treat first what kills first

uitgave i.s.m. de Nederlandse
Vereniging voor Neurologie
www.neurologie.nl
jaargang 21
nummer 1
februari 2014
Nieuwe
NVN-strategie
‘We hopen op een
olievlekwerking’
Neuromusculaire
Ziekten
De ambities van
de werkgroep
de
neuroloog
Ruud van der Kruijk
Acute zorg:
treat first what kills first
App-recensie
NeuroMind
Neuro Localiser
Avonex Pen
®
Een zo normaal mogelijk leven leiden.
Avonex Pen onderstreept effectiviteit en gemak
met als doel een hoge therapietrouw en een duurzaam effect.1-4
Bijsluiter elders in dit tijdschrift
Niet voor niets
één keer per week1
AVO-NED-0017
▼
Daar teken ik voor!
11
6
Geschiedenis
Tonische halsreflexen en de filmcollectie
van Rudolf Magnus.
De neuroloog
moet ‘onbescheiden bescheiden’
zijn
Tijdens de Biemond
Cursus presenteerde
de NVN de strategie
voor de komende
jaren. Dit keer geen
dik rapport, maar een
filmpje van een
minuut met vijf hoofdzaken. ‘We hopen op
een olievlekwerking’,
vertelt NVN-voorzitter
Bernard Uitdehaag.
12
‘We hebben vaak aan een half
woord genoeg’
Jan de Gans en zijn neven Koen de Gans
en Diederik van de Beek delen de liefde
voor logica, details en het ‘rechercheursgevoel’.
14
Acute zorg: treat first what kills
first
Ruud van der Kruijk is instructeur en trainer
voor Advanced Trauma Life Support en
Medical Acute Life Support, de meest gangbare methodieken in de acute opvang van
patiënten met een trauma of acute ziekte.
16
Bouwen aan een virtueel Nederlands Neuromusculair Centrum
De werkgroep Neuromusculaire Ziekten
stelt samen met Spierziekten Nederland
kwaliteitscriteria op voor neuromusculaire
centra, vertelt prof. dr. J.J.G.M. Verschuuren.
&
4
4
10
15
21
NeuroMind
De app voor neurochirurgische classificatiesystemen en neurologische scores.
VOORWOORD
NIEUW en toch
vertrouwd!
NIEUWS
Voor u geselecteerd
SPOTLIGHT
‘Deze baan is een
geweldige, ongebruikelijke uitdaging’
NVN
Mededelingen
19
20
22
COLUMN VAAN
De Jonge Specialist
COLUMN BBC
2014, het jaar van
de fraude
PROMOTIES
Overzicht
4
de neuroloog
februari 2014
voorwoord
nieuws
‘Klimmen tegen MS’
Neurologen op de
Mont Ventoux
NIEUW en toch vertrouwd!
U zag het natuurlijk meteen toen u De Neuroloog uit uw brievenbus
viste: het blad steekt in een nieuw jasje! Nieuwe cover, nieuw lettertype, nieuwe lay-out. Gelukkig is er niets veranderd aan de inhoud. De
redactie is er ook deze keer weer in geslaagd u een blad voor te schotelen met een grote variatie aan zowel vertrouwde als nieuwe onderwerpen.
Vertrouwd is een bijdrage over de geschiedenis van de neurologie.
Nieuw is de ontdekking van een schat aan filmmateriaal in een bunker
in Scheveningen. Peter Koehler doet verslag.
Vertrouwd is de rubriek ‘In de familie’. Nieuw is dat het dit keer gaat
over een oom en twee neven (en stiekem ook een partner), allen in hetzelfde ziekenhuis.
Vertrouwd is dat we een werkgroep het woord geven over hun onderwerpen en activiteiten. Dit keer is het de beurt aan de werkgroep
Neuromusculaire Ziekten. Nieuw is een poging om de bestaande registratie van myopathieën en neuropathieën een landelijke dekking te
laten krijgen.
Vertrouwd is dat we een neuroloog met iets bijzonders in de spotlight
zetten. Nieuw is dat we daarvoor moesten afreizen naar Tanzania.
Vertrouwd is dat de VAAN een bijdrage levert over de opleiding. Nieuw
is de fusie tussen de LVAG en de Jonge Orde tot één belangenvereniging voor aios: de Jonge Specialist.
Vertrouwd zijn een recensie, nieuwsberichten en promoties. Nieuw is
een interview met Ruud van der Kruijk over scholing in ATLS en medicALS. Hij pleit ervoor dat meer neurologen worden opgeleid in deze
methodieken, omdat we als neurologen een spin in het web van de acute zorg kunnen zijn.
Vertrouwd zijn onderwerpen waar het bestuur zich mee bezighoudt.
Deze keer gaat dat over de aanloop naar de nieuwe strategie. Op de
afgelopen Biemond Cursussen in december werd de nieuwe strategie
met de vijf hoofdzaken ingeluid met behulp van een kort filmpje (zie
www.neurologie.nl). In de komende vijf nummers zult u voorbeelden
tegenkomen van onderwerpen en activiteiten die onder die vijf hoofdzaken kunnen worden geschaard.
U merkt het al: de buitenkant kan dan zijn veranderd, de binnenkant is
nog als vanouds. We wensen u veel nieuwe inzichten en veel vertrouwd
leesplezier toe.
Selma Tromp
Op 9 juni vindt in Frankrijk het evenement ‘Klimmen tegen MS’
plaats waarbij men 1, 2 of 3 keer de Mont Ventoux op kan klimmen. Een soort Alpe du Zes, maar dan kleinschaliger. Er is een
initiatief om met een groep neurologen dit jaar mee te gaan
doen. Enkele neurologen verspreid uit het land hebben zich al
aangemeld. Als je zin hebt om mee te doen en het leuk vindt een
gezellig lang pinksterweekend te fietsen met collega’s, ook nog
voor het goede doel, neemt u dan contact op met Wibe Moll uit
het Maasstad ziekenhuis of Marcel Garssen uit het Jeroen Bosch
Ziekenhuis. Mailen kan ook naar [email protected]
of [email protected]
Zweeds onderzoek
Minder MS door alcohol?
Bij geheelonthouders komt vaker MS voor dan bij
mensen die wel alcohol drinken. Dit blijkt uit twee
Zweedse case-controlstudies, gepubliceerd in JAMA
Neurology.
Ruim 6.500 mensen met MS en ruim 7.000 zonder de ziekte
werd gevraagd of en hoeveel ze dronken in de jaren voor en na
de diagnose (of een vergelijkbare periode voor de controlegroep). De onderzoekers maakten een onderverdeling in groepen - van geen tot veel alcoholgebruik - en vergeleken vervolgens hoe vaak MS in de verschillende groepen voorkwam. En
het resultaat was: hoe meer alcohol, hoe minder vaak MS.
Daarmee is niet bewezen dat alcohol de kans op MS verlaagt.
Het zou kunnen dat mensen met MS minder gaan drinken,
nog voor de diagnose is gesteld, omdat ze anders reageren op
alcohol. Anderzijds is het niet de eerste aandoening waarbij
alcohol mogelijk een beschermende rol kan spelen. Ook voor
auto-immuunziektes zoals reumatoïde artritis en SLE is hier
sprake van. Daarnaast is wel eens eerder gevonden dat alcohol
op het beloop van sommige MS-vormen een gunstig effect kan
hebben.
Bron: Medisch Contact
nieuws
Winnaar Zilveren Babinski
Martin Lamans vreugdesprong
De Zilveren Babinski 2013 is gewonnen
door dr. Martin Laman, opleider klinische neurofysiologie in het Sint Lucas
Andreas Ziekenhuis in Amsterdam.
Deze VAANdragersprijs wordt jaarlijks door
de VAAN uitgereikt tijdens de Biemond Cursus in december. Vanwege zijn onuitputtelijke vrolijk enthousiasme, zijn liefde voor
het vak, zijn betrokkenheid en toewijding en
het feit dat hij een altijd weer een vreugdesprongetje maakt als hij een Martin-Gruber heeft ontdekt, werd deze fantastische
opleider beloond met deze prijs.
Martin Laman staat in de Spotlight van
nummer 2 van De Neuroloog.
Unieke Nederlandse samenwerking
in internationaal epilepsieonderzoek
De Nederlandse inbreng bestond uit een
samenwerking tussen het UMC Utrecht en
de Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) waaraan sinds kort ook het
Academisch Centrum voor Epilepsie (ACE),
een samenwerkingsverband tussen het Epilepsiecentrum Kempenhaeghe en het Maastricht UMC+ (MUMC+), is toegevoegd.
Een dergelijk initiatief waardoor nagenoeg
alle patiënten in Nederland met een ernstige, refractaire epilepsie met polyfarmacie
voor het onderzoek benaderd kunnen worden is uniek in Europa.
Het doel van het EpiPGX project is om
genoomgebaseerde biomarkers te inventariseren die de behandeling van epilepsie kunnen individualiseren. Het EpiPGX-project is
hiervoor afhankelijk van grote, goed gefenotypeerde patiëntcohorten met een refractaire vorm van epilepsie waarbij sprake is van
polyfarmacie met een jarenlange follow-up
van effectiviteit en bijwerkingen van de
anti-epileptica. Alleen in deze populatie
kunnen genetische biomarkers worden
de neuroloog
februari 2014
Onderzoek migraine-medicijn
Helft werkzaamheid medicijn
is placebo
Een team van Amerikaanse wetenschappers
onderzocht het placebo-effect bij migrainepatiënten en publiceerde hierover in Science
Translational Medicine.
Bron: VAAN
GenE-project
Sinds november 2011 loopt er een
internationaal onderzoek naar de
genetische oorzaken van epilepsie:
EpiPGX, Epilepsy Pharmacogenomics:
delivering biomarkers for clinical use.
Aan EpiPGX doen vijftien Europese
instellingen mee, gecoördineerd door
het UCL in Londen.
5
geïdentificeerd die van belang zijn voor het
kiezen van de juiste anti-epileptica, zowel
met betrekking tot effectiviteit als de kans
op bijwerkingen. Omdat in Nederland de
meeste patiënten met een refractaire vorm
van epilepsie onder behandeling staan in
een van de drie samenwerkende centra kunnen hier bijna alle patiënten over het onderzoek geïnformeerd worden en kan een goed
inzicht verkregen worden van effectiviteit en
bijwerkingen van medicatie in relatie tot
genetische biomarkers voor deze populatie
patiënten. Hierbij kijkt SEIN nog naar de
genetische predispositie van het voorkomen
van hyponatriemie bij Carbamazepine- en
Oxcarbazepinegebruik.
Daarnaast biedt de samenwerking in de toekomst het ideale platform voor een snelle
terugkoppeling van de resultaten naar de
patiëntenzorg. De GenE-studie leent zich
naast farmacogenetisch onderzoek ook uitstekend voor onderzoek naar genetische
risicofactoren voor het ontwikkelen van epilepsie, hetgeen een andere doelstelling is
van het Nederlandse consortium.
Aan het onderzoek deden 66 patiënten mee, bij
wie in totaal 459 migraineaanvallen werden
behandeld. Voor die ‘behandelingen’ hadden de
deelnemers de beschikking over zes enveloppen
met telkens twee tabletten die ze moesten slikken tijdens zes opeenvolgende migraineaanvallen. Twee enveloppen gingen vergezeld van positieve verwachtingen: de patiënt kon rekenen op
pijnreductie. Volgens het label op de enveloppen
bevatten ze het medicijn Maxalt (rizatriptan).
Twee enveloppen gingen gepaard met negatieve
verwachtingen - de pijn zou niet afnemen. Deze
enveloppen bevatten volgens het label placebo’s.
En dan waren er nog twee enveloppen zonder
expliciete verwachtingen. In beide enveloppen
zaten aldus het opschrift Maxalt-tabletten of
placebo’s. In werkelijkheid zaten in alle enveloppen steeds een Maxalt-tablet en een placebopil.
Belangrijkste conclusie: Maxalt bleek in alle
gevallen superieur aan een placebo. Maar als
Maxalt daadwerkelijk gelabeld was als ‘Maxalt’
dan verdubbelde de pijnreductie ten opzichte
van Maxalt gelabeld als ‘placebo’. Verder bleek
Maxalt gelabeld als ‘Maxalt of placebo’ beter te
werken dan Maxalt gelabeld als ‘Maxalt’. Mogelijk dat onzekerheid over het behandeleffect leidt
tot grotere lichamelijke waakzaamheid, dat de
therapeutische werkzaamheid verhoogt. Tot slot
bleek dat patiënten baat hadden bij placebo’s,
ook als ze wisten dat het om neppillen ging. De
onderzoekers speculeren dat er een soort ‘lichamelijk geheugen’ bestaat dat neurobiologische
(in dit geval pijnstillende) veranderingen
oproept.
