kwaliteitscriteria bracht veel discussie met zich mee,’ weet Gijtenbeek. ‘De patiëntvertegenwoordigers, de verpleegkundig specialisten en de verschillende medische disciplines hebben allemaal hun eigen inzichten voor wat betreft de optimale zorg.’ Toch ziet ze die discussies en het proces om op basis daarvan te komen tot gemeenschappelijke kwaliteitscriteria als een heel belangrijke stap in de kwaliteitsslag. ‘Alle leden van de LWNO hebben daarna commentaar kunnen leveren op de conceptcriteria en vervolgens kwam opnieuw veel discussie los. In deze eerste fase hebben we ons gericht op de structuur en het proces, met nadruk op de aanwezigheid van een wekelijks multidisciplinair overleg, de beschikking over een neuro-oncologieverpleegkundige en de aanwezigheid van een goed georganiseerde zorgketen. De criteria kunnen worden gebruikt als argument richting het ziekenhuisbestuur om betere multidisciplinaire besprekingen te faciliteren en Ò 8 de neuroloog april 2014 werkgroepen gespecialiseerde verpleegkundigen aan te stellen. De norm dat je binnen je multidisciplinaire team jaarlijks, vaak in samenwerking met een ander ziekenhuis, vijftig nieuwe glioompatiënten moet behandelen, is tamelijk arbitrair – dan kan het debat gaan over waarom veertig niet genoeg is. Uiteindelijk is besloten toch een minimumaantal te noemen, met als doel dat kleinere en grotere ziekenhuizen gaan samenwerken in netwerken waarin binnen één regionaal multidisciplinair overleg de kennis en ervaring omtrent deze patiëntengroep kan worden gedeeld. We hebben indicaties gegeven hoe snel iemand moet worden gediagnosticeerd en behandeld, maar over het vastleggen van uitkomsten wordt nog volop gediscussieerd.’ Glioblastoomregistratie Volgend jaar wordt aangehaakt bij de Stichting Oncologische Samenwerking (SONCOS), die een normeringsdocument heeft opgesteld waarin voor verschillende groepen kankerpatiënten een basis-set kwaliteitscriteria is gedefinieerd en dat jaarlijks opnieuw wordt uitgebracht. Gijtenbeek: ‘Daartoe dienen we ons eigen document te vereenvoudigen en te onderzoeken welke meetbare elementen universeel acceptabel en gemakkelijk registreerbaar zijn.’ Het vaststellen van de uitkomstnormen wordt de volgende fase. ‘Het IKNL helpt ons met het opzetten van een Dutch Glioma Clinical Registry. Er zijn momenteel verkennende gesprekken van het LWNO-bestuur met verzekeraars, farmaceuten, VWS en kankerbehandelaars om te zien of er voor de glioblastomen een zelfde soort registratieproject kan worden opgezet als inmiddels is gedaan voor patiënten met gemetastaseerd melanoom. Landelijke registratie van patiënten met een glioom, van de behandelresultaten en overlevingsdata, is nu de eerstvolgende stap.’ Ñ advertentie Uitnodiging voor neurologen de behandeling van MS Maatwerk en MRI Programma 18.00 - 18.30 uur 18.30 - 18.40 uur Ontvangst en registratie met inloopbuffet Welkom en toelichting op programma door gespreksleider en regionale moderator 18.40 - 19.00 uur Theoretisch kader 19.00 - 20.00 uur Gefilmde casuïstiek; bespreking en discussie, deel 1 • onder- versus overbehandeling • shared decision making (Gefilmde) casuïstiek en discussie 20.00 - 20.15 uur Korte break 20.15 - 21.15 uur Gefilmde casuïstiek; bespreking en discussie, deel 2 • bepalen ‘switch points’ • herken tijdig ‘the window of opportunity’ 21.15 uur Afsluiting / ’take home messages’ door sprekers 21.30 uur Drankje en napraten Gespreksleiders – regionale moderatoren Zwolle Den Bosch Amsterdam Accreditatie is aangevraagd bij NVN Rotterdam Dinsdag 13 mei 2014 Donderdag 15 mei 2014 Maandag 19 mei 2014 Dinsdag 20 mei 2014 tijd: 18.00 - 21.30 uur Er is voor 3 uur accreditatie aangevraagd bij de NVN. Bijeenkomst Zwolle Den Bosch Amsterdam Rotterdam Gespreksleider* Joep Killestein Brigit de Jong Joep Killestein Brigit de Jong Regionale moderator* Jop Mostert Gerald Hengstman Nynke Kalkers Wibe Moll *allen neuroloog Inschrijven op www.marktwo.nl tekst: Dr. Peter J. Koehler Luria onderzoekt een patiënt geschiedenis 9 de neuroloog april 2014 Over onthouden en vergeten – Luria’s romantische wetenschap In het kader van het Year of the Brain in Europe (2014) nam ik recent deel een aan een paneldiscussie over ‘geheugenverlies in film’, naar aanleiding van de vertoning van de film Zjoek (1987) van de Nederlandse cineast Erik van Zuylen. De film was gebaseerd op twee boeken van Alexander Luria: De geheugenkunstenaar en De soldaat met de kogel in het hoofd. De meesten zullen bij de naam Luria denken aan ‘de Luria’ (vuistrand-palm) bij het neurologisch onderzoek, maar wie was Luria eigenlijk en waarom schreef hij deze boekjes? Leven en werk Alexander Luria (1902-1977) werd in de Russische stad Kazan geboren als zoon van twee artsen. Na een studie sociale wetenschappen studeerde hij enige tijd geneeskunde, maar raakte geïnteresseerd in de psychologie, ging naar Moskou en werkte samen met Lev Vygotsky en Alexei Leontiev. Zij zagen het bewustzijn als een product van socio-historische processen. Na een aanvaring met de overheid, begin jaren dertig, hervatte hij zijn studie geneeskunde, werd neuroloog en kwam in de oorlog in de zuidelijke Oeral terecht als hoofd van een revalidatie-instelling. Het leverde twee belangrijke boeken op over traumatische afasie (1947; vertaling 1970; onderzoek bij 269 afasiepatienten) en herstel na hersenletsel (1948; vertaling 1963). Hij onderscheidde herstel van vernietigde cellen (overname door andere, nieuwe functie op ander niveau) en geïnhibeerde cellen (daarbij het concept diaschisis van Von Monakow gebruikend; farmacologische de-inhibitie, waarbij hij experimenteerde met galantamine). Hersenaandoeningen werden begrepen op basis van drie functionele eenheden: stam/thalamus; perceptieve achterste; en met betrekking tot gedrag voorste cortex. Na de beruchte Pavlov-sessie (1950) werd zijn lab gesloten en werkte hij aan het instituut voor defectologie. Na de dood van Stalin (1953) ging het IJzeren Gordijn op een kier open en ontving Luria collega’s uit het buitenland, vooral de VS. Romantische wetenschap Naast zijn wetenschappelijk werk, vooral over afasie en de frontaalkwab, schreef Luria twee boekjes over wat hij noemde ‘romantische wetenschap’, met beschrijving van de persoonlijkheid en emoties van de patiënt. Het eerste The man with a shattered world (1969, in het Nederlands vertaald; voorwoord door Oliver Sacks) gaat over luitenant Ljova Zasetsky, die in 1943 hersenletsel opliep en door Luria onderzocht en gerevalideerd werd. Door geheugenstoornissen had hij moeite een lijn in zijn gedachtengang aan te brengen. Hij maakte om die redenen vele aantekeningen, maar door de tevens aanwezige fatische stoornissen kon hij er geen geheel van maken. Luria heeft uiteindelijk de duizenden pagina’s samengevat en – van commentaar voorzien – uitgegeven. Het tweede boekje, The mind of a mnemonist (1968, met voorwoord van Jerome Bruner), gaat over het geheugenwonder Solomon Sjeresjevski. Deze journalist kon in feite niets vergeten. Er zijn geheugenkunstenaars die met behulp van mnemonische technieken (die overigens ook voor geneeskundestudenten beschikbaar zijn om bijvoorbeeld de anatomie onder de knie te krijgen) ontzagwekkende reeksen kunnen onthouden, meestal door associatie tussen het te onthouden materiaal en de inbeelding te lopen door een bekende straat of je eigen huis. Synesthesie Sjeresjevksi paste dit ook toe (Gorkistraat in Moskou), maar grotendeels ging het spontaan door een extreme vorm van synesthesie, dat wil zeggen een onwillekeurige gewaarwording door een stimulus van een ander zintuig. De meest voorkomende is de letter-kleur-synesthesie, maar er zijn ook kleur-smaak- en geluid-kleur-synesthesieën. Dit fenomeen komt ook bij gezonde mensen voor (naar schatting enkele procenten van de bevolking) en er zijn veel beroemde synestheten (vooral schrijvers en musici). De Amerikaanse neurowetenschapper Vilayanur Ramachandran beschouwt het als hyperconnectiviteit (in tegenstelling tot Norman Geschwinds disconnectiesyndromen) en ziet er de basis in voor creativiteit. Sjeresjevksy’s probleem was dat hij niet kon vergeten maar door de levendige beelden, die allerlei associaties opriepen, was hij dikwijls niet in staat de betekenis van woorden te doorzien en leefde hij in een oppervlakkige, concrete wereld. De filosoof Gert-Jan Lokhorst gaf het probleem destijds in een filmrecensie treffend weer: ‘Het meest aangrijpende (...) is de houding die het geheugenwonder aanneemt tegenover de toekomst. Als je herinneringen niet vervagen is het verleden oninteressant en ben je extra benieuwd naar de toekomst. Dit is het geval met het geheugenwonder; alles is voor hem onwerkelijk, het leven glijdt aan hem voorbij, hij leeft vol verwachting naar de dag van morgen, waarop er iets Groots zal gebeuren dat zijn leven pas werkelijk betekenis geeft.’ Zo kunnen mensen met een hersenafwijking op een merkwaardige wijze beroemd worden, denk aan Henri Molaison, HM, via het werk van Brenda Milner en Suzan Corkin, en Phineas Gage, via het werk van onder meer Malcolm Macmillan (An odd kind of fame), Antonio Damasio (Descartes’ error) en Dick Swaab. Luria was niet alleen een inspirerende figuur voor schrijvend neuroloog Oliver Sacks, maar ook voor de Nederlandse cineast Erik van Zuylen, die de twee boeken en personen, Zasetsky en Sjeresjevski, op een interessante manier wist te verweven en verfilmen. En voor de neuroloog krijgt ‘de Luria’ een bredere context.Ñ 10 de neuroloog april 2014 tekst: Bibejan Lansink, wetenschapsjournalist beeld: Deborah van der Schaaf vereniging NIEUWE STRATEGIE NVN Verbinden: anderhalvelijnszorg In haar nieuwe strategie identificeert de NVN vijf hoofdzaken. De komende edities bericht De Neuroloog over verschillende initiatieven die onder een van die hoofdzaken vallen. In deze eerste aflevering over ‘Verbinden’ twee verschillende projecten rond anderhalvelijnszorg: de verpleegkundige als brugfunctionaris tussen neuroloog en huisarts, en de neuroloog als wijkspecialist. Anderhalvelijnszorg in Rotterdam in de vorm van dubbele substitutie: van tweede naar eerste lijn en van arts naar hoofdpijnverpleegkundige Hoofdpijn is een gigantisch maatschappelijk probleem: naast het treurige feit dat het leven van mensen erdoor wordt beheerst, kost het de samenleving jaarlijks 1,2 miljard euro. Helaas is de hoofdpijnzorg vaak niet adequaat geregeld, zegt Ritu Saxena, verbonden aan het Rotterdamse Maasstad Ziekenhuis en als neuroloog gespecialiseerd in hoofdpijn. ‘In de eerstelijns hoofdpijnzorg bestaat veel onderbehandeling. Migraine wordt vaak niet als zodanig herkend. Daarnaast houden mensen zich niet aan de behandelvoorschriften en medicatie, iets dat nauw luistert en veel uitleg vergt. Juist aan dat laatste ontbreekt het. Je zou patiënten vaker op medicijngebruik willen controleren en kijken waar het misgaat.’ Haar constatering sluit aan bij recent onderzoek van neuroloog Peter van den Berg van de Isala Klinieken in Zwolle naar de behandeling van hoofdpijnpatiënten door huisart- sen. Daaruit blijkt dat deze zich mogelijk vanwege een gebrek aan tijd en nascholing vaak niet houden aan de eigen richtlijnen. Patiënten die in de eerste lijn onvoldoende worden behandeld of gerustgesteld, melden zich vervolgens bij de tweede lijn, waarna een tijdrovend en kostbaar traject volgt. Saxena: ‘Van veel van die patiënten zeggen wij: die hoort hier eigenlijk niet thuis. Je ziet ook dat er geen duidelijke differentiatie is tussen patiënten die bij de neuroloog komen, patiënten die naar de huisarts gaan, en mensen die helemaal geen zorg consumeren. Ook dat leidt tot inefficiënte zorg.’ Hoofdpijnspreekuur Uit een Wijkscan in de Rotterdamse achterstandswijk Charlois op initiatief van Achmea en Stichting Zorgimpuls, kwam in 2012 naar voren dat migraine er in de top drie van meest voorkomende aandoeningen staat. Dit was aanleiding voor Achmea en huisartsengroep Zorg op Zuid om Ritu Saxena en haar collega Wibe Moll te vragen om in samenwerking met hen een serie hoofdpijnspreekuren voor een groep patiënten te verzorgen. ‘Voor een individueel consult staat tien minuten. Het voordeel van een groepssessie is dat je ook iets kunt opsteken De 5 hoofdzaken: Verbinden, Dialoog, Preventie, Ouderen, en Hersenen 11 de neuroloog april 2014 ACHMEA: DE JUISTE ZORG OP DE JUISTE PLEK van de anderen. In de VS zouden ze het zo pitchen: “How would you like one hour with your specialist?”’ De evaluatie van deze pilot was echter niet onverdeeld positief. Ten eerste kwam niet iedereen opdagen. Soms met als reden de hoofdpijn zelf, iets dat ook in het ziekenhuis voorkomt. Daarnaast kwamen mensen met te specifieke vragen omtrent hun eigen situatie, waarover de neurologen onvoldoende konden adviseren. Ook de beoordeling door de betrokken patiënten was wisselend. ‘Sommigen waren positief, anderen bleven zitten met het idee: bij mij kan er niks aan gedaan worden.’ Gipsies Toch moest het mogelijk zijn die eerste lijn efficiënter in te richten voor hoofdpijnpatiënten. In Engeland zijn ze daar al een stuk verder in, weet Saxena. ‘Veel van onze taken behoren daar tot het pakket van de huisarts of internist. Deze General Practitioners with a Special Interest (GPwSI, in de praktijk ‘Gipsies’ genoemd) hebben zich gespecialiseerd in bijvoorbeeld hoofdpijn. Wij hebben de kaderarts, maar kaderartsen met hoofdpijn als specialisatie zijn er nog niet.’ Met de opgedane ervaringen rond het hoofdpijnspreekuur in het achterhoofd formuleerden de huisartsen verenigd in Zorg op Zuid en de twee betrokken Maasstadneurologen een nieuwe aanpak die tot een betere én goedkopere zorg voor hoofdpijnpatiënten moet leiden: middels substitutie van tweede naar eerste lijn en van arts naar hoofdpijnverpleegkundige. In lijn met de door zorgverzekeraars en overheid gestimuleerde substitutie van tweede naar eerstelijnszorg. Je moet achterdochtig zijn voor de combinatie ‘goedkoper en beter’, erkent Saxena. ‘ Zeker wanneer die boodschap komt van de financierder. Maar in de hoofdpijnzorg lijken beiden niet te conflicteren.’ In hun nieuwe, nog te starten anderhalvelijns project, dat ter beoordeling bij Achmea ligt, draait alles om een door neurologen bijgeschoolde hoofdpijnverpleegkundige of praktijkondersteuner met HBO-achtergrond. Die staat wat dichter bij de patiënt dan de huisarts en juist laagdrempelige communicatie is van belang in de behande- Arjan Hartog is als relatiemanager huisartsenzorg in Rotterdam en omgeving bij Achmea betrokken bij de pilot. ling van hoofdpijn. ‘Als specialist ben je vooral bezig met instructies met een beetje informatie erbij. Mensen knikken vaak “ja”, maar denken ondertussen iets heel anders.’ Ook bij diabetes en hypertensie boeken praktijkondersteuners en verpleegkundigen goede resultaten als het gaat om overdracht van informatie naar de patiënt. De hoofdpijnverpleegkundige maakt nu nog vaak deel uit van een poliklinisch team, maar dat is niet altijd nodig, denkt Saxena. ‘Het informeren van de patiënt, bijvoorbeeld over de diagnose die door de neuroloog is gesteld, het monitoren en begeleiden van de instelling op medicatie en het bespreken van iemands leefstijl, kan prima in de eerste lijn plaatsvinden.’ Verbinding tussen de tweede- en eerstelijnszorg is voor deze aanpak essentieel. Het succes van dit plan staat of valt met de beschikbaarheid van een huisarts en verpleegkundige met aandachtsgebied hoofdpijn en inzet van de neuroloog. Die moet de verpleegkundige scholen, bereikbaar zijn voor overleg met huisarts en verpleegkundige, bijsturen en evalueren met andere partijen. ‘Je vervult een soort mentorfunctie,’ zegt Saxena. Omdat bij hoofdpijnklachten ook psychosociale aspecten een rol spelen, is het de bedoeling dat de gespecialiseerde verpleegkundige deel uitmaakt van een kernteam voor eerstelijnszorg, waarin ook welzijnswerk, jeugdzorg en wijkverpleging vertegenwoordigd zijn. Goed samenwerken Aan beide projecten werkten de neurologen kosteloos mee. Als straks hetzelfde wordt bereikt als in Engeland, waar dankzij deze vorm van anderhalvelijnszorg het aantal verwijzingen naar de tweede lijn drastisch is teruggelopen, is dit dan wel in het belang van haar beroepsgroep? Zeker, zegt Ritu Saxena. ‘Al kan het succes van deze aanpak er ook toe leiden dat de toeloop van patiënten toeneemt omdat ook mensen die eerder geen hulp zochten, zich wellicht melden. Het ultieme doel is dat mensen controle krij- Een nieuwe aanpak van hoofdpijnzorg die het aantal ziektedagen terugdringt en kostenbesparend is, dat moet u als verzekeraar als muziek in de oren klinken? ‘De juiste zorg op de juiste plek voor de verzekerde staat voorop. Per casus wegen wij af wat het beste is voor onze verzekerden. Wij spreken trouwens liever over substitutie dan over anderhalvelijnszorg. Voor ons telt wat er tússen de eerste en tweede lijn gebeurt. In een wijk als Charlois met slechte sociaal economische omstandigheden, investeren wij niet alleen in substitutie, maar ook in andere plannen die ervoor zorgen dat verzekerden betere zorg krijgen.’ Deze projecten passen toch uitstekend in de strategie van verzekeraars en overheid om zorg meer richting de goedkopere eerste lijn te krijgen? ‘Als je kunt aantonen dat dit inderdaad het effect is, is dat positief. Verzekerden willen goede zorg, dichtbij huis, het liefst geboden door vaste mensen. De huisarts is in onze ogen goed in staat om, samen met de patiënt, te beoordelen welke zorg hij nodig heeft, en met welke andere zorgaanbieders hij die kan vormgeven. Maar heb je ook de garantie dat die patiënt ook in die eerste lijn blijft? Het vergt goede monitoring van de beweging tussen de eerste en tweede lijn.’ U heeft veel contact met huisartsen. Wat vinden zij van dit soort initiatieven? ‘Huisartsen spelen zelf ook in op substitutie, onder meer door zich te specialiseren. De mogelijkheden om taken te delegeren naar praktijkondersteuners worden groter, ook dat is interessant. Tegelijkertijd hoor je dat ze zich zorgen maken: kan ik die extra taken wel behappen? Er verandert zoveel voor mij! De huisarts moet meer communiceren met de tweede lijn. Dat vraagt nogal wat inzet.’ gen over hun hoofdpijn en beter participeren in de samenleving. Als we als neurologen, huisartsen en praktijkondersteuners een uniform beleid voeren en goed samenwerken, kunnen we de hoofdpijnzorg in de hele breedte op een hoger niveau brengen.’ Ò 12 de neuroloog april 2014 vereniging Anderhalvelijns zorg in de vorm van intensievere samenwerking: de neuroloog als wijkspecialist in Overvecht De anderhalvelijnspilot onder leiding van Jorrit Hoff van het St Antonius Ziekenhuis in de achterstandswijk Overvecht vloeit voort uit de landelijke ontwikkeling van schaalvergroting van ziekenhuizen en de koppeling van kwaliteit aan volume. Het voordeel van die vergroting en concentratie is dat aandachtsgebieden kunnen worden vormgeven. De MS-zorg en de beroertezorg is er sterk op vooruitgegaan, aldus Hoff, zelf gespecialiseerd in Parkinson en bewegingsstoornissen. Nadeel is dat de ziekenhuiszorg verder van de eerstelijnszorg af komt te staan. Ook letterlijk: de fusie tussen het St Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein en het Mesos Medisch Centrum in Utrecht leidde er toe dat de vestigingen in Oudenrijn en Overvecht in september 2013 werden verlaten voor een nieuw ziekenhuis in de wijk Leidse Rijn. Een flink eind uit de buurt van Overvecht, voor zowel bewoners als huisartsen. En dat was niet het enige probleem. Jorrit Hoff: ‘In het oude ziekenhuis in Overvecht werkten twee neurologen. Iedere huisarts in de omgeving kende die twee. Sinds de fusie bestaat de medische staf uit 280 specialisten. Je kent je eigen collega’s vaak niet eens, laat staan de honderden huisartsen in de regio. Ook huisartsen verenigen zich steeds vaker in coöperaties en maatschappen. Met als gevolg dat het onderlinge contact onder druk komt te staan. Dat betekent dat je anoniem ten opzichte van elkaar opereert. Terwijl ons nieuwe fusieziekenhuis nu juist dichter naar de eerstelijnszorg wil bewegen, de zorg dichterbij de patiënt wil brengen.’ Meer dan een specialistenspreekuur Die afstand moest worden verkleind, daar was men het over eens. Maar het St Antonius wilde méér doen dan alleen een specialistenspreekuur op locatie bieden. Meer samenwerking tussen eerste en tweedelijns zorg leidt tot verbetering van de kwaliteit van verwijzingen, het voorkomen van onnodige verwijzingen en – indirect – de verhoging van kwaliteit van de zorg. Hoff: ‘Wij ‘Gedragsverandering is altijd lastig – ook voor artsen’ filosofeerden: stel nou dat je als neuroloog 25 à 30 huisartsen wél persoonlijk kent. En stel dat die huisartsen niet alle neurologen hoeven te kennen maar slechts een neuroloog die functioneert als een soort wijkspecialist? Die korte lijntjes heeft met de huisarts, en die doorverwijst naar collega’s waar nodig?’ Het voordeel was dat de betrokken huisartsen zich al aangesloten hadden in Stichting Overvecht gezond, waar ook halvelijnszorg bij aangesloten was. ‘Omdat zij al geporteerd waren voor anderhalvelijnszorg, konden we snel in gesprek gaan. Ook onontbeerlijk: andere partijen, zoals Achmea, maar ook de gemeente en verzorgingstehuizen in de omgeving, steunden de pilot die sinds oktober afgelopen jaar loopt. Voor deze van start ging, is Hoff bij alle deelnemende huisartsen in Overvecht langs geweest om de wederzijdse verwachtingen in kaart te brengen. Huisartsen nemen contact op om te sparren: zie ik dingen over het hoofd? Is er reden om door te verwijzen? Door nauwer contact wordt minder snel doorverwezen en sneller terugverwezen van eerste naar tweede lijn. Omgekeerd kan de wijkspecialist een huisarts mailen over een doorverwijzing die hem bevreemdt. De deelnemend huisartsen en wijkspecialisten hebben met ‘HAweb’ een beveiligde omgeving voor contactgegevens, documenten en discussie. Tweewekelijks, op een piepervrije dag, bezoekt Hoff een van de praktijken, meestal in hun koffiepauze. Dat zijn niet alleen nuttige bijeenkomsten, maar ook plezierige. ‘Samenwerking is leuk, het maakt je werk interessanter.’ Toegevoegde waarde Een belangrijk aspect is dat de specialist – want het streven is dat álle disciplines een wijkspecialist aanstellen, en dat dit uitgerold wordt naar meerdere regio’s – naar de pati- ënt toe op één lijn zit met de huisarts. Zo is er een huisarts die een project heeft rondom somatisch onverklaarde lichamelijke klachten (SOLK). Hoff: ‘Het voordeel van deze samenwerking is dat ik op dezelfde manier met de patiënt over deze klachten communiceer als de huisarts dat doet. Zo nodig kunnen we met aanvullend onderzoek ernstige onderliggende somatische pathologie uitsluiten.’ Een ander gevolg is dat beide partijen dankzij de samenwerking gedwongen worden zich per geval af te vragen wat hun toegevoegde waarde is. ‘De ene keer is iemand beter af bij de huisarts, de andere keer bij de specialist.’ Net als bij de pilot in Rotterdam zal de vermindering van het aantal verwijzingen een kostenbesparing opleveren, is de verwachting. Hoewel die besparing geen doel an sich is, voorspelt Hoff een toename van dergelijke anderhalvelijnsinitiatieven in de toekomst. ‘Ziekenhuizen zijn sterk op groei gericht geweest. Maar die groei zal straks buitengewoon beperkt worden. Tegelijkertijd neemt de zorgvraag toe. Een groot deel daarvan zal moeten worden opgevangen door de eerste lijn. Het is in ieders belang als wij eraan kunnen bijdragen dat die daarvoor beter geëquipeerd is.’ De pilot wordt komende maand geëvalueerd. Niet alleen in cijfers maar ook wat betreft ervaringen van de deelnemers. ‘Het gaat om gedragsverandering en zoals we weten is dat altijd lastig. Ook voor artsen.’ De kersverse wijkspecialist heeft nog wel wat wensen. Het zou handig zijn een aparte ICT-omgeving te hebben die speciaal gericht is op deze samenwerking. Ook een soort transmurale incidentenmelder zou van pas komen. Verder zijn huisartsen en wijkspecialist van plan mee te gaan kijken bij elkaars spreekuur. ‘Niet om gezamenlijk te behandelen, maar om te leren van elkaars werkwijze. Zo kunnen we de eerste- en tweedelijnszorg beter op elkaar afstemmen.’ Ñ BBC column 13 de neuroloog april 2014 Dorus Fennis, voorzitter BBC United we stand De BBC is zich aan het oriënteren op een veranderende rol in een veranderend landschap. De laatste jaren ging veel aandacht uit naar het steeds maar optuigen en bijhouden van de DBC’s en later de DOT’s. Met de integrale bekostiging zullen de DOT’s weliswaar blijven als facturatie-vehikel, maar de normtijden zullen niet meer worden aangepast. De bedoeling van de minister is op termijn (2016?) de DOT’s te vervangen door ICD-10-diagnoses. In deze verandering is het nodig om te kijken waar nieuwe kansen en bedreigingen liggen. Waar vinden we aansluiting bij de nieuwe strategie ‘Gezondheid Hoofdzaak’? Een van de kansen is anderhalvelijnszorg. We kunnen als neuroloog dichterbij de huisarts komen te staan. En in veel betere afstemming zorgdragen voor goede begeleiding van neurologische patiënten. De huisarts heeft een centrale rol in de zorg voor patiënten, hij/zij verwijst patiënten al dan niet naar u en de rol van de huisarts zal de komende tijd alleen maar groeien. De overheid wil op verschillende terreinen ’zorg dichterbij de mensen’ brengen. Dat klinkt mooi maar het is – geheel of ten dele – een eufemisme voor bezuinigingen waarbij dure vormen van zorg (ziekenhuiszorg, verpleeghuiszorg) worden vervangen door goedkopere (huisartsen, thuiszorg). Anderhalvelijnszorg kan een mogelijkheid zijn om deze ontwikkeling te volgen en toch ook ‘winst’ te halen uit deze verandering (volgens sommige verschraling). De afgelopen jaren hebben we een stroom gezien van fusies tussen ziekenhuizen en maatschappen waarbij deze soms zo groot zijn geworden dat collega’s binnen een ziekenhuis elkaar niet meer kennen. Dat betekent vaak ook dat het contact met de huisarts verwatert omdat een huisarts met te veel verschillende specialisten moet overleggen en een neuroloog te veel huisartsen moet leren kennen om te kunnen onthouden. Gevolg is dat de huisarts zich niet meer met een ziekenhuis of maatschap verbonden voelt en de vanzelfsprekendheid om naar een bepaald ziekenhuis te verwijzen verdwijnt. Je zult dan meer je best moeten doen om patiënten te binden. In onze nieuwe strategie is een van de pijlers ‘Dialoog Hoofdzaak’. Het zorglandschap verandert snel en roept om leiderschap en afstemming van alle betrokken partijen. De neuroloog moet daarin een zichtbare rol spelen. Ik denk dat persoonlijk contact hierin de sleutel is. En dat persoonlijk contact tussen etc. goed gewaarborgd kan worden via die anderhalve lijn. Het levert ook op dat je de huisarts als het ware aan je bindt en tegelijk inhoudelijke verbetering bewerkstelligt voor neurologische zorg. De mogelijke bedreiging is dat we de randvoorwaarden niet goed organiseren. Want de tijd die we besteden aan een gedeeld spreekuur bij de huisarts kunnen we niet besteden aan ziekenhuiszorg. En reistijd is haast per definitie inefficiënt. Wie financiert dit alles straks en welke wissel trekt deze nieuwe vorm op onze praktijkvoering? We zullen ook goed moeten zorgen dat duidelijk is wie wanneer waar verantwoordelijk voor is. Vanuit de BBC zullen we nadenken over of, en zo ja, hoe we hier een rol in kunnen spelen. Iets anders. Tijdens de extra ALV op 13 maart ging het over de CVAzorg, met name de kwaliteitseisen en centralisatie-regionalisatie. Hierover zijn veel brieven binnengekomen. Er zijn stellingen ingenomen maar het laatste dat we nodig hebben is een verdeling in twee kampen. Ik denk daarbij aan het Amerikaans gezegde united we stand, devided we fall. Dit lijkt een wat holle Amerikaanse frase, maar er zit bij nadere beschouwing toch wel wat in. De strategienota noemt nog een pijler: ‘Verbinden Hoofdzaak’. Het intra- en transmuraal samenwerken wordt steeds belangrijker. Er ligt een taak voor de neuroloog als verbinder in dit netwerk. Maar daarvoor zullen we eerst binnen de NVN tot een gezamenlijk standpunt moeten komen en dat ook gezamenlijk moeten uitdragen. Als wij verdeeld naar buiten treden zijn er genoeg partijen zijn die daarvan zullen profiteren. Dan zal ons een beleid worden opgedrongen in plaats van dat wij dat zelf formuleren en uitdragen. De totstandkoming van een gezamenlijk standpunt is misschien nog wel belangrijker dan de exacte inhoud van dit standpunt. United we stand Ñ 14 de neuroloog april 2014 tekst: Naomi Querido, wetenschapsjournalist beeld: Naomi Querido in de familie STEVEN DE FROE EN ALMA WEBER ‘Je kent elkaars stress; hetzelfde beroep zorgt voor onderling begrip’ Ze zijn vrij uniek, maar ze bestaan: families met meerdere neurologen. Steven de Froe (67) en Alma Weber (58) zijn al dertig jaar getrouwd. Bovendien werkten ze twintig jaar samen in hetzelfde centrum. Neurologie Steven: ‘Een jeugdvriend was voorbestemd om neuroloog te worden. Ik studeerde Oude Talen, maar las liever zijn boeken. Mijn vader Arie was huisarts, maar hield zich daarnaast bezig met gedragswetenschappen, embryologie, publicaties in De Gids en is een tijd rector magnificus geweest. Als zoon heb je dan drie keuzes: je vader opvolgen, hem evenaren of een heel andere kant opgaan. In zekere zin ben ik in zijn voetsporen getreden, al houd ik me op een andere manier met de hersenen bezig. In opleiding bij Hans van Crevel in het AMC leerde ik de combinatie van exactheid en intuïtie: bij neurologie draait het om het omzetten van je vermoedens in meetbare feiten. En het allerbelangrijkste: het gesprek met de patiënt. Empathie is het sleutelwoord.’ Alma: ‘Precies, je hebt geneeskunde en geneeskunst. Dat laatste is enorm belangrijk in ons specialisme: het contact leggen met de patiënt en het vertrouwen krijgen voor de regie. De keuze voor neurologie was snel gemaakt: naast het puzzelen trok het “low tech”-aspect mij: met een speld en een wattenstaafje kun je als neuroloog al veel.’ De ontmoeting Steven: ‘Door de switch van studie en mijn liefde voor piano en schaken was ik al wat ouder toen ik mijn opleiding in het AMC volgde. Alma kwam daar ook werken, als assistente. We maakten lange dagen en zij woonde één straat verderop, dus we fietsten meestal samen.’ Alma: ‘Tot die keer dat ik een lekke band kreeg en achterop moest...’ Steven: ‘Zo bloeide de romantiek op!’ Alma: ‘Het was voor collega’s de eerste maanden lastig, je bent toch een “team in een team”. Maar al na een halfjaar zijn we getrouwd en vlak daarna was Steven klaar met zijn opleiding.’ Steven: ‘Ik ben toen in het Lucas Andreas gaan werken, nadat ik na de driejarige opleiding neurologie ook nog twee jaar psychiatrie had gedaan in Heiloo.’ Epilepsie Steven: ‘Epilepsie is een razend interessant vakgebied, op de grens van neurologie en psychiatrie. Het is de leermeester van de neurologie: je kunt zien wat er misgaat in de hersenen en welke functies dat beïnvloedt. Tegelijkertijd bestaan er “pseudo-aanvallen” die psychiatrisch van aard zijn. Toen ik in 1989 de kans kreeg om in Breda te werken in een categoraal centrum voor onder meer epilepsiezorg en kinderpsychiatrie, heb ik die gegrepen. We woonden nog in Amsterdam en er was op de dag van de sollicitatie vreselijke mist. Door ongelukken en files op de snelweg kwam ik vier uur te laat. Maar mijn kalme reactie was voor hen doorslaggevend: zo iemand hadden ze nodig. Op zo’n werkplek moet je niet snel schrikken.’ Alma: ‘Ik was nog bezig met mijn specialisatie in kinderneurologie en was ondertussen bevallen van onze dochter Heleen. We verhuisden naar Ulvenhout, een dorp onder de rook van Breda, waar we onze zoon Evert kregen. Toen kwam er na twee jaar een plek vrij in Breda bij epilepsie, op de kinderafdeling. Ik heb wel even getwijfeld, want dan zouden we dezelfde werksituatie krijgen. Maar de baan was interessant, en een stuk dichterbij huis. We vertrokken ’s morgens samen. Door een natuurgebied op de fiets naar het werk. Heerlijk!’ Samenwerken Steven: ‘Het was eigenlijk vanzelfsprekend om ons niet met elkaars werk te bemoeien. Wel hielpen we elkaar met gedachtegangen. En je kent elkaars stress; hetzelfde beroep zorgt ook voor onderling begrip.’ Alma: ‘In die jaren zaten we echt in een rollercoaster, zo druk was het. Als ik mijn dochter naar paardrijles bracht, deed ik vervolgens de boodschappen voor de hele week in drie kwartier, zodat ik als ik haar weer ging ophalen nog net haar laatste sprongen 15 de neuroloog april 2014 kon zien. Steven was dan weer voetbalcoach van het team van Evert. Je wordt superefficiënt.’ Steven: ‘En flexibel, een voordeel van de diensten. We hadden er wel twee keer zoveel, maar konden het werk ook van elkaar overnemen.’ Tijdsgeest Steven: ‘In Breda hebben we in twintig jaar tijd de opbouw en de transformatie van epilepsiezorg meegemaakt. Het centrum is opgegaan in het expertisecentrum Kempenhaeghe en verhuisd naar Oosterhout. De manier van behandelen is anders; meer protocollair en bepaald door de zorgverzekeraar. Dat is de tijdsgeest.’ Alma: ‘Soms vallen kinderen nu tussen wal en schip. Omdat epilepsie voor ernstige gedragsproblematiek kan zorgen, zagen we soms uitzonderlijke patiënten. Zoals een ‘Empathie is het sleutelwoord’ achtjarige jongen met CSWS. Hij kon geen moment zijn aandacht vasthouden. Zijn moeder was ten einde raad. Door de jongen en zijn moeder te behandelen in een aparte opnamegroep, woont hij inmiddels begeleid zelfstandig en heeft hij VMBO-niveau 1 behaald. Voor dat soort “maatwerk” is geen ruimte meer.’ Veranderingen Steven: ‘In 2009 ben ik met prepensioen gegaan en waarnemingen gaan doen. Ik kreeg een aanbieding in Oost-Groningen voor twee dagen per week. Dat leek me prima voor een paar maanden... en in juni doe ‘Je kent elkaars stress; hetzelfde beroep zorgt ook voor onderling begrip.’ ik dit alweer vijf jaar. Het is erg leuk om de volle breedte van het vak uit te oefenen. Al ben ik toch altijd blij als ik patiënten met epilepsie zie: dat is vertrouwd terrein.’ Alma: ‘Een maand nadat Steven met prepensioen ging, kreeg ik een telefoontje van een oud-studievriend: of ik interesse had in een baan bij het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk. Het had voors en tegens: de kinderen waren net de deur uit, maar we hadden onze hele sociale kring in Breda. Wat de doorslag gaf, was dat mijn ouders allebei geestelijk achteruit gingen. Ik ben enig kind en wilde dichter in de buurt wonen.’ Vernieuwing Steven: ‘Hoewel we alweer een paar jaar in Santpoort-Zuid wonen, kom ik er nu pas aan toe om de verhuisdozen uit te pakken. Ook is er voor het eerst in jaren ruimte voor piano spelen, wandelen met de honden en naar musea te gaan. Dat laatste met mijn jeugdvriend, die inderdaad neuroloog is geworden, en ook met pensioen is. Toch blijft het vak trekken, en overweeg ik om SCEN-arts te worden.’ Alma: ‘We hebben een bewogen tijd achter de rug. Naast mijn werk in Beverwijk kreeg ik vorig jaar een parttime functie in Kinderhaven van het Erasmus MC. Vlak daarna overleed mijn vader, en kort daarna de collega-vriend die me naar Beverwijk heeft gehaald. Dat was onverwacht en echt een klap. Ondertussen moet je extra hard werken, omdat er iemand wegvalt op de afdeling. Steven heeft zelfs nog ingevallen.’ Steven: ‘Als Alma op dinsdag in Rotterdam zat, werkte ik op haar kamer. Het had een droevige reden, maar het was tegelijkertijd wel bijzonder om weer samen te werken.’ Alma: ‘Tot nu toe hebben we het altijd samen gedaan. Nu wordt ons leeftijdsverschil voor het eerst lastig. Samen lange reizen maken zit er nog even niet in, want ik heb, gelukkig, nog een paar jaar werk in het vooruitzicht.’ Ñ 16 de neuroloog april 2014 tekst: Michel van Dijk, wetenschapsjournalist beeld: UvA, Jeroen Oerlemans portret PROF. DR. YVO ROOS: ACUTE NEUROLOGIE ‘Tijd is de achilleshiel van deze behandeling’ Prof. dr. Yvo Roos is sinds december 2013 hoogleraar Acute Neurologie in het AMC. Hij doet onderzoek naar trombolyse en endovasculaire behandeling bij patiënten met een acuut herseninfarct. De factor tijd is allesbepalend bij de klinische effectiviteit van beide interventies. Het is snel gegaan met de gedaantewisseling van de neurologie. Was het twintig jaar geleden nog een discipline die door andere medisch specialisten, en ook door de neurologen zelf, enigszins badinerend als stoffig en beschouwelijk werd betiteld, inmiddels erkennen ook collega-specialismen dat de neurologie zich in ras tempo heeft ontwikkeld tot een medisch specialisme aan de frontlinie van de acute geneeskunde. Prof. dr. Yvo Roos, sinds 9 december 2013 hoogleraar Acute Neurologie in het AMC, is een sprekend voorbeeld van deze ontwikkeling. Hij zag dat de komst van veel nieuwe technische ontwikkelingen, maar vooral de opkomst van beeldvormende technieken zoals de CT- en MRI-scan, kansen bood voor het vak. ‘Vóór die tijd konden we niet in het levende brein kijken, zodat je als neuroloog niet wist of een patiënt met neurologische uitval door een hersenbloeding, herseninfarct of hersenabces getroffen was. Om dat te achterhalen, moesten we aanvullend onderzoek doen. Nu kunnen we dat wel, waardoor we sneller kunnen overgaan tot behandeling.’ Acute hersenhulp Roos, afkomstig uit de vasculaire neurologie, heeft zich de afgelopen jaren bezig gehouden met trombolyse. ‘Als deze medicamenteuze interventie binnen anderhalf uur na de neurologische uitval plaatsvindt, is de herstelkans één op drie. Gebeurt dat anderhalf tot drie uur later, is dat één op zeven, en tussen drie en 4,5 uur zelfs één op veertien. Het maakt dus uit hoe snel je erbij bent.’ Yvo Roos: ‘Als we sneller behandelen, is een endovasculaire behandeling waarschijnlijk effectiever.’ 17 de neuroloog april 2014 Vandaar dat Roos veel energie heeft gestopt in een snellere logistiek in het AMC. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat de trombolysebehandeling voortaan op de Eerste Hulp plaatsvond, en niet langer op de neurologieafdeling. Zijn inspanningen hebben ertoe geleid dat patiënten nu binnen een half uur na aankomst op de Eerste Hulp getrombolyseerd worden. ‘We hebben onze werkwijze protocollair vastgelegd, en het geheel van onze afspraken “Acute Hersenhulp AMC” genoemd. Dat ons dat is gelukt, komt ook doordat we de wind mee hadden. Het scheelt bijvoorbeeld dat we een CT op de Eerste Hulp tot onze beschikking hebben. Bovendien heeft de Inspectie (IGZ) de snelheid van de trombolysebehandeling tot prestatie-indicator gemaakt.’ Juist dit jaar is de discussie over de maximale tijdsnorm voor trombolysebehandeling opgelaaid, mede vanwege de wens van zorgverzekeraars om deze acute zorg meer te centraliseren. ‘Een binnen de NVN veel genoemd standpunt is dat de behandeling binnen drie kwartier na aankomst in het ziekenhuis zou moeten starten. Zelf houd ik liever een maximale norm van een half uur aan. Dat is de mediane tijd die we in het AMC weten te halen. Het kan dus, als je het maar organiseert.’ Onherstelbare schade Roos is blij met wat er bereikt is, maar toch kan hij niet tevreden zijn. Bij slechts 50 procent van de patiënten lukt het om met trombolyse het bloedvat open te krijgen, waardoor er kans is op herstel. ‘We houden daarvoor als criterium aan dat iemand drie maanden na behandeling zelfstandig kan functioneren. Dat betekent niet per se dat hij weer alles kan doen wat hij voorheen kon, maar wel dat hij in zijn eigen woonomgeving voor zichzelf kan zorgen.’ Vandaar dat Roos, en dat vormt een belangrijk onderdeel van zijn hoogleraarschap, zich de komende jaren inzet voor endovasculaire behandeling. De neuro-interventieradioloog brengt daarbij een katheter naar het betreffende bloedvat om het stolsel te verwijderen. ‘Dat lukt in 90 procent van de gevallen. De rekanalisatiegraad van neurovasculaire behandelingen, dus de mate waarin we erin slagen de bloedvaten te openen, is daarmee groter dan met trombolyse.’ Dat klinkt goed, maar endovasculaire behandeling heeft één nadeel: de factor tijd. ‘Dat is de achilleshiel van deze behandeling. Dat komt doordat katheterisatie ingewikkelder is dan intraveneus medicatie toedienen. Patiënten moeten er soms voor onder narcose, en we moeten ze van de Eerste Hulp naar een aparte ruimte brengen. Bovendien moet er een CT-A worden gemaakt om te lokaliseren waar het stolsel zit. Dat kost allemaal tijd. Op dit moment starten we gemiddeld vijf uur na het begin van de neurologische uitval met de behandeling. Daarmee redden we het niet. Hoe langer het duurt voor we kunnen beginnen, hoe meer onherstelbare schade de hersenen hebben opgelopen.’ Mr. Clean-studie Roos ziet het daarom als een van de missies van zijn hoogleraarschap om zijn collega’s, zowel binnen het ziekenhuis als in de regio, ervan te overtuigen dat de logistiek rondom endovasculaire behandelingen beter én sneller moet, net zoals dat bij trombolyse het geval is. Samenwerken in regionale netwerken van ziekenhuizen en neurologen is daarvoor cruciaal. Complicatie is dat er nauwelijks betrouwbare data zijn over de klinische effectiviteit van de behandeling. ‘Het is onbekend of het leidt tot herstel van de patiënt. De Amerikaanse studies naar endovasculaire behandelingen hebben allemaal als eindpunt het percentage geslaagde procedures: hoe vaak het bloedvat kon worden opengemaakt. Ze onderzochten niet wat de klinische relevantie daarvan is voor de patiënt. Als je zo’n ingreep echter zes uur na het herseninfarct doet, heeft het geen zin meer. De schade is bij de meeste patiënten dan blijvend.’ Vorig jaar zijn de eerste resultaten gepubliceerd van internationale studies die wél keken naar het herstel van patiënten. De resultaten lieten geen duidelijk voordeel zien van de endovasculaire behandeling en ‘De logistiek rondom endovasculaire behandelingen moet beter én sneller’ waren voor velen dan ook teleurstellend. Roos ziet ze liever als leerzaam. ‘De studies stonden in veel opzichten ver af van Nederlandse situatie, waar we zoveel mogelijk mensen proberen te behandelen met trombolyse. Alleen als patiënten niet opknappen, wordt daarna endovasculaire behandeling overwogen. In één van de negatieve studies werd trombolyse rechtstreeks vergeleken met endovasculaire behandeling. Het bleek dat beide behandelingen even effectief waren, waarbij de endovasculaire behandeling wel een uur later werd gestart dan de intraveneuze behandeling. Net als bij trombolyse geldt dus: time is brain. Als we sneller behandelen, is een endovasculaire behandeling waarschijnlijk effectiever.’ Dit najaar worden de uitkomsten gepubliceerd van de Mr. Clean-studie, een gerandomiseerd onderzoek waar vijftien Nederlandse ziekenhuizen aan meedoen, gecoördineerd vanuit ErasmusMC, AMC en Maastricht UMC. ‘In deze studie, waarin vijfhonderd patiënten zijn geïncludeerd, vergelijken we de standaardbehandeling met de standaardbehandeling aangevuld met een endovasculaire behandeling. Zo krijgen patiënten die niet opknappen op trombolysebehandeling, met de endovasculaire behandeling een tweede kans op herstel. We hopen te kunnen aantonen dat deze combinatiebehandeling tot verbeterde klinische effectiviteit leidt. Als dat zo is, kunnen we meer patiënten helpen met een acuut herseninfarct.’ Ñ 18 de neuroloog april 2014 spotlight ‘Blijf in staat je te verwonderen’ Deze keer in de spotlight dr. Martin Laman: opleider klinische neurofysiologie in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam en winnaar van de Zilveren Babinski 2013. Waaraan dankt u de Zilveren Babinski 2013, denkt u? Wat heeft u geïnspireerd om neuroloog te worden? ‘Mijn coschap neurologie bij Endtz en Wattendorff in het ziekenhuis Leyenburg in Den Haag was de doorslaggevende ervaring. Het neurologisch onderzoek en de manier van het komen tot een lokalisatie en diagnose spraken me erg aan. De sfeer in Leyenburg was plezierig en de neurologen waren rolmodellen aan beide uiteinden van het spectrum – en ik mocht daar in opleiding komen. De aantekening KNF werd mijn laatste jaar in opleiding, en ik vond met name het EMG fascinerend. Ik had het geluk dat ik als eerste ervaring op kon doen met de TCD, die net in Nederland was geïntroduceerd. Daarmee heb ik de eerste voorzichtige schreden op het terrein van wetenschappelijk onderzoek gezet. Het was echter helemaal niet zo vanzelfsprekend dat ik klinisch neurofysioloog zou worden. Vanuit het Sint Lucas ziekenhuis kwam er eind 1985 een advertentie voor een klinisch neurofysioloog. Hans van Duijn zocht een tweede man, ik werd uitgenodigd voor een gesprek, het klikte en ik verhuisde van de ene opleidingsafdeling KNF naar de andere, alleen nu als klinisch neurofysioloog. Ik heb hiervan nooit spijt gehad.’ ‘Ik dank dit waarschijnlijk aan mijn pogingen om de klinische neurofysiologie als verlengstuk en pathofysiologisch gereedschap van het neurologische onderzoek over te brengen. Dat dit zo gewaardeerd wordt door de aios was voor mij een zeer aangename verrassing. De KNF leent zich natuurlijk goed voor een intensieve leermeester-gezelrelatie. Als fulltime KNF-er heb je voornamelijk je afdeling als werkterrein en blijf je dus in de buurt en aanspreekbaar.’ Vindt u de aios neurologie veranderd? ‘De huidige aios is vooral jonger geworden (sic). Niet zozeer de aios is veranderd, maar de opleiding heeft een veel minder vrijblijvend karakter gekregen, en het niveau is hierdoor in de breedte vooruitgegaan.’ U heeft heel veel aios voorbij zien komen als opleider: zijn er aios of gebeurtenissen die u speciaal zijn bijgebleven? ‘Dit is een beetje een Sophie’s Choice-vraag: je hebt met elke aios een andere, maar wel intensieve relatie. Soms stuit je samen op een onverwachte, mooie oplossing van een ogenschijnlijk eenvoudig diagnostisch probleem, zoals recentelijk een Uhthoff-fenomeen bij een onverwachte cervicale myelopathie die zich presenteerde als een klapvoet bij hardlopen. Ik noem nu deze, maar zo waren er wel vaker aardige momenten; je hebt dus wel last van een recall bias.’ Wat zou beter kunnen in de opleiding? ‘De opleiding is van oudsher sterk in het bijbrengen van medische kennis en technische vaardigheden, en in de laatste jaren is communicatie terecht steeds belangrijker geworden. Het is nog steeds moeilijk om de overige competenties te waarderen. Door het impliciet wat meer schoolse karakter lijkt het out-of-the-box-denken wat op de achtergrond te raken, terwijl serendipiteit meestal aan de basis staat van de grootste stappen in de kennis. Het lijkt mij nuttig om klinische neurofysiologie wat meer naar voren te schuiven binnen de opleiding, omdat dan met meer kennis KNF-onderzoek wordt aangevraagd.’ Hoe luidt uw belangrijkste advies aan jonge neurologen? ‘Blijf nieuwsgierig, stel vragen en blijf in staat je te verwonderen.’ Wat zijn uw toekomstplannen na uw pensionering? ‘Deze zijn nog niet scherp omschreven. Ik heb dan wel de tijd voor mijn hobby’s (muziek, lezen, fotograferen en koken), maar zal de neurologie ongetwijfeld blijven volgen.’ Ñ VAAN column 19 de neuroloog april 2014 Jolein Overdijk, namens de VAAN Update dreigende opleidingsverkorting In oktober 2012 bereikten VVD en PvdA overeenstemming in hun regeerakkoord ’Bruggen slaan’, u welbekend. Dat hierin werd bepaald dat in totaal 270 miljoen euro bezuinigd moest worden voor de medisch specialistische vervolgopleidingen is daarbij ook zeker tot iedere aios in den lande doorgedrongen; maar wat zijn de consequenties van dit plan nu en voor de nabije toekomst? Het jaar 2013 was een bedrijvig jaar voor partijen als de NFU, NVZ, STZ, GGZ Nederland, OMS, De Jonge Orde, LVAG en het CGS van de KNMG, die samen met VWS de taak hadden zo goed mogelijk invulling te geven aan de bezuinigingen op de opleiding van medisch specialisten. In oktober 2013 kwam er uiteindelijk een akkoord voor een combinatie aan bezuinigingsmaatregelen van samen 218 miljoen euro, waarbij het behoud van de huidige hoogstaande kwaliteit van de opleiding zoveel mogelijk in acht werd genomen. Met een looptijd tot 2022 zal er in dit opleidingsakkoord allereerst een generieke korting van 2 procent op de opleidingsvergoedingen zijn, waarbij de ziekenhuizen geleidelijk minder geld ontvangen voor aios. Daarnaast zal het aantal opleidingsplaatsen voor medisch specialisten worden gereduceerd, waarbij de instroom over alle specialismen met honderd plaatsen per jaar wordt gekort vanaf 2015. Ook zullen de vervolgopleidingen op individuele basis worden ingekort, waarbij afgesproken is dat er door de opleiders in 2017 moet worden aangetoond dat er korter opgeleid gaat worden in 2018. Dit betekent dat het ministerie oplegt dat er minder geld is per aios, minder aios worden opgeleid en er middels individualisering een kortere opleiding komt. Met name die verkorting op individuele basis kan voor de aios van nu zeker al de nodige consequenties hebben, gezien de beoogde gemiddeld snellere doorlooptijd van de opleiding. Er is afgesproken dat 80 procent van de aios in 2022 zes maanden korter in opleiding is. Dit zal mogelijk worden gemaakt door bijvoorbeeld verruiming van de mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen op basis van al eerder verworven competenties of een snellere verwerving van de benodigde competenties. Tot slot is het plan om een betere benutting van de opleiding tot basisarts te bewerkstelligen door bijvoorbeeld het invoeren van een schakeljaar. ‘Het laatste jaar van de coschappen besteden aan de specialisatie van je voorkeur en daarna direct in opleiding!’, kopt de Arts in Spe, een tijdschrift voor de geneeskundestudent onder redactie van Medisch Contact, in februari 2014. Het idee achter het schakeljaar is een opleidingsprogramma dat de student volgt binnen één specialisme tijdens het laatste jaar van de geneeskundestudie. Studenten kunnen solliciteren voor het specialisme