Bron: Epilepsiecentrum Kempenhaeghe
Bron: Medisch Contact
6
de neuroloog
februari 2014
tekst: Ger Post, wetenschapsjournalist
beeld: Jeroen Dietz
vereniging
NIEUWE STRATEGIE NVN
De neuroloog
moet ‘onbescheiden
bescheiden’ zijn
Tijdens de Biemond Cursus in december presenteerde de NVN
de strategie voor de komende jaren. Het bestuur had dit keer geen
dik rapport met gedetailleerde actiepunten, maar een filmpje van
een minuut met daarin vijf hoofdzaken. ‘We hopen op een olievlekwerking’, vertelt NVN-voorzitter Bernard Uitdehaag.
7
de neuroloog
februari 2014
De dag na de presentatie van de nieuwe strategie schuiven NVN-voorzitter prof. dr. Bernard Uitdehaag en vicevoorzitter dr. Selma
Tromp aan voor het interview. Dat het geen
conventionele nota is, lijkt een understatement. Dit keer geen lijvig boekwerk, maar
een filmpje van een minuut. En de twintig tot
in detail uitgewerkte doelen (zoals in de vorige nota), hebben plaatsgemaakt voor vijf
hoofdzaken. Uitdehaag: ‘Het doel van deze
strategie is leden te prikkelen en te stimuleren.’
De kiem voor de nieuwe strategie was gelegd
bij de presentatie van de vorige strategienota,
vier jaar geleden. Communicatiedeskundige
Rob Benjamens van Conclusion Communication Architects was toen uitgenodigd om de
doelen van de neurologen eens vanuit zijn
expertise te belichten. Op zijn slides stonden
citaten als ‘Je imago is je beste amigo’ en hij
had het over ‘emotionele componenten,
enkelingen en details die dit imago kunnen
bepalen’. Hij zei tegen de neurologen in het
publiek: ‘Jullie hebben een calimero-probleem. Jullie zijn te bescheiden en denken
dat de anderen groot zijn, en jullie klein.’
Onzichtbaar voor het grote publiek
Uitdehaag herinnert zich die presentatie nog
goed. ‘Ik vond het de beste presentatie van
die dag. Benjamens was kritisch. Hij benadrukte een onderdeel dat wij als neurologen,
die vaak op de feiten zijn gericht, over het
hoofd zien: het gevoel dat je bij anderen
oproept. Het was heel inspirerend.’
In de jaren daarna merkte de voorzitter
bovendien dat er misschien wel iets zou
kunnen zitten in de constatering dat neurologen te bescheiden zijn. Ondanks de mooie
successen (van het opzetten van de trombolysezorg tot publicaties in wetenschappelijke toptijdschriften), is de beroepsgroep
onzichtbaar voor het grote publiek. Als ze al
zichtbaar zijn in de kranten, dan is dat vaak
na negatieve berichten over enkelingen als
Jansen Steur. Deze uitzonderingen dreigen
het imago van de neuroloog te bepalen, pre-
cies zoals Benjamens had voorspeld tijdens
zijn presentatie.
Voor de nieuwe strategie benaderde Uitdehaag Benjamens voor hulp. De communicatiedeskundige zette allereerst een analyse op
poten (een zogeheten SWOT, zie pagina 9)
van het merk ‘de neuroloog’, zoals hij dat
eerder had gedaan bij grote bedrijven en
politieke partijen. Aan de hand van deze
analyse werden de sterke en zwakke punten
van de neuroloog achterhaald en de kansen
en bedreigingen voor de beroepsgroep in de
komende jaren uiteengezet.
Voor zover Uitdehaag en zijn collega
bestuursleden zich nog niet realiseerden dat
ze met het aanstellen van Benjamens uit hun
comfortzone traden, dan werd dat wel duidelijk tijdens de eerste bijeenkomst. Ze kregen vragen voorgeschoteld als ‘met welk
automerk associeer je neurologen?’ en ‘wat
moet er in de openingsspeech van de ALV
van 2019 staan?’ Vicevoorzitter Selma
Tromp was bij alle bijeenkomsten van de
partij en raakte geïnspireerd. Ze vertelt: ‘Het
was een bijzonder proces. We werden er erg
enthousiast van.’
Tijdens de eerste oefeningen kwam opnieuw
de bescheidenheid van neurologen bovendrijven. Op de vraag van Benjamens ‘met
welke sport associeer je het imago van de
neuroloog?’ volgden antwoorden als ‘korfbal’
en ‘wandelen’. Benjamens: ‘Dat vond ik kenmerkend. Er is niks mis met die sporten,
maar dan ben je wel degelijk en vind je je
eigen vak zeker niet sexy. Misschien zelfs op
het randje van geitenwollensokken.’
Meer naar buiten treden
Bescheidenheid werd de rode draad door de
hele analyse. Toen Benjamens met zestien
partijen - van patiënten tot voorzitters van
de raden van bestuur van een verzekeraar en
een ziekenhuis - sprak over neurologen,
noemden zij vrijwel allemaal dat neurologen
wel wat meer naar buiten mogen treden. Ze
hadden het succes van hoe ze de CVA-zorg
Bernard Uitdehaag:
‘Het doel van deze
strategie is leden
te prikkelen en te
stimuleren.’
hebben geregeld meer mogen claimen, vertelden sommigen. Anderen vonden dat
neurologen node worden gemist in het debat
over gezondheid en het brein, twee populaire onderwerpen in de media. In de woorden
van een stakeholder: ‘Het debat is gestart,
pak daar je verantwoordelijkheid.’
Vandaar dat de bestuursleden bij de presentatie van de nieuwe strategie in Veldhoven
de zevenhonderd toehoorders opriepen
minder bescheiden te zijn, successen te claimen, een rol te spelen in het veranderende
zorglandschap en proactief te zijn. Neurologie is ‘het vak van de toekomst!’, hielden ze
het publiek voor.
Treed eens naar buiten, dat is natuurlijk
makkelijk gezegd. Maar hoe moet een
neuroloog dat doen? Of, zoals één van hen
aan Tromp en Uitdehaag vroeg na de presentatie: ‘Hoe kunnen jullie iets van ons vragen dat wij niet in ons hebben?’ Waarmee de
vragensteller doelde op de zwakke punten
van ‘de neuroloog’ die uit de analyse naar
voren waren gekomen: ‘te bescheiden’ en
‘weinig zichtbaar’.
Daar komt nog bij dat de betrokkenheid Ò
8
de neuroloog
februari 2014
vereniging
Selma Tromp:
‘Het was een
bijzonder proces.
We werden er erg
enthousiast van.’
van de leden tot nu toe beperkt is, zo bleek
uit de SWOT. Aios Simon van den Bogaard
schreef vorig jaar in de VAAN-column in De
Neuroloog: ‘Bestaat er zoiets als een strategienota dan? Moet ik dat gelezen hebben?
Een vlug inventarisatierondje onder mijn
mede-aios leert dat geen van allen deze heeft
gelezen, als ze al van het bestaan af wisten.’
Vijf hoofdzaken
Waarom verwachten de bestuursleden dat de
betrokkenheid bij de huidige strategie groter
zal zijn? Tromp en Uitdehaag hebben verschillende plannen om de leden te prikkelen.
Ten eerste is er de strategie zelf, die meer uitnodigt tot meedoen dan zijn voorganger, vertelt Uitdehaag. ‘Hoewel de vorige strategienota weliswaar heel concreet en tot in detail
was uitgewerkt, was hij wellicht te gedetailleerd en vooral gericht op activiteiten van het
bestuur en de commissies. Het risico hiervan
is dat mensen zich niet aangesproken voelen
om mee te doen. Sommige leden zeiden: ‘Dat
zijn mooie plannen, ik hoop dat u dat gaat
bereiken en veel succes ermee’.’
De nieuwe strategie heeft om die reden geen
details, maar vijf hoofdzaken met bijpassende logo’s. ‘Preventie’, ‘ouderen’, ‘dialoog’,
‘verbinden’ en ‘hersenen’ zijn de hoofdzaken
voor de komende vijf jaar. Uitdehaag: ‘We
hebben het met deze hoofdzaken expres
meer open gelaten. Enerzijds om mensen te
prikkelen om zelf met nieuwe dingen te
komen. Anderzijds omdat veel initiatieven
van neurologen die nu al lopen er mooi
onder kunnen vallen.’
Zo is er een initiatief waar neurologen bij
huisartsen meedoen tijdens het spreekuur.
En op andere plaatsen zijn patiënten en
ouderenbonden betrokken bij de manier
waarop de zorg is georganiseerd. ‘Door dit te
benoemen en bijvoorbeeld het logo van
“hoofdzaak ouderen” erbij te plaatsen, kunnen dit soort initiatieven herkenbaarder
worden. Bovendien kan het collega’s inspireren om ook zulke initiatieven op te zetten.
We hopen op een olievlekwerking,’ vertelt
de voorzitter.
Om deze olievlekwerking van initiatieven te
bevorderen werkt De Neuroloog de komende edities per hoofdzaak voorbeelden uit,
vertelt Tromp, die tevens hoofdredacteur is
van het tijdschrift. Er ligt bijvoorbeeld een
verhaal op stapel van een ziekenhuis waar
neurologen een bepaalde wijk krijgen toebedeeld, waardoor huisartsen steeds met
dezelfde neuroloog contact hebben. Tromp:
‘Dat soort initiatieven zijn we nu aan het verzamelen en we hopen dat nog meer neurologen hun ideeën toesturen naar vereniging@
neurologie.nl. We zijn in de loop van dit proces heel enthousiast geworden en zien overal
mogelijkheden. We hopen dit enthousiasme
over te kunnen brengen op de andere leden.’
Het applaus waarmee het filmpje met de vijf
hoofdzaken werd ontvangen door de aanwezigen in Veldhoven, was alvast een goed
voorteken. Een van hen wilde het filmpje
meteen gebruiken tijdens een gesprek met
de directie van haar ziekenhuis, om te laten
zien waar ze voor stond. Uitdehaag: ‘De
reacties waren unaniem positief. Veel mensen waren door het eigentijdse filmpje verrast. Iemand kwam naar me toe en zei: “Het
gonst overal rond!” ’
Wandelaar onder de sprintende
breinatleten
Dan zegt de voorzitter: ‘Maar goed, de men-
sen die het niks vonden, zullen het misschien ook niet tegen me gezegd hebben. Die
komen niet naar je toe.’ Na deze relativerende opmerking valt het even stil aan het tafeltje. Als het woord ‘bescheiden’ even weg
was, dan is het daar weer in vol ornaat. Uitdehaag vult vervolgens zelf in wat de vicevoorzitter en de journalist denken: ‘Dat is
dan natuurlijk weer de bescheiden neuroloog die een succes relativeert.’
Het punt van de neuroloog na de presentatie
(‘Hoe kunnen jullie iets aan ons vragen dat
we niet in ons hebben?’), lijkt sterker dan
ooit. Dwingt het vak van neurologie iemand
niet automatisch om goed overwogen antwoorden te geven, die misschien niet aantrekkelijk zijn voor journalisten? Is de
neuroloog inderdaad de wandelaar onder de
sprintende breinatleten?
Misschien wel, maar die zogenaamde zwakte is juist hun kracht, zegt communicatiedeskundige Benjamens. ‘Uit gesprekken met
verschillende partijen blijkt dat neurologen
als eerlijke, open en doordachte vakmensen
worden gezien. Dat zijn juist mooie waarden
om op verder te bouwen. Daar moet je je op
focussen. En je moet mensen deelgenoot
maken van de vorderingen in je vak, dat is
heel belangrijk. Dat betekent niet dat je successen op een borstklopperige manier
claimt, maar op een ingetogen wijze meldt,
zoals neurologen zijn.’
Uitdehaag vult aan: ‘We hoeven onszelf
zeker niet op de borst te kloppen, maar we
hoeven ons ook niet te verstoppen totdat er
iets negatiefs gebeurt en de pers ons
opzoekt. Het zou mooi zijn als we de trots op
ons vak de komende jaren wat vaker kunnen
uitdragen.’
Zo’n proactieve houding is niet alleen noodzakelijk voor zichtbaarheid in de media,
maar ook om de grenzen met andere
beroepsgroepen te bewaken, zegt Uitdehaag.
‘Sommige psychiaters zeggen bijvoorbeeld
dat ze ook dementie kunnen diagnosticeren,
maar dat is een grensgebied. Samenwerken
met psychiaters is prima, maar het gevaar
9
de neuroloog
februari 2014
Hersenen een hoofdzaak
• betrouwbaar
• gestructureerd
• verbinders
• focus op gezondheid
• populariteit hersenen
• veroudering bevolking
kans
• belang preventie
sterkte
Liever spreken de bestuursleden niet over
bedreigingen als ware het een ‘Slag om het
Brein’. Ze benadrukken graag de kansen die
er de komende vier jaar liggen. ‘Hersenen
zijn hip,’ zegt Tromp, waarmee ze doelt op
de nog immer groeiende interesse voor het
brein en gezondheid. 2014 is uitgeroepen
tot het Jaar van het Brein in Europa en de
Hersenstichting houdt in de week van 10
maart een Brain Awareness Week. ‘Ik verwacht niet dat we die week zullen domineren, maar ik zou het niet goed vinden als je
de hele week de neuroloog niet hoort,’ zegt
Uitdehaag.
‘Vanwege de kansen op dit gebied, hebben
we voor de komende jaren de hersenen een
hoofdzaak genoemd. We concentreren ons
minder op bijvoorbeeld ruggenmerg of
zenuwen, maar dat betekent niet dat dit
heel belangrijke bijzaken kunnen zijn.’
Zoals de bestuursleden de toehoorders
in Veldhoven voorhielden: ‘Hersenen staan
in het middelpunt van de belangstelling.
Daar hoort een centrale rol bij voor de
neuroloog. Ñ
Nadat Rob Benjamens samen met zijn collega
Madelon Schaap van Conclusion Communication
Architects de bestuursleden van de NVN ‘naar
binnen’ had laten kijken om de eigen sterkte- en
zwaktepunten te analyseren, interviewde hij zestien stakeholders. Hij schoof onder andere aan
bij patiëntenverenigingen, de directeur-generaal
van het ministerie van Volksgezondheid en verzekeraars. ‘Ze zeiden dat de NVN de eerste
beroepsvereniging was die aan ze vroeg wat ze
van hen vonden. Dat vonden ze allemaal heel
bijzonder,’ vertelt Benjamens.
Tijdens de gesprekken met de andere partijen,
proefde Benjamens veel begrip voor de positie
van neurologen. Zo beseffen veel partijen, van
patiënten tot huisartsen en directies van ziekenhuizen, hoe lastig het vak neurologie is. Een
geïnterviewde vertelde Benjamens: ‘Neurologie
is een beetje een rot vak; je stelt vreselijk ingrijpende diagnoses en je kunt er zo weinig aan
doen.’
De andere partijen gaven niet alleen blijk van
een goed inzicht in de problematiek waarmee
neurologen kampen, hun beeld van neurologen
kwam ook grotendeels overeen met het zelfbeeld van neurologen. Benjamens: ‘Ze zien
neurologen als doordachte, betrouwbare en
gestructureerde mensen. Dat is een beeld dat
neurologen ook van zichzelf hebben.’
Op een paar punten week het beeld van de stakeholders iets af. Benjamens: ‘Neurologen vinden
zichzelf heel zelfkritisch, maar de buitenwereld
ziet dat niet zo. Ook geven neurologen zichzelf
hoge cijfers voor human interest, terwijl anderen
ze daarvoor iets lagere scores geven.’
Maar de constateringen van de buitenwereld
verschilden op één punt het meest van het zelfbeeld van neurologen: hoe sexy het vak is. De
bestuursleden gaven het eigen vak hiervoor een
2 als rapportcijfer, terwijl anderen op een ruime
voldoende kwamen. Wellicht dat dit aan een
andere karaktereigenschap van neurologen ligt,
waarover alle partijen het dan wel weer eens
waren: bescheidenheid.
zwakte
dreigt dat we met het geven van een vinger
de hele hand verliezen. Dementie blijft een
neurologische diagnose waarbij de neuroloog leidend is. Die grens moeten we bewaken en we moeten ons ook op dat vlak minder bescheiden opstellen.’
DE SWOT-ANALYSE
bedreiging
‘Neurologen
worden gezien
als eerlijke, open
en doordachte
vakmensen’
• te bescheiden
• weinig zichtbaar
• weinig slagvaardig
• betrokkenheid leden beperkt
• grenzen met andere specialismen
• verdeeldheid achterban
• druk externe partijen
10
de neuroloog
februari 2014
spotlight
‘Deze baan is een geweldige,
ongebruikelijke uitdaging’
Neuroloog Marieke Dekker woont en werkt sinds 2012 in Tanzania
(zie www.zwets.com).
Hoe bent u als neuroloog in Tanzania
terechtgekomen?
Zijn de patiënten en hun klachten
vergelijkbaar met die in Nederland?
‘Mijn interesse in neurologie begon al tijdens de geneeskundestudie, in een genetisch geïsoleerd dorpje waar ik veldwerk
deed voor mijn promotieonderzoek naar de
Ziekte van Parkinson. Later in de opleiding
trok het wereldwijde capaciteitsprobleem
van de neurologische zorg mijn aandacht.
Mijn opleidingskliniek Radboudumc werkt
al veertig jaar samen met KCMC, een universiteitsziekenhuis in Moshi aan de voet
van Mount Kilimanjaro. Tanzania heeft 48
miljoen inwoners en is het grootste land ter
wereld zonder neurologieopleiding. Tot
mijn komst in 2012 was er één neuroloog.
In 2013 is Tanzania toegelaten als lidstaat
van de World Federation of Neurology.
WFN heeft ons twee Grant-in-Aid Awards
toegekend voor onze tweejarige neurologieopleiding voor internisten én voor samenwerking binnen de East-African Community. EAC is de historische alliantie van Tanzania met het rijkere Kenia en Oeganda, en het
vanuit burgeroorlogen opkrabbelende
Rwanda en Burundi. We werken richting
een EAC-breed curriculum, nascholing én
tekstboek. WFN beveelt het prachtige
Neurology in Africa (2012) aan als gratis,
’pan-Afrikaans’ neurologietekstboek (www.
uib.no/cih/en/resources/neurology-in-africa). Het is geschreven door Tanzania’s andere neuroloog William Howlett, en ook een
Franse vertaling voor westelijk Afrika is
onderweg.’
‘We zien relatief veel epilepsie, young stroke, hypertensieve bloedingen en natuurlijk
HIV/AIDS-gerelateerde neuro-infecties.
Verder bacteriële meningitis, cerebrale
malaria, neurotuberculose, neurocysticercose, tetanus, rabies. Perinatale asfyxie is
helaas schering en inslag, en onder Maasai
met hun dieet van melk, vlees en koeienbloed komt veel spina bifida voor. Andere
regiogebonden aandoeningen zijn fluorosis,
konzo, lepra en hoogteziekte bij beklimmers
van de Kilimanjaro (5.895m).
In cultureel-antropologisch opzicht blijf ik
me verwonderen. Epilepsie is “bezetenheid”
en die arme Huntingtonpatiënte die we
onlangs zagen een “heks”, verdreven door
haar dorpsgenoten. De hoogleraar Kindergeneeskunde die, in bijzijn van drie jongens
met Duchenne en hun ouders, doceerde
over maternale overdracht zag de moeder
ter plekke verstoten worden door haar echtgenoot. Veel patiënten zwijgen liever over
hun witch doctors, duivelsuitdrijvers en
gebedsgenezers, maar traditionele geneeswijzen zijn diepgeworteld in de Afrikaanse
samenleving. En die Westerse dokters vallen
toch enigszins tegen, want ze schrijven niet
zomaar receptjes uit...’
Wat is het belangrijkste verschil met
een Nederlands ziekenhuis?
‘Tanzaniaanse onderwijsinstellingen zijn
hiërarchischer met een nogal onveilig leer-
klimaat, hetgeen je in veel artsen en studenten terugziet. Dat vraagt soms om creatieve
onderwijsmethodes. Ik mis Nederlandse
onderzoeksfaciliteiten! Een MRI betekent
hier twee dagen reizen en afgezien van onze
EEG-unit is er nog maar één andere. Laboratorium- en liquoronderzoek is beperkt en
veel medicatie is te duur, onverkrijgbaar of
blijkt regelrecht namaak. Pyridostigmine
bijvoorbeeld kost een lokaal daginkomen
per tablet. Daarbij komt dat Tanzanianen
zeer zelden een ziektekostenverzekering
hebben. Maar deze baan is een geweldige,
ongebruikelijke uitdaging. Niets in Nederland evenaart dat voorlopig.’
Hoe behoudt u uw registratie in
Nederland?
‘Alhoewel het “anders dan anders” is, doe ik
fulltime patiëntenzorg en academisch onderwijs. Nascholing is superbelangrijk. Gelukkig
heeft de NVN e-learning, ondersteunt het
Radboudumc de Biemond Cursus en de reis
en heten grotere congressen nieuwkomer
Tanzania nu welkom. We onderzoeken ook
mogelijkheden voor een Etalagestage in deze
“tropische Radboudumc-dependance”.’
Hoe is het als gezin om in Tanzania te
wonen?
‘Onze kinderen willen al niet meer terug!
Mijn werk gaat ten minste door tot de eerste
Tanzaniaanse neurologen uit de opleiding
komen. Daarna verklaar ik mezelf hier een
keer overbodig.’ Ñ
Verder lezen:
•Holdorff B. Arthur Simons über tonische Halsreflexe
beim Hemiplegiker. Aus den Jahren 1916 bis 1919.
Nervenarzt 2012;83:514-9.
•Koehler PJ, Lameris B, Hielscher E. Cinematografie
van de neurowetenschap in Nederland. De Magnus-Rademaker collectie Studium 2013;6:113-22.
tekst: Dr. P.J. Koehler
geschiedenis
11
de neuroloog
februari 2014
Tonische halsreflexen en de
filmcollectie van Rudolf Magnus
Toen vanaf de jaren negentig in diverse
Europese en Amerikaanse steden oude films
opdoken die grotendeels vóór de Tweede
Wereldoorlog waren opgenomen, deed ik
een oproep aan Nederlandse neurologen
met de vraag of zij op de hoogte waren van
bergplaatsen van dergelijke films, maar ontving geen reactie. Toch was van ten minste
een collectie bekend dat zij er ooit geweest
moest zijn, getuige de biografie over prof.
Gijsbert Rademaker, hoogleraar Fysiologie
(1928) en later Neurologie (1945) in Leiden,
door diens leerling Leon Hogenhuis, die
noteerde: ’The complete film archives seem
subsequently to have been mysteriously lost
- possibly destroyed in view of the fire
hazard which they were thought to represent’ (het materiaal bestond immers uit het
brand- en explosiegevaarlijk cellulosenitraat). Ook in het NTVG werd reeds vanaf
1919 regelmatig melding gemaakt van medische films.
Omgebouwde bunker
Door toevallige omstandigheden (connecties
via twee Italianen, een neuroloog en een filmonderzoeker) vonden we recent een grote collectie in een tot filmkluis omgebouwde bunker in de duinen bij Scheveningen (onderdeel
van het Instituut voor Beeld & Geluid). De
Tonische halsreflexen uit de film van Simons zoals afgebeeld in Magnus’ Körperstellung.
ontdekking vond plaats op het juiste moment,
omdat er van overheidswege geld beschikbaar
was voor digitalisering van de complete collectie (ongeveer 120 films, thans ’Magnus-Rademaker-collectie’ genaamd). Rudolf Magnus, de in Duitsland geboren (1873) en opgeleide arts-farmacoloog, werd in 1908 in
Utrecht aangesteld als hoogleraar Farmacologie. Hij was onder meer geïnspireerd door het
werk van de Engelse fysioloog Charles Scott
Sherrington en bestudeerde in Utrecht vooral
houdingsreflexen bij mens en dier die nodig
zijn voor staan, tonus, houding en oprichting.
Hiervoor deed hij bij proefdieren labyrinthectomieën (met KNO-arts De Kleijn) en later
cerebellectomieën (vanaf 1922 met Rademaker) en concludeerde onder meer dat tonische
labyrinth- en halsreflexen wel, doch het cerebellum niet essentieel zijn bij deze functies.
Nobelprijs
De Magnuscollectie bestaat uit zeventien
films, waaronder films met kinderen, resultaten van dierexperimenten en een kopie
van een film van de Berlijnse arts Arthur
Simons, die eveneens tonische halsreflexen
bestudeerde. Deze laatste film toont halfzijdig verlamde soldaten (Eerste Wereldoorlog), bij wie bijvoorbeeld in geval van linkszijdige hemiplegie, de ledematen aan die
zijde reflexmatig strekken indien het hoofd
naar die zijde gedraaid wordt en buigen bij
draaien naar de rechter zijde.
Bernd Holdorff heeft recent de oorspronkelijke films van Simons in Berlijn gevonden
en beschreven, waaronder de regel dat
hemiplegische ledematen een strekhouding
aannemen indien het hoofd naar die zijde
gedraaid wordt en een flexietonus indien het
hoofd naar de tegenovergestelde zijde
gedraaid wordt (de reflex treedt in 25 procent op; de gezonde vuist moet daarbij aangespannen worden).
Vermoedelijk hebben Magnus en Simons
elkaar ontmoet tijdens de Eerste Wereldoorlog, getuige een opmerking van Cornelis
Winkler in zijn correspondentie met zijn
Zwitserse collega Constantin von Monakow:
’Magnus ist in Berlin. Ich fürchte er wird
wohl in Deutschland bleiben’ (brief van 10
november 1916; volgens Winkler deed hij er
onderzoek naar ’oorlogsgassen’). Simons
verwees in zijn publicaties ook naar het werk
van Magnus (en de KNO-arts De Kleijn).