van hun voorkeur, waarna zij het schakeljaar dan volledig binnen dit specialisme invullen. Het opleidingsprogramma wordt momenteel voor steeds meer verschillende specialismen vastgelegd, waarbij het plan is om als coassistent in het schakeljaar al zoveel mogelijk competenties te verwerven die normaal gesproken voor de eerstejaars aios aan bod zouden komen. In Rotterdam en Nijmegen zijn de pilots met het schakeljaar inmiddels van start gegaan. Voor de neurologie staat in het Radboudumc een start van een pilotfase van het schakeljaar deze zomer in de planning. Bij goede ervaringen met de pilots is de planning om de plekken langzaam uit te breiden. In het opleidingsakkoord wordt er al vanuit gegaan dat 50 procent van de nieuwe aios in 2018 de opleiding instroomt vanuit een schakeljaar. Zoals duidelijk blijkt, de rigoureuze standaardverkorting van de opleiding met een tot twee jaar, zoals eerst in de kabinetsplannen was vermeld, lijkt met de komst van de geïndividualiseerde verkorting definitief van de baan, het blijven echter wel zeer spannende tijden... Hoe dan ook zal het belangrijkste doel moeten zijn om de kwaliteit van de opleiding tot neuroloog hoog te houden. De VAAN is vertegenwoordigd in meerdere van eerdergenoemde gremia, we zullen u op de hoogte houden van de ontwikkelingen. Ñ 20 de neuroloog april 2014 tekst: Michel van Dijk, wetenschapsjournalist opleiding ‘Etalagestages vormen mooie aanvulling op het reguliere curriculum’ Aios kunnen sinds 2010 tijdens de laatste twee jaar van hun opleiding stage lopen in een ander dan het eigen opleidingscentrum. Zowel aios als opleiders zijn lovend over deze opleidingsstages, een initiatief van de Orde van Medisch Specialisten. Dit blijkt uit inventarisaties van het Consilium Neurologicum en de Vereniging Arts-Assistenten in opleiding tot Neuroloog (VAAN). Marij Smits, beleidsmedewerker Opleiding van de NVN, en Judith van Gaalen, aios Neurologie in het Radboudumc in Nijmegen en VAAN-bestuurslid, presenteren de uitkomsten. Hoeveel aios hebben gebruikgemaakt van een etalagestage? Wat vinden de aios ervan? 2 Van Gaalen: ‘De respondenten zijn vrijwel unaniem enthousiast. De aios zien dit als een gelegenheid om zich te verdiepen in een aandachtsgebied waar ze weinig vanaf weten, of waarin ze zich juist nog verder willen specialiseren. Wat ze prettig vinden is dat ze zich volledig kunnen richten op één neurologisch subspecialisme. Ze hoeven tijdens hun etalagestages namelijk geen algemene neurologische patiënten te zien. En wat ze ook erg waarderen, is dat ze op deze wijze een kijkje in de keuken kunnen nemen van een ander ziekenhuis.’ 1 3 ‘We hebben onze inventarisatie onder de aios verricht voor de periode 2011 - 2013’, vertelt Judith Van Gaalen. ‘In die tijd hebben gemiddeld twee tot vijf aios per opleidingskliniek per jaar een stage gevolgd. Dat is een mooie score. Zeker als je bedenkt dat dit project pas in 2010 is gestart. Het heeft in korte tijd een vaste plaats verworven binnen de opleiding.’ Wat zijn de populairste etalagestages? ‘De etalagestages epilepsie en neuromusculaire ziekten worden het meest aangevraagd, gevolgd door neuro-oncologie, bewegingsstoornissen en dementie’, vervolgt ze. ‘We hebben niet nagevraagd waarom de aios specifiek voor deze stages hebben gekozen. Misschien hopen ze door een gerichte etalagestage de kans op een baan met dat aandachtsgebied na de opleiding te vergroten. Of ze vinden dat deze aandachtsgebieden binnen de reguliere opleiding weinig aan bod komen in de eigen opleidingskliniek. Een etalagestage vormt dan een mooie aanvulling op het reguliere curriculum.’ Worden alle etalagestages op dezelfde wijze georganiseerd? 4 Nee, stelt Marij Smits. ‘Je kunt een etalagestage op verschillende manieren organiseren. Een aios hoeft niet fulltime drie, zes of twaalf maanden een etalagestage te volgen. Je kunt er ook voor kiezen om het één of twee dagen per week te doen. De rest van de tijd werk je dan op je eigen afdeling. Het is wel verstandig om op tijd de etalagestage voor te bereiden, in goed overleg met je opleider en stagebegeleider. Begin er ten minste een jaar van tevoren mee, maar beter is nog om er al vanaf het begin van de opleiding over na te denken. Dan weet je zeker dat er roostertechnisch zo min mogelijk problemen zijn.’ advertenties Hoe is de verdeling tussen academische centra en algemene ziekenhuizen? 5 6 Marij Smits: ‘Daar is in de inventarisaties niet specifiek naar gevraagd. Uit de inventarisatie onder de opleiders blijkt wel dat de academische ziekenhuizen meer aios voor etalagestages ontvangen dan de algemene ziekenhuizen. Maar er zijn (nog) geen indicaties dat dit leidt tot merkbare tekorten in de algemene ziekenhuizen.’ ‘De NVN vindt dit een uitstekend project’, vervolgt Smits. ‘En ook het Kernconsilium juicht het toe. Het Consilium wil zelfs nog méér aandacht voor de etalagestages, juist omdat het de uitwisseling van kennis en vaardigheden van de aios in het kader van hun opleiding bevordert. Het gaat dan niet alleen om hun medisch-inhoudelijke competenties, maar ook om het bevorderen van andere opleidingscompetenties, zoals samenwerken in een team en werken in een ziekenhuisorganisatie. Dan helpt het als je ook een tijdje meedraait in een ander team of ziekenhuis.’ ‘Het Consilium wil daarom het aantal etalagestages in een ander dan het eigen opleidingsziekenhuis stimuleren. Driekwart van de etalagestages vindt nu plaats buiten het eigen ziekenhuis, maar dat zouden er van het Consilium nog meer mogen worden. Overigens is ook VWS tevreden over de opleidingsetalages. Vandaar dat VWS de subsidie ervoor, die eind 2013 zou eindigen, heeft verlengd tot eind 2015. De etalagestages gaan dus door.’ Op www.opleidingsetalage.nl kunnen opleiders een stage in de etalage zetten en kunnen aios hun ervaringen delen. Ñ Verkorte productinformatie Betaferon® Samenstelling 250 microgram (8,0 miljoen IE) recombinant interferon bèta-1b per ml na reconstitutie. Indicaties Patiënten met een eenmalig demyeliniserend voorval met een actief ontstekingsproces dat ernstig genoeg is om behandeling met intraveneuze corticosteroïden te verantwoorden, als alternatieve diagnoses zijn uitgesloten en als is vastgesteld dat deze patiënten een hoog risico hebben om klinisch definitieve multipele sclerose te ontwikkelen. Patiënten met relapsing-remitting multipele sclerose en twee of meer recidieven gedurende de laatste twee jaar. Patiënten met secundair progressieve multipele sclerose bij wie de ziekte aantoonbaar actief is, dat wil zeggen recidiveert. Dosering en wijze van toediening De aanbevolen dosis bedraagt 250 microgram (8,0 miljoen IE), die in 1 ml van de gereconstitueerde oplossing zit en die om de dag subcutaan moet worden ingespoten (voor uitgebreide informatie hierover zie de SPC). Contra-indicaties Start van de behandeling met Betaferon® tijdens zwangerschap. Anamnese van overgevoeligheid voor een natuurlijk of recombinant interferon bèta of humaan albumine of voor een van de hulpstoffen. Patiënten met een ernstige depressie en/of zelfmoordgedachten. Gedecompenseerde leverziekten. Speciale waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Voorzichtigheid bij vroegere of actuele depressieve stoornissen en/of zelfmoordgedachten, epilepsie, anemie, trombocytopenie, leukopenie, verhoging serumtransaminases en reeds bestaande hartaandoeningen. Aseptische injectietechniek met afwisselende injectieplaatsen om injectieplaatsreacties te verlagen. Dosistitratie in het begin van de behandeling. Voor volledige en uitgebreide informatie zie de SPC Bijwerkingen Meest frequent waargenomen zijn een griepachtig symptoomcomplex en reacties op de injectieplaats; deze nemen in het algemeen af bij verdere behandeling. Handelsvorm Verpakking met 15 enkelstuksverpakkingen, 3x15 enkelstuksverpakkingen en voor dosistitratie met 4 driestuksverpakkingen (voor uitgebreide informatie hierover zie de SPC). Elk stuk bevat 1 flacon met poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel (met natriumchloride-oplossing [0,54 % g/v]), 1 flaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes. Registratienummer EU/1/95/003/005, EU/1/95/003/007 en EU/1/95/003/008. Naam en adres van de registratiehouder Bayer Pharma AG, Berlijn, vertegenwoordigd door Bayer