Magnus op zijn beurt gebruikte beelden uit
de film in zijn beroemde boek Körperstellung (1924). Met zijn werk over houdingsreflexen werd Magnus in de jaren twintig van
de twintigste eeuw in diverse landen uitgenodigd voor lezingen. Zo hield hij in 1925 de
prestigieuze Croonian Lecture in Londen. In
1927 werd hij vermoedelijk genomineerd
voor de Nobelprijs: ’The examiner declared
that the work done by Magnus and De Kleyn
clearly deserved a [Nobel] prize, and the
prospects for an award seemed most favorable when Magnus unexpectedly died’
(Schück et al.,1962). Magnus’ (en De
Kleijns) werk over lichaamshouding werd
sindsdien vaak aangehaald en herhaald
(zoals recent nog Shevell M. The tripartite
origins of the tonic neck reflex: Gesell,
Gerstmann, and Magnus. Neurology
2009;72:850-853). Ñ
Serie beeldjes uit Körperstellung van Magnus. In het
commentaar schreef hij:
’Umdrehen beim freien Fall;
die Reaction erfolgt mit
ausserordentliche Schnelligkeit und Sicherheit.’ Oftewel: ’Een kat komt bijna
altijd op zijn pootjes terecht.’
12
de neuroloog
februari 2014
tekst: Naomi Querido, wetenschapsjournalist
beeld: Naomi Querido
in de familie
JAN EN KOEN DE GANS EN DIEDERIK VAN DE BEEK
‘We hebben vaak aan
een half woord genoeg’
Ze zijn vrij uniek, maar ze bestaan: families waarin
meerdere generaties neuroloog zijn. Jan de Gans (63)
is de oom van Koen de Gans (38) en Diederik van de
Beek (39). Ze delen de liefde voor logica, details en
het ‘rechercheursgevoel’.
Neurologie
Jan: ‘Ik wilde piloot worden. Maar met een
bril viel die beroepskeuze gauw af, dus werd
het vliegtuigbouwkunde. Interessant, en ik
had een geweldige studietijd, maar ik zag
mezelf daar niet veertig jaar lang in werken.
Toen ben ik alsnog geneeskunde gaan studeren - vanwege mijn leeftijd in snel tempo. De
keuze voor neurologie was ook vlot gemaakt:
de exacte en logische kant van de neurologie
sprak me in de collegezaal al aan. Ik ben
altijd enthousiast geweest over wat ik doe.
Ik ben dan ook behoorlijk trots dat twee van
mijn vier neven dezelfde keuze hebben
gemaakt.’
Diederik: ‘Hoewel mijn oom me nooit
heeft “gepusht”, had hij uiteraard wel een
voorbeeldfunctie voor mij. Ik heb nog even
getwijfeld over econometrie, maar na een
open dag wist ik het zeker: het werd geneeskunde aan de VU. Toen ontving ik een briefje van oom Jan met een uitdraai van ScienceWatch: het AMC stond heel hoog op de
ranglijst! Dat advies heb ik ter harte genomen.
Evenals bij mijn oom verliep mijn studie in
rap tempo. Tot hij belde in mijn derde studiejaar: of ik onderzoek wilde doen naar
bacteriën. Moest ik wel even mijn studie
stopzetten. Dat heb ik gedaan. Het onderzoek in het laboratorium Medische Microbiologie was leuk én succesvol: al snel volgde er een nieuw project en hoe meer je weet,
hoe leuker het wordt. Zo ben ik erin gerold.’
Koen: ‘Als kind wilde ik geen dokter worden: profvoetballer bij Ajax was het grote
doel. Toen dat niet haalbaar bleek, moest ik
iets anders. Ik was uitgeloot voor geneeskunde in Utrecht, maar mocht door een
gelukje toch beginnen. Ik heb even getwijfeld over kindergeneeskunde, maar de logica
en het “rechercheursgevoel” van de neurologie spraken me meer aan. Na mijn coschappen ben ik overigens een dag bij Jan op de
afdeling gaan kijken, en dat gaf de doorslag
om ook in het AMC naar een opleidingsplaats te solliciteren. Toch nog in de buurt
van de ArenA.’
Samenwerken
Jan: ‘Ook daar heb ik me nooit mee
bemoeid, maar allebei mijn neven hebben in
het AMC gewerkt - Diederik nog steeds.
Toen Koen had gesolliciteerd, vertelde opleider Jan Stam me dat en zei ik: dat is een
goeie, die moet je nemen. Hans van Crevel,
destijds het hoofd van de afdeling, zei daarop tegen zijn opvolger Rien Vermeulen: ‘Je
moet al die neven van De Gans aannemen!’
Koen: ‘In de zeven jaar dat ik in het AMC
heb gewerkt, heb ik niet vaak direct met Diederik samengewerkt; wel met oom Jan als
supervisor. Tijdens mijn opleiding heb ik de
allereerste nachtdienst ook met Jan
gedraaid; dan is het fijn om familie in het
ziekenhuis te hebben. Een vertrouwd gevoel
in een spannende tijd. Verder belde ik Jan
gerust ’s avonds of ’s nachts als de dienstdoende supervisor niet bereikbaar was.’
Diederik: ‘Met Jan heb ik vanaf 1999
samengewerkt aan het onderzoek over dexamethason bij bacteriële meningitis. Het was
niet alleen maar gemakkelijk: we zijn allebei
koppig en weten wat we willen. Als student
was ik “het kleine neefje” - Jan schilde zelfs
een appeltje voor me in de lunchpauze op
zijn kamer! Dat is later gelijkwaardiger
geworden.’
Jan: ‘Soms botste het, net als in een huwelijk. Dat hoort erbij. Maar we kunnen alles
tegen elkaar zeggen.’
Diederik: ‘Nu leid ik als eerste hoogleraar
Neurologische Infectieziekten een onderzoeksgroep van ruim twintig mensen. Gaandeweg is Jan zich meer gaan toeleggen op de
patiëntenzorg, maar hij is dit onderzoeksgebied begonnen. Zeker tien jaar zijn we over
de hele wereld elk jaar twee weken op congres geweest. We hebben samen dus heel
wat gezien, gegeten en gedaan. Ook mocht
ik onze onderzoeken presenteren. Als promovendus is het heel bijzonder om in de
schijnwerpers te staan, al vond ik het destijds best normaal.’
Jan: ‘Dat ik hem dat aanbood komt door
onze familieband, maar ook omdat we lange
tijd samen een team waren en presenteren
geen hobby van mij is. Diederik deed het
prima, al was ik elke keer enorm nerveus als
13
de neuroloog
februari 2014
hij het verhaal deed. We hadden mooie
resultaten, maar die kunnen ook veel kritiek
oogsten.’
Diederik: ‘Het waren baanbrekende resultaten. Misschien realiseerden we later pas
hoe bijzonder het was.’
Familietrekjes
Jan: ‘Kijk, die aandacht voor details hebben
we gemeen: we zijn alle drie een Pietje Precies. Daardoor hebben we ook weinig verschil van mening in hoe we naar patiënten of
onderzoek kijken. Logisch. Goed nadenken,
neurologisch onderzoek, een differentiaaldiagnose opstellen, eventueel aanvullend
onderzoek doen, een conclusie trekken... of
opnieuw beginnen met nadenken.’
Diederik: ‘Aan het begin werd ik soms gek
van de nadruk van Jan op de compleetheid
van data. Nu hamer ik er zelf op bij onderzoekers dat alles moet kloppen als we topon-
derzoek willen verrichten. Koen en ik hebben naast onze opleiding in het AMC ook
beiden een tijd in de Mayo Clinic gezeten.
We zijn op dezelfde manier gevormd.’
Koen: ‘Dat we in het AMC opgeleid zijn,
een academisch ziekenhuis met ingewikkelde casuïstiek, maar ook het “streekziekenhuis” van de Bijlmer, kun je merken. We
hebben een brede basis. Die komt mij van
pas in mijn werk in het Groene Hart Ziekenhuis als algemeen neuroloog met een accent
op vasculaire aandoeningen. Maar we aarzelen niet om elkaar te bellen; zeker als het
over neurologische infectieziekten gaat, pak
ik de telefoon.’
Jan: ‘Ook voor mij als ervaren neuroloog is
het heel prettig dat ik met Diederik of Koen
veel kan bespreken. We delen dezelfde
belangstelling en hebben vaak aan een half
woord genoeg.’
Diederik: ‘Maar verschillen zijn er ook
‘We zijn alle drie
een Pietje Precies’
hoor: ik ben best handig, maar bij Jan geldt:
wat zijn ogen zien, maken zijn handen.’
Jan: ‘Diederik is extroverter dan ik, dat
heeft hij van zijn vader. En ik reis graag naar
verre en vreemde bestemmingen, terwijl
Diederik net als zijn vader liever naar dezelfde plek gaat. Koen is net als ik meer avontuurlijk aangelegd. Totdat ik een nekhernia
kreeg, was ik een fervent bergbeklimmer en
bivakkeerde ik gerust in een tentje met min
tien graden op een berg. Koen duikt graag,
een andere, niet bepaald geliefde neurologenhobby.’
Artsengeslacht
Koen: ‘Diederik en Jan dragen niet dezelfde achternaam, maar mijn oom en ik werden toen we allebei in het AMC werkten,
regelmatig verwisseld. Soms kreeg ik een
neuroloog aan de telefoon die een stortvloed
aan informatie over me uitgoot of een apotheker die belde over een recept.’
Jan: ‘Maar we komen niet uit een “artsengeslacht”. Ik was de eerste dokter in onze familie. Dat is nu op verjaardagen wel anders.’
Koen: ‘In de familie vragen ze dan natuurlijk weleens grappend waarom we nu alle
drie neuroloog zijn geworden en niet de een
cardioloog en de ander chirurg. Ik denk dat
het komt omdat we toch deels dezelfde
karaktertrekken hebben. En wij zijn niet
opgegroeid met diensten en noodoproepen,
maar onze kinderen wel. De echtgenote van
Jan is ook arts en de echtgenote van Diederik is bijna neuroloog. Diederik en ik hebben
allebei twee zoontjes. Die vier jongens groeien nu dus op in een echte artsenfamilie.’
Jan: ‘Ik hoop dat daar nog een paar neurologen tussen zitten, die later zullen kiezen
voor dit mooie vak. Vijftig procent is al goed
genoeg!’ Ñ
14
de neuroloog
februari 2014
tekst: Michel van Dijk, wetenschapsjournalist
beeld: Jeroen Dietz
beroepsuitoefening
RUUD VAN DER KRUIJK OVER ATLS EN ADVANCED LIFE SUPPORT
Acute zorg: treat first what kills first
Neurologen kunnen teamspeler in
de acute zorgverlening worden,
mits ze zich scholen in ATLS en
medicALS, stelt neuroloog
Ruud van der Kruijk.
Nog tot eind vorige eeuw wilden behandelaars bij de eerste hulp aan patiënten met
acuut trauma eerst de aard van het letsel
vaststellen alvorens over te gaan tot behandeling. Daardoor ging kostbare tijd verloren,
stelt Ruud van der Kruijk, neuroloog in het
Slingeland ziekenhuis in Doetinchem. ‘Men
had weliswaar oog voor het trauma, maar
niet voor de impact ervan op de gehele patiënt. Adequate stabilisatie kwam daardoor
vaak pas laat op gang, waardoor patiënten
soms onnodig overleden. Een trauma is een
dynamisch en zichzelf versterkend proces,
doordat het een cascade aan schadelijke
reacties in het lichaam teweegbrengt. Met
elke seconde die dan verloren gaat, vererger
je het letsel. Het omgekeerde geldt evenzeer:
hoe sneller je ingrijpt, hoe beter je de oplopende, secundaire schade door het trauma
kunt voorkomen. In de acute hulpverlening
heet dat The Golden Hour. Hoe meer je in
dat eerste uur van de crisisopvang kunt
doen, hoe beter.’
Namens de NVN is Van der Kruijk contactpersoon bij de stichting Advanced Life Support Group (ALSG), waarvoor hij al jaren
instructeur en trainer is voor Advanced
Trauma Life Support (ATLS) en Medical
Acute Life Support (MedicALS), twee
methodieken die de afgelopen decennia in
de VS en Engeland zijn ontwikkeld voor de
acute opvang van traumapatiënten (ATLS)
en patiënten met een levensbedreigende
ziekte (medicALS). ‘Beide methodieken zijn
gebaseerd op het ABCD-model: Airway,
Breathing, Circulation en Disability. Uitgangspunt is dat je in de acute traumabehandeling niet meteen naar de weefselscha-
de kijkt, maar dat je eerst datgene behandelt
dat het meest levensbedreigend is: treat
first what kills first. Je begint dus met de
ademweg en de ademhaling. Daarna moet
een goede bloeddoorstroming zijn gegarandeerd, zodat zuurstof en glucose kunnen
worden getransporteerd naar de weefsels en
CO2 kan worden afgevoerd. Pas als A, B en C
op orde is, kijken we als neuroloog naar de
opgelopen orgaanschade op ons vlak, de D.’
Holistische visie
Acute hulpverlening is teamwork, waarbij
medisch specialisten ieder vanuit hun eigen
expertise nauw met elkaar samenwerken.
‘De A, B en C in het ABCD-model zijn daarbij primair het aandachtsgebied van anesthesioloog en chirurg, maar ook de neuroloog moet er voldoende van weten. Alleen
dan kunnen we onze activiteiten op een verantwoorde wijze integreren in het geheel
van de acute opvang. Neurologen hebben
een centrale positie in de acute hulpverlening. Bij de meest uiteenlopende traumata
en acute ziekten kunnen zich immers schadelijke effecten voordoen in het zenuwstelsel. Onze expertise is daarom welkom, ook
als het probleem uiteindelijk niet direct op
ons vlak blijkt te liggen. Wij zijn daardoor
gewend om over de grenzen van ons vak
heen te kijken. Dat moet ook. Anno 2014
kunnen we ons niet langer permitteren ons
alleen met ons eigen vakgebied bezig te houden. We behoren een holistische visie te
hebben op wat het trauma en de gevolgen
ervan voor de patiënt kunnen betekenen.’
Dat betekent dat neurologen dezelfde taal
moeten spreken als de andere betrokken
professionals. ‘Doen we dat niet, dan kun-
nen we ook niet met andere disciplines communiceren over onderzoek en behandeling.
We zijn dan niet langer teamspeler in het
acute behandelteam.’ Hij pleit er daarom
voor dat meer neurologen worden opgeleid
in de ATLS- en MedicALS-methodieken.
‘Neurologen denken weliswaar steeds meer
vanuit het ABCD-model, maar het kan nog
beter. In 2013 namen zes neurologen deel
aan een ATLS-training en negen neurologen
aan een medicALS-training. Vergeleken met
de deelname vanuit andere medische specialismen zoals chirurgie, anesthesie en interne geneeskunde is dat weinig.’
Van der Kruijk bepleit dat ATLS en medicALS verplichte onderdelen worden in de
neurologie-opleiding. ‘Dat past bij ons nieuwe imago. We hebben onszelf van een
beschouwend en wat stoffig specialisme ontwikkeld tot een dynamisch vak met een
proactieve benadering in de acute zorgverlening. Dat is een goede ontwikkeling. Ik wil
dat de nieuwe generatie neurologen trots op
hun vak kunnen zijn en dat neurologen zichzelf gaan zien als spin in het web in de acute
zorg. Dat kan, maar dan moeten we ons
daarin wel scholen.’ Ñ
Ruud van der
Kruijk: ‘The Golden Hour: hoe
sneller je ingrijpt,
hoe beter je de
oplopende, secundaire schade
kunt voorkomen.’
mededelingen
van de NVN
Contactgegevens NVN
Biemond Cursussen
Het bureau van de Nederlandse Vereniging
voor Neurologie heeft een nieuw e-mailadres: [email protected]. De overige
contactgegevens blijven hetzelfde. Naast een
nieuw e-mailadres heeft de NVN per 2014
een nieuwe strategie met als thema:
GEZONDHEID HOOFDZAAK. Kijk op de
website voor meer informatie en geef uw
eigen invulling aan deze strategie!
Op donderdag 13 maart en vrijdag 14 maart
2014 vinden de Biemond Cursussen plaats
in Hotel- en congrescentrum Papendal te
Arnhem.
Op donderdag is het programma
Neuro-oncologie, op vrijdag is het programma Cerebrovasculaire ziekten.
Kijk op de homepage van de website en
schrijf u in voor de cursussen!
Extra Ledenvergadering 13 maart 2014
Besluitvorming over gevolgen van plannen verdergaande
samenwerking medisch specialisten
De Wetenschappelijke Verenigingen
(WVen) en de Orde van Medisch Specialisten (OMS) staan aan het begin van een nieuwe vorm van samenwerking: er komt een
federatieve organisatie van medisch specialisten in Nederland. De plannen hiervoor
zijn de afgelopen tijd ontwikkeld tijdens het
zogenoemde synergieproject. U bent hierover geïnformeerd via de NVN-nieuwsbrieven, website en tijdens de Algemene Ledenvergaderingen in 2012 en 2013. Over de uitwerking van de plannen en de gevolgen voor
u als lid van de NVN, hebt u recent meer
kunnen lezen in een aparte nieuwsbrief
hierover.
Besluitvorming over het transitiejaar 2014 en
de daaraan gekoppelde bijdrage van E 100
per neuroloog-lid vindt plaats tijdens een
Extra Ledenvergadering, die gehouden zal
worden aansluitend aan de Biemond Cursus
op donderdag 13 maart 2014 van 18.30 tot
19.30 uur in Hotel- en Congrescentrum
Papendal in Arnhem. Noteer deze Extra
Ledenvergadering alvast in uw agenda!
Vacaturebank
Nieuwe Folders
Op de website van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN) staat een vacaturebank (www.neurologie.nl). Hier kunnen
de leden van de NVN gratis een advertentie
laten plaatsen. De tekst hiervan kan worden
gemaild naar het bureau van de NVN
([email protected]).
Op de NVN-site staan onder ‘Patiëntenvoorlichting’ inmiddels meer dan 45 folders over
diverse neurologische ziektebeelden en
onderzoeken. U kunt deze printen en meegeven aan uw patiënt. De conceptfolder Idiopathische intracraniële hypertensie (IIH)
staat inmiddels ter beoordeling op het besloten deel van de website. Mochten er folders
ontbreken dan kunt u dit doorgeven aan het
bureau: via [email protected]
15
de neuroloog
februari 2014
Nieuwe leden vanaf januari 2014
• A.H.C. de Jongste, Erasmus MC, Rotterdam
• T.A. Ennik, Erasmus MC, Rotterdam
• M.J. Lucas, Amsterdam Medisch Centrum
• W.M.T. Jolink, Universitair Medisch Centrum
Utrecht
• J.A. van Rossum, Vu medisch centrum
Amsterdam
• M.P. Tuinman, Medisch Spectrum Twente,
Enschede
• D. Gungor, Erasmus Medisch Centrum,
Rotterdam
• D.E. de Waard, Atrium, Heerlen
• N.E.J.J. Mevissen, St. Annaziekenhuis, Geldrop
• B. Fan, St. Elisabeth Ziekenhuis, Tilburg
• I. Baharoglu, Amsterdam Medisch Centrum
• I. Dunca, Maastricht Universitair Medisch Centrum
• W.J.C. van Ballegoij, St. Lucas Andreas Ziekenhuis, Amsterdam
• E. Jacobs, Leids Universitair Medisch Centrum
Overleden
E.A.C.M. Sanders, Breda, op 19 november 2013
Verenigingsactiviteiten 2014
13 maart 2014
Biemond Cursus Neuro-oncologie
Locatie: Papendal, Arnhem
14 maart 2014
Biemond Cursus Cerebrovasculaire ziekten
Locatie: Papendal, Arnhem
Activiteiten werkgroepen NVN
13 februari 2014
Bijeenkomst werkgroep Neuro-Intensive Care
Locatie: UMC Utrecht
21 maart 2014
Voorjaarsvergadering Nederlandse Vereniging
voor Kinderneurologie
Locatie: Medisch Centrum Alkmaar
4 april 2014
Hoofdpijn IN-zicht
Locatie: Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
22 mei 2014
Vergadering Landelijke Werkgroep Neuro-Oncologie (LWNO)
Locatie: IKNL Utrecht
Dit is een selectie van de verenigingsactiviteiten.
Via ‘Agenda’ op NVN-website kunt u de congresagenda in GAIA raadplegen en zoeken op datum,
regio, punten, etc.
16
de neuroloog
februari 2014
tekst: Jan Hein van Dierendonck,
wetenschapsjournalist
beeld: Archief
werkgroepen
WERKGROEP NEUROMUSCULAIRE ZIEKTEN
Bouwen aan een
virtueel Nederlands
Neuromusculair Centrum
De werkgroep Neuromusculaire Ziekten kent een lange
geschiedenis. ‘Ooit begonnen vanuit de wens een interuniversitair steunpunt te bieden voor neuromusculair
onderzoek, het ISNO, houden we ons tegenwoordig ook
veel bezig met zorgaspecten,’ aldus werkgroepvoorzitter
prof. dr. J.J.G.M. Verschuuren. ‘Zo zorgen we ervoor dat er
een goed gegevensbestand bestaat en stellen we in
samenwerking met de patiëntenvereniging Spierziekten
Nederland kwaliteitscriteria op waaraan neuromusculaire centra zouden moeten voldoen.’
Jan Verschuuren:
‘Het is echt fantastisch dat zoveel jonge en
enthousiaste neurologen en neurologen i.o.
belangeloos aan de werkgroep willen bijdragen.’
17
de neuroloog
februari 2014
Al in 1986 werd een stichting in het leven
geroepen ter bevordering van onderzoek
naar neuromusculaire ziekten in Nederland
(SONMZ). In 1993 kwam daar het Interuniversitair Steunpunt voor Neuromusculair
Onderzoek (ISNO) bij, in eerste instantie
bedoeld om de samenwerking tussen neuromusculaire onderzoekers te bevorderen en
te onderzoeken waar en voor welke aandachtsgebieden leerstoelen voor neuromusculaire ziekten konden worden gerealiseerd.
Sinds 1997 vallen de activiteiten van ISNO
onder directe verantwoordelijkheid van de
SONMZ en op 4 maart 2005 werden beide
gremia formeel samengevoegd onder de
naam Stichting ISNO, met inmiddels ruim
150 klinische en niet-klinische neuromusculaire onderzoekers in haar bestand. Zes jaar
geleden besloot de toenmalige voorzitter
van ISNO, prof. dr. Pieter van Doorn, om de
Stichting ISNO onder de naam Werkgroep
Neuromusculaire Ziekten aan te melden als
officiële werkgroep van de NVN.
Belgisch-Nederlandse Neuromusculaire Studieclub
Sinds vier jaar wordt het tienkoppige
ISNO-bestuur geleid door Jan Verschuuren
(LUMC), die daarnaast samen met de
neurologen dr. Karin Faber (Maastricht
UMC+) en prof. dr. Leonard van den Berg
(UMC Utrecht) het officiële bestuur vormt
van de NVN-werkgroep. Verschuuren: ‘Het
ISNO-bestuur bestaat uit vijf neurologen,
twee vertegenwoordigers van de patiëntenvereniging Spierziekten Nederland, een vertegenwoordiger van het Prinses Beatrix
Spierfonds en verder een geneticus en een
revalidatiearts, maar veel van het feitelijke
werk wordt gedaan door zo’n dertigtal vrijwilligers die in allerlei commissies zitten. Zo
is er een zevenkoppige commissie die jaarlijks een zeer goed bezocht neuromusculair
symposium organiseert. Dat wordt elke
tweede vrijdag van het jaar gehouden –
onlangs weer in de grote ABN congreszaal in
Amsterdam. Tijdens zo’n symposium wordt
altijd de populaire prijs voor de beste neuromusculaire publicatie van het jaar uitgereikt. Door het jaar heen zijn er twee bijeenkomsten, meestal in Utrecht, die open zijn
voor alle neurologen en aios. Traditiegetrouw luisteren deze naar de naam “Bel-
gisch-Nederlandse Neuromusculaire Studieclub”, omdat ook de Vlaamse collega’s
eraan deelnemen. Verder houden acht mensen zich bezig met het onderhouden van de
website (www.isno.nl) en is er een protocolcommissie: daarin zitten twaalf vertegenwoordigers van de verschillende academische en enkele grote perifere ziekenhuizen,
met als taak de neuromusculaire protocollen
en richtlijnen te stroomlijnen. De commissie
is ook betrokken bij de vervolgopleiding
neuromyologie, al is de subsidie die we
daartoe van het Prinses Beatrix Spierfonds
mochten ontvangen inmiddels afgelopen.
In plaats van een extra “aandachtsjaar” is
er nu wel de mogelijkheid om een half jaar
een “etalagestage” tijdens de opleiding te
volgen.’
In de decembermaand verschijnt al sinds
1992 het NMZ-bulletin, bedoeld voor alle
neurologen in Nederland, met artikelen over
actuele neuromusculaire onderwerpen en
op de middenpagina’s steevast een uitgebreid schema met alle neuromusculaire studies die op een bepaald moment in Nederland plaatsvinden.
Verschuuren laat enkele voorbeelden zien.
Opvallend is een in 2011 gemaakt diagram
dat aangeeft dat de gemiddelde kosten per
NMZ-patiënt met 30.000 euro per jaar het
hoogste scoort van alle neurologische aandoeningen. ‘Spierziekten zijn weliswaar
relatief zeldzaam en vaak niet levensbedreigend, maar wel zeer invaliderend,’ legt hij
uit.
Op de achterpagina van het bulletin staat
een overzicht van de expertises en contactpersonen van alle zeven neuromusculaire
centra (de academische ziekenhuizen met
uitzondering van het VUMC). ‘Een van de
zaken die op dit moment zeer actueel is, is
de Complete Registry of All Myopathies and
Polyneuropathies (CRAMP), een tien jaar
geleden door de Nijmeegse neuroloog prof.
dr. Baziel van Engelen ontwikkeld programma om op de computer alle patiënten met
interessante neuromusculaire diagnoses bij
te houden. Het Prinses Beatrix Spierfonds
verkreeg in samenwerking met het ISNO
een beurs van het Fonds Nuts-Ohra om de
activiteiten van de patiëntendatabase te
ondersteunen en we zijn nu bezig te onder-
‘Het probleem van
de spierziekten is
dat het gaat om
zo’n zeshonderd
verschillende
diagnoses’
zoeken of we met dit programma een landelijke dekking kunnen krijgen door direct aan
te haken bij de in alle ziekenhuizen draaiende elektronische patiëntendossiers. Het is
een interessante klus, want in Nederland
spelen nu allerlei initiatieven, zoals de stichting Dutch Hospital Data, die er voor zorgt
dat alle ziekenhuisdiagnoses worden verzameld.’