B.V., Postbus 80, 3640 AB Mijdrecht, tel: (0297) 28 06 66. Datum van goedkeuring/herziening van de SPC 25 mei 2012. Afleveringsstatus UR. Verstrekkingsstatus Betaferon® wordt bij de geregistreerde indicaties binnen de geldende criteria volledig vergoed. Stand van informatie februari 2013. Uitgebreide informatie (SPC) is op aanvraag verkrijgbaar. www.bayer.nl L.NL.SM.03.2014.0611 Wat vindt de NVN van de opleidingsstages? Window2Brain.com 22 de neuroloog april 2014 mededelingen van de NVN Nieuwe leden vanaf februari 2014 • N. Godijn, Leids Universitair Medisch Centrum • S.C.M. Nedermeijer, St. Lucas Andreas Ziekenhuis, Amsterdam • F. Sarihan, St. Lucas Andreas Ziekenhuis, Amsterdam • M. ten Voorde, Isala Klinieken, Zwolle • T. Beijer, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, Nijmegen • E. Zock, Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht • I.C.M. Hoogland, Academisch Medisch Centrum Amsterdam • S.M.C. van Erp, HagaZiekenhuis, Den Haag • M.J. Bos, Maastricht Universitair Medisch Centrum • L.H. Koens, Universitair Medisch Centrum Groningen • M.W.A. Teunissen, Maastricht Universitair Medisch Centrum • S.S. Deliran, Radboudumc, Nijmegen • I.H.A.F. Bisschops, Maastricht Universitair Medisch Centrum • L. Wieske, Academisch Medisch Centrum Amsterdam • E.M. Kingma, Universitair Medisch Centrum Groningen • R. Houben, Maastricht Universitair Medisch Centrum • K. Dobbelaere, St. Jozef, Malle • H.F. van Thuijl, VU medisch centrum, Amsterdam • C. Steen, UMC St. Pieter, Brussel Overleden H. Meinardi, Den Haag Activiteiten werkgroepen NVN 4 april 2014 Hoofdpijn IN-zicht Locatie: Leids Universitair Medisch Centrum 9 en 10 mei 2014 Nederlands Belgische Neuromusculaire Studieclub Locatie: Vaals 22 mei 2014 Vergadering Landelijke Werkgroep Neuro-Oncologie Locatie: IKNL Utrecht 23 mei 2014 Symposium Age & Sleep 23 mei 2014 Locatie: Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, Amsterdam Dit is een selectie van de verenigingsactiviteiten. Via ‘Agenda’ op NVN-website kunt u de congresagenda in GAIA raadplegen en zoeken op datum, regio, punten, etc. Indienen abstracts Wetenschappelijke Vergadering 2014 Op donderdag 6 en vrijdag 7 november 2014 vindt de Wetenschappelijke Vergadering en de Algemene Ledenvergadering plaats in NH Sparrenhorst te Nunspeet. Alle klinieken met volledige opleidingsbevoegdheid zijn uitgenodigd om hun beste voordracht(en) en poster(s) in te zenden. De voorkeur gaat hierbij uit naar voordrachten door aios, al of niet gepromoveerd. Een beoordelingscommissie beoordeelt de inzendingen en groepeert voordrachten en posters zoveel mogelijk rond thema’s. De voordrachten moeten over patiëntgebonden onderzoek met duidelijke vraagstellingen vanuit patiënten en ziektebeelden gaan en daarom van belang zijn voor de algemeen neuroloog. Natuurlijk blijft ook voor neurologen en andere onderzoekers de mogelijkheid bestaan om oorspronkelijk werk als voordracht of poster in te sturen. U kunt uw voordracht of poster indienen via een digitale link die te vinden is op de website (homepage). Voordrachten en posters moeten vóór 1 juni 2014 worden aangemeld. Geef om je hersenen: vrijwilligers gezocht voor televisieshow De Hersenstichting, die dit jaar 25 jaar bestaat, gaat 16 april nieuwe donateurs werven met de live-televisieshow ‘Geef om je hersenen, in samenwerking met Omroep MAX. Het belooft een ontroerende, inspirerende televisieavond te worden waarin het kijkerspubliek niet alleen bewust wordt gemaakt van het belang van onze hersenen, maar ook van de noodzaak en de kans om hersenaandoeningen in de toekomst te voorkomen en te genezen. Presentatie is in handen van Charles Groenhuijsen en Marit van Bohemen. De activiteiten van de Hersenstichting sluiten goed aan bij de nieuwe stra- Vacaturebank Op de website van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN) staat een vacaturebank (www.neurologie.nl). Hier kunnen de leden van de NVN gratis een advertentie laten plaatsen. De tekst hiervan kan worden gemaild naar het bureau van de NVN ([email protected]). tegie van de NVN: Gezondheid Hoofdzaak. Recent is daarom het contact tussen de NVN en de Hersenstichting geïntensiveerd met als doel: samen bereiken we meer op het gebied van hersenen en preventie. Er worden nog vrijwilligers gezocht voor het telefoonpanel tijdens de live-uitzending op 16 april. Kent u mensen of collega’s die hieraan willen meewerken? Of wellicht bent u zelf geïnteresseerd? Meld u dan snel aan. Alle hulp is meer dan welkom! Zie voor meer informatie: http:// www.belmeemet.snt.nl/Informatie.aspx promoties VU medisch centrum www.vumc.nl 21 maart 2014 Functional and perfusion MRI in dementia M.A.A. Binnewijzend Promotoren: prof. dr. F. Barkhof en prof. dr. Ph. Scheltens 23 de neuroloog april 2014 ‘De term subjectieve hypesthesie bij het neurologisch onderzoek is een pleonasme.’ Stelling bij het proefschrift van J. Coutinho MUMC www.maastrichtuniversity.nl 6 februari 2014 Ultra low-field strength intraoperative MRI for Glioblastoma Surgery P. L. Kubben Promotor: prof. dr. J.J. van Overbeeke 14 februari 2014 Small fiber neuropathy and sodium channels; a paradigm shift J. G.J. Hoeijmakers Promotor: prof. dr. R.J. van Oostenbrugge 20 februari 2014 The Role of biomarkers in preclinical and prodromal Alzheimer’s disease S.J.B. Vos Promotor: prof. dr. F.R. Verhey colofon De Neuroloog is een onafhankelijk tweemaandelijks tijdschrift, waarin opgenomen nieuws en medede lingen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie. De Neuroloog verschijnt 6 maal per jaar in een oplage van 1.500 exemplaren. REDACTIE BPM Medica Wijnand van Dijk, eindredactie Postbus 2644, 1000 CP Amsterdam e-mail: [email protected] REDACTIERAAD Dr. Selma C. Tromp, hoofdredacteur St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein Dr. Marcel P. J. Garssen, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch Dr. Daniëlle de Jong, Kempenhaeghe locatie Hans Berger Kliniek, Oosterhout Dr. Evert C.A. Kaal, Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam Jolein Overdijk, Medisch Centrum Haaglanden AMC Amsterdam www.amc.nl UMCG www.rug.nl 21 maart 2014 12 maart 2014 Epidemiology, Diagnosis and Treatment of Cerebral Venous Thrombosis J. Coutinho Promotor: prof. dr. J. Stam Hemisphere-specific support of visuomotor control in Parkinson’s Disease A. van der Hoorn Promotoren: prof. dr. K.L. Leenders en prof. dr. B.M. de Jong UMC Utrecht www.umcu.nl 4 maart 2014 Understanding ALS: insights from genetics, genomics and functional biology E. Groen Promotoren: prof. dr. L.H. van den Berg en prof. dr. R.J. Pasterkamp UITGEVER BPM Medica Wijnand van Dijk VERENIGINGSSECRETARIAAT Bureau Nederlandse Vereniging voor Neurologie Mercatorlaan 1200 Postbus 20050, 3502 LB Utrecht Het bureau is telefonisch bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur. tel.: (030) 282 33 43 e-mail: [email protected] website: www.neurologie.nl MEDEWERKERS AAN DIT NUMMER Jan Hein van Dierendonck, Michel van Dijk, Doris Fennis, Peter Koehler, Martin Laman en Naomi Querido ONTWERP EN ART DIRECTION Def, Amsterdam OPMAAK Novente, Lunteren OMSLAGFOTOGRAFIE Jeroen Dietz DRUKWERK Veldhuis Media, Raalte ABONNEMENTEN NVN-leden krijgen het tijdschrift De Neuroloog kosteloos toegestuurd. Andere geïnteresseerde professionals kunnen zich via de uitgever abonneren à € 65,– per jaar. ADRESWIJZIGING NVN-leden kunnen een adreswijziging sturen naar het NVN-bureau in Utrecht. ADVERTENTIES Cross Advertising, Nieuwe Haven 133, 3116 AC Schiedam tel.: (010) 742 10 23 e-mail: [email protected] website: www.crossmedianederland.com © 2014 BPM Medica ISSN: 1380-3476 De uitspraken van auteurs en geïnterviewden in artikelen in deze uitgave weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de redactie en de uitgever. Ook zijn uitgever en redactie niet verantwoordelijk voor de inhoud van andere uitingen, zoals cartoons, columns en advertenties. De redactie heeft geprobeerd alle rechthebbenden op teksten en beeld te achterhalen. In gevallen dat dit niet is gelukt, vragen wij u contact op te nemen met de eindredacteur, via [email protected]. advertentie Met de nieuwe ergonomische auto-injector Zie productinformatie elders in dit tijdschrift POWERED BY L.NL.SM.03.2014.0611 www.ms-life.nl
© Copyright 2024 ExpyDoc