Nederlands Neuromusculair Centrum
Het probleem van de spierziekten is dat het
gaat om zo’n zeshonderd verschillende diagnoses, variërend van extreem zeldzaam tot
jaarlijks enkele honderden patiënten in
Nederland. Het is buitengewoon lastig om
dat te overzien. Verschuuren: ‘We willen
naast een overzicht van diagnoses ook alle
klachten in kaart brengen, want ik schat dat
driekwart van de neuromusculaire ziektebeelden nog niet genetisch immunologisch
dan wel metabool is gekarakteriseerd, maar
dat die wel een duidelijk symptomen- en
klachtenpatroon vertegenwoordigen. We
zijn bezig met een virtuele structuur om als
het ware één Nederlands Neuromusculair
Centrum te maken. Ieder UMC heeft haar
eigen specialiteit en er bestaat gelukkig een
sterke consensus over hoe deze neuromusculaire zorg landelijk moet worden verdeeld –
dat is inmiddels heel goed uitgekristalliseerd. Het voordeel van zoveel verschillende
ziektes is dat iedereen wel een niche kan vinden om zich in te profileren. Ook internationaal scoren we uitstekend en dat hopen we
natuurlijk nog vele jaren vol te houden!’ Ñ
Adverteren in
De Neuroloog?
Het verenigingstijdschrift
De Neuroloog wordt 6 keer
per jaar gelezen door alle leden
van de Nederlandse Vereniging
voor Neurologie.
Dit maakt het tijdschrift een
uitstekend medium voor uw
(personeels)advertenties!
U hebt in 2014 de mogelijkheid te adverteren in:
Uitgave
2
3
4
5
6
Uiterste reserveringsdatum
7 maart
9 mei 25 juli 19 september 7 november Verschijningsdatum
10 april
12 juni
28 augustus
23 oktober
11 december
Voor de advertentiemogelijkheden, tarieven, kortingen en overige vragen
kunt u vrijblijvend contact opnemen met Cross Advertising,
tel.: +31 10 742 10 23; e-mail: [email protected]
VAAN
column
19
de neuroloog
februari 2014
Jolein Overdijk, namens de VAAN
‘De Jonge Specialist’
‘De Jonge Specialist is de zelfstandige beroepsvereniging voor aios.
De Jonge Specialist staat voor één gezamenlijke aiosstem op landelijk niveau, een sterke onderhandelingspositie voor
alle aios en het initiëren, coördineren en stimuleren van initiatieven ter bewaking en verbetering van de opleiding.’
Bron: www.dejongespecialist.nl
Vanaf 1 januari 2014 is de reeds aangekondigde fusie tussen de Landelijke Vereniging voor Medisch Specialisten in Opleiding (LVAG)
en De Jonge Orde een feit: ’De Jonge Specialist’ is onze nieuwe
beroepsvereniging. Wat is het nut van deze beroepsvereniging voor
alle aios? En wat is de historische achtergrond?
De LVAG, vroeger Landelijke Vereniging van Assistent-Geneesheren,
is in 1961 opgericht. Zoals het NTvG destijds bericht was ‘de doelstelling der vereniging onder andere het behartigen van de maatschappelijke belangen der leden’. De LVAG legde in de jaren die volgden met
name de nadruk op inhoudelijke thema’s. De vereniging is fors
gegroeid, waarbij de achterban uiteindelijk werd gevormd door vertegenwoordigers van alle 27 juniorverenigingen voor medisch specialisten in opleiding. Deze vertegenwoordigers bepaalden mede het uiteindelijke beleid. Op de vergaderingen bespraken het dagelijks bestuur,
deze vertegenwoordigers én toehoorders van aios verenigingen hun
wensen en ideeën.
De LVAG is onder andere betrokken geweest bij het opstellen en
evalueren van het Kaderbesluit, het opleidingsfonds en de modernisering van de vervolgopleidingen en heeft zich ingezet voor het signaleren van overtreding van de arbeidstijdenwet. Daarnaast waren
er vertegenwoordigers van de LVAG binnen het Centraal College
Medische Specialismen (CCMS) en de Medische Specialisten Registratie Commissie (MSRC), inmiddels per januari 2013 de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS). Daarnaast werkte de LVAG samen met de Landelijke
vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD). Veel aios neurologie
wisten wellicht niet dat ze indirect de afgelopen jaren al lid waren
van de LVAG via de VAAN. De VAAN heeft daar destijds voor gekozen om de belangen van alle aios neurologie landelijk goed te vertegenwoordigen.
De Jonge Orde is vervolgens ontstaan in 2000 vanuit de belangencommissie van de Vereniging van Assistent Geneeskundigen in de
Heelkunde (VAGH). De directe aanleiding voor de oprichting was
de totstandkoming van de ‘Honoreringsregeling academisch
medisch specialisten’ in 1999 en de ‘Arbeidsvoorwaardenregeling
Medisch Specialisten in dienstverband’ (AMS) in 2001. De Jonge
Orde richtte zich vooral op de materiële belangenbehartiging van de
aios. Sinds 2003 is de Jonge Orde toegetreden tot de Centrale van
Middelbare en Hogere Functionarissen (CMHF). De Jonge Orde is
snel gegroeid van 180 leden kort na de oprichting, naar circa 1.400
leden eind 2013. De Jonge Orde was een individuele ledenvereniging, waardoor zij aan de CAO-tafels plaats kon nemen. Bovendien
bood de Jonge Orde individuele (juridische) dienstverlening en service aan de leden, wat was uitbesteed aan het bureau van de OMS,
waarmee een gekoppeld lidmaatschap bestond.
De Jonge Orde en de LVAG werkten de laatste jaren inmiddels succesvol samen op diverse dossiers. De Landelijke Aios Actie dag in
augustus 2012, georganiseerd vanwege de dreigende eigen financiële
bijdrage van aios aan de opleiding, was een mooi voorbeeld van de
samenwerking. De verschillen uit het verleden zijn inmiddels dan
ook verwaterd. Uiteindelijk is besloten tot fusie om een krachtige
vertegenwoordiging en belangenbehartiging voor en door aios te
bewerkstellingen. Nu dus middels één landelijke stem. Doordat de
leden van De Jonge Specialist individuele aios zijn, kan er op dezelfde wijze geparticipeerd worden in CAO-onderhandelingen. En de
juniorverenigingen, waarin veel aios actief zijn, krijgen een plaats in
de raad van advies.
De kosten van een Jonge Specialist aios-lidmaatschap zijn E 120,per jaar. Aios kunnen het lidmaatschap deels vergoed krijgen (tot
40%) door gebruik te maken van de arbeidsvoorwaarden in de CAO
van zowel algemeen ziekenhuizen als de UMC’s. Nederland heeft
ongeveer 6.000 aios, waarvan in de afgelopen jaren reeds 20-25%
lid was van De Jonge Orde. Met alle recente ontwikkelingen betreffende komende politieke bezuinigingen was dit aantal reeds stijgende. Wij zijn erg benieuwd of de fusie een grotere toename zal
bewerkstelligen.
Vanuit de VAAN steunen wij de Jonge Specialist van harte en adviseren wij aios om lid te worden vanwege alle dreigende wijzigingen
in onze opleiding. Daarnaast is een sterke CAO onderhandelingspositie erg belangrijk en zijn er veel extra voordelen te vinden op www.
dejongespecialist.nl. Ñ
‘een sterke
onderhandelingspositie’
20
BBC
column
de neuroloog
februari 2014
Dorus Fennis, voorzitter BBC
2014, het jaar van de fraude
Ik hoorde eind 2013 het nieuws dat 2014 is uitgeroepen tot het jaar
van de fraude. Mijn eerste reactie was dat dit een enthousiaste aansporing van overheidswege was om eens flink te frauderen. Later
pas begreep ik dat dit jaar gaat worden gebruikt om fraude beter op
te sporen en te bestrijden, en om regelgeving aan te passen om fraude te voorkomen1. Er is een ‘Taskforce Integriteit Zorgsector’ opgericht en als voortvloeisel daaruit ook een Expertisecentrum Zorgfraudebestrijding. Dit alles heeft tot doel fraudeurs aan te pakken
maar ook (misschien wel belangrijker) het vertrouwen van de
samenleving te herstellen, en betaalbaarheid en solidariteit te waarborgen. Dat zijn terechte uitgangspunten en fraude is niet acceptabel.
Nu werken wij in een sector waarin nieuws over fraude altijd scherp
wordt gevolgd. Zeker in ‘de zorg’ ligt fraude gevoelig en straalt
nieuws over fraude altijd negatief uit over ziekenhuizen en medisch
specialisten. Wij worden er op aangesproken en als er nieuws is over
miljoenen aan verdachte declaraties is dat niet goed voor het vertrouwen in de medische stand.
In januari maakte CZ bekend dat zij voor 5,3 miljoen euro aan verdachte declaraties heeft uitstaan (grote koppen in de krant), waarvan 4,5 miljoen fraude. Hiervan is overigens 3,5 miljoen PGB-fraude
en 1,3 miljoen betreft de Zorgverzekeringswet. CZ heeft voor een
half miljard euro aan geld voor de zorg uitstaan. Dat komt dus neer
op zo’n 0,25 procent verdachte declaraties vanuit de Zorgverzekeringswet. Volgens mij is dat verhoudingsgewijs niet zo veel.
De NZa is bezig met een onderzoek naar zorgfraude. De voorlopige
bevinding op basis van vier deelsectoren laat zien dat voor 75 tot 85
miljoen euro aan onregelmatigheden naar boven is gekomen. Dit ligt
in de orde van grootte van 1 procent van de gedeclareerde bedragen.
De NZa tekent volledigheidshalve aan dat dit niet automatisch betekent dat het hier altijd om fraude gaat, maar de toon lijkt gezet2.
Anderzijds geeft de NZa aan dat zij deze cijfers nog niet goed weet te
onderbouwen (maar toch maar vast naar buiten heeft gebracht).
Een factsheet heeft het bijvoorbeeld over onregelmatigheden bij 0,1
procent van de declaraties in de GGZ. Om vervolgens een voorbeeld
te noemen van een instelling die 400.000,- euro te veel declareerde
voor een opname van één patiënt en een tandarts die 123 extracties
declareerde bij één patiënt3.
Dat zijn verontrustende data, maar u en ik weten hoe ingewikkeld
onze declaratiesystemen in elkaar zitten en misschien/heel misschien zouden deze onjuistheden ook een piepklein beetje met een
systeemfoutje te maken kunnen hebben.
Feit is dat dit soort voorbeelden het goed doen in de pers. Maar als
ik bovenstaande bij elkaar optel ben ik wel benieuwd hoeveel er van
de veronderstelde fraude werkelijk overblijft. Ik ben bang dat wij,
mede door toedoen van deze berichtgeving, steeds meer toegaan
naar een systeem waarin we uitgaan van controle en geïnstitutionaliseerd wantrouwen. Terwijl ik denk dat met name medisch specialistische zorg gebaat is bij het uitgangspunt van vertrouwen. Het
hoog opgeven over en benadrukken van slecht onderbouwde berichten over fraude helpt daar niet bij en werkt denk ik eerder contraproductief. Het herstelt niet het vertrouwen maar voedt het wantrouwen. En dat was toch niet de bedoeling?
Naar aanleiding hiervan: de Orde heeft een gedragsregel correct
declareren gepubliceerd. Ik raad u allen aan daar notie van te
nemen4. Ñ
(http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/12/20/rijksbrede-aanpak-fraude.html
(http://www.nza.nl/104107/138040/Rapport_Onderzoek_zorgfraude.pdf).
3
(http://www.nza.nl/104107/662649/Factsheet_Zorgfraude.pdf).
4 (http://www.orde.nl/assets/structured-files/AFB procent20 procent20DOWNL_
BEROEPSBELANGEN/DOWNLOADS_BEROEPSBELANGEN/Gedragscode procent20Correct procent20Declareren.pdf).
1
2
tekst: Edwin Peters, Admiraal De Ruyter
Ziekenhuis (Vlissingen/Goes)
beeld: Edwin Peters
app getest
21
de neuroloog
februari 2014
NeuroMind
Neuro Localizer
NeuroMind: neurochirurgische
classificatiesystemen en neurologische scores
Wat zijn nuttige apps binnen ons vakgebied? Neuroloog/
klinisch neurofysioloog Edwin Peters bespreekt de
mogelijkheden van de app NeuroMind: ‘Een app die
ook bij neurologen op hun ‘device’ thuishoort.’
NeuroMind is een app die standaard wordt
geïnstalleerd op een gadget van een neurochirurg, vermoed ik. De neuroloog valt echter ook binnen de doelgroep. Deze gratis
(Engelstalige) app uit het zuiden des lands is
rond 2009 ontwikkeld door Pieter Kubben
(neurochirurg i.o.) voor de iPhone. Inmiddels is zij ook beschikbaar voor de iPad,
Android en Windows 8. Deze app staat al
jaren op mijn iPhone en iPad en ik ben blijkbaar niet de enige: meer dan 200.000
downloads wereldwijd. Bovendien staat
NeuroMind regelmatig in ranglijstjes vermeld.
In het begin was NeuroMind vooral een
opsomming van neurochirurgische classificatiesystemen, maar in de loop der jaren
zijn daar ook neurologische scores bijgekomen, zoals EDSS en NIHSS. De scores zijn
helaas (nog) niet interactief en met name bij
scores met veel items zou dat handig zijn.
Inmiddels zijn er meer dan 125 scores opgenomen. Een groot deel is ook relevant voor
de neurologie. Verder vinden we in de sectie
‘Other’ een collectie anatomische plaatjes
van hersenstructuren, dermatomen, wervelkolom en vaten. Deze sectie is handig om
visuele ondersteuning te hebben bij uitleg
aan patiënten. Ook hier zou nog wat uitbreiding kunnen plaatsvinden, zoals plaatjes
over een CTS of ulnaropathie. Gelukkig
wordt de app voortdurend door Kubben verder ontwikkeld.
Interactieve beslissingsondersteuning
Een opsomming van scores en plaatjes is
mooi, maar maakt geen gebruik van de
mogelijkheden die apparaten ons bieden.
Een belangrijke uitbreiding van NeuroMind
volgde daarom april 2012 met interactieve
beslissingsondersteuning. De laatste versie
(2.2) is intussen uitgerust met 26 items. Klinisch relevante artikelen zijn omgezet in
interactieve flowcharts. Een deel geeft prognoses weer aan de hand van variabelen en
een ander deel ondersteunt bepaalde
beleidsbeslissingen, bijvoorbeeld wanneer
een scan wordt aangeraden. Er zijn items
beschikbaar op het gebied van trauma,
oncologie en vasculaire aandoeningen. De
literatuurreferenties en eventuele achtergronden zijn beschikbaar door rechtsboven
op de omcirkelde ‘i’ te drukken. Opvallend is
dat sommige classificatiesystemen die in de
sectie ‘Scores’ worden genoemd, uitgewerkt
zijn in de sectie ‘Decision support’ zoals de
ABCD2 of CHA2DS2-Vacs-score. Ook dit
deel wordt regelmatig uitgebreid. De website www.dign.eu laat mooi de ontwikkeling
van de app zien. NeuroMind wordt ook nog
eens officieel ondersteund door de European Associations of Neurosurgical Socie-
ties. Al met al een app die ook bij neurologen op hun ‘device’ thuishoort.
Neuro Localizer
Tot slot nog een app die aanbevolen kan
worden bij medisch studenten of coassistenten: Neuro Localizer. Het startscherm laat
een ‘gingerbread’ mannetje zien waarna tot
vijf symptomen kunnen worden ingevoerd.
Bij het eerste symptoom wordt de baan
getoond die afwijkend kan zijn en bij ieder
bijkomend symptoom de daarbij behorende
baan met onderin het scherm de anatomische locatie die afwijkend kan zijn. Op deze
wijze kan men het lokaliseren oefenen. Voor
neurologen zal deze app niet meer dan een
leuke gimmick zijn. Ñ
22
de neuroloog
februari 2014
promoties
VU medisch centrum www.vumc.nl
Erasmus MC www.erasmusmc.nl
11 december 2013
8 januari 2014
The end-of-life phase of high-grade glioma
patients. Towards a dignified death
E.M. Sizoo
Promotoren: prof. dr. M.J.B. Taphoorn en prof. dr.
L.H.J. Deliens
Functional Immunogenetics of Multiple Sclerosis
K. L. Kreft
Promotor: prof. dr. H.A.P. Pols
UMC St Radboud www.umcn.nl
13 januari 2014
20 december 2013
Hereditary Spastic Paraplegias in the Netherlands. Clinical aspects and mutational spectrum
S. T. de Bot
Promotoren: prof. dr. H.P.H. Kremer en prof. dr.
M.A.A.P. Willemsen
UMC Groningen www.rug.nl
New avenues in PET imaging of multiple sclerosis
D. de Paula Faria
Promotoren: prof. dr. R.A. Dierckx en prof. dr. C.A.
Buchpiguel
UMC Utrecht www.umcu.nl
7 januari 2014
19 december 2013
Unravelling primary focal dystonia. A treatment
update and new pathophysiological insights
C. Delnooz
Promotor: prof. dr. B.R. Bloem
Glucuronidation of antiepileptic drugs in women
with epilepsy: on the role of age, steroid hormones and oral contraceptives
I. Wegner
Promotoren: prof. dr. D. Lindhout en prof. dr. J.W.
Sander
10 januari 2014
The many faces of Parkinson’s disease: towards a
multifaceted approach?
M.A. van der Marck
Promotor: prof. dr. B.R. Bloem
colofon
De Neuroloog is een onafhankelijk tweemaandelijks tijdschrift, waarin opgenomen
nieuws en medede lingen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie. De
Neuroloog verschijnt 6 maal per jaar in een
oplage van 1.500 exemplaren.
REDACTIE
BPM Medica
Wijnand van Dijk, eindredactie
Postbus 2644, 1000 CP Amsterdam
e-mail: [email protected]
REDACTIERAAD
Dr. Selma C. Tromp, hoofdredacteur
St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein
Dr. Marcel P. J. Garssen, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch
Dr. Daniëlle de Jong, Kempenhaeghe locatie
Hans Berger Kliniek, Oosterhout
Dr. Evert C.A. Kaal, Maasstad Ziekenhuis,
Rotterdam
Jolein Overdijk, Medisch Centrum Haaglanden
27 januari 2014
Population-based studies on risk of fracture in
patients with neurological disorders
S. Pouwels
Promotor: prof. dr. H.G.M. Leufkens
UITGEVER
BPM Medica
Wijnand van Dijk
VERENIGINGSSECRETARIAAT
Bureau Nederlandse Vereniging voor
Neurologie
Mercatorlaan 1200
Postbus 20050, 3502 LB Utrecht
Het bureau is telefonisch bereikbaar van
maandag tot en
met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
tel.: (030) 282 33 43
e-mail: [email protected]
website: www.neurologie.nl
MEDEWERKERS AAN DIT NUMMER
Jan Hein van Dierendonck, Marieke Dekker,
Michel van Dijk, Doris Fennis, Peter Koehler,
Ger Post en Naomi Querido
‘Het toenemende digitale
werken vermindert de
creativiteit en kan leiden
tot een vorm van
“repetitive strain injury”
van het brein.’
Stelling bij het proefschrift van I. Wegner
Universiteit Twente www.uttwente.nl
10 januari 2014
EEG monitoring in postanoxic coma
M. Cloostermans
Promotor: prof dr. Ir. M.J.A.M. van Putten
31 januari 2014
Computer assisted interpretation of the human
EEG
S. Lodder
Promotor: prof dr. Ir. M.J.A.M. van Putten
AMC Amsterdam www.amc.nl
31 januari 2014
Through the looking glass: Risk factors, radiological hallmarks and cognitive function in cerebral
small vessel disease
R. Kloppenborg
Promotoren: prof. dr. M. Vermeulen en prof. dr. Y.
van der Graaf
ONTWERP EN ART DIRECTION
Def, Amsterdam
OPMAAK
Novente vormgevers, Lunteren
OMSLAGFOTOGRAFIE
Jeroen Dietz
DRUKWERK
Veldhuis Media, Raalte
ABONNEMENTEN
NVN-leden krijgen het tijdschrift De Neuroloog kosteloos toegestuurd. Andere geïnteresseerde professionals kunnen zich via de
uitgever abonneren à € 65,– per jaar.
ADRESWIJZIGING
NVN-leden kunnen een adreswijziging sturen naar het NVN-bureau in Utrecht.
ADVERTENTIES
Cross Advertising,
Nieuwe Haven 133, 3116 AC Schiedam
tel.: (010) 742 10 23
e-mail: [email protected]
website: www.crossmedianederland.com
© 2014 BPM Medica
ISSN: 1380-3476
De uitspraken van auteurs en geïnterviewden in artikelen
in deze uitgave weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het
standpunt van de redactie en de uitgever. Ook zijn uitgever en redactie niet verantwoordelijk voor de inhoud van
andere uitingen, zoals cartoons, columns en advertenties.
De redactie heeft geprobeerd alle rechthebbenden op teksten en beeld te achterhalen. In gevallen dat dit niet is gelukt, vragen wij u contact op te nemen met de eindredacteur, via [email protected].
Samenstelling 250 microgram (8,0 miljoen IE) recombinant interferon bèta-1b per ml na
reconstitutie. Indicaties Patiënten met een eenmalig demyeliniserend voorval met een
actief ontstekingsproces dat ernstig genoeg is om behandeling met intraveneuze
corticosteroïden te verantwoorden, als alternatieve diagnoses zijn uitgesloten en als is
vastgesteld dat deze patiënten een hoog risico hebben om klinisch definitieve multipele
sclerose te ontwikkelen. Patiënten met relapsing-remitting multipele sclerose en twee of
meer recidieven gedurende de laatste twee jaar. Patiënten met secundair progressieve
multipele sclerose bij wie de ziekte aantoonbaar actief is, dat wil zeggen recidiveert.
Dosering en wijze van toediening De aanbevolen dosis bedraagt 250 microgram (8,0
miljoen IE), die in 1 ml van de gereconstitueerde oplossing zit en die om de dag subcutaan
moet worden ingespoten (voor uitgebreide informatie hierover zie de SPC). Contraindicaties Start van de behandeling met Betaferon® tijdens zwangerschap. Anamnese
van overgevoeligheid voor een natuurlijk of recombinant interferon bèta of humaan
albumine of voor een van de hulpstoffen. Patiënten met een ernstige depressie en/of
zelfmoordgedachten. Gedecompenseerde leverziekten. Speciale waarschuwingen en
voorzorgen bij gebruik Voorzichtigheid bij vroegere of actuele depressieve stoornissen
en/of zelfmoordgedachten, epilepsie, anemie, trombocytopenie, leukopenie, verhoging
serumtransaminases en reeds bestaande hartaandoeningen. Aseptische injectietechniek
met afwisselende injectieplaatsen om injectieplaatsreacties te verlagen. Dosistitratie in
het begin van de behandeling. Voor volledige en uitgebreide informatie zie de SPC
Bijwerkingen Meest frequent waargenomen zijn een griepachtig symptoomcomplex en
reacties op de injectieplaats; deze nemen in het algemeen af bij verdere behandeling.
Handelsvorm Verpakking met 15 enkelstuksverpakkingen, 3x15 enkelstuksverpakkingen
en voor dosistitratie met 4 driestuksverpakkingen (voor uitgebreide informatie hierover
zie de SPC). Elk stuk bevat 1 flacon met poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel
(met natriumchloride-oplossing [0,54 % g/v]), 1 flaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes. Registratienummer EU/1/95/003/005, EU/1/95/003/007 en EU/1/95/003/008. Naam
en adres van de registratiehouder Bayer Pharma AG, Berlijn, vertegenwoordigd door
Bayer B.V., Postbus 80, 3640 AB Mijdrecht, tel: (0297) 28 06 66. Datum van goedkeuring/
herziening van de SPC 25 mei 2012. Afleveringsstatus UR. Verstrekkingsstatus Betaferon®
wordt bij de geregistreerde indicaties binnen de geldende criteria volledig vergoed.
Stand van informatie februari 2013. Uitgebreide informatie (SPC) is op aanvraag
verkrijgbaar.
www.bayer.nl
13.10.XX_Bayer_BETAFERON_SPC_DeNeuroloog_93x138,5.indd 1
L.NL.SM.11.2013.0534
Referenties 1. Data on file. Bayer HealthCare Pharmaceuticals 2. IFNB Multiple Sclerosis
Study Group. Interferon beta-1b is effective in relapsing-remitting multiple sclerosis.
Neurology 1993;43: 655-61 3. Goodin DS, et al. Survival in MS: A randomized cohort
study 21 years after the start of the pivotal trial; Neurology 2012;78:1315-1322 4. SPC
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing injectie, 25 mei
2012 5. Reder AT, et al. Investigators of the 16-Year Long-Term Follow-Up Study. Crosssectional study assessing long-term safety of interferon-beta-1b for relapsing-remitting
MS, Neurology 2010;74:1877-1885 6. Kappos L, et al. Treatment with interferon beta-1b
delays conversion to clinically definite and McDonald MS in patients with clinically
isolated syndromes. Neurology 2006; 67: 1242-49 7. Kappos L, et al. Effect of early versus
delayed interferon beta-1b treatment on disability after a first clinical event suggestive
of multiple sclerosis: a 3-year follow-up analysis of the BENEFIT study. Lancet 2007; 370:
389–97 8. Kappos L, et al. Long-term effect of early treatment with interferon beta-1b
after a first clinical event suggestive of multiple sclerosis: 5-year active treatment
extension of the phase 3 BENEFIT trial. Lancet Neurol 2009; 8: 987–97 9. Edan G, et
al. Long-term effect of early treatment with interferon-beta-1b after a first clinical
event suggestive of multiple sclerosis: 8-year observational extension of the phase 3
BENEFIT trial. Mult Scler 2011; 17: S415 (P925) 10. Edan G, et al. Long term impact of
early initiation of interferon beta-1b after a first clinical event suggestive of multiple
sclerosis: Additional relapse rate, EDSS, and MSSS analyses after 8 years. Neurology
2013; 80 (1_MeetingAbstracts): P07.117
15-11-13 14:40
Referenties
1. AVONEX SMPC Juli 2012 2. Bermel RA et. al. Multiple Sclerosis 2010;16(5):588-596 3. Devonshire V et.al. European Journal of Neurology 2011;18:69-77
4. Kinkel RP et.al Arch Neurol. 2012;69(2):183-190
AVONEX PRODUCTINFORMATIE
Samenstelling: Voorgevulde injectiespuit en voorgevulde pen van 0,5 ml oplossing voor injectie bevat 30 microgram (6 miljoen IE) interferon bèta-1a.
Samenstelling BIO-SET: Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie bevat 30 microgram (6 miljoen IE) interferon bèta-1a per injectieflacon. Na reconstitutie met het oplosmiddel bevat de injectieflacon 1 ml oplossing. Indicaties: patiënten waarbij de diagnose relapsing multiple sclerose (MS) is gesteld. Tijdens klinisch onderzoek werd dit gekenmerkt door 2 of meer acute exacerbaties in de voorafgaande 3 jaren zonder aanwijzingen voor continue progressie tussen de exacerbaties in; AVONEX vertraagt de progressie van invaliditeit en verlaagt de frequentie van exacerbaties. AVONEX is ook geïndiceerd voor de behandeling van patiënten
die een enkele episode van demyelinisatie met een actief ontstekingsproces hebben doorgemaakt als deze exacerbatie ernstig genoeg is om behandeling met intraveneuze corticosteroïden te rechtvaardigen, als alternatieve diagnoses zijn uitgesloten en als het is vastgesteld dat deze patiënten een verhoogd risico lopen op de
ontwikkeling van klinisch definitieve MS. Behandeling met AVONEX® dient te worden gestaakt bij patiënten bij wie een progressieve vorm van MS ontstaat. Dosering
en wijze van toediening voorgevulde injectiespuit en voorgevulde pen: 30 microgram (in een oplossing van 0,5 ml), welke wekelijks éénmalig intramusculair
(IM) geïnjecteerd wordt. Dosering en wijze van toediening injectiepoeder (BIO-SET): 30 microgram (in een oplossing van 1 ml), welke wekelijks éénmalig
intramusculair (IM) geïnjecteerd wordt. De aanvang van de behandeling dient te geschieden onder toezicht van een arts met ervaring in de behandeling van de
ziekte. Voorafgaand aan en 24 uur na elke injectie wordt toediening van een antipyretisch analgeticum geadviseerd teneinde de griepachtige symptomen, gerelateerd
aan toediening van AVONEX, te verminderen. De veiligheid en werkzaamheid van AVONEX bij adolescenten in de leeftijd van 12 tot 16 jaar en bij kinderen onder de
12 jaar zijn nog niet vastgesteld. Contra-indicaties: initiatie van de behandeling tijdens de zwangerschap, patiënten met een voorgeschiedenis van overgevoeligheid
voor een natuurlijk of recombinant interferon-β, voor menselijk serumalbumine (alleen aanwezig in BIO-SET) of voor één van de hulpstoffen. Patiënten met een
actuele ernstige depressie en/of suïcidale gedachten. Waarschuwingen en voorzorgen: De meest voorkomende bijwerkingen die verband houden met interferon
bèta zijn symptomen van het griepachtig syndroom. Deze treden gewoonlijk vooral op bij de aanvang van de behandeling en nemen bij voortzetting van de behandeling in frequentie en ernst af. Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van AVONEX aan patiënten met eerdere of actuele depressieve stoornis, met name bij die
stoornissen met voorboden van suïcidale gedachten. Het is bekend dat dat depressie en suïcidale gedachten in toenemende frequentie optreden bij patiënten met
multiple sclerose en in samenhang met gebruik van interferon. Aan patiënten die met AVONEX worden behandeld, moet worden geadviseerd symptomen van depressie en/of suïcidale gedachten onmiddellijk aan de voorschrijvend arts te melden. Patiënten die symptomen van depressie vertonen, moeten tijdens behandeling met
AVONEX goed worden geobserveerd en waar nodig worden behandeld. Staken van de behandeling met AVONEX moet worden overwogen. Voorzichtigheid is geboden
bij het toedienen van AVONEX aan patiënten met een voorgeschiedenis van convulsies, bij patiënten die met anti-epileptica worden behandeld, met name indien de
epilepsie niet afdoende kan worden gereguleerd met anti-epileptica. Voorzichtigheid is geboden en nauwgezette observatie moet worden overwogen bij het toedienen
van AVONEX aan patiënten met ernstige nier- en leverinsufficiëntie en aan patiënten met ernstige myelosuppressie. Bij het gebruik van interferon bèta is postmarketing leverbeschadiging gemeld, waaronder verhoogde leverenzymconcentraties in serum, hepatitis, auto-immune hepatitis en leverinsufficiëntie. In sommige
gevallen traden deze reacties op bij gebruik van andere geneesmiddelen die in verband worden gebracht met leverbeschadiging. Niet vastgesteld is wat het eventuele bijkomende effect is van meerdere geneesmiddelen of andere hepatotoxische middelen (zoals alcohol). Patiënten moeten worden gecontroleerd op aanwijzingen
voor leverbeschadiging en voorzichtigheid moet worden betracht wanneer interferonen gelijktijdig worden gebruikt met andere geneesmiddelen die in verband worden
gebracht met leverbeschadiging. Het is aan te bevelen om gedurende de behandeling met AVONEX een bepaling van het aantal en het type leukocyten, het aantal
thrombocyten en bloedchemie, waaronder leverfunctietesten, uit te voeren. Gegevens verkregen met patiënten die tot twee jaar zijn behandeld met AVONEX duiden
erop dat ongeveer 5% tot 8% van de patiënten neutraliserende antilichamen ontwikkelt. De afsluitdop van de voorgevulde injectiespuit bevat droog natuurlijk rubber
dat allergische reacties kan veroorzaken. Interacties: Er zijn geen formele studies bij de mens uitgevoerd naar interactie van AVONEX met andere geneesmiddelen.
De klinische studies duiden erop dat MS-patiënten tijdens exacerbaties gelijktijdig met AVONEX en corticosteroïden of ACTH kunnen worden behandeld. Voorzichtigheid is geboden indien AVONEX wordt toegediend in combinatie met geneesmiddelen die een smalle therapeutische breedte hebben en die voor klaring grotendeels
afhankelijk zijn van het cytochroom P450 systeem in de lever, bijv. anti-epileptica en sommige klassen antidepressiva. Zwangerschap en lactatie: zie contraindicaties. Vruchtbare vrouwen moeten effectieve contraceptie gebruiken. Als patiënte tijdens het gebruik van AVONEX zwanger wordt of van plan is zwanger te
worden, dient zij te worden geïnformeerd over de mogelijke gevaren en moet het staken van de behandeling worden overwogen. Het is niet bekend of AVONEX in de
moedermelk wordt uitgescheiden. Vanwege de kans op ernstige bijwerkingen bij zogende baby’s moet worden besloten hetzij de borstvoeding, hetzij de behandeling
met AVONEX te staken. Bijwerkingen: De hoogste incidentie van bijwerkingen die samenhangen met de behandeling met AVONEX zijn gerelateerd aan griepachtige symptomen. De meest gerapporteerde griepachtige symptomen zijn spierpijn, koorts, koude rillingen, zweten, asthenie, hoofdpijn en misselijkheid. Deze griepachtige symptomen komen vooral bij aanvang van de behandeling voor maar nemen bij voortzetting van de behandeling zowel in frequentie als ernst af. Zeer vaak
voorkomende bijwerkingen zijn: Zenuwstelselaandoeningen: hoofdpijn; Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: griepachtige symptomen, pyrexie,
koude rillingen, transpireren. Vaak voorkomende bijwerkingen zijn: Voedings- en stofwisselingsstoornissen: anorexie; Psychische stoornissen: insomnia, depressie;
Zenuwstelselaandoeningen: hypo-esthesie, spasticiteit; Bloedvataandoeningen: blozen; Ademhalingsstelsel-, borstkas-, en mediastinumaandoeningen: rhinorrhoea;
Maagdarmstelselaandoeningen: braken, diarree, misselijkheid; Huid- en onderhuidaandoeningen: uitslag, verhoogde transpiratie, contusie; Bot-, skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen: spierkramp, nekpijn, myalgie, artralgie, pijn in de extremiteiten, rugpijn, spierstijfheid, skeletspierstijfheid; Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen: pijn op de injectieplaats, erytheem of bloeduitstorting op de injectieplaats, asthenie, pijn, vermoeidheid, malaise, nachtelijk transpireren;
Onderzoeken: In bloed: verlaagd aantal lymfocyten, witte bloedcellen of neutrofielen, verlaagde hematocrietwaarde, verhoogde kaliumwaarde, verhoogde ureumstikstofwaarde. Zie de geregistereerde productinformatie voor een compleet overzicht. Preklinische veiligheid: In studies bij resusapen naar de effecten van interferon
bèta-1a op vruchtbaarheid en ontwikkeling werden bij zeer hoge doseringen anovulatoire en abortieve effecten waargenomen. Er zijn geen teratogene effecten of
effecten op foetale ontwikkeling waargenomen maar de beschikbare informatie over de effecten van interferon bèta-1a in de peri- en post-natale periode is beperkt.
Afleverstatus: UR. Verstrekkingsstatus: Volledig vergoed binnen de geldende criteria. Verpakking injectiepoeder (BIO-SET): 1 doos bevat vier doses. Elke
dosis bevat een glazen injectieflacon met BIO-SET applicatie van 3 ml met daarin 30 μg interferon bèta-1a, een voorgevulde glazen injectiespuit van 1 ml met oplosmiddel en 1 naald. Bewaren beneden 25°C. NIET IN DE VRIEZER BEWAREN. Nummer in het communautaire geneesmiddelenregister: EU/1/97/033/002. Verpakking
voorgevulde injectiespuit: AVONEX 30 microgram/ 0.5ml oplossing voor injectie1 doos bevat 4 of 12 voorgevulde injectiespuiten van 0,5 ml. Iedere injectiespuit is
verpakt in een verzegeld plastic bakje dat 1 injectienaald bevat en 1 ml voorgevulde injectiespuit van glas die 0,5 ml oplossing bevat. Bewaren bij 2-8 °C in de
koelkast. NIET IN DE VRIEZER BEWAREN. Nummer in het communautaire geneesmiddelenregister: EU/1/97/033/003 en EU/1/97/033/004 Verpakking voorgevulde pen: AVONEX 30 microgram/ 0.5ml oplossing voor injectie in voorgevulde pen. Iedere AVONEX PEN voor eenmalig gebruik is verpakt in een individuele
doos, met injectienaald en pendop. Bewaren bij 2-8 °C in de koelkast. NIET IN DE VRIEZER BEWAREN. Nummer in het communautaire geneesmiddelenregister:
EU/1/97/033/005 en EU/97/033/006 Houder van de vergunning voor het in de handel brengen: BIOGEN IDEC LIMITED, 5 Roxborough Way, Maidenhead
Berkshire SL6 3UD, Verenigd Koninkrijk. Datum van herziening van de tekst: Juli 2012. Raadpleeg de SPC voor nadere informatie. BIOGEN IDEC International
B.V. • Postbus 42 • 1170 AA Badhoevedorp • Tel.: 020-5422000 • www.biogenidec.nl en www.avonex.nl
AVO-NED-0017
Verkorte productinformatie Betaferon®
Het gaat om meer
dan gebruiksgemak…
De MS-therapie met zeer lange effectiviteitsen veiligheidsdata in de dagelijkse praktijk1-10
•
•
•
•
•
25 jaar aan klinische data1-10
> 1,3 miljoen patiëntenjaren wereldwijd1
Uitstel van EDSS-progressie* (3 jaars-data BENEFIT-studie)7
Uitstel van CDMS* (2, 3, 5 en 8 jaars-data BENEFIT-studie)6-10
Relatieve risicoreductie op overlijden**3
* Aangetoond bij CIS-patiënten in de BENEFIT-studie
** Initiële behandeling Betaferon vs initiële behandeling placebo bij RRMS. 21 jaars follow-up data.
Zie voor referenties en productinformatie elders in dit blad.
L.NL.SM.11.2013.0534
bij de behandeling van MS…